1
T H E M A T I S C H E B E L E I D S K A D E R S / We r ke n in Le u ve n
RICHTINGGEVEND
2 RS_BOEK-4_DEEL-3.3_WERKEN_190424.indd 1
24/04/2019 15:21
2
T H E M A T I S C H E B E L E I D S K A D E R S / We r ke n in Le u ve n
THEMATISCHE BE L E I DSKA D E R S HOOFDSTUK 1 / HOOFDSTUK 2 / HOOFDSTUK 3 / HOOFDSTUK 4 / HOOFDSTUK 5 / HOOFDSTUK 6 / HOOFDSTUK 7 /
B lau wgroen e stru ctuu r Wonen in multifu n ction ele woonkern e n Werken in Leu ven V oorzieningen structu ur Energie en ruimte Mobiliteit Lan dschap en erfgoed
RSL2
RS_BOEK-4_DEEL-3.3_WERKEN_190424.indd 2
24/04/2019 15:21
3
T H E M A T I S C H E B E L E I D S K A D E R S / We r ke n in Le u ve n
HOOFDSTUK
Werken in Leuven
RS_BOEK-4_DEEL-3.3_WERKEN_190424.indd 3
24/04/2019 15:21
4
T H E M A T I S C H E B E L E I D S K A D E R S / We r ke n in Le u ve n
1/
Afbakening en situering van het thema
7
/1 BELANG VAN HET THEMA
7
/2 LEESWIJZER
7
2/ Bestaande situatie en recente evoluties van het werken in Leuven
8
/1 LEUVEN: EEN ENORME AANTREKKINGSPOOL VOOR BEDRIJVEN EN WERKNEMERS
8
/1/1 Flinke groei van de ondernemingen en de tewerkstelling in Leuven /1/2 De sterke sectoren in de Leuvense economie
/2 DE ARBEIDSSITUATIE VAN DE LEUVENAARS ZELF
8 10 12
/2/1 Behoorlijk aantal Leuvenaars aan de slag
12
/2/2 Waar werken de Leuvenaars?
14
/2/3 In welke sectoren werken de Leuvenaars?
14
/2/4 Kort profiel van de Leuvense werkzoekenden en de beschikbare vacatures
15
/2/5 Een sterk doelgroepenbeleid
17
/3 BESTAAND BELEID ROND DE ECONOMISCHE SPEERPUNTEN IN LEUVEN
17
/4 HET ‘WERKEN’ IN LEUVEN ANNO 2016, RUIMTELIJK BEKEKEN
18
/4/1 De bestemde ruimte voor economie in Leuven
18
/4/2 Spreiding van de bestaande economische functies in Leuven
20
/4/3 Recente groei van de economische activiteiten in Leuven, ruimtelijk bekeken
21
3/ Confrontatie van de ruimtereserves met de toekomstige behoeften
25
/1 RAMING VAN DE GROEIBEHOEFTE VOOR WERKEN: KWALITATIEF EN VOLUNTARISTISCH
25
/1/1 Kwantitatieve behoeftenraming?
25
/1/2 Ruimtebehoefte? Een voluntaristische benadering
26
/2 BESTAANDE RUIMTERESERVE VOOR ‘WERKEN’?
26
/2/1 Ruimtereserve op bedrijventerreinen?
26
/2/2 Ruimtereserve buiten de bedrijventerreinen?
29
/3 CONFRONTATIE VAN DE BEHOEFTE MET DE RUIMTERESERVE: EEN NIJPEND PROBLEEM
30
4/ Visie en beleid voor het werken in Leuven
31
31
/1 DE SPEERPUNTEN VAN HET LEUVENSE ECONOMISCHE BELEID /1/1 Leuvense specialiteiten binnen de regio en economische netwerken
31
/1/2 Leuven, topspeler in de kenniseconomie
32
/1/3 Leuven als beslissingscentrum behouden
33
/1/4 De lokale economie ondersteunen
33
/1/5 Kansen grijpen om de opkomende ‘creatieve’ economie te laten groeien 34 /1/6 Stadslandbouw voor een duurzame stedelijke ontwikkeling
34
RSL2
RS_BOEK-4_DEEL-3.3_WERKEN_190424.indd 4
24/04/2019 15:21
5
T H E M A T I S C H E B E L E I D S K A D E R S / We r ke n in Le u ve n
RS_BOEK-4_DEEL-3.3_WERKEN_190424.indd 5
24/04/2019 15:21
6
T H E M A T I S C H E B E L E I D S K A D E R S / We r ke n in Le u ve n
/2 COMPACTE KERNEN EN BEDRIJVENTERREINEN IN DE OPEN RUIMTE
35
/2/1 Compacte kernen en bedrijventerreinen in de open ruimte blijft het uitgangspunt
35
/2/2 Nieuwe bedrijventerreinen? Enkel onder strikte voorwaarden!
36
/2/3 Kwalitatieve verdichting op de juiste plaatsen
36
/2/4 Stadslandbouw als volwaardige openruimtegebruiker
36
/3 DE KANSEN TOT VERWEVING VAN ‘WERKEN’ IN DE WOONKERNEN OPTIMAAL BENUTTEN
37
/3/1 Evolutie naar monofunctionele woonkernen omkeren
37
/3/2 Geschikte ruimte en potenties voor een meer ‘verweven’ economie benutten
39
/3/3 Ruimte voor en clustering van de ‘creatieve’ economie ondersteunen
41
/3/4 Verhouding van ‘werken’ met de andere stedelijke niet-woonfuncties bewaken
43
/3/5 Verdichtingsprojecten inzetten voor kwaliteitsverbetering
43
/3/6 Multifunctionele polen aan de randen van de woonkernen
43
/4 VOLDOENDE RUIMTE VOOR DE NIET-VERWEEFBARE BEDRIJVEN OP BEDRIJVENTERREINEN
44
/4/1 Een sterke ruimtelijke structuur voor de grote tewerkstellingsgebieden
44
/4/2 Principiële keuzes omtrent de bedrijventerreinen
46
/4/3 Selectie van de bedrijventerreinen te Leuven
47
/4/4 Ruimtelijke groei van de ‘kennisgerelateerde’ bedrijvigheid mogelijk maken
51
/4/5 Verweving van functies op de bedrijventerreinen?
53
/4/6 Duurzame bedrijventerreinen
55
/5 (MULTIFUNCTIONELE) POLEN GARANDEREN DE POSITIE VAN LEUVEN ALS BESLISSINGSCENTRUM /5/1 Ruimte bewaren om de vooraanstaande rol als beslissingscentrum te behouden
57 57
/5/2 Logische locaties voor multifunctionele polen
57
/5/3 Kleinschalige projecten in het weefsel
59
/6 CAMPUSSEN VAN ZORG, ONDERZOEK EN ONDERWIJS
60
/7 AANDACHT VOOR PROFILERING OP (INTER)NATIONAAL NIVEAU
60
5/ Krachtlijnen van het beleid rond werken
61
RSL2
RS_BOEK-4_DEEL-3.3_WERKEN_190424.indd 6
24/04/2019 15:21
7
T H E M A T I S C H E B E L E I D S K A D E R S / We r ke n in Le u ve n
1
INFORMATIEF
Afbakening en situering van het thema /1 BELANG VAN HET THEMA Dit beleidskader behandelt het ‘werken’ en de bedrijvigheid in Leuven. Het schetst de situatie van de tewerkstelling in Leuven, in allerlei sectoren. Het gaat vervolgens in op de ruimtelijke aspecten van de bedrijven in Leuven. Onder bedrijven verstaan we, bij deze ruimtelijke benadering, niet alle instellingen en organisaties waar mensen werken. De ruimtenoden van (de tewerkstelling in) de gemeenschapsvoorzieningen en de handel en horeca worden behandeld in het thema voorzieningen. Wel behandelen we de tewerkstelling in productiebedrijven, kantoren en kantoorachtigen, landbouw,… Kortom, alles wat we kunnen verwachten onder een economische bestemming.
/2 LEESWIJZER We schetsen in deel 2 de bestaande situatie van de tewerkstelling en de bedrijven in Leuven, en bekijken de recente evoluties hiervan. We analyseren, voor zover mogelijk, hoe de bedrijven zich ruimtelijk inpassen in Leuven. Vervolgens, deel 3, bespreken we hoe we verwachten dat de bedrijven in Leuven zullen groeien en we vergelijken deze verwachtingen met het bestaande ruimte-aanbod. Het vierde deel schetst het ruimtelijke beleid voor de bedrijven in Leuven. Het beschrijft de speerpunten van het Leuvense economisch beleid, de principes omtrent compacte ontwikkelingen, het belang van de verweven bedrijvigheid binnen de woonkernen en de ruimte voor bedrijvigheid op bedrijventerreinen en campussen. In het laatste deel worden de krachtlijnen nog eens samengevat en beschrijven we wat bindend wordt vastgelegd.
RS_BOEK-4_DEEL-3.3_WERKEN_190424.indd 7
24/04/2019 15:21
8
T H E M A T I S C H E B E L E I D S K A D E R S / We r ke n in Le u ve n
2
INFORMATIEF
Bestaande situatie en recente evoluties van het werken in Leuven /1
/1/1
LEUVEN: EEN ENORME AANTREKKINGSPOOL VOOR BEDRIJVEN EN WERKNEMERS Flinke groei van de ondernemingen en de tewerkstelling in Leuven Dat de Leuvense ondernemingen het zeer goed doen, blijkt duidelijk uit de Stadsmonitor 2011 en de gegevens over de tewerkstelling te Leuven. GROEI VAN DE LEUVENSE ONDERNEMINGEN De aangroei van het aantal ondernemingen is in Leuven véél hoger dan in andere centrumsteden ( f i g. 1) . De overlevingsgraad van de ondernemingen is daarbij het beste van alle Vlaamse steden ( f i g. 2) . Het (zeer relatieve) ‘dipje’ dat Leuven kende in 2010, is in 2012 weer helemaal hersteld. Onze ondernemingen staan ook in voor een extreem hoge geproduceerde welvaart in verhouding tot ons aantal inwoners; maar liefst het dubbele van die in de gemiddelde Vlaamse gemeente en meer dan 1/3 hoger dan andere steden ( f i g. 3 ) .
f i g. 1 - Netto-groei van de ondernemingen, van 2006 tot 2012, in %. Bron: Kruispuntbank Ondernemingen, verwerking St udiedienst Vlaamse Regering (SVR)
f i g. 2 - Overlevingsgraad van de ondernemingen na vijf jaar, in 2012, in %. Bron: Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO), Berekening St udiedienst Vlaamse Regering (SVR)
RSL2
RS_BOEK-4_DEEL-3.3_WERKEN_190424.indd 8
24/04/2019 15:21
9
T H E M A T I S C H E B E L E I D S K A D E R S / We r ke n in Le u ve n
INFORMATIEF
f i g. 3 - Bruto toegevoegde waarde per inwoner, van 2006 tot 2012, in euro. Bron: Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ), Instit uut voor de Nationale Rekeningen (INR), Algemene Directie Statistiek (ADS), eigen verwerking.
GROEI VAN DE TEWERKSTELLING IN LEUVEN Qua netto jobcreatie spant Leuven helemaal de kroon, met extreem hoge groeicijfers in vergelijking met andere steden en het hele Vlaamse Gewest, waar er sprake is van eerder een stagnatie. We mogen zonder twijfel spreken over een bloeiende en gezonde economische structuur ( f i g. 4 ) . Uit gegevens van het steunpunt werk en sociale economie (SWSE) blijkt dat het aantal jobs in Leuven in de periode 2006-2013 van 70.641 naar 80.019 gestegen is, een stijging met meer dan 10.000 jobs. Dit terwijl de bevolking op beroepsactieve leeftijd (20-64 jaar) slechts steeg van 58.150 in 2006 naar 63.310 personen in 2013 (cijfers VDAB). De Leuvense jobratio (aantal jobs per 100 personen op beroepsactieve leeftijd) is hierdoor toegenomen tot 126,4 jobs per 100 personen in 2013. Ze ligt daarmee een flink stuk hoger dan in andere regionale en grote steden en vooral ten opzichte van Vlaanderen (met een gemiddelde jobratio van 73,9) ( f i g. 5 & 6) .
f i g. 4 - Netto jobcreatie in de Vlaamse centrumsteden, in 2011, in %. Bron: Steunpunt Steunpunt Werk en Sociale Economie (SWSE), Vlaamse Arbeidersrekening.
f i g. 6 - Jobratio in Leuven. Bron: Steunpunt Werk en Sociale Economie (SWSE)
f i g. 5 - Jobratio (= aantal jobs tov de bevolking op beroepsactieve leeftijd (20-64 jaar)). Bron: Steunpunt Werk en Sociale Economie (SWSE)
RS_BOEK-4_DEEL-3.3_WERKEN_190424.indd 9
24/04/2019 15:21
10
T H E M A T I S C H E B E L E I D S K A D E R S / We r ke n in Le u ve n
INFORMATIEF
REGIONALE AANTREKKINGSPOOL De Leuvense economie is duidelijk belangrijk voor een ruime regio. De werkzaamheidsgraad van de Leuvense bevolking is immers normaal voor een centrumstad, zoals we hieronder zullen toelichten. Werknemers worden dus ook sterk uit een ruime regio gerekruteerd. Van de ruim 70.000 jobs voor loontrekkenden in Leuven - de andere 10.000 zijn zelfstandigen en helpers - worden er immers nog geen 18.000 door Leuvenaars zelf ingevuld. De overige 52.100 loontrekkenden in Leuven, dus 75%, komen van elders! De pendel naar Leuven is dus groot. Dat is natuurlijk normaal voor een centrumstad. Toch zit Leuven op vlak van percentage ‘inkomende’ pendel bij de top van de centrumsteden, na het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en Mechelen ( f i g. 7) . De groep pendelaars naar Leuven is ook sterk gegroeid in de laatste jaren. Het aantal personen die woont buiten Leuven maar hier komen werken, is sinds 2006 gestegen van bijna 45.500 naar bijna 52.100 in 2013 ( f i g. 8) .
f i g. 7 - Pendelintensiteit in de Vlaamse centrumsteden en
het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
f i g. 8 - Tewerkstelling in Leuven _ Pendel. Bron: Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB)
/1/2
De sterke sectoren in de Leuvense economie VERDELING VAN DE TEWERKSTELLING OVER DE GROTE ECONOMISCHE SECTOREN Volgens cijfers van de VDAB werkte in 2013 in Leuven 49.8% van de werkenden in de quartaire sector en 41.6% in de tertiaire sector. De secundaire sector is goed voor 7.8% en de primaire sector voor slechts 0.3% ( f i g. 9) . Deze verhouding ligt helemaal anders dan gemiddeld in Vlaams Brabant, waar de quartaire sector slechts goed is voor 23.4%, maar de tertiaire sector dan weer groter is, met een aandeel van 59.8%. De secundaire sector is in Vlaams Brabant nog aanzienlijk, met 12.4% van de tewerkgestelden. Ook de primaire sector is, met zijn 2.7%, begrijpelijkerwijze hoger in de hele provincie dan in onze stad ( f i g. 10) .
f i g. 9 - Aandeel werkenden per hoofdsector: Leuven (Werk en Sociale Economie -WSE- 2013). Bron: Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB)
f i g . 1 0 - Aandeel werkenden per hoofdsector:
Vlaams-Brabant (Werk en Sociale Economie -WSE2012). Bron: Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB)
RSL2
RS_BOEK-4_DEEL-3.3_WERKEN_190424.indd 10
24/04/2019 15:21
11
T H E M A T I S C H E B E L E I D S K A D E R S / We r ke n in Le u ve n
INFORMATIEF
OPVALLENDE LEUVENSE SPEERPUNTEN IN DE TEWERKSTELLING De aanwezigheid van onze grote zorginstellingen (UZ Leuven!), onze sterk uitgebouwde onderwijssector en de concentratie van overheidsdiensten en -administraties verklaren uiteraard het overwicht van de quartaire tewerkstelling. Toch is ook de tertiaire tewerkstelling voor Leuven belangrijk, ondanks de algemene dalende trend in Vlaanderen ( f i g. 1 1) . Qua specialisatie lijkt, uitgaande van de data van de Vlaamse stadsmonitor, de kennis- en creatieve sector niet zo uitgesproken aanwezig. De tewerkstellingsgraad in die sectoren is volgens deze data niet veel hoger dan gemiddeld in Leuven. Toch zijn dit enorm belangrijke onderdelen van de Leuvense economie. Dit kan te maken hebben met de wat vreemde afbakening van deze sectoren, waarin zelfs auto-assemblage zou opgenomen zijn. Leuven beschikt namelijk over grote en belangrijke kenniscentra als KU Leuven & haar associatie, het Vlaams instituut voor biotechnologie (VIB), imec, UZ Leuven, …. De stad kan bovendien trots zijn op (anno 2014) de aanwezigheid van een sterke high tech industrie met ruim 300 technologiebedrijven en 135 spin offs en de aanwezigheid van sterke clusters; life sciences, high tech materials (incl. ICT nano tech en mechatronics). Leuven herbergt verschillende technologieplatformen (DSP Valley, CD3, LSEC, nerf, MRC, LFoRCe, Leuven MTC), twee ‘state of the art’ researchparken (Haasrode, Arenberg). Leuven maakt tenslotte ook deel uit van verschillende kennisnetwerken (Leuven Inc., Health axis Europe, ELAt, Ariane steden). Ook de creatieve sector staat in Leuven absoluut sterk ( f i g. 1 2) . Begin 2016 becijferde een werkgroep binnen het project ‘Leuven MindGate Creative’ dat maar liefst 37% van de Leuvense zelfstandigen en 6,5% van de werknemers te Leuven, in de creatieve sector tewerkgesteld zouden zijn. Bij benadering zouden maar liefst 27% van de Leuvense bedrijven tot de ‘creatieve’ sector kunnen worden gerekend. Deze creatieve sector is echter heel heterogeen en er is niet echt één overheersende subsector te vinden. Daardoor is deze sector ook minder gekend en zichtbaar. De stadsmonitor bevestigt alvast de zeer hoge tewerkstelling van zelfstandigen in de kennisgerelateerde en creatieve sectoren ( f i g. 1 3 ) .
f i g. 1 1 - Tewerkstellingsgraad in de kennis- en creatieve sector, 31 december 2012, in %. Bron: Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ), verwerking St udiedienst Vlaamse Regering (SVR
f i g. 1 2 - Inschatting van de verdeling van de Leuvense creatieve sector in subsectoren.
f i g. 1 3 - Percentage zelfstandigen in de kennis- en creatieve sector, 1 januari 2014, in %. Bron: Verrijkte Kruispuntbank Ondernemingen (VKBO), verwerking St udiedienst Vlaamse Regering (SVR)
RS_BOEK-4_DEEL-3.3_WERKEN_190424.indd 11
24/04/2019 15:21
12
T H E M A T I S C H E B E L E I D S K A D E R S / We r ke n in Le u ve n
/2 /2/1
INFORMATIEF
DE ARBEIDSSITUATIE VAN DE LEUVENAARS ZELF Behoorlijk aantal Leuvenaars aan de slag De Leuvense bevolking op beroepsactieve leeftijd bestond in 2013 uit 63.310 personen, zo blijkt uit cijfers van het SWSE ( f i g. 1 4 ) . Hiervan zijn 38.131 loontrekkenden. Daarnaast is er nog een grote groep zelfstandigen en helpers (7.696 personen), zijn er de niet werkende werkzoekenden (NWWZ) en een aantal niet beroepsactieven. Hetzelfde beeld komt naar voor uit de cijfers van de VDAB, waaruit blijkt dat in 2013, 68% van de beroepsactieve bevolking werkend is, 5,3% niet werkend maar werkzoekend en 26,7% niet beroepsactief ( f i g. 1 5 ) . Dezelfde cijfers tonen aan dat in Leuven de werkzaamheidsgraad – dit is de mate waarin de bevolking op beroepsactieve leeftijd effectief werkt - tussen 2003 en 2013 vrij stabiel is gebleven. Ze ligt iets hoger dan in de andere regionale en grote steden, maar lager dan in Vlaanderen ( f i g. 16 & 17) . Voor een stad doen we het op dat vlak dus niet slecht. Onze behoorlijke score is vooral te danken aan de hoge tewerkstelling van de vrouwen. De werkzaamheidsgraad van de mannen daalde licht in de laatste jaren, terwijl deze van de vrouwen steeg. Dit kan verklaard worden door het afnemen van de primaire en secundaire sectoren en de stijging van de tertiaire en quartaire sectoren waarin doorgaans meer vrouwen aan het werk zijn. De tertiaire en quartaire sectoren zijn ook de minst crisisgevoelige sectoren.
