2.OMGEVINGSANALYSE
Een grondige omgevingsanalyse levert de basisinzichten in het watersysteem om het hemelwateren droogteplan (HWDP) verder uit te werken. De omgevingsanalyse omvat zes onderwerpen: de stad Ieper en haar deelgemeenten, reliëf, bodem, water, ruimtegebruik en bespreking van de problematiek gekoppeld aan de klimatologische voorspellingen. De omgevingsanalyse geeft input aan de visie die in hoofdstuk 4 wordt uitgewerkt.
2.1. DESTADIEPERENHAARDEELGEMEENTEN
De stad Ieper is gelegen in het zuidwesten van de provincie West-Vlaanderen, en behoort tot de regio Westhoek. De stad telt ruim 35.000 inwoners (2023) en heeft een oppervlakte van 13.144 ha (provincies.incijfers.be, 2023a).
De stad omvat elf deelgemeenten: Ieper, Zillebeke, Hollebeke, Voormezele, Dikkebus, Vlamertinge, Brielen, Elverdinge, Zuidschote, Boezinge en Sint-Jan. Naast de kernen bevinden zich nog verschillende gehuchten verspreid over de stad. In Boezinge ligt het gehucht Pilkem, in Vlamertinge ligt Brandhoek, in Zuidschote ligt Lizerne, in Voormezele vinden we het gehucht SintElooi en ten oosten van het stadscentrum liggen ook een aantal gehuchten waaronder Wieltje, Potyze en Verlorenhoek.
Ieper ligt in zandlemig Vlaanderen. De bodem bestaat voornamelijk uit matig vochtige zandleembodems. De stad is gelegen op het zogenaamde West-Vlaamse ‘centrale plateau’, en wordt gekenmerkt door een zachtgolvend reliëf. De laagst gelegen bodems zijn terug te vinden in het vlakke noorden, terwijl het hoogste punt van de stad een 60-tal meter hoger gelegen is in het licht heuvelachtige zuiden.
Ieper ligt in twee bekkens: het grootste deel van de stad valt in het Ijzerbekken en de zone ten zuidoosten van de heuvelrij behoort tot het Leiebekken. De waterlopenstelsels zijn sterk vertakt en vinden hun oorsprong in bronnen op de flanken van de heuvelrug. De belangrijkste waterloop is de Ieperlee, die in noordelijke richting stroomt en uitmondt in het kanaal Ieper-IJzer De Ieperlee wordt gevoed door waterlopen als de Klijtgatbeek -en de Bollaertbeek. Ten westen van de stad loopt de Grote Kemmelbeek doorheen Vlamertinge, Elverdinge en Zuidschote naar de IJzer.
Doorheen de stad zijn bovendien twee kanalen uitgegraven , Het Kanaal van Ieper naar Komen dat nooit kon worden uitgevoerd en dus onbevaarbaar is en het bevaarbare Kanaal Ieper-Ijzer. Ieper beschikt verder over een aantal belangrijke wateroppervlaktes, zoals de Dikkebusvijver, Zillebekevijver, de Bellewaerdevijver, de Verdronken Weide en de vestinggrachten
Kaart 1: Overzichtskaart
In het zuidoosten en noordwesten van de stad liggen nog enkele bosfragmenten, zoals de Gasthuisbossen (ong. 230 ha), de Galgenbossen, de Vierlingen en het provinciaal domein
| Omgevingsanalyse
Palingbeek (ong 250 ha), en kasteeldomeinen als overblijfselen van de grote uitgestrekte bossen die vroeger in deze gebieden voorkwamen. Ook de beekvalleien en verschillende oppervlaktewateren zijn ecologisch belangrijke elementen in het stadslandschap. In het stadscentrum liggen de Ieperse vestingen als overblijfselen van de vroegere vestingstructuur rondom de stad.
Kaart 2: De stad Ieper en haar deelgemeenten
Ieper is gelegen in een uitgesproken landbouwstreek, waar 70% van de oppervlakte gebruikt wordt voor landbouwtoepassingen. Doordat een groot deel van de bodem uit zandleem bestaat, zijn de bodems overwegend vruchtbaar en geschikt voor een groot aantal teelten. Het merendeel van de (industriële) bedrijven concentreert zich rondom het stadscentrum.
2.2. RELIËF
Nagenoeg het volledige grondgebied van de stad Ieper maakt deel uit van het West-Vlaamse ‘centrale plateau’. Dit strekt zich in West-Vlaanderen uit van het noordoosten naar het zuidwesten, met een hoogte van 20 tot 50 m TAW. In het zuidwesten gaat het plateau over in het West-Vlaamse heuvelland. Dit plateau bezorgt Ieper zijn karakteristieke zachtgolvende reliëf. Ieper kan in drie zones worden onderverdeeld (Antea & Stad Ieper, 2017b):
• In het noorden is het reliëf vlak, en bevindt zich het laagste punt van de stad, gelegen rond 6-7 m TAW. Het is de zuidelijke uitloper van de IJzervlakte.
• De zuidelijke deelgemeenten (Hollebeke, Zillebeke en Voormezele) liggen op een uitloper van de West-Vlaamse heuvelrij die loopt van Zwarte berg tot Wijtschateheuvel en sluiten aan op de Midden-West-Vlaamse Heuvelrug of Rug van Westrozebeke. Het zuiden kent een zacht golvend, licht heuvelachtig reliëf, gelegen tussen 40 en 60 m TAW. Het hoogste punt van de stad ligt op een hoogte van 62,5 m TAW in Zillebeke. Deze kamlijn vormt de scheiding voor de afwatering van het landschap: ten noorden en westen van deze heuvelrij stroomt het water richting de Ijzer, ten zuiden en oosten ervan richting de Leie (Scheldebekken). De zuidwest-noordoost georiënteerde heuvelrug wordt slechts op één plaats doorbroken, namelijk ter hoogte van het kanaal Ieper-Komen.
• De overgangszone tussen het vlakkere noorden en reliëfrijkere zuiden van de stad (rond Ieper, Vlamertinge en Sint-Jan) heeft een hoogte tussen de 20 en 40 m TAW en kan als licht golvend worden omschreven.
Kaart 3: Digitaal hoogtemodel
2.3. BODEM
Afhankelijk van de bodemeigenschappen, zal er meer of minder hemelwater infiltreren of afstromen. Om een beter inzicht te krijgen op het infiltratiepotentieel, is het belangrijk om de aanwezige bodemtypes te kennen. We houden hierbij rekening met mogelijke risico’s van erosie, vooral van toepassing in hellende gebieden. Het potentiële risico op bodemerosie wordt hieronder verder besproken.
2.3.1. BODEMTYPES
De bodemgesteldheid is van groot belang voor de infiltratiecapaciteit. Er zijn drie factoren die hier een grote rol in spelen: de bodemtextuur, de bodemdrainage en de hoogte van de grondwaterstand. De eerste twee worden hieronder besproken, de grondwaterstand komt aan bod onder het hoofdstuk ‘Water’ (zie 0).
De bodemtextuur en -drainage, die in de stad Ieper voorkomt, is gevisualiseerd op Kaart 4. Ieper behoort tot de zandleemstreek, aangezien het grootste deel van de bodems uit zandleem bestaat. De aangevoerde zandlemige deklaag varieert in dikte onder invloed van de verschillende erosieprocessen, daaronder bevinden zich tertiaire zand- en kleilagen (Antea & Stad Ieper, 2017b):
• In de valleien: een tiental meters dik
• Op de hellingen: hoogstens een meter dik
De zandleembodems worden afgewisseld met lichte zandleembodems, die verspreid over de stad voorkomen, maar zich voornamelijk concentreren in het noordwesten, in het oosten ten zuiden van de Bellewaerdebeek en rondom de Kemmelbeek en de Vuilebeek. Kleigronden vinden we terug rondom de waterlopen en in het zuiden versnipperd tussenin de zandleembodems. De zones aangeduid in het wit zijn de zogenaamde antropogene gronden, waar geen info over het bodemtype beschikbaar is.
Het merendeel van de bodems valt onder de matig vochtige drainageklasse. De drainageklasse geeft aan wat de vochttoestand van de bodem is, en varieert van ‘droog’ tot ‘nat’. De matig vochtige bodems worden afgewisseld met kleinere droge zones en zones met een natte drainageklasse. De natte bodems liggen voornamelijk in de buurt van de waterlopen. In het noordwesten zijn de bodems overwegend droog.
Kaart 4: Bodemkaart
2.3.2.
EROSIE
Zoals in paragraaf 2.2 beschreven werd, zijn er wel wat hellende gebieden in de stad Ieper. Veel reliëf en grote hellingen versterken de kans op erosie. Bodemerosie treedt vooral op in heuvelachtige gebieden met een zandlemige tot lemige bodem, waar intensief aan landbouw wordt gedaan. Bodemerosie zorgt voor de aanvoer van sediment (vruchtbare grond) naar de grachten, waterlopen en/of riolering. Hierdoor daalt de afvoercapaciteit en stijgen de onderhoudskosten. Bovendien vermindert de waterkwaliteit van de waterlopen door de aanvoer van nutriënten en polluenten. Verwacht wordt dat de erosieproblematiek in heel Vlaanderen als gevolg van de klimaatverandering in omvang zal verdubbelen tegen 2050 (Departement Omgeving, 2022)
Er is ook een duidelijke impact door erosie en de hieraan gekoppelde problematiek afkomstig van sterker erosiegevoelige percelen gelegen in de buurgemeente Heuvelland. Het project Waterlandschap ‘Robuuste waterlopen Westhoek’ (zie ook 2.4.1 en 2.7) tracht hier oplossingen te bieden.
De potentiële bodemerosie per landbouwperceel wordt in Kaart 5 weergegeven. De totale potentiële erosie hangt af van het bodemtype, de hellingslengte en de hellingsgraad. Er wordt geen rekening gehouden met het huidig gewas. Op de erosiegevoeligheidskaart wordt het grootste deel van de stad Ieper ingekleurd als weinig erosiegevoelig. Op de flanken van de uitloper van de West-Vlaamse heuvelrij in Zillebeke, Voormezele en Hollebeke hebben de bodems een hogere gevoeligheid aan erosie. De stad Ieper heeft in samenwerking met de provincie West-Vlaanderen in 2006 een erosiebestrijdingsplan opgesteld om gericht maatregelen te kunnen nemen. De voorgestelde maatregelen zijn gevisualiseerd op Kaart 6
Kaart 5: Potentiële erosie
Kaart 6: Erosiemaatregelen
2.4. WATER
In dit hoofdstuk worden het waterlopenstelsel, het rioleringsstelsel en de toestand van het grondwater besproken.
2.4.1. STELSEL VAN WATERLOPEN
Ieper ligt in twee bekkens. De West-Vlaamse heuvelrij, die loopt van Zwarte berg tot Wijtschateheuvel, vormt de waterscheidingsgrens tussen het IJzerbekken en het Leiebekken. Het grootste deel van de stad watert af naar het IJzerbekken, enkel de zone ten zuidoosten van de heuvelrij behoort tot het Leiebekken.
De waterlopenstelsels zijn sterk vertakt en vinden hun oorsprong in bronnen op de flanken van de heuvelrug. De waterlopen vertonen hoofdzakelijk een zuid-noord verloop, loodrecht op de hoogtelijnen. Elke waterloop heeft een eigen afstroomgebied voor oppervlakkig afstromend hemelwater (Kaart 7). Het afstroomgebied geeft een indicatie van de grootte van de bijhorende waterloop. De afstroomgebieden zijn automatisch gegenereerd op basis van het reliëf (digitaal hoogtemodel).
Ijzerbekken
Doorheen de stad zijn twee kanalen uitgegraven. Van zuid naar noord loopt het Kanaal van Ieper naar Komen. Ten noorden van het centrum van Ieper start het Kanaal Ieper-Ijzer. Beide worden beheerd door De Vlaamse Waterweg.
De belangrijkste waterlopen van het IJzerbekken in Ieper zijn de Kemmelbeek, de Bollaertbeek en de Ieperlee. Deze waterlopen vallen deels onder het beheer van de provincie West-Vlaanderen (tweede categorie) en deels onder het beheer van de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (eerste categorie):
• De bovenloop van de Kemmelbeek wordt ook wel Grote Kemmelbeek genoemd. De Kemmelbeek ontspringt in Frankrijk vlak bij de Zwarteberg en heet tot Reningelst nog de Franse Beek. Verder loopt deze waterloop door Vlamertinge en Elverdinge (hier wordt het een waterloop van eerste categorie) en Zuidschote , en mondt uit in de IJzer te Reninge.
Van de waterlopen die toekomen op de Kemmelbeek ontspringen enkel de Wanebeek en Vuilebeek op Iepers grondgebied.
• Van de waterlopen die uitmonden in het kanaal Ieper-IJzer en de Ieperlee ontspringen de Bellewaerdebeek, Zwaanhofbeek en Klijtgatbeek op Iepers grondgebied. Het kanaal IeperIJzer accentueert het noord-zuid patroon en geldt als een belangrijke barrière in het landschap. Voornamelijk de bebouwingsstructuur ter hoogte van Ieper en Boezinge heeft zich naar deze gekanaliseerde waterloop gericht ((Antea & Stad Ieper, 2017a)).
Andere belangrijke waterlopen in het Ijzerbekken zijn de Dikkebusbeek, de Vuilebeek en de Bollaertbeek. Deze zijn waterlopen van tweede categorie, en vallen onder het beheer van de provincie West-Vlaanderen:
• De Dikkebusbeek: deze is het vervolg van de Kleine Kemmelbeek die in Ieper-centrum via een sluizencomplex ter hoogte van de Tulpenlaan ofwel in het verwezen kanaal IeperKomen ofwel via de vestinggrachten naar de Verdronken Weide stroomt. Het water van de Verdronken Weide stroomt gravitair naar het verwezen kanaal via de IJzerwegbeek (en Hommelhofstraat). Er is een noodafloop naar de Ieperlee voorzien.
• De Vuilebeek: deze waterloop ontspringt in Dikkebus nabij Dikkebusvijver en stroomt richting Vlamertinge. Ze mondt hier uit in de Grote Kemmelbeek.
• De Bollaertbeek: Deze waterloop ontspringt op grondgebied Heuvelland tussen Kemmel en Wijtschate. Het is de hoofdbeek die water vanuit het zuidelijk deel van de stad afvoert. Sinds 1995 voedt de Bollaertbeek het spaarbekken van de Verdronken Weide (drinkwaterproductie). Binnen het systeem van de Verdronken Weide is een bypass voorzien om het water indien nodig rechtstreeks om te leiden naar de IJzerwegbeek.
De waterkwaliteit van de Bollaertbeek en de Kleine Kemmelbeek kunnen verbeterd worden. De voorbije jaren zette het Europese WaterProtect project in op het verminderen van gewasbeschermingsmiddelen in de Bollaertbeek en een Leader project was er op gericht om erosie langs de Kleine Kemmelbeek te beperken. Beide projecten worden vanaf 2020 verder gezet in het project Waterlandschap - “Robuuste waterlopen Westhoek” (zie situeringskaart Figuur 1). De doelstellingen, minder residu van gewasbeschermingsmiddelen en minder sediment naar de waterlopen, werden uitgebreid naar beide beken. Het oppervlaktewater uit dit afstroomgebied wordt immers gebruikt voor drinkwaterproductie. Het ruw water wordt gewonnen uit Dikkebusvijver en Zillebekevijver. Omwille van overschrijding van de normen voor pesticiden in het oppervlaktewater (deze normen zijn een stuk strenger dan de milieukwaliteitsnormen) kan gedurende een periode van enkele maanden geen water ingenomen worden. Een uitdaging voor Dikkebusvijver en Zillebekevijver vormen cyanobacteriën (of blauwalgen) in warme, droge perioden. Veel van deze bacteriën scheiden giftige stoffen af en dit kan een risico vormen voor waterrecreanten, in het bijzonder zwemmers De toxines worden verwijderd in het waterproductiecentrum en vormen geen bedreiging voor het drinkwater, maar de aanwezigheid van blauwalgen bemoeilijken wel het zuiveringsproces (Integraal Waterbeleid, 2022). De bloei van cyanobacteriën wordt ondermeer beïnvloed door de aanwezigheid van nutriënten (voornamelijk fosfaten). Om deze te verbeteren is het Waterlandschapsproject ‘Robuuste Waterlopen Westhoek’ lopende waarbij vier ambities gedefinieerd zijn: erosie aanpakken en reduceren, waterkwantiteit veilig stellen, robuuste beekvalleien creëren en communicatie, sensibilisatie, beheer en monitoring. Dit project is een samenwerking tussen volgende coalitiepartners: stad Ieper, gemeente Heuvelland, provincie West-Vlaanderen, Vlaamse Landmaatschappij, De Watergroep, Boerenbond, Algemeen Boerensyndicaat, Inagro en Regionaal Landschap Westhoek (Provincie West-Vlaanderen, 2023).
Figuur 1: Situeringskaart waterlandschapsproject 'Robuuste Waterlopen Westhoek' (Provincie West-Vlaanderen, 2023)
Leiebekken
In het klein deel van Ieper dat in het Leiebekken ligt, ontspringen de Palingbeek, de Rozenmeersbeek en de Bassevillebeek/Korte Keerbeek op de zuidflank van de rug in Hollebeke en Zillebeke. Deze waterlopen monden uit in de Korte Keerbeek, die uiteindelijk uitmondt in de Leie.
Belangrijkeoppervlaktewateren
Naast het uitgebreid waterlopennetwerk van Ieper, liggen er ook een aantal belangrijke wateroppervlaktes in de stad. Ze zijn gelegen aan de voet van een heuvelrug en worden gevoed door beken die op de flanken ervan ontspringen:
• Verdronken Weide: Dit is een drassig valleigebied waar meerdere waterlopen (Bollaertbeek, Pollepelbeek, Verdronkenweidebeek) samenkomen. Deze natuurlijke overstroombare vallei werd tussen 1993 en 1995 verruimd en uitgegraven. Ze werd ingericht als online bufferbekken en als spaarbekken voor de drinkwaterwinning van De Watergroep. Vanuit het spaarbekken wordt dit oppervlaktewater opgepompt naar Zillebekevijver.
• Zillebekevijver: Dit is een drinkwaterreservoir dat op het einde van de dertiende eeuw is ontstaan als afdamming van de Vijverbeek. Sinds 1995 krijgt deze vijver geen natuurlijke toevoer meer. Het water uit de vijver (26 ha) wordt verpompt naar het vlakbij gelegen drinkwaterproductiecentrum.
Kaart 7: Afstroomgebieden
• Dikkebusvijver: Dit is een drinkwaterreservoir dat in 1320 is ontstaan als afdamming van de Kemmelbeek. De vijver (36 ha) wordt gevoed door de Kleine Kemmelbeek. Door de erosieproblematiek vanuit het zuiden (gemeente Heuvelland) komt een grote hoeveelheid slib terecht in de Dikkebusvijver. Daarom moet de vijver ongeveer elke 10 jaar
| Omgevingsanalyse
uitgebaggerd worden, waarbij het vinden van een locatie voor het uitgebaggerde slib een uitdaging vormt. De laatste ruiming gebeurde in 2018. Hierbij werd ongeveer 190.000 m³ slib/erosiegrond verwijderd. Metingen in opdracht van de provincie in zomer 2024 geven aan dat er opnieuw ongeveer 40.000m³ erosiegrond in de vijver ligt. Dat is weliswaar minder dan verwacht, maar geeft aan dat verdere en aanhoudende inspanningen noodzakelijk zijn. Dikkebusvijver vervult ook de rol als bufferbekken om de lager gelegen stad te vrijwaren van overstromingen.
• Vestingen: De vestingen omringen de binnenstad van Ieper en worden gevoed door de Dikkebusbeek. Ze maken ook deel uit van het ingenieuze waterlopenstelsel van het centrum, dat verder wordt besproken onder 2.4.2.
• Bellewaerdevijver.
2.4.2. WATERLOPEN CENTRUM
Drie grotere waterlopen (Bollaertbeek, Zillebeek en de Dikkebusbeek) stromen richting het centrum van Ieper en zorgen zo voor de aanvoer van water voor de vestinggrachten en de Verdronken Weide. Alle waterlopen zijn via een ingenieus systeem met elkaar verbonden. Hieronder wordt het traject voor elke waterloop uitgelegd, zoals ook aangeduid op Kaart 8.
Dikkebusbeek
De Dikkebusbeek stroomt vanuit de Dikkebusvijver via een menselijk gegraven traject via een heuvelrug richting het centrum. Op de hoogte van de Tulpenlaan en het Kanaal Ieper-Komen stroomt het water via stuw 7 richting de vestinggrachten (achtereenvolgend Boterplas, Majoorgracht, Kasteelgracht). Aan de Rijselpoort wordt het water via een schuifconstructie naar het zuiden geleid. Via stuw 5 komt het water in de IJzerwegbeek. Ter hoogte van het kanaal IeperKomen stroomt de waterloop naar het noorden als een ingebuisde waterloop direct onder het kanaal. Aan stuw 9 stopt de buis en vermengt het water van het kanaal Ieper-Komen zich met de ingebuisde IJzerwegbeek. Het water stroomt verder noordwaarts tot de Molenweg waar het prioritair via stuw 1 naar de Ieperlee geleid wordt. Als noodoverlaat kan water ook via stuw 2 naar het kanaal Ieper-IJzer gevoerd worden.
Als het maximumpeil in de vestinggrachten bereikt is, kunnen twee schuiven aan stuw 7 geopend worden waardoor water naar de panden van de vaart Ieper-Komen kan stromen. In zuidwaartse richting is de ruimte beperkt en is er ook een extra schuif voorzien waar de IJzerwegbeek een noordwaartse richting aanneemt. Door de schuif kan water van de vaart Ieper-Komen naar de ingebuisde IJzerwegbeek. In noordwaartse richting wordt door de slimme regeling van stuw 3 en 4 maximaal water in de Vaart Ieper-Komen voorzien.
Bollaertbeek
De Bollaertbeek komt vanuit Voormezele als een waterloop categorie twee. Vanaf de Rijselseweg wordt het een waterloop categorie één en voedt deze de Verdronken Weide. Aan de noordelijke
rand van de Verdronken Weide stroomt het water via stuw 5 naar de IJzerwegbeek en volgt vanaf hier hetzelfde traject als de Dikkebusbeek. Bij onvoldoende waterkwaliteit of bij hoogwaterstand in de Verdronken Weide kan water voor de spoorweg (stuw 8) via de bypass afgeleid worden om direct naar stuw 5 en de IJzerwegbeek gevoerd te worden.
Kaart 8: Waterlopen centrum
Pollepelbeek
De Pollepelbeek start ten noordwesten van Zwarte Leen en stroomt door Zillebeke en via de zuidkant van de Zillebekevijver richting de Verdronken Weide. In het noordwesten van de Verdronken Weide stroomt het water ook weg via stuw 5 naar de IJzerwegbeek en de ingebuisde waterloop onder het kanaal Ieper-Komen. Bij een onvoldoende waterkwaliteit van de Pollepelbeek of hoogwaterstand in de Verdronken Weide kan het water via een bypass net ten noorden van de Komenseweg via een schuif omgeleid worden richting stuw 8 en de Bypass van de Bollaertbeek.
Zillebeek
De Zillebeek vertrekt vanuit het bos Zwarte Leen ten oosten van het gehucht Zwarte Leen en doorkruist Zillebeke van oost naar west. De waterloop stroomt dan langs de noordzijde van de Zillebekevijver en wordt dan opgesplitst waardoor een deel naar de Verdronken Weide stroomt en het andere deel langs de Zuiderring richting de binnenstad via de ingebuisde Ieperlee. In het noorden van de binnenstad ter hoogte van stuw 1 en 2 wordt prioritair het water via stuw 1 naar de Ieperlee gestuurd, of bij hoogwater via stuw 2 naar het kanaal Ieper-IJzer.
Optimalisatieprojecten
De Dikkebusbeek, de Pollepelbeek en de Zillebeek voeden de vestinggrachten en de Verdronken Weide. De maximumpeilen in de vestinggrachten en de Verdronken Weide zijn respectievelijk 20,85 m TAW en 21,00 m TAW. Bij een peil van 20,85 m TAW in de Verdronken Weide wordt de overloop naar de vestinggrachten afgesloten, zodat in de binnenstad geen wateroverlast veroorzaakt wordt. Een knelpunt van het watersysteem in Ieper is dat het aangevoerde water van de Dikkebusbeek alleen via stuw 5 de vestinggrachten kan verlaten. Daarom is een project gepland om de oostelijke verbinding van de Kasteelgracht naar de Wieltjesgracht te openen. Zo zou water ook via de oostelijke verbinding naar de Ieperlee kunnen stromen.
Een tweede optimalisatieproject situeert zich ten zuiden van de Verdronken Weide. Het huidige online bekken van de Verdronken Weide zal in de toekomst omgevormd worden naar een semioffline bekken. Ten zuiden van stuw 8 werkt de VMM aan een toekomstig GOG (gecontroleerd overstromingsgebied) met meanders en lage taluds. Bij dit project zal water hoofdzakelijk naar de zone tussen de Bypass en de Verdronken Weide gestuurd worden en pas bij piekdebieten naar de Verdronken Weide.
2.4.2.1. STROOMGEBIEDBEHEERPLANNEN
Stroomgebiedbeheerplannen worden in Europa opgemaakt in uitvoering van de kaderrichtlijn Water. De richtlijn wil de watervoorraden en waterkwaliteit in Europa veilig stellen, en de lidstaten verplichten om duurzaam met water om te springen. De centrale doelstelling is de goede toestand van het watersysteem te bereiken tegen 2027. Om de 6 jaar wordt het waterbeleid uitgestippeld voor de verschillende bekkens. De focus ligt op (1) de ecologische toestand van de
waterlopen en het grondwater structureel verbeteren en (2) een betere bescherming tegen overstroming en droogte bieden.
Verschillende waterlopen in Ieper hebben nog een slechte waterkwaliteit. De Grote Kemmelbeek (klasse 4) en een deel van het afstroomgebied van de Ieperlee (klasse 5) worden geclassificeerd als Aandachtsgebied. Dit zijn oppervlaktewaterlichamen waarvoor een goede ecologische toestand tegen 2033 haalbaar wordt geacht (klasse 4) of waarvoor een belangrijke waterkwaliteitsverbetering kan worden gerealiseerd (klasse 5). Het Kanaal Ieper-Ijzer en een deel van het afstroomgebied van de Ieperlee zijn ingedeeld in klasse 6. Het klein zuidelijk deel van de stad dat behoort tot het Leiebekken genaamd ‘Grensoverschrijdende bovenlopen Leie I’ valt ook in klasse 6. De slechte waterkwaliteit van de waterlopen in Ieper legt een zware hypotheek op de ecosystemen van de beekvalleien. De acties, die van toepassing zijn op grondgebied Ieper zijn opgelijst in Tabel 1 en gevisualiseerd op Kaart 9
Tabel 1. Actieprogramma stroomgebiedbeheerplannen 2022-2027 van toepassing op Ieper. * = Blue deal-actie
GROTEKEMMELBEEK
6_F_0345 Bouwen van een gecontroleerd overstromingsgebied op de Kemmelbeek ter hoogte van Vlamertinge
7B_E_0031 Sensibiliseren en begeleiden over pesticiden aan de Grote Kemmelbeek tussen Vlamertinge en Reningelst.
7B_L_0020 Gecoördineerde handhaving van calamiteiten veroorzaakt door meststoffen Driegoedenbeek, Wanebeek, Paddenbeek en Ganzenbeek.
8A_D_0146 *Ecologische inrichting Scherpenbergbeek (incl. vismigratie)(incl. open leggen ingebuisde delen)
8A_D_0147 *Ecologische inrichting Klijtebeek (incl. vismigratie)
8A_D_0148 *Ecologische inrichting Vuile Beek (incl. vismigratie)
8A_D_0149 *Ecologische inrichting Grote Kemmelbeek tussen Vlamertinge en Westouter (incl. vismigratie)
8A_D_0150 *Ecologische inrichting Ganzenbeek (incl. vismigratie)(incl. open leggen ingebuisde delen)
8A_D_0151 *Ecologische inrichting Paddenbeek (incl. vismigratie)(incl. open leggen ingebuisde delen)
8B_A_0170 Uitvoeren van erosiebestrijdingsmaatregelen in afstroomgebied van de Kemmelbeek
Provincie WestVlaanderen
Andere initiatiefnemer
Vlaamse overheid : Vlaamse Landmaatschappij (VLM)
Provincie WestVlaanderen
Provincie WestVlaanderen
Provincie WestVlaanderen
Provincie WestVlaanderen, Provinciale Visserijcommissie WestVlaanderen
Provincie WestVlaanderen
Provincie WestVlaanderen
Alle Gemeenten
IEPERLEE
6_I_0106 Optimaliseren van het waterbeheer rond Ieper door herinrichting van de oostelijke stadsgrachten (Kasteelgracht, Wieltjesgracht) in functie van waterafvoer.
7B_E_0032 Sensibiliseren en begeleiding mbt pesticiden Bollaertbeek en Kleine Kemmelbeek.
8A_D_0153 *Ecologische inrichting van de Ieperlee in Ieper, herstel van oeverafkalvingen langs de Ieperlee in Noorschote en oplossen van het vismigratieknelpunt veroorzaakt door de stuw in Noordschote.
8A_E_0424 *Aanleggen van vispasseerbare bodemdrempels, van wadi en waterbuffering en zuivering van de Bollaertbeek in Voormezele, inrichting kanaal Ieper-Komen in deelgebied robuuste waterlopen Westhoek.
8B_A_0152 Maatregelen tegen erosie uitvoeren voor de Bollaertbeek.
8B_A_0155 Uitvoeren van erosiebestrijdingsmaatregelen in afstroomgebied van de Dikkebusbeek.
Vlaamse overheid : Vlaamse
Milieumaatschappij (VMM)
Andere initiatiefnemer
Vlaamse overheid : Vlaamse
Milieumaatschappij (VMM)
Provincie WestVlaanderen, Vlaamse overheid : Vlaamse Landmaatschappij (VLM)
Bekkensecretariaat IJzerbekken, Alle Gemeenten
Alle Gemeenten
Kaart 9: Acties stroomgebiedbeheerplannen 2022-2027
2.4.3. GRONDWATER
Grondwater is het water dat de ruimtes opvult tussen de bodempartikels onder het aardoppervlak. Het wordt gevoed door water dat insijpelt en zo de verzadigde zone bereikt, terwijl
| Omgevingsanalyse
er water aan onttrokken wordt door drainage, voeding van de waterlopen en grondwaterwinning (zie Figuur 2).
Figuur 2. Fluxen grondwater.
We verbruiken in Vlaanderen zo'n 242 miljoen m³ grondwater per jaar (VMM, 2020), waarvan:
• 160 miljoen m³ voor drinkwater (66%)
• 82 miljoen m³ voor landbouw, industrie, handel, recreatie (34%)
De voeding van het grondwater gebeurt door infiltratie, welke op zijn beurt bepaald wordt door de hydraulische conductiviteit (= K in m/s), een ondergrond specifieke grootheid, ook wel doorlatendheidscoëfficiënt genoemd.
2.4.3.1.
HYDROGEOLOGIE
In Vlaanderen zijn er zes grote grondwatersystemen (Figuur 3) elk met hun eigen kenmerken en begrensd door duidelijke barrières. Ieper valt in twee grondwatersystemen: het Centraal Vlaams Systeem en het Sokkelsysteem.
Figuur 3. Grondwatersystemen in Vlaanderen. © VMM
De (hydro)geologische opbouw bepaalt in belangrijke mate het watervoerend vermogen van de lagen in de ondergrond. Hydrogeologisch wordt onderscheid gemaakt tussen ‘aquifers’ (goed watervoerende lagen) en ‘aquitards’ (slecht watervoerende lagen).
2.4.3.2. GRONDWATERSTANDEN
In de stad Ieper wordt op verschillende locaties de grondwaterstand bemeten (DOV, 2024). In de meetpunten in oppervlakkige grondwaterlagen (o.a. quartaire aquifers) is een algemene licht dalende trend te zien in de stand van de grondwatertafel ten opzichte van twintig jaar geleden. Er zijn ook verschillende metingen in de diepere grondwaterlagen (Sokkel, Landeniaan Aquifersysteem, Krijt Aquifersysteem, Cambro-Siluur Massief van Brabant) beschikbaar op verschillende locaties verspreid over de stad. Hier zien we voor drie van de vier locaties een sterk dalende trend in de grondwaterstand over de afgelopen 20 jaar (zie DOV).
Kaart 10: Grondwatervergunningen (stand juni'2023)
Tabel 2: Indicatieve waarde voor gemiddelde hoogste en laagste grondwaterstand (GHG en GLG) per textuur- en drainageklasse, uitgedrukt in cm onder het maaiveld, in de stad Ieper (CIW, 2012)
DRAINAGEKLASSE ZWARETEXTUREN(ZANDLEEM,LEEM,KLEIEN ZWAREKLEI)
LICHTETEXTUREN(LEMIGZANDEN ZAND)
Tabel 2 geeft een indicatieve waarde voor de gemiddelde hoogste en laagste grondwaterstand van elk bodemtype dat in de stad Ieper aanwezig is (zie 2.3). Deze treden seizoenaal op, respectievelijk in de winter en de zomer, en geven een aanduiding of infiltratie mogelijk is: hoe lager de grondwaterstand, hoe meer er kan geïnfiltreerd worden.
2.4.3.3. GRONDWATERWINNINGEN EN BEMALINGEN
Op het grondgebied van de stad Ieper zijn er een groot aantal vergunde winningen van grondwater (DOV, 2024). Naast de gekende winningen zijn er vermoedelijk nog veel niet gekende winningen (Departement Omgeving, 2023).
Zowel private als professionele grondwaterwinningen kunnen zorgen voor een verlaging van het grondwaterpeil, waardoor de bovenliggende bodem sneller uitdroogt. In Ieper zijn meerdere grondwaterwinningen als open put aangelegd, waar ook regenwater van de gebouwen mee opgevangen wordt. Tegelijkertijd kunnen tijdelijke bemalingen voor technische werkzaamheden, lokaal voor bijkomende droogte zorgen. Bij een bemaling dient het grondwater tot een bepaalde diepte onttrokken te worden, zodat er een invloedstraal ontstaat waarin er een verlaging van het grondwater optreedt. Het opgepompte water dient volgens de Ladder van Lansink (zie 3.1) aangewend te worden.
In 2023 zijn er 308 vergunde grondwaterwinningen met een gemiddeld debiet van 4.417 m³/bedrijf/jaar en een totaal debiet van 1.360.351 m³/jaar (provincies.incijfers.be, 2023b) (zie Kaart 10). De meeste grondwaterwinningen zijn freatische grondwaterwinningen. In de laatste jaren is erop ingezet om de diepere grondwaterwinningen af te bouwen. Vandaag zijn er nog 37 diepe grondwaterwinningen.
2.4.4. RIOLERINGSSTELSEL
Het afvalwater wordt verzameld en getransporteerd in het rioleringsstelsel en gezuiverd in een rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI). Het gebied waarvan het rioolwater behandeld wordt in een RWZI, is het zuiveringsgebied van die RWZI. De grenzen van deze zuiveringsgebieden komen niet altijd overeen met de gemeentegrenzen. De stad Ieper ligt in drie zuiveringsgebieden: zuiveringsgebied Ieper (± 31 000 inwoners), zuiveringsgebied Vlamertinge (± 5000 inwoners) en
zuiveringsgebied Ieper-Hollebeke (± 400 inwoners). Deze gebieden zijn genoemd naar de deelgemeente waarin de RWZI of KWZI staat.
De huidige riolerings- en zuiveringsgraad voor de stad Ieper bedragen respectievelijk 86,48 % en 80,51 %. De rioleringsgraad geeft aan welk aandeel van de inwoners aangesloten is op een riolering, terwijl de zuiveringsgraad aangeeft welk aandeel van de inwoners ook effectief aangesloten is op de RWZI. Gezien niet alle riolering daadwerkelijk aangesloten is op de zuivering, ligt de rioleringsgraad een beetje hoger dan de zuiveringsgraad. De riolerings- en zuiveringsgraad van de stad Ieper liggen licht lager dan het Vlaams gemiddelde van respectievelijk 88,3% en 86,0%.
De toekomstige riolerings- en zuiveringsgraad zal naar 94,96 % en 89,88 % evolueren. De rioleringsgraad ligt iets lager dan het Vlaams gemiddelde van 97,8% maar de zuiveringsgraad zal dan een beetje hoger dan het Vlaams gemiddelde liggen dat namelijk ingeschat wordt op 97,51% (VMM, 2022). Het is niet de bedoeling om de zuiveringsgraad op 100% te brengen, gezien het voor sommige geïsoleerde woningen niet economisch rendabel is om ze aan te sluiten op het rioleringsstelsel. Deze woningen dienen dan voorzien te worden van een individuele behandelingsinstallatie (IBA), en worden niet meegeteld in de zuiveringsgraad, gezien ze niet aansluiten op een RWZI. In de stad Ieper gaat dit om ongeveer 4,1 % van de inwoners, wat hoger is in vergelijking met het Vlaams gemiddelde van 2%. In Ieper dienen 700 IBA’s geplaatst te worden, waarvan in 2024 al 406 geplaatst zijn
Zuiveringsgebied Ieper
De waterlopen in het zuiveringsgebied Ieper wateren af naar de IJzer of het Kanaal Ieper- IJzer. De waterzuiveringsinstallatie van Ieper (Diksmuidseweg) bevindt zich ten westen van de Ieperlee en het Kanaal Ieper-IJzer en hier komen twee grote strengen toe. De streng afkomstig van de westelijke kant van het kanaal is voornamelijk afkomstig van het historisch centrum van Ieper. Het afvalwater van de zone ten oosten van het kanaal omvat grotendeels het afvalwater van de industriezone en wordt via een sifon die onder het kanaal en de Ieperlee loopt, getransporteerd naar de zuiveringsinstallatie. Ter hoogte van de zuivering zitten op deze strengen ook nog de persleidingen aangesloten afkomstig van Boezinge en Elverdinge.
Opwaarts Elverdinge sluit ook het afvalwater van het deelgebied Woesten aan. Dit is een deelgemeente van de gemeente Vleteren.
In de huidige toestand worden de huishoudelijke en industriële streng afzonderlijk van elkaar opgepompt door de vijzels van de RWZI. Beide takken hebben elk hun eigen eerst werkende overstort. Om te vermijden dat één van beide overstorten werkt, terwijl de volledige capaciteit van de RWZI niet benut wordt, dienen beide vijzelkamers met elkaar verbonden te worden. Momenteel is een project lopende waarbij de zuiveringsinstallatie uitgebreid wordt, beide strengen hydraulisch met elkaar verbonden worden en de sifon vervangen wordt door een pompstation. Dit project zal een positieve impact hebben op de overstortwerking.
In het historische centrum werd de voorbije jaren het project “collector overwelfde Ieperlee” uitgevoerd. In de Ieperlee kwam heel wat afvalwater terecht en daarom was deze aangesloten op
de RWZI. Dankzij het project werd in of rond de overwelfde Ieperlee een afvalwaterleiding aangelegd en kon de Ieperlee afgekoppeld worden van de RWZI.
Het bedrijventerrein ter hoogte van de Noorderring bevat heel wat verharde oppervlaktes. Deze sluiten allemaal aan op de rioleringsstreng die naar de RWZI loopt en veroorzaken heel veel overstortwerking bij overstort Oostkaai. Het project “Reconversie bedrijventerrein Ieperleekanaal” zal de verharde oppervlaktes van het bedrijventerrein afkoppelen en heeft daarmee een enorm positieve impact op de overstortwerking. De uitvoering van dit project is gestart in mei 2023.
In het noorden van Ieper bevindt zich het deelgebied Zuidschote dat nog niet aangesloten is op een zuiveringsinstallatie. Het afvalwater van deze deelzone zal in de toekomst afgevoerd moeten worden richting Boezinge om zo verder naar de zuivering getransporteerd te worden.
Zuiveringsgebied Vlamertinge
Het afvalwater Vlamertinge wordt gecollecteerd naar pompstation de Cerfstraat vanwaar het via een lange persleiding verpompt wordt naar de KWZI ter hoogte van de Poperingseweg. Dit pompstation is het enige toevoerende pompstation van zuiveringsgebied Vlamertinge. Het overstortwater wordt geloosd in de Kemmelbeek. Het afvalwater van Vlamertinge, Dikkebus en de Brandhoek wordt via gravitaire leidingen richting PS de Cerfstraat in Vlamertinge afgevoerd. Er zijn nog enkel groene clusters die aangesloten moeten worden waarvan de grootste zich bevinden in Dikkebus en de zone rond de Brandhoek. Dit zuiveringsgebied heeft een grote verdunningsproblematiek. Ter hoogte van de Brandhoek zitten heel wat grote verdunningsknelpunten. Deze worden met het project 22641 “Afkoppeling inlaten door aanleg gescheiden stelsel langs N308” aangepakt.
Zuiveringsgebied Ieper-Hollebeke
In Ieper-Hollebeke zijn de centrumstraten gerioleerd. Deze sluiten gravitair aan op de KWZI aan het kanaal Ieper-Komen (Rosettestraat). Het rioleringsstelsel van Ieper-Hollebeke is nog volledig gemengd en het overstortwater komt terecht in het kanaal. Er zijn nog enkele groene clusters in dit zuiveringsgebied die aangesloten moeten worden op de zuivering. Enkele daarvan bevinden zich aan de andere kant van het kanaal. Daarnaast dienen ook nog enkele rode clusters voorzien te worden van een IBA.
Op het grondgebied van Ieper zijn al heel wat rioleringsprojecten uitgevoerd. Er zijn ook verschillende grote projecten lopende (zie Tabel 3), zoals ook aangeduid op Kaart 11
Tabel 3: Lopende projecten
RWZI Ieper- Uitbreiding en aanpassing
Uitbreiding en aanpassing RWZI Ieper en optimalisatie van de toevoerende strengen
Afkoppeling waterlopen en grachten Boezinge
Afkoppeling inlaten door aanleg gescheiden stelsel langs N308
Afkoppelen van regenen afvalwater in de Dikkebusseweg N375
Afkoppelen van de waterlopen en grachten die vermaasd zaten met het rioleringsstelsel van Boezinge
Afkoppeling van grote inlaten en aanleg RWA-as vanaf de Brandhoek tot het centrum van Vlamertinge
Aanleg van een regenwater en afvalwaterleiding in de Dikkebusseweg.
2025
2028
2025
Kaart 11: Riolering I: zuiveringsgebieden en geplande projecten
Kaart 12: Riolering II: overstorten en verdunningsknelpunten
2.4.5.
REGELGEVING
Voor de opmaak van een hemelwater- en droogteplan dient ook rekening te worden gehouden met de juridische en beleidsmatige context op watervlak. Een overzicht van de relevante informatie werd gebundeld in Bijlage 7.1. In dit overzicht komen de volgende items aan bod:
• Beleidsplannen
• Wetgeving
• Beleidsinstrumenten
• Beleidsdocumenten
2.5. RUIMTEGEBRUIK
In dit hoofdstuk ligt de focus op ruimtegebruik. Eerst wordt op het bebouwd gebied ingegaan, daarna op de natuurgebieden en ten slotte op industrie en landbouw.
2.5.1.
BEBOUWD GEBIED
De stad Ieper verstedelijkte de afgelopen decennia en nieuwe woonontwikkelingen gingen ten koste van open ruimte. Het totale ruimtebeslag in de stad is ongeveer 25,6%, wat betekent dat 74.4% van het grondgebied open ruimte is. In vergelijkbare gemeenten bedraagt het ruimtebeslag 28.1%. Ongeveer 12% van de stad Ieper is verhard. Van het totaal aantal eengezinswoningen zijn 39% woningen in gesloten bebouwing, 24% in halfopen bebouwing en 36% in open bebouwing (stand 2022) (provincies.incijfers.be, 2023a). De stad is nog grotendeels gevrijwaard gebleven van lintbebouwing.
2.5.1.1. RUP’S EN BPA’S
Een ruimtelijk uitvoeringsplan of RUP bepaalt de bodembestemming van een gebied. Dit kan opgesteld zijn op gewestelijk (GRUP), provinciaal (PRUP) of gemeentelijk (RUP) niveau. Een bijzonder plan van aanleg (BPA) omvat de stedenbouwkundige plannen die de bestemming en inrichting van een bepaald gebied beschrijven.
De RUP’s die vantoepassing zijn op Ieper kunnen viade website van de stad geraadpleegd worden.
2.5.1.2. WOONUITBREIDINGSGEBIEDEN
In Ieper zijn meerdere zones aangeduid als woonuitbreidingsgebied (WUG). Deze situeren zich rond de kernen van Ieper, Elverdinge, Voormezele, Dikkebus, Brielen, Vlamertinge, Boezinge,
Zuidschote, Zillebeke en Hollebeke. Een groot deel van deze percelen zijn reeds bebouwd (in rood op Kaart 13).
Kaart 13: Woonuitbreidingsgebieden
In bijna elk woonuitbreidingsgebied is er een klein onderdeel dat al vrijgegeven is en in de nabije toekomst ontwikkeld zal worden (in oranje). In Voormezele en in Ieper aan de Zonnebeekseweg
liggen twee gebieden met status ‘geen uitspraak’ (in geel). In Dikkebus en Vlamertinge zijn twee grote gebieden, die niet vrijgegeven (in groen) zijn en waar dus geen woningen gebouwd zullen worden.
2.5.2. NATUUR-,PARK- EN BOSGEBIEDEN
Kaart 1 geeft een overzicht van de natuur-, park- en bosgebieden in de stad Ieper. Ten zuiden en oosten van Ieper bevond zich eeuwenlang een uitgestrekt bosgebied, waar nu nog kleine bosfragmenten van overblijven, zoals de Gasthuisbossen en het provinciaal domein de Palingbeek. In het zuiden van de stad is de bosstructuur gelinkt aan de NO-ZW georiënteerde heuvelrug, en de specifieke bodemsamenstelling van deze heuvel. Hier vinden we bronbossen van waaruit beken ontspringen die stroomafwaarts uitmonden in de Leie en de Ijzer. In het noordwesten van de stad zijn een aantal kleinere bosjes terug te vinden. Dit zijn eveneens overblijfselen van wat vroeger veel grotere bossen waren. Hier bevinden zich ook een aantal kasteelparken. In veel gevallen zijn deze domeinen voorzien van kasteelvijvers, waardoor ze vaak gekoppeld zijn aan de nabijgelegen waterlopen. Bijvoorbeeld de kasteelparken van Elverdinge en Vlamertinge (kasteel du Parc) zijn verbonden aan de Grote Kemmelbeek en het kasteel de Drie Torens (Brielen) aan de Wanebeek. In de beekvalleien is de bebouwing over het algemeen beperkt gebleven, waardoor ze hun landschappelijke waarde grotendeels hebben kunnen behouden. De specifieke bodemgesteldheid, natuurlijke oeverbegroeiing en hun meanderend karakter maken van de beekvalleien structureel en ecologisch belangrijke elementen (Antea & Stad Ieper, 2017b).
In het zuidwesten van Elverdinge, grenzend aan Vlamertinge en Poperinge, liggen de Galgebossen. Het zijn de overblijfselen van een veel groter woud dat tussen de negende en veertiende eeuw grotendeels verdween. Het heeft een oppervlakte van 111 ha en wordt beheerd door het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB). Het is maakt deel uit van het Natura2000habitatrichtlijngebied ‘West-Vlaams Heuvelland’. Natura2000 is een Europees netwerk van beschermde natuur. Het beschermt waardevolle natuur van Europees belang. Die natuur levert voordelen op voor de mens, zoals zuiver water, frisse lucht, een buffer tegen klimaatverandering en ruimte voor recreatie, sport en ontspanning. Ook in Vlaanderen zijn Natura2000-gebieden afgebakend. We noemen die de speciale beschermingszones (SBZ) (Natura2000, 2023)
Een paar kilometer ten zuiden van het centrum van Zillebeke ligt het grootste provinciedomein van West-Vlaanderen, genaamd Palingbeek. Het provinciaal domein heeft een oppervlakte van meer dan 230 ha, en is gelegen op de grens met Voormezele en Hollebeke. Het natuurgebied bevindt zich rondom het oude kanaal Ieper-Komen. Het maakt deel uit van het Natura 2000gebied ‘West-Vlaams Heuvelland’. Een deel van het gebied is aangeduid als GEN-gebied. Het is een combinatie van oud en jong bos, boomgaarden en bloemrijke graslanden, poelen en moerassen en recreatieve zones zoals speeltuinen.
Verspreid over Zillebeke, Zandvoorde (Zonnebeke) en Wijtschate (Heuvelland) liggen acht bosdomeinen die samen de Gasthuisbossen vormen, met een oppervlakte van ongeveer 230 ha Ze bestaan voornamelijk uit bosgebied, maar er komen ook gebieden met overwegend heide voor. De provincie West-Vlaanderen staat in voor het beheer. De huidige Gasthuisbossen zijn een overblijfsel van het vroegere uitgestrekte Waverwoud. Delen van deze bossen zijn onderdeel van het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN). Het VEN vormt met zijn grote aaneengesloten gebieden de ruggengraat van de natuurlijke structuur in Vlaanderen. Het is het geheel van de mooiste groene plekjes in Vlaanderen waar de natuur extra beschermd wordt en gebruikers en eigenaars bijkomende middelen en mogelijkheden krijgen om mee te bouwen aan een natuur- en mensvriendelijke omgeving. Op die manier wil het VEN de belangrijke natuurkernen veilig stellen in de toekomst. Het VEN bestaat uit Grote Eenheden Natuur (GEN) en Grote Eenheden Natuur in Ontwikkeling (GENO). De Gasthuisbossen zijn ingedeeld als GEN-gebied (Agentschap Natuur en Bos, 2023)
In het uiterste zuidwesten van de deelgemeente Ieper ligt het Tortelbos. In de negentiende eeuw bevonden zich hier twee kasteeldomeinen (Beau Séjour en het Sint-Pieterskasteel). Tijdens de Eerste Wereldoorlog zijn deze vernield, en in 1995 werd de aanplanting van een nieuw speelbos gestart. Het oosten van het domein is momenteel een openbaar bos gecombineerd met enkele graslanden. In het oosten bevindt zich een privaat bosdomein inclusief vijver aan een landhuis.
In de stad liggen verschillende grote oppervlaktewateren die in veel gevallen ook een brede waaier aan fauna en flora huisvesten. Zo doen de Dikkebusvijver (36 ha) en de Zillebekevijver (26 ha) tegenwoordig ook dienst als natuur- en recreatiegebied (Toerisme Ieper, 2023) De Bellewaerdevijver maakt deel uit van het pretpark Bellewaerdepark.
De Ieperse vestingen zijn de vestingen waarmee Ieper sinds de vroege middeleeuwen is omringd. Doorheen de tijd verdwenen de voorversterkingen en ongeveer één derde van de hoofdomwalling, die werd vervangen door een afwateringsgracht, de huidige Wieltjesgracht.
2.5.3. LANDBOUW &INDUSTRIE
De landbouwgebruikspercelen en bedrijventerreinen in Ieper zijn weergegeven in Kaart 14
Ieper is gelegen ineen uitgesproken landbouwstreek. In 2022 waren er 311 bedrijven met landbouwproductie gestationeerd in Ieper (t.o.v. 359 in 2012), goed voor 70% van het oppervlaktegebruik in Ieper. De teelt van tabak, cichorei, hop en vlas die vroeger typisch was voor deze streek is sterk afgenomen. Vandaag is er in deze streek sprake van een gemengde landbouw, met onder meer veeteelt en teelt van tarwe. Van de totale oppervlakte voor landbouw wordt 59% gebruikt voor akkerbouw, 17% voor tuinbouw en 23% wordt aangewend als grasland (provincies.incijfers.be, 2023a)
De bodem bestaat hoofdzakelijk uit zandleem, waardoor het merendeel van de stad bestaat uit vruchtbare gronden die geschikt zijn voor een groot aantal teelten. De laaggelegen alluviale gronden, zoals de Verdronken Weide, waar de tertiaire lagen door erosie opnieuw zijn blootgelegd (Ieperiaanse klei of tertiair zand) zijn als gevolg van hun slechte waterhuishouding minder geschikt voor landbouwtoepassingen. Deze natte bodems krijgen in veel gevallen een functie als grasland.
Ook de droge zandbodems op de heuveltoppen, waar de tertiaire lagen dagzomen resulteren in een variabele samenstelling met o.a. kleilenzen, zijn minder geschikt voor landbouw en vaak bebost (Antea & Stad Ieper, 2017b)
Kaart 14: Industrie en landbouw
Naast landbouwpercelen bevinden zich ook meerdere bedrijventerreinen in Ieper. De grotere bedrijventerreinen concentreren zich rondom stadscentrum. Ten noorden van het centrum ligt een langgerekt bedrijventerrein (Ieper Business Park, Ieperleekanaal, Kanaalzone) dat zich uitstrekt tot in de deelgemeente Boezinge. Ook ten zuiden van het centrum van Ieper (bedrijventerrein Kasteelwijk/Zuiderring) en ten zuiden van de woonkern van de deelgemeente Vlamertinge (bedrijvenzone Hoge Akkerweg) bevinden zich bedrijventerreinen.
2.6. PROBLEMATIEKENKLIMATOLOGISCHEVASTSTELLINGEN
In dit hoofdstuk wordt de huidige problematiek van wateroverlast en droogte besproken. Eerst wordt het effect van de klimaatverandering op neerslag, temperatuur en hitte bekeken, wat impact heeft op de huidige waterproblematiek..
2.6.1. KLIMAATVERANDERING
Hier wordt het effect van het veranderende klimaat op neerslag, temperatuur en hitte in detail beschouwd. De observaties zijn gebaseerd op het klimaatportaal van de VMM, dat de regionale verschillen voor Vlaanderen toont. Het referentiejaar is 2018.
De totale, jaarlijkse hoeveelheid neerslag in de stad Ieper ligt rond 778 mm. We verwachten dat dit zal stijgen naar ongeveer 880 mm in 2050. In 2100 zal dit zelfs stijgen naar 982 mm. In de zomer valt er in stad Ieper nu ongeveer 172 mm, wat tegen 2050 dreigt te dalen naar 139 mm en in 2100 naar 106 mm, een daling van 66 mm over 77 jaar. De winterneerslag zal dan weer stijgen van ongeveer 199 mm naar 227 mm in 2050 en tot 256 mm in 2100, een stijging van 57 mm over 77 jaar. Naast een stijgend neerslagvolume wordt er ook voorspeld dat het neerslagpatroon zal veranderen. Vooral in de winter zal de neerslag over langdurige perioden vallen, terwijl in de zomer verwacht wordt dat de hoeveelheid neerslag in kortere en veel intensere buien zal vallen.
De gemiddelde temperatuur doorheen het jaar zal stijgen van 10°C naar 13°C in 2050 en naar 16°C in 2100. De zomertemperatuur is nu 16°C, maar zou in 2050 stijgen naar 21°C en in 2100 naar 24°C een stijging van 8°C over 77 jaar. In de winter evolueren we van 4°C naar 7°C in 2050 en 9°C in 2100, een stijging van 5°C over 77 jaar.
De voorspelde grote temperatuurstijgingen kunnen hittestress in de zomer veroorzaken. Hittestress komt vaker voor in stedelijke gebieden dan in landelijke gebieden. In dichtbebouwde gebieden met veel verharde oppervlakte wordt warmte opgeslagen, waardoor de nachten minder afkoelen. Dit verschil kan oplopen tot 4 à 7 °C en is afhankelijk van de grootte van de gemeente of stad. Vandaag wordt het aantal hittegolfdagen in 2050 gemodelleerd op 14, en op 44 in 2100. In het huidige klimaat komen er gemiddeld 3 hittegolfdagen voor. Tegen 2100 is dit een stijging met 41 dagen!
Op stedelijk niveau is noch de hoeveelheid neerslag die valt, noch het globale klimaat aanpasbaar. Er kunnen wel maatregelen genomen worden om beter met het veranderende klimaat om te gaan (klimaatadaptatie) en/of om de effecten van de klimaatverandering lokaal te proberen beperken (klimaatmitigatie). Water en groen zijn zeer goede wapens in de strijd tegen hittestress. Het uitbouwen van groene en blauwe zones helpt om de omgeving af te koelen tijdens warme dagen.
Niet onbelangrijk met het oog op de klimaatvoorspellingen en de verwachte grote stijging in aantal hittegolfdagen in de stad Ieper (VMM, 2023b).
2.6.2. WATEROVERLAST
De jongste jaren merkten we reeds een veranderd neerslagpatroon, dat zich in de toekomst zal doorzetten, cfr. klimaatvoorspellingen. In de winter zien we langere nattere periodes en tijdens de zomer korte, maar intensere buien. Beide neerslagtypes kunnen wateroverlast veroorzaken.
Wateroverlast in de winter is meestal het gevolg van een gebrek aan bergings- en afvoercapaciteit op de waterlopen. De waterstand in beken en rivieren is in de winter hoger doordat het over langere periodes regent dan in de zomer en omwille van hogere grondwaterstanden. De hoge waterstand kan de werking van overstorten verhinderen, waardoor de druk in het rioolstelstel toeneemt. Een bui die niet eens hevig is, kan zo in de winter toch wateroverlast op straat veroorzaken.
Bij een fel zomers onweer vult het gemengde rioolstelsel zich razendsnel terwijl de capaciteit ervan niet berekend is op de toegenomen buienintensiteit door de klimaatverandering. In het verleden werd de capaciteit van het rioolstelsel namelijk berekend op basis van historische neerslaggegevens, en niet op basis van het door klimaatmodellen voorspelde neerslagpatroon.