f i g. 1 4 - Werkgelegenheid - Jobratio (= aantal jobs tov de bevolking op beroepsactieve leeftijd (20-64 jaar)). Bron: Steunpunt Werk en Sociale Economie (SWSE)
f i g. 1 5 - Socio-economische positie bevolking (Werk en Sociale Economie -WSE- 2013 leeftijdsklasse 20-64). Bron: Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB)
f i g. 16 - Werkzaamheidsgraad (20-64 jaar) = (werkende /bevolking)*100. Bron: Steunpunt Werk en Sociale Economie (SWSE)
RSL2
RS_BOEK-4_DEEL-3.3_WERKEN_190424.indd 12
24/04/2019 15:21
13
T H E M A T I S C H E B E L E I D S K A D E R S / We r ke n in Le u ve n
INFORMATIEF
f i g. 17 - Werkzaamheidsgraad (20-64 jaar) – Totaal. Bron: Steunpunt Werk en Sociale Economie (SWSE)
Toch moeten we niet op onze lauweren rusten. Cijfers van de VDAB geven aan dat er binnen de Leuvense bevolking op beroepsactieve leeftijd, een steeds grotere groep niet aan de slag is en ook geen werk zoekt; deze zijn dus eigenlijk niet beroepsactief. Het gaat om bruggepensioneeerden, zieken,.... (opgelet is niet gelijk aan NWWZ) ( f i g. 18 & 19) . Dit percentage ligt net onder het Vlaams gemiddelde, maar ligt wel hoger in Leuven dan in de omgeving, bij voorbeeld in Herent. Dit is te verklaren vanuit Leuven en haar rol als centrumstad. Ook blijkt uit heel recente studies van de VDAB Vlaams-Brabant, dat Leuven eind juli 2016 3.737 niet werkende werkzoekenden telde. Dit is een stijging van 4.2% ten opzichte van juli 2015 ( f i g. 2 0) . Met deze stijging gaat de stad Leuven in tegen de dalende trend van Vlaanderen. Van deze werkzoekende populatie is 7.8% schoolverlater, dit is een lager percentage dan in Vlaanderen. Het aandeel ingeschreven bij OCMW ligt in Leuven dan weer een stuk hoger. De stijging is te wijten aan de strengere voorwaarden gekoppeld aan de werkloosheidsuitkering maar ook (en vooral) aan de toename van de doelgroep allochtone (niet-EU) NWWZ. Het aandeel werkzoekenden met een niet – EU nationaliteit en deze van allochtone origine ligt ook beduidend hoger, wat niet abnormaal is gezien de stedelijke context van Leuven. Alhoewel men nog geen volledig zicht heeft op het juiste profiel van deze nieuwkomers kunnen we toch al zien dat het voornamelijk over laaggeschoolde jonge mannen gaat. Het blijft een uitdaging voor de stad en de regio om ook deze groepen aan de slag te krijgen.
f i g. 18 - Aandeel langdurige werklozen = (aantal langdurig (1 jaar en meer) Niet-werkende werkzoekenden (NWWZ)/totaal aantal NWWZ)*100. Bron: Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB)
f i g. 19 - Evolutie aandeel langdurige werklozen – Totaal. Bron: Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB)
f i g. 2 0 - Algemene werkloosheid - Arbeidsmarkt Leuven, juli 2016. Bron: Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB) Vlaams-Brabant
RS_BOEK-4_DEEL-3.3_WERKEN_190424.indd 13
24/04/2019 15:21
14
T H E M A T I S C H E B E L E I D S K A D E R S / We r ke n in Le u ve n
/2/2
INFORMATIEF
Waar werken de Leuvenaars? Onder haar eigen beroepsactieve bevolking telt Leuven 38.131 loontrekkenden. Zoals hierboven aangehaald, worden hiervan 17.921 jobs ingevuld door Leuvenaars die werken in Leuven. De overblijvende 20.211 woont wel in Leuven, maar werkt dus elders ( f i g. 2 1) . Het aantal personen dat woont en werkt in Leuven is sinds 2006 licht gegroeid, van 16.417 naar 17.921 in 2013. De groep Leuvenaars die buiten Leuven gaan werken, is nogal stabiel gebleven in dezelfde periode: 19.938 in 2006 en 20.211 in 2013 ( f i g. 2 2) . De Leuvenaars werken dus steeds meer in eigen stad. Of misschien is het omgekeerd en komen de werknemers steeds meer ook hier wonen. Maar de grootste groep werkenden, komt nog steeds van buiten de stad en deze groep werknemers is het sterkst gestegen.
f i g. 2 1 - Werkende beroepsbevolking versus binnenlandse werkgelegenheid- Leuven (WSE 2013 - leeftijdsklasse 15-64). Bron: Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB)
f i g. 2 2 - Tewerkstelling in Leuven – Pendel. Bron: Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB)
/2/3
In welke sectoren werken de Leuvenaars? De 38.131 loontrekkende Leuvenaars konden we in 2013 als volgt over de verschillende sectoren verdelen: De Leuvenaars zelf werken ongeveer even veel in de tertiaire als in de quartaire sector. In de secundaire sector werkt nog 7,8%, en nog geen percent van de Leuvenaars is tewerkgesteld in de landbouw ( f i g. 2 3 ) . Kijkend naar de recente evoluties, valt vooral op dat de tewerkstelling in de primaire sector in de periode van 2006 tot 2013 met meer dan 50% gedaald is, de secundaire sector in vergelijking een lichte daling kent en de tertiaire en quartaire sectoren aanzienlijk stijgen ( f i g. 2 4 ).
f i g. 23 - Aandeel werkenden per hoofdsector- Leuven (Werk en Sociale Economie -WSE- 2013). Bron: Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB)
f i g. 2 4 - Verdeling sectoren. Bron: Steunpunt Werk en Sociale Economie (SWSE)
RSL2
RS_BOEK-4_DEEL-3.3_WERKEN_190424.indd 14
24/04/2019 15:21
15
T H E M A T I S C H E B E L E I D S K A D E R S / We r ke n in Le u ve n
/2/4
INFORMATIEF
Kort profiel van de Leuvense werkzoekenden en de beschikbare vacatures Leuven is een stad met in verhouding zeer veel hooggeschoolde werkzoekenden. Meer dan 1 op 3 is hooggeschoold, terwijl dit op Vlaams niveau voor slechts 1 op 5 werkzoekenden het geval is. Leuven is dan ook een universiteitsstad waar veel mensen na hun studies blijven "plakken" om werk te zoeken. In absolute cijfers is, anno 2016, echter de groep laaggeschoolde werkzoekenden (1.289 personen) nog net iets groter dan de werkzoekende hooggeschoolden (1.106 personen). Toch ligt het aantal bij de laaggeschoolden lager dan gemiddeld in Vlaanderen, waar dit aandeel kan oplopen tot 50%. De groep van de middengeschoolde werkzoekenden is de kleinste groep, maar sluit nauw aan bij de andere groepen (993 personen) ( f i g. 2 5 & 2 6) . Dit blijkt uit data van de VDAB. In 2016 zag je voor alle leeftijdsgroepen in Leuven een stijging van werkzoekenden. Toch valt op dat de stijging bij jongeren (+13,8%) een stuk hoger ligt dan deze bij de middengroep (+1,3%) en 50- plussers (+4,7%). Bij deze laatste doelgroep is de stijging te wijten aan de sterke toename van 60- plussers (+66,7%), dewelke langer beschikbaar moeten blijven voor de arbeidsmarkt.
f i g . 2 5 - Scholingsgraad werkzoekenden, Leuven. Bron: Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB)
f i g. 2 6 - Scholingsgraad werkzoekenden, Vlaanderen. Bron: Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB)
Sinds 2016, zo blijkt uit recente studies van de VDAB Vlaams-Brabant, kent Leuven ook een stijging van het aantal vacatures. Het gaat om de ‘gewone’ vacatures, dus zonder uitzendopdrachten op jaarbasis ( f i g. 2 7) . Hiermee sluit de regio eindelijk aan bij de stijgende trend die zich over Vlaanderen manifesteerde vanaf midden 2015. Voor Leuven steeg het aantal vacatures met 15,3% tot 4.751 in de periode juli 2015 – juli 2016. Binnen deze vacatures zijn het echter vooral de vacatures gericht op hooggeschoolden die sterk toenemen, en voornamelijk in de quartaire sector. Ook binnen de ‘gewone’ vacatures via werving- en selectiekantoren vormen de vacatures voor hooggeschoolden de grootste groep.
f i g. 27 - Aantal door de VDAB ontvangen vacatures uit de Normaal economisch circuit zonder uitzendopdrachten (NECzU) in Vlaanderen en het aandeel van de regio’s tov Vlaanderen, per sector (2012).
RS_BOEK-4_DEEL-3.3_WERKEN_190424.indd 15
24/04/2019 15:21
16
T H E M A T I S C H E B E L E I D S K A D E R S / We r ke n in Le u ve n
INFORMATIEF
Bij de uitzendopdrachten is het gevraagde scholingsniveau echter lager. Hier zitten heel wat vacatures tussen zonder diplomavereiste. Ook TSO-profielen worden sterk gezocht. In het algemeen valt op dat de vacatures voor de middengeschoolden (diploma secundair onderwijs en hoger beroepsonderwijs) de kleinste groep is. Deze cijfers moeten wel correct geĂŻnterpreteerd worden. De aantallen vacatures zijn niet rechtstreeks representatief voor de verschillende soorten jobs die in Leuven aanwezig zijn. Het is een momentopname die enkel aangeeft waarvoor op een bepaald moment mensen gezocht worden en welke scholingsgraad daarvoor nodig is. Uit cijfers van de VDAB uit 2012 blijkt dat er in Leuven ongeveer evenveel vacatures zijn voor de tertiaire als de quartaire sector, slechts een beperkt aantal voor de secundaire sector en nauwelijks voor de primaire sector. Als we ter vergelijking naar Halle-Vilvoorde kijken, zien we dat daar het aantal vacatures in de tertiaire sector meer dan dubbel zo groot is dan het aantal vacatures in de quartaire sector; hiermee volgens ze de Vlaamse tendens. De cijfers voor de secundaire en primaire sector lopen gelijk met deze voor Leuven ( f i g. 2 8) . Uit een andere studie van de VDAB over de vacatures per scholingsgraad kan geconcludeerd worden dat men voornamelijk op zoek is naar laag- en hooggeschoolden en dat het aantal vacatures voor de middengeschoolden opmerkelijk lager ligt ( f i g. 2 9) . Hieruit kan geconcludeerd worden dat er in Leuven voornamelijk vacatures zijn voor jobs in de tertiaire en quartaire sectoren waarbij gevraagd wordt naar zowel laag- als hooggeschoold personeel. In die zin komt dit overeen met de vraag naar jobs voor laag- en hooggeschoolden maar in mindere mate aan de vraag voor middengeschoolden, die in Leuven toch nog een redelijk grote groep vertegenwoordigt.
f i g. 2 8 - Aantal door de VDAB ontvangen vacatures uit het Normaal economisch circuit zonder uitzendopdrachten
(NECzU,) per Regionaal Sociaal-Economisch OverlegcomitĂŠ (RESOC) 2012
f i g. 2 9 - Vacatures scholingsgraad. Bron: Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB)
RSL2
RS_BOEK-4_DEEL-3.3_WERKEN_190424.indd 16
24/04/2019 15:21
17
T H E M A T I S C H E B E L E I D S K A D E R S / We r ke n in Le u ve n
INFORMATIEF
/2/5 Een sterk doelgroepenbeleid In Leuven is een significante groep langdurig en laaggeschoolde werkzoekenden (cijfers VDAB). Het gaat over personen zonder diploma secundair onderwijs die minstens 2 jaar werkzoekend zijn. Deze groep stijgt jaar na jaar; van 274 personen in 2010 naar 397 personen in 2016. Het gaat in veel gevallen over mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt waarvoor een werkervaring in de sociale economie des te belangrijker is aangezien deze personen nood hebben aan specifieke begeleiding en ondersteuning op de werkvloer. Eind 2012 stelde de Vlaamse sociale inschakelingseconomie bijna 26.162 doelgroepmedewerkers te werk in heel Vlaanderen. Het merendeel (85%) daarvan vindt een plaats binnen de pijler maatwerk die de beschutte werkplaatsen, sociale werkplaatsen en invoegbedrijven omvat. De lokale diensteneconomie blijft zich, sinds de start van deze maatregel in 2008, verder uitbreiden en stelde zo eind 2012 iets meer dan 2.000 doelgroepmedewerkers te werk. In de stad Leuven werkten in 2015 in de sociale economie, bij de verschillende vzw’s en in verschillende statuten, ruim 700 doelgroepwerknemers. Een 500-tal mensen werken bij de sociale economiepromotoren op de Veilingsite. Een ander deel in diverse kleine buurtgericht ingeplande opleidings-en tewerkstellingsprojecten.
/3 BESTAAND BELEID ROND DE ECONOMISCHE SPEERPUNTEN IN LEUVEN Het ruimtelijk beleid van de stad Leuven is er in de laatste decennia op gericht geweest om een selectief aanbodbeleid te voeren. De beperkte Leuvense economische ruimte wordt ingezet voor die sectoren die een belangrijke meerwaarde vormen voor de stad; bedrijvigheid die met de stad en haar speerpunten weinig te maken hebben, kunnen hier geen ruimte krijgen. De aanwezige kenniseconomie ondersteunt enorm de Leuvense welvaart. De stad kiest er daarom sinds jaren bewust voor om een gegarandeerd en gereserveerd aanbod te behouden voor deze sector. Binnen de kenniseconomie heeft de stad haar speerpunten verder gedefinieerd. Deze zijn enerzijds gevonden in de richting van ‘health’, die een grote wisselwerking kent met onze sterke onderwijs-, onderzoeks- en zorgfuncties te Gasthuisberg. Anderzijds profileert de stad zich sterk in de ‘high-tech’ sector, met subsectoren als micro-electronica en nanotechnologie (met onder meer imec als internationaal vermaard vlaggenschip), materiaalontwikkeling en opkomende sectoren als cleantech. Voor deze kenniseconomie, waarin zowel spin-offs van KU Leuven als andere researchgerelateerde bedrijven ressorteren, heeft de stad steeds voldoende beschikbare ruimte willen voorzien. Deze werd gevonden op de site imec, wetenschapspark Arenberg en researchpark Haasrode. De stad hield sinds eind jaren ’90 ook Termunckveld achter de hand als uitbreidingszone voor kennisgerelateerde bedrijvigheid. Naast een behoorlijk ruimte-aanbod, achtte de stad ook een goede netwerking en profilering van belang. Daarom participeert de stad reeds jaren in netwerken van steden met een sterk kennisprofiel om via samenwerkingsverbanden in een sterkere positie te staan binnen de internationale competitie om investeerders. In 2016 werd ook het project Leuven MindGate formeel opgestart, dat als doel heeft op lokaal vlak de netwerking te versterken en de uitstraling en branding op internationaal niveau te verzekeren. Ook de tertiaire sector heeft in de stad steeds een belangrijke plaats ingenomen. Leuven vormt immers een belangrijk beslissingscentrum. Ze is provinciehoofdplaats en herbergt daarom heel wat administraties. Daarnaast zijn er tal van hoofdkwartieren van grote bedrijven en instellingen in de stad. Voor Leuven is de aanwezigheid van dergelijke beslissingcentra heel belangrijk. Voldoende ruimte voor kantoorachtige gebouwen is dan ook steeds belangrijk geweest. Daarom is er sinds de jaren ‘90 heel wat economische ruimte, gericht op diensten en kantoren, mogelijk gemaakt in gemengde stedelijke projecten. We vinden deze vooral aan de Leuvense vesten (Philipssite, Stationsomgeving, Vaartkom), maar ook in de deelgemeenten (Remysite). Ook vindt Leuven het belangrijk om voldoende ruimte te voorzien voor de lokaal gebonden bedrijven. Het eerste structuurplan Leuven van 2014 spreekt van de volgende types bedrijven die hieronder vallen: het plaatsgebonden karakter kan bestaan uit het tewerkstellen van belangrijke doelgroepen in de Leuvense bevolking. Ook gaat het om bedrijven die het voorzieningenniveau van de stad ondersteunen, omdat ze vooral aan de stad leveren. Daarnaast ressorteren hieronder ook bedrijven die hier historisch gegroeid zijn en zo een sterke verbondenheid met de stad vertonen en tenslotte bedrijven die hier een specifiek patrimonium benutten en beheren, soms met hoge erfgoedwaarde. De stad trachtte sinds de jaren ’90 ook voor deze soorten bedrijven de nodige ruimte te reserveren, met wisselend succes. Een aantal bedrijventerreinen zijn hiervoor aan het aanbod toegevoegd (Veilingsite) of uitgebreid en efficiënter ingericht (Vaartzone en milieupark). De uitbreiding van het aanbod op Parkveld of aan de Wijgmaalsesteenweg is echter niet gelukt.
RS_BOEK-4_DEEL-3.3_WERKEN_190424.indd 17
24/04/2019 15:21
18
T H E M A T I S C H E B E L E I D S K A D E R S / We r ke n in Le u ve n
/4
/4/1
INFORMATIEF
HET ‘WERKEN’ IN LEUVEN ANNO 2016, RUIMTELIJK BEKEKEN De bestemde ruimte voor economie in Leuven SPECIFIEK BESTEMDE RUIMTE VOOR ECONOMISCHE FUNCTIES OF MET GEMENGDE BESTEMMING De stad Leuven beschikt anno 2016 over heel wat ‘bestemde’ ruimte voor economie: op het gewestplan, in BPA’s, in ruimtelijke uitvoeringsplannen. Deze ruimte werd in kaart gebracht, en is te vinden in de figuur: ‘ruimte met een economische bestemming ( f i g. 3 0) . Het gaat om alles samen ruim 480ha bruto bestemde ruimte. Deze bestemde ruimte is uiteraard niet allemaal effectief bruikbaar omwille van infrastructuren, gebruiksbeperkingen allerlei,… Ook zijn er heel wat zones bij die een gemengde bestemming hebben, en waar bij voorbeeld ook woonfuncties vergunbaar zijn. Het gaat dan om gebieden die in RUP’s en BPA’s als ‘zone met gemengde bestemming’ zijn aangeduid, om BPA-zones voor ‘wonen en handel’ waar handel (eventueel enkel op het gelijkvloers) als mogelijke bestemming is opgenomen,... Het is dus absoluut niet allemaal gereserveerde ruimte voor kantoren, industrie of KMO!
f i g. 3 0 - Ruimte in Leuven met een economische of gemengde bestemming op de bestemmingsplannen.