Daarom is het belangrijk om plaatsen met gekende wateroverlast en toekomstige potentiële wateroverlast in kaart te brengen. We bekijken hier zowel de pluviale als de fluviale overstromingskans. Pluviale overstroming is het gevolg van hevige neerslag die op korte tijd valt. Fluviale overstroming treedt op vanuit de waterloop of rivier, en is meestal het gevolg van langdurige regenperiodes waarbij een groot volume neerslag valt.
Pluviaal overstromingsrisico:
Op Kaart 15 wordt de gekende en de voorspelde wateroverlast weergegeven. De gekende wateroverlast is gebaseerd op de recent overstroomde gebieden (gerapporteerd tussen 1988 –2016). Voor de gemodelleerde wateroverlast kijken we naar de overstroombare gebieden in het klimaatscenario voor 2050.
De modelweergave is gebaseerd op een klimaatmodel dat voor het pluviale overstromingsgevaar rekening houdt met een hoogzomer klimaatscenario. Tijdens de zomermaanden treden convectieve buien vaker op. Deze korte, lokale en hevige buien veroorzaken sneller wateroverlast. In het model wordt geen rekening gehouden met factoren zoals urbanisatie of toegepaste
Kaart 15: Pluviaal overstromingsrisico (2050)
bronmaatregelen, die in de toekomst nog kunnen veranderen. De kaart toont het overstromingsgevaar van drie verschillende scenario’s:
• Grote kans: Deze overstromingscontour is gebaseerd op een bui die statistisch gezien gemiddeld één keer in de 10 jaar voorkomt (T10). De jaarlijkse overschrijdingskans is 10%.
• Middelgrote kans: Deze overstromingscontour is gebaseerd op een bui die statistisch gezien gemiddeld één keer in de 100 jaar voorkomt (T100). De jaarlijkse overschrijdingskans is 1%.
• Kleine kans: Deze overstromingscontour is gebaseerd op een bui die statistisch gezien gemiddeld één kaar in de 1.000 jaar voorkomt (T1000). De jaarlijkse overschrijdingskans is 0,1%.
De overstromingscontouren zijn onder andere nuttig om bij nieuwe bebouwing of infrastructuur, of de heraanleg ervan, de risico’s duidelijk te maken. In sommige gevallen kunnen ze ook aanleiding geven om nog niet aangesneden woonuitbreidingsgebieden te vrijwaren van bebouwing, zodat geen bergingsruimte voor water verloren gaat.
Volgens de modellering voor pluviale overstromingen is er een verhoogd risico op wateroverlast langs de waterlopen. Grote oppervlakten kunnen overstromen langs de Bollaertbeek ten zuiden van Ieper en langs het hele traject van de Kemmelbeek (dorpskern Vlamertinge). De binnenstad van Ieper heeft globaal gezien een laag risico op overstromingen, de bedrijvenzones ten noorden en ten zuiden van Ieper hebben een groter risico. Aan de Omloopstraat in Ieper wordt er ook mogelijke wateroverlast gemodelleerd. Hier is ook al in het verleden al wateroverlast gerapporteerd.
Fluviaal overstromingsrisico:
Waar de pluviale overstromingskaart rekening houdt met intense zomerse buien, wordt er bij de fluviale overstromingskaart naar het hoog-winter klimaatscenario gekeken. Dit betekent dat we vooral met langdurige regen rekening houden. De wateroverlast is riviergebonden. De natuurlijke capaciteit van de waterloop wordt hierbij overschreden wat voor overstromingen kan zorgen. Hier wordt zoals bij de pluviale overstromingskaart met drie scenario’s rekening gehouden, waarbij de berekening gebaseerd is op een historische neerslagreeks:
• Grote kans: Deze overstromingscontour is berekend voor een retourperiode van 10 jaar (T10).
• Middelgrote kans: Deze overstromingscontour is berekend voor een retourperiode van 100 jaar (T100).
• Kleine kans: Deze overstromingscontour is berekend voor een retourperiode van 1000 jaar (T1000).
Op Kaart 16 worden de contouren van het fluviaal overstroombaar gebied weergegeven. Een fluviaal overstromingsrisico wordt gemodelleerd langs de Kemmelbeek, waardoor ook overstromingen mogelijk zijn in de kern van Vlamertinge. De Verdronken Weide en het stuk net
ten zuiden rond de Bollaertbeek hebben een verhoogd risico op overstromingen. De vestinggrachten kunnen vanuit de Verdronken Weide en langs de Dikkebusbeek ook een hoogwaterpeil bereiken en hierdoor kan ook wateroverlast in de binnenstad ontstaan. Langs de Dikkebusbeek is de Omloopstraat een mogelijke plaats voor wateroverlast.
Kaart 16: Fluviaal overstromingsrisico (2050)
Signaalgebieden zijn nog niet ontwikkelde gebieden met een harde ruimtelijke bestemming (bv. woonuitbreidingsgebied, industriegebied...) die ook een functie kunnen vervullen in de aanpak van wateroverlast, omdat ze kunnen overstromen of omdat ze omwille van specifieke bodemeigenschappen als een natuurlijke spons fungeren. Het gaat om gebieden met een mogelijke tegenstrijdigheid tussen de huidige bestemmingsvoorschriften en de belangen van het watersysteem. Als na grondige analyse van een signaalgebied blijkt dat het risico op wateroverlast, bij het ontwikkelen van het gebied volgens de bestemming toeneemt, dan beslist de Vlaamse Regering tot een vervolgtraject voor dat gebied (Integraal Waterbeleid, 2023). In Ieper liggen twee signaalgebieden, beiden met verscherpte watertoets.
• Het eerste signaalgebied, genaamd Woongebied West, is gelegen tussen de Fazantenlaan, de Lijsterlaan, de Capucienenstraat en de Poperingseweg.
• Het tweede signaalgebied, genaamd Elverdinge Heidestraat, beslaat de vrijliggende ruimte ten zuidwesten van de Heidestraat.
De Vlaamse Regering kwam tot volgende conclusie voor beide signaalgebieden: ‘Het signaalgebied komt vanuit het watersysteem in zijn geheel in aanmerking voorbebouwing mits beperkte randvoorwaarden voor waterconservering, die opgelegd kunnen worden via de watertoets.’
2.6.3. DROOGTE
Een stijgend neerslagvolume zorgt niet voor minder droogte. Door de voorspelde hogere temperaturen en meer hittegolven, stijgt het risico op droogte. Dit hebben we tijdens de droge zomers in de laatste jaren gemerkt.
Een modelberekening toont aan dat het merendeel van de bodems in de stad Ieper matig gevoelig is voor droogte (zie Kaart 17). Deze kaart is opgemaakt door de VMM en baseert zich op bodemdata, namelijk bodemtextuur en drainage. Deze berekening houdt geen rekening met de grondwaterstanden. De link met de bodemkaart wordt weergegeven in de gebieden langs de waterlopen, die op de bodemkaart (zie 2.3.1) een natte drainageklasse hebben, en daardoor weinig gevoelig voor droogte zijn. Gebieden met een droge drainageklasse zijn sneller gevoelig voor droogte.
Op het klimaatportaal van VMM wordt de agrarische droogteduur weergeven. De agrarische droogteduur is het gemiddeld aantal droogtedagen in een jaar. Tijdens een (agrarische) droogtedag daalt het relatieve bodemvochtgehalte beneden het peil waarbij de gewasproductie stress begint te ondervinden. We zien dat het aantal droogtedagen wordt verwacht te stijgen van 7 in 2022 naar 12 in 2050 en 22 in 2100 (VMM, 2023b).
Kaart 17: Droogtegevoeligheidskaart (o.a. op basis van beschikbare bodemgegevens) Door de droge en warme zomers van de afgelopen jaren heeft Ieper de gevolgen van droogte al gevoeld. De Dikkebusbeek heeft een laag debiet tijdens de zomer wat ervoor zorgt dat de vestinggrachten weinig gevoed worden. Tijdens de zomer verdampt ook een aanzienlijke hoeveelheid water, zodat de waterpeilen van de vestinggrachten laag staan en bv. blauwalgen groeien of slib bovenkomt. Ook de Verdronken Weide kampt tijdens de zomer met een tekort aan
wateraanvoer. Door een laag debiet zijn concentraties van bv. sproeistoffen, fosfor of nitraten soms te hoog waardoor het water van de Bollaertbeek via de Bypass direct naar de Ijzerwegbeek gevoerd wordt en niet voor drinkwaterproductie in aanmerking komt. De lage waterstanden leidden eveneens tot conflicten tussen enerzijds de ecologische functie van de waterloop en anderzijds de behoefte voor landbouwkundig gebruik De te lage waterstanden hadden reeds meermaals een tijdelijk captatieverbod tot gevolg
2.7. OVERZICHTRELEVANTEPLANNENENPROJECTEN
PLANNEN
Erosiebestrijdingsplan
PROJECTEN
Hermeandering Bollaertbeek
Voormezele, Ieper
Baggering kanaal Ieper, Boezinge
Herinrichting openluchtzwembad Ieper
Baggering vestinggrachten Ieper
Grotere koker Menenpoort Ieper
Aanleg van een grootschalige waterbuffer Ieper, Heuvelland, Poperinge
Poging verhoging waterpeil Zillebekevijver Zillebeke, Ieper
Ypermanpark (landschapspark) Sint-Jan
Ecopak Ieper
Waterlandschap – Robuuste Waterlopen Westhoek
Voormezele, Dikkebus, Zillebeke en Heuvelland
Aanleg GOG Kemmelbeek (Bellestraat) Vlamertinge
Proeftuin Droogte-project EURILa Ieper
3. ALGEMENE PRINCIPES
Bij de opmaak van een HWDP vertrekken we vanuit een aantal algemene principes. In dit hoofdstuk bespreken we eerst de Ladder van Lansink die aangeeft in welke volgorde en hoe de verschillende bronmaatregelen moeten toegepast worden. Vervolgens gaan we dieper in op de Code Van Goede Praktijk, waarin de noodzaak van de scheiding van hemel- en afvalwater wordt uitgelegd. Daarna bekijken we hoe we verschillende veiligheidsniveaus kunnen inbouwen in het stelsel, aan de hand van drie verschillende regimes. Tot slot, gaan we dieper in op de problematiek rond droogte- en hittestress
3.1. LADDERVANLANSINK
Ad Lansink was een Nederlands politicus die in 1979 de Ladder van Lansink voorstelde als standaard voor omgaan met afval. Daarin onderscheidde hij vijf vormen met een prioritering van gebruik/voorkomen van afval: preventie, hergebruik, sorteren/recycleren, verbranding en storten. Later werd deze ladder hervormd voor doelstellingen omtrent hemelwater met volgende prioritering (Figuur 4):
• Afstroom vermijden
• Hergebruik
• Infiltratie
• Bufferen gecombineerd met vertragen
• Afvoeren
De eerste vier stappen van de Ladder van Lansink worden ook gedefinieerd als bronmaatregelen. De huidige regelgeving (en bijgevolg de Code van Goede Praktijk (zie paragraaf 3.2)) zijn opgebouwd volgens de principes van de Ladder van Lansink.
3.1.1. AFSTROOM VERMIJDEN
De eerste en belangrijkste stap bij de uitwerking van een HWDP is het vermijden van afstroom van hemelwater, zowel van de verharde oppervlakte als van de onverharde open ruimte. Dit betekent niet dat er helemaal geen afstroom van hemelwater meer kan zijn: sommige afstroom
Figuur 4: Ladder van Lansink. © Aquafin
is namelijk wenselijk voor het watersysteem (voor o.a. voeding van natuurgebieden, vijvers, waterlopen,….). Deze zou de natuurlijke afstroming dan zoveel mogelijk moeten benaderen.
Hieronder worden enkele mogelijke maatregelen opgesomd die kunnen genomen worden om de afstroom te beperken. Deze worden in meer detail uitgewerkt in deel 5.1 Maatregelen.
• Een doordachte inrichting van het publieke domein, waar ruimte voor groen wordt vrijgehouden of gemaakt.
• De bestaande, verharde openbare ruimtes moeten kritisch bekeken worden om te beoordelen of verharding noodzakelijk is en of ontharding (en vergroening) mogelijk is. Ruimtes waarbij de functie toch verharding vereist, kunnen vaak waterdoorlatend worden aangelegd.
• Ook in de open ruimte kunnen maatregelen genomen worden om oppervlakkige afstroom te vermijden of te verminderen o.a. door niet-kerende bodembewerking, opbouw van organische stof, aanleg van grasbufferstroken of organische erosiedammen, het beperken van de braakperiode en van drainage, de aanleg van kleine landschapselementen (KLE) en watervertragende ingrepen op (afvoer)grachten.
• Ook de inrichting van het privaat domein kan bijdragen aan het vermijden van afstroom van hemelwater door ingrepen zoals het uitbreken van opritten, en het aanleggen van waterdoorlatende verharding en groendaken. Dit heeft impact op de benodigde grootte van de hemelwaterinfrastructuur op het openbaar domein (gaande van infiltratie- en buffervoorzieningen tot grachten en RWA-leidingen).
3.1.2.
(HER)GEBRUIK HEMELWATER
Hergebruik van hemelwater door particulieren is al relatief ingeburgerd. Het water uit de regentonnen of -putten kan gebruikt worden voor het sproeien van de tuin, het doorspoelen van toiletten en het wassen in de wasmachine. Vaak wordt echter enkel het eerste gedaan. Een verdere uitrol van waterhergebruik bij particulieren zorgt ervoor dat de afwaartse RWAvoorzieningen op het openbaar domein minder snel vol komen te zitten omdat er meer water
bovenstrooms opgehouden wordt. Bovendien vermindert het de waterfactuur tot ongeveer 50% en wordt minder kostbaar drinkwater gebruikt voor laagwaardige toepassingen.
Minder ingeburgerd is het grootschalig, gemeenschappelijk hergebruik van hemelwater. Dit kan gedistribueerd worden naar particulieren, of kan dienen voor de beregening van plantvakken, voor veegwagens of openbare wasplaats voor auto’s. Er zijn buffersystemen beschikbaar die hergebruik na een eenvoudige zuivering mogelijk maken. Zo’n zuivering kan nodig zijn als het hemelwater vervuild is, bijvoorbeeld in het geval van afstromend water van wegenis en parkings.
Niet alleen hemelwater komt in aanmerking voor hergebruik. Ook grijs water kan, na een zuivering, een tweede keer gebruikt worden voor het spoelen van toiletten. Daarnaast kan ook gezuiverd afvalwater (effluent) hergebruikt worden door openbare besturen, industrie of landbouw. Hiervoor is een bijkomende zuivering noodzakelijk i.f.v. de kwaliteitseisen cfr. hoger gesteld.
3.1.3. INFILTRATIE
Infiltratie is het proces waarbij water in de bodem dringt. Via infiltratie kunnen – op jaarbasis en bij minder intense buien – belangrijke volumes hemelwater uit het riolerings- en waterlopenstelsel gehouden worden, waardoor deze minder zwaar belast worden. Eenvoudige ingrepen zoals de aanleg van infiltratiebermen, infiltratiegrachten en wadi’s hebben met een beperkte investeringskost een groot effect op de afstroom van hemelwater afwaarts. Bovendien zal infiltratie het grondwaterpeil aanvullen, wat een gebied meer weerbaar maakt tegen droogte. Infiltratie is dus een elementaire schakel binnen een duurzaam waterbeheer.
Er moet gestreefd worden naar maximale infiltratie van het hemelwater in de bodem. De voorkeur gaat uit naar bovengrondse (ondiepe) infiltratievoorzieningen, om te vermijden dat het grondwaterpeil of de bodemsoort een beperkende rol zouden spelen. De keuze voor dit type van infiltratievoorzieningen laat toe dat ook in zones waar het grondwater relatief ondiep zit en/of de infiltratiecapaciteit beperkt is (bv. klei- of leembodems), toch een groot volume hemelwater de bodem insijpelt. Andere voordelen van bovengrondse infiltratievoorzieningen zijn dat ze goedkoper in aanleg zijn, eenvoudiger te inspecteren en beheren en kunnen bijdragen aan een aangename, groenere leefomgeving. Meer uitleg over de aanleg van (bovengrondse) infiltratievoorzieningen staat onder deel 5.1 Maatregelen.
Wanneer niet duidelijk is of er geïnfiltreerd kan worden, kan onderstaand stappenplan als handleiding dienen om infiltratie alle kansen te geven (Figuur 5 en website Aquafin):
Figuur 5. Stappenplan infiltratie © Aquafin
We streven naar maximale infiltratie, maar in bepaalde gevallen is infiltratie verboden:
• In drinkwaterwingebieden en de beschermingszones type I en II. Met de vernieuwde Gewestelijke stedenbouwkundige verordening Hemelwater (GSVH), die in werking treedt op 2 oktober 2023 voor privaat domein en op 7 januari 2025 voor openbaar domein, wordt het verbod op infiltratie van niet potentieel verontreinigd regenwater in beschermingszone I en II van drinkwaterwinningsgebieden opgeheven (zie Bijlage 7.1). In Ieper zijn geen drinkwaterwingebieden of beschermingszones. Wel heeft het oppervlaktewater in Ieper de bestemming drinkwaterproductie.
• Als het afstromend hemelwater van de verharde oppervlakte sterk vervuild is en er geen voorzuivering mogelijk is.
• Als er overstortwater op de infiltratievoorziening aansluit.
3.1.4. BUFFEREN EN VERTRAAGD AFVOEREN
Maximale infiltratie en het vermijden van afstroom van hemelwater (zie hierboven) zijn de beste manieren om hemelwater zo natuurlijk mogelijk af te voeren naar de waterloop. Deze maatregelen remmen de afvoer naar het waterlopenstelsel af, waardoor bijkomende wateroverlast vermeden wordt.
Bij zware of langdurige neerslag is infiltratie soms ontoereikend omwille van de traagheid ervan of de verzadiging van de bodem. Hierdoor kan de piekafvoer in extreme situaties niet gereduceerd worden tot de natuurlijke afvloei en zorgt deze piekafvoer voor eventuele (bijkomende) wateroverlast. In dit geval kan het zinvol zijn om een deel van het voorziene infiltratievolume (tijdelijk) aan te wenden als een buffervoorziening met een vertraagde afvoer naar het waterlopen- of rioleringsstelsel. Hierbij moet wel rekening gehouden worden met het feit dat het bijkomend doorgevoerde volume verder afwaarts ook wateroverlast kan veroorzaken.
In zones waar infiltratie niet mogelijk of beperkt is (bv. omwille van de ondergrond) zal naast infiltratie ook moeten ingezet worden op buffering met vertraagde afvoer om de impact op het afwaartse stelsel te beperken.
Hierbij kunnen verschillende types van buffering gebouwd worden: bovengronds, ondergronds en via de wegenis. De voorkeur wordt gegeven aan bovengrondse buffersystemen omwille van inspectiemogelijkheden en kosten in aanleg en onderhoud. Bovengrondse buffersystemen kunnen een multifunctioneel gebruik hebben waarbij andere functies gecombineerd worden naast de waterfunctie, zoals verlaagde zones in een speelterrein of gecombineerd met een hergebruikfunctie. Ook open (infiltratie)grachten voorzien van stuwen of knijpen zijn interessante opties om buffercapaciteit te creëren. In deel 5.1 Maatregelen wordt dieper ingegaan op de aanleg van buffervoorzieningen.
De waterlopenbeheerder legt vaak buffer- en lozingseisen op voordat er wordt aangesloten op de waterloop. Meer informatie leest u verder onder paragraaf 3.2.2.
3.1.5. LOZEN
Het overtollige hemelwater dat nog afstroomt na toepassen van bovenstaande bronmaatregelen, kan het best aansluiten op een waterloop, rechtstreeks of via een RWA-leiding Enkel indien er geen waterlopen in de buurt aanwezig zijn, kan het overige hemelwater aansluiten op een afvoer via de gemengde riolering die het water naar de zuiveringsinstallatie leidt. Dit kan slechts een tijdelijke maatregel zijn, in afwachting van een afwaarts project waarin het hemelwater afgekoppeld wordt van de gemengde riolering.
3.2. CODEVANGOEDEPRAKTIJK
De "Code van Goede Praktijk voor het ontwerp, de aanleg en het onderhoud van rioleringssystemen" (CvGP) is opgesteld door de Coördinatiecommissie Integraal Waterbeleid (CIW) en vormt het wettelijk kader voor het ontwerp, de aanleg en het onderhoud van afval- en hemelwaterinfrastructuur, inclusief bronmaatregelen (zie ook bijlage 7.1 paragraaf 3.2). De CvGP bouwt verder op de principes van de Ladder van Lansink, die werd besproken in paragraaf 3.1.
3.2.1. SCHEIDEN VAN RIOLERING
In het verleden werd riolering aangelegd om al het water zo snel mogelijk af te voeren naar een rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI). Dit gebeurde via een gemengd rioleringsstelsel waarbij
zowel huishoudelijk afvalwater als proper regenwater wordt getransporteerd en gezuiverd. Het besef groeide dat hier verschillende problemen aan verbonden waren, nl.:
• Meer kans op overstortwerking wanneer veel neerslag terechtkomt in de riolering, en deze overbelast raakt. Hierdoor komt er (verdund) afvalwater in de waterlopen terecht.
• Verstoring van de natuurlijke situatie van het watersysteem. Regenwater kan in de natuurlijke situatie in de bodem infiltreren en zo de grondwatertafel aanvullen of het kan oppervlakkig afstromen en de (kleine) waterlopen in de buurt voeden.
• Een verhoogde kans op wateroverlast aangezien hemelwater versneld wordt afgevoerd in afgesloten buizen naar één afwaartse locatie. De wateroverlast kan ook vanuit de riolering komen, als de capaciteit van de riolering overschreden is door de zware neerslag.
• Een minder efficiënte zuivering van het afvalwater omwille van de sterke verdunning met hemelwater.
Figuur 6. Het verschil tussen een gemengd en een gescheiden stelsel. (a) Een gemengd stelsel: hemelwater en afvalwater worden via eenzelfde riool afgevoerd naar de waterzuivering. (b) Een gescheiden stelsel: hemelwater en afvalwater worden via een aparte riolering afgevoerd. Het afvalwater gaat naar de waterzuivering, het hemelwater gaat naar een waterlichaam of groenzone (gracht, waterloop, vijver, park, …). © Aquafin
Nieuwe of vernieuwde riolering wordt daarom gescheiden aangelegd. De droogweerafvoer (DWA) bevat enkel afvalwater en gaat rechtstreeks naar de zuivering. Hierdoor is een veel kleinere diameter leiding nodig. De regenweerafvoer (RWA) ontvangt enkel hemelwater en transporteert het naar de ontvangende waterloop. De RWA kan een klassieke buis zijn, al hebben grachten of wadi’s de voorkeur. Door het water bovengronds en vertraagd af te voeren krijgt het de kans om te infiltreren en ontstaat een robuuster watersysteem.
De grootte van de riolering die aangelegd wordt, bepaalt de snelheid waarmee het water kan worden afgevoerd en dus de kans op wateroverlast. Volgens de huidige ontwerprichtlijnen wordt een rioleringsstelsel gedimensioneerd voor een composietbui T20. Dat betekent dat alle buien kleiner dan een T20-bui zonder problemen kunnen afgevoerd worden, maar bij voorkeur wordt het water zoveel mogelijk ter plaatse gehouden. Bij buien groter dan een T20 kan de afvoercapaciteit van de riolering overschreden worden met wateroverlast als gevolg.
3.2.2. BUFFEREN EN INFILTREREN
In een gescheiden stelsel voor afvalwater en hemelwater wordt het regenwater dat niet door bronmaatregelen ter plaatse kan worden gehouden, afgevoerd naar de waterloop. In de natuurlijke situatie zou dit water oppervlakkig hierheen stromen en door natuurlijke meandering en begroeiing vertraagd worden. Wanneer het regenwater wordt afgevoerd via een buis, verdwijnt die vertraging.
Om water maximaal ter plaatse te houden, ligt de focus op oplossingen die vlakbij de bron worden gerealiseerd en die vermijden dat hemelwater moet getransporteerd worden (zie paragraaf 3.1 Ladder van Lansink) of die het hemelwater al ter plaatse afremmen tot het toelaatbare debiet, de zogenaamde bronmaatregelen. Doordat bronmaatregelen het hemelwater ter plaatse houden, kunnen ze kosten afwaarts voorkomen en zijn ze zeer belangrijk bij extreme neerslaghoeveelheden. In zulke omstandigheden zouden de transportsystemen sowieso overbelast worden. Bronmaatregelen gaan ook droogte tegen doordat ze het water (langer) lokaal vasthouden. Er zijn verschillende richtlijnen opgesteld omtrent infiltratie en buffering:
• In de CvGP wordt een infiltratienorm opgelegd. Hierbij moet per 100 m² aangesloten verharde oppervlakte een infiltratieoppervlakte van 4 m² voorzien worden. In de gewijzigde GSVH (zie bijlage 7.1) wordt de minimale infiltratieoppervlakte verhoogd naar 8 m² per 100 m² aangesloten verharde oppervlakte.
• Daarnaast worden er door de waterloopbeheerders lozingsnormen opgelegd om wateroverlast vanuit waterlopen te vermijden. Meestal is dit een maximaal debiet van 20 l/s per aangesloten hectare verharding. Bij waterlopen die overstromingsgevoelig zijn, kan dit opgetrokken worden naar 10 l/s/ha of nog strenger. De nodige buffering voor een lozingsdebiet van 20 l/s/ha bedraagt momenteel 250 m³ per hectare verharding. Voor 10 l/s/ha is dit 330 m³/ha verharding. Deze waarden komen voort uit de oorspronkelijke GSVH. In de vernieuwde GSVH van 2023 gelden striktere normen voor buffering, nl. minimaal 330 m³/ha, en tot 430 m³/ha wanneer infiltratie niet mogelijk is. Meer informatie over de oorspronkelijke en vernieuwde GSVH staat in Bijlage 7.1. Dit volume wordt minstens voor een deel in de afvoeras gerealiseerd. Indien die te klein is, wordt op één of meerdere locaties extra buffering voorzien in de vorm van een boven- of ondergronds bekken. De voorkeur gaat hier steeds uit naar een bovengronds bekken.
3.3. DRIEREGIMESINFUNCTIEVANDUURZAAMENVEILIG STEDELIJKWATERBEHEER
Riolering wordt ontworpen op een wettelijk vastgelegde extreme situatie (zie 3.2). In Vlaanderen is dat momenteel de composietbui (T20). In 2012 werd deze ontwerprichtlijn in de CvGP aangepast van T5 naar T20 gezien het veranderende neerslagpatroon. RWA-infrastructuur in nieuwe projecten wordt de laatste jaren al wel groter gedimensioneerd, maar kan onmogelijk elke extreme bui opvangen. Op een duurzame manier met hemelwater omgaan, betekent ook op elk moment kijken wat er met hemelwater moet gebeuren. Daarom zullen we in het HWDP altijd drie situaties bekijken: frequente neerslag, norm neerslag en extreme neerslag.
3.3.1. FREQUENTE NEERSLAG
Dit is de meest voorkomende situatie, waarbij lichte tot matig hoge neerslag valt. 80 à 90% van het jaarlijks neerslagvolume valt tijdens dit soort buien. Deze situatie veroorzaakt geen wateroverlast voor de klassieke riolering, maar er kan wel overstortwerking optreden bij grotere buien. Het is echter net in deze situatie dat de grondwatertafels eenvoudig aangevuld kunnen worden, en zo ook de voeding van bronnen en beken veilig gesteld kan worden. Bij een frequente neerslagafvoer moet de aandacht dan ook verschuiven van het afvoeren van hemelwater naar het infiltreren ervan. Een doordachte plaatsing van straatkolken en inrichting van de wegenis zal het hemelwater naar nabijgelegen lager gelegen zones begeleiden om te infiltreren (Figuur 8). We streven ernaar om een halfjaarlijkse bui volledig te laten infiltreren.
Figuur 7. Bovengronds bufferbekken. © Shutterstock
3.3.2.
NORM NEERSLAG
Op deze situatie wordt het afvoersysteem ontworpen om te opereren zonder wateroverlast (zie Figuur 9). Klassiek wordt de wettelijke norm, de composietbui T20, gebruikt voor de dimensionering van de riolering. In deze situatie moet de infrastructuur in staat zijn om het hemelwater op te vangen en vertraagd af te voeren naar de waterlopen, zonder wateroverlast.
Voor waterlopen wordt meestal met een historische bui gerekend met een hogere terugkeerperiode (T25, T50 of T100, afhankelijk van het risico) en dus een grotere neerslaghoeveelheid.
3.3.3.
EXTREME NEERSLAG
Bij extreme neerslag gaat het om neerslag die de norm overschrijdt. We weten met andere woorden dat de voorziene infrastructuur niet volstaat. De voorziene buffervolumes zullen in dit geval onvoldoende zijn om het water te bergen. Het teveel aan hemelwater zal via het (straat)oppervlak afstromen. Het wegenisontwerp dient zo aangepast te worden richting waterrobuuste straten die verlaagd zijn, met verhoogde borduurstenen en een doordachte plaatsing van straatkolken (zie Figuur 10). In deze situatie ligt de focus dan ook op het voorkomen
Figuur 8. Opvang en infiltratie van hemelwater bij frequente neerslag © Aquafin.
Figuur 9. Opvang en vertraagd afvoeren van hemelwater bij een norm neerslag © Aquafin.
en minimaliseren van gevolgschade of het eventueel prioriteren ervan. Zo lijkt het bijvoorbeeld logisch dat een park overstroomt voordat de bibliotheek overstroomt.
Figuur 10. Extreme neerslag: gecontroleerd overstromen © Aquafin.
Zowel de frequente als de extreme neerslag krijgen te weinig aandacht, wat ervoor zorgt dat we enerzijds kwetsbaar zijn geworden voor langdurige droogte, door het te snel afvoeren van neerslag die lokaal kon infiltreren. Anderzijds zijn we ook kwetsbaar voor extreme buien, omdat de ontwerpcriteria voor een T20-bui vaak onterecht aanzien werden als voldoende voor de extreme neerslag die zich vandaag voordoet.
3.4. DROOGTEENHITTE
Zowel droogte als hitte vormen een steeds groter probleem. Daarom is het aangewezen om als stad even stil te staan bij de oorzaken en gevolgen van droogte- en hittestress, zodat hier in de toekomst meer rekening mee gehouden kan worden bij het ontwerp van de openbare en private ruimte. Water kan hier een belangrijke rol bij spelen.
3.4.1.
DROOGTE
Van de totale gemiddelde jaarlijkse neerslaghoeveelheid van 800 mm/j in Vlaanderen draagt er gemiddeld slechts 30% bij aan de grondwatervoeding (infiltratie). Zo’n 63% van het hemelwater verdampt (evapotranspiratie) en 7% stroomt via oppervlakkige afvoer af naar waterlopen en riolering. Dit is water dat niet kan bijdragen aan grondwatervoeding.
Van de gemiddelde hoeveelheid grondwatervoeding in Vlaanderen van 220 mm/j wordt er tussen 50 en 70% afgevoerd naar waterlopen. Daarnaast verdwijnt er tussen 10 en 30% door drainage, o.a. via grachten op landbouwgronden, kleinere beekjes en rioleringen. Het aandeel grondwater dat via vergunde grondwaterwinningen wordt onttrokken bedraagt ongeveer 10%, iets meer dan de helft hiervan wordt gebruikt voor drinkwaterproductie. Er zijn geen cijfers gekend van de nietvergunde grondwaterwinningen (Huysman, 2022).
Volgens klimaatscenario’s zal de grondwatervoeding in de toekomst dalen, en dus de droogtegevoeligheid van bodems, waterlopen, landbouwgewassen en ecotopen doen stijgen. Om de grondwatervoeding substantieel te laten stijgen met zicht op de toenemende klimaatverandering, heeft een verhoogde infiltratie (grondwatervoeding) een veel groter effect dan een reductie van grondwaterwinningen 1 . Het volledig stopzetten van de grondwaterwinningen om minder kwetsbaar te zijn voor droogte is niet haalbaar gezien het grote aandeel van grondwaterwinningen dat bedoeld is voor drinkwaterproductie. De grondwatervoeding kan o.a. vergroot worden door:
• Verhogen van effectieve infiltratie door geen bijkomende verharding aan te leggen, te ontharden (inclusief waterdoorlatende verharding), infiltratievoorzieningen aan te leggen, decompactie van landbouwbodems, …
• Verminderen van afstromend hemelwater door te vergroenen en water lokaal te bufferen, hemelwater afkoppelen van riolering, decompactie van landbouwbodems,…
• Verminderen van drainage door aangepaste landbouwpraktijken, opwaarderen van wetlands, …
• Andere manieren van bemalingen door bemalingsperiode in tijd te minderen, retourbemaling, permanente bemalingen herbekijken, …
Voor het aanvullen van de grondwatertafel kijken we in het HWDP o.a. naar onthardings- en infiltratiekansen (zie 4.5 Visie per deelgebied). Voor elk deelgebied doen we voorstellen hoe infiltratie er in het openbaar domein kan verwerkt worden.
Grondwaterwinningenenbemalingen
Grondwaterwinningen
Het is belangrijk om een onderscheid te maken tussen ondiep en diep grondwater. Ondiep of freatisch grondwater is afkomstig uit de ’freatische’ waterlagen. Dit zijn grondwaterlagen die ondiep gelegen zijn en gevoed worden door insijpelend hemelwater. Ze bevinden zich boven een ondoorlatende laag/kleilaag. De freatische grondwaterstand schommelt gedurende het jaar: hoog in de winter en laag in de zomer. In bepaalde grondwaterlichamen zijn er locaties met erg lage grondwaterstanden of dalende trends. Dit is onder meer te wijten aan het lokale overmatig gebruik van grondwater uit deze lagen of aan het feit dat bepaalde lagen erg gevoelig zijn voor perioden met weinig neerslag. Naast het verder beperken van onnodige winningen is het daarom ook van belang om voldoende in te zetten op ontharding en infiltratie maximaal de kans te geven.
1 EenrecentestudievandeVUBheeftaangetoonddatmeerinfiltratiehetgrondwaterpeilsterker doet stijgen dan minder grondwateronttrekking (55 cm stijging t.o.v. 5 cm stijging in grondwaterpeil).
Diep grondwater is water dat zich in ’de gespannen grondlagen’ bevindt, vaak op grote diepte en onder een ondoorlatende laag (bv. een kleilaag). Doordat er vaak meer water uit deze lagen onttrokken wordt dan er aangevuld wordt, daalt het diepe grondwaterpeil stelselmatig en stelt men een wijziging vast van de kwaliteit van dit water. De bovenliggende kleilagen beperken immers een voldoende toevoer van infiltrerend water naar de diepere lagen. Daarom dient er te worden gestreefd naar een beperkt oppompen van grondwater uit de diepe grondwaterlagen.
Figuur 11. Schematische voorstelling van grondwaterlagen. Grondwater wordt hoofdzakelijk gebruikt als drinkwater, voor industrieel gebruik en in de landbouw (drinkwater voor vee, beregening van gewassen, …). Zowel private als professionele grondwaterwinningen hebben een effect op de grondwaterstand. Een overmatige onttrekking van grondwater kan immers zorgen voor een verlaging van het grondwaterpeil waardoor de bovenliggende bodem sneller uitdroogt. Kaart 10 geeft een overzicht van de grondwaterwinningen en tijdelijke bemalingen in de stad Ieper (DOV, 2024). De grootte van de impact van een grondwaterwinning is afhankelijk van het type winning, de diepte en de bodemsamenstelling. In Vlaanderen zijn er daarnaast ook nog heel wat illegale grondwaterwinningen. Het gaat dan om niet aangegeven putten of vergunde putten waar meer water uit wordt opgepompt dan is toegestaan. Strengere controles en een strikter handhavingsbeleid zullen in de toekomst zeker nodig zijn.
Bemalingen
De doelstelling van een bemaling (of ook vaak ‘bronbemaling’ genoemd) is een verlaging van het grondwaterpeil. Er kan een onderscheid gemaakt worden tussen “tijdelijke” en “permanente” bemalingen.
Bij een tijdelijke bemaling wordt het grondwaterpeil gedurende een bepaalde periode verlaagd om bouwwerken of grondwerken te kunnen uitvoeren (aanleg van kelders, ondergrondse
parkeergarages, rioleringswerken, …). Eenmaal de nodige werken zijn uitgevoerd, wordt deze bemaling terug stopgezet.
Bij een permanente bemaling is het noodzakelijk dat het grondwaterpeil continu lager wordt gehouden, meestal om reden van stabiliteit van een constructie. Dit type bemaling wordt soms voorzien aan tunnels of ondergrondse garages.
Richtlijnenenmaatregelenbijbemalingen
Om de effecten van bemalingen zo veel mogelijk te beperken, zijn door de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) richtlijnen opgemaakt waarbij de volgorde wordt aangehaald waarin de verschillende maatregelen moeten overwogen worden.
Figuur 12. Richtlijnen met de te doorlopen stappen bij bemaling van grondwater (VMM, 2023a)
In eerste instantie moet ingezet worden op de beperking van het opgepompte debiet. Het water wordt best in de directe omgeving terug geïnfiltreerd. Als dat niet kan, is het hergebruik van het water misschien mogelijk. Als ook dat niet mogelijk is, mag het opgepompte grondwater geloosd worden in het oppervlaktewater. Pas in laatste instantie mag het water in de riolering terecht komen, en dan nog bij voorkeur in een RWA-leiding en niet in een gemengde of een afvalwaterleiding.
In de vergunningsaanvraag of melding voor de bemaling moet de aanvrager motiveren waarom bepaalde oplossingen niet haalbaar zijn.
3.4.2.
HITTE
Stedelijke of dichtbebouwde gebieden zijn warmer dan het omliggende rurale gebied. Dit fenomeen wordt het ‘urban heat island’ (UHI) genoemd. Zonnestraling wordt door de ondergrond voor een deel geabsorbeerd, wat zorgt voor de opwarming ervan. Het overige deel wordt gereflecteerd. Daarnaast speelt verdamping van water een grote rol, omdat het zorgt voor extra afkoeling van de ondergrond. In (voor)stedelijk gebied is de ondergrond slechts beperkt reflecterend en zijn water en planten minder abundant, waardoor de ondergrond en de lucht hier sneller opwarmen dan in de omliggende rurale gebieden.
Met deze hogere gevoelstemperatuur gaan verschillende problemen en ongemakken gepaard. De gevoelstemperatuur wordt bepaald door de stralingswarmte en de luchttemperatuur. Beide componenten worden hieronder afzonderlijk besproken, samen met de factoren waardoor ze beïnvloed worden.
De stralingswarmte afkomstig van de gebouwen en de ondergrond is evenredig met de temperatuur ervan. Aan de stralingswarmte van de zon kan men ontsnappen door schaduw op te zoeken. Bomenrijke locaties kunnen zo zorgen voor koelteplekken.
De lucht wordt enerzijds opgewarmd door de straling van de zon zelf, maar ook door de uitwisseling van warmte met de ondergrond en de gebouwen. Dit laatste is sterker in stedelijk gebied, waardoor het urban heat island tot stand komt. Twee van de factoren die beïnvloed kunnen worden ter reductie van de temperatuur zijn het weerkaatsingsvermogen (albedo) van het oppervlak en de verdamping van water.
Een deel van de straling afkomstig van de zon wordt gereflecteerd, en draagt dus niet bij tot de opwarming van het stedelijk oppervlak. De hoeveelheid reflectie die plaatsvindt, wordt bepaald door het weerkaatsingsvermogen (albedo) van het materiaal. Zo is de albedo van een wit oppervlak hoger dan die van een zwart oppervlak.
4.VISIE
De principes die in hoofdstuk 3 aan bod kwamen, zoals de Ladder van Lansink en de Code Van Goede Praktijk, worden in dit hoofdstuk toegepast op de stad Ieper. In het eerste deel wordt bekeken hoe het infiltratiepotentieel over het hele grondgebied verdeeld is. Daaropvolgend wordt a.d.h.v. de watersysteemkaart de ruimtelijke prioritering voor grondwateraanvulling door infiltratie weergegeven voor de stad Ieper. In het derde deel wordt een typering van de straten voorgesteld volgens de waterhuishoudkundige functie die ze kunnen vervullen. In het vierde deel wordt alle voorgaande informatie gebundeld en vertaald naar een algemene visie voor de stad Ieper. De algemene visie bevat de hoofdconclusies uit het hemelwater- en droogteplan van de stad. In het laatste deel van dit hoofdstuk wordt deze algemene visie toegepast op elk deelgebied apart, waardoor een gedetailleerde visie per deelgebied wordt bekomen.
4.1. INFILTRATIEPOTENTIEELKAART
Zoals aangegeven in de principes volgens de Ladder van Lansink (zie 3.1) is infiltratie van hemelwater, na het vermijden van afstroom van (on)verharde oppervlakten en hergebruik, strategisch het belangrijkst in het (hemel-)waterbeheer. Het doel is om het hemelwater zoveel mogelijk ter plaatse te laten insijpelen in de bodem volgens de principes gesteld in paragraaf 3.1.3
Infiltratie
Niet elke bodem is echter zomaar geschikt om veel hemelwater te laten infiltreren. De geschiktheid van de bodem voor infiltratie hangt af van de natuurlijke kenmerken ervan. Het zijn vooral de bodemtextuur, de drainageklasse en eventuele substraten, die hierin bepalend zijn.
Om het infiltratiepotentieel in beeld te brengen, worden de bodems opgedeeld in vier categorieën:
• Goed infiltreerbaar. Dit zijn voornamelijk droge én lichte bodems (zand en zandleem).
• Matig infiltreerbaar. Hieronder zijn matig vochtige bodems, alsook de leembodems geklasseerd.
• Slecht infiltreerbaar. Onder deze categorie vallen de kleibodems en de natte bodems (met een hoge grondwatertafel).
• Ontbrekende gegevens/antropogeen
Naast de bodemtextuur, -drainage en substraten moet ook met drinkwaterwingebieden rekening gehouden worden. In een drinkwaterwingebied is infiltratie volgens de vernieuwde GSVH van 2023 (zie Bijlage 7.1) toegestaan, ongeacht het type beschermingszone, op voorwaarde dat het hemelwater niet potentieel verontreinigd is. De Milieu en Natuurraad van Vlaanderen (Minaraad)
en de Sociaal Economische Raad van Vlaanderen (SERV) stellen voor om enkel infiltratie toe te staan via open, bovengrondse en visueel controleerbare infiltratievoorzieningen (Vlaamse Regering, 2023). Hemelwater wordt als verontreinigd beschouwd als het in contact met de verharde oppervlakte zo vervuild wordt dat het als afvalwater moet worden beschouwd (CIW, 2023). Het gaat onder andere over water afstromend van tankstations, chemische opslagzones bij bedrijven, containerparken, …. Verontreinigd hemelwater hoort te worden behandeld volgens de VLAREM richtlijnen.
De Watergroep heeft extra voorwaarden opgelegd voor infiltratie in beschermingszones:
• Hemelwater van metalen daken (particulier) mag niet geïnfiltreerd worden
• Afstroom van groendaken mag enkel indien geen pesticiden worden gebruikt
• Geen vrachtwagens toegelaten op waterdoorlatende verharding
• Wegenis moet uitgerust zijn met KWS-afscheiders
• Bovengronds infiltreren omwille van inspectiemogelijkheden
Het infiltratiepotentieel op basis van de bodemeigenschappen voor de stad Ieper wordt weergegeven in Kaart 18. Hier wordt alleen rekening gehouden met de bovenste bodemlaag. De dikte van deze laag kan het infiltratiepotentieel beïnvloeden, aangezien de onderliggende Ieperiaanse Klei een lager infiltratiepotentieel heeft
Ieper kan opgedeeld worden in twee zones: het westen met goed tot matig infiltreerbare bodems en het oostelijke gedeelte met matig tot slecht infiltreerbare bodems De bodemgegevens van het centrum van Ieper en de kernen van dorpen of gehuchten zijn onbekend. In deze zones is dan ook geen infiltratiepotentieel aan toegekend.
In de westelijke helft van het grondgebied zijn er veel droge zandleem- en lichte zandleembodems. Regenwater kan op deze gronden goed infiltreren. In een goed infiltreerbare zone moet het doel zijn om het regenwater maximaal ter plaatse te houden, alleen bij heel extreme neerslag zou er bijkomende buffering voorzien moeten worden. Als de bodems matig vochtig zijn, zal minder water kunnen infiltreren en wordt het als matig infiltreerbaar ingeschat. In deze gebieden moet nog steeds het doel zijn om zo veel mogelijk regenwater ter plaatse te houden, al zal de infiltratiecapaciteit verlaagd zijn door bv. hoger grondwaterstanden In deze zone zou dan ook bijkomende ruimte voor buffering voorzien moeten worden. Langs enkele waterlopen zijn er kleigronden of natte zandleemgronden. Hier zal water grotendeels afstromen en alleen een klein deel zal kunnen infiltreren. Deze zones zijn weergegeven als slecht infiltreerbaar.
Het kanaal Ieper-IJzer vormt ongeveer de grens tussen de drogere bodems in het westen en de nattere bodems in het oosten. In het noordoosten komen meer matig vochtig tot natte zandleembodems voor. In het zuidoosten zijn er meer matig vochtig lichte zandleembodems. Veel bodems hebben hier een matig infiltratiepotentieel. Langs de waterlopen zijn de bodems door hogere grondwaterstanden en soms ook zwaardere bodems minder geschikt voor infiltratie. Deze zones hebben een slecht infiltratiepotentieel
In de praktijk kan ervan uitgegaan worden dat regenwater in goed infiltreerbare zones tot 100 % kan infiltreren tot een regenbui die statistisch gezien één keer per jaar voorkomt (T1).
Kaart 18: Infiltratiepotentieel
Bij een matige infiltratie zal een gedeelte kunnen infiltreren, maar zal er bijkomende buffering nodig zijn. Het seizoenaal verschil van de grondwaterstand bepaald de hoeveelheid die kan infiltreren. In de winter zijn grondwaterstanden hoger, waardoor minder water in de bodem kan
insijpelen. In de zomer kan meer water infiltreren door de lagere grondwaterstanden. Een andere bepalende factor hoeveel water kan infiltreren, is de dikte van de bovenste bodemlaag en het daaronder liggende laag. In Ieper is de onderliggende laag vaak klei, waar zeer weinig water kan infiltreren. Bij hevige of langdurige neerslag wordt het moeilijk om het volledige hemelwatervolume te laten infiltreren. Daarom moeten hiervoor extra bufferlocaties voorzien worden, van waar het water dan vertraagd kan afgevoerd worden. Over het hele jaar zal afhankelijk van het seizoen, de neerslaghoeveelheid en -intensiteit 30-70 % van het regenwater kunnen infiltreren. Bij gronden die als slecht infiltreerbaar gecategoriseerd zijn, zal het water voornamelijk afstromen en alleen een (zeer) kleine fractie infiltreren. In deze gebieden moet er ruimte voor buffering en vertraagde afvoer voorzien worden.
Het op Kaart 18 getoonde infiltratiepotentieel is gebaseerd op een model en kan beschouwd worden als een eerste indicatie van de infiltratiecapaciteit van de bodem. Om de exacte infiltratiecapaciteit van een bepaalde locatie te bepalen, zijn infiltratieproeven vereist.
4.2. WATERSYSTEEMKAARTEN
De watersysteemkaart geeft een indicatie voor de ruimtelijke prioritering voor grondwateraanvulling door infiltratie op basis van topografische informatie. De kaart is geproduceerd door de onderzoeksgroep Ecosysteembeheer (ECOSPHERE) aan de Universiteit Antwerpen (Staes & Meire, 2020). De watersysteemkaart is enkel gebaseerd op topografie en houdt geen rekening met bodemkenmerken en/of de aanwezigheid van ondoordringbare lagen. Ze houdt ook geen rekening met menselijke ingrepen (dijken, bodemafdichting, grondwateronttrekkingen, bemalingen, …) die de hydrologie van grond – en oppervlaktewater beïnvloeden (Staes & Onderzoeksgroep ECOSPHERE Universiteit Antwerpen, 2021). Hiermee moet rekening gehouden worden bij de interpretatie van de kaart. De watersysteemkaart kan beschouwd worden als een potentieel natuurlijke toestand van het grondwater en kan gebruikt worden als een streefbeeld voor het herstel van verstoorde gebieden. Bovendien is elke vorm van infiltratie wenselijk, maar het is zeker wenselijk in gebieden die van strategisch belang zijn voor de grondwateraanvulling.
Op basis van de resulterende kaart (zie Kaart 19) kan een inschatting worden gemaakt van de te nemen maatregelen, voornamelijk met betrekking tot infiltratie. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen drie typegebieden:
• Gebieden voor infiltratie.
• Gebieden voor retentie en vertraagde infiltratie
• Permanent natte gebieden.
Kaart 19: Watersysteemkaart voor de stad Ieper. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen 3 types gebieden: (blauw) permanent natte kwelgebieden, (groen) tijdelijk natte gebieden en (bruin) infiltratiegebieden – permanent droge gebieden.
Infiltratiegebieden
Dit zijn de hoger gelegen, permanent droge bodems, met een diepe grondwaterstand. Deze infiltratiegebieden worden aangeduid in het bruin waarbij geldt: hoe donkerder bruin, hoe geschikter voor grondwateraanvulling. De zones in donkerbruin zijn doorgaans geschikt voor het aanvullen van de strategische grondwatervoorraden. Het water dat in deze zones wordt geïnfiltreerd blijft ruime tijd aanwezig in het grondwatersysteem. Water dat wordt geïnfiltreerd in zones in licht bruin heeft een kortere verblijftijd, maar kan alsnog belangrijk zijn voor het overbruggen van extreem natte en droge periodes. Verhardingen in deze zones worden best voorzien van infiltratievoorzieningen.
Tijdelijknatte gebieden
Deze zones vormen natuurlijke depressies in het landschap op kleinere schaal en zijn doorgaans zones waar water zich verzamelt. Veel van deze zones werden in de loop van de geschiedenis echter voorzien van drainerende grachtennetwerken waardoor ze rechtstreeks werden verbonden met nabije waterlopen. Hierdoor verloren ze een groot deel van hun waterbufferend vermogen en krijgt het water niet de tijd te infiltreren.
Op de watersysteemkaart worden deze bovenstroomse kwelzones in het groen aangeduid waarbij de donkergroene zones overeenkomen met de laagste/natste locaties. Het gaat om landschapsdepressies met potentie voor uitgestelde infiltratie waar een beperking van het drainerende effect van grachten best wordt overwogen. Een actief peilbeheer kan hiertoe bijdragen.
Deze zones worden idealiter gebruikt om afstromingswater te verzamelen en vast te houden. Deze gebieden hebben de potentie in zich om hun rol als natuurlijk waterreservoir terug te vervullen.
Permanentnatte(kwel)gebieden
De permanent natte gebieden concentreren zich veelal rond de waterlopen. Dit zijn veelal de lager gelegen gebieden waar het grondwater uit de bodem treedt. In dergelijke zones ontwikkelen zich veenbodems, die kunnen fungeren als natuurlijke spons. Deze valleisystemen worden best ingeschakeld als buffering voor het vasthouden van oppervlaktewater om benedenstroomse overlast te vermijden. Onnodige drainage moet in deze gebieden worden vermeden en ze worden best gevrijwaard van bebouwing. Het herstel van de maximale opslagcapaciteit kan worden gefaciliteerd door een actief peilbeheer.
Op Kaart 20 werden in het rood de micro-depressies weergegeven. Dit zijn locaties waar water zich mogelijk kan verzamelen bij extreme neerslag op het niveau van een perceel. Als dit afstromingswater hier vastgehouden kan worden, kunnen er enorme infiltratiewinsten worden gemaakt.
Kaart 20: Microdepressies
4.3.
TYPESTRATEN
De straat vervult een prominente rol in het stedelijk waterbeheer. In volgende paragraaf wordt een typering van de straten voorgesteld volgens de waterhuishoudkundige functie die ze kunnen vervullen. Er worden drie categorieën vooropgesteld:
• Infiltratiestraat
• Retentiestraat
• Watervoerende straat
De indeling van de straten is gebaseerd op de infiltratiepotentieelkaart (Kaart 18), en dus de bodemdata, en geeft de lange termijnvisie weer voor de straten in de stad Ieper op watervlak. Het is een indicatie van het potentieel van een straat voor hemelwater. Voor de uiteindelijke inrichting van de straat zal het ruimtegebruik mee bepalend zijn. Dit zit nog niet mee vervat in indeling van de typestraten.
Deze indeling laat toe gerichte maatregelen voor te stellen op straatniveau. Ze kan als leidraad dienen wanneer een straat wordt heraangelegd. Dit laat toe maatregelen voor een verbeterd waterbeheer in te zetten daar waar deze het meeste opleveren, en zo slim te investeren in een geoptimaliseerde waterhuishouding op straatniveau. Het geeft een eerste indicatie, die bij uitwerking op projectniveau nog verder dient onderzocht te worden. Welke maatregelen per straattype kunnen toegepast worden, wordt in paragraaf 5.1.1 beschreven.
4.3.1. INFILTRATIESTRAAT
In een infiltratiestraat zal een (zeer) groot deel van het hemelwater infiltreren in de grond.
Kenmerken
• Gelegen in zandige of goed doorlatende bodems
• Gelegen in bodems zonder hoge grondwatertafel.
• Meestal bovenaan de waterstroomlijn gelegen.
➔ In dit type straten zal een groot deel van het hemelwater kunnen infiltreren in de grond en de focus ligt hier dus op infiltratie van water.
Figuur 13 toont de mogelijke manieren waarop een infiltratiestraat haar functie kan vervullen.
4.3.2. RETENTIESTRAAT
Bij een retentiestraat zal ook nog een deel van het hemelwater kunnen infiltreren, maar dit zal beperkter zijn dan bij een infiltratiestraat. De focus bij een retentiestraat ligt op berging of buffering van water.
Kenmerken
• Tijdens de zomer zal het hemelwater wel grotendeels kunnen infiltreren. In winter- of natte omstandigheden zal slechts een (kleiner) deel van het hemelwater infiltreren
• Vaak intermediaire straten tussen de ‘bovenstroomse straten’ en de (benedenstroomse) watervoerende straten.
➔ In dit type straten zal slechts een deel van het hemelwater kunnen infiltreren in de grond, en moet naast infiltratie ook ingezet worden op buffering en vertraging van het water.
Figuur 14 toont de mogelijke manieren waarop een retentiestraat haar functie kan vervullen.
Figuur 14. Schematische voorstelling van een retentiestraat. © Aquafin
Figuur 13. Schematische voorstelling van een infiltratiestraat. © Aquafin
4.3.3.
WATERVOERENDE STRAAT
Een watervoerende straat heeft een belangrijke functie om het overtollig water, bij zware regenbuien, af te voeren
Kenmerken
• Het is een straat die parallel loopt aan de natuurlijke afstroomlijnen
• Weg die water zal volgen bij hevige buien, hier kan water op straat worden verwacht bij extreme regenval
• Het water dat via deze straat stroomt, wordt naar een waterloop/gracht afgevoerd.
Wanneer een waterloop (ongeveer) parallel loopt aan een potentiële watervoerende straat zal de waterloop de watervoerende functie overnemen. In dat geval zal de straat geen watervoerende straat, maar wel een infiltratie- of retentiestraat zijn.
Figuur 15 toont de mogelijke manieren waarop een watervoerende straat haar functie kan vervullen.
4.3.4. INDELING TYPESTRATEN VOOR STAD IEPER
Op Kaart 21 wordt een overzicht gegeven van de indeling van de straten in de stad Ieper volgens hun waterhuishoudkundige functie. In de visie per deelgebied (paragraaf 4.5) wordt deze indeling
Figuur 15. Schematische voorstelling van een watervoerende straat. © Aquafin
Hemelwater- en droogteplan
verder besproken per deelgebied. De maatregelen die gekoppeld zijn aan elke typestraat worden in hoofdstuk 5 Maatregelen en actieplan besproken onder paragraaf 5.1.1
Kaart 21: Typestraten
4.4. VISIEVOORIEPER
De West-Vlaamse stad Ieper ligt in de Vlaamse regio Westhoek en op het West-Vlaamse centrale plateau. Het gebied is gekenmerkt door een zacht golvend reliëf in het zuiden en het vlakkere noorden. Ieper maakt deel uit van de landschapsstreek ‘Zandlemig Vlaanderen’ De meeste bodems hebben dan ook een matig vochtige zandleembodem (zie Kaart 4). In het zuidoosten komt er op de hoogste toppen ook zand of lemig zand voor. In het algemeen zijn de bodems in het noordwesten droger t.o.v. die in het zuidoosten. De bebouwing is geclusterd in het centrum van Ieper, en de dorpen en gehuchten. In het dichtbebouwde centrum is er vooral gesloten bebouwing, terwijl er meer halfopen en open bebouwing (met tuin) is in de dorpen, gehuchten en het buitengebied Bedrijventerreinen liggen langs het kanaal en in Vlamertinge. Het buitengebied is voornamelijk ingenomen door de landbouw met tussenin enkele kleinere natuurgebieden.