Voor de volledigheid moet opgemerkt worden dat economische activiteiten ook nog op veel andere plaatsen vergunbaar zijn zonder expliciet als bestemming te zijn opgenomen in bestemmingsplannen: in het woongebied, in het agrarisch gebied, in de zones voor gemeenschapsvoorzieningen,…
RSL2
RS_BOEK-4_DEEL-3.3_WERKEN_190424.indd 18
24/04/2019 15:22
19
T H E M A T I S C H E B E L E I D S K A D E R S / We r ke n in Le u ve n
INFORMATIEF
BESTAANDE FUNCTIES BINNEN DE ZONES MET SPECIFIEKE GEMENGDE OF ECONOMISCHE BESTEMMING Binnen de zones die via de bestemmingsplannen een specifieke economische (of gemengde bestemming) hebben gekregen, staan anno 2016 ruim 1.250 gebouwen, die samen een grondoppervlakte van bijna 880.000m2 beslaan. Van deze grondoppervlakte is 16% gebruikt door niet-‘economische’ bestemmingen (handel en horeca zijn als economische bestemming meegerekend) ( f i g. 3 1) . Er staan dus toch nog heel wat gebouwen zonder een expliciete economische bestemming in deze specifieke bestemmingszones; het gaat zelfs om meer dan de helft van de gebouwen. Vooral de kleinere gebouwtjes hebben dus vaak een afwijkende bestemming. Vermoedelijk zijn hierbij heel veel woongebouwen.
f i g. 3 1 - Gebouwen met een ander dan ‘economisch’ gebruik (incl. horeca en handel) in de zones met een economische
bestemming
Het is erg logisch dat handel en horeca een belangrijk aandeel uitmaken van deze gebouwen met een ‘economische’ bestemming. We vinden ze uiteraard sterk terug in de zones die in BPA’s en RUP’s hiervoor specifiek bestemd zijn zoals de detailhandelszone aan de Tiensesteenweg en vele zones met gemengde bestemmingen in BPA’s. Ze komen echter ook veel voor in de bestemde bedrijventerreinen waar we eerder productiebedrijven en kantoorachtigen zouden verwachten. Dit kunnen we vaststellen op basis van de vergelijking van de beide kaarten van de gebouwen met niet- economische bestemming, waarbij in de linkse de horeca- en handelgebouwen niet te zien zijn, en in de rechts wel. De aanwezigheid van horeca/handel is opvallend in de KMO-zone Haasrode, Vaartzone (zowel kant K. Bégaultlaan als kant Aarschotsesteenweg) en zelfs in de bedrijvenzones te Remy en aan de Diestsesteenweg.
RS_BOEK-4_DEEL-3.3_WERKEN_190424.indd 19
24/04/2019 15:22
20
T H E M A T I S C H E B E L E I D S K A D E R S / We r ke n in Le u ve n
/4/2
INFORMATIEF
Spreiding van de bestaande economische functies in Leuven GEBOUWEN MET TEWERKSTELLING IN LEUVEN De gebouwen die in Leuven ingezet worden voor ‘werken’, vinden we verspreid over het grondgebied terug, niet enkel in de specifiek daartoe bestemde zones ( f i g. 3 2) . Op basis van de data die in het stedelijk GIS- systeem aanwezig zijn, heeft de stad getracht om meer zicht te krijgen op de feitelijke spreiding van de economische activiteiten in de Leuvense ruimte.
f i g. 3 2 - Bestaande gebouwen met een economische functie in Leuven, in vergelijking met de daartoe bestemde ruimte
Van de ruim 40.500 gekende gebouwen in Leuven, hebben er ruim 4.000, dus bijna 10%, minstens op het gelijkvloers een economische bestemming. Ze beslaan samen bijna 1,5 miljoen m2 grondoppervlakte. Het gaat niet alleen om typische bedrijfsgebouwen als productiegebouwen, labo’s en kantoren, gebouwen voor vrije beroepen,... Ook in de verzorgende sector werken veel mensen. Daarbinnen is het aantal handels- en horecagebouwen een aanzienlijke groep. Als we de ruim 2.200 gebouwen met handel en horeca niet meetellen, dan nog gaat het om ruim 1.800 gebouwen met tewerkstelling, die samen een grondoppervlak innemen van meer dan 1 miljoen m2. Bij de gebouwen waar tewerkstelling aanwezig is, rekenen we de gebouwen met gebruik in de categorieën productie, kantoren en diensten, vrije beroepen, handel en horeca, verzorging, opslag, zoals opgenomen in de stedelijke data. Het is duidelijk dat er nog gebouwen zijn waarin wordt gewerkt, zeker binnen de gemeenschapsvoorzieningen. Verzorging werd meegenomen, omwille van de zo belangrijke tewerkstellingspool Gasthuisberg; andere gemeenschapsvoorzieningen komen hier niet altijd in voor. Zo is uit de kaarten af te leiden dat sommige KU Leuven gebouwen wel in de cijfers voorkomen, anderen niet. Dit heeft te maken met de inconsistente toewijzing aan categorieën. De cijfers mogen dan ook niet te letterlijk worden genomen. Ook moet er rekening mee gehouden worden dat alle gebouwen met een opslagfunctie hierbij zijn gerekend, ook als ze niet duidelijk aan een bedrijfsactiviteit zijn gelinkt.
RSL2
RS_BOEK-4_DEEL-3.3_WERKEN_190424.indd 20
24/04/2019 15:22
21
T H E M A T I S C H E B E L E I D S K A D E R S / We r ke n in Le u ve n
INFORMATIEF
VERDELING TUSSEN DE SPECIFIEK DAARVOOR BESTEMDE TERREINEN EN DE REST VAN LEUVEN Als we de bestemde ruimte voor economie vergelijken met de ligging van de gebouwen met tewerkstelling, dan stellen we vast dat het gros van de gebouwen met ‘economisch’ gebruik, ca. 85%, buiten de zones met een duidelijke economische bestemming op de bestemmingsplannen liggen. We vinden namelijk bijna 3.500 van deze gebouwen terug buiten die specifiek bestemde zones, en nog geen 600 gebouwen liggen erbinnen. Maar als we de ingenomen vloeroppervlakte beschouwen, is de verdeling ongeveer fifty-fifty. Het is dus duidelijk, en ook logisch, dat de tewerkstelling buiten de grote bestemde zones type bedrijventerrein, vooral in kleinere gebouwen te vinden is. Opnieuw bekijken we dezelfde cijfers zonder handel en horeca, die toch vaak verweven in de woonkernen voorkomt. Dan nog steeds gaat het om 80% van de ‘economische’ gebouwen (excl. handel en horeca) die buiten die specifieke economische bestemmingszones liggen. Maar qua grondoppervlakte maken deze nog maar ruim 40% uit. Bij deze cijfers moeten enkele kanttekeningen worden geplaatst. Vele van deze gebouwen zijn bedoeld voor opslag. Die opslaggebouwen, die we op de kaarten heel verspreid terugvinden in de woonkernen en zelfs in de open ruimte, kunnen niet steeds met tewerkstelling gelinkt worden. De aard van de data laten niet toe om dit verder te verfijnen. WERKEN IN DE OPEN RUIMTE: DE PRIMAIRE SECTOR Ook in de open ruimte wordt uiteraard gewerkt. Naast wat mogelijke zonevreemde bedrijfjes, gaat het hier voornamelijk over landbouw. In het thematisch beleidskader voor de Blauwgroene structuur wordt uitgebreid ingegaan op de unieke situatie waarin Leuven zich bevindt door haar ligging in 4 verschillende landbouwstreken. Ook bespreekt dit beleidskader meer nauwgezet het eindrapport van de “Studie Stadslandbouw Leuven” (opgeleverd door de KU Leuven in opdracht van de stad Leuven in 2015). Hierin zijn de oppervlaktes vermeld die feitelijk in gebruik zijn voor landbouw en welk type landbouw. Algemeen wordt er het belang van landbouw als belangrijke ruimtegebruiker en speler in het behouden van voldoende open ruimte naar voor geschoven. Op basis van de totale oppervlakte van Leuven en het oppervlak cultuurgrond aangegeven in de landbouwtelling van 2013, is in Leuven 1.719 hectare in gebruik voor landbouw (cultuurgrond) of 29,9% van de totale oppervlakte. De landbouwtelling geeft verder aan dat er 1.057 runderen en 3.350 varkens in Leuven voorkomen en 10.790 runderen en 20.893 varkens in de regio als geheel. Deze dieren bevinden zich niet per definitie op het grondgebied van Leuven, omdat ook enkel de administratieve hoofdzetel van het bedrijf hier gevestigd kan zijn. Het aandeel in het ruimtegebruik door akkerbouw is ook aanzienlijk. Zo wordt meer dan 60% van het areaal bouwland in de regio en in Leuven ingenomen door granen voor de korrel (tarwe, gerst, maïs) en is akkerbouw (bouwland) in totaal goed voor bijna 75% van de totale oppervlakte cultuurgrond. In de regio is groenteteelt in openlucht goed voor 4,5% van het areaal en in Leuven heeft groenteteelt in openlucht een aandeel van 3,4% in het areaal bouwland. Van het totale areaal cultuurgrond is 78% ingenomen door bouwland, 2,71% door boomgaarden en boomkwekerijen en 19,23% door blijvend grasland. In vergelijking met andere regio’s in Vlaanderen is er relatief weinig intensieve varkensteelt en veehouderij.
/4/3 Recente groei van de economische activiteiten in Leuven, ruimtelijk bekeken Over de ruimtelijke evolutie/groei in de voorbije jaren voor tewerkstelling of en bedrijven in Leuven, heeft de stad geen bruikbare kwantitatieve gegevens. Wel kunnen een aantal grote lijnen geschetst worden. De groei van stedelijke functies die Leuven optekende, vond voor het overgrote gedeelte plaats binnen de afgebakende woonkernen, campussen en bedrijventerreinen die de stad reeds in het eerste structuurplan uit 2004 aanduidde. Voor tewerkstelling springen vooral de ruimtelijke ontwikkelingen op bedrijventerreinen en in de grote gemengde stadsontwikkelingsprojecten in het oog. De stad plande heel wat herontwikkelingsprojecten en uitbreidingsgebieden voor campussen en bedrijventerreinen, bij de goedkeuring van haar eerste structuurplan uit 2004. Daarnaast vond er vermoedelijk ook heel wat groei plaats buiten deze grote ontwikkelingsprojecten, campussen en bedrijventerreinen.
RS_BOEK-4_DEEL-3.3_WERKEN_190424.indd 21
24/04/2019 15:22
22
T H E M A T I S C H E B E L E I D S K A D E R S / We r ke n in Le u ve n
INFORMATIEF
ECONOMISCHE ONTWIKKELING IN DE GROTE GEMENGDE STADSONTWIKKELINGSPROJECTEN? Zo werden sinds de jaren ’90 de ontwikkeling van verschillende multifunctionele ontwikkelingspolen (MF polen) aangezet, waar een mix van stedelijke functies terecht zou komen zoals werken, wonen, diensten,… Bijna al deze MF polen zijn gelegen in de omgeving van de Leuvense Vesten (Vaartkom, stationsomgeving, Philipssite, Bodart). Twee van dergelijke polen zijn in de deelgemeenten gelegen (Remysite en omgeving Brabanthal). De meeste van deze multifunctionele polen, met uitzondering van Bodart, zijn anno 2016 effectief al realiteit, of ze zijn toch al in uitvoering. Toch moet hierbij opgemerkt worden dat deze polen niet allemaal hun rol als tewerkstellingslocaties volledig hebben waargemaakt, zeker niet de polen die pas de laatste jaren werden aangevat. Zo werden in de projecten van de Vaartkom en de stationsomgeving een aantal gebouwen ingevuld met woningen die bij de aanvankelijke planning eerder economische bestemmingen hadden. Bij de voorbereiding van deze projecten via ruimtelijke uitvoeringsplannen was deze markttendens niet voorzien. GROEI VAN TEWERKSTELLING OP BEDRIJVENTERREINEN Ook duidde de stad bij de goedkeuring van het eerste structuurplan van 2004, de bedrijventerreinen en bedrijvenfragmenten aan ( f i g. 3 3 ) . Hier werd een onderscheid gemaakt tussen bedrijventerreinen die specifiek ingezet werden voor de kennisgerelateerde tewerkstelling en terreinen waar andere bedrijven terecht kunnen die op één of andere manier een binding met Leuven vertonen: hier historisch gegroeid met een belangrijke tewerkstelling; bedieners van de lokale Leuvense gebruikers,… Deze gewenste economische structuur is anno 2016 zeker niet volledig gerealiseerd.
f i g. 3 3 - Ruimte voor bedrijvigheid en gemengde stedelijke projecten met kantoren, zoals geselecteerd in het eerste ruimtelijk structuurplan uit 2004
RSL2
RS_BOEK-4_DEEL-3.3_WERKEN_190424.indd 22
24/04/2019 15:23
23
T H E M A T I S C H E B E L E I D S K A D E R S / We r ke n in Le u ve n
INFORMATIEF
De bedrijvigheid op de bedrijventerreinen is zeker gegroeid door de stapsgewijze realisatie van het wetenschapspark Arenberg en door de verdichting op bestaande terreinen als imec en Haasrode researchpark waar sinds 2000 verschillende nieuwe percelen werden gecreĂŤerd. Een aantal bedrijventerreinen die de stad vooropstelde, zijn nog niet ontwikkeld; ofwel omdat zij eerder reserveruimte vormen (bijvoorbeeld Termunckveld) ofwel omwille van vernietigingen door de Raad van State (Parkveld) ofwel omdat de percelen niet op de markt leken te komen (Wijgmaalsesteenweg) ofwel omdat het niet ontsloten geraakte en er wijzigende visies kwamen over de wenselijke concrete bestemming (spoorwegplateau). Ook stellen we vast dat de druk op bedrijventerreinen vanwege andere bestemmingen dan productiebedrijven zeer groot is, daar waar de voorschriften dergelijke menging toelaten. Zo heeft de stad grote moeite om de klassieke bedrijven in de Vaartzone te behouden, ten voordele van de meer lucratieve baanwinkels. De groei van bedrijvigheid op bedrijventerreinen is dus niet zo groot geweest als de stad begin jaren 2000 had verwacht. GROEI VAN TEWERKSTELLING OP CAMPUSSEN VAN ZORG EN (HOGER) ONDERWIJS De Leuvense campussen van zorg en hoger onderwijs hebben dan weer opvallende ontwikkelingen gekend. Op Gasthuisberg wordt het verdichtingsproject binnen de ringweg, zoals vastgelegd in het masterplan uit 2011, aan hoog tempo gerealiseerd. Ook in de Zuidelijke Dijlevallei wordt de campus verder verdicht op kwalitatieve wijze, op basis van de keuzes die werden vastgelegd door stad en KU Leuven in het masterplan zuidelijke Dijlevallei van jaartal 2008. Toch hebben deze ontwikkelingen er niet of nauwelijks toe geleid dat er aan de openruimtestructuur werd geknaagd. Reservegebieden voor de campusontwikkeling, zoals Vogelzang en het reservegebied ten zuidwesten van campus zuidelijke Dijlevallei, bleven onaangeroerd ( f i g. 3 4 ) .
f i g. 3 4 - Campussen en hun (onaangesneden) reservegebieden
RS_BOEK-4_DEEL-3.3_WERKEN_190424.indd 23
24/04/2019 15:24
24
T H E M A T I S C H E B E L E I D S K A D E R S / We r ke n in Le u ve n
INFORMATIEF
GROEI VAN STEDELIJKE BEDRIJVIGHEID IN DE OPEN RUIMTE? De stad trachtte in de voorbije decennia inderdaad de economische ontwikkelingen in de open ruimte tegen te gaan (met uitzondering natuurlijk van de economie die net hier thuis hoort: landbouw, zachte recreatie,…). Dit met wisselend succes waar het gewestplan tegenzat. Op enkele plaatsen slaagde het stadsbestuur er niet in om de uitvoering van de bestaande (economische) gewestplanbestemming te verhinderen, alhoewel het ruimtelijk structuurplan van 2004 hier eigenlijk behoud van open ruimte voorzag. De invulling van de KMO-bestemming in de omgeving Bornestraat is hiervan een voorbeeld. Ook het ‘uitdoven’ van de economische activiteiten net ten noorden van Wijgmaalbrug, bleek een weinig realistische keuze uit het structuurplan van 2004. De toestand in de landbouwsector werd hierboven beschreven. Naast de “klassieke” landbouw, wordt de zogenaamde “stadslandbouw” steeds belangrijker. Stadslandbouw wordt gedefinieerd als “het verbouwen van voedsel in en rond steden, met enkele bijbehorende kenmerken. Stadslandbouw gaat om een industrie of nijverheid, hieronder valt zowel commerciële als niet-commerciële stadslandbouw. Zo gaat het niet alleen om de productie van voedsel, maar ook om de verwerking en verspreiding van het gewonnen voedsel. Men maakt ook gebruik van hulpbronnen, producten en diensten uit de stad en levert vervolgens weer hulpbronnen, producten en diensten aan. Stadslandbouw kan zich zowel op permanente locaties in een stad bevinden als op tijdelijke, die elkaar steeds afwisselen. Het gaat dus over het voortbrengen, verwerken en vermarkten van voedsel en daar aan gerelateerde producten en diensten, in urbane en peri-urbane gebieden, daarbij gebruikmakend van stedelijke hulpbronnen en reststoffen.” Ook in Leuven is er interesse voor verschillende vormen van kleinschalige en lokale voedselproductie. Dat blijkt o.m. uit het groot aantal voedselteams, de aanwezigheid van een aantal oogst- of samentuinen, een aantal tuindeel- en volkstuinprojecten. GROEI VAN DE VERWEVEN TEWERKSTELLING BINNEN DE WOONGEBIEDEN: EEN ONBEKENDE We bespraken hierboven al het weinig dat er geweten is over de bedrijvigheid die verweven is in de woonkernen en de open ruimte. Het gaat om heel wat gebouwen waar een of andere vorm van werken gevonden wordt. Over de evolutie van de voorbije jaren zijn er echter geen gegevens.
RSL2
RS_BOEK-4_DEEL-3.3_WERKEN_190424.indd 24
24/04/2019 15:24
25
T H E M A T I S C H E B E L E I D S K A D E R S / We r ke n in Le u ve n
3
INFORMATIEF
Confrontatie van de ruimtereserves met de toekomstige behoeften /1 RAMING VAN DE GROEIBEHOEFTE VOOR WERKEN: KWALITATIEF EN VOLUNTARISTISCH
/1/1
Kwantitatieve behoeftenraming? RUIMTEBEHOEFTE KWANTITATIEF INSCHATTEN: GEEN EVIDENTIE Voor de behoefte aan economische ruimte zijn er geen echte kwantitatieve scenario’s beschikbaar zoals deze voor de woningbehoefte zijn uitgewerkt. Gezien de specifieke Leuvense economie met een focus op diensten en kennisgerelateerde activiteiten, is het om te beginnen weinig zinvol om de economische groei trachten te vatten in hectares bedrijventerrein, zoals in sommige andere stedelijke gebieden. Bovendien is het moeilijk om de behoefte aan ruimte voor te stellen. Economische activiteiten houden zich niet aan een bepaalde, ruimtelijk min of meer af te bakenen, markt (in tegenstelling tot de bevolkingsgroei die je binnen een bepaalde woningmarkt moet opvangen). Of beter: verschillende soorten bedrijven hebben heel uiteenlopende markten. Een groot ruimteaanbod trekt bijgevolg bedrijven aan en vergroot zo de indruk van een behoefte. Als de ruimtereserve op is en dit algemeen bekend wordt, neemt de concrete vraag af omdat bedrijven zelfs geen poging meer wagen. Dit laatste is wat sinds kort vastgesteld wordt door de beheerders van bedrijventerreinen. De inschatting van de behoefte is ook afhankelijk van de keuzes die worden gemaakt: is het een probleem als bepaalde bedrijven geen plaats vinden in de stad? SIGNALEN ROND SPECIFIEKE RUIMTETEKORTEN Er is weinig gebundelde informatie over de concreet zoekende bedrijven op de Leuvense markt van de gebouwen en percelen op bedrijventerreinen. De vragen komen immers op heel wat plaatsen toe: bij de stad, POM, Interleuven,… De stad onderzocht de formeel geregistreerde aanvragen van de laatste 5 jaren voor een bedrijfsperceel bij Interleuven, die heel wat percelen beheert in de kennisgerelateerde sector. Interleuven merkt hierbij op dat veel bedrijven echter al afhaken na verkennende gesprekken, zonder een formele aanvraagfiche in te vullen, omdat er toch geen ruimte beschikbaar blijkt. In de afgelopen 5 jaren werden voor Leuven en de directe omgeving (buurgemeenten en Haacht) 110 aanvragen ontvangen, waarvan 55% zich (soms enkel) in Leuven zelf wilde vestigen. Een derde van de kandidaten was al in Leuven gevestigd en had nood aan herlocalisatie. Interleuven heeft hiervan nog geen 20% aan een locatie kunnen helpen. Ruim 10% van de kandidaten hoorde niet thuis op bedrijventerreinen waar Interleuven percelen beheert. De overige ca. 70% kon dus niet worden geholpen, terwijl een vestiging in onze regio wenselijk was. Het gaat vooral om bedrijven in de categorie ‘lokaal gebonden’, zoals bouwbedrijven, lokale logistiek (verhuurbedrijven, opslag,…), groothandel, herstelbedrijven zoals garages, printbedrijven,... Maar ook bedrijven in de kennisgerelateerde sector komen in het Leuvense nog moeilijk aan een plaats (materialenresearch en -ontwikkeling, mechatronica, …). Het is dus wel duidelijk dat er een vraag is naar meer aanbod op de verschillende soorten bedrijventerreinen. Ook de behoeften aan bijkomende ruimte in de kantorenmarkt zijn niet onderbouwd met kwantitatieve gegevens. Uit de beperkte marktvraag naar kantoren van de laatste jaren blijkt dat dit segment momenteel voldoende is bediend. In verschillende recente ontwikkelingsprojecten, zoals Vaartkom en stationsomgeving, werd in de uitvoeringsfase door ontwikkelaars beslist om het programma kantoren door andere programma’s te vervangen. De stad verwacht niet direct wijzigingen op dit vlak. Als gevolg van de internationale economische crisis sinds 2008 is de vraag naar kantoorruimte op Vlaams niveau sterk afgenomen. Fenomenen als thuis- en telewerken hebben eveneens een impact gehad op de omvang en de invulling van kantoorruimten. Er is een sterke daling geweest van het aantal vierkante meter per werkplek. Deze is in grote mate het gevolg van de technologische evolutie waarbij groot log materiaal (desktops etc.) vervangen zijn door lichtere en draagbare modellen. Daarenboven heeft ook de manier van werken een invloed op de vraag naar kantoorruimtes. Er is minder behoefte aan individuele werkplekken, er wordt meer samengewerkt, werknemers zijn mobieler en werken flexibeler. Specialisten menen dat in Vlaanderen deze evolutie zich nog moet doortrekken.
RS_BOEK-4_DEEL-3.3_WERKEN_190424.indd 25
24/04/2019 15:24
26
T H E M A T I S C H E B E L E I D S K A D E R S / We r ke n in Le u ve n
INFORMATIEF
Op het vlak van de verweven economie binnen de bestaande woonkernen ontvangt de stad dan weer duidelijke signalen. Door de herontwikkeling van bepaalde oude industriële gebieden, moeten hier en daar bedrijven wijken voor nieuwe woonontwikkelingen: ook bedrijven die zelf niet geneigd waren tot herlocaliseren omdat ze een site binnen de woonkern verkiezen. De stad stelde dit bij voorbeeld vast bij verschillende projecten in de Vaartkom. Niet enkel gemeenschapsvoorzieningen, maar ook kleinschalige bedrijvigheid ziet op tegen een slinkend ruimte-aanbod.
/1/2
Ruimtebehoefte? Een voluntaristische benadering De stad vindt het niet zinvol om een groei van de ruimte op de bedrijventerreinen met een bepaald aantal hectaren als behoefte te formuleren. Wel wordt de behoefte geformuleerd vanuit de doelstelling: voor welk soort bedrijven wenst de stad ruimte te voorzien? Voor dit soort bedrijven moet op elk moment een ruimteaanbod beschikbaar zijn, op plaatsen waar dit ruimtelijk verantwoord kan worden. Indien: —
geen ruimte concreet beschikbaar is, of
—
het aanbod nog zeer beperkt is zodat er een ruimtetekort dreigt te ontstaan en niet tijdig nieuw aanbod gecreëerd kan worden (ontwikkeling van een bedrijventerrein neemt bijvoorbeeld al vlug 7 à 10 jaren in beslag en ook reconversie van bestaande terreinen neemt veel tijd in beslag),
dan is er sprake van een behoefte. Die moet worden ingevuld door het aanspreken van ruimtelijk goed gelegen ruimtereserves zoals uitbreiding van terreinen, verdichting, herontwikkeling,… De groeibehoefte bestaat dus vooral uit een analyse of er, voor de economische speerpunten die Leuven detecteerde, nog een redelijk toekomstig aanbod ter beschikking is. Dergelijke analyses moeten om de 5 à 10 jaar worden uitgevoerd, zodat op verantwoorde wijze kan worden beslist om de ruimtereserve aan te snijden.
/2 /2/1
BESTAANDE RUIMTERESERVE VOOR ‘WERKEN’? Ruimtereserve op bedrijventerreinen? De Leuvense bedrijventerreinen vertonen, zo blijkt uit de Stadsmonitor 2014, een zeer behoorlijke bezettingsgraad, bijna de hoogste van alle Vlaamse centrumsteden ( f i g. 3 5) . Dat kan positief klinken, maar tegelijk is het aantal percelen die op de markt aangeboden worden, bijna onbestaande. Dit kan natuurlijk een rem vormen op de toekomstige groei. Toch zijn er wel wat gronden die op de markt zouden kunnen komen, maar niet in het actieve aanbod zitten (categorie ‘leegstand of herontwikkeling’). Op dat vlak scoort Leuven zoals de gemiddelde centrumstad ( f i g. 3 6) .
f i g. 3 5 - Bezetting bedrijventerreinen, 2014, in ha. Bron: Agentschap ondernemen
RSL2
RS_BOEK-4_DEEL-3.3_WERKEN_190424.indd 26
24/04/2019 15:24
27
T H E M A T I S C H E B E L E I D S K A D E R S / We r ke n in Le u ve n
INFORMATIEF
f i g. 3 6 - Bezetting bedrijventerreinen, 2014. Bron: Agentschap ondernemen
De stadsmonitor beschrijft niet waar we deze gronden terugvinden. De stad heeft getracht om de beperkte ruimtereserves op de bedrijventerreinen ook ruimtelijk goed in kaart te krijgen. Dit is geen gemakkelijke opdracht, omdat er weinig data zijn over het feitelijk gebruik van onbebouwde (delen van) percelen. De gegevens over de ‘ongebruikte’ terreinen moeten daarom wel worden genuanceerd. De POM Vlaams-Brabant maakte de voorbije jaren kaarten aan met de op ’t eerste gezicht ongebruikte of onderbenutte percelen op bedrijventerreinen en becijferde het aandeel gebruikte en beschikbare terreinen. De POM heeft, op basis van dergelijke kaarten, de evolutie van het aanbod en van de bezetting op de bedrijventerreinen ook cijfermatig bijgehouden ( f i g. 3 7) . Deze kaarten gaat uit van de beschikbaarheid van Parkveld en soms ook Termunckveld als bestemde bedrijventerreinen, wat anno 2016 niet correct is gezien de vernietiging van deze bestemming door de Raad van State. De data moesten dus worden gecorrigeerd.
f i g. 3 7 - Schijnbaar onbenutte (delen van) percelen op bedrijventerreinen in 2016: inventaris Provinciale Ontwikkelingsmaatschappij (POM) Vlaams-Brabant.
RS_BOEK-4_DEEL-3.3_WERKEN_190424.indd 27
24/04/2019 15:24
28
T H E M A T I S C H E B E L E I D S K A D E R S / We r ke n in Le u ve n
INFORMATIEF
De netto bruikbare ruimte op bestemde bedrijventerreinen is in de afgelopen jaren niet toegenomen. Veel heeft natuurlijk te maken met de opbouw van de data, waarin ook gegevens zitten over bepaalde multifunctionele ontwikkelingspolen als Philipssite en Vaartkom: in sommige jaren worden hiervan grotere delen meegenomen dan in andere. Maar het is duidelijk dat het aanbod eigenlijk niet is toegenomen. In 2016 lijkt, van de netto beschikbare oppervlakte, 86% van de terreinen in gebruik te zijn, de rest zou braakliggend of leegstand zijn ( f i g. 3 8) . De bezettingsgraad is in de laatste jaren continu boven de 80%, maar dit is het hoogste percentage sinds jaren.
f i g. 3 8 - Bezetting van de bedrijventerreinen volgens de data van Provinciale Ontwikkelingsmaatschappij (POM)
Vlaams-Brabant.
Ook de stad Leuven bracht de onbebouwde percelen in kaart die minstens gedeeltelijk op een bedrijventerrein zijn gelegen ( f i g. 3 9) . Het beeld dat uit deze analyse naar voor komt, is gelijklopend met de analyses van POM Vlaams-Brabant.
f i g. 3 9 - Onbebouwde percelen die (minstens deels) een ‘economische’ bestemming kregen in de bestemmingsplannen.
RSL2
RS_BOEK-4_DEEL-3.3_WERKEN_190424.indd 28
24/04/2019 15:24
29
T H E M A T I S C H E B E L E I D S K A D E R S / We r ke n in Le u ve n
INFORMATIEF
Het grootste aanbod zou, volgens de veronderstellingen van POM Vlaams-Brabant, nog te vinden zijn op Haasrode researchpark. Maar deze cijfers moeten sterk worden genuanceerd. Het gros van de nog ongebruikte, nieuw gecreëerde percelen is immers onmiddellijk na realisatie in optie gegeven. Interleuven voert hier al jaren een beleid om onbenutte (delen van) percelen terug te kopen en aan nieuwe bedrijven aan te bieden indien ze niet noodzakelijk zijn voor de gevestigde bedrijven. Enkele percelen worden in reserve gehouden door bedrijven die zelf concrete uitbreidingsplannen hebben. Het feitelijke aanbod op researchpark Haasrode is daarom momenteel quasi nihil. Heel wat van de andere zogezegd onbenutte terreinen, hebben in de praktijk echter een andere bestemming, zoals de terreinen aan de Dijledreef waar een doortrekkersterrein werd gerealiseerd. Wel is er een, in oppervlakte beperkter, mogelijk onbenut aanbod in het bedrijvenfragment aan de Diestsesteenweg (uitbreidingszone voormalige Tyco), op het wetenschapspark Arenberg waar nog niet alle clusters zijn gerealiseerd en aan de Wijgmaalsesteenweg te Wilsele. Ook zitten er op de bedrijventerreinen hier en daar functies die er eigenlijk niet thuis horen, zoals autonome handelszaken, gewone woongebouwen los van een bedrijfsactiviteit,… De POM Vlaams-Brabant schat de oppervlakte van deze ‘oneigenlijk’ gebruikte percelen in 2015 op 11ha, oftewel een goeie 3% van de netto beschikbare oppervlakte. Dat is een behoorlijke reserve, die echter niet steeds gemakkelijk op de markt te krijgen is. Hierbij moeten we opmerken dat er in de door POM beschouwde terreinen ook heel wat gebieden met een uitdrukkelijk gemengde bestemming zitten.
/2/2 Ruimtereserve buiten de bedrijventerreinen? RUIMTE VOOR BEDRIJVEN IN DE WOONKERNEN EN DE MULTIFUNCTIONELE ONTWIKKELINGSPOLEN? De stad beschikt niet over een grondige analyse van de beschikbare ruimte voor verweven bedrijven in de woonkernen. Het is alleszins duidelijk dat het aanbod de laatste jaren is afgenomen door inname van heel wat voormalige economische sites met woonontwikkeling. Ook de invulling van de gemengde ontwikkelingsprojecten gebeurde de laatste jaren steeds vaker met voornamelijk woningen. In 2016 werden door partners uit de werkgroep ‘Leuven MindGate Creative’ een hele reeks gebouwen en plekken in kaart gebracht die potentieel voor bedrijven in de woonkernen zou kunnen ingezet worden. Het gaat om meer dan 20 gebouwen, bijna allen in de binnenstad gelegen. Zeker in de Vaartkom werd nog veel potentie gezien. Heel wat van deze gebouwen hebben echter momenteel al een gekend gebruik of kampen met allerlei problemen: brandonveilig, niet geschikt voor onmiddellijk gebruik,… Ook op enkele locaties in de deelgemeenten, zoals in Kessel-Lo, zijn er nog kansen, waarvoor echter nog heel wat ingrepen nodig zijn. Echte grootschalige ontwikkelingen en nieuwbouwprojecten zijn niet gedetecteerd, afgezien van bepaalde ruimte rond de Diestsesteenweg. (Zo is er de mogelijkheid om de loodsen van de stel- en werkplaats van de Lijn deels in te zetten voor bedrijvigheid). Dat is ook logisch: de mogelijke herontwikkelingsprojecten zijn veelal als woonontwikkelingsgebied geselecteerd en gerealiseerd. Via transformatie van weinig kwalitatieve woonomgevingen, kan ruimte gecreëerd worden voor bedrijvigheid. Dit kan het geval zijn voor het gebied, in Wilsele-Putkapel, tussen de Aarschotsesteenweg en de E414: en transformatie van dit gebied naar bedrijvigheid met wonen in functie van de bedrijvigheid. Deze oefening is zeker niet volledig en zal in de toekomst verder moeten worden aangevuld. OPEN RUIMTE De stad Leuven is geen voorstander van stedelijke ontwikkeling in de open ruimte. De primaire sector vindt hier uiteraard wel haar plaats. De belangrijkste landbouwgebieden op Leuvens grondgebied worden beschreven in het thematisch beleidskader voor de Blauwgroene structuur, en zijn: ——
Landbouwgebied Hambos – Wijveld.
——
Kwade Hoek / Wingevallei
——
Kareelveld
——
Landbouwgebied Abdij van Park – H. Hartinstituut.
RS_BOEK-4_DEEL-3.3_WERKEN_190424.indd 29
24/04/2019 15:24
30
T H E M A T I S C H E B E L E I D S K A D E R S / We r ke n in Le u ve n
INFORMATIEF
De meeste “gewone” landbouwgebieden in het Leuvense zijn qua bestemming veilig gesteld in het gewestplan. Volgens de gewestplannen hebben 1.131 ha een agrarische bestemming. Daarnaast zijn een aantal landbouwgebieden het onderwerp van een GRUP (gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan): Wijgmaalbroek, Kwellenberg en Gevel. Of ze maken onderdeel uit van de zogenaamde “herbevestiging van agrarische gebieden”: Langeveld, Kwade Hoek, stukken in Wijgmaal. Enkel de feitelijke landbouwgronden die gelegen zijn in woonzone of een andere potentieel bebouwbare bestemmingszone, zijn op termijn bedreigd. Het gaat over een beperkt aantal zones die in het verleden als strategische reserve voor de bedrijventerreinen of bovenlokale gemeenschapsvoorzieningen (campussen) werden aangeduid: zoals stukken van het Termunckveld en het Parkveld; deze zijn ondertussen deels terug beschermd via het gewestplan, na uitspraken van de Raad van State. Ook is er nog landbouw in verschillende woonuitbreidingsgebieden: Vogelzang, Roeselbergdal, Groenveld, Sint-Jansbergsesteenweg,… Zolang de stad hier niet actief beslissingen neemt om tot ontwikkeling over te gaan, is ook dit aanbod niet echt bedreigd.
/3 CONFRONTATIE VAN DE BEHOEFTE MET DE RUIMTERESERVE: EEN NIJPEND PROBLEEM De stad Leuven lijkt met een flink probleem te kampen op vlak van ruimte voor werken. De bedrijven die een verweving in de woonkernen beogen, trekken aan de alarmbel voor wat betreft het onmiddellijk beschikbaar aanbod aan gebouwen waar bedrijfjes nog terecht kunnen. De ‘lokale’ economie die op bedrijventerreinen thuis hoort, heeft anno 2016 nog een beperkte groeiruimte aan de Wijgmaalsesteenweg, waar echter heel wat beperkingen en andere claims op rusten. Elders is het aanbod minimaal. Voor de kennisgerelateerde economie is er anno 2016 enkel ruimte voor bedrijven die goed passen in het wetenschapspark Arenberg. Bedrijven die met de opzet van dit bedrijventerrein matchen, zoals grootschaliger bedrijven, bedrijven met een zekere productieactiviteit, bedrijven die nood hebben aan een eigen perceel, vallen momenteel uit de boot. Voor de (stads-)landbouw lijkt het vooral belangrijk om het bestaande areaal niet verder te verkleinen.
RSL2
RS_BOEK-4_DEEL-3.3_WERKEN_190424.indd 30
24/04/2019 15:24
31
T H E M A T I S C H E B E L E I D S K A D E R S / We r ke n in Le u ve n
4
RICHTINGGEVEND
Visie en beleid voor het werken in Leuven /1 DE SPEERPUNTEN VAN HET LEUVENSE ECONOMISCHE BELEID
/1/1 Leuvense specialiteiten binnen de regio en economische netwerken DE BEPERKTE RUIMTE INZETTEN VOOR DE JUISTE ECONOMISCHE FUNCTIES Leuven is een stad met een bloeiende economie. Tegelijk is de ruimte voor economie in de stad, alhoewel hier nog winsten kunnen worden geboekt, beperkt ten opzichte van de vraag. De stad zal daarom blijvend keuzes maken over de soorten bedrijven waarvoor zij een plaats wil bieden op het eigen grondgebied. Dit is noodzakelijk om ervoor te zorgen dat de beperkte economische ruimte niet wordt ingenomen door bedrijven die weinig bijdragen aan de economie die Leuven sterk maakt en/of nodig heeft om goed te functioneren, en de bedrijven met een meer gewenst profiel verdringt. Ook het ongebreideld laten groeien van de economische ruimte, levert geen kwaliteit op. Leuven heeft immers heel wat kwaliteiten in haar open ruimte, die zij maximaal wil bewaren, zoals in de andere hoofdstukken toegelicht. Tenslotte laat de bereikbaarheid van Leuven ook geen enorme groei toe van de mobiliteit in functie van bedrijven die voor de rest weinig bijdragen aan Leuven. Daarom blijft de stad heel bewust de voorkeur geven aan de volgende types bedrijven. ——
Leuven bouwt de kennisgerelateerde bedrijvigheid verder uit, met focus op ‘health’ en ‘high tech’. Deze sectoren maken maximaal gebruik van de aanwezige kennis in de stad/ regio. Ze voeden de wisselwerking met onze kennisinstellingen. In deze sector wenst de stad een speler op wereldniveau te blijven. Ook de enorme tewerkstelling in de quartaire sector via onze zorg (onder meer de universitaire ziekenhuizen) en onderwijssector (universiteit, hogescholen) hangt hiermee samen.
——
De dienstensector die Leuven als beslissingscentrum op de kaart houdt, blijft voor Leuven belangrijk. Leuven is provinciehoofdplaats, wat heel wat administraties naar hier heeft gehaald. Maar ook voor een aantal private instellingen, vormt Leuven een belangrijk beslissingscentrum. Onze aangename woon- en werkomgevingen op een boogscheut van Brussel en Zaventem, spelen hier in ons voordeel. Leuven wenst haar rol als beslissingscentrum te behouden en waar mogelijk te versterken. Hier speelt de stad een centrumrol op niveau van de provincie en Vlaanderen.
——
Ook de lokale economie is van groot belang voor Leuven. Hieronder verstaan we: de bedrijven die de stad bedienen; bedrijven met een sterke historische verankering in Leuven en de bedrijven die belangrijk zijn voor bepaalde groepen Leuvenaars die moeilijker aansluiting vinden op de arbeidsmarkt (sociale economie).
——
De ‘creatieve’ economie moet Leuven als creatieve hub op de kaart zetten. Ze gaat een wisselwerking aan met onze sterke cultuursector en brengt interessante activiteiten naar onze (historische) stedelijke kernen. Ook hier heeft de stad ambitie om minstens op nationaal en liefst op internationaal niveau een rol te spelen.