In het verleden kampte Ieper reeds met droogte en wateroverlast. Het waterlopenstelsel van het centrum is ingenieus en zeer gevoelig aan de wateraanvoer De vestingen worden gevoed door de Dikkebusbeek. Als er in de zomer te weinig water aangevoerd wordt, dan daalt het water in de vestingen en kan algenbloei optreden. De waterkwaliteit van de Bollaertbeek en de Zillebeek kan in de zomer door een te hoge concentratie van beschermingsmiddelen slecht zijn, waardoor het water niet kan worden gebruikt voor de drinkwaterproductie in de Verdronken Weide en de Zillebekevijver. De waterkwaliteit in veel waterlopen kan nog verbeterd worden, door het afvalwater van nog niet aangesloten woningen via een riool naar een RWZI af te voeren of een IBA te plaatsen. Het aanleggen van een gescheiden stelsel zal er ook voor zorgen dat overstorten minder vaak werken en minder vervuild water in de waterlopen terecht komt. Niet alleen de waterlopen en het oppervlaktewater kampen met problemen tijdens lange droogteperioden, ook de landbouwsector voelt de gevolgen van droogte. Vandaag wordt er weinig water opgehouden en stroomt het water te snel richting de IJzer. Tijdens droogteperioden dalen de waterstanden van de waterlopen snel en is er een te kort aan water dat vooral in de landbouw snel te voelen is. Bij langdurige of hevige regen treedt wateroverlast op langs de Kemmelbeek, aan de Dikkebusvijver en -beek, de Bollaertbeek en aan de Zwaanhofbeek. Het zuidelijke gedeelte van Ieper kent door de combinatie van zandleembodems en hellingen een erosieproblematiek. Deze zorgt niet alleen voor lokale knelpunten, maar sediment verzamelt zich ook in de Dikkebusvijver, waardoor het slib regelmatig verwijderd moet worden. Dit is een uitdaging omdat er op veel plaatsen een ophogingsverbod is en het over een grote hoeveelheid slib gaat. De slibaanvoer van de Dikkebusvijver komt voornamelijk uit de buurgemeente Heuvelland.
Het wordt voorspeld dat zowel droogteperioden, als perioden met langdurige regen en korte hevige buien in de toekomst vaker zullen voorkomen. Om de huidige, maar ook de toekomstige problematiek van verdroging, waterkwaliteit en waterkwantiteit aan te pakken, stellen we
hieronder een algemene visie op om de hele stad Ieper zoveel mogelijk te beschermen tegen deze huidige en de verwachte toekomstige problemen.
Droogte en wateroverlast kunnen beperkt worden door water niet meer zo snel af te voeren, maar vooral in te zetten op maatregelen om water ter plaatse te houden Kleine buien komen frequent voor en zorgen voor 95-98 % van het jaarlijkse neerslagvolume. Het zijn dan ook deze buien die vooral lokaal opgevangen moeten worden. Het infiltratiepotentieel is globaal goed tot matig. Dit wil zeggen dat er veel opportuniteiten zijn om regenwater te laten infiltreren. Het doel moet dan ook zijn om maximaal op infiltratie in te zetten. Door in te zetten op infiltratie wordt het grondwater aangevuld en kunnen gewassen en planten tijdens droogteperioden langer water opnemen via hun wortels.
Verharde oppervlakten zorgen voor 100 % afstroom. Om infiltratie te verhogen, moet er ook nagegaan worden welke verharde oppervlakte absoluut nodig is en welke groen, in halfverharding of in waterdoorlatend materiaal aangelegd zouden kunnen worden. Ontharding moet op het openbaar domein, maar ook op privaat domein toegepast worden. De binnenstad van Ieper en de omliggende woonkernen hebben een hoge verhardingsgraad, waar dan ook veel kansen liggen om te ontharden. Maar ook in de gehuchten en dorpen kan de verharde oppervlakte gereduceerd worden. Ontharde plaatsen verhogen niet alleen de beschikbare infiltratieoppervlakte, deze locaties kunnen ook licht verlaagd worden en naast een infiltratiefunctie ook een bufferende functie innemen. Verkeerseilanden, groenzones en rotondes kunnen verlaagd worden of van een open borduur voorzien worden en zo voor extra ruimte voor buffering zorgen.
Een groot oppervlakte in Ieper is ingenomen door de landbouw. In de zomermaanden is er een hoge vraag naar water voor o.a. het besproeien van de velden. Landbouwers doen vaak beroep op de waterlopen om hieruit water op te pompen. De ligging van Ieper relatief hoog in het reliëf zorgt ervoor dat de waterstanden van de waterlopen snel dalen en ze al een zeer lage waterstand hebben als er een captatieverbod in het IJzerbekken komt. Als alternatief wordt er grondwater opgepompt, wat voor een snellere daling van de grondwaterstanden zorgt en waardoor het gebied sneller gevoelig is aan de gevolgen van droogte. Door regenwater op te vangen en als alternatief voor grondwater of gecapteerd water uit waterlopen te gebruiken, zullen de grondwaterstanden minder snel dalen. Meerdere landbouwers vangen reeds regenwater van daken in een open bekken op. Het is dan ook belangrijk dat dit water ook maximaal hergebruikt wordt. Inzetten op hergebruik is niet enkel beperkt tot de landbouwsector. Dit kan ook op kleine schaal geïmplementeerd worden met een grote cumulatieve impact (regenton of hemelwaterput bij burgers) en op grotere schaal voor gebouwen van de gemeente, scholen of sportvelden. Bij grote dakoppervlakten van o.a. bedrijfsgebouwen en kerken kan ook op zoek gegaan worden naar synergiën tussen de eigenaars en geïnteresseerden vanuit bv. de landbouw of de groendienst.
Naast de afstroom van verharde oppervlakte is er ook afstroom van onverharde oppervlakten Deze is afhankelijk van de bodemsamenstelling, de helling en het landgebruik. In het zuidelijke gedeelte is een verhoogde afstroom door de zandleembodems en het golvende reliëf. Het zuiden
van Ieper is het hoogst gelegen. Inspanningen om afstroom van de onverharde oppervlakte zo veel mogelijk tegen te houden, zullen zorgen voor minder water- en sedimentaanvoer op de lager gelegen delen van Ieper. Het tegengaan van bodemverdichting, niet-kerende bodembewerking en het aanleggen van grasbufferstroken, grasgangen en kleine landschapselementen kan een groot verschil maken. In het buitengebied zijn ook veel grachten aangelegd. Grachten kunnen bij de inrichting van een robuust watersysteem van een stad of gemeente een beduidende functie innemen. In gebieden met lage grondwaterstanden, die eerder in de permanent droge zone op de watersysteemkaart (zie Kaart 19) voorkomen, worden grachten best gecompartimenteerd
Water stroomt dan niet snel af en krijgt hiermee ook tijd om te infiltreren. Afhankelijk van de bodemeigenschappen zal het water meer of minder tijd nodig hebben om te infiltreren. In gebieden waar het grondwater hoger staat (in de tijdelijk en permanent natte gebieden op de watersysteemkaart) mogen grachten niet te diep aangelegd worden om drainage te vermijden
De doorvoeren van de vertraagde afvoer mogen zeker niet onder het niveau van het grondwater geplaatst worden. In nattere zones wordt dan ook best met overlopen i.p.v. doorvoeren gewerkt.
Maatregelen rond ontharding, infiltratie en hergebruik zullen ervoor zorgen dat kleine frequente buien zo veel mogelijk lokaal opgevangen kunnen worden. Bij langdurige of hevige regen zullen deze niet volstaan en moet er ruimte in de valleien gereserveerd worden, die de grotere watervolumes veilig kunnen opvangen. Watervoerende straten kunnen ingezet worden om het afstromende water te vertragen en veilig richting de waterloop te transporteren. Een extra waterbuffering langs de IJzerwegbeek (in het kader van het RUP Strategische Spie) zou een grote meerwaarde voor het ingenieuze watersysteem in het centrum van Ieper kunnen betekenen.
4.5. VISIEPERDEELGEBIED
De stad Ieper werd opgesplitst in 19 deelgebieden, gebaseerd op woonwijken, dorpen, fysieke barrières voor water en de afstroomgebieden van de waterlopen. Kaart 22 is het resultaat hiervan.
Er zijn 18 deelgebieden met geclusterde bebouwing en het resterende gebied is het buitengebied, dat per afstroomgebied besproken wordt.
Hieronder zal elk deelgebied apart worden besproken. Hierbij hanteren we de principes van de Ladder van Lansink (3.1).
en droogteplan
Kaart 22. Indeling deelgebieden zoals toegepast in Hemelwater- en droogteplan van Ieper.
Kansenkaartperdeelgebied
Hieronder zal elk deelgebied apart besproken worden. Er wordt hierbij steeds vertrokken vanuit de Ladder van Lansink (zie paragraaf 3.1). Voor elke deelzone wordt ook een kansenkaart opgemaakt. Een korte handleiding met de verklaring van de kansen staat in Bijlage 7.5 –
Verklaring kansen Een meer gedetailleerde uitleg (werking, voordelen, praktische uitvoering, fotovoorbeelden, …) van deze maatregelen staat beschreven onder hoofdstuk 5 Maatregelen en actieplan. Tabel 4 geeft een overzicht van de mogelijke kansen, en de sectie in Hoofdstuk 5 waar deze maatregelen verder zijn beschreven. Een samenvattend
Tabel 4. Overzicht van de kansen die zijn aangeduid per deelgebied, hun symbool en waar meer informatie over deze maatregelen kan worden gevonden.
Onthardingskansen:
• Lokaal
• Blauwgroene wijk
Hergebruikmogelijkheden
Potentiële infiltratie- en bufferlocaties (zoekzones)
• Lokaal
• Bovenlokaal (verhard)
• Bovenlokaal (onverhard)
• Spaarbekken landbouw
• Winterbedding
• Bestaand
• Gepland
Potentiële infiltratie- en buffergracht
• Buffergracht
• Infiltratiegracht
Potentiële blauwgroene as
Typestraten
• Infiltratiestraten
• Retentiestraten
• Watervoerende straten
• Openbaar domein: 5.1.2.1
• Privaat domein: 5.1.3.3
• Openbaar domein: 5.1.2.2
• Privaat domein: 5.1.3.4
• Openbaar domein: 5.1.2.3
• Privaat domein: 5.1.3.5
• Algemeen: 5.1.2.6
• Landbouwgebied: 5.1.4.2
• 5.1.4.2
• Indeling: 4.3
• Maatregelen: 5.1.1
In elk deelgebied werden risicokaarten opgenomen met aanduiding van de kwetsbare bebouwing, d.w.z. gebouwen die in potentieel overstroombare gebieden liggen op de kaart met de pluviale overstromingsrisico’s bij klimaatscenario 2050. Deze risicokaarten tonen de bebouwing in overstroombaar gebied. Hierbij wordt met de pluviaal overstroombare gebieden in klimaatscenario 2050 rekening gehouden (zie Kaart 15). Ligt een gebouw in een zone met verschillende kansen, dan wordt voor de frequentst voorkomende bui gekozen.
• Grote kans: Kans op overstroming bij een bui die statistisch gezien een keer om de 10 jaar voorkomt (= T10, T staat voor terugkeerperiode).
• Middelgrote kans: Kans op overstroming bij een bui die statistisch gezien een keer om de 100 jaar voorkomt (= T100).
• Kleine kans: Kans op overstroming bij een bui die statistisch gezien een keer om de 1.000 jaar voorkomt (=T1000).
Overzichtbufferingvolgenshemelwaterverordening
Door het Departement omgeving van de Vlaamse overheid werd in 2016 een hemelwaterverordening (i.e. Gewestelijke stedenbouwkundige verordening Hemelwater, GSVH) opgesteld, waarin normen omtrent hemelwater werden opgenomen waaraan elk op te richten gebouw, constructie of aan te leggen verharding moet voldoen. De hemelwaterverordening legt o.a. voorwaarden op voor infiltratie en buffering, gebaseerd op de verharde oppervlakte. In februari 2023 werd een update van de verordening goedgekeurd door de Vlaamse Regering, met striktere normen en een uitbreiding van het toepassingsgebied. Deze gaat in op 2 oktober 2023.
Voor omgevingsvergunningsaanvragen op het openbaar domein gaat de verordening in vanaf 7 januari 2025 (m.u.v. omgevingsvergunningen voor verkavelen van gronden). Meer informatie over de GSV Hemelwater is te vinden in Bijlage 7.1
Voor elk deelgebied werd de verharde oppervlakte berekend. Op basis van de verharde oppervlakte per deelgebied werd het benodigde infiltratie- en buffervolume bepaald, zoals opgelegd in de vernieuwde hemelwaterverordening. Deze waarden zijn terug te vinden in Tabel 5. Als infiltratie mogelijk is, wordt er met een volume van 330 m³/ha gerekend, anders wordt er rekening gehouden met een buffervolume van 430 m³/ha. De benodigde buffervolumes zoals opgenomen in Tabel 5 zijn gebaseerd op de bestaande verharde oppervlakte en houden nog geen rekening met reeds toegepaste maatregelen. Ze zijn dan ook indicatief, en dienen steeds op projectniveau te worden berekend. Het buitengebied wordt in onderstaande tabel niet opgenomen, omdat de verharde oppervlakte hier relatief verspreid is.
Tabel 5. Overzicht van verharde oppervlakte en benodigd buffervolume, zoals opgelegd in de vernieuwde hemelwaterverordening Voor een infiltratievoorziening bedraagt het volume minimaal 330 m³/ha van de in rekening te brengen afwaterende oppervlakte, voor buffervoorzieningen moet er gewerkt worden met minimaal 430 m³/ha DEELGEBIED
4.5.1. BINNENSTAD IEPER
Samenvatting: Het deelgebied ‘Binnenstad Ieper’ heeft een hoge verhardingsgraad en hierdoor stroomt een grote hoeveelheid water (versneld) af. Het gebied is bijna volledig omgeven door de Vestingen, wat ervoor zorgt dat veel water binnen een kleine oppervlakte opgevangen moet worden. Het is dan ook zeer belangrijk om alleen de minimaal benodigde oppervlakte verhard aan te leggen en andere oppervlaktes te vergroenen of in halfverharding aan te leggen. Het aanleggen van groendaken en het voorzien van hemelwaterputten voor hergebruik kan bijdragen aan het afvlakken van de piekdebieten , een daling in de afstroom en een lager drinkwaterverbruik.
Groenzones, pleinen, parken en kleinere verkeerselementen (bv. verkeerseilanden) kunnen ingezet worden om water te bufferen en te laten infiltreren. Om de binnenstad te beschermen tegen de gevolgen van droogte en wateroverlast moeten vooral kleine, frequente buien lokaal opgevangen worden en ruimte in groenzones, parken en op pleinen voor water voorzien worden tijdens hevige en langdurig regen.
Gebiedskenmerken:
Het deelgebied ‘Binnenstad Ieper’ is het gebied dat omgeven is door de Vestingen en het kanaal Ieper-Komen. In het centrum van Ieper is de verhardingsgraad zeer hoog (70 %) en is er vooral gesloten bebouwing. Er is geen informatie gekend van de ondergrond, maar doordat het deelgebied omgeven is door veel water (Vestingen en Kanaal) zal de bodem eerder nat zijn en dus ook minder goed water kunnen infiltreren. Het deelgebied wordt niet alleen omgeven door water, de Ieperlee stroomt ook ingebuisd van zuid naar noord door het gebied. Het rioleringsstelsel is grotendeels gemengd aangelegd. Met de collectorwerken ‘Ieperlee’ (fase 1 tem 5) is een deel van de binnenstad voorzien van een gescheiden stelsel. Het water wordt gezuiverd op RWZI Ieper.
Kaart 23: Risicokaart Binnenstad Ieper
Knelpunten:
De binnenstad is omgeven door de Vestingen en de Ieperlee stroomt ingebuisd door het centrum. Bij hogere waterstanden kan wateroverlast in het centrum optreden. Onder toekomstige klimaatomstandigheden zal het risico op wateroverlast stijgen en hebben vooral de woningen langs de ingebuisde Ieperlee een hoge kans op wateroverlast. De omgeving van de Menenstraat ligt ook iets lager in het reliëf, waardoor water hier ook sneller verzamelt en voor overlast kan zorgen (zie Kaart 23)
Visie:
Het centrum van Ieper is dichtbebouwd en heeft daardoor een hoge verhardingsgraad. Dit wil ook zeggen dat er veel water afstroomt en bij hevige of langdurige regen voor overlast kan zorgen. De afstroom kan gereduceerd worden door kritisch te kijken welke oppervlakte volledig verhard aangelegd moet worden en welke groen of met semi-verharding of waterdoorlatend materiaal aangelegd kan worden. In de binnenstad zijn een groot aantal parkings of parkeerplaatsen/parkeerstroken die onthard kunnen worden en zo ook extra ruimte voor infiltratie kunnen bieden.
• Parkeerplaatsen: Grachtstraat, Stationsstraat, Tempelstraat, Studentenstraat, Arsenaalstraat, Zaalhof, Kanonweg, Rijselstraat, Bukkersstraat, Pateelstraat, Neerstraat, Ieperleestraat, D’Hondtstraat, Sint-Jacobsstraat, Aalmoezenierstraat, Bollingstraat, Menenstraat, Oude Houtmarktstraat, Diksmuidestraat, Lange Torhoutstraat, Hoge Wieltjesgracht, Masscheleinlaan, Slachthuisstraat, Plumerlaan, Minneplein, Surmont de Volsberghestraat, Elverdingestraat, Eigenheerdstraat, Maloulaan, Fochlaan, Colaertplein, de Stuersstraat, Boterstraat, Neermarkt, Burchtstraat, Boomgaardstraat, Oude Konijnstraat, Dehaernestraat, Lombaardstraat, Burggraafstraat, Polenlaan, Diksmuidseweg, Blindeliedenstraat;
• Parkings: Leemput, Stationsplein, Collaertplein, Studentenstraat, Eiland, Arsenaalstraat, Bukkersstraat, Houten Paard, Aalmoezenierstraat, Burggraafstraat, Rijselstraat, D’Hondtstraat, Sint-Jacobsstraat, Gezelleplein, Weverijstraat, Slachthuisstraat, Minneplein, Korte Meersstraat, Elverdingestraat, Esplanade, Schuttelaerestraat, Pascarishof, Grote Markt, Heilige Geeststraat, Surmont de Volsberghestraat, Vandenpeereboomplein, Goesdamstraat, Grachtstraat, Sint-Maartensplein, Merghelynckstraat, Maanstraat, Boomgaardstraat, Kiekenmarkt, Westkaai;
De onthardingskansen beperken zich niet alleen tot de parkeeroppervlakten. Er zijn ook een aantal pleinen, zoals de Grote Markt, de stationsomgeving of het plein in de Studentenstraat/Tempelstraat, die groener ingericht kunnen worden. Door pleinen creatief in te richten kunnen ze meerdere noden beantwoorden. Het opvangen van regenwater en een beperkte afstroom hiervan moeten één hiervan zijn. In het deelgebied zijn ook een groot aantal scholen (College, VBS Sint-Michiels, Parochiaal Centrum Sint-Pieters, Lyceum) waar de
schoolpleinen vandaag zeer verhard aangelegd zijn. Een groenere inrichting zal voor verkoeling op warme zomerdagen zorgen, het heat-island-effect beperken en waterberging toelaten
Kaart 24: Kansenkaart Binnenstad Ieper
In de Tempelstraat-Vooruitgangsstraat, de Kanonweg-Rijselstraat en de Kiekenmarkt zijn de voetpaden op bepaalde stukken zeer breed aangelegd. Deze worden best versmald, waardoor de vrijgekomen ruimte waterdoorlatend aangelegd kan worden en het afstromende regenwater uit de directe omgeving kan opvangen. In het westen van het deelgebied (Leemput en Waterkasteelstraat-Ravelijnstraat-Oude Vaartstraat) is geen doorgaand verkeer. Hier kunnen blauwgroene wijken ingericht worden. In deze wijken kan verregaande ontharding toegepast worden en regenwater dat in de wijk valt, maximaal binnen de wijk geborgen worden. Een blauwgroene wijk kan ook in het centrum van Ieper in kleinere straten zonder doorgaand verkeer ingericht worden. Hierbij moet rekening gehouden worden met meerdere factoren zoals bv mobiliteit. In het centrum zijn verder geen blauwgroene wijken aangeduid op kaart, omdat hier dus met meerdere factoren rekening gehouden moet worden, die op projectniveau bekeken moeten worden.
Naast veel kansen rond ontharding, kan regenwater ook opgevangen worden in een hemelwaterput of -bekken. Dit water kan dan hergebruikt worden. In gebouwen met grote dakoppervlakten kan een aanzienlijke hoeveelheid water opgevangen worden. Vooral bij hevige buien kan een hemelwaterput de pieken in de afvoer afvlakken. Naast een grote dakoppervlakte is er ook een groot waterverbruik in veel van deze gebouwen. In het centrum van Ieper kan hergebruik toegepast worden in scholen (Het Vlot, Lyceum, College, Campus Minneplein (incl. sporthal), Academie Ieper, Vrije Basisschool Immaculata, VBS Sint-Michiels), het cultuurcentrum Het Perron, de Lakenhalle, het woonzorgcentrum Huize Wieltjesgracht, de gevangenis van Ieper, de Scouts Ieper in de Oude-Lieve-Vrouwestraat, de federale politie in de De Montstraat en de openbare bibliotheek. Er zijn ook een aantal kerken met een groot dakoppervlakte. Het water hiervan kan opgevangen worden en de groendienst kan het water gebruiken voor het besproeien van het stadsgroen. In de binnenstad zijn er vijf kerken (Sint-Jacobskerk, Sint-Pieterskerk, SaintGeorge's Memorial Church, Parochiaal Centrum Sint-Pieters, Sint-Maartenskathedraal) waar dit toegepast kan worden. Aan de Sint-Maartenskathedraal werden in het kader van een heraanleggingsproject twee hemelwaterputten van elk 20.000 m³ geplaatst. Het water wordt door de groendienst gebruikt. Een watervraag zal er ook bij de brandweer Westhoek aan het Minneplein zijn, waardoor hier ook een hemelwaterput ingezet kan worden om regenwater te capteren en als bluswater voor oefeningen te gebruiken Bij een hoge watervraag kan ook bijkomend water van de omliggende huizen mee opgevangen worden.
Door in te zetten op ontharding, vergroening, infiltratie en hergebruik zal reeds minder water afstromen. Als gevolg van de hoge verhardingsgraad in het centrum zal er altijd een deel regenwater afstromen. Om ervoor te zorgen dat zeker bij frequente, kleine buien water niet te snel afstroomt, kunnen platte daken omgevormd worden tot groendaken, mits de stabiliteit dit toelaat. Dit zal ervoor zorgen dat zeker piekdebieten afgevlakt worden, maar zal ook het heatisland-effect verminderen en dus ook voor verkoeling zorgen tijdens warme zomerdagen. In de Elverdingestraat, de Capronstraat, en de Sint-Jacobsstraat- Aalmoezeniersstraat kunnen verkeerseilanden of groenvakken verlaagd of met een open borduur aangelegd worden, zodat
water uit de directe omgeving de kans krijgt om hierin te infiltreren. De rotonde aan het kruispunt van de Elverdingestraat, Maloulaan en Capronstraat kan verlaagd ingericht worden en afstromend water van de straatoppervlakte bergen. Deze mogelijke infiltratie- en buffervoorzieningen zijn beperkt in mogelijk bufferend volume. Iedere burger die de mogelijkheid heeft om regenwater op eigen terrein op te vangen, te hergebruiken, te laten infiltreren of te bufferen, zal een belangrijke bijdrage leveren om ervoor te zorgen dat meer water lokaal opgevangen kan worden en minder buffering op openbaar domein gerealiseerd moet worden.
Als er grotere volumes gebufferd moeten worden, dan kan het water worden opgevangen in de Leemput in de bestaande vijver, op het Colaertplein, in de Zaalhof, in de Heilige Geeststraat aan het woonzorgcentrum, op het grote groene eiland op de Veemarkt en in het Astridpark. De Grote Markt kan naast ontharding ook een bufferende functie innemen, als deze heringericht zou worden.
In het noorden zijn er twee overstorten langs het kanaal die frequent werken. Door meer in te zetten op het lokaal houden van regenwater en minimaliseren van de verharde oppervlakte, zal de riolering automatisch minder regenwater moeten afvoeren en zo zal de overstortwerking ook verminderen.
4.5.2. IEPER OOST
Samenvatting:
Water kan in de eerste plaats lokaal worden gehouden d.m.v. ontharding. Grote onthardingskansen liggen in de woonwijken, de parkings van de bedrijventerrein en parkeerstroken langs de weg. Voor het water dat nodig is voor het onderhoud van de sportvelden in het zuiden kan worden gekeken naar regenwater dat wordt opgevangen in de omgeving, zoals op het sterk verharde bedrijventerrein. Infiltratie zal vooral mogelijk zijn in het oosten, ten noordoosten van de Meenseweg/Torrepoortlaan ligt de focus daarom op infiltreren. In het uiterste noorden, (rond Bellewaerdebeek), het zuiden (rond Zillebeek) en het westen (rond vesten) zal er voornamelijk buffering moeten worden voorzien. Door tijdens drogere periodes deze voorzieningen ook in te zetten voor (vertraagde) infiltratie, wordt het gebied ook beter beschermd tegen droogte.
Gebiedskenmerken:
Ieper Oost wordt afgescheiden van het centrum door de oostelijke vestingen. Het merendeel van de oppervlakte wordt ingenomen door woonwijken. In het zuiden ligt een groot bedrijventerrein, en in het noordoosten liggen enkele kleinere bedrijvenzones. De bodems zijn slecht tot matig infiltreerbaar. Op de watersysteemkaart is een groot deel van de bodems aangeduid als permanent droog, de strook rondom de Bellewaerdebeek (noordelijke grens) is permanent nat gebied. De Meenseweg is het hoogste punt, waardoor het gebied in ruwweg drie verschillende
afstroomgebieden valt. Het water ten zuiden van de Meenseweg stroomt richting de Zillebeek, die gedeeltelijk samenvalt met de zuidelijke grens In het noorden ligt de Schaartjesbeek, die op de noordelijke grens van het gebied uitmondt in de Bellewaerdebeek. Het oosten en noorden watert af richting deze waterlopen. Het westen helt af richting de oostelijke vesten. Er staat een project gepland om de oostelijke verbinding van de Kasteelgracht naar de Wieltjesgracht te openen, zodat ook via de oostelijke verbinding water naar de Ieperlee kan stromen. Het rioleringsstelsel is nog grotendeels gemengd en sluit aan op de RWZI van Ieper.
Kaart 25: Risicokaart Ieper Oost
Knelpunten:
De zones in het gebied met de hoogste kans op wateroverlast zijn:
• Picanol-site
• Zonnebeekseweg nr. 28 – 52, nr. 168 – 178, nr. 215 – 217, nr. 275 – 289 en nr. 373
• Potijzestraat nr. 52, 55 en 65 en aansluitend Kruiskalsijdestraat
• Wieltjesstraat
• Percelen langs de Bellewaerdebeek (o.a. zone Potakker aanpalend aan waterloop)
Enkele natuurgebieden in het zuiden hebben een hoge kwetsbaarheid voor droogte, o.a. het groen rondom de oostelijke vesten. De oostelijke Vestingen zelf zijn ook gevoelig aan droogte Tijdens langdurige droogteperiodes zal het waterpeil in de Vestingen dalen onder het gewenste niveau.
Visie:
De bodem bestaat voor een deel uit matig vochtige zandleemgronden met een matige infiltratiecapaciteit. Ten noordoosten van de Meenseweg kan er als gevolg worden ingezet op infiltratie. In de buurt van de waterlopen, in het noorden, zuiden en westen, liggen zwaardere en slecht infiltreerbare kleibodems en zal er vooral nood zijn aan buffering. Om het gebied te wapenen tegen zowel droogte als wateroverlast wordt gekeken naar een gecombineerde aanpak:
• Afstroom kan in de eerste plaats beperkt worden door op wijkniveau maximaal in te zetten op ontharding in blauwgroene wijken. Ook door het sterk verharde bedrijventerrein in het zuiden te ontharden, kan veel afstroom worden vermeden.
• Door waar mogelijk het gebruik van drink/grondwater te vervangen door opgevangen regenwater zal eveneens minder water afstromen en is er minder buffering op openbaar domein nodig.
• Door maximaal te infiltreren worden de grondwaterlagen over een groter gebied goed aangevuld. Door bijvoorbeeld in het minder goed infiltreerbare zuidwesten ervoor te zorgen dat het water dat wordt gebufferd tijdens langere droogteperiodes toch nog (vertraagd) kan infiltreren, zal de grondwatertafel in de omgeving van de Vesten beter worden aangevuld en zal het waterpeil in de Vesten stabieler zijn.
• Wanneer de infiltratie- en buffermogelijkheden in het gebied zelf zijn verzadigd, kunnen de wateroppervlaktes van de oostelijke Vesten worden gebruikt om water te bufferen. Deze afvoeroptie zal enkel tijdens extreme neerslagevents worden gebruikt om wateroverlast in het gebied te voorkomen. Doordat verspreid over het gebied maatregelen zijn genomen om het water in eerste plaats lokaal te houden, zal het water dat toch wordt afgevoerd minder risico hebben om vervuild te geraken. Overtollig regenwater uit het noordoosten kan vertraagd en gebufferd worden afgevoerd in de richting van de Bellewaerdebeek.
In het oosten van het gebied ligt de recent bebouwde woonwijk, genaamd ‘de Vloei’. Dit is een gebied van 10 hectare groot, waar bij de uitbouw veel aandacht ging naar duurzaamheid, ook op watervlak. Er werd ingezet op hergebruik van hemelwater, waterbesparende technieken, minimaliseren van verhardingen en het lokaal bergen van overtollig hemelwater. Doorheen de wijk is een bovengronds waterbergingsnetwerk voorzien van ongeveer 8 500 m², bestaande uit ondiepe depressies met zwakke taluds, greppels, grachten en poelen, verweven in de groene zones.
De oudere woonwijken zijn in veel gevallen veel meer verhard dan nodig. Aangezien de infiltratiecapaciteit in het gebied beperkt is, zal een grote infiltratie-oppervlakte nodig zijn om al het regenwater ter plaatse te houden. Meerdere wijken in het gebied lenen zich om ingericht te worden als blauwgroene wijk. Dit zijn woonwijken waar geen doorgaand verkeer moet passeren, de woonfunctie centraal staat en die als gevolg groen en minimaal verhard kunnen ingericht worden. De infiltratie in het gebied kan zowel worden verhoogd door te ontharden, als door de reeds onverharde oppervlaktes maximaal infiltrerend aan te leggen. In deze wijken ligt de focus dan ook op ontharding en (vertraagde) infiltratie De meeste woonwijken zijn gelegen op heuvelflanken. Water dat hier kan worden opgehouden, zorgt voor een ontlasting van de lager gelegen afwaartse gebieden. De woonwijken meer in het noorden zijn lager gelegen. Potakker is door zijn ligging in de vallei van de Bellewaerdebeek het kwetsbaarst voor wateroverlast. Enkele mogelijke maatregelen in de potentiële blauwgroene wijken zijn:
• Het uitbreken van de voetpaden (bv. Potakker, Pennestraat, Kalfvaartwijk). Veel straten zijn langs één of beide zijden voorzien van een voetpad. Alle weggebruikers kunnen in woonwijkstraten samen de rijweg delen, aangezien de focus ligt op de verblijfsfunctie. De vrijgekomen ruimte kan worden aangelegd als een verlaagde groenzone, die waar opritten worden gekruist kan worden onderbroken door halfverharding.
• Het versmallen van de rijweg (bv. Hoveland).
• Het ontharden van overbodig verharde delen van de rijweg (bv. Kalfvaartwijk).
• Het ontharden van volledig verharde parkeerplaatsen (bv. Ligywijk, Gildenstraat, Hoveland):
o Dit kan zowel door een reductie van het aantal voorziene parkeerplaatsen (bv. studie parkeervraag), als door de vereiste parkeerplaatsen aan te leggen in halfverharding.
o Waar mogelijk kunnen de parkeerplaatsen worden afgewisseld met lager gelegen plantvakken, die het water dat op de parkeerplaatsen valt, kunnen verzamelen en infiltreren.
• Plantvakken en groene bermen toegankelijk aanleggen voor regenwater van de aanpalende verharding (bv. Kalfvaartwijk, Potakker, Kruiskalsijde, Gildenstraat).
• Grotere bestaande groenzones kunnen ook in het watersysteem van de wijk worden ingeschakeld. In veel gevallen kan deze waterfunctie worden gecombineerd met een recreatieve invulling. Zo kunnen de groenzones in de Ligywijk bijvoorbeeld verlaagd worden ingericht. Zo vervullen ze bij droog weer hun rol als speelzone en bij nat weer kan
er hemelwater infiltreren en gebufferd worden. In de straat Kerselaar (Hoveland) kan de groene binnenzone bijvoorbeeld als regentuin water van omliggende bebouwing verzamelen en infiltreren.
• Blauwgroene assen Langsheen deze tracés wordt zoveel mogelijk bovengronds ruimte voor water en groen gecreëerd. Zo kunnen ze een afvoer-, buffer- en infiltratiefunctie combineren.
o Trage wegen bieden mogelijkheden om bovengronds ruimte voor water te creëren.
o In hellende zones kunnen blauwgroene assen gebruikt worden om de afstroom te vertragen Bijvoorbeeld de Hovelandlaan is een hellende straat. Er zou kunnen geopteerd worden om water bovengronds ruimte te geven in deze straat. Een optie is om de groenstroken in het midden van de straat, en eventueel extra gecreëerde ruimte door het versmallen van de rijweg, in te richten als infiltratiestrook- of gracht. Door deze infiltratiestroken uit te rusten met schotten of versmallingen, kan het regenwater worden vertraagd en krijgt het meer tijd om ter plaatse te infiltreren (zie Figuur 16).
Figuur 16. Voorbeelden van hoe hemelwater kan worden geïntegreerd in het straatbeeld. Links) gracht tussen twee rijstroken in de Magdalena Vermeerschlaan (Hove); Rechts) infiltratieberm in Catharina Lundenhof (Hoboken).
Andere grote onthardingskansen in het gebied zijn verharde parkeerplaatsen. Op het bedrijventerrein in het zuiden (o.a. Picanol nv) gelegen langs de Steverlyncklaan liggen veel grote, verharde parkings en ook rondom het sporthalcomplex in het zuiden zijn veel verharde parkings.
De parkings die uitsluitend gebruikt worden voor personenwagens kunnen waterdoorlatend worden aangelegd, bijvoorbeeld met grasbetontegels. Ook op andere plaatsen in het gebied kunnen parkings voor personenwagens worden onthard, zoals aan de Spar in de Meenseweg en het woonzorgcentrum Huize Sint-Jozef. Veel wegen zijn eveneens uitgerust met verharde parkeerstroken, waaronder de Brugseweg, Kruiskalsijdestraat, Zonnebeekseweg, Jan Ypermanstraat, Stoffelstraat, Steverlyncklaan en Kalfvaart. Bijvoorbeeld de Zonnebeekseweg is een infiltratiestraat, en hier zouden de parkeerstroken kunnen worden afgewisseld met grote, infiltrerende plantvakken. Ook de speelplaats van de Sint-Jozefsschool kan worden onthard en vergroend. De speelplaats van de GO! Freinetschool De Tierlantuin is al voor een groot deel groen en onverhard
Kaart 26: Kansenkaart Ieper Oost
In het zuiden is er veel potentieel voor hergebruik. Door in te zetten op hergebruik daalt de vraag naar drink- of grondwater en zal minder water afstromen en is er dus minder buffering op openbaar domein nodig. Het regenwater dat valt op de grote platte daken van het bedrijventerrein kan worden opgevangen en aangeboden voor hergebruik. In eerste instantie kan
worden bekeken of de bedrijven op het terrein zelf het water kunnen gebruiken. Het regenwater dat niet op het bedrijventerrein kan worden gebruikt, kan ter beschikking worden gesteld voor onderhoud van de sportvelden net ten westen ervan. Ook op de daken van het sporthalcomplex kan regenwater worden opgevangen voor hergebruik. Met een totale dakoppervlakte van het bedrijventerrein en het sportcomplex samen van 155 648 m², is er 121.094 m³ jaarlijks potentieel voor hergebruik. Ook de scholen (GO! Freinetschool De Tierlantuin, Sint-Jozefsschool kleine Vos), het wzc Huize Sint-Jozef, de carwash in de Kruiskalsijdestraat en de grote gemeentegebouwen kunnen worden uitgerust met een hemelwaterput voor hergebruik. Een andere plaats waar regenwater het gebruik van drink- of grondwater kan vervangen, is voor het groenonderhoud van de begraafplaats.
De beperkte infiltratiecapaciteit van het gebied zorgt ervoor dat uitsluitend inzetten op ontharding, hergebruik en infiltratie niet zal volstaan om al het regenwater heel het jaar door ter plaatse te houden. Er is ook nood aan voldoende buffering om de lager gelegen gebieden te beschermen. Enkele potentiële bufferzones zijn:
• De zone rondom de Schaartjesbeek en Bellewaerdebeek in het noorden Onder andere de wijk Potakker is door zijn ligging naast de Bellewaerdebeek gevoelig voor overstromingen.
o De grachten die aansluiten op de Bellewaerdebeek kunnen door te werken met compartimenten een deel van de benodigde buffering leveren.
o Ten oosten van Florastraat ligt een deel van een woonuitbreidingsgebied (WUG, zie Kaart 13) waarvoor nog geen uitspraak werd gedaan, maar dat staat aangeduid als overstroombaar (vanaf T10-bui) op de pluviale overstromingskaarten (Kaart 15). Dit is eveneens de natuurlijke weg die het water zal volgen richting de Bellewaerdebeek en maakt deel uit van het patrimonium van de stad. Hier wordt dan ook best voldoende ruimte gevrijwaard voor water.
o De Schaartjesbeek zelf kan worden opgewaardeerd tot een robuuste blauwgroene as, door te werken met ruw begroeide en zwakhellende oevers en de randen van de waterloop te verstevigen met groenelementen
o Langs de Bellewaerdebeek zelf zijn al op sommige plaatsen verbredingen van de waterloop. Ook in de akkers ten westen van de Schaartjesbeek kan plaats worden gemaakt voor een winterbedding in de overstroombare zones van de pluviale overstromingskaarten
• In het zuidwesten in de tijdelijk en permanent natte zones (Kaart 19) aanpalend aan de oostelijke vestingsgrachten. Op de Ferrariskaart (1771-1778, zie Bijlage 7.3 Kaart 27) is te zien dat hier vroeger stukje waterloop liep dat aansloot op de Vestingen
o De groene omgeving van het Hoornwerkpark zorgt reeds voor een belangrijke vertraging in de afstroom van de meer noordelijk gelegen woonwijken.
o Het bedrijventerrein moet in de eerste plaats het water ter plaatse houden door ontharding, hergebruik en infiltratie Ter hoogte van het kruispunt van de
Steverlyncklaan met de Picanollaan verzamelt de afstroom van een grote oppervlakte (ca. 66 ha) en moet ook voldoende buffercapaciteit worden voorzien
o De speeltuin/skatepark aan de Leopold III-laan kan als multifunctionele buffervoorziening worden ingeschakeld in het watersysteem. Een voorbeeld van een project waarbij waterbuffering wordt gecombineerd met een multifunctionele recreatiezone, met o.a. een BMX-terrein en skatezone, is het project Zuidflank in Overijse (Zuidflank Overijse | Blauw Groen Vlaanderen).
o Buffergrachten kunnen zorgen voor een verdere vertraging, en waar mogelijk nog infiltratie, op het traject richting de oostelijke vesten.
• Blauwgroene assen loodrecht op reliëf. Bijvoorbeeld de groene zones aan het Koerierpad bieden de mogelijkheid om het regenwater dat afstroomt uit de stroomopwaartse, zuidelijke zones gescheiden op te vangen. Het verzamelde regenwater krijgt zo de kans om (vertraagd) te infiltreren, voordat het gebufferd verder stroomafwaarts stroomt.
• Eénmaal de optimalisatie van de oostelijke verbinding ter hoogte van het openluchtzwembad gerealiseerd is, kan het water in de Vestingen hoger gehouden worden naar aanloop van drogere periodes en zal er hier ook meer ruimte voor buffering zijn.
Het grootste deel van het rioleringsstelsel is nog gemengd, en sluit aan op de RWZI van Ieper. Kleine delen van het stelsel zijn al afgekoppeld, zoals in de recent aangelegde wijk ‘de Vloei’, waar het regenwater rechtstreeks wordt afgevoerd naar bovengrondse reservoirs/vijvers.
Er zijn nog verschillende verdunningsknelpunten (o.a. in de Zonnebeekseweg), waar grachten moeten afgekoppeld worden van het rioleringsstelsel (zie Kaart 12). Voor een aantal staat al een project ingepland. Aan de oostelijke vesten (t.h.v. Leopold III-laan nr. 14-16) ligt een overstortknelpunt (omgekeerde werking) waar overstorting vanuit de Vesten mogelijk is.
4.5.3. SINT-JAN
Samenvatting:
Sint-Jan heeft een eerder kleine verharde oppervlakte en een beperkt risico op wateroverlast, maar er zijn veel kansen in het gebied om ervoor te zorgen dat het water niet snel richting de Bellewaerdebeek afgevoerd wordt en daar voor wateroverlast zorgt. De bodem heeft een matig infiltratiepotentieel, waardoor frequente, kleine buien maximaal lokaal opgevangen moeten worden. Er is zowel op openbaar als op privaat domein ruimte om water te infiltreren en te bergen. Afstromend regenwater kan beperkt worden en de infiltrerende oppervlakte vergroot door bv lange parkeerstroken te ontharden of de parkings van het ziekenhuis waterneutraal in te richten De groene ruimte tussen het ziekenhuis en de Brugseweg kan veel ruimte voor water bieden, zoals het ook voorzien is in het ‘RUP Jan Yperman en omgeving’.
Gebiedskenmerken:
Het deelgebied Sint-Jan situeert zich ten noordoosten van het centrum van Ieper en bestaat uit de bebouwde kern van de deelgemeente Sint-Jan. Er is vooral lintbebouwing met een variatie van gesloten, halfopen en open bebouwing langs de straten binnen het gebied. In het westen ligt het grote ziekenhuis Jan-Yperman. Het zuidelijke gedeelte stroomt af richting de Bellewaardebeek en een deel in het noorden komt terecht in de Zwaanhofbeek. De bovenste laag van de bodem is grotendeels zandleem, die matig vochtig tot nat is. In het oosten langs de A19 is er een lichte zandleembodem. Het rioleringsstelsel is deels gemengd, deels gescheiden aangelegdHet afvalwater wordt afgevoerd richting de RWZI Ieper, waar het gezuiverd wordt.
Kaart 27: Risicokaart Sint-Jan
Knelpunten:
In het verleden was er geen wateroverlast gerapporteerd in Sint-Jan. In de toekomst kan water zich verzamelen t.h.v. het Jan-Yperman ziekenhuis en langs de Bellewaardebeek (t.h.v.
Pilkemseweg 48, 52A en Brugseweg 146, 148) (zie Kaart 27)
Visie:
Een matig vochtige zandleembodem heeft meestal een matige infiltreerbaarheid, dit is ook te zien in het deelgebied Sint-Jan (zie Kaart 18). Een uitzondering is het centrum van Sint-Jan en het zuidelijke stuk van de Brugseweg tot de Bellewaardebeek waar het infiltratiepotentieel slecht is Er moet dus naar gestreefd worden om kleine neerslaghoeveelheden maximaal ter plaatse op te vangen. Dit zal ook een zeer positief effect op de grondwaterstanden hebben, omdat het deelgebied grotendeels in permanent droog gebied ligt volgens de watersysteemkaart (zie Kaart 19). Alleen een stuk langs het ziekenhuis en langs de Bellewaardebeek is tijdelijk of permanent nat gebied. In deze zones zal infiltratie mogelijks beperkt zijn en ook het water zal een minder lange verblijfstijd hebben voor het door de waterloop afgevoerd wordt.
De verharde oppervlakte in Sint-Jan is relatief beperkt en verspreid over het gebied. Een hogere concentratie van verharde oppervlakte vinden we alleen in het westen rond het ziekenhuis. Hier kan (een deel) van de parkings onthard worden en met waterdoorlatend materiaal aangelegd worden. De oppervlakte ingenomen door parkings rond het ziekenhuis is hoog en de parkeercapaciteit zal ook nodig zijn. Als parkeerplaatsen met waterdoorlatend materiaal aangelegd worden, zou tussen de plaatsen ook een bufferstrook ingericht kunnen worden, zodat de parking waterneutraal wordt en het watersysteem afwaarts niet belast wordt Naast de parkings aan het ziekenhuis kunnen ook parkings op eigendommen van de stad Ieper (Groenestraat en Brugseweg) onthard en in semi-verharding aangelegd worden. Door parkings op eigendommen van de stad te ontharden, kan de stad een voorbeeldfunctie innemen en haar burgers daarmee inspireren De parkings aan de bedrijven in de Potijzestraat worden ook best in halfverharding aangelegd. Hier is door de grote daken en de nodige verharde oppervlakte voor zwaar vervoer reeds een verhoogde afstroom. Het aanleggen in halfverharding van de parkings zal al een beduidend verschil maken.
Langs de Pilkemseweg, de Brugseweg en de Groenestraat zijn op veel plaatsen parkeerstroken langs de weg. Deze kunnen onthard worden en in halfverharding aangelegd worden. Als ze dan ook licht verlaagd (t.o.v. de weg) aangelegd worden, dan kunnen ze naast een vermindering van afstroom ook voor extra infiltratie- en bufferruimte zorgen. De parkeerstrook is in enkele straten zeer lang en er kan ook nagegaan worden of de volledige parkeerstrook nodig is. Mogelijks kan ook een deel ervan vergroend worden en als infiltratie- en buffervoorziening ingezet worden. In de Potijzestraat is het voetpad soms zeer breed aangelegd. Ook hier kan nagegaan worden of de volledige oppervlakte als voetpad nodig is en of er andere mogelijkheden zijn voor de verharde oppervlakte, bv. het aanleggen van een groenstrook of plantvak. Het voetpad wordt op sommige stukken als parkeerplaats gebruikt. Als dit vaker hiervoor gebruikt wordt, kunnen deze stukken best in semi-verharding aangelegd worden.
Kaart 28: Kansenkaart Sint-Jan
In Sint-Jan is het overgrote gedeelte als lintbebouwing aangelegd en de wegen zijn grotere toegangswegen. De Sint-Bartholomeusstraat, Wieltje en de Pilkemseweg 102-110 zijn kleinere wegen zonder doorvoerende functie. De hoofdfunctie is wonen. Hier kan dus verregaande ontharding toegepast worden. Deze straten kunnen omgevormd worden tot blauwgroene wijken
en door extra groen voor verkoeling tijdens hitte zorgen, maar ook meer ruimte voor water bieden.
Aan de Vrije Basisschool Sint-Jan kan ontharding toegepast worden. Zo kan een groene oase voor de schoolkinderen gecreëerd worden. In de school is door het intensieve gebruik van de toiletten een grote hoeveelheid drinkwater nodig. Deze kan vervangen worden door regenwater. Het water van het schooldak en mogelijks ook van de omliggende huizen kan opgevangen worden en in de school hergebruikt worden. Hergebruik kan ook toegepast worden aan het cultuurcentrum O.C. Cieper. Het dak van de kerk zorgt ook voor een grote hoeveelheid afstromend regenwater. Dit water kan in hemelwaterput opgevangen worden en door de groendienst gebruikt worden voor het besproeien van het stadsgroen. Andere stadsdiensten kunnen het ook gebruiken voor als kuiswater voor het openbare domein (bv. banken, pleinen…). Als de stadsdiensten niet het volledige volume nodig hebben, kan het water ook aan andere geïnteresseerde aangeboden worden. Het regenwater dat op de grote bedrijfsgebouwen in de Potijzestraat valt, wordt ook best opgevangen en hergebruikt. Als de bedrijven zelf dit water niet kunnen gebruiken, kunnen zij het aan landbouwers in de buurt aanbieden. Plaatsen met een hoge vraag naar water, zijn locaties met een grondwaterwinning. Het is aangeraden dat grondwater zo weinig als mogelijk opgepompt wordt en meer regenwater opgevangen en hergebruikt wordt.
Door in te zetten op ontharding, hergebruik en infiltratie zal al minder water afstromen, maar bij intensere buien zal dit niet voldoende zijn. Er zijn al een aantal grachten aanwezig in het deelgebied. Deze worden best voorzien met schotten, zodat ze als infiltratie- of buffergracht ingezet kunnen worden. Doordat er ook een groot aantal huizen halfopen of vrijstaand zijn en een (grote) tuin hebben, moet elke burger ook maximaal erop inzetten om regenwater op eigen perceel op te vangen. Dit zal ervoor zorgen dat de stad minder bufferruimte op openbaar domein moet voorzien.
Op openbaar domein kunnen kleine oppervlaktes als lokale infiltratie- en buffervoorziening ingezet worden. Hierbij tellen de strook tussen de rijweg en het fietspad in de Brugseweg, de groenzones aan het kruispunt van de Briekstraat en de Groenestraat, het verkeerseiland in de Brugseweg en het kruispunt in de wijk Wieltje (t.h.v. huisnummer 47). Deze locaties kunnen onthard en als verlaagde groenzone ingericht worden. Grotere volumes kunnen verzameld worden in de groenzone in de wijk Sint-Bartholomeus, de groenzone tussen de Brugseweg en Wieltje, langs de Bellewaerdebeek (ten westen van de Pilkemsweg) en op een onbebouwd perceel aan de Brugseweg.
Tussen de Brugseweg en het Jan-Yperman ziekenhuis liggen akkers en weilanden en centraal loopt hier ook een afstroomlijn. Het biedt dus kansen om rond de afstroom-as een blauwgroene as in te richten. Het gebied maakt deel uit van het ‘RUP Jan Yperman en Omgeving’. Voor deze zone is het Jan Ypermanpark in ontwikkeling. Hierbij wordt gestreefd om het water dat valt op de huidige verharde oppervlakte van het Jan Ypermanziekenhuis vertraagd en bovengronds te laten afstromen naar de Bellewaerdebeek. De Bellerwaerdebeek zelf krijgt veel meer ruimte voor water
met een uitgebreid winterbed, die ook in het hemelwater- en droogteplan wordt bevestigd. Op deze locatie is een verhoogd risico op wateroverlast, waardoor het aangeraden is om een zone in te richten waar de waterloop gecontroleerd buiten haar oevers mag treden.
4.5.4. BEDRIJVENTERREIN IEPER KANAALZONE
Samenvatting:
Het bedrijventerrein heeft met een verhardingsgraad van 60,4 % een sterke bijdrage aan de afstroom in de omgeving. In de eerste plaats wordt dan ook best gekeken naar welke oppervlakken kunnen onthard worden, zoals de vele grote volledig verharde personeelsparkings. De afstroom kan verder worden gereduceerd door in te zetten op hergebruik, zowel door de bedrijven zelf als door andere partijen in de omgeving met een hoge watervraag, zoals omliggende landbouwers. Een waterscan kan potentiële kansen in kaart brengen. De stad kan zelf het goede voorbeeld geven door gemeentegebouwen, zoals het Nieuw Administratief Centrum Auris, uit te rusten met hergebruikvoorzieningen, onder andere voor toiletspoeling en groenonderhoud. Voor het water dat toch nog afstroomt, moet zoveel mogelijk bovengronds worden gekeken naar infiltratie- en buffervoorzieningen, zoals grachten, infiltrerende groenbermen en verlaagde groenzones Langs het traject van de waterlopen moet terug meer ruimte gevrijwaard worden voor water, bijvoorbeeld door ze waar mogelijk terug open te leggen. Het noorden van het gebied is reeds voorzien van een gescheiden stelsel. Voor het zuiden loopt er een groot afkoppelingsproject.
Gebiedskenmerken:
Het bedrijventerrein Ieper Kanaalzone is een uitgestrekte spie ten noordoosten van het centrum van Ieper. Het valt deels onder deelgemeente Ieper, en deels onder Boezinge. De westelijke grens wordt gevormd door het Kanaal Ieper-IJzer, als laagste punt in de omgeving waarnaar de bedrijvenzone van nature zal afwateren. Het Nieuw Administratief Centrum Auris van de stad Ieper ligt op een uitloper van een heuvelrug, en als gevolg op een lokaal hoog punt. Doorheen het gebied lopen verschillende waterlopen. In het zuiden stroomt de Bellewaerdebeek ingebuisd vanuit het oosten, die aansluit op het Kanaal Ieper-Ijzer. Meer centraal loopt de Zwaanhofbeek, deels in open bedding en deels ingebuisd. Deze stroomt noordwestwaarts, eveneens richting het kanaal. In het noorden loopt een ingebuisde oost-west gerichte waterloop van tweede categorie (WY.7.7.1). De infiltratiecapaciteit van de overwegend zandlemige bodem bestaat uit een combinatie van matig en goed infiltreerbare gronden (zie Kaart 18). Rondom de waterlopen is het infiltratiepotentieel beperkt. Het bedrijventerrein sluit aan op de RWZI Ieper net ten westen van het deelgebied. Het noorden is voorzien van een gescheiden stelsel, net als het Ieper Business Park. Voor het zuiden loopt er een groot afkoppelingsproject (GIP-project W217019).
Knelpunten:
Veel van de gebouwen in het gebied vallen binnen de contouren van de pluviale overstromingskaarten, die statistisch gezien eenmaal om de tien jaar zullen overstromen in klimaatscenario 2050 (zie Kaart 29). Dit zijn voornamelijk gebouwen in de omgeving van de Zwaanhofbeek, Bellewaerdebeek en het Kanaal Ieper-IJzer. Waar de Zwaanhofbeek ingebuisd door de Rozendaalstraat loopt, werd bij de hevige regenval eind 2023 wateroverlast gemeld, net als in de Kleine Poezelstraat, een deel van de Pilkemseweg en de Dehemlaan.
Kaart 29: Risicokaart Bedrijventerrein Ieper Kanaalzone
Visie:
Het bedrijventerrein heeft een hoge verhardingsgraad van 60,4 %. Hierdoor zal een groot deel van de neerslag die er valt direct afstromen richting de waterlopen. Om deze afstroom te reduceren, en infiltratie te bevorderen, moet in eerste instantie gekeken worden naar ontharding Onthardingskansen bevinden zich voornamelijk op parkings en parkeerplaatsen voor personenwagens, zowel op openbaar als privaat domein. Onder andere in het Ieper Business Park aan het stadhuis (Ter Waarde) liggen er veel volledig verharde parkings die uitsluitend worden gebruikt door personenwagens. Deze kunnen bij heraanleg in halfverharding worden ingericht (zie Figuur 23). Ook parkings voor zwaardere voertuigen kunnen meer waterdoorlatend worden aangelegd, maar hiervoor zijn duurdere, meer gespecialiseerde materialen nodig (bv. Drainix).
De vele grote daken creëren veel afstroom, maar bieden ook kansen voor opvang van grote hoeveelheden regenwater. De totale dakoppervlakte in het gebied bedraagt ca. 824.409 m². Op basis van een jaarlijkse neerslaghoeveelheid van 778 mm/jaar is het jaarlijks potentieel voor hergebruik ca. 641.390 m³. Locaties waar hergebruik toegepast kan worden (indien dit nog niet het geval is), zijn:
• Bedrijven die zelf water verbruiken. Bijvoorbeeld wasserij Cailliau in de Rozendaalstraat heeft een vergunning voor een permanente grondwaterwinning met een vergund jaardebiet van 6.000m³/jaar. Er kan worden onderzocht of het gebruik van grondwater kan worden vervangen door regenwater dat op de daken van het bedrijf zelf en de omliggende gebouwen valt. Ook het (drink)waterverbruik van de Ieperse truckwash en tankcleaning (Sint-Krispijnstraat 13) zou kunnen vervangen worden door regenwater.
• Aangrenzende landbouwpercelen. Het bedrijventerrein wordt zowel in het oosten als westen omringd door landbouwgronden met een hoge watervraag (zie Kaart 10). De mogelijkheid kan worden onderzocht om regenwater dat wordt opgevangen op de daken van de bedrijven ter beschikking te stellen aan de omliggende landbouwers
• Hergebruik wordt reeds toegepast in het Nieuw Administratie Centrum Auris. Bij het politiegebouw kan dit nog toegepast worden.
• De Ieper Open Golf Club heeft voor het onderhoud van de golfterreinen water nodig en gebruikt hiervoor vandaag al regenwater. Er kan onderzocht worden of er nog meer water nodig is Hiervoor zou anders regenwater kunnen gebruikt worden dat wordt opgevangen op de aanpalende bedrijventerreinen.
• Momenteel is een project lopende door Ekopak met het doel om het effluent van de RWZI Ieper te hergebruiken voor de bedrijven in de buurt.
Een screening die de watervraag- en aanbod en de kwaliteitseisen in de omgeving in kaart brengt, kan ervoor zorgen dat de hergebruikmogelijkheden worden geoptimaliseerd en dat zowel het drink- en grondwaterverbruik als de afstroom van regenwater in de omgeving sterk kan worden gereduceerd. Water dat niet kan worden hergebruikt, zou kunnen worden vastgehouden en gebufferd op groendaken, voordat het naar een infiltratie- of buffervoorzieningen gaat.
Kaart 30: Kansenkaart Bedrijventerrein Ieper Kanaalzone
In eerste instantie is het doel om regenwater op eigen terrein vast te houden door een combinatie van bronmaatregelen. Wanneer dit niet mogelijk is, kan worden gekeken naar collectieve bovenlokale infiltratie- en buffervoorzieningen. Het benodigde buffervolume wordt best maximaal bovengronds voorzien, in grachten, open bekkens, wadi’s en verlaagde groenzones en
met een mogelijkheid tot infiltratie. De infiltratiecapaciteit van de overwegend zandlemige bodem varieert met de drainageklasse. Centraal in de bedrijvenzone, rondom de Rozendaalstraat ligt een goed infiltreerbare zone. De natte, kleiige bodems rondom de waterlopen zijn slecht infiltreerbaar. De rest van het gebied ligt op matig infiltreerbare zandleem bodems.