De eerste drie types vormen reeds lang de speerpunten van het Leuvense economische beleid. De vierde categorie wordt hieraan toegevoegd en wordt hieronder verder besproken. Andere soorten bedrijven, zoals weinig personen-intensieve productiebedrijven of grootschalige logistiek zonder duidelijke band met Leuven, passen niet in dit profiel. Leuven zal hiervoor niet actief ruimte ter beschikking stellen. Door de zware congestie is het niet opportuun om ruimtebehoevende en verkeersgenererende functies aan te trekken die relatief weinig mensen lokaal tewerkstellen, het specifieke imago van Leuven niet versterken en de verkeersnetten verder belasten. Ondanks de multimodaal ontsluitbare ligging van sommige Leuvense terreinen, zet de stad Leuven daarom niet in op zuivere logistieke activiteiten, tenzij deze in functie staan van de stadsbediening of sterk gelinkt zijn aan onze onderzoekscentra.
RS_BOEK-4_DEEL-3.3_WERKEN_190424.indd 31
24/04/2019 15:24
32
T H E M A T I S C H E B E L E I D S K A D E R S / We r ke n in Le u ve n
RICHTINGGEVEND
LEUVEN ALS SPELER BINNEN DE REGIO EN ECONOMISCHE NETWERKEN Leuven overlegt daarom ook met de omliggende regio om de bedrijven op te vangen waarvoor de stad geen ruimte kan bieden. Productiebedrijven, logistiek, kantoren,… die geen specifieke link hebben met Leuven, niet passen binnen de Leuvense economische speerpunten, noch belangrijke groepen in de Leuvense beroepsbevolking kunnen tewerkstellen, worden beter in de regio opgevangen. De stad Leuven staat positief tegenover een ontwikkeling van economische activiteiten, bij voorkeur door verdichting en brownfieldontwikkeling, op goed gelegen locaties in de regio. Binnen de kenniseconomie richt Leuven zich op een aantal specifieke deelsectoren. Om Leuven als kennisregio internationaal op de kaart te zetten, heeft de stad – en dit samen met strategische partners als KU Leuven, UZ Leuven, imec/iminds, UCLL en een groot aantal bedrijven en instellingen een nieuwe netwerkorganisatie “Leuven MindGate vzw” gecreëerd. Dit platform zal in de toekomst een zeer belangrijke rol opnemen binnen het Leuvens economisch ecosysteem. Ze zal door zeer nauwe samenwerking op hoog niveau haar rol spelen in netwerken van steden met een sterke kennis- en creatieve economie. Zo maken de Leuven MindGate partners deel uit van netwerken en regio’s die zich tezamen profileren op de internationale markt, om zo op dit niveau een sterkere aantrekkingskracht te hebben. Voorbeelden zijn ELAt, KIC health, Health Axis Europe,…
/1/2 Leuven, topspeler in de kenniseconomie DE PRODUCTIE VAN KENNIS ALS GRONDSTOF BLIJVEN STIMULEREN Leuven is een stad waar de grondstof ‘kennis’ in overvloed aanwezig is door de constante instroom van hoogopgeleiden via de universiteiten en hogescholen. Hoger onderwijs en onderzoek krijgen blijvend hun plaats op Leuvens grondgebied. Ze zorgen voor een hoge opleidingsgraad en, vanuit die goede scholing, een goed welvaartspeil voor vele Leuvenaars. De grote groep hooggeschoolden draagt bij aan het aantrekkelijk innovatief vestigingsklimaat en een internationale uitstraling die we bieden voor tal van bedrijven: tertiaire sector, kenniseconomie, creatieve ondernemers,… Deze trekken op hun beurt heel wat ondersteunende, meer kleinschalige economische functies aan. De stad zorgt daarom voor groeimogelijkheden van universiteit, hogescholen en wetenschappelijke onderzoeksinstellingen op het eigen grondgebied. Ze neemt ook haar verantwoordelijkheid op voor wat betreft de ondersteunende functies aan dit onderwijs en onderzoek (zoals huisvesting voor studenten, onderzoekers en buitenlandse kenniswerkers). Deze doelstellingen worden in de andere beleidskaders behandeld. SPEERPUNTEN BINNEN DE KENNISECONOMIE De kenniseconomie blijft een zeer belangrijk onderdeel van de Leuvense economie. De stad heeft reeds een sterke basis om zich te profileren als belangrijke pool in een ruimere kennisregio, met haar kennisinstellingen, spin-offs en vele bedrijven (regionale en ook internationale headquarters) die sterk gericht zijn op innovatie en onderzoek. Niet alle speerpunten van de kenniseconomie kunnen en moeten echter plaats krijgen op Leuvens grondgebied. Ook de KU Leuven zelf hanteert, hierin gesteund door het Leuvense stadsbestuur, een regionale visie op de ontwikkeling van de kenniseconomie. De speerpunten voor de Leuvense kenniseconomie zijn reeds langer gekend en zijn gelinkt aan onze absolute UPS’s: ——
‘health’: gezondheid en life sciences;
——
‘high tech’: high tech materials, mechatronica, nanotechnologie en cleantech. DE KENNISECONOMIE IN LEUVEN KRIJGEN EN HOUDEN: ONS PROFILEREN EN AANBOD VERZEKEREN
De stad wil voldoende garanties inbouwen om aantrekkelijk te blijven voor de bestaande en nieuwe bedrijven en haar rol in deze sectoren nog versterken. De concurrentie tussen steden en regio’s is immers groot. De kenniseconomie voldoende verankerd houden in Leuven vraagt dat we actief beleid voeren, ook op ruimtelijk vlak. Leuven biedt voor deze kenniseconomie de nodige, goed aangepaste, ‘state of the art’ ruimte en verzekert hier groeimogelijkheden voor bedrijven. Deze kennisgerelateerde sector blijft niet beperkt tot de gekende kennisinstellingen en SOC’s en hun spinn-offs (zoals imec/iminds, VIB, Flanders make, KU Leuven, UZ Leuven, UCLL,…) die zich de voorbije jaren in de omgeving van campus Zuidelijke Dijlevallei gevestigd hebben, op de imec site en het wetenschapspark Arenberg. De stad heeft eveneens ruimte nodig waar deze en autonome bedrijven kunnen groeien en acceleren, die meer ruimtebehoevend worden omdat ze bijvoorbeeld sterk groeien in personeel of starten met de productie prototypes. Ook binnen de kennisgerelateerde economie zijn er dus verschillende soorten ‘ruimte’ nodig. We beschreven in vorig hoofdstuk dat het ruimteaanbod niet voor alle types nog beschikbaar is. De stad duidt daarom de nodige uitbreidingsruimte aan.
RSL2
RS_BOEK-4_DEEL-3.3_WERKEN_190424.indd 32
24/04/2019 15:24
33
T H E M A T I S C H E B E L E I D S K A D E R S / We r ke n in Le u ve n
RICHTINGGEVEND
Leuven maakt bovendien actief werk van het aantrekken van bijkomende bedrijven in deze sectoren door een gerichte branding, marketing en internationalisering van de regio.
/1/3 Leuven als beslissingscentrum behouden Leuven speelt haar rol als provinciehoofdplaats op vlak van overheidsdiensten. Leuven herbergt ook een heel aantal grote administratieve centra in de private sector. Verschillende grote bedrijven hebben hier een hoofdzetel, waarvan er een aantal een sterke historische band hebben met Leuven, zoals AB Inbev en de groep KBC-AVEVE-Boerenbond of belangrijke beslissingscentra van internationale bedrijven als Commscope, Nitto, Terumo … De stad wenst blijvend dergelijke beslissingscentra en headquarters aan te trekken en te kunnen huisvesten. Leuven behoudt daarom een voldoende aantal hoogkwalitatieve kantorenlocaties op hiervoor geschikte plaatsen, met garanties op duurzame ontsluiting en aanwezigheid van ondersteunende voorzieningen. De stad heeft in de afgelopen decennia heel wat grote stadsontwikkelingsprojecten gekend waarbinnen de tertiaire sector is kunnen groeien: Philipssite, de ruime stationsomgeving, Remy,… In de projecten van de laatste jaren werd wel vastgesteld dat de beschikbare ruimte steeds minder effectief door kantoorachtigen werd ingenomen en namen we een verschuiving naar wonen waar. Ondanks het feit dat de creatie van bijkomende kantoorruimte anno 2016 minder urgent kan lijken, wenst de stad haar rol als beslissingscentrum blijvend te garanderen en blijft ze waken over een voldoende aanbod aan ruimte voor kantoorachtigen op de juiste plaatsen. Deze kunnen terecht in multifunctionele polen.
/1/4 De lokale economie ondersteunen Leuven wil niet enkel de kenniseconomie en de zogenaamde ‘beslissingscentra’ ondersteunen en een plaats geven. Tal van andere types bedrijven zijn belangrijk voor het goed functioneren van de stad. OMSCHRIJVING VAN DE LOKALE ECONOMIE Ten eerste zijn er de bedrijven die Leuven als belangrijkste afzetmarkt hebben en die noodzakelijk zijn voor de Leuvense inwoners, andere Leuvense bedrijven, onze grote instellingen. We denken bijvoorbeeld aan kleinschalige bedrijven in de bouwsector die zicht richten op werven in de Leuvense regio (schrijnwerkerijen, algemene bouwaannemers,…), kleinschalige logistiek en distributie die de stad bedient met allerlei goederen (leveranciers van huurmateriaal, stadsdistributiecentra, lokale leveranciers van heel specifieke goederen,…), dienstenbedrijven (poetsfirma’s, strijkateliers,…). De stad en haar directe omgeving kan niet goed functioneren zonder dergelijke bedrijven. Het ‘lokale’ karakter kan eveneens verwijzen naar het belang dat het bedrijf heeft op vlak van werkgelegenheid voor de Leuvense beroepsbevolking die minder kansen krijgt binnen de andere economische speerpunten. Binnen deze speerpunten - kenniseconomie, beslissingscentra, zorg – vinden de grote groepen hoogopgeleiden hun gading. Ze zorgen uiteraard, via een multiplicatoreffect, ook voor tewerkstelling van een deel korter geschoolden. Toch wil Leuven extra aandacht schenken aan kwalitatieve jobs voor al haar inwoners, met name ook voor de kortgeschoolden, en vooral aan de zwakste doelgroepen op de arbeidsmarkt. Daarom wil de stad de bedrijven die zorgen voor de tewerkstelling van grote aantallen korter geschoolden, in de stad behouden. Ook wenst de stad haar sterk uitgebouwde sociale economie voor de allerzwaksten op de arbeidsmarkt blijvend ondersteunen. Daarnaast, en deels samenhangend met de voorgaande doelstelling, biedt de stad ruimte voor een aantal bedrijven die hier een historische aanwezigheid kennen. Deze bedrijven zijn bij wijze van spreken onlosmakelijk met de stad verbonden. Ze beheren hier een belangrijk patrimonium. Ze hebben hier vaak hun hoofdzetel. Sommige van hen zorgen voor heel wat werkgelegenheid bij de korter geschoolde groepen op de arbeidsmarkt. We denken hier aan bedrijven als AB Inbev, Commscope (voorheen Tyco Electronics), AVEVE,… RUIMTE VOOR LOKALE ECONOMIE, ZOWEL IN DE WOONKERNEN ALS OP BEDRIJVENTERREINEN De beschikbaarheid van ruimte voor dergelijke lokaal gebonden bedrijven bleek in de voorbije tien jaar niet zo goed gegarandeerd. Er zijn nauwelijks percelen die actief op de markt worden aangeboden. De reserveruimte aan de Wijgmaalsesteenweg geraakt nauwelijks in gebruik voor economie en blijkt uit nader onderzoek hiervoor ook nauwelijks geschikt te zijn. Pogingen van de stad om de KMO-zone van Haasrode uit te breiden op Parkveld, stuitten op verzet van de Raad van State wegens procedurele problemen. De sociale economie kreeg begin jaren 2000 een plaats toebedeeld op de Veilingsite, die echter ondertussen volledig ingevuld en in gebruik is. De stad wenst het ruimteaanbod voor de lokale economie te versterken, ook op korte termijn. Daarom zal de stad op verschillende fronten tegelijk een beleid voeren: ruimte voor verwe-
RS_BOEK-4_DEEL-3.3_WERKEN_190424.indd 33
24/04/2019 15:24
34
T H E M A T I S C H E B E L E I D S K A D E R S / We r ke n in Le u ve n
RICHTINGGEVEND
ving van de lokale economie in de woonkernen, ruimte voor bijkomende lokale bedrijven op bedrijventerreinen, zowel bestaande als nieuw te ontwikkelen. De stad zal echter tegelijk geen ondersteuning bieden aan ontwikkelingen die ruimtelijk ronduit slecht gelegen zijn.
/1/5 Kansen grijpen om de opkomende ‘creatieve’ economie te laten groeien EEN OPKOMENDE SECTOR DIE LEUVEN ALS ‘SCHEPPENDE’ STAD KAN VERSTERKEN De stad heeft oog voor nieuwe economische ontwikkelingen die goed aansluiten bij de troeven van de stad. Naast ‘kennis’ is ‘creativiteit’ een van de speerpunten in het stedelijk beleid. Dit idee kreeg voorheen vooral invulling via het culturele profiel van Leuven: ‘Leuven, scheppende stad’ met veel aandacht voor cultuureducatie en –participatie. Ook op vlak van technologische innovatie bestaat al lang een ondersteunend beleid. Het imago van Leuven als dynamische en scheppende stad wordt de laatste jaren echter ook steeds meer ondersteund door bedrijven met een ‘creatieve’ maar daarom niet per se ‘high tech’ activiteit. We denken dan aan ontwerpers, designers en kleinschalige innoverende ambachten, software ontwikkeling, beeldende of audiovisuele productie, gedrukte media,… Deze komen bovenop de activiteiten in de culturele gemeenschapsvoorzieningen als podiumkunsten, muziek,… De stad wenst deze sectoren te ondersteunen en de nodige groeikansen te bieden. Ze zijn immers een essentieel onderdeel van de verschillende stedelijke doelstellingen. Ze gaan een interessante wisselwerking aan met onze, reeds sterke, cultuursector. Ze ondersteunen tewerkstelling van groepen die minder in de high tech sectoren terecht kunnen. Ze zijn vaak actief in of ondersteunend aan de uitbouw van nieuwe stadsbrede projecten, zoals bijvoorbeeld ‘Leuven Klimaatneutraal’. Er worden bovendien steeds meer verbindingen gezocht tussen creativiteit en high tech. Daarom werd in 2015 de culturele en creatieve sector, ‘Leuven MindGate Creative’, erkend als één van de pijlers voor de Leuvense economie. Zo maakt ook het netwerk van de actoren in de culturele en ‘creatieve’ bedrijfswereld deel uit van het programma ‘Leuven MindGate’, waarin de stad een belangrijke stichtende partner is. De bedoeling is om Leuven te laten uitgroeien tot een bruisende culturele en creatieve stad met internationale uitstraling. DE SPECIFIEKE RUIMTENODEN VAN DEZE SECTOR ERKENNEN EN ONDERSTEUNEN WAAR MOGELIJK Deze creatieve sector omvat bedrijven die vaak helemaal niet geïnteresseerd zijn in een gebouw op een afgezonderd bedrijventerrein. Net de wisselwerking met andere stedelijke functies is voor deze sector essentieel. Ruimtelijke nabijheid is hierbij noodzakelijk: ze maakt ontmoeting en zo kruisbestuiving mogelijk. Daarom heeft specifiek deze sector nood aan voldoende ruimte voor economische activiteiten binnen de woonkernen. Hierbij wordt gestreefd naar een clustering nabij de sterke polen van de culturele sector, zoals die in de laatste jaren aan de Vaartkom werd uitgebouwd. WISSELWERKING TUSSEN DE INDIVIDUELE SPELERS VERSTERKEN Het programma ‘Leuven MindGate Creative’ heeft niet enkel als doel om de juiste ‘fysieke’ omstandigheden voor cultuur en ‘creatieve’ economie te scheppen. Minstens even belangrijk is het stimuleren van de uitwisseling tussen de verschillende spelers op deze markten en een gezamenlijke profilering als creatieve stad. Dit heeft een zeer sterke ruimtelijke link. Nabijheid en ruimtelijke clustering, het creëren van een creatieve hub van de culturele en creatieve activiteiten, zal prioriteit zijn; zowel om deze onderlinge uitwisseling waar te maken als om de visibiliteit op internationaal niveau te realiseren.
/1/6 Stadslandbouw voor een duurzame stedelijke ontwikkeling De stad ondersteunt de landbouw in de directe omgeving van de stedelijke woonkernen. De landbouw is een belangrijke openruimtebeheerder en kan een interessante wisselwerking aangaan met de stedelijke functies op vlak van landschapsbeheer, zachte recreatie,… Maar de landbouw die gericht is op de lokale markt, staat ook in voor een verduurzaming van de levenswijze van de Leuvenaars. Binnen het project Leuven Klimaaneutraal 2030 is de versterking van de stadslandbouw een belangrijk aandachtspunt.
RSL2
RS_BOEK-4_DEEL-3.3_WERKEN_190424.indd 34
24/04/2019 15:24
35
T H E M A T I S C H E B E L E I D S K A D E R S / We r ke n in Le u ve n
/2
/2/1
RICHTINGGEVEND
COMPACTE KERNEN EN BEDRIJVENTERREINEN IN DE OPEN RUIMTE Compacte kernen en bedrijventerreinen in de open ruimte blijft het uitgangspunt Het principe dat de stad Leuven reeds jaren hanteert om wonen en werken te bundelen in duidelijk afgebakende compacte multifunctionele woonkernen en bedrijventerreinen, blijft gehandhaafd ( f i g. 4 0) . De open ruimte rond deze multifunctionele kernen en bedrijventerreinen wordt maximaal bewaard, en de kwaliteit hiervan wordt versterkt. Ze wordt maximaal benut om het (wonen en) werken in die compacte stedelijke zones te ondersteunen, voor zover dit combineerbaar is met de functie ervan als landbouwruimte en als drager van ecologische structuren,‌
f i g. 4 0 - Compacte kernen en bedrijventerreinen in de open ruimte.
RS_BOEK-4_DEEL-3.3_WERKEN_190424.indd 35
24/04/2019 15:24
36
T H E M A T I S C H E B E L E I D S K A D E R S / We r ke n in Le u ve n
RICHTINGGEVEND
/2/2 Nieuwe bedrijventerreinen? Enkel onder strikte voorwaarden! De multifunctionele (woon)kernen worden niet uitgebreid ten opzichte van de bestaande of reeds concreet geplande situatie anno 2016. De selectie van bedrijventerreinen kent geen uitbreiding ten opzichte van de terreinen die reeds lange tijd door de stad als uitbreiding voor de economische activiteit zijn aangeduid, bijvoorbeeld in het eerste structuurplan van 2004. Wel integendeel. De stad herneemt de selectie van een aantal bestaande bedrijventerreinen. Ze herneemt ook de selectie van de meeste te ontwikkelen gebieden die in 2004 in het eerste structuurplan werden geselecteerd. Hierin was een zekere reserveruimte ingecalculeerd, die deels bestaande open ruimte in zal nemen. De stad maakt echter een selectie uit deze nieuw te ontwikkelen bedrijventerreinen. Uitgaande van de doelstellingen binnen de andere thema’s zoals mobiliteit, blauwgroene structuur en landschapsstructuur, bleken niet alle selecties houdbaar. Enkele zones worden aangeduid als strategische reserves voor de langere termijn. De selecties wordt hieronder beschreven en gemotiveerd.
/2/3 Kwalitatieve verdichting op de juiste plaatsen Er wordt dus niet alleen ingezet op de meest noodzakelijke nieuwe bedrijventerreinen, maar tegelijk op kwalitatieve verdichting. Dit gaat zowel over kwalitatieve verdichting binnen de reeds ontwikkelde bedrijventerreinen, als over het stimuleren van bedrijvigheid binnen de goed gelegen delen van de multifunctionele (woon)kernen. De stad zet dus in op een verduurzaming van de bestaande bedrijventerreinen (zie ook §, waarbij wordt gezocht naar mogelijkheden om deze nog efficiënter te benutten. Binnen dit verdichtingsvraagstuk wordt bekeken hoe de bedrijventerreinen méér bedrijven kunnen huisvesten binnen dezelfde ruimte. Anderzijds onderzoekt de stad welke geschikte complementaire functies op de bedrijventerreinen een plekje kunnen krijgen, zodat de ruimte voor meerdere functies nuttig kan zijn. De stad waakt er wel over dat dergelijke verweving niet ten koste gaat van de ruimte voor bedrijven en dat ze de economische functies niet verdringen. In de multifunctionele (woon) kernen wordt gestreefd naar een verweving met (niet-hinderlijke) bedrijvigheid, op de geschikte plaatsen. Verduurzaming van bedrijventerreinen houdt ook in dat hoge ambities op vlak van energie worden aangehouden en op vlak van circulaire economie en sluiten van kringlopen.
/2/4 Stadslandbouw als volwaardige openruimtegebruiker (STADS)LANDBOUW ALS BEHEERDER VAN OPEN EN GROENE RUIMTE ONDERSTEUNEN Het belang van de open ruimte en de manier waarop hier in de toekomst zal worden op ingezet, wordt uitgebreid besproken in het thematisch beleidskader voor de Blauwgroene structuur. Landbouw, als één van de actoren die mee zal instaan voor het beheer van een kwalitatieve open ruimte, wordt hierin uitdrukkelijk naar voor geschoven. Hierbij ligt sterk de nadruk op stadslandbouw. Stadslandbouw wordt gezien als alle vormen van landbouw die een band aangaan met de stad, en die de korte keten consumptiepatronen dus mogelijk maken. Zo vormt ze een belangrijke bijdrage aan de doelstellingen van Leuven Klimaatneutraal. Landbouw in het algemeen, en stadslandbouw in het bijzonder, vormen dus een basis voor een duurzaam openruimtebeleid. Stadslandbouw kan ook een specifieke manier zijn om in de toekomst het groeiend aanbod aan (vele doch kleine) groene ruimtes te beheren. Aangezien met dit structuurplan de ambitie wordt uitgesproken om de woonkernen flink te vergroenen, komen er veel kleine lapjes groen bij. Deze kunnen onder andere in aanmerking komen voor stadslandbouw, dicht bij de plaats waar de mensen wonen, in functie van het verkorten van afstand tussen voedselproductie en consumptie. Het beleid rond stadslandbouw houdt ook rekening met de grote interesse die in het Leuvense bestaat voor stadslandbouwinitiatieven. Veel maatregelen die nodig zijn om stadslandbouw beter te organiseren hebben geen ruimtelijk impact. Het gaat om betere informatie, het opzetten van structuren, de organisatie van de lokale afzetmarkt, … Deze worden niet verder aangehaald in dit ruimtelijk structuurplan. Deze maatregelen worden uitvoerig besproken in de “Studie Stadslandbouw Leuven” (opgeleverd door de KU Leuven in opdracht van de stad Leuven in 2015). Wel relevant is natuurlijk de ruimte waarbinnen de landbouw in het algemeen, en de stadslandbouw in het bijzonder, kan worden bedreven. VOLDOENDE RUIMTE VOOR (STADS)LANDBOUW VEILIG STELLEN De stad bewaart voldoende open ruimte, waarin de landbouw een plaats kan vinden. Dit is de belangrijkste doelstelling die echt van ruimtelijke aard is. Maar liefst 1.131ha zijn bestemd als agrarisch gebied op het gewestplan en zijn daardoor beschermd. Ook in een aantal (vooral gewestelijke) ruimtelijke uitvoeringsplannen zijn openruimtegebieden vastgelegd.
RSL2
RS_BOEK-4_DEEL-3.3_WERKEN_190424.indd 36
24/04/2019 15:24
37
T H E M A T I S C H E B E L E I D S K A D E R S / We r ke n in Le u ve n
RICHTINGGEVEND
De stad ziet erop toe dat het areaal aan bestemd openruimtegebied, ten opzichte van de ruimte die hiervoor was vastgelegd in het eerste ruimtelijk structuurplan van 2004, niet afneemt. In tegendeel, ten opzichte van de selecties van 2004, wordt opnieuw een deel open ruimte toegevoegd. De volgende gebieden waren bijvoorbeeld nog bedoeld voor ontwikkeling in het vorige ruimtelijke structuurplan, en worden in dit structuurplan opnieuw aan de openruimtestructuur toegevoegd: grote delen van Groenveld (anno 2016 woonuitbreidingsgebied), het Roeselbergdal (anno 2016 woonuitbreidingsgebied), het nog niet gerealiseerde deel van bedrijvenfragment Wijgmaalsesteenweg (anno 2016 zone voor ambachten), het grootste deel van het woonontwikkelingsgebied Parkveld (anno 2016 deels woongebied, deels woonuitbreidingsgebied). Dit structuurplan legt niet vast dat deze gebieden allemaal volledig voor landbouw zijn bedoeld; landbouw zal hier echter, samen met de andere openruimtefuncties, een plaats kunnen vinden. De selecties van bedrijventerreinen worden hieronder besproken. Dit betekent niet, dat er ten opzichte van het feitelijke landbouwgebruik anno 2016, geen enkele ruimte-inname voor andere functies meer zal zijn. Een paar bestaande openruimtegebieden, zijn immers aangeduid als reservegebieden voor belangrijke stedelijke functies. Het bedrijventerrein Parkveld op de eerder korte termijn, zal een stuk landbouwgebied innemen. Op de langere termijn kunnen de reservegebieden voor campusontwikkeling of kennisgerelateerde bedrijvigheid eveneens het bestaande landbouwareaal aantasten: de uitbreiding van Gasthuisberg (op het huidige woonuitbreidingsgebied Vogelzang) en de ontwikkeling van Termunckveld. De reservegebieden worden echter pas aangesneden als de verdichtingsmogelijkheden zijn uitgeput. Ook op een paar plaatsen die aan een woonkern grenzen, kunnen kleine stukjes landbouwgebied worden opgeofferd voor een meer recreatieve functie, zoals bijvoorbeeld bij het sportcomplex Ymeria in Wijgmaal en de zone Ursulinnenstraat-Kroonstraat, eveneens in Wijgmaal. Ten opzichte van het areaal aan open ruimte dat werd vastgelegd in het eerste ruimtelijk structuurplan, wordt er dus landbouwruimte toegevoegd. Ten opzichte van het feitelijk bestaande landbouwareaal, kunnen een beperkt aantal stukken ingenomen worden indien dit strikt noodzakelijk is voor het goed functioneren van de andere stedelijke functies.
/3 DE KANSEN TOT VERWEVING VAN ‘WERKEN’ IN DE WOONKERNEN OPTIMAAL BENUTTEN /3/1 Evolutie naar monofunctionele woonkernen omkeren STERKE GROEI VAN HET WONEN HEEFT NEVENEFFECTEN Het beleid van de afgelopen decennia was sterk gericht op het vergroten en verbeteren van het woningaanbod binnen de bestaande woonkernen, om van de stad terug een aantrekkelijke woonplaats te maken. Dit beleid is zeker succesvol geweest. Het dreigt er echter toe te leiden dat de Leuvense kernen evolueren naar nogal monofunctionele woongebieden. Tal van grote woonontwikkelingsprojecten werden immers gerealiseerd op sites van niet-woonfuncties: bedrijven waarvan een verhuis werd verwacht, sites met parkeerboxen en loodsen in allerlei gebruik,… Voor de bedrijven werden in het eerste structuurplan van 2004, nieuwe bedrijfsterreinen aangeduid, met het oog op herlocalisatie. Bij de uitvoering van een aantal grotere stadsontwikkelingsprojecten, die als gemengde stedelijke projecten waren bedoeld, stellen we bovendien vast dat de economische bestemmingen soms door wonen worden vervangen (tenzij er RUP’s zijn die het wonen beperken). Deze evolutie was een aantal jaren geleden niet voorzien. Ook mag het belang niet worden onderschat van ruimten die al eens als ‘op te kuisen restfuncties’ worden beschouwd: parkeerboxen, oude loodsen en ongedefinieerde ruimten,… Het aanbod hiervan binnen de woonkernen slinkt. Dat maakt het steeds moeilijker voor functies die een gebouw nodig hebben dat afwijkt van de gewone straatbebouwing (appartementen, huizen, klassieke kantoren), en die niet of niet per se naar een locatie op een bedrijventerrein op zoek zijn. Bijvoorbeeld sommige onderdelen van de ‘creatieve’ economische sector die net de stedelijke omgeving als troef ziet. De stad gaat daarom op zoek naar de juiste instrumenten zodat het wonen de niet-woonfuncties niet langer verdringt in de kernen waar zij nog weinig ruimte vinden; voornamelijk de binnenstad. Bepaalde woonzones hebben, door de huidige inrichting, een beperkte woonkwaliteit. Een herinrichting van dergelijke gebieden kan, door het introduceren van nieuwe functies, elementen, en door het herschikken van de bebouwing, leiden tot een verhoging van de kwaliteit en het gebruik ervan. Het gaat hier om ‘transformatiezones’. Het gebied aan de Aarschotsesteenweg dat langs de achterzijde grenst aan de E314, is een dergelijke transformatiezone. Door de goede ontsluitingsmogelijkheden, kan de combinatie van wonen met bedrijvigheid hier een plaats vinden. De bedrijfsactiviteiten kunnen ten opzichte van de E314, op perceelsniveau, een buffer vormen ten aanzien van het wonen.
RS_BOEK-4_DEEL-3.3_WERKEN_190424.indd 37
24/04/2019 15:24
38
T H E M A T I S C H E B E L E I D S K A D E R S / We r ke n in Le u ve n
RICHTINGGEVEND
VERWEVING IN DE WOONKERNEN WAAR MOGELIJK, SCHEIDEN ALS NODIG: EEN NIEUWE HOUDING De stad zal bij de beoordeling van projectvoorstellen en stedenbouwkundige aanvragen en bij de begeleiding van bedrijven in hun zoektocht naar een geschikte locatie, de verweving van tewerkstelling in de woonkernen nastreven ( f i g. 4 1) . Het principe daarbij is: verweven waar mogelijk, scheiden als nodig. De noodzaak om te scheiden (inplanting op bedrijventerreinen) kan te maken hebben met ruimtegebrek in de woonkernen, met hinderaspecten in de woonkernen zeer moeilijk op te lossen zijn, en met het zware mobiliteitsprofiel van het bedrijf in kwestie. De stad heeft geen wondermiddelen om de trend naar louter woonontwikkeling in de woonkernen te keren: vergunningsaanvragen voor woonfuncties kunnen niet zo maar worden geweigerd in woongebied. Herbestemmingen op bestemmingsplanniveau (RUPs) voor dergelijke kleinschalige ruimtes zijn evenmin evident. Daar waar de stad kan wegen op de voorbereiding van projecten, bijvoorbeeld in het vooroverleg over herontwikkelingslocaties, lijkt het wel aangewezen om te streven naar functievermenging. Ook kunnen we een positiever attitude hanteren ten aanzien van het behoud van oudere, flexibel in te zetten, multifunctionele ruimten. Bij overeenkomsten over grote projecten, kan deze doelstelling ook verplichtend worden opgelegd.
f i g. 4 1 - Verweven tewerkstelling in de woonkernen
RSL2
RS_BOEK-4_DEEL-3.3_WERKEN_190424.indd 38
24/04/2019 15:24
39
T H E M A T I S C H E B E L E I D S K A D E R S / We r ke n in Le u ve n
RICHTINGGEVEND
Toch zal de stad ook trachten om, op de juiste plekken, de concurrentie van de woningbouwsector ten opzichte van de andere stedelijke functies, te verkleinen. Immers, de woningnood kan gerust opgevangen worden zonder veel woonverdichting in het bestaande woonweefsel, zoals toegelicht wordt in het thematisch beleidskader ‘wonen’. CONCURRENTIE VANWEGE WOONPROJECTEN VERMINDEREN Daarom werd een evaluatie gemaakt van de woonontwikkelingsgebieden die in het eerste structuurplan van 2004 werden geselecteerd. Dit wordt besproken in het thematisch beleidskader rond wonen. In de binnenstad werden de nog niet concreet geplande woonontwikkelingsgebieden geschrapt uit de lijst, met de bedoeling hier ruimte te laten voor niet-woonfuncties en de woonfunctie te beperken tot wat vergunbaar is aan de straatzijde. Het ziet er wel naar uit dat deze heroriëntatie niet echt veel ruimte voor economie behoudt of toevoegt aan het aanbod; enkel het voormalige woonontwikkelingsgebied ‘Bonte’ is hiervoor echt relevant. In de deelgemeenten werden ook woonontwikkelingsgebieden geschrapt, maar voornamelijk vanuit de doelstellingen gemeenschapsvoorzieningen, blauwgroene structuren en landschap. Daarnaast formuleert het beleidskader voor het thema wonen enkele beperkende maatregelen in het algemene vergunningenbeleid, die woonprojecten hier en daar uitsluiten. Zo blijft deze ruimte voor andere functies beschikbaar. In de binnenstad wordt vooropgesteld dat wonen in de binnengebieden niet meer vergunbaar wordt gemaakt. Voorzieningen, verweefbare bedrijven, bewonersparkeren,… zijn wel nog toegestaan in de reeds ‘versteende’ binnengebieden. Zo kunnen dergelijke ruimten weer betaalbaar worden voor deze functies.
/3/2 Geschikte ruimte en potenties voor een meer ‘verweven’ economie benutten De stad wenst de verweving van het wonen met werken en voorzieningen in de woonkernen te garanderen. Ze wenst bovendien het aanbod aan economische ruimte in de woonkernen te doen toenemen, door gericht op zoek te gaan naar geschikte plekken en hier verweefbare economische projecten te stimuleren ( f i g. 4 2) . ONDERZOEK NAAR DE RUIMTERESERVES IN DE WOONKERNEN VOEREN Anno 2016 is er echter nog weinig zicht op de potentiële ruimte in de woonkernen. De stad zal dit ruimtelijk onderzoek in de woonkernen voeren, waarbij naast de wat grotere sites (type binnengebieden) ook naar iets kleinschaliger te herbestemmen ruimte (type grotere vrijkomende panden en gebouwen) wordt gezocht. In een deel van de geselecteerde ‘transformatiegebieden’ zal alleszins ruimte mogelijk zijn; deze worden besproken in het thematisch beleidskader wonen. De stad inventariseert dus de mogelijke locaties voor verweven economie. Toch moet hierbij opgemerkt worden dat de ruimte voor nieuwe en verweefbare tewerkstelling in de woonkernen wellicht niet zeer groot zal zijn. De stad gaat er niet van uit dat het om heel veel locaties kan gaan. Begin jaren 2000 werd immers, in het kader van de voorbereiding van het eerste structuurplan van 2004, de potentiële ontwikkelings- en herontwikkelingslocaties in kaart gebracht en voor (voornamelijk) woonontwikkeling bestemd. Het lijkt onwaarschijnlijk dat er nog verschillende grote sites opduiken uit een nieuwe analyse. De stad gaat er dan ook niet van uit dat de verweven economie de groeibehoeften kan opvangen. AFWEGINGSKADER VOOR LOCATIES EN VOOR VERWEEFBAARHEID OPMAKEN Niet de volledige ruimtereserve zal geschikt zijn om tewerkstelling op te vangen. Ten eerste zijn niet alle sites goed gelegen om nieuwe stedelijke ontwikkelingen op te vangen. Ten tweede moet bekeken worden welke activiteiten combineerbaar zijn met de omgeving. Daarom worden er twee afwegingen gemaakt. Ten eerste wordt bekeken of een potentiële site wel goed gelegen is. ——
Waar in de woonkern is de site gelegen? Bedrijven die veel mensen tewerkstellen worden vooral gestimuleerd in de ‘centraal’ gelegen delen van de woonkernen. Die ‘centrale’ ligging heeft te maken met de beschikbaarheid van dagelijkse voorzieningen in de directe omgeving. Ze heeft ook te maken met een duurzame bereikbaarheid; in eerste instantie per fiets en openbaar vervoer, in tweede orde met de auto. In meer afgelegen delen van de woonkern is een grote groei van de tewerkstelling niet wenselijk: werknemers zijn te sterk afhankelijk van de wagen.
——
Is de site goed bereikbaar voor goederenvervoer? Anders zijn bedrijven die heel wat zwaar verkeer genereren, niet wenselijk.
——
Heeft de site andere roepingen, uitgaande van de andere thematische beleidskaders (blauwgroene structuur, landschap en erfgoed, voorzieningenstructuur,…)? Zo kunnen nog groene binnengebieden in principe niet versteend worden; dit is alvast uitgesloten in de binnen-
RS_BOEK-4_DEEL-3.3_WERKEN_190424.indd 39
24/04/2019 15:24
40
T H E M A T I S C H E B E L E I D S K A D E R S / We r ke n in Le u ve n
RICHTINGGEVEND
f i g. 4 2 - Reeds versteende binnengebieden inzetten voor tewerkstelling
stad. Enkel indien het groenaanbod in de omgeving zeer goed is en er geen schade is aan waterhuishouding, ecologische structuur, publiek groenaanbod,… Kan een verdichting in een nog groen binnengebied van de deelgemeenten overwogen worden. Zo kan ‘werken’ niet de overheersende rol spelen in de voorzieningenclusters. Daarnaast wordt de site zelf en de directe omgeving bekeken. Deze zijn eveneens bepalend voor het type bedrijven dat kan worden ingeplant en de inrichtingsmaatregelen die hiervoor vereist zijn. —
Is er sprake van hinder vanwege de geplande activiteit, is deze hinder aanvaardbaar voor de omgeving en kunnen de nodige beperkende maatregelen op het terrein opgevangen worden?
—
Kan de site alle andere gevolgen van een tewerkstellingsproject goed opvangen? Is er bijvoorbeeld ruimte om in het eigen parkeerprogramma te voorzien?
—
Ook wordt gezocht naar potentiële win-win-situaties met de omgeving die via een verdichtingsproject kan helpen realiseren: dubbelgebruik van parkeerplaatsen, van groenbuffers,…
RSL2
RS_BOEK-4_DEEL-3.3_WERKEN_190424.indd 40
24/04/2019 15:25
41
T H E M A T I S C H E B E L E I D S K A D E R S / We r ke n in Le u ve n
RICHTINGGEVEND
Deze afwegingen worden vastgelegd in een afwegingskader waaraan de verschillende sites en ruimtevragers kunnen worden afgetoetst, zodat snel duidelijk wordt welk soort bedrijf op welke site mogelijk is. STANDPUNTEN OVER DE WENSELIJKHEID VAN VERDICHTINGSPROJECTEN VOOR WERKEN IN DE KERNEN Bij de opmaak van dit structuurplan is er nog weinig zicht op de omvang van de bestaande en geschikt gelegen ruimtereserve voor ‘werken’ in de woonkernen. Het is dan ook moeilijk om definitieve uitspraken te formuleren over het meest wenselijke beleid over herbestemmings- of verdichtingsprojecten naar tewerkstelling. Daarom schuiven we de volgende voorlopige standpunten naar voor: Herbestemmingsprojecten van woongebouwen of ongebruikte gebouwen in de woonkernen naar ‘werken’ zijn gewenst, indien aan bovenstaande voorwaarden is voldaan. ——
Bestaande gebouwen kan daarbij gaan om gewone bebouwing aan de straatzijde. Maar ook bestaande al verharde en bebouwde binnengebieden kunnen, mits goed gelegen voor de betreffende functies, voor tewerkstellingsprojecten worden ingezet.
——
Bij dergelijke herontwikkelingsprojecten worden de mogelijke meerwaarden voor de omgeving die de stad relevant en belangrijk acht, opgelegd als last.
——
De herontwikkelingsprojecten verzorgen een kwaliteitsverbetering, ook op de site zelf. De bebouwingswijze wordt verbeterd, groen toegevoegd, zwaar hinderlijke gebouwen vervangen,…
Als voorbeeld kunnen de voormalige stel- en werkplaats van de Lijn langs de Diestsesteenweg omvatten grote loodsen die deels in aanmerking zouden kunnen komen voor kleinere, lokale bedrijven. Voor nieuwbouwprojecten voor ‘werken’ op nog onbebouwde terreinen geldt voorlopig het volgende standpunt. ——
Nieuwbouwprojecten met een normale bebouwing aan de straatzijde zijn mogelijk, voor zover in orde op vlak van ligging, inpasbaarheid,… zoals hierboven toegelicht.