In eerste instantie kan reeds een groot deel van het jaarlijkse neerslagvolume, namelijk de neerslag die valt tijdens kleine frequente buien, ter plaatse infiltreren door lokaal in te zetten op infiltratie Mogelijkheden hiervoor liggen onder andere in groene bermen, plantvakken en verkeerselementen, zoals rotondes Om dit mogelijk te maken, moeten de reeds aanwezige groenstructuren, zowel op openbaar als privaat domein, toegankelijk gemaakt worden voor regenwater van de aanpalende verharding. Bijvoorbeeld in Ter Waarde liggen momenteel straatkolken tussen de straat en de groene berm. Door de groene bermen te verlagen en de straatkolk te verplaatsen naar de groene berm (als overloop) kan een groot deel van de afstroom van de straat al ter plaatse in de groene bermen infiltreren.
Om ook tijdens extreme buien en langdurige neerslagperioden wateroverlast te vermijden, zullen grotere (bovenlokale) infiltratie- en buffervoorzieningen nodig zijn. Op het traject van de Zwaanhofbeek ligt op de hoek van de Bargiestraat en Oostkaai een volume dat wordt ingezet voor buffering van regenwater (opp. > 5.000 m²), en ook in het noorden langs waterloop WY.7.7.1 ligt tussen Oostkaai nr. 82 en 84 (opp. > 4.000 m²) een buffervoorziening waar regenwater van het bedrijventerrein op aansluit.
Het gebied kan worden opgedeeld in drie verschillende zones:
• Het zuidoosten van het gebied (Business Park en Ieper Open Golf) ligt op een uitloper van een heuvelrug en hierdoor op een lokaal hoog punt. Deze zone is op de watersysteemkaarten (zie Kaart 19) donkerbruin ingekleurd, wat wil zeggen dat regenwater dat hier infiltreert een grote positieve impact zal hebben op de grondwateraanvulling. Bovendien zorgt het vasthouden van water hier ook voor een ontlasting van de Zwaanhofbeek en de Bellewaerdebeek. Het oppervlaktewater ten noorden van het Business Park kan mits een bepaalde toegelaten peilvariatie een bufferfunctie vervullen
• Het grootste deel van het gebied ligt in een lichtbruine zone van de watersysteemkaart, op de flanken richting het Kanaal Ieper-IJzer Verlaagde groenzones op de helling kunnen er voor zorgen dat het afstromend regenwater wordt afgeremd op zijn pad richting het kanaal en het maximaal de kans krijgt om te infiltreren. Ook de baangracht in Oostkaai, parallel met het Kanaal Ieper-IJzer, kan nog afstromend regenwater van het bedrijventerrein de kans geven om te infiltreren voordat het in het kanaal terechtkomt. In het noorden (Langemarkseweg, Rietveldstraat) kan eveneens worden gewerkt met gecompartimenteerde grachten om het water af te remmen en de kans te geven om te infiltreren
• De omgeving van de Zwaanhofbeek en de Bellewaerdebeek staat grotendeels ingekleurd als permanent natte zoneop de watersysteemkaart. Op de Ferrariskaart (situatie ca. 1770, zie Bijlage 7.3 Kaart 27) is te zien dat er vroeger rondom deze twee waterlopen en langsheen het kanaal brede stroken met vochtige weides aanwezig waren. Langsheen de waterlopen kunnen blauwgroene assen met focus op infiltratie en buffering bijdragen aan de waterrobuustheid van het gebied. Er kan worden onderzocht waar het mogelijk is om de ingebuisde delen terug zoveel mogelijk open te leggen. Waar dit niet mogelijk is, kan langsheen deze assen met wadi's, grachten en verlaagde groenzones worden gewerkt. Langsheen het open deel van de Zwaanhofbeek (ten noorden van de SintKrispijnstraat 15) ligt een zone die bij klimaatscenario 2050 verwacht wordt om eenmaal om de tien jaar te overstromen. Dit gebied zou kunnen ingeschakeld worden om de waterloop bij extreme neerslag extra ruimte te geven (winterbedding) Ook in het noorden rondom de Oude Vaart kan een gecontroleerde overstromingszone bij hevige neerslag extra buffercapaciteit creëren.
De hoge verhardingsgraad (60,4 %) en daaraan gelinkte hoge afstroom van regenwater van de bedrijvenzone maakt dat geschikte afvoer van regenwater cruciaal is om wateroverlast in deze zone, en de omgeving, te voorkomen. Het afvalwater stroomt naar de RWZI net ten westen van het deelgebied via een sifon die onder het kanaal en de Ieperlee loopt. Momenteel wordt deze industriële streng afzonderlijk opgepompt van de huishoudelijke, die voornamelijk afkomstig is van het historisch centrum van Ieper. Beide takken hebben elk hun eigen eerst werkende overstort. Om te vermijden dat één van beide overstorten werkt terwijl de volledige capaciteit van de RWZI niet benut wordt, moeten beide vijzelkamers met elkaar verbonden worden. Momenteel is een project lopende waarbij de zuiveringsinstallatie uitgebreid wordt, beide strengen hydraulisch met elkaar verbonden worden en de sifon vervangen wordt door een pompstation. Dit project zal de overstortwerking sterk reduceren
De straten ten noorden van de Zwaanhofweg zijn voorzien van een gescheiden stelsel, en ook het Ieper Business Park aan TerWaarde is voorzien van een aparte regenwaterleiding. Het is belangrijk dat de verharding in dit gebied ook effectief aansluit op het RWA-stelsel Voor het zuiden van het gebied loopt er een groot afkoppelingsproject (GIP-project W217019), dat eveneens een grote positieve impact zal hebben op de overstortwerking (Oostkaai) In dit project zal worden gewerkt met infiltratiebuizen en zullen de aangrenzende opritten worden onthard.
In het gebied liggen nog enkele rioleringsknelpunten:
• Verdunningsknelpunt: t.h.v. Oostkaai 20 sluit een gracht aan op het gemengd stelsel
• Frequente werking overstort Waterpoortstraat 1: Deze overstort werkt bij elke kleine regenbui (gemiddeld meer dan eenmaal per week)
• Op de grens van het gebied t.h.v. de Briekestraat 39 loost de gemengde riolering nog in een gracht. Hier moet nog een aansluiting worden voorzien naar de RWZI.
De geplande afkoppelingswerken, gecombineerd met de voorgestelde bronmaatregelen, zullen zorgen voor een remediëring van deze knelpunten.
4.5.5. IEPER NOORD
Samenvatting:
De focus ligt op ontharding en infiltratie. Veel woonwijken zijn veel meer verhard dan nodig, een inrichting als blauwgroene wijken kan dan ook zorgen voor een sterke toename van de infiltratiemogelijkheden, en daaraan gekoppeld een sterke afname van de afstroming van regenwater. In het merendeel van het gebied zal met infiltratie al een groot deel van het water ter plaatse kunnen gehouden worden. Dit kan zowel op straatniveau, bijvoorbeeld met infiltratiebermen en verlaagde plantvakken, als op een grotere schaal, onder andere in grote blauwgroene assen. In het zuidoosten en oosten moet er voldoende buffering worden voorzien. Dit kan onder andere door bestaande vijvers in te zetten en in een winterbedding.
Gebiedskenmerken:
‘Ieper Noord’ is een dichtbebouwd gebied ten noordwesten van het centrum van Ieper. Het wordt gescheiden van de binnenstad door de IJzerwegbeek/het Kanaal van Ieper naar Komen die vanaf stuw 9 vermengd lopen. Aan de Molenweg wordt het water prioritair via stuw 1 naar de Ieperlee geleid, en als noodoverlaat kan water ook via stuw 2 naar het kanaal Ieper-IJzer gevoerd worden. Rondom de Haiglaan ligt vooral gesloten bebouwing, in de rest van het gebied bevinden zich woonwijken met open bebouwing. De bodem bestaat uit zandleem, met matig tot goed infiltreerbare bodems in het noordwesten en een lagere infiltratiecapaciteit in het zuidoosten. Op de watersysteemkaart is een groot deel van de bodems aangeduid als infiltratiegebied, de strook rondom de Ieperlee is permanent nat gebied. Het gebied helt af richting de Ieperlee in het noordoosten. Het water in het westen van het gebied stroomt via de Augustinusbeek naar de Ieperlee. Het rioleringsstelsel is nog grotendeels gemengd en sluit aan op de RWZI van Ieper.
Knelpunten:
Op volgende locaties heeft de bebouwing een hoge kans op wateroverlast:
• In de omgeving van het VTI Ieper in de Augustijnenstraat.
• Omgeving van de Bellestraat
• Griettensstraat nr. 23 – 25.
• Oude Veurnsestraat nr. 49 – 65
• Haiglaan nr. 96 – 112.
• Diksmuidseweg nr. 45 – 57 en nr. 99.
• Zone langs de Ieperlee, o.a. Kruisbilkstraat nr. 17 en 23, en op plaats waar de Augustinusbeek uitmondt in de Ieperlee.
Visie:
Het grootste deel van het gebied bestaat uit woonwijkstraten. Deze hebben geen doorvoerfunctie en de woonfunctie staat er centraal. Dit laat toe in deze wijken doorgedreven te ontharden en het water maximaal de kans te geven om te infiltreren. Er zijn acht woonwijken die in aanmerking
Kaart 31: Risicokaart Ieper Noord
komen om aan te leggen als minimaal verharde blauwgroene wijken De belangrijkste onthardingskansen in deze wijken zijn:
• Uitbreken voetpaden. In de meeste wijken zijn de straten langs een of beide zijden voorzien van een voetpad. Aangezien de woonfunctie in een blauwgroene wijk centraal staat i.p.v. ruimte voor de auto, zijn voetpaden hier overbodig.
• Versmallen rijweg. Bijvoorbeeld in de wijk ‘Ieperhoekje’ zijn veel straten breder dan nodig. Onder andere de Kunstenlaan kan met zijn 8 m breedte sterk worden versmald.
• Ontharden parkeerstroken. De parkeerplaatsen op openbaar domein dienen afgestemd te worden op de capaciteit op privaat domein en kunnen bij heraanleg waterdoorlatend worden ingericht. Onder andere in de wijken ‘Velodroomstraat’ en ‘Ieperhoekje’ liggen parkeerstroken die kunnen onthard worden.
• Ontharden voortuinen/opritten op privaat domein. Een mooi voorbeeld van opritten in halfverharding is te vinden in de recent aangelegde wijk Helakker. De stad zou de heraanleg van woonwijkstraten steeds kunnen koppelen aan een participatieproject, waarbij de werken op openbaar domein als katalysator kunnen dienen voor het doorvoeren van maatregelen op privaat domein.
Er zijn ook meerdere grote parkings die gedeeltelijk kunnen onthard worden. Deze zouden bijvoorbeeld waterdoorlatend kunnen worden aangelegd door te werken met halfverharding zoals grasbetontegels. Onder meer langs de Haiglaan liggen grote verharde parkings t.h.v. de winkelzone en de stelplaats van De Lijn. Ook in de omgeving van de twee scholen (VTI Ieper en VBS Lyceum Heilige Familie) kunnen parkings, speelplaatsen e.d. worden vergroend. Verschillende grotere straten zijn uitgerust met doorlopende parkeerstroken. Het vereist aantal parkeerplaatsen kan worden voorzien in halfverharding, en kan worden afgewisseld met infiltrerende plantvakken waarin het regenwater kan verzameld worden en kan infiltreren. Dit is het geval voor de straten Augustijnenstraat, Haiglaan, Oude Veurnestraat (N8) en Diksmuidseweg (N8 en N369).
Ook door regenwater op te vangen voor hergebruik kan de afstroom worden beperkt. Het water dat wordt opgevangen op de daken van de twee scholen kan worden aangewend voor onder andere het doorspoelen van de toiletten. Ook de zaal van Augustijnenpark Tennis & Squash kan worden uitgerust met een hemelwaterput, onder meer voor het besproeien van de gravelvelden in de zomer. Het waterverbruik van de carwash in de Veurnseweg kan (gedeeltelijk) worden voldaan door regenwater. De grote dakoppervlaktes van de winkelzone aan de Haiglaan zijn eveneens interessant om regenwater te verzamelen. Er zou kunnen bekeken worden of dit kan worden gebruikt voor het groenonderhoud in de Rederijkerswijk, zoals voor het besproeien van de groentetuintjes aan het Scholierenpad.
Kaart 32: Kansenkaart Ieper Noord
Het gebied ligt op een (lichte) zandleembodem met variërende drainageklasse. Als gevolg is de bodem een combinatie van slecht, matig en goed infiltrerende gronden (zie Kaart 18). In het zuidoosten is de infiltratiecapaciteit het laagst, terwijl in het noordwesten de bodems goed infiltreerbaar zijn. Op de omgeving van de Ieperlee na, is het grootste deel op de
watersysteemkaarten (zie Kaart 19) aangeduid als permanent droog ‘infiltratiegebied’. Deze bodems zijn uitermate geschikt voor grondwateraanvulling. De hier opgebouwde reserves zorgen voor een buffer voor het overbruggen van (extreem) droge periodes. In de blauwgroene wijken inzetten op ontharding en infiltratie heeft dan ook niet alleen een positieve impact op de beperking van de wateroverlast, maar zorgt ook voor een betere bescherming van het gebied tegen droogte. Enkele infiltratie- en buffermogelijkheden op straatniveau zijn:
• Infiltratiebermen. Verschillende straten zijn al uitgerust met een onverharde, groene berm, maar deze is vaak nog onbereikbaar voor regenwater (door borduur of ligging hoger dan omgeving). Deze kunnen, wanneer verlaagd en toegankelijk voor water, een rol spelen in het op straatniveau vasthouden van regenwater. Dit is niet alleen in woonwijken interessant, maar ook bijvoorbeeld in de Augustijnenstraat kan dit worden toegepast voor de bestaande groenzones. In blauwgroene wijken lenen ook straten zonder groene berm, maar met voetpad, zich voor een infiltratieberm, gezien voetpaden hier in de meeste gevallen overbodig zijn
• Grote, infiltrerende boom-/plantvakken. Deze zijn vaak klein en soms met een borduur omzoomd waardoor het water het plantvak niet kan bereiken. Het is nuttig om een strategie te ontwikkelen om in rustige woonstraten grote (toekomst)bomen te laten groeien. Een toekomstboom is een boom die nog lang behouden moet blijven omdat hij bijdraagt tot een vooropgesteld doel. In stedelijke omgeving helpen bomen bij het opslaan en bijhouden van grondwatervoorraden doordat de verkregen slagschaduw opwarming van de grond beperkt, waardoor minder verdamping optreedt uit de grond. Belangrijk hierbij is het reserveren of inrichten van voldoende en kwaliteitsvolle groeiruimte voor de boomwortels.
• Private infiltratievoorzieningen. In de matig en goed infiltreerbare wijken in het noordwesten kan de afstroom van privaat domein lokaal worden gehouden door vanuit de stad de aanleg van een private infiltratievoorziening te stimuleren In de minder goed infiltreerbare wijken in het zuidoosten zijn regenwaterputten interessanter.
Enkele grotere infiltratie- en buffermogelijkheden zijn:
• Blauwgroene assen. Trage wegen in woonwijken kunnen worden gecombineerd met ruimte voor water, bijvoorbeeld als gracht of wadi. Deze assen kunnen in eerste instantie het regenwater van aanpalende verharding (straten, huizen) opvangen en de kans geven om te infiltreren. Bij extreme regenval bieden ze een veilige, gecontroleerde afvoerweg. Hiervoor kan het nodig zijn dat bij de aanleg van de assen ook wordt ingegrepen op het reliëf om andere stroomrichtingen te blokkeren. Een voorbeeld is het Scholierenpad. Deze as zou regenwater uit het oosten van de Rederijkerswijk kunnen opvangen, en zou eveneens een alternatief kunnen bieden voor de niet-geklasseerde waterloop die hier vroeger liep, maar nu is verdwenen. Door hier een blauwgroene as uit te bouwen kan deze weg een belangrijke barrière vormen om de lager gelegen kwetsbare Belletstraat te
ontlasten. Ook ten zuiden van de Belletstraat kan een blauwgroene as de overtollige afstroom van de sterk verharde winkelzone ophouden bij extreme neerslag. In zo’n geval kunnen deze assen ook regenwater van een grotere oppervlakte opvangen en een bovenlokale rol vervullen.
• Vijvers Er zijn verschillende vijvers die ook een rol zouden kunnen vervullen in het watersysteem van het gebied. Door een bepaalde peilvariatie toe te laten op de vijvers, kan dit volume worden aangesproken voor buffering. Bijvoorbeeld, de vijver tussen het Rederijkerspad en het Scholierenpad heeft een oppervlakte van ca. 3.045 m². Als we aannemen dat een schommeling van 20 cm waterpeil tolereerbaar is, dan wil dit zeggen dat er ongeveer 610 m³ water in dit systeem kan gebufferd worden.
• Infiltratiegrachten Brede, ondiepe grachten met schotten kunnen naast een afvoerfunctie, ook een infiltratie- en bufferfunctie vervullen. Zo kan de gracht in de Adriaansensweg als infiltratiegracht het overtollig regenwater uit de woonwijk ‘Dunantlaan’ opvangen en infiltreren In de wijk ‘Velodroomstraat’ kan er opnieuw ruimte worden gecreëerd langs de verdwenen niet-geklasseerde waterloop met behulp van een infiltratiegracht.
• Winterbedding De zone waar de Augustinusbeek uitmondt in de Ieperlee is gevoelig voor overstromingen (zie Kaart 15). De strook rondom de Ieperlee is aangeduid als permanent natte zone op de watersysteemkaarten (zie Kaart 19). Hier moet voldoende aandacht zijn voor buffering. Dit kan bijvoorbeeld door de waterloop in geval van extreme neerslag extra ruimte te geven in een winterbedding. Kwetsbare infrastructuur (zie Kaart 31) kan beschermd worden door lokale verhogingen.
Het rioleringsstelsel is nog grotendeels gemengd en sluit aan op de RWZI van Ieper meer noordelijk. Enkele straten zijn al voorzien van een aparte regenwaterleiding, maar deze komt in veel gevallen verder afwaarts nog uit op het gemengde stelsel. De Kruisbilkstraat sluit reeds aan op de Ieperlee. Enkele straten zijn aangeduid als watervoerende straat en moeten in de toekomst zo ingericht worden dat ze bij extreme neerslag het regenwater veilig kunnen afvoeren (zie Kaart 32).
Er zijn nog verschillende verdunningsknelpunten (o.a. in de Veurnseweg en de Adriaansensweg) waar grachten moeten afgekoppeld worden van het rioleringsstelsel. In de Haiglaan ligt een knelpunt van omgekeerde overstortwerking, waarvoor een oplossing staat ingepland.
4.5.6.
IEPER WEST
Samenvatting:
Ieper West wordt doorkruist door de Dikkebusbeek, die een cruciale functie heeft voor de watertoevoer van de vestingen (Boterplas) in het centrum. Een groot deel van Ieper West watert af naar de waterloop, waardoor maatregelen in het gebied bijdragen aan de
watertoevoer (vooral tijdens extreme situaties). Vrijstaande huizen met tuinen en ruim ingerichte woonwijken geven veel kansen om regenwater maximaal binnen de wijken een plaats te geven. Een groot deel van de woonwijken kan als blauwgroene wijk ingericht worden, waar maximaal onthard wordt. In deze wijken vinden we ook veel groenzones die verlaagd aangelegd kunnen worden en zo water kunnen bufferen. Elke ingreep om regenwater lokaal te houden, zal bijdragen om wateroverlast binnen de wijk en verder afwaarts te beperken.
Gebiedskenmerken:
Het deelgebied ‘Ieper West’ maakt deel uit van de dichtbebouwde kern van Ieper. Het spoor in het noorden en het kanaal Ieper-Komen vormen de grens in het noorden en oosten. In Ieper West heeft de bebouwing voornamelijk een woonfunctie. In het noorden neemt het psychiatrisch ziekenhuis Heilig Hart een groot stuk in. Er zijn twee belangrijke waterlopen. Het verwezen kanaal Ieper naar Komen stroomt langs de oostelijke grens van het gebied van zuid naar noord. De Dikkebusbeek stroomt vanuit het westen door het centrum van Ieper West en zorgt in normale omstandigheden voor de voeding van de vestingen In extreme situaties kan het water ook via stuw 7 afgeleid worden richting de Ieperlee en het kanaal Ieper-IJzer. De bodemtextuur van de bovenste laag is bijna overal zandleem, met een klein stuk licht zandleem in het noorden. De bodemdrainageklasse is grotendeels matig vochtig en in het zuidwesten nat.
Knelpunten:
De Omloopstraat kampt vandaag al geregeld met wateroverlast. Potentiële wateroverlast bij toekomstige klimaatscenario’s (2050) wordt op volgende plaatsen gemodelleerd (zie Kaart 33):
• Zwaluwlaan
• Izegrimstraat
• Posthoornstraat
• Tybaertstraat
• Ter Linden
• Ter Olmen
Kaart 33: Risicokaart Ieper West
Visie:
De matig vochtige zandleembodems hebben een matig infiltratiepotentieel. Kleinere buien kunnen hier vlot infiltreren. Bij langdurige of hevige regen zal een infiltratievoorziening niet volstaan om al het water op te vangen, hier moet dan bijkomende buffering gezocht worden. Op de stukken met een natte zandleembodem is infiltratie zeer beperkt mogelijk. Het vasthouden en
maximaal infiltreren van water binnen Ieper West kan een belangrijke bijdrage leveren aan het aanvullen van het grondwater. Bijna heel het gebied wordt als permanent droog aangeduid op de watersysteemkaart (zie Kaart 19), enkel kleinere depressies (bv. Ter Linden, Izegrimstraat, Posthoornstraat, Grimbeertstraat, Ter Olmen) zijn tijdelijke natte gebieden.
Ieper West bestaat voornamelijk uit woonwijken, die een cruciale bijdrage kunnen leveren om ervoor te zorgen dat regenwater lokaal vastgehouden wordt. Er is een groot potentieel om een groot deel van deze woonwijken om te vormen in blauwgroene wijken. Volgende wijken komen hiervoor in aanmerking:
• Sint-Omerlaan – Sittingbournelaan – Europalaan
• Ter Olmen – Ter Wilgen – Ter Linden
• Izegrimstraat – Proosdijstraat – Graafschapstraat – Bisdomstraat – Tiendelaan –Kuwaartstraat – Kantekleerstraat – Reinaarstraat – Izegrimstraat
• Anjelierenlaan – Viooltjeslaan – Willibaldlaan – Narcissenlaan – Azalealaan –Orchideeënlaan – Madeliefeslaan – Posthoornstraat – Vermeerschstraat –Crescendostraat – Lijnwaadstraat – Begijnenstraat – Sterrestraat
• Reigerslaan – Fazantenlaan – Leeuweriklaan – Lijsterlaan – Patrijzenlaan – Vinkenlaan –Ooievaarlaan – Grasmuslaan – Nachtegaallaan – Koolmeeslaan – Zwaluwlaan –Geelgorslaan
In deze wijken kan doorgedreven onthard worden. Niet overal zal een voetpad nodig zijn. Door de straat met meer groene en blauwe elementen in te richten, kan de veiligheid voor de voetgangers ook gegarandeerd worden. Kruispunten zijn ondanks de verkeersluwe straten vaak breed aangelegd. Hier is dus een groot onthardingspotentieel. Bij een heraanleg kunnen er verlaagde planvakken aan de versmalde kruispunten voorzien worden, die dan voor extra bufferruimte zorgen. In de wijken zijn er ook een aantal wandelpaden, die deels op eigendom van de stad Ieper liggen. Deze verbindingen geven de mogelijkheid om hier een blauwgroene as te creëren (bv. Ter Wilgen – Ter Olmen; Ter Olmen – Sint-Olmerlaan; Europalaan – Sittingbournelaan; Sint-Omerlaan; Reigerslaan). Deze assen kunnen ruimte geven om kleinere neerslaghoeveelheden in infiltratievoorzieningen op te vangen, maar ook het water in extreme situaties veilig op te vangen en/of naar een buffervoorziening te begeleiden.
De grootste winst om water lokaal vast te houden ligt in de blauwgroene wijken, maar er zijn ook andere kansen in Ieper West om op ontharding in te zetten. In de Kemmelseweg, de Pannenhuisstraat, de Dikkebusseweg, de Capucienenstraat, de Poperingseweg en de Tulpenlaan zijn er parkeervakken of hele stroken tussen de straat en het voetpad in asfalt aangelegd. Als deze in halfverharding aangelegd worden, zorgen ze voor minder afstroom, maar wordt er ook extra infiltratie-oppervlakte gevormd. Bij de stroken die vandaag over de hele lengte in asfalt aangelegd zijn, kan nagegaan worden of de volledige oppervlakte nodig is om te parkeren. Groenvakken kunnen mogelijk een andere invulling zijn, die dan weer meer ruimte voor het opvangen van water biedt. Niet alleen parkeerstroken worden best in semi-verharding aangelegd, ook op parkings
wordt dit aangeraden. Parkings aan de sportvelden, aan het psychiatrisch ziekenhuis in de Poperingseweg of aan het dienstgebouw van Agentschap Wegen en Verkeer in de Omloopstraat, kunnen een voorbeeldfunctie innemen als ze in halfverharding aangelegd worden. De Capucienenstraat, de Izegrimstraat, de Narcissenlaan en de Tulpenlaan liggen deels in de blauwgroene wijken en zullen dus bijdragen aan een groenere omgeving.
De Vrije Basisschool Capucienen kan door een groenere inrichting van het schoolplein voor minder afstroom zorgen, maar zal ook in een koelere omgeving tijdens hitteperioden resulteren Hiernaast biedt de school ook veel mogelijkheden om op hergebruik in te zetten. Doordat er een constant gebruik van water is (bv. toiletspoeling), zal er vaak veel volume in de hemelwaterput beschikbaar zijn. Bij hevige regen zal water afkomstig van de schooldaken het watersysteem niet direct belasten en niet bijdragen aan de piekdebieten. Dit kan een groot verschil maken, zeker bij korte hevige regenbuien. Hetzelfde geldt voor het psychiatrisch ziekenhuis. Een hemelwaterput gekoppeld aan hergebruik voor wasmachines en toiletten zal grote watervolumes ter plaatse kunnen vasthouden. Het ziekenhuis beschikt reeds over hemelwaterputten en deze worden deels al voor hergebruik ingezet.
De Dikkebusbeek is een belangrijke schakel voor het watersysteem in het centrum van Ieper. Het aangevoerde water via de waterloop bepaalt de watertoevoer van de Vesten. Een groot deel van het deelgebied Ieper West watert af naar de Dikkebusbeek en zorgt dus ook voor de aanvoer van water naar deze waterloop. In extreme situaties is het dan ook belangrijk om ervoor te zorgen dat het water in het deelgebied niet te snel afstroomt en het watersysteem in het centrum onder druk zet. Hiernaast is voldoende grondwateraanvoer, om het gebied tijdens droogteperioden minder kwetsbaar te maken, ook belangrijk. Burgers, die op hun eigen perceel ernaar streven om afstromend water van hun daken op eigen terrein op te vangen, kunnen een zeer groot verschil maken.
In het gebied zijn er ook een groot aantal locaties waar water in kleinere of grotere infiltratie- en buffervoorzieningen opgevangen kan worden. In de woonwijken (voornamelijk in de zuidelijkere delen) zijn veel doodlopende straten, waar op het einde van de straat ruimte voor water gevrijwaard zou kunnen worden. Verkeerseilanden of plantvakken kunnen ook verlaagd aangelegd worden en zo tijdelijk water bufferen. Dit is bv. het geval in de Capuciennenstraat, de Madeliefjeslaan of de Anjelierenlaan. Grotere verkeerseilanden of bestaande vijvers (bv aan voetbalveld aan de Poperingseweg) kunnen ook dienst doen als lokale buffer- en infiltratievoorzieningen. Water dat in de grachten langs de Dikkebusseweg of de Omloopstraat opgevangen wordt, kan (deels) infiltreren als in de grachten schotten geplaatst worden. Bij hevige of langdurige regen zullen de kleinere voorzieningen snel aan hun limiet komen, dan kunnen grotere groenzones of speelpleinen (bv. Proosdijstraat) overtollig water veilig opvangen. Door de combinatie van opvang op eigen terrein, in lokale en bovenlokale infiltratie- en buffervoorzieningen kunnen kleinere buien volledig binnen de wijk opgevangen worden en bij grotere hoeveelheden wordt het water ook eerst lokaal opgevangen en pas als alle voorzieningen
vol zijn, wordt het water richting de waterloop gestuurd. Piekdebieten worden zo afgevlakt. Om de Omloopstraat beter te beschermen tegen wateroverlast, kan een winterbedding (zie ook 4.5.19.5) ten westen van de bebouwing langs de Dikkebusbeek ingericht worden.
Kaart 34: Kansenkaart Ieper West
Het afvalwater van heel het deelgebied is aangesloten aan de RWZI Ieper. In de Frezenbergstraat, de Omloopstraat en de Europalaan liggen nog enkele gebouwen die nog aangesloten moeten worden. Algemeen is het rioleringsstelsel gemengd aangelegd. Op locaties waar recent rioleringswerken zijn uitgevoerd, is het rioleringssysteem gescheiden aangelegd. Doordat enkele grachten mee aangesloten zijn op het rioleringsstelsel, zorgt dit voor een verdunningsproblematiek. Best worden deze grachten afgekoppeld als ze alleen regenwater afvoeren. In deze grachten kunnen ook stuwen geplaatst worden, zodat meer regenwater de kans krijgt om te infiltreren.
4.5.7. STRATEGISCHE SPIE
Samenvatting:
Het deelgebied ‘Strategische Spie’ is vandaag een heel divers ingericht gebied, dat in de toekomst volledig heraangelegd zal worden. In het masterplan wordt er meer ruimte voor groene en blauwe elementen voorzien. Doordat de IJzerwegbeek door het gebied stroomt en in het watersysteem van Ieper een zeer belangrijke rol speelt, is extra bufferruimte een grote meerwaarde niet alleen voor het deelgebied zelf, maar ook voor het centrum van Ieper.
Gebiedskenmerken:
Het deelgebied Strategisch Spie ligt tussen de Vestingen, de Verdronken Weide en het kanaal Ieper-Komen. Het gebied is vandaag heel divers ingericht, zo loopt de spoorweg erdoor, is er een militair domein, een groengebied (De Triangel), de kleinhandelszone Rijselsepoort en een woonstraat (Hommelhofstraat) Door het gebied stroomt de IJzerwegbeek, die een zeer belangrijke functie in het watersysteem van het centrum heeft (zie 2.4.2). De bodemtextuur is voor een groot stuk onbekend of zandleem. De zandleembodem is langs de Rijselseweg matig vochtig en ten oosten van het kanaal voornamelijk nat. Afvalwater wordt alleen in de straat Rijselsepoort opgevangen en gezuiverd in de RWZI Ieper. In de Hommelhofstraat, het Hamiltonpark/Eiland en de Kemmelseweg moet er nog riolering gelegd worden of moet deze nog aangesloten worden aan de RWZI.
Knelpunten:
• In toekomstige klimaatomstandigheden is er een grote kans op wateroverlast in de Hommelhofstraat en de Rijselsepoort.
• In de Kemmelseweg zijn grachten aangesloten op de riolering die zorgen voor verdunning.
Visie:
De huidige, versnipperde invulling zal in de toekomst gewijzigd worden, zodat de ‘Strategische Spie’ een verbindend landschap zal worden. Voor het gebied is in 2023 een masterplan opgemaakt (Stad Ieper, 2023). Het plan wordt nu verder onderzocht in het kader van een ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP).
17: Masterplan Strategische Spie (Stad Ieper, 2023)
In het masterplan wordt er meer aandacht gegeven aan ruimte voor natuur, water en ontmoeting. Er zijn vier krachtlijnen gedefinieerd.
1) ‘Inundatiepark Bailleul’ als spons voor Ieper Zuid: Hier wordt vooral aandacht besteed aan meer ruimte voor water, zodat het watersysteem tussen de Verdronken Weide en het kanaal Ieper-Komen ontlast kan worden en het water tijdens piekmomenten gebufferd en vertraagd afgevoerd kan worden
Figuur
2) Infrastructuurknopen als stadspoorten: De ‘Rijselpoot’ en ‘Tempelpoort’ in ere hersteld: De kruispunten zullen veilig en met ruimtelijke kwaliteit en beleving ingericht worden.
3) Een ruimer vestenpark als verbindende figuur voor Ieper intra en extra muros: Een nieuw landschapspark zal hier aangelegd worden, dat voor een verbindende functie tussen de stadsdelen binnen en buiten de Vesten zal zorgen.
4) Woonontwikkeling als katalysator voor een haalbaar project met maatschappelijke meerwaarde: De gronden zullen gevaloriseerd worden i.f.v. hun maatschappelijk belang. Tegelijkertijd wordt er gekozen voor meer groen, duurzame mobiliteit en klimaatbestendige waterhuishouding.
4.5.8. BOEZINGE
Samenvatting:
In Boezinge zijn enkele plaatsen met een verhoogd risico op wateroverlast. In heel het gebied kunnen maatregelen toegepast worden om de toekomstige wateroverlast zo veel mogelijk te beperken. Hiernaast zullen deze maatregelen er ook voor zorgen dat het gebied beter beschermd wordt tegen droogte. Voor het beperken van afstroom tijdens frequent optredende buien kunnen veel parkeerplaatsen onthard worden en blauwgroene wijken ingericht worden. Verdeeld over het hele gebied zijn verschillende mogelijkheden om regenwater te hergebruiken. Tenslotte moet regenwater in nieuw te creëren infiltratie- en buffervoorzieningen en infiltratie- en buffergrachten geborgen worden. Voor de extreme situaties kunnen overstromingszones langs de Ieperlee aangelegd worden.
Gebiedskenmerken:
Het deelgebied Boezinge bestaat uit de kern van de gelijknamige deelgemeente en ligt voor het grootste deel ten westen van de Ieperlee en het kanaal Ieper-IJzer. Langs de hoofdverkeersassen (Diksmuidseweg, Boezingestraat en Molenstraat) is er vele gesloten of halfopen bebouwing. In de woonwijken langs deze straten is de bebouwing voornamelijk open. De bodemtextuur is op veel plaatsen zandleem. In het noorden is er een klein stuk met licht zandleem en in het centrum is een kleine kleistrook. Ten oosten van het kanaal in de Molenstraat is de bodem natter ten opzichte van het westelijke gedeelte. Het infiltratiepotentieel is dan ook beter ten westen van de waterlopen dan ten oosten ervan. Grote delen zijn goed infiltreerbaar met enkele stukken matig infiltreerbaar (zie Kaart 18). In de Molenstraat is het infiltratiepotentieel matig tot slecht. Het deelgebied ligt in het afstroomgebied van de Ieperlee en een zijloop (WY.7.9.B.) ervan. De waterloop WY.7.9.B. is ingebuisd en volgt de Diksmuidseweg tot t.h.v. nummer 476 waar de waterloop richting de Ieperlee stroomt en erin uitmondt.
Knelpunten:
In het verleden werd er geen wateroverlast in Boezinge gerapporteerd. Met de klimaatverandering kan dit veranderen. Er zijn enkele plaatsen waar water zich kan verzamelen
Hemelwater- en droogteplan Ieper
| Visie en mogelijks ook een impact op de woningen zal hebben. Een grote kans op wateroverlast, waar ook woningen geïmpacteerd kunnen worden, bevindt zich in de Diksmuidseweg nr. 360-383, 444446, 467 en 469A, de Boezingestraat nr. 1-27, Schoolstraat nr. 5-6, de Dekemelelaan nr. 31 en 45 en de Langemarksweg 1A (zie Kaart 35).
Kaart 35: Risicokaart Boezinge
Visie:
De mogelijke wateroverlast in de toekomst beperkt zich tot enkele plaatsen in de kern van Boezinge. Om dit zo veel mogelijk tegen te gaan, moet nagegaan worden hoe de afstroom beperkt kan worden en meer water lokaal opgevangen kan worden, zodat er minder water in de lokale depressies verzamelt. Elke inwoner van Boezinge kan zijn steentje bijdragen door de verharde oppervlakte op zijn/haar eigen perceel minimaal te houden, met waterdoorlatend materiaal te werken en indien mogelijk het water op eigen terrein op te vangen. Dit gaat dan vooral over opritten en voortuinen. In de Diksmuidseweg, de Boezingestraat, de Brugstraat en de Dekemelelaan kunnen de parkeerplaatsen of parkeerstroken onthard worden en in semiverharding aangelegd worden. Bij een heraanleg moet ook nagedacht worden of alle parkeerplaatsen hier nodig zijn. Anders kan deze zone ook verlaagd worden en vergroend worden, zodat er extra water gebufferd kan worden. In de Schoolstraat worden de parkeerplaatsen ook best onthard. Aangezien dit een verkeersluwe straat is, kan hier ook gekeken worden of er niet een verregaande ontharding toegepast kan worden, zodat de straat groener ingericht wordt. Een mogelijke quick-win is de ontharding van grote wegmarkeringen, die misschien niet volledig verhard moeten zijn. Afhankelijk van de locatie kan deze oppervlakte volledig vergroend worden of met een alternatief materiaal aangelegd worden, zodat er wel in uitzonderlijke situaties overgereden kan worden, maar dat water er wel in kan afstromen. Wegmarkeringen waar dit toegepast kan worden vinden we in de Molenstraat en de Randweg. Naast wegmarkeringen wordt de berm soms ook breed en verhard aangelegd. Hier kan dezelfde methodiek als bij de wegmarkeringen toegepast worden. Het doel in de Diksmuidseweg en de Molenstraat moet zijn om zo veel mogelijk volledig te vergroenen, zodat minder water afstroomt, maar dat ook meer ruimte gecreëerd wordt om afstromend water van de straat op te vangen en te laten infiltreren.
Grotere oppervlakten kunnen onthard worden waar parkings liggen. Dit is het geval in de Dekemelelaan, de Randweg en Katspel. Bij een herinrichting van een parking moet ernaar gestreefd worden dat het afwaartse watersysteem niet belast wordt door afstromend water van de parking. Deze grote oppervlakten kunnen niet alleen het water van de parking zelf infiltreren en bufferen, er kan misschien ook water uit de directe omgeving bijkomend gebufferd worden. Een andere grote oppervlakte die onthard kan worden, is het schoolplein van de Vrije Basisschool Boezinge. Het plein ligt tussen andere gebouwen, en in de zomer zal de warmte hier langer opgeslagen worden. Door het plein te vergroenen, zal een aangenamere omgeving gecreëerd worden, die tijdens hitteperioden voor verkoeling zal zorgen, maar er zal ook minder water afstromen en tegelijkertijd is er extra ruimte voor wateropvang.
De woonwijken Bloemendale, Schuttershof, Klappershoekstraat en de Vannestestraat hebben maar één toegangsweg, waardoor dit zeer verkeersluwe straten zijn. Het zijn volledig residentiële wijken, die ruim aangelegd zijn. Deze wijken bieden dan ook kansen om ze om te vormen in blauwgroene wijken. De verharde oppervlakte kan minimaal gehouden worden en regenwater kan in de groenzones gebufferd worden. Door de bestaande groenzones en ook nieuwe
groenzones in de toekomst een bufferende functie te geven met best een doorlatende bodem, kan ook veel water in de bodem sijpelen en kan het grondwater worden aangevuld
Kaart 36: Kansenkaart Boezinge
Naast ontharding zorgt ook het inzetten op hergebruik ervoor dat regenwater lokaal vast kan worden gehouden. In de Boezingestraat, de Diksmuidseweg, de Randweg en de Langemarkseweg zijn adressen met grondwatervergunningen. De vergunde jaardebieten verschillen, maar er is overal een vraag naar water. We raden aan om (minstens een deel) van het grondwater te vervangen met regenwater. Het opvullen van een regenwaterbassin heeft veel minder tijd nodig dan het aanvullen van het grondwater. Deze omschakeling van grondwater naar regenwater is dus niet alleen belangrijk voor buffering tijdens hevige regen, het helpt vooral om het gebied tegen de gevolgen van droogte te beschermen. Andere mogelijkheden om op hergebruik in te zetten, zijn de kerk (regenwateraanbod voor groendienst en/of landbouwers), de voetbalvelden (watervraag tijdens de zomer) en de Vrije Basisschool Boezinge (vraag en aanbod). In de Ravestraat is een tuinbouwbedrijf (‘Tuinen Dewulf bv’). Hier zal zeker een watervraag zijn. Er zijn reeds maatregelen toegepast om regenwater te hergebruiken. Mocht deze vraag in de toekomst nog stijgen, dan kan nagegaan worden of afstromend water van de daken uit de buurt in een collectief bassin opgevangen kan worden en ter beschikking gesteld worden aan het bedrijf.
De bovenste laag van de bodem is op veel plaatsen goed infiltreerbaar (zie Kaart 18). De watervoerende laag in Boezinge is niet zeer dik, waardoor de bodem soms sneller verzadigd zal zijn. Infiltratie moet altijd de eerste keuze zijn, zeker voor kleine neerslaghoeveelheden. Dit zal ook een zeer positief effect op de grondwaterstanden hebben. Grote delen van Boezinge liggen in permanent droog gebied (zie Kaart 19). Ook ten oosten van het kanaal ligt de bebouwing in permanent droog gebied. Elke druppel die kan infiltreren zal een lange verblijfstijd hebben. Langs de Ieperlee en het kanaal is een permanent natte zone.
Doordat maatregelen voor ontharding, hergebruik en infiltratie vooral bij frequente buien een groot verschil zullen maken, moeten we nog op zoek naar mogelijk bufferlocaties om ook norm en extreem neerslag veilig te kunnen opvangen. In de voorgestelde blauwgroene wijken zijn reeds bestaande groenzones (o.a. speelplein Bloemendale, Hoge Weide) die ideaal als infiltratie- en buffervoorziening ingericht kunnen worden. We streven in de blauwgroene wijken naar een waterneutrale inrichting, zodat het water maximaal binnen de wijk gebufferd kan worden. Het aanleggen van blauwgroene assen, zoals bv in Schutterhof, kan hierbij helpen om extra ruimte voor water en groen te creëren. Buiten de blauwgroene wijken kan water gebufferd worden in de groenzone tussen de Diksmuidseweg en de Randweg (een perceel in eigendom van AWV). Als de bestaande grachten in het gebied omgevormd worden tot infiltratie- en buffergrachten, dan kan meer water ter plaatse gehouden worden en wordt ook meer bufferruimte gecreëerd. In het GRUP Boezinge Centrum is opgenomen dat de private percelen tussen de Vannestestraat en de sportvelden ook bestemd zijn voor buffering. Door het verlagen van verkeerseilanden of het voorzien van een open borduur kunnen deze ook een bufferende functie innemen. Hetzelfde principe kan toegepast worden bij de groene bermen in de Randweg, de Diksmuidseweg, de Boezingestraat en de Molenstraat. Naast voorzieningen op het openbaar domein, is het natuurlijk zeer aangeraden om ook op privaat domein maatregelen toe te passen die ervoor zorgen dat minder water afgevoerd en gebufferd moet worden.
Bij extreme neerslag wordt voorgesteld om een zone ten westen van de Klappershoekstraat in te richten die mag overstromen en ook ervoor zal zorgen dat er minder water richting de Boezingestraat stroomt, zodat het overstromingsrisico beperkt wordt. Langs de Ieperlee wordt best een overstromingszone ten noorden van de voetbalvelden voorzien tussen de Randweg en de Ieperlee.
Het rioleringsstelsel is grotendeels gemengd aangelegd en het afvalwater wordt gezuiverd in de RWZI Ieper. In 2023-2024 realiseert de stad een gescheiden rioolstelsel gekoppeld aan de dorpskernhernieuwing van Boezinge. Bijna alle woningen zijn aangesloten op het rioleringsstelsel, alleen aan de randen van het deelgebied liggen nog enkele groene clusters die nog niet zijn aangesloten. In 2025 is gepland om inlaten van grachten of waterlopen in het centrum van Boezinge af te koppelen (zie project 23327 – zie 2.4.4). Vandaag zorgen deze inlaten voor verdunning op de RWZI en een problematische overstortwerking op de waterloop in de Diksmuidseweg t.h.v. huis 476 en 480. Door de afkoppeling zullen deze problemen opgelost worden.
4.5.9. ZUIDSCHOTE
Samenvatting:
De beschikbare ruimte en grotendeels goed infiltreerbare bodem bieden veel kansen om hemelwater maximaal vast te houden. Het gebied is volledig aangeduid als ‘infiltratiegebied’ op de watersysteemkaart. Er wordt best gewerkt met bovengrondse blauwgroene maatregelen, zoals infiltratiekommen, infiltratiegrachten en infiltrerende plantvakken. Hergebruik van hemelwater, bijvoorbeeld van het water dat valt op het dak van de kerk en school, kan de afstroom verder reduceren.
Gebiedskenmerken:
Zuidschote is een klein, landelijk dorpje in het noorden van Ieper, op de grens van de IJzerpolders. In het westen watert het dorp af naar de Kemmelbeek, terwijl het water vanaf de Zuidschotestraat naar de Ieperlee in het oosten stroomt. De bodem bestaat uit (licht) zandleem en is overwegend goed infiltreerbaar(zie Kaart 18). Het dorp valt in twee nog te optimaliseren (groene) clusters, d.w.z. dat er al wel riolering aanwezig is, maar dat deze nog niet is aangesloten op een waterzuiveringsinstallatie. In de Relemeersstraat ligt een gescheiden stelsel.
Visie:
De afstroom kan in de eerste plaats beperkt worden door overbodige verharding te verwijderen. De meeste straten zijn uitgerust met parkeerstroken, vaak aan weerszijden van de rijweg, en er zijn ook enkele kleine parkings. Het parkeeraanbod moet worden afgestemd op de actuele parkeervraag en de benodigde parkeerplaatsen kunnen in halfverharding, zoals grasbetontegels,
worden aangelegd Halfverharde parkeervakken kunnen worden afgewisseld met verlaagde plantvakken die de nog resterende afstroom kunnen verzamelen en infiltreren.
Ook de verharde speelplaats van de Vrije Basisschool Zuidschote kan worden onthard en vergroend tot een klimaatrobuuste speelplaats. Het water dat wordt opgevangen op de daken kan
Kaart 37: Kansenkaart Zuidschote
worden opgeslagen en aangewend voor onder andere het doorspoelen van de toiletten. Ook het dak van de Sint-Leonarduskerk Zuidschote biedt mogelijkheid voor hergebruik van hemelwater, bijvoorbeeld voor onderhoud van het groen. Indien de waterafname niet groot genoeg is om al het verzamelde regenwater te gebruiken, kan het water naar een aanpalende groenzone worden gestuurd voor infiltratie.
De groene strook ten noordwesten van de kerk zou verlaagd kunnen ingericht worden als infiltratiekom Hier kan dan niet alleen het overtollig regenwater van de kerk infiltreren, maar ook regenwater van meer opwaarts (zuidoosten). Ook de groenzone op de grens van de Zuidschotestraat en de Steenstraat kan worden ingezet als infiltratievoorziening. Momenteel ligt deze lichtjes hoger dan de straat en afgescheiden van de rijweg. Wanneer de zone verlaagd en toegankelijk voor regenwater uit de omgeving wordt ingericht, kan ze water uit de Steenstraat en Zuidschotestraat opvangen. De zone in het uiterste zuiden van Zuidschote-Dorp is op de pluviale overstromingskaarten (zie Kaart 15) aangeduid met een hoge kans op overstromingen, en wordt best bufferend ingericht met aandacht voor bescherming van de nabijgelegen infrastructuur.
Naast een aantal grotere infiltratie- en bufferlocaties, zijn er ook verschillende locaties waar zich een kleinere hoeveelheid water kan verzamelen. Hiervoor kunnen bestaande groenzones (Figuur 18) worden ingeschakeld, zoals verkeerselementen en plantvakken Door deze lichtjes te verlagen, ze bereikbaar te maken voor regenwater van de aanpalende verharding (bv. werken met borduren met spleten, straatkolken in i.p.v. naast groenzone) en waar mogelijk te vergroten, kunnen ze de functie van lokale infiltratievoorziening vervullen. De bestaande grachten die veel water verzamelen, kunnen door een brede, ondiepe en gecompartimenteerde profilering ook instaan voor infiltratie.
In het gebied liggen nog twee verdunningsknelpunten (Zuidschote-Dorp en Steenstraat), waar de gracht nog moet afgekoppeld worden van de riolering.
Figuur 18. Voorbeelden van bestaande groenzones in Zuidschote die kunnen gebruikt worden als lokale infiltratieen buffervoorziening. Beide zijn momenteel afgeschermd van hun omgeving, o.a. door drempels en straatkolken, maar kunnen door relatief kleine ingrepen regenwater uit de omgeving ontvangen. Links) Zuidschote-Dorp, en rechts) Zuidschotestraat.
4.5.10.
ELVERDINGE
Samenvatting:
De bodem is grotendeels goed infiltreerbaar, dus de focus ligt op infiltratie. Hiervoor liggen mogelijkheden in de verschillende woonwijken, die doorgedreven kunnen worden onthard als blauwgroene wijken. De bestaande groene pleinen in de wijken kunnen een multifunctionele invulling krijgen. Door bijvoorbeeld de speelzone in de Sint-Jorisstraat verlaagd aan te leggen, kan regenwater uit de omgeving hier infiltreren. In en rondom het centrum liggen ook meerdere hergebruikkansen, o.a. het woonzorgcentrum, aan de voetbalvelden en het bedrijventerrein.
Rondom de Grote Kemmelbeek, die het centrum van zuid naar noord doorkruist, ligt een strook van permanent natte, en dus slecht infiltreerbare, bodems volgens de watersysteemkaart. Hier moet worden ingezet op buffering. De Grote Kemmelbeek moet zoveel mogelijk bovengronds ruimte krijgen in een blauwgroene as. Er liggen ook verschillende vijvers in het gebied die kunnen worden ingeschakeld in het watersysteem, zoals de grote kasteelvijver.
Gebiedskenmerken:
Elverdinge is een dorp in het noordwesten van Ieper Het centrum van Elverdinge wordt doorkruist door de Grote Kemmelbeek. Als gevolg ligt een deel van het centrum in het lager gelegen valleigebied rondom de waterloop. Het gebied ten oosten van de Steenstraat en de Vlamertingestraat helt af naar de Wanebeek die meer noordelijk, op de grens met Lo-Reninge, in de Grote Kemmelbeek uitmondt. De bodem bestaat hoofdzakelijk uit goed infiltreerbaar zandleem, maar rondom de Grote Kemmelbeek ligt een strook van natte, slecht infiltreerbare kleigronden. Het centrum is voorzien van een gemengd rioleringsstelsel dat via een persleiding aansluit op de RWZI van Ieper.
Knelpunten:
Ter hoogte van de vijver van het kasteelpark van Elverdinge bevindt zich rondom de Grote Kemmelbeek een recent overstroomde zone. De meer noordelijke strook rondom de Grote Kemmelbeek in bebouwd gebied staat op de pluviale en fluviale overstromingskaarten (zie Kaart 38) aangeduid als kwetsbaar voor wateroverlast. Ook delen van de Boezingestraat (nr. 157 – 149), Sint-Jorisstraat (nr. 28 – 47), Heidestraat (nr. 5 – 12), Hanebroekweg (nr. 6 - 21) en Bollemeersstraat (nr. 14 – 24) hebben een hoge kans op wateroverlast volgens de pluviale overstromingskaarten
Kaart 38: Risicokaart Elverdinge
Visie:
Een eerste belangrijke maatregel om infiltratie mogelijk te maken, is ontharding. Verschillende straten zijn zuivere woonwijkstraten en kunnen worden ingericht als blauwgroene wijken. Deze hebben geen doorvoerfunctie, de woonfunctie staat er centraal. Door de verblijfsfunctie centraal te zetten, kunnen auto’s, fietsers en voetgangers dezelfde ruimte delen en kan er doorgedreven
| Visie
worden onthard. Een deel van de Hanebroekweg is aangeduid met een hoge kans op overstromingen op de pluviale overstromingskaarten (zie Kaart 38). De woonwijk errond heeft dan ook een hoge prioriteit voor het nemen van maatregelen. Enkele mogelijke maatregelen zijn:
• Infiltratiebermen. De straten kunnen afgekoppeld worden door het dichtmaken van de straatkolken en het hemelwater in de groene bermen te laten infiltreren. Ter beveiliging kan een overloop worden voorzien in de bermen. Dit kan bijvoorbeeld worden toegepast in de Sint-Jorisstraat en de Heidestraat.
• Ontharden parkeerplaatsen. De vereiste parkeerplaatsen kunnen in halfverharding, zoals grasbetontegels, worden aangelegd.
• Uitbreken voetpaden.
• Versmallen brede delen van de rijweg. Zowel de Brouwerijweg als de Hanebroekweg komen uit op grote, verharde straateindes. Door deze gedeeltelijk te ontharden, kunnen ze een andere functie vervullen. Men kan bijvoorbeeld opteren om deze als groene regentuin aan te leggen, zo krijgen ze niet alleen een functie in het regenwatersysteem van de wijk, maar dragen ze ook bij aan een groene, aangename leefomgeving.
Ook andere straten kunnen worden onthard. De Boezingestraat is een brede straat van meer dan 8,5 m en kan worden versmald. Nu kan er langs weerszijden worden geparkeerd. De effectief benodigde parkeercapaciteit kan worden voorzien in afgelijnde parkeerplaatsen in halfverharding. De afstroom van de verschillende volledig verharde parkings (o.a. Bollemeersstraat en woonzorgcentrum Home Vrijzicht) en parkeerstroken (Veurnseweg, aan de Sint-Pieter en Pauluskerk en in de Klijtestraat) kan sterk worden gereduceerd door deze gedeeltelijk te ontharden, en waar mogelijk te begrenzen met groene infiltratiestroken. Evenzeer kunnen de speelplaats van de school Elverdinge en het plein van de KSA Elverdinge onthard en vergroend worden.
In het gebied liggen verschillende hergebruikmogelijkheden. Zowel voor de school Elverdinge, de Sint-Petrus en Pauluskerk, als het woonzorgcentrum Home Vrijzicht kan opgevangen regenwater worden gebruikt voor het doorspoelen van de toiletten. Het water dat op de daken van OC Den Elver en de zaal van voetbalclub S.K. Elverdinge wordt verzameld, kan worden ingezet voor het onderhoud van de sportvelden. Ook de vijver afwaarts kan regenwater opvangen dat voor de velden kan gebruikt worden. Het bedrijventerrein tussen de Veurnseweg en de Boezingestraat heeft veel grote platte daken en zal veel regenwater opvangen. Er kan worden onderzocht of dit ter beschikking kan worden gesteld voor landbouwers uit de buurt.
De bodem is overwegend goed infiltreerbaar, veel straten zijn aangeduid als infiltratiestraat. Enkele mogelijkheden voor infiltratie en buffering zijn:
• Multifunctionele inrichting bestaande groenzones. Zowel in de Heidestraat, de SintJorisstraat als in de Tuinwijk kunnen de bestaande groene binnenruimten een multifunctionele invulling krijgen Bijvoorbeeld de groenzone in de Heidestraat, gelegen
in een tijdelijk natte zone op de watersysteemkaart, zou kunnen aangelegd worden als een verlaagd voetbalveldje. Afwaarts van de groenzone in de Heidestraat ligt een kwetsbare bebouwde zone volgens de pluviale overstromingskaarten, net als afwaarts van de groenzone in de Sint-Jorisstraat. Ook delen van de groene zone op de hoek van Woonzorgcentrum Home Vrijzicht zouden lichtjes verlaagd kunnen aangelegd worden, bijvoorbeeld als regentuin tussen het wandelpad en het gebouw, om de afstroom richting de Kemmelbeek te verminderen en vertragen.
• Inzetten bestaande vijvers. Op het kasteeldomein van Elverdinge ligt een grote vijver, in een recent overstroomd gebied, en verspreid over het centrum liggen nog verschillende kleinere vijvers. De vijvers kunnen in het groter watersysteem worden ingeschakeld. Eens de vijvers een gewenst peil hebben bereikt, kan worden overgegaan op een systeem met vertraagde leegloop. Zo ontstaat een vertraging die pieken in het neerslagdebiet afvlakt en voorkomt dat afwaartse systemen, zoals de Kemmelbeek, overbelast worden. Een bijkomend voordeel is dat als de vijvers door verdroging een te laag peil hebben, dit eenvoudiger terug aangevuld zal worden.
• Infiltratie op bedrijventerrein tussen de Veurnseweg en de Boezingestraat. Voor het regenwater dat niet in de potentiële hergebruikbekkens zou kunnen opgevangen worden, kan een infiltratiegracht en/of infiltrerende plantvakken worden aangelegd op het sterk verharde bedrijventerrein. De woonzone net ten noorden van het bedrijventerrein staat op de pluviale overstromingskaart (zie Kaart 38) aangeduid met een hoge kans op wateroverlast. Tussen het bedrijventerrein en de Heidestraat ligt eveneens een signaalgebied met verscherpte watertoets. Hiervoor werd volgende conclusie opgenomen in de Ontwerp-startbeslissing: ‘Het signaalgebied komt vanuit het watersysteem in zijn geheel in aanmerking voor bebouwing, mits beperkte randvoorwaarden voor waterconservering, die opgelegd kunnen worden via de watertoets.’ De ontwikkeling van de 3 ha gebied voor lokale bedrijvigheid en kmo’s in functie van een bedrijfsverzamelgebouw werd vergund en is in uitvoering.
• Blauwgroene as Kemmelbeek. De Grote Kemmelbeek stroomt van zuid naar noord doorheen het centrum van Elverdinge. Het is belangrijk om zowel langsheen het traject van de waterloop, als opwaarts voldoende maatregelen te nemen om het regenwater op te houden, te bufferen en te vertragen. Doel is om water gedurende zijn traject zoveel mogelijk bovengronds ruimte te geven. Onder andere het verruigen van de oevers van de Kemmelbeek kan bijdragen aan vertraging van het water In het zuiden van het kasteelpark van Elverdinge ligt een permanent nat opwaarts haarvat van de Kemmelbeek (zie Kaart 19). Het aanwezige oppervlaktewater kan in een cascadesysteem met overlopen worden ingezet voor vertraging van de afstroom richting de Kemmelbeek
Er zijn nog verschillende verdunningsknelpunten (o.a. in de Steenstraat en Steentjesmolenstraat), waar grachten moeten afgekoppeld worden van het rioleringsstelsel. Voor een aantal staat al een oplossing ingepland.