——
Inbreidingsprojecten binnen nog onbebouwde of onverharde bouwblokken en bouw- en verhardingsprojecten in tweede orde wil de stad niet bij voorbaat uitsluiten. Voorlopig gaat de stad hier eerder restrictief mee om, en kunnen nog groene binnengebieden niet aangesneden worden. Dit is een voorzichtig standpunt, in afwachting van een grondiger kennis over de nog beschikbare al versteende ruimtes.
——
Indien blijkt dat er zeer weinig ruimte voor economie kan geworden worden die momenteel al versteend is, dan maakt de stad een afwegingskader op voor het aansnijden van nog groene gebieden van de woonkernen voor ‘werken’.
/3/3 Ruimte voor en clustering van de ‘creatieve’ economie ondersteunen SPECIFIEKE RUIMTENODEN VAN DE ‘CREATIEVE’ ECONOMIE Een verweving van wonen met werken en voorzieningen, wordt in alle ‘centraal’ gelegen delen van de woonkernen nagestreefd. Als een van de speerpunten van het economische beleid, heeft de stad Leuven echter heel specifiek de ‘creatieve’ economie naar voor geschoven. Door de samenhang tussen de cultuursector en de bedrijven uit de ‘creatieve’ economie, vormt dit een sector die bij uitstek een verweving in, of minstens aansluiting bij, de woonkernen nodig heeft. Meer dan andere economische sectoren, wensen de bedrijven in de creatieve economie zich immers in te bedden in een ‘bruisende’ omgeving en een echt stedelijke context. Dergelijke kleinschalige creatieve bedrijfjes starten vaak op beperkte plaats in bestaande gebouwen. In de vergunningverlening binnen de bestaande gebouwde omgeving, zien we vaak een vervanging van bestaande niet-woongebouwen door woningen. Het aanbod aan ‘afwijkende’ ruimten wordt hoe langer hoe kleiner, en de creatieve sector komt hierdoor in de verdrukking. De stad wenst deze trend te keren. Deze creatieve economie bestaat uit heel wat subsectoren, waar diverse ruimtenoden bij horen. Sommigen zijn echte kantoorachtigen, anderen hebben eerder grotere oppervlakten nodig omdat ze aan bepaalde vormen van ‘productie’ doen. Sommige zijn geïnteresseerd in normaal afgewerkte gebouwen, andere zoeken eerder naar ruwere inrichtingen. Ook flexibiliteit en de mogelijkheid tot tijdelijke invullingen zijn voor deze sector van belang. Daarbij gaat het niet enkel om de bedrijven zelf. Ook de uitwisseling en afwisseling met socio-culturele activiteiten vormt hierbij een troef.
RS_BOEK-4_DEEL-3.3_WERKEN_190424.indd 41
24/04/2019 15:25
42
T H E M A T I S C H E B E L E I D S K A D E R S / We r ke n in Le u ve n
RICHTINGGEVEND
Het is inderdaad vooral van belang om binnen de creatieve sector een zekere ruimtelijke clustering mogelijk te maken, waarin de socio-culturele sector en deze specifieke bedrijven elkaar kunnen ontmoeten en samenwerken. Ook kan dergelijke clustering gepaard gaan met geschikte ondersteunende voorzieningen: een openbaar domein dat afgestemd is op aangenaam informeel ontmoeten; mogelijkheden om ruimten samen of afwisselend te gebruiken,‌ Dergelijke clustering is dus relevant, daar waar de culturele sector reeds een sterke basis heeft. Dit kan op verschillende plekken in de stad. RUIME OMGEVING VAARTKOM ALS CLUSTER VOOR DE CREATIEVE ECONOMIE ONDERSTEUNEN Alleszins wenst de stad een dergelijke cluster te ondersteunen in de omgeving van de Vaartkom, die als creatieve hub zal uitgroeien en gepromoot worden ( f i g. 4 3 ) .
f i g. 4 3 - Omgeving vaartkom als creatieve hub
Hier zijn immers al meer dan kiemen aanwezig. De culturele sector is hier in de laatste jaren echt uitgebouwd, met projecten als OPEK en Cas-co. Ook zijn er heel wat bedrijven in deze sector bijgekomen, bijvoorbeeld in De Hoorn. In de ruime Vaartkomomgeving zijn nog heel wat gebouwen die nog een concrete invulling moeten krijgen. Hierbij zijn verschillende gebouwen vlak rond de Vaartkom, waarbinnen die variatie aan ruimten, die de creatieve sector nodig heeft, kan worden geboden. De stad ondersteunt daarom
RSL2
RS_BOEK-4_DEEL-3.3_WERKEN_190424.indd 42
24/04/2019 15:25
43
T H E M A T I S C H E B E L E I D S K A D E R S / We r ke n in Le u ve n
RICHTINGGEVEND
niet enkele de culturele ontwikkelingen in het Vaartkomgebied, maar ondersteunt ook actief de concentratie van creatieve bedrijven. Ze voert hiervoor bijvoorbeeld het project ‘Vaartopia’ uit, een geheel van herontwikkelingsprojecten, projecten van tijdelijk gebruik, heraanleg van publiek domein,… in het Vaartkomgebied. Ook in de zone tussen Vaartkom en station, rond DiestsevestVuurkruisenlaan, zijn nog heel wat mogelijkheden, waar de verdere uitbreiding van de creatieve hub en de verbinding met de stationsomgeving tot stand kan komen. De clustering in het ruime Vaartkomgebied betekent echter niet dat de stad de komst van bedrijven in de creatieve economie op andere plaatsen zou willen verhinderen, indien dit hun keuze zou zijn. Op lange termijn kunnen zich bovendien nog nieuwe creatieve hubs ontwikkelen.
/3/4 Verhouding van ‘werken’ met de andere stedelijke niet woonfuncties bewaken De stad wil het werken in de woonkernen ondersteunen, en tracht hiertoe voor een deel de concurrentie van de woningbouwsector een stuk te verkleinen. Omgekeerd kan het niet zo zijn, dat een groei van bedrijven in de woonkernen, de nog kwetsbaarder stedelijke functies zou verdringen. Nieuwe ontwikkelingen of herontwikkelingsprojecten die louter gericht zijn op private bedrijvigheid in de woonkernen, zijn daarom niet mogelijk, daar waar er duidelijke andere stedelijke doelstellingen spelen: ——
in de aangeduide voorzieningenclusters;
——
op plaatsen die een essentiële aanvulling vormen voor de blauwgroene structuur;
——
op plaatsen waar de verkeersstructuur moet worden gecorrigeerd, bij voorbeeld door de aanleg van een randparking;
——
…
Dit betekent niet dat tewerkstelling op dergelijke plekken bij voorbaat is uitgesloten; wel dat ze slechts kan als aanvulling van de andere doelstellingen.
/3/5 Verdichtingsprojecten inzetten voor kwaliteitsverbetering Net zoals bij de woonverdichtingsprojecten (zie thematisch beleidskader rond wonen), zal de stad bij verdichting voor tewerkstellingsprojecten evalueren welke meerwaarden voor de ruimere omgeving via een dergelijk project kan worden gerealiseerd. De meerwaarden waarvoor een verdichtingsproject een hefboom kan zijn, kunnen hieruit bestaan. ——
De site ligt in een tekortenzone voor publieke (groene) ruimte, zoals aangeduid in het groen- en speelweefselplan voor dat stadsdeel. Het project kan een toevoeging betekenen voor dat weefsel van (groene) publieke ruimte.
——
Een belangrijke fietsroute of voetgangersverbinding, zoals geselecteerd in de structuur van de fietsroutes en de hoofdstructuur voor zachte verbindingen per stadsdeel, kan vervolledigd worden doorheen de site.
——
De site ligt op een plaats waar waterbuffering aangewezen is. Een verdichtingsprojectje kan gecombineerd worden met een waterbuffer die een ruimere omgeving bedient.
——
De site ligt in een zone met parkeertekorten voor bewoners. Het project kan het parkeeraanbod vergroten, eventueel via dubbelgebruik van parkeerplaatsen.
——
Het project kan een toegevoegde waarde betekenen voor de onmiddellijk aanpalende bewoners, door toevoeging van groen, herorganisatie van de bereikbaarheid en toegangen, parkeermogelijkheden,…
——
De site ligt in een transformatiezone (zie beleidskader ‘wonen’). De herontwikkeling zorgt voor een herstructurering van het bouwblok, lost zo een aantal problemen van het bouwblok op (bij voorbeeld laagkwalitatief wonen, problematische toegangen, problematisch openbaar domein,…) en voegt een aantal meerwaarden toe (bijvoorbeeld betere inpassing in het landschap, oplossingen voor de verkeersstructuur,…).
/3/6 Multifunctionele polen aan de randen van de woonkernen Op de randen van heel wat Leuvense woonkernen vinden we zogenaamde ‘multifunctionele polen’. Het gaat om gebieden waar verschillende stedelijke niet-woonfuncties in hoge concentraties aanwezig zijn: kantoren, gemeenschapsvoorzieningen, handel en horeca,… Deze zones versterken het multifunctionele karakter van de woonkernen. Het zijn vaak grote concentratiegebieden van tewerkstelling, vooral in de tertiaire en quartaire sector. De multifunctionele polen worden verderop apart besproken; we vinden ze namelijk ook buiten de woonkernen terug.
RS_BOEK-4_DEEL-3.3_WERKEN_190424.indd 43
24/04/2019 15:25
44
T H E M A T I S C H E B E L E I D S K A D E R S / We r ke n in Le u ve n
/4
/4/1
RICHTINGGEVEND
VOLDOENDE RUIMTE VOOR DE NIET-VERWEEFBARE BEDRIJVEN OP BEDRIJVENTERREINEN Een sterke ruimtelijke structuur voor de grote tewerkstellingsgebieden ‘Werken’ komt in heel Leuven voor: mensen werken in de open ruimte, in de woonkernen (zowel verspreid als in de ‘multifunctionele polen’), op de zorg- en onderwijscampussen, en op bedrijventerreinen. De bedrijventerreinen, vooral de kennisgerelateerde, en de zorg- en onderwijscampussen vormen echter heel specifieke concentratiegebieden van tewerkstelling, die werknemers aantrekken uit een heel ruime omgeving. We vinden ze geconcentreerd terug in vijf specifieke zones. De grote zones met bedrijventerreinen en campussen (bovenregionale voorzieningen) zijn ( f i g. 4 4 ) : —
de ruime omgeving van de Vaart en spoorweg, van Leuvense ring tot E314;
—
Gasthuisberg en omgeving;
—
de Zuidelijke Dijlevallei;
—
de Zuidelijke Tangent, zijnde het gebied van Haasrode tot de Heilig Hartcampus;
—
de binnenstad.
f i g. 4 4 - Grote structuren van de bedrijventerreinen en campussen
RSL2
RS_BOEK-4_DEEL-3.3_WERKEN_190424.indd 44
24/04/2019 15:26
45
T H E M A T I S C H E B E L E I D S K A D E R S / We r ke n in Le u ve n
RICHTINGGEVEND
Deze gebieden liggen op goed bereikbare plaatsen vanuit het hogere wegennet en op (eventueel nog te versterken) belangrijke openbaarvervoerverbindingen. Ze zijn vanuit verschillende woonkernen goed bereikbaar per fiets. Ze vormen immers scharniergebieden tussen de woonkernen van Leuven (en haar directe omgeving). Ook de multifunctionele polen, met hun concentraties van kantoren, vormen echte aantrekkingspolen van (tertiaire en eventueel quartaire) tewerkstelling. Deze zijn enerzijds gelegen langs de Leuvense ring: Vaartkom, stationsomgeving, Philipssite en, in mindere mate, Bodart. Anderzijds vinden we ze terug aan de rand van de gebieden met campussen en bedrijventerreinen: KBC-site, Bodart, omgeving Brabanthal. Of ze zijn verweven met een bedrijvenfragment: Remysite. Naast deze polen en samenhangende gebieden, vinden we inderdaad nog twee bedrijvenfragmenten met grote, historisch gegroeide, bedrijven die belangrijk zijn voor onder meer de tewerkstelling van kortgeschoolden. Een fragment is de industriezone aan de Diestsesteenweg. Het andere is de bedrijfszone Remy te Wijgmaal, waar een deel van de terreinen als tertiaire pool zijn ontwikkeld, maar ook een deel nog voor productieactiviteit in gebruik is. De stad ondersteunt het behoud van de secundaire tewerkstelling in deze bedrijvenfragmenten. Ook de binnenstad blijft uiteraard op zich een belangrijk gebied voor tewerkstelling. Naast een belangrijke universitaire campus, menswetenschappen, vinden we hier ook nog het kernwinkelgebied en heel wat verspreide, kleinschaliger werkplekken.
GROTE CONCENTRATIEGEBIEDEN VAN DE TEWERKSTELLING TE LEUVEN GEBIED
TYPES
MINIMAAL BETROKKEN TERREINEN
Zones met bedrijventerreinen, zorg- en onderwijscampussen en (evt.) multifunctionele polen Omgeving spoowegbundel en Vaart, van ring tot E314
Lokale bedrijventerreinen Kennisgerelateerde bedrijventerreinen
Vaartzone, milieupark en spoorwegplateau
Gasthuisberg en omgeving
Campussen Multifunctionele polen - tertiair Kennisgerelateerde bedrijventerreinen
Campus Gasthuisberg Zone voor spin offs Gasthuisberg Campus Lemmens KBC-site
Zuidelijke Dijlevallei
Campussen Multifunctionele polen Kennisgerelateerde bedrijventerreinen
Campus zuidelijke Dijlevallei imec site Wetenschapspark Arenberg Termunckveld Bodart
Zuidelijke Tangent
Campussen Kennisgerelateerde bedrijventerreinen Lokale bedrijventerreinen Multifunctionele polen
Campus Heilig Hart Militair domein tezuiden Hertogstraat KMO-zone Haasrode Parkveld Researchpark Haasrode Omgeving Brabanthal
Binnenstad
Campussen Multifunctionele polen op de ring
Campus Binnenstad Vaartkom Stationsomgeving
MF polen op de Leuvense ring
Tertiaire tewerkstelling, verweven met andere stedelijke functies als wonen, recreatie, horeca,…
Vaartkom Stationsomgeving Philipssite Bodart
MF polen, gekoppeld aan de zones met BT en campussen
Tertiaire tewerkstelling, beperkte verweving
KBC-site Bodart Omgeving Brabanthal
MF polen, gekoppeld aan bedrijvenfragment
Tertiaire tewerkstelling en andere stedelijke functies op maat van de woonkern, verweven met bedrijvenfragment Remy
Remysite
Multifunctionele polen
Specifieke gevallen Binnenstad Industriezone Diestsesteenweg
Bedrijvenfragment
Remy
Bedrijvenfragment, verweven met MF pool Remy
RS_BOEK-4_DEEL-3.3_WERKEN_190424.indd 45
24/04/2019 15:26
46
T H E M A T I S C H E B E L E I D S K A D E R S / We r ke n in Le u ve n
RICHTINGGEVEND
/4/2 Principiële keuzes omtrent de bedrijventerreinen GROEI OP BEDRIJVENTERREINEN VOOR LOKALE EN VOOR KENNISGERELATEERDE ECONOMIE De stad ondersteunt blijvend het principe dat de research- en wetenschapsparken gevrijwaard blijven van bedrijven die er niet thuis horen. De ‘lokale’ economie wordt m.a.w. gescheiden van de kennisgerelateerde economie in deze gebieden. Deze keuze kan, indien enkel de korte termijn beschouwd wordt, leiden tot kritiek van ruimteverspilling. Op de langere termijn daarentegen garandeert deze keuze de, algemeen erkende, meerwaarde van het clusteren van kennisgerelateerde bedrijven en kennisinstellingen. Bedrijven in de high tech sectoren worden immers aangetrokken door de nabijheid van andere bedrijven in deze sector. We willen hiermee op de langere termijn een stabiel en duurzaam ecosysteem realiseren waarbij bedrijven uit deze cluster elkaar versterken. De ontwikkeling van het spoorwegplateau vormt hier een mogelijke uitzondering. Het gebied wordt ontwikkeld als een wetenschapspark. Gelet evenwel op de uitzonderlijke ligging van het gebied voor wat betreft de verschillende ontsluitingsmodi, wordt onderzocht (in het kader van de opmaak van een masterplan voor het spoorwegplateau) of naast de functie wetenschapspark, andere functies onder te brengen zijn. Dit is evenwel onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat er niet wordt ingeboet aan het programma van het wetenschapspark waar wordt uitgegaan van een V/T van, bij benadering, 1 tot 1.2. Hierboven argumenteerden we dat voor beide types bedrijven, lokale en kennisgerelateerde, een ruimtetekort bestaat. Gezien het (vermoedelijk) toch beperkte aanbod aan nieuwe sites voor tewerkstelling in de woonkernen, is een groei van bedrijvigheid op daartoe bestemde bedrijventerreinen, zowel kennisgerelateerde als lokale, daarom ook een stedelijke doelstelling. Dit, naast het stimuleren van de verweven economie in de kernen. VERDUURZAMING VAN BESTAANDE TERREINEN: VERDICHTING, VERWEVING EN DUURZAME INRICHTING De stad zet in op een verduurzaming van de bestaande bedrijventerreinen. Daar waar dit ruimtelijk nog mogelijk is, houdt deze ten eerste een verdichting van de bedrijvigheid op deze terreinen in. Om groei van bedrijvigheid op de bedrijventerreinen toe te laten, is het immers in eerste instantie belangrijk dat de bestaande terreinen optimaal worden benut. Dit kan door de percelen beter te benutten, door op de juiste plekken bijkomende bebouwing toe te laten. Dit kan ook door functies te stapelen of samen te gebruiken, zoals bijvoorbeeld parkeerplaatsen. Tenslotte kan de groei van bedrijvigheid ook mogelijk worden gemaakt door ongewenste andere functies op het bedrijventerrein te laten uitdoven. De stad voert samen met de beheerders van de bedrijventerreinen het onderzoek naar betere benutting van deze ruimte. Verduurzaming van bedrijventerreinen betekent ook een verduurzaming op vlak van groen, waterbeheer en energie. De stad werkt samen met de beheerders van de bedrijventerreinen concepten uit voor het energiebeleid, waterbeheersing en versterking van de groenstructuur. Hernieuwbare energieproductie en vormen van energie-uitwisseling en -recuperatie zijn gezien de concentratie van specifieke energieverbruikers op (gemengde) bedrijventerreinen telkens aan de orde. Daarbij dient bijvoorbeeld de mogelijkheid van warmtenetten te worden onderzocht, alsook de optie om grote dakoppervlakten in te zetten voor zonne-energie, de integratie van windenergie, e.d. Voor energie wordt het researchpark van Haasrode als pilootproject naar voor geschoven. Algemeen dienen synergiën tussen verschillende functies en bedrijven te worden opgezocht, en is het wenselijk deze te vertalen in een beheersplan. Aansluitend daarbij moet de ontwikkeling van de bedrijventerreinen ook telkens inspelen op de transitie naar een circulaire economie. Passende in de visie daarover in de kernnota, is het bijvoorbeeld van belang om naast het louter verdichten van bestaande terreinen (of waar wenselijk nieuwe terreinen te realiseren), telkens aanpasbaar en veranderingsgericht te bouwen. In het beheer dient bekeken te worden in welke mate bedrijven of andere functies een rol opnemen in de circulaire economie. Verduurzaming betekent tenslotte, dat op de bedrijventerreinen een zinvolle verweving met andere functies tot stand komt, zodat ook op deze manier een efficiënt meervoudig gebruik van deze ruimte mogelijk is. Voor de kennisgerelateerde bedrijventerreinen betekent dit ondermeer een bepaalde verweving met de onderzoeks- en onderwijsfuncties. De stad acht het echter niet opportuun om alle stedelijke functies die er denkbaar zijn, toe te laten op de bedrijventerreinen. De economische ruimte in Leuven is enorm beperkt, en de stad wil niet het risico nemen dat de bedrijven ook hier verdrongen worden door ‘lucratievere’ functies als wonen of kleinhandel. De stad werkt daarom een doordacht verwevingsbeleid uit voor de bedrijventerreinen. NIEUWE TERREINEN AANSNIJDEN ALS NODIG, OP DE JUISTE PLAATSEN De stad Leuven selecteerde in het verleden, bij de gewestplanwijziging van 1998 en in het eerste ruimtelijk structuurplan van 2004, reeds een aantal terreinen als nieuw te ontwikkelen
RSL2
RS_BOEK-4_DEEL-3.3_WERKEN_190424.indd 46
24/04/2019 15:26
47
T H E M A T I S C H E B E L E I D S K A D E R S / We r ke n in Le u ve n
RICHTINGGEVEND
bedrijventerrein. Hiermee werd beleidsmatig een goede reserveruimte ingebouwd. Om allerlei redenen liep de realisatie van deze terreinen echter vertraging op, zoals hierboven omschreven. De stad evalueerde deze reserveruimte voor bedrijventerreinen en toetste ze aan de doelstellingen in de andere thematische beleidskaders, zoals blauwgroene structuur, landschap en erfgoed. Vanuit deze analyse, en afgewogen ten opzichte van de nood aan uitbreiding van de economische ruimte, werden een aantal reserveruimten voor bedrijventerreinen behouden. Deze worden hieronder besproken. De geselecteerde reserveterreinen worden aangesproken, als duidelijk is dat de verdichting op bestaande terreinen niet voldoende is om een ruimteaanbod te kunnen verzekeren voor de genoemde speerpunten van de Leuvense economie. De stad gaat ervan uit dat zowel voor de kennisgerelateerde economie, met name het type ‘doorgroeiers’, als voor de lokale economie, dit aanbod niet gegarandeerd kan worden op voldoende korte termijn. Een deel van de reserveruimte zal dus aangesproken worden. Ook bij het realiseren van nieuwe bedrijventerreinen, evalueert de stad welke andere doelstellingen, vanuit de andere thematische beleidskaders, in deze ruimten relevant zijn. Het kan gaan om lacunes in het fietsroutenetwerk, ruimte voor openbaar vervoer, uitdagingen op vlak van waterbeheer, bewonersparkeren,… Deze worden als last aan de ontwikkelingen opgelegd. De ontwikkeling dient zo als hefboom voor andere stedelijke doelstelling. Het spreekt voor zich dat deze ontwikkelingen ook aangepast worden aan de doelstellingen op vlak van groenstructuur, landschap en erfgoed, …
/4/3 Selectie van de bedrijventerreinen te Leuven De volgende gebieden blijven behouden als geselecteerde bedrijventerreinen, waarbij onderscheid gemaakt wordt tussen reeds bestaande terreinen, te ontwikkelen terreinen, en reserveterreinen voor de langere termijn ( f i g. 4 5 ) . De bedrijvenfragmenten (Ter info: in deze tabel zijn de multifunctionele polen niet inbegrepen. Ook de gebieden voor handel komen hierin niet terug.) De concrete opties voor deze verschillende bedrijventerreinen zijn in de afgelopen jaren geëvolueerd. Dit wordt hieronder besproken.