Kaart 39: Kansenkaart Elverdinge
4.5.11.
BRIELEN
Samenvatting:
Brielen ligt op een verhoogd punt in het reliëf. Dit zorgt ervoor dat geen water uit de omgeving door de kern stroomt. De enige directe bron is dus regenwater. De matig infiltreerbare bodems en de ligging in de permanent droge zone geven aan dat het vasthouden en lokaal laten insijpelen van regenwater mogelijk en vooral ook cruciaal is. De infiltratieoppervlakte kan verhoogd worden door in te zetten op ontharding.
Door in te zetten op hergebruik en het aanleggen van kleine lokale infiltratie- en buffervoorzieningen in de kern, kan een groot deel van het regenwater zeer lokaal opgevangen worden. Langs de Wanebeek worden best nog overstromingszones gecreëerd, zodat het deelgebied tijdens hevige of langdurige regen geen wateroverlast ervaart, maar ook geen wateroverlast veroorzaakt in lager gelegen delen van Ieper.
Gebiedskenmerken:
Het deelgebied Brielen omvat de bebouwde kern van de deelgemeente Brielen. Brielen was van 1796 tot 1977 een zelfstandige gemeente voor het met Ieper fusioneerde. Tijdens de Eerste Wereldoorlog is het dorp helemaal verwoest, en het werd daarna volledig opnieuw opgebouwd.
Langs de Veurnseweg is er voornamelijk gesloten bebouwing. In de andere straten vinden we meer vrijstaande bebouwing. Ten noorden van de Brielenstraat ligt een woonuitbreidingsgebied waarvan het grootste deel al bebouwd is en alleen ten westen van de Meiboomstraat nog een deel ontwikkeld kan worden (procedure lopende stand 08/2024) De naam Brielen komt van ‘Brile’ wat moerassig bos betekent. De bodem is dan ook grotendeels matig vochtig en soms nat, met een zandleemtextuur. Op de hoogst gelegen delen vinden we kleine stukken met een droge lichte zandleembodem. Het infiltratiepotentieel is dus voornamelijk matig. Bijna heel het gebied maakt deel uit van het afstroomgebied van de Wanebeek, die langs de zuidgrens van het deelgebied stroomt. Een klein stuk in het noorden stroomt af naar de Kervelbeek, die verder stroomafwaarts in de Wanebeek uitmondt.
Knelpunten:
In het verleden waren er geen overstromingen in de kern van Brielen. In de toekomst worden wel overstromingszones gemodelleerd. De grootste kans op wateroverlast wordt gemodelleerd in de Veurnseweg net ten zuiden van het kruispunt met de Brielenstraat, t.h.v. nummer 72-92 en 117143 In de Brielenstraat is een grote kans op overlast t.h.v. nummer 31 (zie Kaart 40)
Visie:
De kern van Brielen ligt wat verhoogd in het reliëf waardoor Brielen weinig tot geen water uit de buurt ontvangt. Dit wordt ook weerspiegeld in de watersysteemkaart, die bijna heel het gebied als permanent droge zone aanduidt (zie Kaart 19). De kern van Brielen is zelfs donkerbruin. Dit betekent dat elke druppel die geïnfiltreerd kan worden, een lange verblijfstijd gaat hebben voor
Kaart 40: Risicokaart Brielen
dat die met de waterloop afgevoerd wordt. Infiltratie maakt het gebied dan ook robuuster tegen droogte. Door de grotendeels matig infiltreerbare bodems, moet het doel in Brielen zijn om kleine frequente buien zo veel mogelijk binnen het gebied te laten infiltreren. Tijdens perioden met hoge grondwaterstanden en grotere neerslagvolumes zal meer ingezet moeten worden op buffering. Dit is ook terug te zien in de classificering van de typestraten. Bijna alle straten zijn retentiestraten, alleen op plaatsen waar de bodem een goed infiltratiepotentieel heeft, kunnen de straten als infiltratiestraat ingericht worden.
Meer infiltratie is mogelijk als er meer oppervlakte beschikbaar is waar geïnfiltreerd kan worden, maar ook waar minder water van afstroomt. Verharde oppervlakten zorgen voor 100 % afstroom. Als deze op het minimum gehouden kunnen worden, wordt er automatisch meer water lokaal gehouden. Onthardingskansen vinden we in Brielen langs de Veurnseweg en de Brielenstraat, waar parkeerstroken of de berm verhard aangelegd is (met een parkeerfunctie). Als de hele ruimte nodig is om te parkeren, worden de parkeerplaatsen beter in semi-verharding aangelegd. Als er bepaalde delen niet meer nodig zijn om te parkeren, worden de plaatsen best vergroend en licht verlaagd aangelegd. Een aanleg in halfverharding wordt ook best toegepast aan de parking van de ‘Ixina’ aan de Veurnseweg.
Terwijl de Veurnseweg een verbindingsweg is, hebben de straten in het woongebied in de Meiboomstraat en de Breydelhofstraat alleen een functie voor bestemmingsverkeer. Alleen bewoners of bezoekers moeten deze straten gebruiken. Dit is dan ook een gebied dat ideaal als blauwgroene wijk ingericht kan worden. In het gebied zijn enkele parkeerstroken of parkings, die best in halfverharding aangelegd worden. Er zijn al een aantal groenzones in de wijk. Het aantal kan nog verhoogd worden, zodat nog meer zones gecreëerd worden om water te bufferen en te laten infiltreren. Bij de reeds aanwezige groenzones of groene bermen kan nagegaan worden of ze nog verlaagd kunnen worden om het bergende vermogen te verhogen.
Naast kansen om de verharde oppervlakte te reduceren, zijn er ook nog enkele mogelijkheden om regenwater lokaal vast te houden door in te zetten op hergebruik
• Aan het voetbalveld in het westen van Brielen zal er in de zomer een hoge watervraag zijn om de grasvelden te besproeien. De daken van de gebouwen aan de sportplaats zijn te klein om de watervraag te kunnen beantwoorden. Langs de voetbalvelden zou een grotere bufferzone met captatiepunt ingericht kunnen worden (zie verder hieronder)
• In plaats van een watervraag is er een wateraanbod aan de kerk. Het kerkdak heeft een grote oppervlakte waarvan het regenwater opgevangen kan worden en aan de groendienst of geïnteresseerde landbouwers uit de buurt aangeboden kan worden.
• Aan de Vrije Gemengde Basisschool is er een wateraanbod en een -vraag. Regenwater van het dak kan opgevangen worden en bij het doorspoelen van de toiletten hergebruikt worden.
• In de Veurnseweg en de Noordhofweg zijn vergunde grondwaterwinnigen. Hier is dus duidelijk een watervraag. Afhankelijk van de vergunde jaardebieten en de nodige volumes kan het grondwater (deels) vervangen worden door regenwater.
In de potentiële blauwgroene wijk wordt al voorgesteld om meer verlaagde groenzones te creëren voor meer buffering binnen de wijk. Naast kleine lokale voorzieningen, zijn er een aantal parkjes in eigendom van de stad Ieper en een speelplaats waar na een infrastructurele aanpassing water opgevangen kan worden. Dit is ook het geval bij het basketbalveld, waar een muur errond geplaatst zou kunnen worden, zodat in extreme situaties hier ook water gebufferd kan worden.
In het noorden aan de Veurnseweg ligt een groot verkeerseiland dat een bufferende functie zou kunnen innemen. In het zuidelijke stuk van de Veurnseweg zijn er weinig mogelijkheden om water op openbaar domein te bufferen. De bewoners kunnen een bijdrage leveren om de achterste helft van hun dak op eigen terrein (in de tuin) op te vangen. Net in het zuidelijke stuk is het belangrijk om ervoor te zorgen dat niet te veel regenwater richting de kleine depressie t.h.v. huisnummer 82 afstroomt en hier tijdens hevige neerslag voor wateroverlast zorgt. In de Veurnseweg en de zijstraten (Noordhofstraat en Adriaansenweg) zijn grachten aanwezig, die best als infiltratiegracht ingericht worden. Langs het eerste stuk van de Adriaansenweg zijn er geen grachten. Om te buffercapaciteit nog te verhogen, zouden hier ook nog infiltratiegrachten aangelegd kunnen worden.
Aan de randen van de bebouwing zijn er behalve ten oosten van de kerk weinig plaatsen waar regenwater gebufferd zou kunnen worden, zonder dat deze locaties al langs de waterloop liggen. Ten oosten van de kerk is recent het speelbos van Brielen met wadi’s aangelegd. Inspanningen van burgers om zoveel mogelijk regenwater op eigen terrein op te vangen zullen bijdragen om Brielen klimaatrobuuster te maken. Als er toch nog extra ruimte voor water nodig is, kunnen winterbeddingen langs de Wanebeek aangelegd worden. Het hele traject van de Wanebeek langs Brielen ligt in tijdelijk nat gebied volgens de watersysteemkaart (zie Kaart 19). Deze zones zijn dan ook geschikt om een bergende functie in te nemen. De voetbalvelden van Brielen liggen in de buurt van de Wanebeek. Doordat regenwater naar de laagst gelegene gebieden stroomt, dus richting de waterloop, zou op de velden langs de voetbalvelden ook een bufferlocatie voorzien kunnen worden, waar een deel van het afstromend regenwater uit de wijk opgevangen wordt en hergebruikt wordt om de velden te besproeien. Het rioleringsstelsel in Brielen is gemengd aangelegd en loost op de RWZI Ieper. Er zijn nog enkele kleine groene clusters, die nog aangesloten moeten worden. De grootste hiervan ligt in de Kerkweg Het afvalwater van enkele meer afgelegen woningen wordt niet gezuiverd op de RWZI Ieper. Deze woningen beschikken reeds over een IBA. In de Noordhofweg is een gracht aangesloten op de riolering, wat voor verdunning zorgt. Door de gracht af te koppelen zou dit verdunningsknelpunt opgelost kunnen worden. In het centrum zijn twee knelpunten waar afvalwater op de regenwaterleiding loost Het is dan ook aangeraden om na te gaan waar een
aansluitingfout is, zodat alleen regenwater naar oppervlaktewater of waterlopen stroomt. Op korte termijn zijn geen rioleringsprojecten gepland in Brielen.
Kaart 41: Kansenkaart Brielen
4.5.12.
VLAMERTINGE NOORD
Samenvatting:
Het doel is om regenwater op wijkniveau vast te houden door in te zetten op ontharding en infiltratie in blauwgroene wijken. Hiervoor kan zowel naar maatregelen op openbaar als privaat domein worden gekeken. Verschillende gebouwen van de stad, zoals de sporthal, kunnen worden uitgerust met een hemelwaterput. Zo kan de stad zelf een voorbeeldfunctie opnemen. Rondom de Grote Kemmelbeek zijn de bodems slecht infiltreerbaar en is er nood aan buffering. Er ligt reeds een grote buffer met aftappunt in het noorden van het centrum, maar ook op andere plaatsen langs het traject van de waterloop kan bijkomend ruimte voor water worden gecreëerd en gevrijwaard. Voor de Vuilebeek kunnen de mogelijkheden worden onderzocht om het ingebuisde deel zoveel mogelijk terug open te leggen.
Gebiedskenmerken: Vlamertinge is een deelgemeente ten westen van Ieper centrum. Het deelgebied ligt langsheen de verbindingsweg N308 en de spoorweg Ieper-Poperinge die parallel loopt met de N308 en de zuidelijke grens vormt van het gebied. Ten noorden van de N308 bevinden zich enkele woonwijken. De kern van Vlamertinge wordt omringd door landbouwpercelen. Vlamertinge wordt van zuid naar noord doorsneden door de Grote Kemmelbeek, waardoor het centrum in de vallei rondom de waterloop ligt. Van oost naar west loopt de Vuilebeek, die t.h.v. de Cerfstraat uitmondt in de Kemmelbeek. Zowel de Kemmelbeek als de Vuilebeek zijn een stukje ingebuisd in het centrum. Het merendeel van de bodems is goed infiltreerbaar. In de buurt van de waterlopen neemt de infiltratiecapaciteit af. Het rioleringsstelsel is nog grotendeels gemengd en sluit aan op de RWZI van Vlamertinge in het oosten van de deelgemeente
Knelpunten:
De zones met de hoogste kans op wateroverlast zijn de bebouwde stroken rondom de waterlopen. Rondom de Kemmelbeek is hierdoor de bebouwing in de Poperingseweg (N308), de Montmorencystraat en de Cerfstraat kwetsbaar voor overlast. De nabijheid van de Vuilebeek creëert gevoelige zones in de du Parcwijk en de Gezellestraat (zie Kaart 42). T.h.v. de Pottemstraat nr. 48 – 49 werd er wateroverlast gemeld bij de hevige regenval van november 2023. Daarnaast ligt in de Kasteelweg een kwetsbare zone t.h.v. het woonzorgcentrum en de sportvelden Er zijn plannen voor een gecontroleerd overstromingsgebied (G.O.G.) in de Bellestraat in Vlamertinge, opwaarts van het centrum, met als doel om water van de Kemmelbeek te bufferen en het centrum te ontlasten.
Kaart 42: Risicokaart Vlamertinge Noord
Visie:
De goede infiltratiecapaciteit laat toe in dit gebied te focussen op infiltratie. Een uitzondering hierop is de natte strook rondom de Grote Kemmelbeek, waar buffering voorop staat.
In Vlamertinge centrum liggen verschillende wijken waar de verblijfsfunctie centraal staat en die als gevolg minimaal verhard en maximaal groen en infiltrerend kunnen worden ingericht. In deze
‘blauwgroene wijken’ kunnen de infiltratiemogelijkheden worden vergroot door o.a. voetpaden uit te breken, straten te versmallen en te werken met infiltratiebermen en infiltrerende plantvakken. De goed infiltreerbare ondergrond en aanwezige ruimte op privaat domein bieden daarnaast kansen op privaat domein. De afstroom van privaat domein kan sterk worden gereduceerd door vanuit de stad blauwgroene maatregelen, zoals een hemelwaterput of infiltratievoorziening, te stimuleren. Door maatregelen op privaat en openbaar domein te combineren, is het mogelijk om regenwater binnen de wijk zelf vast te houden. Dit zorgt niet alleen voor een lagere kans op wateroverlast, maar draagt ook bij aan droogtepreventie doordat de grondwatervoorraden beter worden aangevuld. Enkele wijken die veel potentieel hebben om omgevormd te worden tot een blauwgroene wijk zijn:
• De Streuvelswijk: Deze wijk sluit momenteel nog aan met gemengd water op de Kemmelbeek. In het kader van rioleringsproject 22641 zal de stad dit lozingspunt aansluiten (zie onderaan dit deelgebied).
• Pottemstraat: Deze wijk is gelegen langs de Vuilebeek. De trage wegen richting het wandelpad langs de waterloop kunnen worden gecombineerd met ruimte voor water. Dit laat toe om het water dat toch nog zou afstromen nog de mogelijkheid te geven om te infiltreren, voordat het vertraagd afstroomt naar de Vuilebeek.
• Montmorencystraat: Deze straat is door zijn ligging vlakbij de Kemmelbeek gevoelig aan wateroverlast. De aanleg van een gescheiden stelsel in deze straat zit vervat in project 22641 (zie onderaan dit deelgebied).
• De Cerfstraat: Ook deze wijk is kwetsbaar voor wateroverlast door de nabijheid van de Kemmelbeek
Andere onthardingskansen zijn:
• Parkings, zoals aan het Kerkplein, aan de sporthal Vlamertinge (Poperingseweg), Woonzorgcentrum Wintershove (Poperingseweg) en het Station van Vlamertinge (Poperingseweg).
• Parkeerstroken. Onder andere in de Vlamertingestraat en Kasteelweg liggen verharde parkeerstroken, die in halfverharding kunnen worden aangelegd, eventueel afgewisseld met verlaagde plantvakken. In de Brielenstraat en de Poperingsweg (N308) zijn al boomvakken aanwezig tussen de parkeerstroken, maar deze zijn momenteel vaak klein en ontoegankelijk voor regenwater van de aanpalende verharding.
• Speelplaatsen van de Vrije basisschool De Vlam. De speelplaats van de GO! Basisschool GROEI! is al gedeeltelijk groen ingericht.
De gebouwen van de stad zouden kunnen uitgerust worden met een hemelwaterput, zoals de Chiro Vlam!, de sporthal Vlamertinge en de Turnkring Vlamertinge. Het opgevangen regenwater zou dan kunnen gebruikt worden om de toiletten van het gebouw door te spoelen of voor het onderhoud van de sportvelden. Er kan worden bekeken of het water dat valt op de SintVedastuskerk kan worden aangewend voor het groenonderhoud van het Vlamertinghe Military
en droogteplan
Cemetery. Ook de twee scholen en het woonzorgcentrum zijn interessante locaties voor hergebruik.
Kaart 43: Kansenkaart Vlamertinge Noord
De bodem bestaat overwegend uit matig vochtig zandleem en als gevolg is het merendeel van de bodems goed infiltreerbaar, maar rondom de Grote Kemmelbeek liggen zwaardere kleibodems
en is de infiltratiecapaciteit beperkt Hier staat buffering centraal. Ten noorden van het centrum van Vlamertinge, langs de De Cerfstraat, ligt reeds een provinciaal bufferbekken met een oppervlakte van 28.185 m². Het bekken dient zowel als buffer tegen overstromingen en als waterbevoorrading door de landbouw. Hiervoor werd een watertapplaats voorzien voor de plaatselijke landbouwers. Ook meer opwaarts langs het traject van de waterloop door het centrum is het doel om de waterloop terug zoveel mogelijk bovengronds ruimte te geven. Zo zou de groene ruimte tussen de Kemmelbeek, de Cerfstraat en het Kerkplein kunnen worden aangelegd met verschillende niveaus om het regenwater dat afstroomt van de opwaartse verharding (westen) te bufferen voor het de Kemmelbeek bereikt. Het water kan in lager gelegen zones verzameld worden, terwijl de hoger gelegen plaatsen droog en bereikbaar blijven. Verder opwaarts, tussen de Kemmelbeek en de Gezellestraat, kan er extra ruimte worden gecreëerd voor de Kemmelbeek die bij extreme regenval kan aangesproken worden door de oevers af te schuinen
De Vuilebeek heeft op sommige plaatsen al een iets bredere bedding langs zijn traject doorheen het centrum van Vlamertinge. Ze is wel nog voor een stukje ingebuisd voor ze uitmondt in de Kemmelbeek. In een haalbaarheidsstudie kunnen de mogelijkheden van het opnieuw openleggen van de waterloop worden bekeken.
Het woonzorgcentrum Wintershove en de sportvelden van KSK Vlamertinge liggen in een tijdelijk/permanent natte uitloper van de Korte beek (zie Kaart 19). De vijver van het woonzorgcentrum ligt op een lokaal laag punt en kan worden ingezet voor buffering ter bescherming van de afwaarts gelegen (kwetsbare) infrastructuur. Peilsturing kan een optie zijn Wanneer een bui wordt verwacht, kan het peil van de vijver op voorhand worden verlaagd om zo bijkomende buffercapaciteit te creëren. Eens een maximaal peil wordt bereikt, kan worden overgegaan op een systeem met vertraagde leegloop. Het water van de aanpalende verharding, zoals het woonzorgcentrum, kan worden gebufferd in de vijver.
Het rioleringsstelsel is voornamelijk gemengd en sluit aan op de RWZI Vlamertinge in het oosten van de deelgemeente De recent aangelegde du Parcwijk is al voorzien van een gescheiden stelsel, inclusief open bekken, dat uitmondt in de Vuilebeek. Ook de Harchiestraat heeft een gescheiden stelsel dat uitkomt op de Vuilebeek.
In het noorden bevinden zich nog enkele groene clusters die nog moeten aangesloten worden op de RWZI, en die resulteren in lozingsknelpunten. Ter hoogte van de Landingstraat komt de gemengde riolering uit in de Vuilebeek en het gemengd stelsel van de Streuvelswijk komt uit in de Grote Kemmelbeek Het rioleringsproject 22641 voor ‘het afkoppelen van inlaten door de aanleg van een gescheiden stelsel langs de N308 en de Montmorencystraat’ is momenteel in de ontwerpfase. Het doel is de aanleg van een nieuwe DWA-leiding, gecombineerd met de geplande werken van AWV. De bestaande riolering wordt hierbij behouden als RWA-afvoer. Hierdoor kunnen de verschillende inlaten en knelpunten worden afgekoppeld van het sterk verdund stelsel van Vlamertinge. Daarnaast wordt de omgekeerde overstortwerking ter hoogte van de Kemmelbeek en de Korte Beek vermeden. De stad Ieper zorgt bijkomend voor het aansluiten van
de lozingspunten ter hoogte van de Streuvelswijk, de Landingstraat en de Bellestraat. Hiermee wordt ongeveer 520 IE bijkomend gesaneerd.
In de Brielenstraat en de Vlamertingestraat bevinden zich ook nog verdunningsknelpunten als gevolg van grachten die aansluiten op het rioleringsstelsel. Er werden reeds projecten voorgesteld om deze verdunningsknelpunten op te lossen.
4.5.13. VLAMERTINGE ZUID
Samenvatting:
Vlamertinge Zuid zorgt met een hoge verhardingsgraad voor een extra belasting van de waterlopen WY.9.13 en de Kemmelbeek. De verhardingsgraad kan gereduceerd worden als parkings voor persoonswagens in semi-verharding aangelegd worden en niet benutte verharde oppervlakten omgevormd worden tot verlaagde groenzones. Het bedrijf ‘Valcke Prefab Beton’ neemt een groot deel van het bedrijventerrein in. Bij de productie van beton zijn grote watervolumes nodig, wat veel kansen voor regenwaterhergebruik biedt. Inspanningen om regenwater te laten infiltreren in de gecreëerde groenzones en het inzetten op hergebruik verlaagt de belasting van de waterlopen. Het omvormen van grachten in infiltratie- of buffergrachten, regenwateropvang op eigen terrein en het voorzien van grotere infiltratie- en buffervoorzieningen aan de grenzen van het deelgebied zullen bij hevige en langdurige regen het deelgebied voor wateroverlast beschermen.
Gebiedskenmerken:
Het deelgebied Vlamertinge zuid is de zuidelijke helft van de bebouwde kern van Vlamertinge. De Poperingseweg vormt de grens in het noorden. De grens van het deelgebied in het oosten, zuiden en westen wordt gedefinieerd door de overgang van woongebied naar landbouwvelden. Het overgrote deel is ingenomen door bedrijven. Aan de grenzen van het deelgebied liggen ook enkele woonhuizen (Rodenbachstraat (ten zuiden van Noorderring), Bellestraat). Afstromend water in Vlamertinge Zuid watert af naar de Kemmelbeek en een zijloop (WY.9.13) hiervan, die ter hoogte van de rotonde Noorderring-Bellestraat in de Kemmelbeek uitmondt. Het noordoosten van Vlamertinge Zuid maakt deel uit van het afstroomgebied Vuilebeek.
Knelpunten:
• Overstroomde gebieden (1980-2016): Langs de Kemmelbeek en waterloop WY.9.13
• Toekomstig overstromingsrisico: In de Rodenbachstraat 30, 30B, 49A en de Bellestraat 55-57 en 61-72 is er een hoog risico op wateroverlast bij klimaatscenario 2050.
Kaart 44: Risicokaart Vlamertinge Zuid
Visie:
De bodem in Vlamertinge Zuid is in het centrum een droge en soms matig vochtige zandleembodem. Aan de randen vinden we licht zandleem in de bovenste laag. De samenstelling van de bodem zorgt ervoor dat er veel zones een goed infiltratiepotentieel hebben (zie Kaart 18) Alleen langs de waterlopen en langs de Noorderring waar de bodem iets vochtiger is, is het
infiltratiepotentieel matig. Het gebied is dus geschikt om veel water te laten infiltreren Infiltratie zal ook een positief effect op het aanvullen van het grondwater hebben, omdat de meeste delen in de permanent droge zone van de watersysteemkaart liggen (zie Kaart 19). Alleen het westelijke stuk van de Noorderring en de omgeving rond de rotonde aan het kruispunt NoorderringBellestraat liggen in permanent nat gebied.
De verhardingsgraad (69,3 %) in Vlamertinge Zuid is door de grote bedrijvenzone hoog. Als we kijken hoe de verharde oppervlakte gereduceerd kan worden om de afstroom te verminderen, maken we een onderscheid tussen de woongebieden, voornamelijk ten zuiden van de Noorderring, en de bedrijvenzone, ten noorden van de Noorderring.
• Vandaag is de Bellestraat van gevel tot gevel verhard met parkeerplaatsen langs de weg, een fietspad en soms een stuk dat als voetpad gezien kan worden. De Bellestraat is geen hoofd-verbindingsstraat en er kan bij een herinrichting ruimte voor meer blauwgroene elementen voorzien worden. De strook in kasseien tussen het fietspad en de straat kan als een groene verlaagde strook aangelegd worden. Parkeerplaatsen worden best in halfverharding aangelegd en liefst zo dat afstromend water van de straatoppervlakte eerst in de parkeervakken kan infiltreren voor het in een kolk overstroomt. Verhardingen die geen functie hebben, worden best onthard en vergroend. Door in te zetten op ontharding en vergroening, zal de straat tijdens hitteperioden minder snel opwarmen door het extra groen, en kunnen de extra groenstroken en -zones ook ruimte voor water bieden en zo het infiltratievermogen in de straat verhogen.
• Aan de wooncluster Rodenbachstraat-Krommenelststraat-Hazewindstraat kunnen opritten in halfverharding aangelegd worden om ervoor te zorgen dat van de private percelen weinig tot geen water afstroomt. In de Hazewindstraat is de berm volledig verhard. Op enkele plaatsen wordt de berm gebruikt als parkeerplaats, soms kan het ook als voetpad dienen. Ook hier raden we aan om op een meer blauwgroene inrichting in te zetten. Zeker de brede berm biedt veel mogelijkheden om in halfverharding of in de vorm van een verlaagd groenvak aan te leggen.
• In het bedrijventerrein is de verharde oppervlakte vaak nodig, zodat hier ook zwaar vervoer op kan rijden. Parkings voor persoonswagens zijn dan wel locaties waar op ontharding en aanleg in halfverharding ingezet kan worden. Bij veel bedrijven en ook langs de Rodenbachstraat kunnen veel parkeerplaatsen in halfverharding aangelegd worden. Bij enkele bedrijven in het oosten van Vlamertinge Zuid zijn al sommige parkeerplaatsen in halfverharding aangelegd. Naast de ontharding van parkings, moet natuurlijk ook nagegaan worden of de huidige verharde oppervlakte overal nodig is en of er niet verlaagde groenzones gecreëerd kunnen worden. Bij een heraanleg van een zone waar ook zwaar vervoer op moet kunnen rijden, kan met waterdoorlatend materiaal zoals Drainix gewerkt worden.
In de bedrijvenzone wordt een groot deel ingenomen door het bedrijf ‘Valcke Prefab Beton’. Bij de productie van beton is veel water nodig, en hier ligt dus een grote kans om regenwater te hergebruiken. Regenwater van omliggende daken kan hierbij ook opgevangen worden en aan het bedrijf ter beschikking gesteld worden. Een uitdaging hier is een geschikte locatie te vinden waar het regenwater geborgen kan worden. Binnen de bedrijvenzone is de ruimte beperkt en buiten de zone stroomt het water snel richting de waterloop. Een oplossing zou een ondergrondse hemelwaterput kunnen zijn. Voor het voorzien van een deel van de waterbehoefte, zet het bedrijf vandaag al in op hergebruik van regenwater en recupwater. Naast ‘Valcke Prefab Beton’ kunnen natuurlijk ook andere bedrijven regenwater inzetten en het gebruiken als proceswater. Kleinere watervolumes kunnen ook opgevangen worden bij de woningen en daar voor toiletten, wasmachines of voor de tuin gebruikt worden.
Door kritisch na te gaan welke verharde oppervlakte onthard en verlaagd aangelegd kan worden en maximaal regenwater op te vangen voor hergebruik, worden grote neerslagvolumes lokaal opgevangen. Inspanningen om regenwater zo lokaal mogelijk te houden in Vlamertinge Zuid zijn zeer belangrijk, omdat afstromend water direct in de waterloop WY.9.13 of de Kemmelbeek terecht komen Als water te snel afstroomt, is het gebied minder goed beschermd tegen droogte en de waterlopen worden bijkomend belast. In het verleden en ook in de toekomst zijn de twee waterlopen gevoelig aan overstroming. Bij langdurige of hevige regen zullen lokale inspanningen dus niet voldoende zijn om het neerslagvolume veilig op te vangen, en zijn ook grotere infiltratieen buffervoorzieningen nodig.
• Regenwater afstromend van de woningen kan best op eigen terrein opgevangen worden. Zo goed als elk huis heeft een eigen tuin en zo is er voldoende ruimte om regenwater op privaat domein te bergen.
• Bijkomend zijn er in de straten met woningen ook grachten aanwezig die omgevormd kunnen worden in infiltratie- of buffergrachten Dit is bv het geval in de Bellestraat of de Krommenelststraat. Langs de Noorderring loopt voor een stuk een waterloop en daarvoor een gracht. Ook hier raden we aan om in de gracht en de waterloop schotten te plaatsen, zodat water niet richting de Kemmelbeek afgevoerd wordt.
• Aan de rotonde van het kruispunt Noorderring-Bellestraat zijn mogelijkheden om zowel kleine infiltratie- en buffervoorzieningen aan te leggen, alsook op de rotonde zelf een grotere voorziening te plaatsen. De rotonde zelf zou verlaagd met een open borduur aangelegd kunnen worden, om voor grotere watervolumes ruimte te bieden.
• Andere plaatsen waar grotere buffervolumes opgeslagen kunnen worden, vinden we ten oosten van de Porreyestraat en ten zuiden van de Krommenelststraat
• Door de inbuizing van de Kemmelbeek in het centrum van Vlamertinge wordt aangeraden om stroomopwaarts een winterbedding te creëren, waar bij hoge waterstanden het water veilig opgevangen kan worden.
Het rioleringsstelsel is voornamelijk gemengd aangelegd, met een uitzondering van de Porreyestraat waar reeds een gescheiden stelsel ligt. Het water wordt gezuiverd in de RWZI van Vlamertinge. Elke inspanning om regenwater lokaal te laten infiltreren zorgt voor minder verdunningsknelpunten binnen het bedrijventerrein en dus minder verdunning op de RWZI. De woonhuizen ten zuiden van de Noorderring beschikken in de Bellestraat over een riolering, maar die is nog niet aangesloten op de RWZI en in de Rodenbachstraat moet nog riolering aangelegd worden. Op korte termijn zijn hier geen rioleringsprojecten gepland.
Kaart 45: Kansenkaart Vlamertinge Zuid
4.5.14. BRANDHOEK
Samenvatting:
De infiltratiecapaciteit in Brandhoek is beperkt. In de eerste plaats moet de verharding zoveel mogelijk worden beperkt. Parkings en parkeerstroken kunnen waar mogelijk in halfverharding worden aangelegd. Ook op privaat domein moet er gestreefd worden naar minimale verharding. Voor het onderhoud van de verschillende militaire begraafplaatsen kan de mogelijkheid worden onderzocht om regenwater te gebruiken. Buffering en (vertraagde) infiltratie kan worden voorzien in grachten en verlaagde plantvakken. Afkoppeling van de Poperingseweg (N308) staat gepland binnen project 22641.
Gebiedskenmerken:
Brandhoek is een gehucht in Vlamertinge, en ligt twee kilometer ten westen van het dorpscentrum van Vlamertinge. Het is gelegen langs de verbindingsweg N38 Het bestaat uit open bebouwing en is omringd door landbouwpercelen. Ten noorden van Brandhoek liggen de Galgebossen, die zich vroeger verder zuidwaarts uitstrekten. Brandhoek watert af naar de Korte Beek die in het oosten van Brandhoek ontspringt, en meer noordelijk uitmondt in de Grote Kemmelbeek. De vochtige zandleem- en kleibodems zijn matig tot slecht infiltreerbaar. Het rioleringsstelsel is al deels gescheiden en sluit aan op de RWZI van Vlamertinge in het oosten van de deelgemeente.
Kaart 46: Risicokaart Brandhoek
Knelpunten:
De bebouwing t.h.v. de Poperingseweg nr. 623 – 631 en de Grote Branderstraat nr. 14 – 22 heeft een hoge kans op wateroverlast. Bij de aanhoudende regen van november 2023 was er wateroverlast in de Grote Branderstraat
Visie:
De ondergrond bestaat voornamelijk uit matig vochtige tot natte zandleem bodems met daartussen kleinere zones met een kleiondergrond. In het zuidoosten is de ondergrond matig infiltreerbaar, de rest van het gebied is overwegend slecht infiltreerbaar (zie Kaart 18) De infiltratiemogelijkheden zullen beperkt zijn. Om toch zoveel mogelijk water ter plaatse te houden, zal moeten ingezet worden op ontharding, hergebruik en buffering.
De verharding op openbaar domein is relatief beperkt en veel van de verharding bevindt zich op privaat domein in verharde (voor)tuinen/opritten. Ook de grote verharde parking van het bedrijf langs de Kleine Branderstraat en de kleinere parkings horend bij de bedrijven in het oosten langs de Poperingseweg bieden onthardingskansen. De stad zou ontharding van privaat domein kunnen aanmoedigen, bijvoorbeeld via een premie of informatiecampagne.
Andere onthardingskansen liggen in de potentiële blauwgroene wijk Westbrandhoek. Hier kunnen de voetpaden worden uitgebroken en de parkeerstroken (gedeeltelijk) worden onthard. Parkeerplaatsen kunnen worden afgewisseld met verlaagde plantvakken. Ook de parkeerplaats die wordt voorzien in de parkeerstroken in de Zevekotestraat, Grote Branderstraat, Kleine Branderstraat en de Poperingseweg moet worden afgestemd op de effectieve parkeervraag, waarbij de benodigde plekken kunnen aangelegd worden in halfverharding. Aan de kerk zal ontharding toegepast worden i.k.v. de aanleg van een groengebied.
Het water dat valt op de grote daken van het bedrijf ‘Transagro Bouton’ in het noordwesten, gelegen langs de Kleine Branderstraat, kan worden opgevangen en ter beschikking worden gesteld voor hergebruik, ofwel voor het bedrijf zelf, of voor de omliggende landbouwpercelen Naast de grote daken is er ook veel verharding aanwezig op het bedrijf die een belangrijke bijdrage zal leveren aan de afstroom van het deelgebied. Deze verharding moet kritisch worden bekeken en wordt idealiter op het terrein zelf gebufferd, bijvoorbeeld in de bestaande groenzones die kunnen ingericht worden als wadi
In Brandhoek liggen drie militaire begraafplaatsen (Brandhoek Military Cemetery, Brandhoek New Military Cemetery en Brandhoek New Military Cemetery n°3). Regenwater kan een alternatief bieden voor het gebruik van drinkwater in het onderhoud van deze begraafplaatsen tijdens droge zomerperiodes. Er kan worden bekeken of het bassin ten zuidoosten van de Zevekotestraat een buffer- en hergebruikfunctie kan combineren. Het ligt op de natuurlijke route die afstromend regenwater van de aanpalende landbouwpercelen zal volgen voor het de Grote Branderstraat kruist (t.h.v. het bassin verzamelt de afstroom van een oppervlakte van ca. 22 ha).
Het vrij perceel aan de Poperingseweg (tussen huisnummers 641B en 643) staat op de pluviale overstromingskaarten (zie Kaart 46) aangeduid met een hoge kans op overstroming. Dat wil zeggen dat er bij klimaatscenario 2050 verwacht wordt dat dit perceel zal overstromen vanaf een bui die statistisch gezien eenmaal om de tien jaar voorkomt. De kwetsbaarheid van dit perceel maakt dat het wordt aangeraden dit te vrijwaren van bebouwing en de ruimte in te zetten voor waterbuffering
Kaart 47: Kansenkaart Brandhoek
De grachten aan de rand van het bebouwd gebied kunnen gecompartimenteerd worden om de afstroom uit het gebied te beperken. Bijvoorbeeld de grachten langs de N38 (Noorderring) en de N308 (Poperingseweg) kunnen d.m.v. schotten het water ophouden en de kans geven om te infiltreren. Door de grachten te compartimenteren, wordt de buffercapaciteit ervan ook beter benut
Het rioleringsstelsel is al voor een deel gescheiden. Het regenwater is aangesloten op grachten, het afvalwater gaat naar de RWZI van Vlamertinge. Alleen de Poperingseweg (N308) heeft nog een gemengd stelsel. Voor de Poperingseweg staat project 22641 gepland voor het afkoppelen van inlaten door de aanleg van een gescheiden stelsel. Binnen dit project zal een nieuwe DWAleiding worden aangelegd langs de N308 tussen Brandhoek en de Kemmelbeek in combinatie met werken van AWV. De bestaande riolering wordt hierbij behouden als RWA-as Verschillende verdunningsknelpunten langs de Poperingseweg zullen binnen dit project worden opgelost.
Daarnaast wordt de omgekeerde overstortwerking ter hoogte van de Kemmelbeek en de Korte Beek vermeden.
4.5.15. DIKKEBUS
Samenvatting:
Dikkebus ligt in het hoger gelegen zuiden van Ieper. De ondergrond is geschikt om water te laten infiltreren en het ligt bijna volledig op permanent droog gebied volgens de watersysteemkaart. Elke druppel die hier geïnfiltreerd kan worden, zal voor het aanvullen van het grondwater zorgen. Door in te zetten op infiltratie zal het gebied in de toekomst beter beschermd zijn tegen droogte. Hiernaast zal het vasthouden van water er ook voor zorgen dat er minder water afstroomt naar de lager gelegen gebieden in Ieper. De focus in Dikkebus moet dus op infiltratie liggen.
Gebiedskenmerken:
Het ontstaan van het dorp Dikkebus is begonnen met een jagershut midden in de bossen. Voor de Eerste Wereldoorlog lag Dikkebus in een bos, dat tijdens de oorlog verdwenen is. Dikkebus betekent dan ook “dicht struikgewas”. Tijdens de oorlog lag Dikkebus op een belangrijke bevoorradingsroute en is daardoor vaak beschoten geweest. Er bleef dan ook niet veel over van het dorp. Vandaag ligt er een groot woongebied ten noorden van de Dikkebusseweg met voornamelijk vrijstaande huizen en halfopen bebouwing. Ten zuiden van de Dikkebusseweg ligt er een kleiner woongebied met meer gesloten bebouwing dichter bij het centrum van het dorp en meer vrijstaande bebouwing aan de buitengrens van het deelgebied. De Dikkebusseweg is de centrale weg die van oost naar west loopt. Langs deze hoofdbaan is de bebouwing grotendeels gesloten met enkele halfopen of vrijstaande woningen. De bodemtextuur is zandleem. De bodem is droger in het noordwesten dan in het zuidoosten. Er stroomt geen waterloop door het dorp. Afstromend water komt terecht in de Vuilebeek, die richting noorden stroomt.
Knelpunten:
• Het oostelijke gedeelte van Dikkebus heeft in het verleden al met wateroverlast gekampt (recent overstroomd gebied (ROG)). In de toekomst blijft de zone rond de Vuilebeek gevoelig voor overstromingen. Bijkomend is er ook een kleine kans op wateroverlast bij enkele gebouwen in de Dikkebusseweg en de Zorgvlietstraat.
• Tijdens de wateroverlast in november 2023 was een deel van de Dikkebusseweg afgesloten door wateroverlast. Ook de Kerkstraat en de Oude Bellestraat waren afgesloten door wateroverlast
Kaart 48: Risicokaart Dikkebus
Visie:
Regenwater kan infiltreren als de ondergrond niet voor 100 % verhard is. Dikkebus heeft veel vrijstaande bebouwing en heeft dus op het eerste zicht niet veel verharde oppervlakten, maar om meer water ter plaatse te kunnen houden, moet nagegaan worden welke oppervlakten noodzakelijk verhard moeten zijn en welke oppervlakten met een waterdoorlatend materiaal aangelegd kunnen worden of gewoon groen aangelegd kunnen worden. In alle straten ten zuiden of ten noorden van de Dikkebusseweg zijn de straten vaak breed aangelegd. Aangezien er in deze straten geen doorgaande verkeer komt, moeten deze niet breed zijn. Een deel van de straat wordt op meerdere plaatsen gebruikt als parkeerplaats. Deze zones kunnen in halfverharding aangelegd worden. Er kunnen ook extra verkeerseilanden voorzien worden, die over een open borduur beschikken en verlaagd zijn. Hierdoor kan water van frequente buien lokaal opgehouden worden. Niet alleen de straten kunnen versmald worden, ook het kruispunt Windeweg Zorgvlietstraat is ruim aangelegd. Door het beschikbare rijoppervlak te beperken en de resterende ruimte verlaagd en groen aan te leggen, kan water direct infiltreren. De Dikkebusseweg is de hoofdverbindingsweg van het dorp, hier zal geregeld ook zwaar verkeer over rijden, waardoor de breedte van de huidige straat nodig is. In het westen en oosten van Dikkebus zijn er delen waar er een grotere afstand is tussen het fietspad en de straat. Deze ruimte is vandaag verhard. Dit biedt ook kansen om deze strook de ontharden, vergroenen en verlaagd aan te leggen, zodat afstromend water van het straatoppervlak direct opgevangen kan worden. Aangelegde parkeerplaatsen in de Dikkebusseweg, Neerplaats, de Vijverstraat en de Kerkstraat worden best in halfverharding aangelegd. Ze kunnen ook iets lager dan de straat aangelegd worden, zodat afstromend water van de straat eerst de kans krijgt om te infiltreren voor het afgevoerd wordt.
De Rozenwijk, Berkenwijk en Hazenblik zijn wijken waar doorgedreven onthard kan worden. Deze wijken zijn dan ook aangeduid als potentiële blauwgroene wijk Naast maximale ontharding, moet hier ook het doel zijn om het regenwater zoveel mogelijk ter plaatse te houden, zodat het watersysteem afwaarts van deze de wijken alleen in een uiterst extreme situatie belast wordt. Regenwater lokaal vasthouden kan ook door in te zetten op hergebruik. In Dikkebus zijn een aantal vergunde grondwaterwinningen met eerder lage tot middelhoge jaarlijkse volumes. In plaats van grondwater oppompen, kan hier beter regenwater dat op de daken valt opgevangen en hergebruikt worden. Op de twee plaatsen waar een grondwaterwinning gekend is, zijn er grote dakoppervlakten. Als het water hiervan opgevangen wordt, dan kan er jaarlijks respectieve 1.661 m³ of 2.374 m³ opgevangen worden (rekening houdend met een gemiddeld jaarlijks neerslagvolume van 778 mm). Er wordt verwacht dat het neerslagvolume in de toekomst nog zal stijgen (zie 2.6.1). Het theoretische volume dat maximaal opgevangen zou kunnen worden, kan in 2050 naar 1.879 m³/2.685 m³ stijgen. Meer water kan dus in de toekomst opgevangen worden en voor hergebruik ingezet worden. Naast de bestaande grondwatervergunningen, kan ook afstromend water van het kerkdak opgevangen worden. Het opgevangen water kan dan ter beschikking gesteld worden aan de groendienst van de stad of geïnteresseerde landbouwers uit
de buurt. Direct naast de kerk ligt de Vrije Basisschool Het Nestkastje. Hier is een groot waterverbruik doorheen het jaar (behalve in de zomervakantie). Voor het doorspoelen van de toiletten kan regenwater gebruikt worden. De dakoppervlakten zijn ook hier groot, zodat er voldoende water opgevangen zou kunnen worden om voor hergebruik in te zetten. In het zuiden van Dikkebus zijn voetbalvelden, die in droge zomermaanden besproeid moeten worden. Ook hier wordt er aangeraden om dit maximaal met regenwater te doen. De dakoppervlakte van de gebouwen op het sportterrein zullen niet voldoende groot zijn om de voetbalvelden te besproeien. Het regenwater dat op de gebouwen ten westen van de sportvelden (Kerkstraat) valt, kan in één bufferlocatie opgevangen worden. Zo kan meer regenwater ter plaatse opgevangen worden en is er meer water ter beschikking voor de voetbalvelden. Het dorp ligt in permanent droog gebied volgens de watersysteemkaart (zie Kaart 19). In het oosten ligt een stuk permanent nat gebied. Tijdelijk natte gebieden komen niet voor. Het vasthouden en maximaal infiltreren is dus zeer belangrijk voor het aanvullen van het grondwater. Om zo veel mogelijk water ter plaatse te kunnen laten infiltreren, is het bodemtype bepalend. In Dikkebus bestaat de bovenste laag van de bodem uit droog zandleem. In de oostelijke helft van Dikkebus is de bodem matig vochtig. Dit resulteert in een voornamelijk goed infiltratiepotentieel in bijna het hele deelgebied. De enkele uitzondering is het oostelijke gedeelte, waar de bodem voor een matig infiltratiepotentieel zorgt.
Het doel in Dikkebus moet zijn om kleine en frequente buien volledig ter plaatse op te vangen. Naast infiltratie, ontharding en hergebruik kunnen de reeds bestaande groene bermen in de woonwijken verlaagd aangelegd worden en als wadi ingericht worden. De verkeerseilanden in de Dikkebusseweg kunnen gelijkaardig aangelegd worden. Niet alleen op openbaar domein zijn mogelijkheden om regenwater lokaal op te vangen. Veel kansen liggen op privaat domein. Het overgrote deel van de gebouwen in Dikkebus zijn vrijstaande huizen met een (grote) tuin. Er is veel ruimte om regenwater op eigen terrein op te vangen. De bijdrage van elke burger om zijn/haar regenwater op het eigen perceel op te vangen, is cruciaal.
Grotere neerslaghoeveelheden kunnen ervoor zorgen dat niet alles lokaal opgehouden kan worden. Het grachtenstelsel in Dikkebus kan een belangrijke functie innemen om overtollig regenwater te bufferen In de bestaande grachten worden best schotten geplaatst, zodat het water veilig opgevangen wordt, maar na de regenbui ook nog tijd krijgt om te infiltreren. Plaatsen waar grotere watervolumes tijdelijk gebufferd kunnen worden, zijn twee poelen ten noordoosten van de wijk Hazenblik en de Groenejagerstraat. In de Berkenwijk is de stad Ieper eigenaar van een groot perceel, dat ingeschakeld kan worden om in extreme situaties regenwater te bufferen. Langs de Vuilebeek ten oosten van het deelgebied kan een winterbedding ingericht worden om water veilig te bufferen en de mogelijke overlast in de toekomst te beperken (zie Kaart 48).
Bijna alle woningen zijn reeds aangesloten op een zuiveringsinstallatie. Het rioleringsstelsel is grotendeels gemengde aangelegd en transporteert het afvalwater naar de RWZI van Vlamertinge.
Ten westen van de Kleine Windeweg (delen van Windeweg en Dikkebusseweg) en in de Kerkstraat en Oude Bellestraat zijn nog groene clusters. Voor het aansluiten van de groene clusters zijn nog geen concrete plannen uitgewerkt. In de Windeweg is een gracht aangesloten op het gemengde rioleringsstelsel. Aangezien de gracht in een groene cluster ligt, is een afkoppeling van de gracht pas aangeraden als er uitsluitend regenwater in de gracht opgevangen wordt.
Kaart 49: Kansenkaart Dikkebus
4.5.16.
VOORMEZELE
Samenvatting:
De noordelijke woonwijk kan als blauwgroene wijk worden onthard en vergroend. Ook via hergebruik, bv. voor het groenonderhoud van de begraafplaatsen, kan de afstroom worden gereduceerd. Daarnaast is er nood aan buffering om het kwetsbare gebied langs de Bollaertbeek te beschermen tegen wateroverlast. In 2018 legde de provincie daarom opwaarts van het centrum een gecontroleerd overstromingsgebied aan. Daarnaast kunnen bestaande groenzones en ruimte die door ontharding is vrijgekomen, worden ingezet als retentiezones. Bestaande afvoerassen kunnen worden uitgerust met vertragingsmaatregelen, om water maximaal te bufferen en de kans te geven om (vertraagd) te infiltreren.
Gebiedskenmerken:
Voormezele is een klein dorp in het zuiden van Ieper, omringd door landbouwgronden. In 1914 werd het dorp volledig verwoest tijdens Wereldoorlog I. Na de oorlog werd Voormezele herbouwd, grotendeels volgens hetzelfde patroon. De Diependalebeek (Haringebeek) en de meanderende Wijtschatebeek (Ieperlee) komen ter hoogte van Voormezele samen om de Bollaertbeek te vormen. Het dorp is daardoor gelegen in de vallei van de Bollaertbeek, en zal ook volledig afwateren naar deze waterloop De zandleembodems zorgen voor een matige infiltratiecapaciteit. De strook rondom de Bollaertbeek, en dus het oosten van Voormezele, is aangeduid als permanent nat op de watersysteemkaart. Het rioleringsstelsel is nog zo goed als volledig gemengd en sluit aan op de RWZI Ieper ten noorden van het stadscentrum Ten noorden van de Kalleputstraat zal een helofytenfilter door de provincie i.k.v. de Blue Deal aangelegd worden. Dit zal voor bijkomende zuivering van de Bollaertbeek zorgen en ondermeer de impact van de overstortwerking verhelpen. Tevens zorgt de bypass voor een vertraagde afvoer van het water, zonder dat Voormezele dorp risico loopt.
Knelpunten:
• De passage van de Bollaertbeek door Voormezele zorgt ervoor dat het dorp gevoelig is voor wateroverlast. De strook tussen de Abdijstraat/Gheusstraat en de Bartierstraat is aangeduid als recent overstroomd gebied (ROG) en staat ook op de pluviale overstromingskaarten aangeduid als gevoelig voor wateroverlast. Vooral de huizen langs de Sint-Elooisweg lopen hierdoor een groot risico op wateroverlast. Ook verschillende huizen langs Voormezele-Dorp (nr. 2 – 8 en nr. 17 – 35) zijn kwetsbaar
• Bij de hevige regenval van november 2023 waren er overstromingen in Voormezele (en Vlamertinge). Zowel in de Wittenhuisstraat als in de Wijtschatestraat werd er wateroverlast gemeld.
→ In 2018 heeft de provincie West-Vlaanderen en de stad Ieper een gecontroleerd overstromingsgebied op de Bollaertbeek in Voormezele geopend.
Kaart 50: Risicokaart Voormezele
Visie:
Voormezele is gevoelig voor wateroverlast, en zowel opwaarts als in het dorp zelf zullen maatregelen nodig zijn om de afstroom te reduceren en te bufferen. Hiervoor kijken we onder andere naar mogelijkheden in bestaande groenzones en afvoerwegen, maar ook naar hergebruiken onthardingskansen.
De grootste onthardingskans ligt in de woonwijk in het noorden, die veel meer verhard is dan nodig. In deze blauwgroene wijk kan de verhardingsgraad sterk worden verminderd door de voetpaden te verwijderen en de parkeerstroken aan te leggen in halfverharding. De benodigde parkeercapaciteit moet kritisch worden bekeken en afgestemd op de effectieve parkeervraag. Momenteel is er weinig groen aanwezig in de wijk, en ontharding zorgt ervoor dat er meer ruimte vrijkomt die groen kan worden ingericht. Dit is niet alleen op watervlak interessant, maar draagt ook bij aan een aangenamere leefomgeving.
Andere onthardingskansen zijn:
• De speelplaats van de Vrije Basisschool Voormezele kan (gedeeltelijk) worden onthard en vergroend.
• Parkings aan kruising Voormezele-Dorp/Sint-Elooisweg en aan O.C. Kasteelwal (Voormezele-Dorp). Deze kunnen waterdoorlatend worden aangelegd.
• Parkeerstroken in Voormezele-Dorp, Wijtschatestraat en Sint-Elooisweg. In de Ruuschaartstraat en de Sint-Elooisweg is de rijweg 6 m breed met langs beide zijden nog een extra verharde strook.Deze verharde stroken zouden kunnen worden vervangen door een groene infiltratiestrook of infiltrerende plantvakken.
• Veel opritten zijn sterk verhard. De stad kan ontharding op privaat domein stimuleren en ondersteunen, bv. met een premie of informatiecampagne.
Er liggen verschillende (militaire) begraafplaatsen in Voormezele. Voor het groenonderhoud ervan kan regenwater worden gebruikt. Bijvoorbeeld het water dat valt op de Onze-Lieve-Vrouwkerk kan worden opgevangen en hergebruikt voor onderhoud van de omringende begraafplaats Ook de Vrije Basisschool Voormezele kan gebruik maken van een hemelwaterput om drinkwater uit te sparen en afstroom te reduceren, net als het cultureel centrum O.C. Kasteelwal.
Om het kwetsbare Voormezele te beschermen, moet er opwaarts zoveel mogelijk regenwater worden vastgehouden en gebufferd. Naar aanleiding van de wateroverlastproblemen in het dorp werd net opwaarts van het centrum in 2018 een gecontroleerd overstromingsgebied (G.O.G.) aangelegd op de Bollaertbeek. Hier kan 50.000 m³ regenwater gebufferd worden. Wanneer het G.O.G. niet wordt gebruikt voor buffering, kunnen de gronden worden gebruikt als graasweide. Nog iets verder opwaarts werden erosiebestrijdingsmaatregelen voorgesteld in het erosiebestrijdingsplan van de stad evenals in het project Water-Land-Schap om sedimenttoevoer naar de Bollaertbeek af te remmen. De voorgestelde grasbufferstroken zullen bovendien de afstroming van regenwater naar de waterloop verminderen
De matig vochtige zandleembodems zijn overwegend matig infiltreerbaar. De meeste straten zijn retentiestraten. De passage van de Bollaertbeek doorheen Voormezele zorgt ervoor dat het oosten staat aangeduid als permanent nat op de watersysteemkaarten (zie Kaart 19). Deze permanent natte strook in het oosten van het gebied is een extra motivatie om ervoor te zorgen dat sommige groenzones langere tijd nat kunnen staan.
Aan het cultureel centrum O.C. Kasteelwal kan het voetbalveld, dat ligt naast een zijtak van de Bollaertbeek, verlaagd worden ingericht voor extra buffering Langs de Sint-Elooisweg ligt een grote groenzone die momenteel niet bereikbaar is voor regenwater van de omliggende verharding (ligt hoger en is omsloten door borduren). Deze kan wanneer ze toegankelijk wordt gemaakt voor regenwater een bufferfunctie opnemen. Er zou kunnen gewerkt worden met verschillende niveaus, waardoor delen van de groenzone gedurende een langere tijd nat kunnen blijven staan, maar hoger gelegen delen steeds toegankelijk blijven. Tijdens langere droge periodes kan het water vertraagd infiltreren.
In het westen komt er van nature veel afstroom toe t.h.v. Voormezele-Dorp nr. 60 via een bestaande vijver/gracht. Door hier vertragingsmaatregelen te nemen, kan de afstroom richting de bebouwde kern van Voormezele worden vertraagd en krijgt het regenwater eerst de kans om te infiltreren. Wild begroeide zwak hellende oevers en de plaatsing van schotten kunnen voor een remmend effect zorgen. Verder noordwaarts kan de groenzone in de Wittenhuisstraat worden ingericht als brede, ondiepe infiltratiestrook om de afstroom uit het dorp te vertragen. Deze kan aansluiten op een buffergracht die verder noordwaarts in de Bollaertbeek uitmondt. Ook in en rondom het stukje niet-geklasseerde waterloop ten oosten van Voormezele-Dorp (nr. 2 – 8) kunnen vertragingsmaatregelen worden genomen, zoals het plaatsen van schotten. De as kan nog iets verder noordwaarts worden doorgetrokken en worden gebruikt voor de regenwaterafvoer van de omliggende verharding.
In de blauwgroene wijk in het noorden kan de ruimte die vrijkomt door ontharding, worden ingezet voor infiltratie en buffering, bijvoorbeeld als een licht verlaagd plantvak De groenzone tussen de Struyestraat en de Gheusstraat staat op de pluviale overstromingskaarten (zie Kaart 50) aangeduid als overstromingsgevoelig. Deze zone kan het overtollig regenwater uit de woonwijk opvangen bij extreme regenval, bv. als retentiepoel Dit moet worden gekoppeld aan beschermingsmaatregelen (bv. lokale verhogingen aan randen groenzone) om de omliggende bebouwing te vrijwaren van wateroverlast. Deze bufferzone kan via een buffergracht overlopen naar de Bollaertbeek.
De stad heeft een BlueDeal project ingediend voor het openmaken van ingebuisde stukken weggracht in Sint-Elooi. Het gaat om ongeveer 80 segmenten met een totale lengte van ongeveer 2,2 km.
In de stroomgebiedbeheerplannen (SGBP, zie 2.4.2.1) werd volgende actie gedefinieerd die van toepassing is op het gebied (zie Kaart 9): ’Aanleggen van vispasseerbare bodemdrempels, van wadi en waterbuffering en zuivering van de Bollaertbeek in Voormezele, inrichting kanaal IeperKomen in deelgebied robuuste waterlopen Westhoek.’
Voor de kwetsbare woningen (zie Kaart 50), zeker diegene met een middelgrote tot grote kans op wateroverlast, is het belangrijk om voldoende beschermingsmaatregelen te nemen (zie 5.1.3.8) om schade te voorkomen.
Het rioleringsstelsel is nog grotendeels gemengd, op kleine stukjes gescheiden riolering in de Gheusstraat en de Sint-Elooisweg na. Zowel in het westen als in het oosten bevindt zich nog een kleine groene cluster die nog moet aangesloten worden op de RWZI. Langs de Bollaertbeek liggen twee overstortknelpunten. Een aan de Kallepustraat, waar de first flush zorgt voor vervuiling van de waterloop. Langs de Sint-Elooisweg, waar de overstort eigenlijk een muurtje in de riool is, is er een probleem van omgekeerde overstortwerking In de Ruuschaartstraat zijn twee grachtinlaten en een overloop van een vijver aangesloten op de riolering. Voor dit verdunningsknelpunt werd een oplossing gedefinieerd. Ook in de Sint-Elooisweg en de Vaartstraat liggen nog grachten die moeten afgekoppeld worden van het rioleringsstelsel.
Kaart 51: Kansenkaart Voormezele
4.5.17.
HOLLEBEKE
Samenvatting:
De hoge grondwaterstanden zorgen voor een beperkte infiltratiecapaciteit. Ontharding en hergebruik zullen belangrijke maatregelen zijn om snelle afvoer van regenwater in het centrum te vermijden. Zowel op openbaar domein (bv. ontharden van parkings), als privaat domein (bv. plaatsen van hemelwaterputten) kunnen maatregelen worden genomen. Daarnaast moeten er voldoende vertragings- en bufferingsmaatregelen worden voorzien. In het centrum kan hiervoor worden gekeken naar verlaagde plantvakken langs de rijweg. Aan de randen van het bebouwd centrum kunnen gecompartimenteerde grachten een retentiefunctie krijgen.
Gebiedskenmerken:
Hollebeke is een klein dorp in het zuiden van Ieper. Tijdens de Eerste Wereldoorlog lag Hollebeke midden in het oorlogsgebied en werd het totaal verwoest. Vanaf 1920 startte de heropbouw. Ten noorden van het dorp ligt het groot natuurgebied De Palingbeek rondom het Kanaal van Ieper naar Komen Hollebeke ligt op de oostelijke flank van de uitloper van de West-Vlaamse heuvelrij, die de grens vormt tussen het Ijzerbekken en het Leiebekken. Het water in het centrum stroomt richting het zuiden naar de Rozenmeersbeek, terwijl het noordelijke deel van de Komenseweg afwatert richting het Kanaal van Ieper naar Komen. De natte zandleem- en kleibodems zijn slecht infiltreerbaar. Het rioleringsstelsel is nog volledig gemengd en sluit aan op de RWZI Ieper –Hollebeke, die gelegen is ten oosten van het centrum van Hollebeke.
Knelpunten:
• Wateroverlast:
o T.h.v. de Komenseweg nr. 114, 116, 131, 133 en 135
o T.h.v. Hollebeke-Dorp nr. 11, 20, 22 en 34
• Erosie: Door de ligging op de flanken van de heuvelrug zijn de landbouwpercelen ten oosten van het centrum van Hollebeke erosiegevoelig.
Visie:
De bodem bestaat uit natte zandleem- en kleibodems. Als gevolg is de infiltratiecapaciteit beperkt, en zijn alle straten ingedeeld als retentiestraten. De focus ligt op ontharding, hergebruik en buffering.
Een eerste onthardingskans zijn de volledig verharde speelplaatsen van de Vrije basisschool Hollebeke. Deze kunnen worden onthard en omgevormd naar klimaatrobuuste, blauwgroene speelplaatsen. Ook de verschillende parkeergelegenheden in het dorp kunnen groener en minder verhard worden ingericht. Bij heraanleg kunnen de nu volledig verharde parkeerplaatsen worden aangelegd in halfverharding, zoals grasbetontegels. Dit geldt onder andere voor de parking aan de O.L.V. Geboortekerk (Eekhofstraat), de parkeerplaatsen aan het centrale plein (Hollebeke-Dorp) en de parkeerstroken in de Kortewildestraat en de Neerwaastenstraat Enkele straten rondom het centrumplein zijn bovendien breder dan nodig en zouden kunnen versmald worden, zoals de
Komenseweg en Hollebeke-Dorp Indien niet heel de rijweg wordt versmald, kunnen ook kleinschalige onthardingsprojecten worden uitgevoerd in combinatie met watervertragende (en eventueel verkeersremmende) maatregelen.
Kaart 52: Risicokaart Hollebeke
Een aanzienlijk deel van de verharding is te vinden op privaat domein, o.a. in sterk verharde voortuinen/opritten. Ontharding van privaat domein kan vanuit de stad worden gestimuleerd, bv. via een informatiecampagne of subsidie, of worden opgelegd bij verbouwingen. Ook hergebruik op privaat domein kan een belangrijke bijdrage leveren voor het reduceren van het benodigd buffervolume op openbaar domein.
De VBS Hollebeke biedt ook mogelijkheden voor hergebruik, net als het ontmoetingscentrum in de Neerwaastenstraat (OC De Oude School). Regenwater dat op de daken van deze gebouwen wordt opgevangen, kan onder meer worden gebruikt voor het doorspoelen van de toiletten. Ook de dakafvoer van de O.L.V. Geboortekerk Hollebeke kan worden aangesloten op een regenwaterput. Dit water zou kunnen worden gebruikt voor het groenonderhoud van de aanpalende begraafplaats
De ligging van het dorp op natte zandleembodems zorgt voor een lage infiltratiecapaciteit in heel het dorp. Tijdens de zomer, wanneer de grondwaterstanden gemiddeld lager liggen, zal nog een aanzienlijk deel van het hemelwater kunnen infiltreren. In winter- of tijdens natte omstandigheden zal slechts een beperkt deel van het hemelwater infiltreren. Het is dan ook belangrijk om niet alleen in te zetten op infiltratie, maar ook voldoende vertragings- en buffermaatregelen te nemen.
In het bebouwde centrum zouden de straten kunnen worden uitgerust met verdiept aangelegde groenzones waarin het water kan afstromen. Ook bijvoorbeeld de verharde (parkeer)strook tussen het fietspad en de rijweg in de Komenseweg kan deels worden onthard en ingericht als verlaagde groenzone. Er kan voor deze groenzones worden gewerkt met een borduur met spleten om schade aan de groenzones te vermijden, maar ze wel toegankelijk voor water te maken (zie Figuur 25). In periodes dat de grondwatertafel lager ligt, kan het water dat in deze groenvakken verzamelt, (vertraagd) infiltreren. Ook de groenzones aan de kerk en op het centrumplein kunnen, indien verlaagd aangelegd, dienen als retentiezones voor vertraagde infiltratie. De vijver ten zuiden van Hollebeke-Dorp zou kunnen ingezet worden voor buffering van de afstroom uit het centrum van Hollebeke, eventueel voorzien van een hergebruikmogelijkheid
Aan de rand van de bebouwing kijken we naar grachten om water maximaal vast te houden. Door de grachten waar veel water verzamelt te compartimenteren, zal het water niet direct worden afgevoerd. Op deze manier kan de buffercapaciteit van de grachten optimaler worden gebruikt, en krijgt het water tijdens drogere periodes de tijd om te infiltreren. Het is belangrijk dat grachten in deze natte bodems niet te diep zijn om drainage te vermijden. Het regenwater uit het dorp kan worden aangesloten op dit gecompartimenteerd grachtenstelsel, dat uiteindelijk in het kanaal of de Rozenmeersbeek uitkomt.
Het rioleringsstelsel is gemengd en sluit aan op de RWZI Ieper - Hollebeke in het oosten. In de Kortewildestraat ligt een gemengde leiding die nog uitkomt op een gracht en die nog moet worden aangesloten op de RWZI. Op verschillende plaatsen bevinden zich ook nog
verdunningsknelpunten, waar grachten moeten afgekoppeld worden van het rioleringsstelsel. Op de riolering in de Bierboomstraat zit een verdunningsknelpunt ten gevolge van drainage dat nog moet worden opgelost.
Kaart 53: Kansenkaart Hollebeke
4.5.18. ZILLEBEKE
Samenvatting:
Zillebeke moet zich door het doorkruisen van de Zillebeek en de Pollepelbeek wapenen tegen wateroverlast in de toekomst. Door het voorkomen van kleibodems is het deelgebied ook gevoelig voor droogte/krimpen van de bodem. Beide risico’s kunnen tegengegaan worden als kleine frequente buien ter plaatse opgevangen kunnen worden en waar mogelijk ook kunnen infiltreren. Voor de extreme situaties moet er ruimte binnen de kern en langs de waterlopen voorzien worden.
Gebiedskenmerken:
Het dorp Zillebeke ligt ten oosten van de Zillebekevijver. De bebouwing is geclusterd rond de hoofdverkeersassen Maaldestedestraat-Wervikstraat, die van noord naar zuid lopen. Het dorp heeft nog enkele uitlopers in oost-west richting aan de Blauwepoortstraat-Zandvoordestraat en aan de Zwarteleenstraat. In Zillebeke zijn de meeste huizen vrijstaand, alleen in het centrum is er meer gesloten of halfopen bebouwing. De grens tussen het Ijzerbekken en het Leiebekken loopt door het deelgebied. Het overgrote deel van Zillebeke watert af richting de IJzer. Het gedeelte ten zuiden van de Zwarteleenstraat maakt deel uit van het Leiebekken. Het water dat naar de IJzer afwatert, stroomt via de Zillebeek (noordoosten) en de Pollepelbeek (zuidwesten). Het afvalwater, en door het grotendeels gemende stelsel ook een deel van het regenwater, wordt vandaag gezuiverd in de RWZI Ieper In Zillebeke is er zeer diverse bodem. In het zuiden komt er voornamelijk lichte zandleem voor, die op veel plaatsen matig vochtig is. Het laagste punt in Zillebeke ligt in het centrum waar de Pollepelbeek en de Zillebeek een stuk parallel stromen. Het dominerende bodemtype in het centrum is klei, die matig vochtig tot nat is. Ten noorden van het centrum is de bovenste bodemlaag matig vochtig, soms nat zandleem.
Knelpunten:
• In het verleden is er wateroverlast opgetreden in het centrum langs de Zillebeek en langs de Pollepelbeek
• Klimaatscenario’s voorspellen dat ook in de toekomst de omgeving in het centrum rond de Zillebeek en de Pollepelbeek een grote kans op wateroverlast heeft. Gebouwen die het dichtst bij de waterloop liggen hebben het grootste risico.
Visie:
Zillebeke is een landelijk dorp waar inspanningen nodig zijn om regenwater lokaal te kunnen vasthouden, zodat het risico op wateroverlast rond de Pollepelbeek en de Zillebeek in het centrum van Zillebeke beperkt blijft. Ontharding helpt om minder afstroom te creëren en bevordert ook infiltratie. In Zillebeke kan een grote oppervlakte verharding onthard worden als de strook tussen
Kaart 54: Risicokaart Zillebek
de rijweg en het voetpad of fietspad vergroend wordt. Er zijn ook veel asfaltstroken naast de witte lijnmarkering op de straten die vergroend kunnen worden, of als de strook ook een parkeerfunctie heeft, best in halfverharding aangelegd worden. Locaties waar dit toegepast kan worden zijn de Wervikstraat, Zwarteleenstraat en de Komenseweg. Op sommige stroken zijn ook bomen geplant met vaak nog een kleine boomspiegel. De boomspiegel wordt bij een heraanleg ook best vergroot. Als er een bijkomende bufferende functie nodig is, kan ook een boombunker geplaatst worden (zie 5.1.2.5). Naast de brede straatbermen zijn er ook een aantal parkeerplaatsen langs de weg, bv in de Blauwepoortstraat en de Maadestedestraat, die best in semi-verharding aangelegd worden. Door ze in halfverharding aan te leggen, kan een deel van het afstromend water van de straatoppervlakte ook eerst voor een deel op de halfverharde parkeerplaats infiltreren. De parkings in de Pastoriestraat, de Wervikstraat en in Zillebeke Dorp worden best waterneutraal aangelegd, zodat afstromend water binnen het parkeerterrein opgevangen kan worden. Hetzelfde principe wordt best ook doorgetrokken bij parkings voor persoonswagens bij bedrijven (bv in de Wervikstraat). Kleinere onthardingswinsten zijn ook mogelijk als straten versmald worden. Niet altijd is overal de volledige straatbreedte nodig. In de Pastoriestraat of de Schachteweidestraat kunnen bijvoorbeeld kleinere verkeerseilanden geplaatst worden. Als deze verlaagd aangelegd zijn of met een open borduur, dan zorgt dit niet alleen voor minder verharde oppervlakte, maar biedt dit ook ruimte voor het bufferen van water. Ook het kruispunt WervikstraatZwarteleenstraat en Schateweidestraat-Wulvestraat kan versmald worden. De stukken die onthard worden, kunnen dan plaats bieden voor lokale regenwateropvang.
Verregaande ontharding kan toegepast in vijf mogelijke blauwgroene wijken. Volgende wijken komen hiervoor in aanmerking: Spoorwegbeek, Perseweide, Taccoenstraat-Van Wonterghemstraat, Huysstraat en Lage Voute. In de laatste twee zijn breed aangelegde, doodlopende straatdelen of pleinen, die best in halfverharding aangelegd worden, maar ze kunnen ook als lokale infiltratie- en buffervoorziening ingericht worden.
In Zillebeke zijn twee scholen, de VBS Sint-Vincentius en de GO! Basisschool De Klaproos. Terwijl bij de tweede school het schoolterrein zeer groen is ingericht, kan het schoolplein bij de VBS SintVincentius nog onthard worden. Naast ontharding zijn het in beide gevallen grote daken, waarvan het regenwater best opgevangen wordt en voor de toiletten gebruikt wordt. Andere hergebruikskansen vinden we in het centrum van Zillebeke. Het dak van de kerk, waarvan het regenwater aan de groendienst aangeboden kan worden, en de eventlocatie O.C. In ’t Riet, waar regenwater ook voor de toiletten gebruikt kan worden. In de Zandvoordestraat ligt een voetbalveld, dat tijdens de zomermaanden waarschijnlijk besproeid moet worden. Aangezien de dakoppervlakte van de tribune niet voldoende groot is om aan de watervraag te voldoen, kan het regenwater van de Zandvoordestraat 35 en verder oostwaarts ter hoogte van het voetbalveld opgevangen worden en voor het besproeien gebruikt worden. Zoals ook in andere delen van Ieper zijn er in Zillebeke enkele bestaande grondwaterwinningen die best overschakelen om meer regenwater op te vangen i.p.v. het oppompen van grondwater. Door de kleigronden in Zillebeke-
centrum is het belangrijk om de ondergrond tijdens droogteperioden zo veel mogelijk nat te houden, om droogteschade tegen te gaan.
Doordat de bodems in heel het deelgebied voornamelijk matig vochtig of nat zijn, is het infiltratiepotentieel op de iets hoger gelegen delen matig en op de nattere plaatsen slecht. In het
Kaart 55: Kansenkaart Zillebke
zuiden langs de Wervikstraat is een klein stuk goed infiltrerend. Infiltratie is in Zillebeke dus alleen beperkt mogelijk. De meeste straten in Zillebeke zijn dan ook retentiestraten. Op slecht infiltreerbare stukken zal regenwater sneller afstromen dan het kan infiltreren. Desondanks is het belangrijk dat ook op delen met kleibodem er waar mogelijk toch op infiltratie ingezet wordt, zodat de klei tijdens droogteperioden minder snel uitdroogt, daardoor minder snel krimpt en schade aan infrastructuur en gebouwen beperkt blijft. Dat infiltratie kan bijdragen aan een aanvulling van het grondwater op lange termijn, wordt bevestigd op de watersysteemkaart. Het grootste deel van Zillebeke ligt in permanent droge zone. Alleen langs het zuidwesten en in het centrum ligt het dorp in tijdelijk nat of permanent nat gebied (zie Kaart 19). Tijdens perioden met hoge neerslagvolumes moet er wel voldoende ruimte voor water voorzien worden, zodat dit water veilig opgevangen kan worden en geen wateroverlast veroorzaakt.
Het inzetten op ontharding, hergebruik en infiltratie is in Zillebeke zeer belangrijk om het deelgebied tegen de gevolgen van mogelijke toekomstige droogte en wateroverlast te beschermen. Bij extreme neerslag zullen de kleinere ingrepen met lokale buffervoorzieningen niet voldoende zijn. In het centrum van Zillebeke kan het plein op het kruispunt PastoriestraatWervikstraat aangepast worden om grotere neerslaghoeveelheden op te vangen. In de straat Van Wontergehempad ligt al een buffer van het gescheiden stelsel in de wijk Taccoenstraat-Van Wonterghemstraat. Er is nog ruimte om deze in de toekomst uit te breiden. In de Lage Voute en in de Perseweide liggen speelplaatsen, die als multifunctionele buffer ingericht kunnen worden om overtollig water binnen de blauwgroene wijken op te vangen. Op het laagste punt aan de Seelbachdreef waar de Pollepelbeek en de Zillebeek parallel lopen, kan een overstromingszone ingericht worden, die in extreme situaties ruimte voor water kan bieden. Langs de twee waterlopen zijn ook nog drie mogelijke locaties waar een winterbedding ingericht kan worden, om de bebouwing stroomafwaarts tegen wateroverlast te beschermen.
Om Zillebeke tegen wateroverlast te beschermen, kunnen de burgers een steentje bijdragen, als zij regenwater maximaal op eigen terrein opvangen. De meeste huizen zijn vrijstaand en beschikken over een tuin waar ruimte voor water voorzien kan worden. Zeker ten noorden van de Zillebeek is dit een cruciale stap, omdat er weinig ruimte is om bij extreme neerslag water op openbaar domein op te vangen.
Het rioleringsstelsel is grotendeels gemend aangelegd en is aangesloten op de RWZI Ieper. Bijna alle gebouwen zijn aangesloten. Er zijn wel nog enkele groene clusters die nog geoptimaliseerd moeten worden aan de randen van de bebouwing. Grote groene clusters liggen nog in de Zwarteleenstraat en de Zandvoordestraat. Er is ook nog één IBA die nog geplaatst moet worden. Om de groene clusters aan te sluiten op de RWZI van Ieper zijn nog geen concrete plannen uitgewerkt. De uitvoering van deze projecten zal dus niet op korte termijn gebeuren. Binnen het deelgebied zijn enkele grachten, die op het rioleringsstelsel aansluiten. Door deze af te koppelen, zal er minder regenwater op de RWZI terecht komen en kan meer water lokaal vastgehouden
worden. Bij een afkoppeling van deze grachten is het belangrijk dat de grachten alleen regenwater opvangen en geen afvalwater.
4.5.19. BUITENGEBIED
Het 19de deelgebied in Ieper is het ‘buitengebied’. Het wordt ingenomen door natuurgebieden, landbouw en verspreide bebouwing. Op de landbouwpercelen zijn er voornamelijk teelten zoals mais, aardappelen, granen en groenten (zie Kaart 14). Tussenin zijn er ook een aantal graslanden.
De grote uitdaging in dit gebied is een goede balans te vinden tussen de waterarme zomers met veel vraag naar water, de natte winters en de hevige onweren tijdens de zomer met mogelijke wateroverlast.
De verhardingsgraad in het buitengebied is veel lager ten opzichte van de andere deelgebieden. Maar regenwater stroomtniet alleen af van verhardeoppervlakten. Ook onverharde oppervlakten kunnen voor afstroom zorgen. Afhankelijk van de bodembedekking, de bodemeigenschappen (textuur, drainage, substraten) en de hellingsgraad stroomt een gedeelte van het regenwater af of infiltreert het. De Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) heeft drie kaarten opgemaakt met afstroomcoëfficiënten met een resolutie van twee meter:
• een kaart voor de huidige situatie (zie Kaart 24 in bijlage 7.3)
• een kaart voor een natuurlijke situatie waar het volledige grondgebied bedekt was met bos (zie Kaart 25 in bijlage 7.3)
• een verschilkaart (zie Kaart 26 in bijlage 7.3), die de impact van het huidige bodemgebruik op de oppervlakkige afstroom illustreert.
De originele kaarten van VMM tonen een globaal herkenbaar beeld met een hoge afstroomcoëfficiënt bij verhardingen en een lagere in het onbebouwde buitengebied. Om voor het onbebouwd gebied duidelijker in kaart te brengen waar meer water afstroomt en waar het toepassen van maatregelen een grotere impact op de omgeving zal hebben, is de gemiddelde afstroomcoëfficiënt per landbouwperceel berekend. De gemiddelde afstroom per landbouwperceel in de huidige situatie is gevisualiseerd op Kaart 56. Er wordt alleen rekening gehouden met de landbouwpercelen. De gemiddelde afstroom per perceel is een vereenvoudigde weergave, men mag er niet van uitgaan dat het volledige afstroomvolume op korte tijd van een perceel naar een gracht, straat of waterloop afwatert. Een waterdruppel die op perceel 1 valt, kan ook afstromen en eventueel op perceel 2 infiltreren.
Afstroom van onverharde oppervlakte moet ook beperkt worden, om zo veel mogelijk water lokaal te houden. De watersysteemkaart (zie Kaart 19) en de infiltratiepotentieelkaart (goed en matig infiltreerbaar) (zie Kaart 18) tonen dat de ondergrond op veel plaatsen in Ieper geschikt is om water vast te houden. Volgende maatregelen raden we aan om toe te passen, om zo de afstroom van onverharde oppervlakten te reduceren en meer water lokaal te houden:
• Het optimaliseren van het grachtenstelsel (zie 5.1.4.2)
• Het tegengaan van bodemverdichting (zie 5.1.4.4)
• Het herstel en behoud van kleine landschapselementen (zie 5.1.4.3)
• De aanleg van hergebruiks-, infiltratie- en buffervoorzieningen (zie 4.5.19.1-4.5.19.6)
Om in de toekomst meer water in Ieper te kunnen vasthouden, wordt hieronder per afstroomgebied gekeken welke maatregelen best toegepast worden. Het buitengebied wordt hiervoor opgesplitst in zes afstroomgebieden (zie Kaart 57).
| Visie
Kaart 56: Gemiddelde runoff per perceel (huidig)
Kaart 57: Afstroomgebieden buitengebied Ieper
4.5.19.1. BELLEWAERDEBEEK
Gebiedskenmerken:
Het afstroomgebied van de Bellewaerdebeek ligt in het oosten van Ieper tussen het centrum en de gemeentegrens met Zonnebeke. De grootste oppervlakten zijn ingenomen door de landbouw.
In het zuidoosten ligt een natuurgebied (Drieblotenbos/Hoge Netelaar). Ten noorden van de N8 (Meenseweg) ligt het pretpark Bellewaerde. De bodem is grotendeels matig vochtig tot nat en de bodemtextuur is een afwisseling van zandleem, lichte zandleem, klei en leem. Het infiltratiepotentieel is daardoor vooral matig tot slecht (zie Kaart 18). Ondanks de nattere bodems, is er wel veel potentieel om het grondwater op lange termijn aan te vullen. De watersysteemkaart geeft aan dat grote delen in permanent droog gebied liggen en alleen de grotere depressies en de opwaartse delen van de waterlopen in tijdelijk nat gebied liggen. Vanaf het samenvloeien van de twee waterlopen van tweede categorie is de zone rond de waterloop als permanent natte zone geclassificeerd (zie Kaart 19).
Het afvalwater van de verspreide bebouwing is grotendeels nog niet aangesloten op een RWZI of heeft een IBA geïnstalleerd Op korte termijn zijn hier geen rioleringsprojecten gepland.
Knelpunten:
• Wateroverlast: Er is een grote kans op wateroverlast (onder klimaatscenario 2050) langs het traject van de Bellewaerdebeek en in sommige depressies.
• Erosie: Tussen het Bellewaerde park en de Bellewaerdebeek liggen enkele percelen met een middelhoge erosiegevoeligheid. Ten oosten en ten zuiden van het Drieblotenbos hebben enkele percelen een hoge erosiegevoeligheid.
Visie:
Water in het afstroomgebied van de Bellewaerdebeek stoomt water voornamelijk af van landbouwpercelen. Grote zones zijn aangeduid als permanent droog of tijdelijk nat volgens de watersysteemkaart. Elke druppel die ter plaatse gehouden kan worden en idealiter ook infiltreert, draagt bij aan het beperken van afstroom en daardoor mogelijk wateroverlast, maar ook om het gebied klimaatrobuust in te richten.
Het Drieblotenbos ligt in het zuiden van het afstroomgebied en de bron van de Bellewaerdebeek ligt hier. Het ligt dus relatief hoog in het reliëf vergeleken met het resterende afstroomgebied. Volgens de watersysteemkaart ligt het bos deels in permanent droog en deels in tijdelijk nat gebied. Om zowel het natuurgebied, maar ook de lager gelegen gebieden te beschermen, moet ernaar gestreefd worden om het water maximaal binnen het natuurgebied te houden. Er zijn waterelementen aanwezig, die ruimte voor water kunnen bieden, door een stuw te plaatsen aan de overloop naar de waterloop. In bossen worden vaak grachten aangelegd om de bodem te draineren. Drainage moet maximaal beperkt worden. Grachten worden dus best gedempt, verondiept of met schotten voorzien, zodat water meer ter plaatse blijft en minder afstroomt.
De landbouw heeft de grootste delen van het afstroomgebied ingenomen. Op veel plaatsen zijn akkers. Onbeplante akkers kunnen de afstroom verhogen. Kleine landschapselementen tussen de velden kunnen de afstroom tegengaan. Idealiter liggen akkers op de hoger gelegen plaatsen De
Kaart 58: Kansenkaart Bellewaerdebeek
percelen langs waterlopen blijven best weiden, of worden idealiter van akkerland naar grasland omgezet of er dient minstens een voldoende brede grasbufferstrook aangelegd, bij voorkeur in combinatie met niet kerende bodembewerking. Dit is voornamelijk aangeraden langs de Bellewaerdebeek vanaf de Meenseweg (tussen Meenseweg-Zuiderring en ZuiderringZonneebeekseweg). De zones die op de watersysteemkaart als permanent nat aangeduid zijn, komen hiervoor in aanmerking. In deze zones is er het hele jaar door grondwateraanvoer, waardoor de percelen vaak ook iets natter zijn. Door de ligging dichtbij de waterloop hebben ze ook een groter risico om te overstromen. Langs de Bellewaerdebeek zijn drie zones met een grote kans op wateroverlast bij klimaatscenario 2050. Hier wordt een winterbedding voorgesteld (zie Kaart 58), waar de waterloop gecontroleerd buiten zijn oevers kan treden. Om water niet alleen langs de waterloop op te vangen, zijn er ook enkele locaties (Bovenlokale zoekzone onverhard) in tijdelijk natte zones aangeduid die best waterbergend ingericht worden. Ten noorden van het Drieblotenbos is een stuk van de Bellewaerdebeek ingebuisd. Door het openleggen van de waterloop kan meer water opgevangen worden.
Regenwater dat op de straatoppervlakten valt, wordt op veel plaatsen in baangrachten opgevangen. De grachten kunnen een cruciale functie innemen door water niet te laten afstromen, maar meer ter plaatse te houden en zoveel mogelijk te laten infiltreren. Dit kan bereikt worden door de grachten in te richten als infiltratie- of buffergrachten.
4.5.19.2. KANAAL IEPER-IJZER/OUDE VAART
Gebiedskenmerken:
Het afstroomgebied van het kanaal Ieper-IJzer/Oude-Vaart ligt in het noordoosten van Ieper tussen de bedrijvenzone van Ieper en de oostelijke gemeentegrens. In het gebied komt verspreide bebouwing voor, maar de grootste oppervlakte wordt ingenomen door de landbouw. Binnen het gebied stromen meerdere waterlopen richting het kanaal in het westen. Hieronder vallen de Zwaanhofbeek, een waterloop zonder naam (WY.7.7.1.) en de Lutsebeek. De bovenste bodemlaag bestaat bijna overal uit zandleem. Langs de gemeentegrens zijn enkele plaatsen met licht zandleem. De bodemdrainageklasse wisselt af tussen matig vochtig en nat. Het infiltratiepotentieel is grotendeels matig en in depressies of langs de waterloop slecht (zie Kaart 18). Volgens de watersysteemkaart liggen de grootste delen in permanent droog gebied. De waterlopen liggen in tijdelijk nat gebied, de enige uitzondering is de Zwaanhofbeek die ten westen van de Moortelweg in permanent nat gebied ligt (zie Kaart 19).
Door de verspreide bebouwing wordt het afvalwater niet via een riolering naar een RWZI afgevoerd en daar gezuiverd, maar worden hier IBA’s ingezet. Op de meeste plaatsen moeten de IBA’s nog geplaatst worden.
Knelpunten:
In het verleden moesten delen van de Pilkemseweg, de Kleine Poezelstraat en de Slaaktestraat afgesloten worden door wateroverlast. Modelleringen van mogelijke toekomstige wateroverlast beperken zich tot de zones langs de waterlopen.
Visie:
Het huidige en toekomstige risico op wateroverlast in het afstroomgebied van het kanaal IeperIJzer/Oude Vaart is beperkt tot de waterlopen. Het afstromende water heeft wel een grote impact op de bedrijvenzone langs het kanaal. Dit is vandaag al een kwetsbaar gebied en er wordt verwacht dat de wateroverlast in de toekomst zal toenemen. Het is daarom zeer belangrijk dat in het afstroomgebied kanaal Ieper-IJzer/Oude Vaart maximaal erop ingezet wordt dat water zo lokaal mogelijk opgevangen wordt.
Vroeger was het gebied ook al ingenomen door de landbouw met veel weilanden en akkers. Er waren toen wel enkele loofbossen, meestal in de buurt van waterlopen en tussen de velden. De afstroom vanuit bossen is veel lager dan van velden. Het omvormen van velden naar bossen is het ideaal scenario, maar zal niet overal mogelijk zijn. Door het voorzien van kleine landschapselementen tussen en langs de velden, wordt de afstroom beperkt en kan het perceel nog steeds voor teelten gebruikt worden. Andere maatregelen om de afstroom te reduceren kunnen ook toegepast worden, zoals bv. niet-kerende bodembewerking, koolstofopbouw of groenbemesters in de winter. Door het hoge aandeel aan akkers en velden zal in de zomer een grote vraag naar water zijn. Een aanwijzing voor deze hoge watervraag is het aantal grondwaterwinningen. Om het gebied tegen droogte te beschermen, wordt aangeraden dat eerst regenwater opgevangen wordt en maximaal hergebruikt wordt vooraleer men begint grondwater op te pompen. Het aanvullen van het grondwater heeft een lange tijd nodig, terwijl het vullen van een hergebruiksbekken veel sneller kan. Het afstromende water van de grote daken op een landgoed zorgt voor grote watervolumes, die dus best opgevangen worden. Op meerdere plaatsen wordt het regenwater al opgevangen. Naast het opvangen van afstromend water van daken, zijn er ook twee mogelijk locaties aangeduid waar een spaarbekken voor de landbouw aangelegd/uitgebreid zou kunnen worden
De waterlopen zijn grotendeels omgeven van velden. Akkers worden direct naast waterlopen best zo veel mogelijk beperkt, omdat ze voor veel afstroom zorgen. Bijkomend zou rond sommige delen van waterlopen een blauwgroene as aangelegd kunnen worden, die voor meer biodiversiteit zorgt, maar ook extra ruimte aan de waterloop biedt. Als er delen van waterlopen ingebuisd zijn, worden deze beter opengelegd. Tussen velden waar een grote oppervlakte afstroomt, worden ook enkele blauwgroene assen voorgesteld, zoals ten noorden van de Zwaanhofbeek, tussen de Molenstraat en het Ledwigepad en tussen de Sasstraat en de Lutsebeek. Ter hoogte van de kruising tussen de Pilkemseweg en de Zwaanhofbeek wordt aan de oostzijde van de straat best een overstromingszone ingericht
Zoals op veel plaatsen in Ieper zijn naast wegen ook in dit deelgebied een groot aantal baangrachten. Deze kunnen ingezet worden om water tegen te houden en ook voor extra infiltratie zorgen. Grachten die een groter volume afstromend water ontvangen, zijn op kaart aangeduid als infiltratie- of buffergracht (zie Kaart 59). Op lange termijn is de omvorming van elke gracht in een infiltratie- of buffergracht een grote meerwaarde.
Kaart 59: Kansenkaart Kanaal Ieper-IJzer/Oude Vaart
4.5.19.3.
IEPERLEE
Gebiedskenmerken:
Het afstroomgebied van de Ieperlee situeert zich ten noorden van het centrum van Ieper en de gemeentegrens met Lo-Reninge. De Ieperlee stroomt parallel met het kanaal Ieper-IJzer aan de oostzijde van het gebied. Kleinere waterlopen, die in de Ieperlee uitmonden, volgen meestal een west-oost traject. Het gebied is vooral ingenomen door landbouw, met een groot aantal akkers. Tussenin liggen enkele grasvelden, kleine bossen en verspreide bebouwing. De bodemtextuur is zandleem met meer lichte zandleem in het noorden. De bodem is in het zuiden eerder matig vochtig tot nat en in het noorden droog tot matig vochtig. Het infiltratiepotentieel is in het zuidelijke deel daardoor matig en eerder goed in het noorden (zie Kaart 18) De watersysteemkaart classificeert het gebied als permanent droog. In het zuiden zijn er meer zones in licht bruin en in het noorden meer donkerbruin. Waterdruppels die infiltreren zullen in het noorden de langste verblijfstijd hebben. De kleinere waterlopen, die richting de Ieperlee stromen, liggen in tijdelijk nat gebied. De omgeving van de Ieperlee ligt in permanent nat gebied (zie Kaart 19).
Knelpunten:
In het verleden moesten de Grenadiersstraat en de Kapellestraat afgesloten worden door water op straat. Modelleringen van toekomstige klimaatomstandigheden (2050) voorspellen dat zich water zal verzamelen in depressies verdeeld over het hele gebied met beperkt effect op de bebouwing. De Ieperlee heeft een grote kans dat ze buiten haar oevers treedt vanaf een T10 (een bui die statistisch gezien eenmaal om de tien jaar voorkomt)
Visie:
De Ieperlee wordt gevoed door water dat toekomt op stuw 1 en het afstromend water binnen dit deelgebied. Om de waterloop zo weinig mogelijk extra te belasten, moeten ook in dit gebied maatregelen toegepast worden, die water meer ter plaatse houden. Veel akkers liggen naast elkaar en gaan zonder groenstrook in elkaar over. Akkers kunnen de afstroom van regenwater verhogen, zeker als het perceel niet beplant is of nieuwe teelten net ingezaaid zijn. Als de velden omgeven zijn door een grasstrook of struiken, vangen deze een deel van het afstromende water op en het water stroomt daardoor trager richting de lager gelegen plaatsen Ten noorden van de Noordhofweg is een zone met veel akkers. Het aanleggen van kleine landschapselementen zal hier dus een groot verschil maken om de afstroom te beperken. Hiernaast worden ook andere maatregelen aangeraden zoals bv. niet-kerende bodembewerking of koolstofopbouw (zie ook 5.1.4). Op plaatsen waar veel water afstroomt en het landschap zeer open is, kunnen ook blauwgroene assen aangelegd worden. Mogelijke locaties zijn ten oosten van de Reningestraat, ten noorden van de Noordhofweg of ten oosten van de Hynderickstraat. In het westelijke deel van het afstroomgebied vinden we kleinere bossen tussen de velden. Deze liggen vaak strategisch goed om ze in te zetten om water afstromend van de velden af te remmen en te
Hemelwater- en droogteplan Ieper
bergen. Een andere mogelijkheid om afstroom te beperken is een verhoging (kleine dam) aan de laagste kant van het perceel. Ten zuidwesten van de Greadiersstraat zou een ophoging de wateroverlast (huidig en toekomstig) op de straat kunnen beperken.
Kaart 60: Kansenkaart Ieperlee
Door het hoge aantal velden en akkers in het afstroomgebied zal er in de (droge) lente- en zomermaanden een grote vraag naar water zijn. Ter hoogte van de Veurneseweg 37 zou een spaarbekken voor de landbouw aangelegd kunnen worden, dat gevoed wordt door afstromend water van de onverharde oppervlakte. Op de velden errond worden teelten (bv. aardappelen, granen, mais, kruiden) aangebouwd. Op lange termijn kan een leidingnetwerk uitgebouwd worden, zodat het water niet meer apart getransporteerd moet worden. Mocht een leidingnetwerk niet gewenst zijn, is de locatie ook goed bereikbaar.
In het afstroomgebied zijn een groot aantal baangrachten aanwezig. Vroeger zijn ze ingezet om water zo snel mogelijk af te voeren. Tijdens droogtetijden en bij hevige of langdurige regen, willen we de snelle afvoer zoveel mogelijk beperken. De grachten kunnen dan ook een belangrijke functie innemen om water af te remmen. Grachten die prioritair als infiltratie- of buffergracht ingericht worden, zijn aangeduid op Kaart 60 Deze locaties zijn gekozen omdat er een natuurlijke afstroomlijn parallel of loodrecht op de gracht uitkomt. Op plaatsen waar gracht en afstroomlijn loodrecht op elkaar lopen, kan aan de westelijke kant misschien ook een verhoging geplaatst worden, zodat het water nog meer afgeremd wordt. Langs de Hynderickstraat zou een dam/verhoging een mogelijkheid zijn, zodat het water minder snel naar de Ieperlee afstroomt. De waterlopen in het gebied liggen deels in tijdelijk nat en deels in permanent nat gebied van de watersysteemkaart. Het bufferen van water in tijdelijk nat gebied kan een grote bijdrage leveren aan het aanvullen van de grondwaterstanden. Door het plaatsen van stuwen in de bovenlopen van de waterlopen zou meer water gebufferd kunnen worden, zal water minder snel via de Ieperlee afgevoerd worden en zou een deel ook kunnen infiltreren. Meer stroomafwaarts is een verhoogd risico op toekomstige wateroverlast langs deze waterlopen. Om ervoor te zorgen dat minder water naar de Ieperlee afstroomt en de waterloop gecontroleerd buiten zijn oevers zou kunnen treden, zijn enkele plaatsen aangeduid waar een winterbedding ingericht zou kunnen worden. Ook langs de Ieperlee zijn geschikte plaatsen aangeduid op Kaart 60 Om schade op akkers te voorkomen, is het aangeraden om langs de waterlopen en in permanent natte zone (zie Kaart 19) akkers om te vormen naar grasland
4.5.19.4. GROTE KEMMELBEEK
Gebiedskenmerken:
Het afstroomgebied van de Grote Kemmelbeek situeert zich in het westen van het grondgebied van Ieper en neemt ongeveer een derde van het hele grondgebied in. In het zuiden van het gebied ligt de Dikkebusvijver. Deze wordt gebruikt voor de productie van drinkwater en als bufferbekken om piekafvoeren op te vangen De omgeving en de vijver hebben hiernaast ook nog een recreatieve functie. De Dikkebusvijver wordt gevoed door de Kleine Kemmelbeek vanuit het zuiden (zie 4.5.19.5). De Rattestaartbeek zou de vijver theoretisch ook voeden, maar door de slechte waterkwaliteit wordt deze omgeleid naar de Dikkebusbeek. De Grote Kemmelbeek stroomt centraal in het gebied van zuid naar noord. Vanuit de oostelijke en westelijke kant
monden verschillende waterlopen uit in de Kemmelbeek. Dit zijn vanuit het oosten de Klijtebeek, de Vuilebeek, de Wanebeek en vanuit het westen de Korte Beek, de Ganzenbeek en de Paddenbeek. Het gebied is grotendeels ingenomen door landbouw. In het westen ligt het bosgebied Galgebossen en er is ook verspreide bebouwing aanwezig. De dominerende bovenste bodemlaag is zandleem. Langs de waterlopen komt ook klei voor. Ten zuiden van Vlamertinge en ten noorden van Elverdinge komt ook lichte zandleem verspreid voor. Terwijl het zuidelijke gedeelte vooral matig vochtig tot nat is, wordt de bodem richting het noorden iets droger. Alleen langs de waterlopen is de bodem meestal nat. Het infiltratiepotentieel is dan ook voornamelijk goed tot matig (zie Kaart 18) De watersysteemkaart geeft aan dat ten westen van de Grote Kemmelbeek veel plaatsen zijn met donkerbruine zones (permanent droog). Ten oosten van de Grote Kemmelbeek zijn er ook veel permanent droge zones, maar zal de verblijfstijd van water iets korter zijn (zie Kaart 19). De bovenlopen van de waterlopen liggen in tijdelijk nat gebied, maar hoofdzakelijk is de zone rond de waterlopen permanent nat. Door de verspreide bebouwing wordt op de meeste plaatsen het afvalwater in een IBA gezuiverd. Hiervan moet nog een deel geplaatst worden.
Knelpunten:
De Grote Kemmelbeek is in het verleden al vaker buiten haar oevers getreden. Het risico op wateroverlast rond de Grote Kemmelbeek wordt ook onder toekomstige klimaatomstandigheden gemodelleerd. Bijkomend kan er ook wateroverlast optreden in kleine depressies en langs alle zijwaterlopen van de Grote Kemmelbeek.
Visie:
De Grote Kemmelbeek is de grootste waterloop in het gebied en vangt al het water binnen het gebied op. De waterloop zelf heeft niet te veel plaats en treedt daarom ook snel buiten haar oevers. Om toekomstige wateroverlast rond de Grote Kemmelbeek tegen te gaan, moet water uit de hoger gelegen gebieden en langs de zijlopen zo veel mogelijk lokaal opgevangen worden en de afstroom beperkt worden. Het gebied is vooral ingenomen door landbouw en er zijn veel akkers. De afstroom van akkers is het hoogst. Om de afstroom van de akkers te beperken, zijn er verschillende mogelijkheden. Kleine landschapselementen tussen de velden vangen een deel van het water op. Op het perceel zelf wordt er mits het mogelijk is niet in dezelfde richting als de afstroom geploegd. Een onbeplante akker wordt best vermeden. Er kan met tussengewassen gewerkt worden en bij teelten zoals mais, kan ook met een trager groeiend gewas tussen de mais gewerkt worden. Doordat er een aantal waterlopen door het gebied stromen, liggen ook veel akkers naast een waterloop. Het risico op verlies van (een deel) oogst is hoog, als de waterloop buiten haar oevers treedt. Het is daarom aangeraden om de percelen/een brede strook naast een waterloop en in permanent natte zone volgens de watersysteemkaart (zie Kaart 19) als grasveld aan te leggen.
De klimaatmodellen voorspellen tijdens de zomer langere droogte en hitteperioden. De vraag naar water zal dan hoog zijn. Aan de Hallebaststraat zou een spaarbekken voor de landbouw
geplaatst kunnen worden. Het bekken kan gevoed worden door afstromend water van de velden en water van de baangrachten. Er is duidelijk vandaag al een grote vraag naar water in de directe omgeving omdat er al meerdere grondwaterwinningen zijn. Binnen het project Water-Land-Schap wordt momenteel ook nagegaan of bijkomende vulplaatsen en ook spoelplaatsen wenselijk zijn.
Kaart 61: Kansenkaart Grote Kemmelbeek
De zijlopen van de Grote Kemmelbeek liggen voor een groot deel in tijdelijk nat gebied volgens de watersysteemkaart (zie Kaart 19). Deze zones zijn zeer geschikt om op vertraagde infiltratie en berging in te zetten. Langs de waterlopen, die in tijdelijk natte zone liggen, is het dan ook aangeraden om ruimte voor water te voorzien, zodat het water niet snel kan afstromen, maar deels gebufferd wordt. Op Kaart 61 worden geschikte locaties aangeduid als blauwgroene as. Meer ruimte voor water zou ook de wateroverlast (voornamelijk ook na de kruising met de Steenstraat) rond de Wanebeek kunnen beperken, als de waterloop langs het traject plaats krijgt en vertraagd wordt. Sommige delen van deze waterlopen zijn ook deels ingebuisd. Door de waterloop open te leggen, wordt er meer ruimte voor water gecreëerd. Dit is bv. het geval op de Ganzenbeek (dit is ook opgenomen in de stroomgebiedbeheerplannen – actie 8A_D_0150) of de waterloop t.h.v. van de Vijfgebodenstraat (WY.9.13).
In het afstroomgebied van de Grote Kemmelbeek zijn ook weer een groot aantal grachten, die een groot verschil kunnen maken om water te bufferen, maar ook ingezet kunnen worden om meer water te infiltreren. Op lange termijn worden idealiter alle grachten met schotten voorzien, zodat ze een bufferende en infiltrerende functie hebben. De grachten die een grote impact op de afstroom hebben, zijn op Kaart 61 aangeduid als infiltratie- of buffergracht. Belangrijk is dat op de grachten die infiltrerend en/of bufferend ingericht worden geen afvalwater geloosd wordt.
De Grote Kemmelbeek zal als laagste punt in het gebied altijd het meeste water ontvangen. In extreme situaties (hevige of langdurige regen) is hier dan ook een verhoogd risico op wateroverlast. Door maatregelen toe te passen op hoger gelegen plaatsen, zal de mogelijke overlast beperkt worden. Door gecontroleerde overstromingszones langs de Grote Kemmelbeek in te richten, zal bestaande infrastructuur beter beschermd kunnen worden tegen wateroverlast. Vanuit waterperspectief zijn volgende locaties geschikt om een overstromingszone in te richten: ten zuiden van de Grote Branderstraat, aan de uitmonding van de Klijtebeek in de Grote Kemmelbeek (t.h.v. Bellestraat) en ten noorden van Elverdinge In Vlamertinge ten zuiden van de Poperingseweg wordt reeds concreet gekeken om een gecontroleerd overstromingsgebied aan te leggen.
4.5.19.5. BOLLAERTBEEK-ZILLEBEEK-DIKKEBUSBEEK
Gebiedskenmerken: Het afstroomgebied van de Bollaertbeek, Zillebeek en Dikkebusbeek is een zeer belangrijk gebied, omdat het de watertoevoer voor het drinkwaterwingebied Verdronken Weide en de Vesten bepaalt Het gebied is voornamelijk ingenomen door landbouw. In het zuidwesten ligt het natuurgebied De Palingbeek en het Molenbos. De bebouwing is verspreid. De bodem is voornamelijk een matig vochtige tot natte zandleembodem, alleen in het oosten rond het dorp Zillebeek is de bodemtextuur licht zandleem. Algemeen is het infiltratiepotentieel matig en langs de waterlopen of op plaatsen met nattere bodems slecht (zie Kaart 18) De hoger gelegen plaatsen liggen in een permanent droge zone volgens de watersysteemkaart (zie Kaart 19). De grotere
waterlopen liggen in permanent natte zone en de bovenstroomse kleinere waterlopen zoals bv delen van de Elzenwallebeek, de Haringebeek en de Klijtgatbeek liggen in een tijdelijk natte zone. Afvalwater wordt bij veel woningen met een IBA gezuiverd, die op een aantal locaties nog geplaatst moet worden. Er zijn ook nog enkele groene clusters (o.a. Dikkebusweg, Kemmelseweg/Slijpstraat, Sint-Elooi) waar nog riolering gelegd moet worden en deze dan ook nog aangesloten moet worden op de zuiveringsinstallatie Een decentrale waterzuivering kan ook een mogelijke piste zijn voor Sint-Elooi. Bewoners binnen het projectgebied van Water-Land-Schap moeten de IBA plaatsen tegen eind 2025 en zijn hierover geïnformeerd.
Knelpunten:
• Gerapporteerde wateroverlast: in het verleden is wateroverlast voorgekomen in Voormezele langs de Bollaertbeek, de Elzenwallebeek en de Haringebeek, aan de Kleine Waterloop en in Zillebeek langs de Pollepelbeek Langs de Dikkebusbeek moest het Dikkebusvijverpad afgesloten worden, omdat de Dikkebusbeek buiten zijn oevers was getreden.
• Toekomstig risico op wateroverlast: Met het klimaatscenario 2050 wordt gemodelleerd dat er een grote kans (T10) op wateroverlast is langs heel het traject van de Bollaertbeek, met grote impact op de bebouwing in Voormezele (zie 4.5.16). Ook langs de kleinere waterlopen kan er wateroverlast optreden.
• Erosie: Ten zuiden en ten oosten van het dorp Sint-Elooi en ten zuidwesten van het dorp Zillebeek aan de noordelijke percelen aan de Klijtgatbeek zijn er percelen met een medium tot hoge kans op bodemerosie (zie Kaart 5)
• Waterkwaliteit: Er is vandaag geen verbinding tussen de Zillebeek en de Zillebekevijver door een te slechte waterkwaliteit. Bij een verbeterde waterkwaliteit is het wenselijk om de waterloop wel met de vijver de verbinden.
Visie:
Het afstroomgebied van de Bollaertbeek-Zillebeek-Dikkebusbeek is een cruciale schakel in het watersysteem van het centrum van Ieper. Om het gebied te beschermen tegen de gevolgen van droogte, moet juist omgegaan worden met de kleinere, frequente buien. Deze moeten zo veel mogelijk lokaal opgevangen moeten worden en maximaal geïnfiltreerd worden. Naast de uitdagingen rond droogte, is het gebied ook gevoelig aan wateroverlast. Door maatregelen toe te passen die de afstroom beperken en water lokaal infiltreren bij frequente buien, zal wateroverlast al minder voorkomen. Tijdens langdurige of hevige regen wordt er best op strategisch geschikte plaatsen ruimte voor water gereserveerd, zodat er geen ongecontroleerde wateroverlast ontstaat.
In het gebied zijn veel akkers. De akkers gaan naadloos in elkaar over. Het is dan ook aangeraden om tussen de velden kleine landschapselementen te voorzien, die voor minder afstroom zullen zorgen en ook voor een verhoging van de biodiversiteit. Bijkomen zijn ook op de velden maatregelen nodig om de afstroom te beperken (bv. niet-kerende bodembewerking,
Hemelwater- en droogteplan Ieper
Kaart 62: Kansenkaart Bollaertbeek-Zillebeek-Dikkebusbeek
Visie groenbemesters, koolstofopbouw, …). Langs percelen met een verhoogd risico op erosie (zie Kaart 5) worden in het kader van het erosiebestrijdingsplan en Water-Land-Schap grasbufferstroken of grasgangen voorgesteld. Deze maatregelen houden niet alleen sediment tegen, maar ook afstromend water. Voorgestelde gasbufferstroken en grasgangen uit het erosiebestrijdingsplan zijn mee opgenomen in de visie van het hemelwater- en droogteplan.
Het Molenbos in het zuidoosten ligt deels in permanent droog en deels in een tijdelijk natte zone volgens de watersysteemkaart (zie Kaart 19). Regenwater dat in deze zone kan infiltreren, heeft dus een lange verblijfstijd en zorgt ervoor dat het grondwater aangevuld wordt. Het bos ligt ook stroomopwaarts van de Klijtgatbeek. Water dat in het bos opgevangen kan worden en niet afstroomt, zorgt ervoor dat het bos niet direct de gevolgen van droogte zal voelen, maar zorgt ook voor minder afstromend water richting de Klijtgatbeek. Langs de Klijtgatbeek liggen veel akkers en velden. Ten westen van de Vaartstraat ligt de waterloop in een permanent natte zone. De aangrenzende velden worden op lange termijn best volledig of deels (brede grasbufferstrook) omgevormd naar grasland. Langsheen de waterloop kan een blauwgroene as ingericht worden, die ruimte voor water en groene elementen voorziet. Naast een mogelijke blauwgroene as langs de Klijtgatbeek worden blauwgroene assen voorgesteld op grotere afstroomassen ten westen van de Bollaertbeek en tussen de Kriekstraat en de Dikkebusbeek, die ook gelegen zijn in tijdelijk natte zones
In het afstroomgebied is door het groot aantal akkers en de vele landbouwpercelen een grote vraag naar water. Dit is vandaag al zichtbaar door het groot aantal grondwaterwinningen. Het oppompen van grondwater wordt best vermeden, omdat het aanvullen van het grondwater een zeer lange tijd nodig heeft en niet direct herstelt na een lange droogteperiode. Beter wordt regenwater ingezet om die watervraag te beantwoorden. Regenwater van grote daken kan opgevangen worden en hergebuikt worden. Doordat er grote volumes water nodig zijn in de landbouw kan ook op zoek gegaan worden naar samenwerkingen tussen landbouwers of bedrijven met grote dakoppervlakten, die regenwater kunnen capteren en ter beschikking stellen. Hiernaast zijn er twee locaties in het afstroomgebied voorgesteld waar een spaarbekken voor de landbouw geplaatst zou kunnen worden (aan de Slijpstraat en de Vaartstraat). In het kader van het Water-Land-Schapsproject ‘Robuuste Waterlopen Westhoek’ wordt nagegaan of er een captatiepunt aan het bestaande GOG in Voormezele geplaatst kan worden.
Langs bijna elke straat in het gebied ligt een gracht langs de weg. Grachten hadden vroeger de hoofdfunctie om het water snel af te voeren. Zij dragen dus bij aan een snelle afvoer van water richting de waterloop. Dit willen we in de toekomst vermijden. De grachten kunnen een nieuwe belangrijke rol innemen, als ze ingericht worden als infiltratie- of buffergracht. Grachten, die best prioritair met schotten en stuwen ingericht worden, zijn aangeduid op Kaart 62. Specifiek de Kemmelseweg kan ervoor zorgen dat minder water afstroomt naar de Bollaertbeek. Door het omvormen van grachten naar infiltratie- en buffergrachten kunnen ze bijdragen aan een betere waterkwaliteit van de waterloop. Naast inspanningen door de landbouwers om minder bestrijdingsmiddelen te gebruiken en puntvervuiling te voorkomen, kan het al dan niet gecontamineerde sediment in de compartimenten van de grachten bezinken en het ‘zuivere’ water stroomt verder richting de waterloop
In perioden van langdurige of hevige regen zullen bovenstaande maatregelen niet voldoende zijn om wateroverlast te vermijden. Langsheen de waterlopen worden best zones ingericht waar de
Hemelwater- en droogteplan Ieper
waterloop gecontroleerd buiten haar oevers mag treden. In Voormezele is al een overstromingszone ingericht, maar deze is niet voldoende. Andere mogelijk locaties zijn aan de Haringebeek, de Elzenwallebeek, de Bollaertbeek, de Kleine Waterloop en de Klijtgatbeek. De provincie West-Vlaanderen heeft plannen om meer ruimte voor water te creëren aan de Verdronken Weide en aan de Bollaertbeek ten zuiden van de Komenseweg (zie 2.4.2)
Het afstroomgebied ontvangt niet alleen afstromend water van het grondgebied Ieper. De Bollaertbeek stroomt vanuit de buurgemeente Heuvelland naar Ieper. Maatregelen om de wateren sedimentstroom af te remmen en op te houden zijn dan ook in het bovenstroomse stuk belangrijk. Dit is cruciaal om het risico op wateroverlast in Voormezele te beperken. Maatregelen om de afstroom te beperken vanuit Heuvelland zijn opgenomen in het hemelwater- en droogteplan van Heuvelland en het actieplan van Water-Land-Schap
4.5.19.6. L
EIEBEKKEN
Gebiedskenmerken:
Het afstroomgebied Leiebekken ligt in het zuiden van Ieper. De waterlopen de Rozenmeersbeek, de Palingbeek en de Korte Keerbeek liggen binnen het gebied en stromen in zuidelijke richting. Het digitaal hoogtemodel toont dat de gebieden in het noordwesten hoger liggen dan het zuidoosten. Op de hoger gelegen gebieden zijn er een aantal bossen, die grotendeels in tijdelijk nat gebied liggen volgens de watersysteemkaart (zie Kaart 19). Op de lager gelegen gebieden is de ruimte ingenomen door de landbouw waar akkers en weilanden elkaar afwisselen. Het noordelijke gedeelte heeft een matig vochtige lichte zandleembodem. Het zuidelijke gedeelte is natter en de twee dominerende bodemtexturen zijn zandleem en klei. Dit betekent dat het infiltratiepotentieel in het noordelijke gedeelte matig is, terwijl in het zuiden infiltratie slechts zeer beperkt mogelijk zal zijn. Door de verspreide bebouwing wordt er gekozen om het afvalwater via IBA’s te zuiveren. Deze moeten nog op een aantal locaties geplaatst worden.
Knelpunten:
• Wateroverlast: Langs de Rozenmeersbeek en de Palingbeek is een verhoogd risico op wateroverlast.
• Erosie: Ten zuiden van de bossen zijn een aantal velden met een medium tot hoge kans op erosie (zie Kaart 5)
Visie:
In het afstroomgebied Leiebekken is het belangrijk dat de hoger gelegen bossen zo veel mogelijk water ophouden. De bossen liggen zowel op matig infiltreerbare bodem (zie Kaart 18) alsook grotendeel in permanent droge zone volgens de watersysteemkaart (zie Kaart 19). Elke druppel die hier kan infiltreren, zorgt voor een zeer positief effect op de grondwaterstanden. Er zijn ook enkele niet-geklasseerde waterlopen die met schotten voorzien zouden kunnen worden, zodat water minder snel afgevoerd wordt. Dit is bijvoorbeeld het geval aan de Palingbeek of de Korte Keerbeek. In het Groenenbos is ook een beek waar schotten geplaatst zouden kunnen worden,
zodat het water een lange verblijfstijd in het natuurgebied heeft. Dit zorgt ervoor dat het natuurgebied minder snel de gevolgen van droogte zal voelen en het stroomafwaarts gelegen gebied bij hevige of langdurige regen minder gevoelig zal zijn aan wateroverlast.
Kaart 63: Kansenkaart Leiebekken
Ten westen van het kanaal van Ieper naar Komen ligt een golfterrein Tijdens de zomermaanden moeten de grasvelden besproeid worden en is een grote hoeveelheid water nodig. Er zijn vijvers op het terrein, die best ingeschakeld worden om te bufferen. Deze vijvers vormen vandaag al een habitat voor de kamsalamander. Een bufferende functie van de vijvers mag nooit een negatief ecologisch effect hebben. Er is ook een vergunde grondwaterwinning met een hoog jaarlijks debiet op het terrein. Als meer regenwater op het terrein opgevangen kan worden, is het vanzelfsprekend dat maximaal regenwater voor het besproeien gebruikt wordt en het gebruik van grondwater zoveel mogelijk vermeden wordt. Naast het golfterrein zijn er ook andere vergunde grondwaterwinningen in het afstroomgebied. Ook hier wordt aangeraden om zo veel mogelijk regenwater op te vangen en te hergebruiken, zodat zo weinig mogelijk grondwater opgepompt moet worden.
Het gebied ten zuiden van de natuur- en bosgebieden is ingenomen door landbouw, waarbij meer weilanden in het noordoosten voorkomen en meer akkers in het zuidwesten. In heel het gebied is het aantal kleine landschapselementen beperkt. Door extra kleine landschapselementen aan te leggen, zal minder water afstromen en meer kunnen infiltreren. In het zuiden is de bodem eerder nat, waardoor infiltratie beperkt zal zijn. Net in dit gebied komen ook veel akkers voor. De afstroom is hier dus zeer hoog. Kleine landschapselementen zijn hier zeer belangrijk, maar ook andere buffervoorzieningen zoals het omvormen van grachten naar infiltratie- en buffergrachten, en maatregelen op de velden zelf (bv. niet-kerende bodembewerking), zijn cruciaal. In het erosiebestrijdingsplan zijn ook grasbufferstroken en grasgangen voorgesteld, die in de visie van het hemelwater- en droogteplan overgenomen worden. Het aanleggen hiervan kan voor een reductie van de afstroom zorgen.
In het uiterste zuiden rond de Palingbeek is het gebied permanent nat volgens de watersysteemkaart en slecht infiltrerend. Omdat dit ook het laagste punt van het gebied is, zal water zich hier bij grote neerslagvolumes verzamelen en kan onder toekomstige klimaatomstandigheden voor overlast zorgen. Inspanningen stroomopwaarts zijn voor dit gebied dus zeer belangrijk Om de schade op landbouwpercelen door mogelijke overstromingen langs de Palingbeek te beperken, is het aangeraden om de akkers (deels) te vervangen door graslanden (door bv. grondenruil) Bijkomend kan een gecontroleerde overstromingszone ingericht worden waar de Rozenmeersbeek uitmondt in de Palingbeek. Langs de Rozenmeersbeek kunnen ook twee overstromingszones voor de kruising met de Komenseweg en het kanaal aangelegd worden
5.
MAATREGELEN EN ACTIEPLAN
In deel 0 Visie werd een algemene visie voor de stad Ieper opgesteld, die per deelzone verder werd uitgewerkt. In deel 4.3 Typestraten werden de straten in de stad Ieper opgedeeld in drie straattypeprofielen, met daaraan gekoppeld mogelijke maatregelen die in dit type straat kunnen getroffen worden. Meer informatie over hoe deze en andere maatregelen tegen wateroverlast en droogte concreet kunnen worden toegepast, wordt hieronder verder uitgewerkt. Het volgende deel van dit hoofdstuk beschrijft projecten vanuit de visie, die de stad Ieper in de volgende jaren kan uitvoeren. In het laatste deel worden indicatoren bepaald en operationele doelstellingen vastgelegd, die het mogelijk maken om de voorgestelde doelstellingen te monitoren en de uitvoeringvanhetplanteevalueren.
5.1. MAATREGELEN
5.1.1. MAATREGELEN VOOR STRAATTYPEPROFIELEN
Onder paragraaf 4.3 worden drie straattypeprofielen voorgesteld. Op Kaart 21 worden de straten in de stad Ieper ingedeeld in deze drie categorieën o.b.v. hun waterfunctie:
• Infiltratiestraat
• Retentiestraat
• Watervoerende straat.
De indeling geeft een indicatie van het potentieel van de verschillende straten in de stad Ieper en laat toe gerichte maatregelen voor te stellen op straatniveau. Ze kan als leidraad dienen wanneer een straat wordt heraangelegd. Dit laat toe maatregelen voor een verbeterd waterbeheer in te zetten daar waar deze het meeste opleveren, en zo slim te investeren in een geoptimaliseerde waterhuishouding op straatniveau. De ingedeelde typestraten geven de lange termijnvisie weer en het kan dus zijn dat deze in sommige gevallen niet overeenkomen met de huidige functie van de straten.
Het is belangrijk hierbij te onthouden dat deze indeling enkel een eerste indicatie geeft, en dit bij uitwerking verder op projectniveau dient bekeken te worden. Onder andere in dichtbebouwde gebieden, waar de aard van de bodem voornamelijk antropogeen is, zijn infiltratieproeven aangewezen om meer zekerheid te krijgen over het infiltratiepotentieel op straatniveau. Daarnaast is het ook altijd van belang om uiteraard rekening te houden met de noden vanuit mobiliteit en de noodzakelijke onderhoud.
5.1.1.1.
ALGEMENE MAATREGELEN
Ontharding heeft de hoogste prioriteit op de Ladder van Lansink en is dan ook een belangrijke maatregel om het waterbeheer op straatniveau voor elk type straat te verbeteren. Er moet steeds kritisch worden gekeken naar de noodzakelijke verharding en waar mogelijk moet worden onthard. Hieronder worden enkele mogelijke onthardingsmaatregelen op straatniveau opgelijst:
• Versmallen rijweg.
• Boomvakken aan elkaar sluiten tot één groot groen boomvak, dat enkel onderbroken wordt ter hoogte van opritten
• Verkeerselementen zoals verkeersremmers onverhard aanleggen.
• Afstemmen parkeeraanbod op vraag en overbodige parkeerplaatsen ontharden.
• Waar verharding noodzakelijk is, maar de belasting beperkt, kan gewerkt worden met halfverharding. Enkele mogelijke locaties voor halfverharding zijn:
o Parkeerplaatsen.
o Voetpaden.
o Rijweg (bv. in geval van een woonerf)
Figuur 19: Vlnr: (1) Versmald voet-fietspad met uitwijkmogelijkheid over waterdoorlatende verharding (Overijse). © Aquafin; (2) Tuinstraat met zowel rijweg als parkeervakken aangelegd in halfverharding (Aziëlaan, Wilrijk).
© Aquafin.
5.1.1.2. INFILTRATIESTRAAT
In dit type straten zal een groot deel van het hemelwater kunnen infiltreren in de grond en de focus ligt hier dus op infiltratie van water. Enkele mogelijke maatregelen waar in dit type straat kan op worden ingezet om infiltratie te bevorderen, zijn:
• Bovengrondse infiltratievoorzieningen:
o Groene infiltratieberm
o Infiltratiekom/wadi
• Infiltrerend inrichten:
o Verkeerselementen
o Plantvakken
o Parkeerplaatsen
Zowel de breedte als de functie van de weg (hoofdbaan, lokale weg, etc.) zal bepalen welke maatregelen waar kunnen toegepast worden. Zo kan in brede straten zonder doorvoerfunctie enkel de strikt noodzakelijke wegbreedte worden verhard en kan de rest van de ruimte worden benut voor infiltratie. Hier bestaat de mogelijkheid om deze in te richten als woonerf, speelstraat of parkstraat. In drukkere en/of smallere straten zullen de mogelijkheden beperkter zijn, maar kan in de ruimte zonder transportfunctie alsnog maximaal worden ingezet op infiltratie. Hier kunnen ook ondergrondse infiltratievoorzieningen worden overwogen, zoals een infiltrerende onderfundering of infiltratieleiding.
Figuur 20. Vlnr: (1) Ontharding met boven- en ondergrondse infiltratie in centrum Antwerpen © Aquafin; (2) Infiltrerende plantvakken in Aziëlaan (tuinstraat Wilrijk). © Aquafin
5.1.1.3. RETENTIESTRAAT
In dit type straten zal een deel van het hemelwater kunnen infiltreren in de grond. De focus ligt hier op buffering en vertraging van water. Hier kunnen buffervoorzieningen worden voorzien om het hemelwater voldoende te bergen, zodat lager gelegen straten worden gevrijwaard van wateroverlast. Enkele mogelijke maatregelen waar in dit type straat kan op worden ingezet om zowel infiltratie als retentie te bevorderen, zijn:
• Aanleg (infiltrerende) buffervoorzieningen:
o De vrije ruimte in deze straten kan bufferend worden ingericht. We denken hierbij bv. aan verdiept aangelegde groenzones waarin het water kan afstromen (Figuur 21).
o Buffergrachten
o Verbinding met een bufferbekken of buffervoorzieningen buiten het weglichaam, indien in de straat zelf onvoldoende plaats kan worden gevonden voor de aanleg buffervoorzieningen.
o Poreuze buizen, ook infiltratieleidingen genoemd
• Vertragingsmaatregelen met focus op vasthouden van water (bv. groenstroken met uitgespreide begroeiing, slalommende structuren gekoppeld aan retentiezone)
en droogteplan
In de bredere straten kan er maximaal worden gefocust op het water zoveel mogelijk ter plaatse houden, zodat deze een waterbergende functie kunnen vervullen. De focus ligt hier op bovengrondse bergingsmaatregelen. Waar mogelijk kunnen buffers infiltrerend worden ingericht. Door daar waar mogelijk extra te bufferen, kan een mogelijk buffertekort in aanpalende (smallere) straten worden gecompenseerd. De beperktere bovengrondse mogelijkheden in smallere straten zorgen dat er hier vaak meer gefocust wordt op watervertragende maatregelen. Hier kunnen ook ondergrondse infiltratie en buffervoorzieningen worden overwogen.
Mogelijke vertragingsmaatregelen waarbij de inplanting zoveel mogelijk wordt uitgespreid en focust op water vasthouden. © Aquafin.
5.1.1.4. WATERVOERENDE STRAAT
In dit type straten wordt beoogd om overtollig water, bij zware regenbuien, af te voeren. Bij hevige regenval kan water op straat worden toegelaten, indien daarbij geen woningen worden bedreigd. In het geval van dreigende wateroverlast kan het interessant zijn om water om te leiden of te verdelen naar meerdere afvoerpunten.
• Voorzien afvoerweg voor water in geval van hevige regenval:
o Bovengronds in de vorm van een gracht of door de straat aan te leggen in de vorm van een U.
o Ondergronds als RWA-leiding
• Veiligheidsmaatregelen:
| Maatregelen en actieplan
Figuur 21. Vlnr en vbno: (1) Wadi in Vlamertinge; (2) Bufferend plantvak (Aziëlaan Wilrijk, tuinstraat); (4, 5 en 6)
o Voorkomen dat water bij hevige regenval tot aan de huizen komt bv. door het verlagen van het straatniveau
o Beschermen huizen tegen wateroverlast door lokale beschermingsmaatregen zoals een schot voor de deur.
• Vertragingsmaatregelen om watertransport over het oppervlak zoveel mogelijk af te remmen en te geleiden, zonder de transportfunctie van de straat te hinderen (bv. verlaagde zones die afwaarts zijn begrensd met drempels, groenstroken met stevige begroeiing).
Figuur 22 Vlnr en vbno: (1) Gracht met bufferschotten © Kruisem; (2) Verhoogde borduren van voetpaden in Parijs © Aquafin; (3) Doorvoer waterloop in groenberm straat © svrdesign.com; (4, 5, 6) Mogelijke vertragingsmaatregen waarbij de focus ligt op het onderbreken van de afstroming De ingrepen mogen de transportfunctie van de straat niet hinderen en worden ingezet op plaatsen waar extra ruimte ter beschikking is, of als verkeersbegeleidende ingreep. © Aquafin.
5.1.2. MAATREGELEN OP OPENBAAR DOMEIN
5.1.2.1. ONTHARDING
Vroeger kozen we standaard zo veel mogelijk voor een niet-waterdoorlatende ondergrond. Rekening houdend met onze huidige leefomgeving willen we de natuurlijke situatie van het watersysteem terug zo dicht mogelijk benaderen. Hiervoor moet het water de kans krijgen om in de grond te sijpelen alvorens het afstroomt. Om dit te bereiken is het cruciaal om in te zetten op ontharding. Bij de (her)aanleg van infrastructuur moet de vraag gesteld worden welke verharding absoluut noodzakelijk is, bijvoorbeeld om stabiliteitsredenen. Op alle andere plaatsen kan gekeken worden naar een waterdoorlatend oppervlak.
Hieronder enkele mogelijkheden voor bestaande verharding:
• Op veel plaatsen is de aanwezige verharding niet noodzakelijk. Een grasstrook of bloemenperk kunnen voor deze zones dezelfde functie vervullen. Dit is bijvoorbeeld het
geval bij veel pleinen. Waar mogelijk kunnen deze groen worden aangelegd. Een voorbeeld op straatniveau is het uitbreken van (delen van) voetpaden zodat boomspiegels kunnen worden omgevormd naar (deels) doorlopende groenstroken. Dit heeft als bijkomend voordeel dat het ook een aangenamere leefomgeving creëert en het hitte-eiland effect kan reduceren.
• Op plaatsen waar verharding gewenst is, maar geen zwaar verkeer passeert kan er gekozen worden voor halfverharding, zoals grind, steenslag of grasdallen. Er kan ook gekozen worden om openingen te laten tussen verschillende tegels waar water kan infiltreren. Dit soort bestrating kan bijvoorbeeld worden toegepast bij voetpaden, parkeerstroken, speelplaatsen en in middenbermen. Door bijvoorbeeld parkeerplekken in betonnen grasdallen aan te leggen (zie Figuur 23), zijn deze nog steeds duidelijk in het straatbeeld aanwezig, wordt de oppervlakte infiltrerend ingericht en wordt er groen toegevoegd aan het straatbeeld. Een extra voordeel is dat een vergroende parkeerstrook ook een verkeersremmend effect kan hebben.
Figuur 23: Voorbeeld van de toepassing van halfverharding voor parkeervakken in Ieper (Vlamertinge (l) en Zillebeke (r)). © Aquafin
• Wanneer een volledig verharde ondergrond toch de voorkeur heeft, kan gekozen worden voor een waterdoorlatend alternatief. Enkele voorbeelden hiervan zijn: poreuze (beton)klinkers, poreus asfalt en poreus beton.
• Wanneer ook waterdoorlatende verharding geen optie is, kan er geopteerd worden voor een infiltrerende onderfundering. Deze kan worden gecombineerd met een klassiek wegdek in asfalt of beton. Regenwater stroomt via de zijkant van de weg naar een extra grote infiltratiekolk en infiltratiegoten. Daar waar waterdoorlatende (half)verharding niet steeds aangeraden is op wegen waar veel verkeer passeert of waar snel gereden wordt, kan een klassiek wegdek (i.e. asfalt, beton) gecombineerd met een infiltrerende onderfundering wel op veel van die locaties worden toegepast.
Er zou een onthardingsambtenaar kunnen aangesteld worden die helpt met het implementeren van kleine tot grootschalige onthardingsmaatregelen bij openbare werken in de publieke ruimte. Deze kan ook een beleid formuleren rond ontharding en infiltratie op lokale schaal. De ambtenaar
kan er op projectniveau op toezien dat minstens een bepaald percentage van de versteende omgeving weer doorlaatbaar en groen wordt aangelegd.
Het is belangrijk om bij ontharding en vergroening ook steeds voldoende aandacht te schenken aan het nodige onderhoud. Ondermeer de keuze van beplanting kan hier een belangrijke rol in spelen, en moet steeds goed doordacht zijn. Dit biedt ook opportuniteiten voor meer biodiversiteit en een positief gezondheidseffect.
Onthardingopwijkniveau:blauwgroenewijk
Straten die liggen in een woonwijk zonder doorvoerfunctie, en die dus enkel worden gebruikt door de bewoners van de straat zelf komen in aanmerking voor doorgedreven ontharding. Deze straten kunnen worden omgevormd tot woonerf, speelstraat, of parkstraat. De opbrengst van grootschalige ontharding van een straat is het grootst in brede straten.
In de stad Ieper zijn er een hoop straten die hiervoor in aanmerking komen. Enkele mogelijkheden zijn de wijk Ter Olmen, Ter Linden, de omgeving Torrepoort en de Landingsstraat. Deze en andere potentiële blauwgroene wijken in Ieper werden aangeduid op de kansenkaarten, die werden opgemaakt per deelgebied in paragraaf 4.5 Visie per deelgebied.
In een blauwgroene wijk is het de bedoeling enkel te verharden wat functioneel strikt noodzakelijk is. Hier is de weg in de eerste plaats een ruimte om te verblijven, te spelen en de buren te ontmoeten. Dit maakt van een woonerf, speelstraat of parkstraat een aangenamere straat voor bewoners om in te leven. In deze straten is er dan ook geen nood aan een apart voet- of fietspad, aangezien de belangrijkste functie van deze straten de verblijfsfunctie is. Er zijn verschillende mogelijkheden om een straat in te richten met minimale verharding:
• Verharding limiteren tot minimale breedte nodig voor passage van twee voertuigen (bv. 4 m)
• Verharding limiteren tot minimale wegbreedte nodig voor passage van één voertuig, en de rest van de benodigde wegbreedte voorzien in halfverharding
• Aanleggen volledig wegdek in halfverharding bv. betonnen grasdallen (zie Figuur 24)
• Wegdek aanleggen als karrenspoor
Het is hierbij belangrijk het materiaal van het wegdek af te stemmen op het passerende verkeer. Daarnaast kunnen een aantal parkeerplaatsen worden ingericht, maar er moet vermeden worden dat geparkeerde wagens en bijhorend zoekverkeer de overhand nemen. Parkeerplaatsen, opritten naar private garages, etc. kunnen in waterdoorlatende (half)verharding zoals grasdallen worden aangelegd. Daarnaast wordt er maximaal ingezet op vergroening. Bomen zorgen niet enkel voor meer water dat ter plaatste blijft, maar ook voor verkoeling van de omgeving en vergroening van het straatbeeld. Vrijgekomen ruimte kan worden aangelegd met het oog op infiltratie en buffering van water door aanleg van grachten en infiltratiezones zoals een wadi. Bovendien kan een participatieproject worden opgezet om bewoners te stimuleren ook op privé terrein zoveel
en droogteplan
mogelijk te ontharden en in te zetten op groenblauwe maatregelen. Een voorbeeld is het Pilootproject Tuinstraten van de stad Antwerpen, waar het doel is specifieke straten permanent te vergroenen en verblauwen (bevorderen van waterinfiltratie), zoals getoond in Figuur 24.
Figuur 24. Voorbeeld van een straat ingericht als een woonerf in de Aziëlaan (= ‘tuinstraat’) in Wilrijk. © Aquafin
Door in stedelijke omgeving groene bermen, plantvakken, bomenrijen, buurtparkjes, volkstuintjes, waterpartijen,… met elkaar te verbinden ontstaan groenblauwe netwerken.
Daardoor kan water voldoende infiltreren en opgeslagen worden. Deze groenblauwe assen bieden verkoeling, filteren CO2 uit de lucht en zorgen voor meer biodiversiteit en ecologische samenhang. Door groenblauwe netwerken aan te leggen, kan de open ruimte functioneren als een belangrijke klimaatbuffer voor de bebouwde ruimte. Groenblauwe assen dragen bij aan een oplossing voor de water- en droogteproblematiek en aan het versterken van groenblauwe dooradering in de bebouwde ruimte.
Onthardinginbuitengebied
Ondanks de lage graad van verharding in het buitengebied, is ook hier ontharden een belangrijke eerste bronmaatregel om afstroom te minimaliseren. Bij toekomstige projecten in het buitengebied moet steeds kritisch worden gekeken naar de benodigde verharding, zodat waar mogelijk koppelkansen kunnen gevaloriseerd worden, en onder meer landbouwwegen waar mogelijk kunnen worden onthard.
5.1.2.2. HERGEBRUIK
De stad kan zelf het goede voorbeeld geven door de gebouwen van de stad met een regenton of regenwaterput uit te rusten. Het opgevangen regenwater kan worden aangewend door de
188 | Maatregelen en actieplan
groendienst van de stad en/of om sportvelden van de stad te onderhouden, waardoor drinkwater wordt uitgespaard.
Andere potentiële hergebruiklocaties die soms in handen van de stad zijn, zijn sportvelden- en zalen, en scholen. Het hoge waterverbruik nodig voor het onderhoud van voetbalvelden zorgt voor potentieel grote (water)winsten indien deze vraag kan voldaan worden d.m.v. hergebruik.
Ook scholen en sportzalen zijn interessante locaties voor hergebruik, gezien de vaak grote dakoppervlakte gekoppeld aan het benodigde watervolume voor het doorspoelen van de toiletten. Bovendien kan het toepassen van hergebruik op scholen ook een educatieve meerwaarde opleveren.
5.1.2.3. INFILTRATIE- EN BUFFERVOORZIENINGEN
Infiltratie is te verkiezen boven vertraagd doorvoeren omdat infiltratie ervoor zorgt dat water effectief verdwijnt uit het afwaartse systeem. Bij vertraagd doorvoeren is dit niet het geval. Bovendien zal infiltratie bijdragen om de grondwaterreserves op peil te houden en dus om droogte tegen te gaan. Infiltratie is dan ook een elementaire schakel in het duurzaam waterbeheer. Op Kaart 18 is te zien dat een groot deel van de bodems in Ieper matig of goed infiltreerbaar is. In het zuidoosten en langs de waterlopen zijn de bodems natter en daardoor zal infiltratie beperkt mogelijk zijn. Naast infiltratie moet in de slechter infiltreerbare zones ook voldoende aandacht zijn voor buffering en het vertraagd afvoeren van water. Het vertraagd afvoeren van overtollig regenwater mag enkel worden overwogen als laatste mogelijkheid, indien kan worden aangetoond dat met ontharden, hergebruik en infiltratie niet kan worden voldaan aan de opgelegde vereisten. In hoofdstuk 3 Algemene principes wordt een stappenplan (zie Figuur 5) aangeleverd dat als handleiding kan dienen om infiltratie alle kansen te geven.
De voorkeur gaat steeds uit naar bovengrondse voorzieningen. Bovengrondse infiltratie- en buffervoorzieningen hebben enkele voordelen t.o.v. hun ondergrondse tegenhangers:
• In veel gevallen goedkoper
• Makkelijker te onderhouden en controleren
• Eenvoudiger aan te passen
• Groen draagt bij aan aangename omgeving en dus mentale gezondheid.
Infiltratie- en buffervoorzieningen kunnen deel uitmaken van de groenvoorzieningen van de stad en zo bijdragen tot meer biodiversiteit. Nu worden deze vaak aangelegd met robuuste grasmengsels, die wel goed tegen droogte en betreding kunnen, maar minder goed tegen langere periodes van nattigheid. Een meer gevarieerde aanplanting zal ervoor zorgen dat ze meer dan alleen een waterfunctie vervullen. Er zou kunnen gekozen worden voor planten die gewend zijn aan wisselende waterstanden en die van nature in beekdalen en aan oevers voorkomen. Een diversere beplanting zorgt ook voor een beter doorwortelde bodem die op lange termijn beter doorlatend blijft.
Er wordt best geopteerd voor ondiepe voorzieningen om te vermijden dat het grondwaterpeil een beperkende rol gaat spelen. Door dit type van voorzieningen te kiezen, kan ook in zones waar het grondwater relatief ondiep zit toch nog heel wat hemelwater naar de bodem afgevoerd worden.
Wanneer gebruik wordt gemaakt van infiltratievoorzieningen zijn op plaatsen met een lagere infiltratiecapaciteit vaak grondverbeteringswerken nodig. Een combinatie van een infiltratiekom met een ondergronds filterbed wordt een wadi genoemd. Deze grondverbeteringswerken laten toe dat infiltratievoorzieningen ook kunnen worden toegepast op slechter infiltreerbare bodems. Vaak bestaat een wadi uit een met grind en zand gevulde kom of bekken dat zowel water kan vasthouden als laten infiltreren. Een wadi mag betreden worden, maar mag niet te zwaar worden belast.
Infiltratie- en buffervoorzieningen kunnen uiteenlopende vormen aannemen. Zo kunnen verkeerselementen, groene bermen en pleinen worden ingezet voor infiltratie en buffering. Het is belangrijk te verzekeren dat de groenvoorzieningen water van de straat kunnen ontvangen. Dit kan door de bestaande bermen zoveel mogelijk groen en verlaagd in te richten, zonder gebruik te maken van opstaande borduren. Een andere mogelijkheid is om te werken met boordstenen met spleten (zie Figuur 25). Zo kan het water van de rijweg in de aanpalende berm infiltreren. Belangrijk is om te verzekeren dat het water niet eerst via de straatkolk wordt afgevoerd vooraleer het de infiltrerende groenzone bereikt.
en een
Om groenvoorzieningen optimaal te benutten in functie van waterbeheer, moeten deze waar mogelijk verbonden worden, zodat een groenblauw netwerk wordt gevormd. In woonwijken worden de groene infiltratiebermen vaak gekruist door opritten. Er wordt hiervoor best gekozen voor een ondiepe oplossing omdat klassieke inbuizingen een zekere diepte vereisen en relatief duur zijn om te realiseren. Het is dan beter om de wadi zacht te laten eindigen en een ondiepe oplossing te kiezen zoals betonnen grasdallen. Het verbinden van de groene elementen helpt enerzijds om variaties in aangesloten oppervlakte en infiltratiecapaciteit op te vangen en anderzijds om bij hevige neerslag transport naar een afwaarts gelegen waterloop, vijver of leiding mogelijk te maken.
Een buffer- en infiltratievoorziening wordt bij voorkeur beveiligd tegen extreme neerslag (die de ontwerpcapaciteit van de voorziening overschrijdt). Dit gebeurt door middel van een overloopconstructie (of overstort) naar de afwaartse RWA-voorziening (waterloop, vijver, RWA-
Figuur 25: Een voorbeeld van een boordsteen met spleten zoals toegepast in de Fortstraat in Mortsel (Bron: dbpubiekeruimte.info)
open borduur in Oostkamp © Aquafin.
as) of, in het slechtste geval, naar de riolering. Het drempelpeil van deze overloop dient voldoende hoog te liggen t.o.v. het bodempeil én t.o.v. de eventuele doorvoeropening van de buffer- en infiltratievoorziening. De overloop mag geenszins een drainerende functie hebben. Deze beveiliging is bij ondergrondse systemen aanbevolen. Bij bovengrondse systemen is dit afhankelijk van de grootte, de ligging en de infiltratiecapaciteit van de bodem en kan een overloop dezelfde functie vervullen als een vertraagde doorvoer.
Uiteraard mag alleen proper regenwater worden geïnfiltreerd. Verontreinigd regenwater van bijvoorbeeld containerparken of tankstations mag niet geïnfiltreerd worden. Dit wordt vastgelegd in de milieuvergunning. Afstromend hemelwater van sterk vervuilde verharde oppervlakten, zoals drukke (gewest)wegen of autostrades, mag alleen na een voorzuivering geïnfiltreerd worden. Er mag ook geen overstortwater vanuit de riolering aansluiten op een infiltratievoorziening. In de straatkolken die aansluiten op de boven- of ondergrondse infiltratievoorziening mogen geen chemische en oliehoudende producten weggegoten worden om bodem- en grondwaterverontreiniging te voorkomen. Dit kan met informatieborden duidelijk gemaakt worden. Organisch materiaal (bladeren, takken) zal het poreuze materiaal (van voornamelijk ondergrondse systemen) doen dichtslibben. Dit kan met een opwaarts rooster opgevangen worden.
Eenvoudige ingrepen zoals de aanleg van infiltratiebermen, infiltratiegrachten en wadi’s hebben met een beperkte investeringskost een groot effect op de afstroom. Vanuit de gemeente moet bij de (her)aanleg van wegen en pleinen steeds worden ingezet op het afvoeren van het afstromend regenwater naar aanpalende groenvoorzieningen i.p.v. de riolering of een waterloop. In goed infiltreerbare gebieden kunnen buffervoorzieningen infiltrerend worden ingericht, en kunnen beide functies worden gecombineerd.
Figuur 26. Voorbeeld van een wadi uit het project Cluster Steenakker Gent. Bron: Blauwgroen Vlaanderen.
Typesinfiltratie-enbuffervoorzieningen
Voor de stad Ieper worden hieronder verschillende types infiltratie- en buffervoorzieningen beschreven. Potentiële locaties voor deze voorzieningen in Ieper zijn weergegeven op de kansenkaarten in Hoofdstuk 4.5 Visie per deelgebied. Dit zijn zoekzones, gebaseerd op kaartmateriaal (o.a. watersysteemkaarten, pluviale en fluviale overstroombare gebieden (klimaatscenario 2050) en reliëf) en dus een eerste indicatie van zones met veel potentie om extra buffering te voorzien.
Bovenlokale infiltratie- en buffervoorzieningen
Bovenlokale buffers kunnen ook meerdere functies tegelijkertijd vervullen. Zo kan een speeltuin of voetbalveld verlaagd worden ingericht en zo een recreatieve en bufferfunctie combineren (zie Figuur 27). Ze kunnen zo worden aangelegd dat ze bij droog weer volledig kunnen worden gebruikt, bij kleine buien zullen er bepaalde zones onder water staan, die ook kunnen bijdragen in het spelplezier, en bij hevige buien komen ze volledig onder water, waardoor ze op dat moment even niet bruikbaar zijn om te spelen. Merk hier op dat dit statistisch gezien niet vaak zal voorkomen. Daarnaast is de kans klein dat speelinfrastructuur tijdens een hevige bui door spelende kinderen wordt gebruikt. Ook pleinen kunnen op deze manier worden opgebouwd. Wanneer ook infiltratie gewenst is, kan een doordacht ontwerp ervoor zorgen dat er voldoende infiltratiecapaciteit gegarandeerd blijft. De bodem kan namelijk verdichten omdat er veel over gelopen wordt, waardoor de infiltratiecapaciteit vermindert. Dit probleem kan vermeden worden door de infiltratiekom wat groter te dimensioneren of door speeltuigen, vlonders, … creatief te integreren. Ook op andere locaties kan op bodems die een hoge infiltratiecapaciteit hebben een buffer- en infiltratiefunctie worden gecombineerd. Om de verworven buffercapaciteit te bepalen kan, wanneer de komdiepte beperkt is tot 30 cm, de volledige oppervlakte van de wadi worden ingerekend.
Links en midden wordt de bufferfunctie gecombineerd met een recreatieve functie, waar de foto rechts infiltratie en buffering combineert in een wadi. Er kan binnen de bovenlokale infiltratie- en buffervoorzieningen een onderscheid worden gemaakt tussen voorzieningen die worden aangewend voor het opvangen van hemelwater dat enerzijds afstroomt van verharding, en anderzijds vanuit het onverharde buitengebied:
• Bovenlokaal verhard: Water van verharde oppervlaktes van meerdere straten of een hele wijk wordt hierin opgevangen. Dit kunnen (multifunctionele) voorzieningen zijn gelegen
Figuur 27. Voorbeelden van bovenlokale buffers. Bovenlokale buffers kunnen meerdere functies combineren.
in de woongebieden zelf Wanneer het woongebied zo sterk bebouwd is dat er geen ruimte is om hier al de benodigde buffercapaciteit te voorzien, kunnen deze ook in het aangrenzende buitengebied liggen.
• Bovenlokaal onverhard: In het haarvatenstelsel van de waterloop wordt gekeken naar plaatsen waar veel afstroomlijnen samenkomen en stroomafwaarts wateroverlast optreedt. Een geschikte locatie om water van onverharde oppervlaktes op te vangen, vinden we waar verschillende afstroomlijnen samenkomen in een tijdelijk natte zone (volgens de watersysteemkaart Kaart 19). Het water zal op deze plaatsen de tijd krijgen om de grondwatertafel (vertraagd) terug aan te vullen. In principe is het de bedoeling dat deze buffers in (een groot deel van) de zomerperiode droog komen te staan, en enkel in gebruik zijn tijdens nattere periodes of om hoge afstroom bij een extreme bui op te vangen. Waar nodig kunnen deze buffers worden voorzien van overstortconstructies of regelbare schotten, zodat er geen drainerende functie ontstaat enerzijds, en dat het water de tijd krijgt om te infiltreren anderzijds.
Waar gebufferd wordt, kan het opgevangen regenwater ook worden hergebruikt. Grote kansen liggen hier bijvoorbeeld in de landbouw, waar het verzamelde water bij droogte kan gebruikt worden om akkers te bevloeien. Specifiek per project dient de watervraag van de omliggende percelen nagegaan te worden. Meer informatie over het inzetten van spaarbekkens in de landbouw staat verderop.
Lokale infiltratie- en buffervoorzieningen
Bij lokale buffers is de beschikbare ruimte vaak beperkt. Hier kan bijvoorbeeld gekozen worden voor kleine infiltratiekommen of wadi’s, afhankelijk van de infiltreerbaarheid van de ondergrond. In de huidige toestand worden de reeds aanwezige groene elementen op straat nog onvoldoende ingezet voor een duurzaam waterbeheer. Door deze bestaande groenvakken of verkeersremmers verlaagd aan te leggen, kunnen ze een rol vervullen in het opvangen, infiltreren en vertraagd afvoeren van regenwater. Bestaande plantvakken kunnen bijvoorbeeld infiltrerend worden ingericht als infiltratiestroken. Hieronder worden enkele voorbeelden gegeven van hoe bestaande verkeerselementen kunnen worden ingericht om bij te dragen aan een robuust watersysteem.
Figuur 28. Voorbeelden van lokale buffers/infiltratievoorzieningen. Zo kunnen reeds bestaande verkeerselementen ook een waterfunctie vervullen en voorzien in infiltratie en buffering op straatniveau (Bron links: Clay street door Green Works).
Spaarbekken landbouw
De grote watervolumes die worden gebruikt in de landbouwindustrie bieden potentieel voor hergebruik. Meer informatie over de mogelijkheden rond hergebruik van regenwater in de landbouwsector staat onder paragraaf 5.1.4.1.
Blauwgroene as
In principe streven we ernaar om de afvoer naar de waterloop in natuurlijke omstandigheden te benaderen om op die manier de versnelde afvoer naar het waterlopenstelsel te vermijden en bijkomende wateroverlast te beperken. Hierbij kunnen blauwgroene assen een belangrijke rol spelen.
Een blauwgroene as is een groene verbinding die zich bevindt rond een watervoerende as. Deze watervoerende as kan verschillende vormen aannemen, zoals een waterloop, gracht of wadi. In blauwgroene assen wordt bovengronds ruimte gecreëerd voor water, waardoor deze een belangrijke bufferende rol kunnen spelen in de waterhuishouding van een gebied. Het groen draagt bij aan de belevingswaarde van de omgeving, en kan daarnaast tijdens extreme neerslagevents voor bijkomende buffercapaciteit zorgen. Hiervoor kan worden gewerkt met verschillende reliëfniveaus en vernauwingen om een uitgebreid blauwgroen netwerk te verkrijgen dat bij extreme neerslagevents dienst doet als transportas, en daarnaast ruimte geeft aan het water wat (nog) niet direct kan worden getransporteerd.
29. Blauwgroene afvoerwegen bieden een wijd spectrum aan inrichtingsmogelijkheden. Van links naar rechts: een gracht met kunstmatige meandering om te vertragen, een laanvormige infiltratiekanaal, een zeer strak vormgegeven meandering en een waterspeeltuin waar afhankelijk van de waterstand delen rond de speeltuin zich vullen of de speeltuin mee overstroomt.
In vergelijking met een ondergrondse regenwaterleiding zijn er veel voordelen:
• De goede positionering in het reliëf en het feit dat gebruik wordt gemaakt van een open loop, garanderen dat het water kan opgevangen worden en geen andere weg zoekt. Leidingen zijn altijd afhankelijk van de goede werking en de dimensionering van toegangspunten zoals straatkolken.
• Een open bedding in combinatie met een (licht) verlaagd groengebied biedt veel meer ruimte voor water. Een transport- en bufferfunctie zijn daardoor combineerbaar.
Figuur
• Bij lichte neerslag zorgt de goed doorwortelde bodem voor goede infiltratiekansen.
• In een veranderend klimaat zijn open assen flexibeler om in te spelen op nieuwe extremen.
In Ieper kunnen blauwgroene assen in belangrijke buffercapaciteit voorzien in de (natte) overlastgevoelige zones. Veel waterlopen in Ieper zijn sterk ingeperkt en nog maar weinig of niet meer omgeven door natuurlijke groenelementen. Tussen de landbouwpercelen liggen er veel kale grachten. Het waterlopenstelsel kan dan ook worden opgewaardeerd, waardoor het een blauwgroen netwerk doorheen de stad kunnen vormen. Waar mogelijk dient terug naar de natuurlijke toestand te worden gegaan. Een herwaardering van de waterlopen gaat verder dan enkel het openleggen ervan. Er kan gekeken worden om zoveel mogelijk de natuurlijke morfologie te herstellen, te hermeanderen en zo water meer ruimte te geven en de beschikbare buffercapaciteit verder te verhogen. Daarnaast kan een aangepast maaibeheer aan de oevers van de waterlopen worden toegepast, waardoor een algemeen klimaatrobuuster beheer van de oevers wordt beoogd met o.a. wildere begroeiing en minder diepe ruimingen. Ook kunnen de oeverflanken zwak hellend worden aangelegd zodat meer water vervoerd kan worden en extra ruimte wordt gecreëerd voor (her)ontwikkeling van natte natuur rondom de waterlopen. Een extra maatregel om het water zoveel mogelijk ter plaatse te houden, is het plaatsen van stuwen in waterlopen. Dit dient te worden bekeken met de waterloopbeheerder.
Mogelijkheden voor blauwgroene assen in Ieper zijn aangeduid op de kansenkaarten die werd opgemaakt per deelgebied in paragraaf 4.5 en in de visienota van de stad Inspiratiegids voor een kwaliteitsvolle groei van Ieper
Winterbedding/-buffer
Langs waterlopen kan er gekeken worden naar de optie om ‘overtollig’ water bij hoogwater op te vangen in spaarbekkens, door te werken met een winter- en zomerbedding. Een winterbedding geeft lokaal meer plaats aan het water wanneer er een grotere toevoer van water is. Het is een plaatselijke verbreding van de waterloop die bij hoogwater kan overstromen. Het effect op de waterloop dient in een verdere studie uitgeklaard te worden.
Ecologischeinrichtingbufferbekken
Wanneer zo’n bekken nodig is, kan dit ecologisch ingericht worden om meer kans te geven aan biodiversiteit. Hiervoor dient een plan opgemaakt te worden, rekening houdend met volgende principes:
• Locatie: in de nabijheid van andere natuurkundige structuren zoals poelen, bomenrijen, houtkanten, …
• Omtrek en oriëntatie: onregelmatige vorm en grote noordelijke oever.
• Bodem: verschillende dieptegradiënten, rekening houdend met het grondwaterpeil (permanent water).
en droogteplan
• Oever: geleidelijke overgang d.m.v. zwak hellende of trapsgewijze opbouw, afgewerkt met onderliggende grondlagen (geen teelaarde!)
• De onderhoudsstrook, een omheining en eventuele verstevigingen dienen tot het minimaal noodzakelijke beperkt te worden.
Om de gewenste ecologisch toestand te verkrijgen enom de waterbergende functie te garanderen zal er regelmatig onderhoud (o.a. gefaseerd maaien en snoeien met afvoer van het ontdane plantaardig materiaal) nodig zijn.
5.1.2.4. ONDERGRONDSE INFILTRATIEVOORZIENINGEN
Op verschillende plaatsen in en rondom het centrum van Ieper is de beschikbare ruimte op het openbaar domein beperkt en kunnen ondergrondse infiltratievoorzieningen een alternatief zijn voor bovengrondse infiltratie-voorzieningen. Gezien de hogere kost van dit type infiltratievoorzieningen, is dit vooral interessant in wijken waar de beschikbare ruimte in het algemeen heel beperkt is. In de Gewestelijke Stedenbouwkundige Verordening Hemelwater (GSVH, zie bijlage 7.1) wordt gewerkt vanuit het principe van bovengrondse infiltratievoorzieningen, en kan een ondergrondse infiltratievoorziening enkel worden aangelegd indien hiervoor een uitzondering wordt aangevraagd.
Er zijn meerdere ondergrondse infiltratievoorzieningen die kunnen toegepast worden, zoals een infiltrerende onderfundering, een infiltrerende regenwaterleiding en infiltratiekolken. Dit laat toe zelfs in dicht bebouwde gebieden (een deel van het) water ter plaatse te infiltreren.
Infiltrerendeonderfundering
Een infiltrerende onderfundering kan worden gecombineerd met een klassiek wegdek in asfalt of beton. De toplaag uit asfalt of beton blijft behouden, maar er wordt een permeabele fundering en onderfundering uit steenslag en zand aan toegevoegd. Regenwater stroomt via de zijkant van de weg naar een extra grote infiltratiekolk, welke ook als filter kan dienen voor vervuild water. De kolk loopt over naar poreuze U-goten die op hun beurt het propere water geleidelijk naar een doorlatende onderfundering brengen. Via de infiltrerende onderfundering kan het water in de bodem dringen.
Het systeem kan grote debieten aan, tot wel 240 liter per seconde per hectare, wat evenveel is als een grasland. Daar waar waterdoorlatende (half)verharding niet steeds aangeraden is op wegen waar veel verkeer passeert of waar snel gereden wordt, kan een klassiek wegdek (i.e. asfalt, beton) gecombineerd met een infiltrerende onderfundering wel op veel van die locaties worden toegepast. Wegen met bouwklasse B7 - B10 komen allen in aanmerking voor een infiltrerende onderfundering. Belangrijk is op voorhand de grondwaterstand te bepalen, aangezien dit systeem niet nuttig is op plekken waar een continue hoge waterstand tot aan de bovenkant van de onderfundering komt. De kostprijs van dit wegdek is hoger dan die van een klassieke wegopbouw, maar als er rekening wordt gehouden met de (mogelijk) uitgespaarde kost van een
| Maatregelen en actieplan
regenwaterleiding komt dit type wegdek zelfs goedkoper uit. De belangrijkste kost die wordt uitgespaard zijn uiteraard de kosten verbonden aan de vermeden wateroverlast. Bovendien wordt infiltratie door middel van klimaatrobuuste wegopbouw door de Vlaamse Milieumaatschappij als subsidieerbaar aanzien (Blauwgroen Vlaanderen, 2023).
Figuur 30. Infiltrerende onderfundering, inclusief infiltratiekolk en infiltratiegoot.
Infiltrerenderegenwaterleiding
Bij een infiltrerende regenwaterleiding, kortweg infiltratieleiding, wordt het regenwater ondergronds door een met geotextiel omwikkelde geperforeerde horizontale buis in de bodem geïnfiltreerd. Een infiltratiebuis kan gebruikt worden onder of naast verharde oppervlakken waar geen ruimte is voor een infiltratiegracht of wadi. Een infiltratiebuis moet altijd boven het grondwater liggen om drainage te vermijden. Het is daarom belangrijk op voorhand de grondwaterstand te bepalen om te verifiëren dat een infiltratieleiding een geschikte oplossing is. Als niet al het regenwater kan worden geïnfiltreerd, zal de buis werken als een gewone afvoer. Een infiltratiebuis heeft als voordeel dat ze geen plaats inneemt op het maaiveld. Uiteraard mag alleen proper regenwater worden geïnfiltreerd. Verontreinigd regenwater van bijvoorbeeld containerparken mag niet geïnfiltreerd worden. Dit wordt vastgelegd in de milieuvergunning. Om zware buien te kunnen verwerken, moet de infiltratiebuis een overstortvoorziening hebben op het oppervlaktewater of de regenwaterafvoer.
Figuur 31. Schematische voorstelling van de werking van een infiltratieleiding. Bron: Blauwgroen Vlaanderen.
Infiltratiekolk
Een infiltratiekolk wordt toegepast om op de plaats van regenwateropvang, het water direct te infiltreren. Naast infiltratie heeft de kolk ook een inzamel- en zuiverende functie. De onderbak van een infiltratiekolk bestaat uit een poreuze, geboorde of gesleufde buis, omwikkeld met waterdoorlatend geotextiel. Ze kunnen zowel afzonderlijk als in een verbonden stelsel worden toegepast. Het is belangrijk dat de kolken voorzien zijn van een vuilkorf en slibvang om slib, zand en afvalstoffen in de kolk op te houden. Zo functioneren de kolken als een voorbezinkbak. Dit zorgt ervoor dat de infiltratiesystemen die op de kolken zijn aangesloten minder snel vervuilen, maar vraagt wel regelmatige reiniging van de kolken. Ondanks de vuilkorf moet er toch op gelet worden dat er geen afvalwater en afvalstoffen zoals oliën en vetten in de kolken worden geloosd. Hiervoor kunnen signalisatieborden worden ingezet. Voor de veiligheid kan er een overloopleiding naar de RWA-riolering worden voorzien. De afstand tussen de kolken is afhankelijk van de nuttige infiltratieoppervlakte (m²) van de kolk, de doorlaatbaarheid van de bodem (K-waarde) en de grootte van de aangesloten watervoerende verharde oppervlakte (m²). De bodem van de kolk mag niet als infiltratieoppervlakte worden gerekend. Door hun grootte is het niet altijd mogelijk de kolken te plaatsen wanneer al veel nutsleidingen in de bodem aanwezig zijn (Blauwgroen Vlaanderen, 2023).
Optimaliserenondergrondsruimtegebruik
Door de beperkte ruimte en vaak grote hoeveelheid aan nodige infrastructuur ondergronds is het in veel gevallen moeilijk om nog plaats te vinden ondergronds voor nieuwe (hemelwater)infrastructuur. Een mogelijke oplossing hiervoor werd binnen het netwerk B-rain Connect voorgesteld. Er werden bouwblokken ontwikkeld die met elkaar kunnen verbonden worden tot een klimaatrobuuste infrastructuur. Deze betonnen prefab kamers combineren plaats voor nutsleidingen, buffering, hergebruik en infiltratie van hemelwater (B-rain Connect, 2024).
5.1.2.5. BOMEN
Het planten van bomen heeft verschillende voordelen:
• Meer water dat wordt vastgehouden
• Vergroening van het straatbeeld
• Reductie luchtvervuiling (op de juiste plaats)
• Verkoelen van de omgeving, wat resulteert in een daling van het hitte-eiland effect.
De boomdekking in Ieper varieert sterk van wijk tot wijk, maar zeker het openbare domein telt een beperkt aantal bomen en weinig echt grote bomen. Het is nuttig om een strategie te ontwikkelen om in rustige straten en in de omgeving van verblijfsruimten grote (toekomst)bomen te laten groeien. Een toekomstboom is een boom die nog lang behouden moet blijven omdat hij bijdraagt tot een vooropgesteld doel. In stedelijke gebieden kunnen bomen ingepland/ingeplant worden in een straat of op een plein waarbij de nodige voorzieningen worden getroffen en de bijhorende investeringen worden gedaan om ze groot en oud te laten worden en zo lang mogelijk te behouden. Daarbij gaat het vooral om het reserveren of inrichten van voldoende en kwaliteitsvolle groeiruimte voor de boomwortels.
Belangrijk hierbij is dat struiken en bomen in stedelijke omgevingen buiten het bereik van nutsleidingen blijven, dat ze de werken aan nutsleidingen niet in de weg staan, en herstel van de groene berm achteraf eenvoudig is. Gezien de grote mate van verharding in de stad Ieper is het belangrijk dat er zowel op het maaiveld als ondergronds voldoende ruimte beschikbaar is voor de boom. De grondsoort en grondwaterstand bepalen mee de keuze van de boomsoort. Op de site van Ecopedia staat een Bomenwijzer die kan helpen in de zoektocht naar de juiste soort boom voor een specifieke locatie/toepassing.
Bovengronds zijn de groeiruimte en de gewenste beleving van belang. Ondergrondse bomengroeiplaatsen zijn een oplossing om bomen een volwaardige ondergrondse ruimte te geven en een lange levensduur te verzekeren in een sterk verharde omgeving. Boomgroeiplaatsen kunnen in deze dichtbebouwde zones zorgen voor win-win situatie door de afwatering van de verharde oppervlaktes in de buurt aan te sluiten op de groeiplaats. Zo ontstaat een klimaatrobuust watersysteem, dat niet alleen meer kansen geeft aan de boom, maar ook zorgt voor aanvulling
Figuur 32. Schema’s B-Rain systeem. Bron: B-Rain Connect.
en droogteplan
van de grondwatertafel en minder kans op wateroverlast. Er zijn verschillende mogelijkheden die kunnen toegepast worden zoals boombunkers en bomengranulaat (Blauwgroen Vlaanderen, 2023).
Om ervoor te zorgen dat meer groen in de dichtbebouwde stadsomgeving voorzien wordt, is een groennorm – 3-30-300-regel – opgesteld, die steden en gemeenten zou moeten helpen om het stedelijk groen uit te breiden en te verbeteren. Er zouden 3 bomen zichtbaar moeten zijn van elk huis, de omgeving zou minstens 30 % ‘klimaatgroen’ hebben en elke woning zou binnen 300 m toegankelijke groene ruimte hebben.
Wanneer bomen geen optie zijn, kan nagegaan worden of gevelgroen geplaatst kan worden (zie ook 5.1.3.6). De stad Ieper beschikt over een regelgeving en werkwijze hierover: Straatgeveltuintje - Stad Ieper.
5.1.2.6. GRACHTEN
Grachten kunnen meerdere bronmaatregelen combineren. Grachten vervullen een bufferfunctie, maar er zal ook infiltratie mogelijk zijn. Belangrijk bij het toepassen van grachten is dat het water ook opgehouden wordt en vertraagd wordt afgevoerd. Dit zorgt ervoor dat de capaciteit van de grachten, zowel op vlak van buffering als op vlak van infiltratie, effectief kan benut worden. Een smalle gracht van 1 m breed en 1 m diep met verticale wanden levert bijvoorbeeld al een buffercapaciteit van 0.8 m³ per lopende meter op (met vulhoogte van 80 cm). Waar voldoende plaats is, kan ook gekozen worden voor grachten met hellende oevers, zodat een groter volume kan gebufferd worden en er meer infiltratie mogelijk is. Er moet steeds worden bekeken dat de grachten niet te diep zijn (i.e. boven grondwatertafel), om drainage te voorkomen.
In Ieper zijn een deel van de grachten doorheen de tijd ingebuisd, wat voor problemen kan zorgen tijdens periodes van hevige neerslag. Voor het watersysteem is het in het algemeen voordeliger om zoveel mogelijk (niet-drainerende) grachten open te laten. Meestal is het zo dat de problemen zich niet voordoen daar waar de waterloop tussen de landerijen loopt, maar verderop, en dus minder van belang is voor de eigenaars van de gracht. Het is belangrijk om de bevolking bewust te maken van het nut en de meerwaarde van open grachten. De stad Ieper kan hiervoor een communicatiecampagne uitwerken gericht naar eigenaars van grachten.
Waar grachten nog aansluiten op de gemengde riolering dienen deze te worden afgekoppeld, om verdunningsknelpunten op te lossen.
Meer informatie over de optimalisatie van het grachtenstelsel is te vinden onder paragraaf 5.1.4.2 Optimalisatie grachtenstelsel.
200 | Maatregelen en actieplan
5.1.3. MAATREGELEN OP PRIVAAT DOMEIN
Het doel is om ook op privaat domein afstroom maximaal te beperken. Door vanuit de stad onthardings-, infiltratie- en hergebruikmaatregelen op privédomein aan te moedigen, kan ook een verhoging van de algemene infiltratie- en buffercapaciteit van de stad worden bekomen. Enkele mogelijkheden van maatregelen op privé domein zijn ontharding, groengevels, groendaken en regentonnen/regenwaterputten.
De reeds bestaande premies/subsidies die de stad Ieper uitvaardigt voor groenblauwe maatregelen staan hieronder kort opgesomd en in meer detail in Bijlage 7.1 Juridische en beleidsmatige context:
• Premie aanbrengen groendak
• Premie landschapselementen landbouwers
• Premie landschapselementen particulieren
• Premie individuele behandeling van afvalwater (IBA)
Hieronder wordt dieper ingegaan op een reeks specifieke onthardings-, infiltratie- en hergebruikmaatregelen op privé terrein. De stad kan naast het opvoeren van ondersteunende maatregelen zoals premies, subsidies, groepsaankopen, e.d. ook inzetten op informeren en sensibiliseren van burgers om de toepassingsgraad van groenblauwe maatregelen te verhogen. Enkele mogelijkheden hiervoor worden hieronder besproken.
5.1.3.1. SENSIBILISEREN/INFORMEREN BURGERS
Het sensibiliseren van de bevolking is een uiterst belangrijke schakel binnen de uitvoering van een hemelwater- en droogteplan. Een handige tool hiervoor is een informatiecampagne rond de voordelen en de praktische uitvoering van blauwgroene maatregelen. Hier kan ook gewezen worden op beschikbare steunmaatregelen die vanuit de stad Ieper worden voorzien. Vanuit de stad Ieper kunnen hiervoor goede voorbeelden en best practices voor natuurvriendelijke tuinen, groengevels, groendaken en andere groenblauwe maatregelen worden verspreid. Hiervoor kan gekeken worden naar voorbeelden binnen Ieper, bijvoorbeeld van bewoners met een ecologisch aangelegde tuin. Om een breed publiek te sensibiliseren en mobiliseren kan hier worden gekozen voor verspreiding van de informatie via verschillende kanalen waaronder:
• De site en sociale mediakanalen van de gemeente
• Brochure in de bus
• Infostandje op evenementen in Ieper
• Workshop
• Organisatie van een wedstrijd (bv. kampioenschap tegelwippen)
• Openhuisdagen
• Infoavond op buurt- of straatniveau
en droogteplan
• Adviseur. Burgers kunnen bij deze adviseur informatie inwinnen over de toepassing van groenblauwe maatregelen op maat van hun situatie. Er kan daarnaast worden gekozen om de adviseur te laten langsgaan van deur tot deur in straten waar maatregelen op het openbaar domein niet volstaan.
Het is zeker ook interessant om de bewoners van de stad Ieper een kijk te geven op de hemelwatervisie voor Ieper. Dit kan bv. door het beschikbaar stellen van de niet-technische samenvatting van het hemelwater- en droogteplan van Ieper (via site of brochure).
De stad Ieper engageerde zich voor het Lokaal energie- en klimaatpact 2.0 (LEKP), en verbindt zich er zo toe de doelstellingen opgelegd in dit pact te behalen. Het LEKP omvat vier werven, waarvan één zich focust op de omgang met regenwater. Voor water/droogte zijn volgende concrete doelstellingen tegen 2030 gedefinieerd:
• 1 m² ontharding per inwoner
• 1 m³ extra regenwateropvang per inwoner voor hergebruik, infiltratie en buffering
Het engagement van de stad voor dit pact kan gebruikt worden als extra stimulans om maatregelen op eigen terrein aan te moedigen. De acties genomen door de stad i.h.k.v. dit pact kunnen worden gedeeld met de inwoners. Er kan op de site van de stad een teller worden voorzien die o.a. bijhoudt hoeveel m² er door de stad werd onthard en hoeveel extra opvangcapaciteit werd voorzien De stad kan daarnaast aan haar burgers, bedrijven en verenigingen vragen om zelf bijkomende ontharding en regenwateropvang op hun privé domein door te geven. Via het LEKP werd voorzien dat zowel lokale besturen als burgers data van doorgevoerde ontharding, regenwateropvang, ed. kunnen doorgegeven via de online toepassing groenblauwpeil.be (GBP).
Het GBP verzamelt deze data en geeft ze door aan het Pactportaal. Er kan op de site van de stad verwezen worden naar GBP, en de gegevens die hier verzameld worden kunnen in de teller van de stad worden meegenomen. Zo zien burgers dat ze door het nemen van acties op privaat domein ook een bijdrage kunnen leveren aan het behalen van de klimaatdoelstellingen van de stad.
5.1.3.2. GEMEENTELIJKE STEDENBOUWKUNDIGE VERORDENING
Vanuit het Vlaamse gewest is er een Gewestelijke stedenbouwkundige verordening Hemelwater (GSVH) opgesteld. Deze stedenbouwkundige verordening legt elke verbouwer een aantal maatregelen op om te voorkomen dat regenwater onmiddellijk wordt afgevoerd. Vanaf 29 september 2016 moet elk op te richten gebouw, constructie of aan te leggen verharding groter dan 40 m² aan de normen van de verordening voldoen, ook als deze vrijgesteld is van stedenbouwkundige vergunningsplicht. De GSVH legt voorwaarden op voor hergebruik, infiltratie en buffering. In februari 2023 werd een update van de verordening goedgekeurd, met striktere normen en een uitbreiding van het toepassingsgebied (incl. openbaar domein, ook bij ingrijpende renovaties, en op kleinere constructies). Deze ging in op 2 oktober 2023 voor privaat domein.
Meer informatie over de voorwaarden opgelegd in de GSVH, en de recente wijzigingen, is te vinden in Bijlage 7.1.
De GSVH is geldig in het hele Vlaamse gewest. Provincies en gemeenten kunnen strengere regels afvaardigen voor hun grondgebied. Naast het sensibiliseren en informeren van burgers zou de stad Ieper er voor kunnen kiezen om extra in te zetten op het handhaven van de naleving van de GSVH op haar grondgebied. Bijkomend kan de stad ervoor kiezen om extra voorwaarden op te leggen omtrent het toepassen van blauwgroene maatregelen op privé terrein in een gemeentelijke stedenbouwkundige verordening.
De stad Ieper heeft een gemeentelijk stedenbouwkundige verordening Hierin wordt bepaald dat het maximale verhardingspercentage 30 % van het onbebouwde terrein bedraagt. In de gemeentelijk stedenbouwkundige verordening rond lasten is een groennorm opgenomen die verplicht is bij projectontwikkelingen van 10 en meer woonentiteiten. Dit houdt in dat er voldoende collectief toegankelijk groen dient aangeboden waarin geïnvesteerd wordt in ruimte voor beweging.
5.1.3.3. ONTHARDING OP PRIVAAT DOMEIN
Momenteel zijn er reeds premies vanuit de stad Ieper om burgers te stimuleren tot het toepassen van groenblauwe maatregelen op privaat terrein. Er is echter geen ondersteunende maatregel die focust op ontharding, terwijl dit de hoogste prioriteit heeft in de ladder van Lansink (= afstroom vermijden).
Wanneer bv. een oprit verhard is en het regenwater naar de riolering afstroomt, zorgt dit voor een extra belasting van het stelsel, en een vermindering van het water dat in de bodem kan dringen. Door ontharding op privé terrein te stimuleren vanuit de stad, kunnen privé-initiatieven nog verder bijdragen aan een waterrobuust Ieper
Onthardenopritten/voortuinen
Verharding in voortuinen is, op enkele uitzonderingen na, vergunningsplichtig. Toch zien we de verharding er toenemen. Enkele mogelijkheden om ontharding van opritten/voortuinen vanuit de stad Ieper aan te moedigen staan hieronder:
• Regelgeving opstellen omtrent toegestane verharding op privé terrein. Dit kan bijvoorbeeld inhouden dat alle bijkomende verharding waterdoorlatend moet zijn. Dit wordt al toegepast in de provincie Vlaams-Brabant
• Aanstellen handhavingsambtenaar
• Buurtdagen organiseren rond ontharding waarbij de stad omkadering en/of plantjes voorziet
• Beschikbaar stellen van een container bij ontharding van de oprit
• Premie of groepsaankoop voorzien voor beplanting bij ontharding oprit
• Verwijzing naar website Blauwgroenvlaanderen.be, om bewoners inspiratie te bieden over leuke oplossingen
• De parkeerplaatsen op openbaar domein bij een heraanleg linken aan de privaat voorziene parkeerplaats. Onvergund verharde voortuinen hebben vaak een parkeerfunctie gekregen. Tegelijk voorziet de stad een parkeerstrook voor de woning en zo ontstaat een dubbele verharding voor dezelfde functie. De bewoners zouden daarbij de keuze kunnen krijgen bij een heraanleg van de straat: ofwel groene voortuinen ofwel een groenstrook in de straat. Die hoeft niet noodzakelijk langs de kant van de garages te zijn
Er zou vanuit de stad Ieper een participatieproject rond ontharding van opritten/voortuinen kunnen opgezet worden waarin de aangehaalde mogelijkheden worden gecombineerd. Zo kan de stad samenwerken met de burgers om ontharding op privé terrein te stimuleren door bv. praktische informatie te verschaffen over ontharding van een voortuin, in te staan voor de afvoer van het afval en te voorzien in de beplanting. Dit kan ook gekoppeld worden aan een project op openbaar domein, waarbij de heraanleg van een straat wordt aangegrepen om de inwoners van de straat te stimuleren om op privaat domein maatregelen te nemen.
Scholen
In Ieper zien we ook veel onthardingsmogelijkheden voor speelplaatsen van scholen, welke momenteel vaak volledig verhard zijn en zo een belangrijke bijdrage leveren aan de hoge verhardingsgraad in de centra. Deze speelplaatsen kunnen worden onthard en omgevormd naar klimaatrobuuste, blauwgroene speelplaatsen. Het Departement Omgeving maakte een ‘Draaiboek voor een klimaatbestendige schoolomgeving’ met handige tips, inzichten en praktijkvoorbeelden van scholen die het hele proces hebben doorlopen, en die oplossingen vonden voor specifieke uitdagingen.
5.1.3.4. HERGEBRUIK OP PRIVAAT DOMEIN
Hergebruik heeft een heel deel voordelen:
• Reductie van afstroom en dus wateroverlast, maar ook werking overstorten.
• Uitsparing leidingwater, en hieraan gekoppelde kosten.
• Minder vraag naar leidingwater op momenten dat dit schaars zou zijn.
Regenton
Een regenton is een regenwaterbuffer die eenvoudig te installeren is aan de woning. Het water dat hierin wordt opgevangen kan bijvoorbeeld gebruikt worden om groen op privaat domein te sproeien of de auto te wassen. Dit laat bovendien toe te besparen op drinkwater. Belangrijk is om een overloop (vulautomaat) te voorzien zodat overtollig water weg kan als de ton vol is. Het volume van een regenton is weliswaar beperkt (van 140 tot 1.000 liter) in vergelijking met een hemelwaterput.
Hemelwaterput
In een regenwaterput kunnen grotere hoeveelheden water worden opgeslagen. Regenwater komt via de regenwaterafvoer van het huis en na passage van een bladvanger/voorfilter onderaan en onder een bocht van 180° in de regenwaterput terecht. Een regenwaterpomp zorgt voor de verdeling van het water langs een tweede watercircuit (naast drinkwater) in de woning. De benodigde filter wordt bepaald door de beoogde toepassing. Ook hier is een overloop nodig om het mogelijke teveel aan regenwater gecontroleerd af te voeren. Een terugslagklep vermijdt terugslag vanuit de rioolaansluiting, de gracht of de infiltratievoorziening. Het verzamelde water kan voor een brede waaier aan toepassingen worden gebruikt zoals voor een buitenkraan in de tuin, als toiletspoeling, om schoon te maken of voor de wasmachine. Zo kan een significante daling van de drinkwaterfactuur worden bekomen. Bovendien wordt ook kalkaanslag bij elektrische toestellen vermeden. Belangrijk is erop toe te zien dat regen- en drinkwater niet met elkaar worden vermengd, dit is immers wettelijk verboden
Stimulerenhergebruikvanuitdestad
Regentonnen kunnen bijvoorbeeld door de stad aan een voordelig tarief worden aangeboden via een groepsaankoop. Deze actie kan eventueel via de mediakanalen van de stad (bv. website, nieuwsbrief, op evenementen) aan het publiek worden bekend gemaakt. De toepassing van regentonnen op privaat terrein kan ook worden gestimuleerd door bij de heraanleg van een straat de plaatsing door een aannemer aan te bieden aan de inwoners van de straat (cfr. mogelijkheid om afkoppelingswerken door een aannemer te laten uitvoeren). De regenton kan een waardevol alternatief zijn voor bestaande kleinere rijwoningen waar het plaatsen van een regenwaterput technisch niet haalbaar is en waar afkoppeling van het achterste dakdeel wettelijk niet verplicht is.
OrganiserenhergebruikbinnenKMO-zones
De grote aaneensluitende dakoppervlakken die gepaard gaan met bedrijventerreinen bieden de kans om in een vaak sterk verharde omgeving veel water op te vangen. Het afstromend hemelwater van de daken en eventueel van verharde bedrijfsterreinen (voor zover dit niet verontreinigd is) kan worden opgevangen in grote (ondergrondse) regenwaterputten of in (open) bekkens. Dit laat toe om grote hoeveelheden water ter beschikking te stellen aan bedrijven die een grote watervraag hebben. Een andere optie is om de grote aansluitende dakoppervlakte in KMO-zones te gebruiken voor de aanleg van groendaken, wat een grote reductie in piekdebieten kan opleveren.
Vanuit het hemelwater- en droogteplan ligt de klemtoon op het samenbrengen, inspireren en faciliteren van de mogelijke betrokkenen, waarbij de vraag en het aanbod van water op elkaar afgestemd wordt. De stad kan nagaan of het nuttig is om een (jaarlijks of periodiek) overleg op te starten, waarin o.a. de bedrijven en de stad Ieper als relevante stakeholders samenkomen en participeren.
Hergebruikvoorlandbouw
Zie paragraaf 5.1.4.1
5.1.3.5. I
NFILTRATIE- EN BUFFERVOORZIENINGEN OP PRIVAAT DOMEIN
De stad kan burgers stimuleren om het afstromend hemelwater dat valt op hun perceel maximaal op eigen terrein te laten infiltreren. Dit is nog relatief onbekend bij burgers.
Bestaande opritten wateren meestal af naar de straat, waarbij de afvoer in de openbare riolering terechtkomt. Bij open en halfopen bebouwing kan dit gaan om relatief grote oppervlakten aan verharding. Een eenvoudige ingreep bestaat erin om een afvoergoot te voorzien in de oprit, waarbij het afstromend water wordt opgevangen en naar de (onverharde) voortuin wordt geleid, waarna het kan infiltreren. De stad zou een subsidie kunnen verlenen om deze ingreep te laten uitvoeren.
In een gemeentelijke stedenbouwkundige verordening (zie 5.1.3.2) zou ook kunnen opgenomen worden dat hemelwater volledig op eigen terrein moet geïnfiltreerd worden in gebieden met een goed infiltratiepotentieel. Kaart 18 kan hier dienen als een eerste indicatie van zones waarin dit kan opgelegd worden, maar infiltratieproeven zullen hierover uitsluitsel moeten geven.
Regentuin
Een interessante optie voor een private infiltratievoorziening is een regentuin Een regentuin kan gecreëerd worden door een hoogteverschil in de tuin aan te brengen. Bij een hevige bui zal water op de lager gelegen plaatsen verzameld worden en de hoger gelegene plaatsen zullen droog blijven. In de lager gelegen delen kan water even blijven staan en langzaam in de bodem infiltreren. Door twee verschillende zones in te richten – droge en natte zones – neemt de biodiversiteit toe. In de natte zones wordt best voor vochtminnende planten gekozen en in de hoger gelegen (droge) zones voor minder vochtminnende planten. Tijdens droge periodes helpen regentuinen om een snelle uitdroging van de bodem te voorkomen. Omdat het water langer op de lager gelegen delen kan blijven staan zonder hinder te veroorzaken, is een regentuin ook geschikt in gebieden met kleiige of lemige ondergrond. Ook tijdens hitteperioden draagt het verlaagde gedeelte bij aan verdamping, wat zorgt voor een verkoelend effect. De regentuin kan het water opvangen van volgende bronnen:
• Water van de overloop van de regenwaterput.
• Dakwater dat via de regenafvoerpijp afstroomt.
• Afstromende water van (niet-overdekte) verharde oppervlakken.
Om de aanleg van regentuinen te stimuleren, zou de stad een subsidie kunnen uitvaardigen. Ook een goede communicatie rond de mogelijkheden kan burgers stimuleren tot het uitvoeren van dergelijke maatregelen.
Groendaken
Groendaken zorgen voor een belangrijke vertragende factor bij het afvoeren van regenwater. Alhoewel de bijdrage van een groendak vooral afhankelijk is van de dikte van het substraat, blijkt uit verschillende studies dat op jaarbasis 25-50% van het regenwater verdampt dat op een groendak valt. De overige 50-75% wordt vertraagd afgevoerd, waardoor een groendak voor een belangrijke reductie van piekdebieten in de riolering kan zorgen. Ook zorgt de vertraging van de afstroming ervoor dat eventuele infiltratievoorzieningen trager worden gevoed, wat zeker op plaatsen met een beperkte infiltratiesnelheid voordelig is. Als er naast een groendak ook een regenwaterput/regenton aanwezig is, moet er wel rekening gehouden worden, dat met een groendak een kleinere hoeveelheid regenwater in de put zou terecht komen en dat het water in de beginperiode sterk gekleurd zal zijn en zal dus niet meteen voor alle toepassingen geschikt zijn.
Groendaken zijn vooral geschikt voor gebouwen met een plat dak. Grote gebouwen met een groot plat dakoppervlak zijn daarom zeer interessant wanneer een sterke vermindering in piekdebiet is gewenst. Er kan hiervoor o.a. gekeken worden naar grote winkelcentra, scholen, KMO-zones, grote appartementsgebouwen en lange rijen aaneengesloten bebouwing met platte daken.
Naast reductie en vertraging van de regenwaterafvoer brengt de aanleg van een groendak nog verschillende voordelen met zich mee zoals een lager energieverbruik, langere levensduur van de dakbedekking, demping van het geluid binnenshuis, zuivering van de lucht, groei van de biodiversiteit en afzwakking van het hitte-eiland effect.
Figuur 33: Voorbeelden van een groendak. Links wordt een groendak toegepast op een groot, weinig hellend dak van de basisschool in Meerdonk Sint-Gillis-Waas. Rechts is het toegepast op het dak van een privé woning. Bron: Blauwgroen Vlaanderen.
Door de grote (water)winsten die kunnen behaald worden met de toepassing van groendaken op grote schaal worden hier nog enkele extra maatregelen opgesomd die de stad kan nemen om de aanleg van groendaken te stimuleren De stad Ieper biedt reeds een premie aan voor de aanleg van een groendak.
• Verplichten via gemeentelijke verordening selectief voor bepaalde deelgebieden of wijken
• Groendaken als groepsaankoop aanbieden
• Bouwtechnisch onderzoek voor het plaatsen van een groendak op bestaand gebouw subsidiëren
• Informatiecampagne: wanneer mensen op de hoogte zijn van alle voordelen die gepaard gaan met een groendak, zowel voor zichzelf, als voor de omgeving en het waterbeheer in de straat, zullen ze sneller overgaan tot het plaatsen van een groendak. Een informatiecampagne kan daarom zorgen voor een significante stijging in private groendaken
• Voor grotere oppervlaktes zoals in KMO-zones, maar ook scholen en supermarkten, kan gedacht worden aan een dakdeelsysteem. Daarin mag een externe partij op het dak bijvoorbeeld zonnepanelen plaatsen, indien het dak wordt uitgerust met een groendak. Een groendak verhoogt de opbrengst van zonnepanelen, door de verdamping van water waardoor ze minder snel opwarmen. Dit systeem zou ook kunnen toegepast worden op de vaak grote aaneengesloten platte dakoppervlaktes van garageboxen.
Bij de aanleg van een groendak op een bestaand gebouw, is het belangrijk in rekening te brengen dat een eenvoudig groendak de bestaande constructie extra belast (≥ 100 kg/m²). Ook is het belangrijk dat het dak helemaal waterdicht is en de afwatering in goede staat verkeert. Indien nodig, kan de bestaande constructie worden verstevigd. Het benodigde onderhoud van een groendak is afhankelijk van de oriëntatie van het gebouw en de gekozen vegetatie. Een handige site die burgers stap per stap begeleidt in de aanleg van een groendak is te vinden op Blauwgroen Vlaanderen (Blauwgroen Vlaanderen, 2023).
5.1.3.6. G
ROENGEVELS
Als een groendak niet haalbaar is, dan kan een groengevel/groenmuur een optie zijn. Ze zorgen ervoor dat het van de gevel afstromende regenwater in de grond kan infiltreren. Dit draagt bij aan een aangenamer straatbeeld. Zeker in straten met veel verharding zal dit de leefbaarheid van de straat verhogen. Een belangrijk voordeel is dat gevelbeplanting weinig plaats inneemt en toch veel vierkante meters verticaal groen oplevert. Groengevels kunnen eenvoudig gerealiseerd worden door enkele klinkers van een voetpad op te breken en de juiste planten te kiezen om een gevel aan te kleden. Hierbij moet rekening worden gehouden met de plaats, de oriëntatie t.o.v. de zon en de beoogde toepassing. Het is best op voorhand de gevel te controleren en eventuele schade te herstellen. In tegenstelling tot wat vaak wordt gedacht komen indringende wortels enkel voor bij gevels die al ondichte voegen of scheuren vertonen. Handige tips bij de keuze van de juiste vegetatie zijn te vinden op de site van Blauwgroen Vlaanderen (Blauwgroen Vlaanderen, 2023). Een alternatieve maatregel ter stimulatie van gevelgroen kan zijn dat bij de heraanleg van straten zonder voortuinen automatisch geveltuinen worden voorzien, tenzij men zich uitschrijft. De stad Ieper informeert de inwoners van straten die heraangelegd worden met een infobrochure over geveltuintjes.
De stad Ieper heeft een procedure voorzien voor de toelating van geveltuintjes.
5.1.3.7. SANERINGSPROJECTEN EN BELEID PLAATSING IBA’S
Het is belangrijk om verder in te zetten op waterkwaliteit door het verder inzetten op saneringsprojecten en het uitwerken van een beleid rond de plaatsing van individuele behandelingsinstallaties voor afvalwater (IBA’s).
5.1.3.8. KWETSBARE BEBOUWING – BEVEILIGEN WONINGEN TEGEN WATEROVERLAST
De stad zet in op maatregelen die beveiligen tegen een T20-bui in het huidige klimaat (= een bui die momenteel slechts 1 maal per 20 jaar voorkomt). Als gevolg van de klimaatverandering zullen de intense T100-buien in de toekomst frequenter voorkomen, en moet het grondgebied, zowel openbaar als privaat domein, hierop worden voorbereid. Bovenop de maatregelen die de stad neemt om haar grondgebied te beveiligen tegen een T20-bui kan ook worden ingezet op bewustmaking van haar burgers. Deze kunnen worden geïnformeerd wanneer ze zicht bevinden in een risicovol gebied, bv. voor de zones die vanaf een T100 onder water komen te staan (zie Risicokaarten onder 4.5, waarbij ‘Middelgrote kans’ = T100). Daarnaast kan de stad een bewustmakingscampagne opzetten inzake de maatregelen die burgers in risicozones zelf kunnen nemen om hun woning te beschermen tegen wateroverlast (Figuur 34):
• Waterbestendige schotten plaatsen voor ramen en deuren.
• Materiaal in huis halen om openingen zoals keldergaten, rioolputjes, verluchtingsopeningen,… af te dichten.
• Zakjes in huis halen om zelf te vullen en als zandzakjes te gebruiken.
• Aankoop waterpomp om zelf water te kunnen wegpompen.
• Zorg voor laarzen, emmers, trekkers, batterijen, noodverlichting.
(1) Tuin niet ophogen
(2) Herstel ruimte voor water door afgraving
(3) Vloerpeil op veilige hoogte
(4) Bouwen op kolommen
(5) Waterdichte en verankerde deksels
(6) Terugslagkleppen op waterafvoer
(7) Overstroombare kruipkelder
(8) Waterdichte coating of membraan aanbrengen
(9) Zandzakken of speciale afdichtende zakken
(10) Barsten en openingen afdichten
(11) Oude voegen opvullen
(12) Tijdelijk afdichten spouwgaten
(13) Wegneembaar schot
(14) Drempel voor inrit ondergrondse garage
(15) Vul- en ontluchtingsopeningen voldoende hoog
Figuur 34: Ingrepen bij nieuwbouw en bestaande bebouwing in overstromingsgebied (Bron: CIW)
5.1.3.9. BLAUWGROEN VLAANDEREN
Blauwgroen Vlaanderen is een initiatief van Aquafin en VLARIO. Het is een informatieve website voor een klimaatrobuuste inrichting van de publieke en private ruimte in Vlaanderen. Blauwgroen Vlaanderen inspireert openbare besturen over maatregelen die inzetten op klimaatadaptatie in combinatie met een natuur- en watervriendelijke omgeving.
Een blauwgroene inrichting van de publieke ruimte helpt overlast en schade door langdurige of intensieve buien te beperken. Bovendien is het aangenamer om in zo’n omgeving te wonen en te leven. Blauwgroen Vlaanderen inspireert rond vijf pijlers: het voorkomen van wateroverlast, het hergebruik van water, het tegengaan van verdroging, de beperking van hitte en het versterken van biodiversiteit in de omgeving.
| Maatregelen en actieplan
Figuur 35.Voorbeeld van groenblauwe ingerichte tuin zoals voorgesteld op Blauwgroen Vlaanderen
Ook inwoners van Ieper kunnen zelf stappen ondernemen door slim om te gaan met het regenwater in hun huis en tuin. Een dak, gevel en tuin kunnen met wat simpele aanpassingen klimaatbestendiger worden ingericht. Op de website van Blauwgroen Vlaanderen (Blauw Groen Vlaanderen) kunnen burgers de maatregelen raadplegen om hun dak, gevel, oprit of tuin klimaatbestendig te maken. Er is ook een website waarop burgers kunnen berekenen hoe klimaatbestendig hun perceel is: Groenblauwpeil. Naast de score (van A tot F) krijgen ze tips om het (nog) beter te doen. Zowel blauwe- (gelinkt aan regenwaterbeheer) als groene aspecten (biodiversiteit, koolstofopslag, luchtkwaliteit, verkoeling) komen aan bod.
5.1.4. MAATREGELEN IN LANDBOUWGEBIED
De landbouwgebieden in de stad Ieper zullen sterk onderhevig zijn aan de gevolgen van de toenemende klimaatverandering. Het is zoeken naar een moeilijke balans tussen voldoende water afvoeren om gebieden te kunnen bewerken en water ophouden om verdroging te voorkomen. Hier is vaak een spanningsveld tussen verschillende partijen waarbij alle partijen nauw moeten betrokken worden in de zoektocht naar win-win situaties.
5.1.4.1.
SPAARBEKKENS LANDBOUW
Verschillende landbouwers hebben een vergunning om grondwater in te zetten voor hun activiteiten (zie Kaart 10). De grote watervolumes die worden gebruikt in de landbouwindustrie bieden potentieel voor hergebruik. Tijdens natte periodes kunnen strategische watervoorraden voor gebruik in de landbouw worden aangelegd. Het opgevangen regenwater kan vervolgens worden aangewend om droogteperiodes te overbruggen. De voorkeur gaat uit naar bekkens dichtbij te beregenen akkers, zodat het transport van water beperkt blijft. De zoekzones werden daarnaast geselecteerd op basis van de afstroomlijnen en de huidige watervraag o.b.v. grondwatervergunningen.
Ook de bestaande bufferlocaties zouden kunnen aangewend worden voor hergebruik, zowel voor landbouwdoeleinden, als door particulieren of stadsdiensten. Er kan worden onderzocht of het mogelijk is om de bestaande (open) bufferbekkens uit te rusten met captatiepunten. Daarnaast kan ook het water dat wordt opgevangen op de vaak grote dakoppervlakken van de stallen en serres worden aangesloten op een regenwaterput. De meeste serrebedrijven beschikken al over een regenwaterput voor hergebruik.
Het aanleggen van bufferbekkens voor hergebruik kan geregeld worden binnen landbouwbedrijven, maar ook tussen verschillende bedrijven. Er kan samen met de lokale landbouwers onderzocht worden of er een business case bestaat voor het aanleggen van spaarbekkens.
Door de problematiek van de diepe watervoerende lagen, zowel op kwantitatief als kwalitatief vlak, waren de landbouwers de voorbije tien jaar genoodzaakt alternatieven aan te wenden. Men diende maximaal over te schakelen naar gebruik van ondiep grondwater, drainagewater en hemelwater.
Medio 2024 loopt een haalbaarheidsstudie in opdracht van de provincie voor grootschalige waterspaarfunctie (met leidingnetwerk) ten behoeve van de landbouw in de regio IeperPoperinge-Heuvelland. Uitgangspunt van de studie is de opvang van in totaal 1,5 miljoen m³ water.
5.1.4.2.
OPTIMALISATIE GRACHTENSTELSEL
De meeste grachten maken deel uit van een historisch gegroeid systeem en worden vooral beheerd vanuit het oogpunt van transport. In het hemelwater- en droogteplan van de stad Ieper willen we een aanpak voorstellen om het grachtensysteem mee te gebruiken om naar een klimaatrobuuste stad te evolueren. Er kunnen daarbij drie doelstellingen worden gedefinieerd:
• Het grachtensysteem moet zo weinig mogelijk water permanent draineren, zodat de aanvulling van de grondwatertafel optimaal verloopt. Drainage kan nodig blijven op plaatsen waar landbouwactiviteiten dit nodig maken. Een versnelde afvoer moet, waar mogelijk, zo veel mogelijk vermeden worden.
• De ruimte die beschikbaar is in het grachtensysteem zou mee moeten voorkomen dat waterlopen overbelast geraken. De ruimte tussen het ‘wenspeil’ en het ‘alarmpeil’ zou daarvoor beschikbaar moeten zijn.
• Het grachtensysteem moet lichte buien tijdelijk kunnen vasthouden zodat het water, zeker in zomerse omstandigheden, kan infiltreren en niet wordt afgevoerd.
Op basis van deze drie doelstellingen stellen we een aantal mogelijke maatregelen voor om het grachtenstelsel in Ieper op te waarderen, waardoor het een belangrijke rol krijgt in het realiseren van een gezonde waterhuishouding in de stad. Belangrijk is dat alleen grachten in aanmerking komen, die geen huishoudelijk afvalwater meer ontvangen.
Plaatsenschotten
Door het plaatsen van (regelbare) schotten in de grachten wordt niet alleen ingezet op vertraagde afvoer, maar eveneens op het vergroten van de buffercapaciteit en infiltratie.
Infiltratie- en buffergrachten
• Infiltratie is overal nodig, maar er zijn gebieden die zich uitermate lenen om te infiltreren. Hiervoor kan gekeken worden naar een combinatie van de watersysteemkaart (zie Kaart 19) en de infiltratiepotentieelkaart (zie Kaart 18). Door het voorzien van schotten zonder knijpopening, wordt een gracht ingezet als infiltratiegracht Het water wordt vastgehouden en dringt in de bodem. Enkel bij zware regenbuien stroomt het water over de overloop naar het volgende grachtenkwadrant of naar het regenwaterstelsel.
• Grachten die bij hevige neerslag duidelijk lozen, maar geen waterhoogte opbouwen, zouden efficiënter ingezet kunnen worden. Bij een buffergracht zijn de schotten voorzien van een knijpopening of een getrapte overstortmuur. Deze opening is te klein om het volledige debiet van zware buien door te laten, waardoor er opstuwing ontstaat. Tijdens piekdebieten kan er zo een grotere volumecapaciteit worden benut. Knijpstuwen zijn voorzien van een opening in één van de bovenste stuwplanken waarvan de onderkant het doorgaans gewenste niveau voor de waterstand vormt. Tijdens normale neerslaghoeveelheden heeft deze opening voldoende debiet om het waterpeil op dit niveau te houden. Bij hevige neerslag is de doorlaatopening echter niet langer afdoende om al het water door te laten en laat het systeem toe dat de waterstand tijdelijk stijgt tot aan de bovenkant van (het hoogste schotbalkje van) de stuw. Die is idealiter ingesteld op de maximale buffercapaciteit van de beek. Stijgt het waterniveau nog verder, dan loopt het water over de bovenkant van de stuw, zodat lokale wateroverlast uitblijft. In tegenstelling tot bij een klassieke stuw wordt het extra opgehouden water tussen twee buien geleidelijk aan afgevoerd door de knijpopening. Daardoor komt opnieuw buffercapaciteit vrij om een volgende neerslagpiek op te vangen. Zulke geleidelijke afvoer van piekdebieten helpt om overstromingsrisico’s in de benedenstroomse gebieden te reduceren. Dit alles is mogelijk zonder dat men bijkomend op het terrein dient te gaan. Om
de bufferende werking te maximaliseren, is het belangrijk dat grachten zoveel mogelijk horizontaal worden aangelegd en worden opgedeeld in compartimenten.
Figuur 36. Schematische voorstelling van drie verschillende types gracht o.b.v. de plaatsing van stuwen. Bron: Blauwgroen Vlaanderen.
Agrarisch stuwpeilbeheer
Aangezien het controleren van de grondwaterstand in landbouwgebieden belangrijk is om het land te kunnen bewerken en om gewassen te kunnen oogsten, zijn drainerende grachten vaak nodig. Deze bieden echter enkel de mogelijkheid om altijd dezelfde maximale grondwaterstand op te leggen, nl. de bodem van de gracht. Beter is om over te stappen naar een flexibel systeem, waarbij de maximale grondwaterstand kan variëren naargelang de periode. Agrarisch stuwpeilbeheer laat dit toe. Het principe wordt getoond in Figuur 37. Hierbij worden verstelbare stuwen geplaatst in de grachten. Landbouwers kunnen deze stuwen zelf verstellen op basis van de maximale grondwaterstand die nodig is voor de landbouwactiviteiten in die periode. Door het water op te houden met stuwen, wordt niet enkel vermeden dat het grondwater wordt gedraineerd, maar wordt het regenwater ook gebufferd en krijgt het de tijd om te infiltreren. Dit is vooral van belang in de permanent of tijdelijk natte zones, aangeduid op de watersysteemkaart (zie Kaart 19).
Er zijn twee grote factoren die het succes van een dergelijk systeem voorspellen. Vooreerst wordt er pas een effect op het grondwater waargenomen wanneer dit systeem op grote schaal wordt uitgevoerd. Verstelbare stuwen in slechts enkele van de grachten in het gebied, zullen droogte niet kunnen mitigeren. Het is daarom nuttig om een overkoepelende coördinator aan te stellen. Dit kan bijvoorbeeld worden opgenomen door een landbouwvertegenwoordiger. Een tweede succesfactor is de ondersteuning van de landbouwers uit het gebied. Zij dienen immers de stuwen te verstellen, en beheersen op die manier het watersysteem in hun gebied. Zij zijn het beste geplaatst om in te schatten wat de maximaal toegelaten grondwaterstand is in functie van de activiteiten. Om die reden wordt ook aangeraden een aanspreekpunt uit de landbouw mee te nemen in dit proces.
Figuur 37. Systeem van agrarisch stuwpeilbeheer schematisch weergegeven (Bron: Waterconservering door agrarisch stuwpeilbeheer, Regionaal Landschap de Voorkempen).
Peilgestuurde drainage
Een andere maatregel die kan worden toegepast om de overtollige afvoer van water tegen te gaan in landbouwgebied is peilgestuurde drainage. Het is belangrijk dat peilgestuurde drainage enkel wordt toegepast op plaatsen die al zijn uitgerust met een conventioneel drainagesysteem (buisdrainage wordt voornamelijk toegepast in natte gebieden). In tegenstelling tot klassieke drainage waar het water rechtstreeks wordt afgevoerd via perceelsgrachten, mondt een peilgestuurde drainagebuis uit in een hoofdbuis. Deze komt uit in een waterput waarvan het peil kan geregeld worden (zie Figuur 38).
Figuur 38. Peilgestuurde drainage met aanduiding sturingshandelingen (Boerennatuur, 2023).
Dit laat toe dat landbouwers het grondwaterpeil van het perceel kunnen instellen via deze regelput. Wanneer het veld moet worden bewerkt, kan het peil worden verlaagd. Wanneer niet op het perceel moet worden gewerkt, kan een hoger waterpeil worden toegestaan. Zo kan het
overgrote deel van het jaar het water worden vastgehouden en in de bodem sijpelen en wordt het enkel afgevoerd wanneer er veldwerkzaamheden moeten gebeuren. Dit zorgt er niet alleen voor dat er minder beregening nodig is, maar heeft ook een positief effect op de stikstofhuishouding in de bodem en de waterloop, doordat de afstroming wordt gereduceerd. De impact van peilgestuurde drainage op de droogteresistentie van een gebied kan worden verhoogd door in aangrenzende grachten agrarisch stuwpeilbeheer (zie hierboven) toe te passen.
Niet elk gedraineerd perceel is even goed geschikt voor een transitie naar peilgestuurde drainage:
• Hoe vlakker, hoe beter: op licht hellende percelen (< 2 %) kan het systeem nog worden toegepast via de plaatsing van meerdere regelputten in afzonderlijke drainvlakken, maar vanaf een bepaalde hellingsgraad is het systeem niet zinvol.
• Vervolgens moet de bodem voldoende doorlaatbaar zijn, om een voldoende snelle responstijd van het systeem te bekomen.
• Een zekere grondwaterdruk in de ondergrond is nodig (hoge grondwaterstand of kwel) om na het terugplaatsen van de regelbuis in het voorjaar opnieuw voldoende peilverhoging te kunnen opbouwen.
Op de website WaterRadar kan men een geschiktheidskaart voor peilgestuurde drainage terugvinden. Met deze kaart kan men nagaan of een bepaald perceel potentie heeft voor de installatie van peilgestuurde drainage. Bij de indeling in categorieën werd rekening gehouden met de doorlaatbaarheid van de bodem, grondwateraanvoer en helling van het perceel. Deze kaart toont dat het zuidelijke gedeelte in Ieper weinig kansrijk is, terwijl het resterende gedeelte als mogelijk kansrijk ingeschat wordt.
Vanaf 1/7/2025 zal een nieuwe wetgeving van toepassing zijn rond (peilgestuurde) drainage (besluit Vlaamse regering 21/6/2024). Zowel bestaande als ook nieuwe draineringen worden minstens meldingsplichtig en zijn er ook voorwaarden van toepassing (o.a. opvang in een verzameldrain met gestuurde afvoer).
Verondiepinggrachten
Sloten en grachten zijn vaak overgedimensioneerd: ze zijn te diep en te smal aangelegd waardoor het water in natte periodes te snel afgevoerd wordt. Een buffer voor drogere periodes is dan niet mogelijk. Een mogelijke oplossing in de strijd tegen verdroging is de verondieping van grachten en sloten, en als het kan, de verbreding. Zo blijft de capaciteit even groot of zelfs groter, maar werken ze minder drainerend op het omliggende landschap. Het grondwaterpeil blijft hoger en het landschap is beter bestand tegen droogte.
Onderzoekenmogelijkheiddempengrachten
In gebieden met een hoge grondwaterstand zullen grachten zorgen een continue afvoer van grondwater. In de permanent natte (en eventueel tijdelijk natte) zones van de watersysteemkaart (zie Kaart 19) kan dan ook worden onderzocht of het mogelijk is om de grachten te dempen. In veel gevallen zal dit om private grachten gaan, en dus in overeenstemming met de eigenaar(s) moeten gebeuren.
Herwaarderingoudegrachten
Een andere belangrijke maatregel om een robuuster watersysteem te bekomen, is een herwaardering van oude grachten. Bij de (her)aanleg van wegen dienen indien mogelijk baangrachten te worden voorzien, en waar mogelijk zouden ingebuisde grachten terug opengelegd moeten worden. De zo verkregen verhoogde afvoercapaciteit en buffermogelijkheid maakt het mogelijk enerzijds het water te laten infiltreren om zo het grondwater aan te vullen, anderzijds om het water efficiënter te bufferen en af te voeren. Het openleggen van grachten of beken heeft gevolgen voor de aanpalende landbouwers omwille van de afstandsregels.
De aanleg van een grachtenstelsel zorgt voor een betere verdeling van het hemelwater en dus minder voor een geconcentreerde en versnelde afvoer. In die zin is het aangewezen om baangrachten te verbinden met perceelsgrachten of waterlopen in de omgeving, en zo een robuust grachtenstelsel te creëren. Bijkomende voorwaarden zouden kunnen opgenomen worden in een gemeentelijk reglement/verordening.
Ruimenvangrachten
Om haar functie(s) niet te verliezen is het van belang om het volledige grachtenstelsel te onderhouden. Dit houdt in dat naargelang de noodzaak een slibruiming of een onkruidruiming wordt uitgevoerd. Bij het maaien van de bermen is het belangrijk om het maaisel ook af te voeren. Als men het maaisel op de bermen laat liggen gaan er na verloop van tijd alleen ruigtesoorten overblijven en verdwijnen de ecologisch waardevolle planten.
Private grachten
Het is belangrijk om ook de burger bewust te maken van een goed onderhoud van de private grachten. Dit kan via sensibilisering. Daarnaast zou de stad via een gemeentelijk reglement ook een zekere regelmaat aan onderhoud kunnen afdwingen bij de aangelanden.
Figuur 39: Grondwaterpeil bij diepe en ondiepe gracht. Bron: Aquafin.
Publieke grachten
Er wordt aanbevolen om belangrijke grachten het statuut van ‘Publieke gracht’ te geven. Dit heeft het voordeel dat een erfdienstbaarheid naast de waterloop wordt gecreëerd, zodat de toegang langs de gracht beter gegarandeerd is ten behoeve van het onderhoud. De stad neemt het beheer van die grachten dan over. De stad kan een onderhoudsplan opstellen, waarin belangrijke parameters, zoals de frequentie van maaien, worden vastgelegd. De stad kan op haar website ook een meldpunt voorzien voor knelpunten aan grachten die bewoners kunnen doorgeven (locatie, beschrijving probleem, foto’s, …). Dit kan een waardevolle input zijn om het beheersprogramma af te stemmen op de huidige problematieken. Voor infiltratiegrachten wordt het aanbevolen om deze jaarlijks te ruimen en te maaien.
Communicatiecampagne
Belangrijk is om de bevolking, en meer bepaald de landbouwsector, bewust te maken van het nut en de meerwaarde van grachten. De stad kan hiervoor een communicatiecampagne uitwerken gericht naar de landbouw.
5.1.4.3.
KLEINE LANDSCHAPSELEMENTEN
De afgelopen decennia is het landbouwlandschap in de stad Ieper sterk veranderd.
Schaalvergroting, wijziging in de gebruikte landbouwtechnieken en urbanisatie hebben gezorgd voor het verdwijnen van kenmerkende kleine landschapselementen (KLE’s) zoals hagen, heggen, bomenrijen, grasbufferstroken en poelen. Al deze componenten vormden samen een fijnmazig netwerk van kleine landschapselementen. Het verdwijnen van deze kleine landschapselementen heeft bijgedragen aan een daling in het natuurlijke waterhoudend vermogen van de landbouwzone doorheen de jaren. Door te streven naar een slimme inrichting kan een klimaatbestendig landschap worden gerealiseerd.
Bij de (her)inrichting van het landschap moet de focus worden gelegd op het langer vasthouden van water. Herinvoering van kleine landschapselementen levert bovendien tal van ecosysteemdiensten. Hagen, heggen, bomenrijen etc. spelen een belangrijke rol in het vertragen van oppervlakkige afstroom. Bij de aanleg of het herstel van lijnvormige KLE’s wordt de oriëntatie best gekozen loodrecht op de richting van de helling. Bomen en hagen zorgen daarnaast ook voor schaduw, wat verdamping van water vanuit de bodem vermindert. Het aanleggen van grasbufferstroken en houtkanten kan nuttig zijn langs de randen van landbouwpercelen waarop veel afstromend water gegenereerd wordt. Dergelijke stroken hebben een meervoudige functie. Zo zal het gras ervoor zorgen dat het afstromende water vertraagt en meer tijd heeft om te infiltreren. Daarnaast worden sedimenten beter vastgehouden.
5.1.4.4. VERHOGEN INFILTRATIECAPACITEIT LANDBOUWBODEMS
Aangezien infiltratie wordt beïnvloed door de bodemstructuur, zullen processen die leiden tot de verslechtering van de bodemstructuur ook invloed hebben op de infiltratiecapaciteit van de bodem. Bodemcompactie en bodemverslemping worden beschouwd als hoofdoorzaken voor verminderde infiltratie. Een combinatie van maatregelen, die zowel bodemverslemping alscompactie aanpakken, levert de beste resultaten op.
• Het inbrengen van organisch materiaal of gewasresten in landbouwpercelen. Hiervoor kan een samenwerking worden opgestart tussen landbouwers en andere betrokken partijen. De stad kan dit ondersteunen bv. door dit overleg te organiseren.
• Aangepaste bodembewerkingsmethoden, zoals bredere banden of banden met lagere druk, gecombineerde werkgangen, niet-kerende bodembewerking, en het toepassen van decompactiemaatregelen zoals diepgronden.
• Het gebruik van drempelmachines zal bij ruggenteelten tijdelijk gecompartimenteerde infiltratiegrachten creëren en hierdoor het water ter plaatse houden.
• Planten van meer diepwortelende gewassen en klimaatrobuuste teelten.
• Behouden/herstellen van natuurlijke depressies van landbouwpercelen met het oog op infiltratie door bv. inrichting als infiltratiepoel.
Inagro en de stad kunnen hierin een ondersteunende rol spelen door bijvoorbeeld de landbouwers te informeren over de verschillende mogelijke maatregelen, tips en tricks aan te leveren voor het toepassen van deze maatregelen en te wijzen op de voordelen ervan. De stad kan de landbouwers ook wijzen op de mogelijke externe subsidiekanalen (zie bijlage 7.5) en zelf subsidies voorzien.
In het Waterlandschapsproject worden op verschillende locaties in het zuiden van Ieper pilooten demoprojecten opgestart rond niet-kerende bodembewerking, grasbufferstroken, erosiedammen en erosiereducerende maatregelen, gekoppeld aan een communicatiecampagne.
Figuur 40 Kleine landschapselementen. Bron: www.regionalelandschappen.be.
Hemelwater- en droogteplan
5.1.4.5.
AANDACHTZONES OPHOGINGEN
In het kader van water ter plaatse houden en bufferen werd ook een kaart opgemaakt voor de stad Ieper waarop te zien is waar er zich aandachtzones bevinden waar ophogingen van het terrein te vermijden zijn (zie Kaart 64). Het gaat om een combinatie van overstromingsgevoelige gebieden, biologisch (zeer) waardevolle zones, historisch permanente graslanden en de permanent natte gebieden van de watersysteemkaart. Ophogingen buiten de aandachtzones dienen ook zo veel mogelijk beperkt te worden, aangezien ze afstroom kunnen versnellen.
220 | Maatregelen en actieplan
Kaart 64: Aandachtzones ophogingen
5.1.5. GRONDWATERWINNINGEN EN BEMALINGEN
Om de effecten van bemalingen zo veel mogelijk te beperken, werd door de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) een stappenplan opgemaakt waarin de volgorde wordt aangehaald waarin de verschillende maatregelen moeten overwogen worden (zie Figuur 12).
Ook voor grondwaterwinningen is het beperken van de opgepompte hoeveelheid water een eerste belangrijke maatregel om de impact ervan te beperken.
In de vergunningsaanvraag of melding voor de bemaling moet de aanvrager motiveren waarom bepaalde oplossingen niet haalbaar zijn. Hieronder wordt dieper ingegaan op de verschillende maatregelen die de stad Ieper kan treffen om de effecten van bemalingen en grondwaterwinningen te reduceren. Voor welke maatregel uiteindelijk wordt gekozen, hangt af van een brede waaier aan parameters zoals het bemalingsdebiet, de diepte van het grondwater, de bodemsamenstelling en de locatie van de bemaling/grondwaterwinning.
5.1.5.1. DEBIET MINIMALISEREN
Het stoppen van alle grondwatercaptaties is een bijzonder drastisch en niet-haalbaar scenario. Het afbouwen van freatische grondwatercaptaties kan wel een significante impact hebben op de grondwaterstand. Het terugdringen van onnodige winningen en bemalingen of het beperken van het volume ervan is een belangrijk aandachtspunt.
Figuur 41. Fotovoorbeelden van alternatieven voor lozen op het rioleringsstelsel. Bron: Aquafin.
Grondwaterwinningen
In de omgevingsanalyse (zie Kaart 10) zien we dat het merendeel van de grondwaterwinningen permanente winningen zijn. Veel van deze winningen liggen in landbouwgebied, waar de activiteiten vaak gepaard gaan met een grote watervraag. Er kan worden bekeken of er aan (een deel) van deze watervraag kan beantwoord worden via hergebruik van opgevangen regenwater. Hiervoor dienen watervoorraden te worden voorzien in agrarisch gebied. Op termijn zal opslag van (hemel)water om lange droogte te overbruggen van strategisch belang zijn (zie verder).
Bemalingen
• Om het netto onttrokken debiet te beperken is het belangrijk om de duur van de bemaling te beperken, namelijk enkel bemalen tijdens de periode van de bouwwerken. Belangrijk is om de bemaling zo dicht mogelijk bij plaats waar de grondwaterverlaging gewenst is uit te voeren.
• Een bijkomende methode om de duurtijd van de bemaling te beperken, is peilgestuurde bemaling. Hierbij vallen de bemalingspompen stil als het grondwaterpeil voldoende laag is (het afslagpeil) en starten deze terug op zodra het grondwaterpeil op een hoogte komt die de werkzaamheden verhinderen (het aanslagpeil). Wanneer de grondwatertafel laag staat (voornamelijk in de zomer), zal er in totaal minder water worden opgepompt. Er dient maximaal met deze peilgestuurde bemalingen gewerkt te worden en op zijn minst in onderstaande gevallen:
o Bij langlopende tot permanente bemalingen.
o Bij bemalingen met een grote invloed op de omgeving.
o Tijdens het groeiseizoen (begin maart tot eind september).
• Gedurende het groeiseizoen (voorjaar) en de drogere (zomer)maanden hebben bemalingen een grotere impact op de aanwezige vegetatie dan in de rest van het jaar.
Bemalingen met een mogelijk impact op kwetsbare vegetatietypes worden best maximaal buiten het vegetatieseizoen, nl. begin maart tot eind september, uitgevoerd.
• Wanneer voldoende verwijderd van waardevolle natuur, kan een bemaling in de zomer er net voor zorgen, dat er veel minder (of zelfs geen) water dient opgepompt te worden omdat de grondwaterstand in deze periode lager is.
• Het plaatsen van verticale waterremmende constructies of het werken met een waterdichte kuip kunnen ook het netto bemalingsdebiet beperken. Dit zijn technieken die nodig kunnen zijn in dicht bebouwde zones of in natuurgebieden. De aanlegkost is een pak hoger en deze constructies blijven na de bouwwerken permanent in de ondergrond. Er komt dus een permanente barrière in de grondwaterstroming. Deze verstoring van de grondwaterstroming kan vaak grotere effecten hebben dan initieel verwacht. We stellen dan ook voor om dit enkel te gebruiken indien er geen andere mogelijkheid is, en als de potentiële schade als gevolg van de bemaling groter is dan die van de permanente verstoring van de grondwaterstroming.
5.1.5.2. INFILTRATIE
Deze maatregel geldt enkel voor bemalingen, omdat verondersteld wordt dat de hoeveelheid opgepompt grondwater bij grondwaterwinningen volstaat voor eigen gebruik en er dus geen overschot is.
Bemalingswater kan een rol spelen in droogtebestrijding. De belangrijkste stap moet altijd zijn om de hoeveelheid opgepompt water te minimaliseren. Het retourneren of infiltreren van bemalingswater geniet de voorkeur omdat hierdoor de impact op de omgeving zo veel mogelijk beperkt wordt. De afstand om water te kunnen retourneren is afhankelijk van de doorlatendheid van de bodem. Bij zandgrond moet men opletten dat men het water niet te dicht bij het onttrekkingspunt gaat retourneren om zo het risico op rondpompen van water te vermijden. In een stedelijke omgeving is retourneren vaak moeilijk bij gebrek aan ruimte. De samenstelling van het grondwater (bv. ijzergehalte of aanwezigheid van verontreiniging) kan er ook voor zorgen dat retourneren wordt bemoeilijkt (verstoppen van retourfilters door ijzerneerslag) of ongewenst is (vervuilen bodem/grondwater). Daarnaast kan het ook zijn dat de bodem niet geschikt is om het bemalingswater te laten infiltreren (bv. kleigrond). Het bemalingswater dat niet via retourfilters of een infiltratievoorziening terug in de bodem kan ingebracht worden, dient maximaal voor hergebruik beschikbaar te worden gesteld (zie paragraaf 5.1.5.3).
De stad kan gebieden aanwijzen die gebruikt kunnen worden om het bemalingswater op te vangen en te laten infiltreren. Als algemene regel kan hiervoor worden gehanteerd dat per meter diepte, ongeveer zes tot zeven meter in de breedte nodig is om het water terug te infiltreren. Per project dient een beoordeling en afweging gemaakt te worden. Vaak zal de afstand tot een geschikt gebied bepalend zijn.
• Indien wordt gewerkt met oppervlakkige infiltratie, kan in eerste instantie worden gekeken naar de infiltratiecapaciteit van de bovenste bodemlagen (zie Kaart 18), waarbij de goed infiltreerbare gebieden een groot potentieel bieden. Ook de verdrogingsgevoelige zones komen hiervoor in aanmerking. Indien retourbemaling in de diepere lagen gewenst is, moet de infiltratiecapaciteit van de diepere bodemlagen in rekening worden gebracht. Informatie over de samenstelling van deze bodemlagen kan worden geraadpleegd op DOV.
• Daarnaast kan water ook ter infiltratie worden gevoerd naar grachten, vijvers of andere oppervlaktewaters Wanneer het bemalingswater wordt geloosd op een gracht is het aangewezen om in de gracht een systeem zoals schotten te voorzien om het water te vertragen en de kans te geven om te laten infiltreren. Dit is zeker belangrijk voor grachten met een grote helling.
5.1.5.3.
HERGEBRUIK
Grondwaterwinningen
Zoals hoger gesteld, kan er samen met de lokale landbouwers onderzocht worden of er een business case bestaat voor het aanleggen van spaarbekkens om regenwater op te vangen. Deze kunnen dan aangewend worden voor hergebruik en (een deel van) het opgepompte grondwater vervangen. Enerzijds kunnen deze gebruikt worden in de zomer bij droge periodes. Bij hevige zomerbuien stroomt er immers meer water af, dan er in de bodem infiltreert. In deze bekkens kan het water dan worden vastgehouden. Maar ook tijdens de winters kunnen ze hun nut bewijzen. Door het aanleggen van een strategische watervoorraad in agrarisch gebied kunnen periodes van lange droogte overbrugd worden.
Bemalingen
Het opgepompte bemalingswater kan beschikbaar worden gesteld voor hergebruik, bijvoorbeeld via een buffervat met aftappunt. Op het buffervat moet een overloop aanwezig zijn naar een lozingspunt. Het is daarbij van belang om voorafgaand een rondvraag te organiseren om te zien of de vraag voldoende groot zal zijn. Daarbij wordt er in eerste instantie gedacht aan collectief hergebruik o.a. door landbouwers en de groendienst. Particulieren kunnen hier dan ook gebruik van maken bv. voor besproeiing van de tuin (opgelet: niet voor moestuin). De aangepaste wetgeving (juni 2024) zorgt ervoor dat er geen vergunning noch melding nodig is voor hergebruikvolumes tot 5000 m³/jaar. Een eventuele heffing voor het lozen van bemalingswater op de riolering is niet van toepassing op de effectief hergebruikte volumes, maar wel op het volume dat nog steeds geloosd zou worden op de openbare riolering. Een correcte debietmeting is dus van belang.
Bij hergebruik is het ook belangrijk dat bemalingswater enkel gebruikt wordt wanneer expliciet vermeld is dat dit kan. De stad kan de aannemers van bemalingen een affiche bezorgen die de hergebruikmogelijkheid duidelijk vermeldt. Hierop moet ook vermeld staan dat het niet geschikt is voor menselijke consumptie en dat het gebruik op eigen risico is. Het buffervat moet vrij toegankelijk zijn vanop de openbare weg. Voor landbouwers moet de mogelijkheid bekeken worden of ze op een eenvoudige manier een tankwagen kunnen vullen. Hier dient wel telkens de nodige aandacht besteed te worden aan het inlichten van de afnemers van de toepassingsmogelijkheden en de onzekerheden op vlak van de waterkwaliteit. Extra aandacht moet hierbij worden geschonken aan gebieden die vervuild zijn met PFAS. Indien het water ijzerhoudend is, kan het nodig zijn om te werken met een open beluchtingsbak zodat het aanwezige ijzer, dat neerslaat wanneer het in contact komt met zuurstof, kan bezinken. Ontijzerd water bevat weinig zuurstof en vaak wordt bij het aftappen of transporteren nog heel wat van de neerslag meegenomen. Het is daarom niet aangewezen dit water te gebruiken in vijvers, tenzij er voor extra beluchting en bezinking wordt gezorgd.
5.1.5.4. LOZEN
Lozen is enkel van toepassing voor bemalingen. Alleen wanneer retourneren, infiltreren, of hergebruiken niet haalbaar zijn omwille van wettelijke, technische, kwalitatieve (bv. vervuild of verzilt bemalingswater) of financiële redenen, mag het bemalingswater geloosd worden.
• Indien op minder dan 200 meter een waterloop ligt, dient het water te worden geloosd op de waterloop i.p.v. op de riolering. Zie Figuur 41 voor enkele voorbeelden om bemalingswater te transporteren zodat het niet aansluit op het rioleringsstelsel.
• De volgende optie is lozen op een RWA-leiding. Slechts als ook dit niet haalbaar is, kan het bemalingswater geloosd worden op een gemengde riolering, op voorwaarde dat het rioleringsstelsel en de zuiveringsinstallatie het bemalingswater kunnen verwerken.
• Voor alle bemalingen met een debiet groter dan 10 m³/u geldt dat het bemalingswater niet mag geloosd worden in openbare rioleringen aangesloten op een RWZI behoudens de uitdrukkelijke schriftelijke toelating van de exploitant van deze installatie. Het lozen van bemalingswater op een rioleringsstelsel gaat bovendien gepaard met kosten. Deze kosten moeten meegenomen worden bij het afwegen van bovenstaande maatregelen. Het geldende eenheidstarief ‘Heffing op waterverontreiniging’ dat door Aquafin zal worden gehanteerd in 2024 bedraagt 0,1749 €/m³.
5.1.5.5. HANDHAVEN
Om een gerichtere controle uit te oefenen bij bemalingen kun je als stad opleggen dat de meterstanden van de debietmeters wekelijks moeten worden doorgegeven via een (online) formulier. Zo kunnen de vergunningsvoorwaarden beter gecontroleerd worden. Bij grondwaterwinningen dienen grootverbruikers (> 500 m³/jaar) jaarlijks hun verbruik door te geven aan de Vlaamse Milieumaatschappij.
De stad Ieper kan zijn burgers en bedrijven aansporen via een gerichte campagne om zich in regel te stellen wat betreft de meldingen en vergunningen van grondwaterwinningen. Enkel door een goed zicht te hebben op het effectieve waterverbruik, kunnen er gerichte maatregelen getroffen worden binnen een stad, zoals het aanleggen van watervoorraden en het inzetten op collectieve voorzieningen.
Aanwezigheid van gevoelige natuur, verontreinigingen, verzilting en kans op zettingen kunnen mee bepalen welke techniek gewenst is. Het is daarom noodzakelijk om zeker de nodige adviezen in te winnen (bv. ANB, VMM, OVAM..). Voorafgaand kan zeker al een eerste screening gebeuren aan de hand van bv. de aanwezigheid van biologisch zeer waardevolle eenheden op de Biologische Waarderingskaart, ecotoopkwetsbaarheid voor verdroging of permanent natte gebieden op de watersysteemkaart.
5.2. ACTIESGERICHTOPPROJECTEN
De acties en projecten die volgen uit het hemelwater- en droogteplan van de stad Ieper staan opgelijst in Bijlage 7.4 – Uitgebreide actielijst. Deze mogelijke maatregelen werden in hoofdstuk 4
Visie en hoofdstuk 5.1 Maatregelen verder besproken. Aan alle voorgestelde acties werd bovendien een prioritering gegeven. De voorgestelde acties in Tabel 6 zijn de acties met de hoogste prioriteit en zijn geselecteerd in overleg met de stad De volgorde van de acties hieronder zijn gebundeld per deelgebied.
LEGENDE
Afstroom vermijden/ontharden
Hergebruik
Infiltratie
Buffering en vertraagde afvoer
Waterkwaliteit
Tabel 6: Acties met hoge prioriteit
ANS
CTIE
ALGEMENEACTIES
Jaarlijks budget voorzien voor blauwgroene initiatieven uit het HWDP (dit kan samen met LEKP-budget)
Publicatie van gerealiseerde blauwgroene initiatieven in de stad vanuit de voorbeeldfunctie om te motiveren en hetzelfde te doen op privaat domein. Ontharden overbodige verharding rond gebouwen/eigendommen van de stad Ieper (bij heraanleg)
Scholen: ondersteuning door Regionaal Landschap Westhoek in het ontharden en vergroenen van schoolpleinen
Optimalisatie infiltratie- en buffervolume grachten (bv. openleggen ingebuisde grachten, schotten, …)
Afkoppelen grachten die nog zijn aangesloten op gemengd stelsel (oplossen verdunningsknelpunten).
Stimuleren van aanleg bufferstroken langs waterlopen.
ACTIESPERDEELGEBIED
Binnenstad Ieper
Ondersteuning door Regionaal Lanschap Westhoek bij ontharding en vergroening schoolpleinen en inzetten op hergebruik (College, VBS SintMichiels, Parochiaal Centrum Sint-Pieters, Lyceum)
Sint-Jan
Inrichting Jan Yperman park met voorzien van extra buffering
Aanleg overstromingszone Bellewaerdebeek
Ieper West
Scholen: ondersteuning door Regionaal Landschap Westhoek in het ontharden en vergroenen van schoolpleinen en het stimuleren van regenwater hergebruiken voor toiletten
Boezinge
Scholen: ondersteuning door Regionaal Landschap Westhoek in het ontharden en vergroenen van schoolpleinen en het stimuleren van regenwater hergebruiken voor toiletten
Zuidschote
Vrije Basisschool Zuidschote: ondersteuning door Regionaal Landschap Westhoek in het ontharden en vergroenen van het schoolplein en het stimuleren van regenwater hergebruiken voor toiletten
Parkeerstroken in halfverharding aanleggen:
• Zuidschote-Dorp
• Zuidschotestraat
• Lotzstraat
Elverdinge
Ruimte voor water creëren langs de Grote Kemmelbeek
Bestaande vijvers inzetten als bufferlocatie (vijver aan kasteel van Elverdinge)
Vlamertinge Zuid
Aanleggen winterbedding Kemmelbeek
Zillebeke
Overstromingszone inrichten Seelbachdreef tussen Pollepelbeek en Zillebeek
Buitengebied (landbouwgebied)
Stimuleren hergebruik bij eigenaars van een vergunning voor een permanente grondwaterwinning, o.a. door opvang afstroom van daken en verhardingen landbouwbedrijven en samenwerkingen met nabijgelegen bedrijven.
In de agrarische gebieden inzetten op koolstoflandbouw en duurzaam bodembeheer.
In het zuiden van Ieper via Waterlandschapsproject ‘Robuuste Waterlopen Westhoek’ inzetten op maatregelen ter vertraging en infiltratie van afstroom van landbouwpercelen, en gekoppeld aanpakken van de erosieproblematiek, o.a. door aanleg infiltratiepoelen en grasbufferstroken alsook het realiseren grasbuffer- of graskruidenstroken, plantaardige dam, stro of houtsnippers, inrichten van een overstromingsland,…
Stimuleren aanleg kleine landschapselementen. Stimulerend beleid voeren vanuit de stad in samenwerking met Regionaal Landschap Westhoek.