Geselecteerde bedrijventerreinen Stadsdelen Noordelijke en Binnenstad BF Remy
Bestaand bedrijvenfragment
Stadsdeel Zuidelijk Plateau BT-2 Researchpark Haasrode
bestaand bedrijventerrein, zeer beperkte uitbreiding en verdichting mogelijk
BT-3 KMO-zone Haasrode
bestaand bedrijventerrein, geen grote bijkomende ontwikkeling mogelijk
BT-4 Parkveld
te ontwikkelen bedrijventerrein, als uitbreiding van KMO-zone Haasrode
BT-5 Militair domein zuid van Hertogstraat
reserveruimte voor bedrijvigheid en campusontwikkeling op lange termijn
BT-7 Veilingsite
bestaand bedrijventerrein, geen grote bijkomende ontwikkeling mogelijk
BT-8 Wetenschapspark Arenberg
bestaand bedrijventerrein, nog niet volledig gerealiseerd
BT-9 imec site
bestaande onderzoekscampus/bedrijventerrein
BT-10 Termunckveld
reserveruimte voor bedrijvigheid en campusontwikkeling op lange termijn
Stadsdeel Westelijk Heuvellandschap BT-6 Vaartzone en milieupark
bestaand bedrijventerrein, geen grote bijkomende ontwikkeling mogelijk
BT-11 Gasthuisberg
bestaande campus, beperkte ontwikkeling van bedrijvigheid mogelijk
Stadsdeel Oostelijk BT-1 spoorwegplateau
te ontwikkelen kennisgerelateerd bedrijventerrein (met eventueel bijkomende functies)
BF Industriezone Diestsesteenweg
bestaand bedrijvenfragment, uitbreiding van bestaande bedrijf of verder in te vullen met lokale bedrijven
RS_BOEK-4_DEEL-3.3_WERKEN_190424.indd 47
24/04/2019 15:26
48
T H E M A T I S C H E B E L E I D S K A D E R S / We r ke n in Le u ve n
RICHTINGGEVEND
f i g. 4 5 - Selectie van de bedrijventerreinen en lange termijn reservegebieden.
Een aantal bedrijventerreinen die ofwel in het verleden als reserveruimte voor economie beschouwd werden, ofwel door opname in het eerste structuurplan van 2004 ofwel op het gewestplan deze bestemming hebben, worden niet langer beschouwd als gewenste bedrijventerreinen. Het gaat om de volgende terreinen.
Geschrapte ruimte voor bedrijvigheid Stadsdeel Noordelijke Laagvlakte Ambachtenzone Wijgmaalsesteenweg
in tegenstelling tot de bepalingen van het eerste structuurplan uit 2004, wordt een verdere ontwikkeling van dit bestemd terrein niet wenselijk geacht. de herbestemming tot open ruimte wordt onderzocht
KMO-fragment Vaartdijk
in tegenstelling tot de bestemming op het gewestplan, wordt een verdere invulling met bedrijven niet wenselijk geacht. Een transformatie naar wonen of voorzieningen is mogelijk, gecombineerd met groene ruimte
KMO-fragment Bornestraat
in tegenstelling tot de bestemming op het gewestplan, wordt een verdere invulling met hinderlijke bedrijven niet wenselijk geacht. Een transformatie naar wonen of voorzieningen is mogelijk, gecombineerd met groene ruimte
Stadsdeel Zuidelijk Plateau KMO-zone Hertogstraat- Nachtegalenstraat
In tegenstelling tot de bestemming op het BPA, wordt een verdere invulling met hinderlijke bedrijven niet wenselijk geacht. Een transformatie naar wonen of voorzieningen is mogelijk, gecombineerd met groene ruimte
RSL2
RS_BOEK-4_DEEL-3.3_WERKEN_190424.indd 48
24/04/2019 15:26
49
T H E M A T I S C H E B E L E I D S K A D E R S / We r ke n in Le u ve n
RICHTINGGEVEND
Ten opzichte van de beleidsopties van begin jaren 2000, wordt enkel de ambachtenzone Wijgmaalsesteenweg niet langer als verder te ontwikkelen bedrijvenfragment geselecteerd. Dit, op het gewestplan bestemde, bedrijvenfragment is in tegenstrijd met heel wat andere beleidsdoelstellingen. De ontwikkeling zou op de waterproblematiek botsen (het gebied is lager gelegen, vaak lager dan het waterpeil in de Vaart. Het grondwaterpeil is er doorgaans hoog en bij zware regenval dreigt er lokale wateroverlast op te treden). De ontsluiting is zeer moeilijk goed te organiseren. Bovendien zou ze strijdig zijn met de gewenste landschapsstructuur en groenstructuur in het noordelijk stadsdeel (het maken van een verbinding tussen de Vijvers van Bellefroid en de Dijlemeander enerzijds en het vermijden dat de bebouwing langsheen de Wijgmaalse-steenweg een aaneengesloten lint vormt). Tenslotte vormt de hoogspanningsleiding dwars over het perceel een beperking voor de bebouwingsmogelijkheden in de hoogte. Om deze redenen wordt het bedrijvenfragment Wijgmaalsesteenweg niet langer geselecteerd. Enkele kleine bestemde bedrijventerreintjes op het gewestplan of BPA werden in het verleden reeds niet beschouwd als onderdeel van de economische structuur. Hiervan verwacht de stad dat ze, indien niet hinderlijk, voortbestaan als geïsoleerde bedrijven. Maar bij voorkeur zullen de (hinderlijke) economische functies hier uitdoven en transformeren naar een andere invulling die meer aangepast is aan de landschappelijke doelstellingen, het bereikbaarheidsprofiel en de blauwgroene structuur. Dit is onder andere het geval voor het KMO-fragment Vaartdijk dat vandaag plaats biedt aan 4 bedrijven, die geen binding hebben met Wijgmaal en ook niet watergebonden zijn. Hun inplanting oogt vrij arbitrair, grote oppervlaktes zijn verhard en in gebruik als parkeerterrein. Tussen de bedrijven staan ook nog enkele (vandaag zonevreemde) woningen. Daarenboven ontsluiten deze bedrijven via de vrij smalle Vaartdijk die daardoor aan die zijde niet als fietsroute kan dienen. Als dusdanig zijn ze hinderlijk en is een herbestemming van deze zone waarbij plaats geboden wordt aan functies die nodig zijn voor Wijgmaal.Uitbreiding van het ruimteaanbod voor de ‘lokale’ economie. INZETTEN OP VERDICHTING VAN BESTAANDE TERREINEN? De economische ruimte op bedrijventerreinen wordt in principe eerst beoogd door een verdichting van de bestaande bedrijventerreinen. Voor de lokale economie, zijn dat de KMO-zone te Haasrode, de Vaartzone en het milieupark, de veilingsite en het bedrijvenfragment aan de Diestsesteenweg. Op geen enkele van deze bedrijventerreinen is een sterke ruimtelijke verdichting erg realistisch. Ze zijn allen reeds aan hoge dichtheid bebouwd. De stad sluit een verdere verdichting niet uit. Aangezien het echter om terreinen voor ‘lokale’ economie gaat, is een verdichting door stapelen echter niet zo evident. Het gaat immers vaak om bedrijven met nogal wat opslag, voertuigen,… en minder goed stapelbare kantoorachtige ruimten. Een uitbreiding van het bedrijvenfragment aan de Diestsesteenweg (ten behoeve van de uitbreiding van het bestaande bedrijf of nieuwe lokale bedrijven) is enkel wenselijk indien rekening gehouden wordt met de landschappelijke kwetsbaarheid, de ecologische overwegingen en de watergevoeligheid. De stad hanteerde dit standpunt naar gevoeligheid van het gebied reeds in haar eerste structuurplan in 2004. Op het reeds ontwikkelde terrein kan een zekere verdichting nog worden onderzocht, in samenhang met de landschappelijke doelstellingen voor dit gebied, zoals voor dit stadsdeel uitgewerkt. Toch kan er bijkomende ruimte voor lokale bedrijven op deze terreinen worden gerealiseerd. Ze zijn immers deels ingenomen door functies die in een bedrijventerrein eigenlijk niet thuis horen, zoals detailhandel. De stad zal een beleid voeren waarbij die functies die de ruimte voor bedrijven bedreigen, en die geen duidelijke toegevoegde waarde betekenen, op de lokale bedrijventerreinen te vermijden. De wenselijke verweving wordt hieronder besproken.
RS_BOEK-4_DEEL-3.3_WERKEN_190424.indd 49
24/04/2019 15:26
50
T H E M A T I S C H E B E L E I D S K A D E R S / We r ke n in Le u ve n
RICHTINGGEVEND
Bedrijventerreinen voor lokale economie Reeds bestaande
/
BT-3 KMO-zone Haasrode
bestaand bedrijventerrein, geen grote bijkomende ontwikkeling mogelijk
BT-6 Vaartzone en milieupark
bestaand bedrijventerrein, geen grote bijkomende ontwikkeling mogelijk
BT-7 Veilingsite
bestaand bedrijventerrein, geen grote bijkomende ontwikkeling mogelijk
BF Industriezone Diestsesteenweg
bestaand bedrijvenfragment, geen grote bijkomende ontwikkelingen mogelijk
BF Remy
bestaand bedrijvenfragment, geen grote bijkomende ontwikkelingen mogelijk
BT-7 Veilingsite
Nieuw te ontwikkelen BT-4 Parkveld
te ontwikkelen bedrijventerrein, als uitbreiding van KMO-zone Haasrode
NIEUW BEDRIJVENTERREIN VOOR DE LOKALE ECONOMIE: PARKVELD Gezien de beperkte ruimtereserves op de bestaande terreinen, gezien de beperkte ruimte in de woonkernen en het vaak wel enigszins hinderlijk karakter van de lokaal ondersteunende bedrijven, kiest de stad voor de ontwikkeling van een bijkomend bedrijventerrein voor lokale economie. Hiervoor wordt de bestaande KMO-zone Haasrode uitgebreid met Parkveld. Het bedrijventerrein kan door haar omvang niet meer omschreven worden als een ‘lokaal bedrijventerrein’ zoals bedoeld in het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen, maar is wel degelijk bedoeld voor de lokale economie, zoals hierboven omschreven. De stad zal, zodra het ruimtelijk kader op Vlaams niveau dit toelaat, de nodige stappen ondernemen om de ontwikkeling mogelijk te maken. Met het oog op een goede benutting van Parkveld door deze lokale bedrijven, wordt het inrichtingsplan uit de jaren 2000 geëvalueerd. Het toenmalige inrichtingsplan legde immers nogal veel verplichtingen op tot gestapelde ruimte, die voor de typische lokale bedrijven moeilijk in te vullen valt. Hoe dan ook, de ontwikkeling van Parkveld wordt gezien als een pilootproject inzake duurzame, ecologische en hedendaagse oplossingen voor bedrijventerreinen. De evaluatie zal echter de doelstelling van een compacte ontwikkeling niet loslaten. Daarnaast zal de ontwikkeling van Parkveld rekening houden met een aantal bijkomende doelstellingen: realisatie van de openruimtecorridor ten noorden van het bedrijventerrein, goede ontsluiting via de KMO-zone naar de Meerdaalboslaan,… In het beleidskader voor het zuidelijk stadsdeel worden de doelstellingen voor deze omgeving uitgebreider toegelicht. De stad bepleit niet langer de ontwikkeling van het spoorwegplateau als lokale bedrijvenzone met een grootschalig multifunctioneel spoorplatform van regionaal niveau. De stad ambieert geen rol in het regionale logistieke gebeuren. Dit bedrijventerrein wordt ingezet voor de kennisgerelateerde economie, die hieronder wordt besproken. RUWE KWANTITATIEVE RAMING VAN DE OPPERVLAKTE VAN BEDRIJVENTERREINEN De oppervlakte die ontwikkelbaar is als bedrijventerrein is niet alles zeggend. Zo zijn de inrichtingsprincipes en uitgangspunten als optimaal ruimtegebruik vaak belangrijker om het eigenlijke aanbod te vergroten. Hieronder wordt evenwel toch een ruwe schatting gemaakt van de oppervlakte van bedrijventerreinen met betrekking tot lokale economie. Met het aangeven van deze cijfers wordt geen exacte weergave beoogd, maar slechts een grootte-orde. Een verdere verfijning van deze cijfers is onderwerp van een verdere studie. Voor de lokale economie voegt bedrijventerrein Parkveld een flinke ruimte toe. Het zal gaan om een zeer compact bedrijventerrein op een terrein van ca. bijna 20 ha (inclusief infrastructuren). Inrichtingsstudies en een (vernietigd) RUP uit de jaren 2000 toonden aan dat hierbinnen, mits uitdoven van 2 bestaande woningen maar met behoud van een aantal bestaande functies als schaatsbaan en hoogspanningsstation, wel bijna 17,5 ha netto bruikbare bedrijfsoppervlakte kan toevoegen.
RSL2
RS_BOEK-4_DEEL-3.3_WERKEN_190424.indd 50
24/04/2019 15:26
51
T H E M A T I S C H E B E L E I D S K A D E R S / We r ke n in Le u ve n
RICHTINGGEVEND
Tegelijk kiest de stad ervoor om, ten aanzien van de opties van het eerste ruimtelijk structuurplan van 2004, het nog niet ontwikkelde deel van het bedrijvenfragment Wijgmaalsesteenweg te schrappen uit het bestemde aanbod. Het gaat om een zone met een oppervlakte van minder dan 3ha, waar anno 2016 nog geen bedrijven zitten. In dit gebied staan wel 10 zonevreemde woningen, waarvan de uitdoving in de praktijk niet gemakkelijk te forceren is, tenzij via onteigening. Deze percelen beslaan bijna de helft van het beoogde gebied. Op dit gebied rusten bovendien veel gebruiksbeperkingen: vanuit de problematische waterhuishouding, de hoogspanningsleiding en de moeilijke ontsluitbaarheid. In de praktijk zal er dus veel minder dan 3ha effectief kunnen worden gerealiseerd als bruikbaar terrein. We mogen ervan uitgaan dat een eventuele ontwikkeling van het terrein wellicht niet meer dan 1,5ha bijkomende bruikbaar bedrijfsterrein zou hebben opgeleverd, tenzij een hele reeks onteigeningen zou worden opgestart. Dit is een minimale beperking. Ook op enkele andere locaties wenst de stad voorzichtig om te gaan met verdere bedrijfsontwikkeling, of zal ze een transformatie naar andere functies zeker niet in de weg staan. Het gaat enerzijds om de uitbreidingszone Diestsesteenweg (6ha bruto oppervlakte) (waar randvoorwaarden vanuit landschap, natuurwaarden en waterhuishouding op rusten). Anderzijds zal de stad een transformatie aanmoedigen naar een andere inrichting met meer groen en eventueel met andere stedelijke functies ter hoogte van de Vaartdijk in Wijgmaal, noord van Wijgmaalbrug. Het gaat om maximaal 6 ha bruto ruimte die uit het aanbod kan verdwijnen, maar waar ook landschappelijk interessanter vormen van ‘werken’ kunnen worden behouden. Ook voor het bedrijvenfragmentje in de buurt van de Bornestraat te Wilsele, dat slechts 0,5ha beslaat op Leuvens grondgebied, geldt dezelfde redenering. Dit fragment is recentelijk ontwikkeld en zal dus in de praktijk de eerste decennia wellicht niet opnieuw transformeren. Globaal genomen vormt de realisatie van Parkveld op korte termijn dus toch een toename van bruto ca. 20ha, terwijl de schrappingen uit het aanbod maximaal 15,5 ha bedragen en op korte termijn weinig waarschijnlijk zijn. Het gaat bovendien bijna uitsluitend om ‘schrappingen’ die al sinds begin jaren 2000 tot het Leuvense beleid behoorden.
/4/4 Ruimtelijke groei van de ‘kennisgerelateerde’ bedrijvigheid mogelijk maken VERSCHILLENDE SOORTEN BEDRIJFSRUIMTE NOODZAKELIJK VOOR DE KENNISECONOMIE De kennisgerelateerde bedrijven hebben, net als bijvoorbeeld de ‘creatieve’ economie, niet alle dezelfde ruimtebehoefte. Deze sector omspant immers een hele range, gaande van de universitaire spinn-off (of soortgelijke start-up) met slechts enkele werknemers, over het grotere kantoorachtige bedrijf, tot een uit de kluiten gewassen bedrijf met grote labo’s of productiehallen voor testfases en prototypes. De omvang van de gewenste bedrijfsruimte verschilt sterk. Ook zijn er uiteenlopende behoeften op vlak van investeringen en vastgoed. Die kunnen starten van de huur van een klein kantoor bij startende ondernemingen, tot het kopen van eigen gebouwdelen of zelfs een eigen perceel bij doorgroeiers. De stad wenst die kennisgerelateerde bedrijven die passen binnen de Leuvense speerpunten, op Leuvens grondgebied de nodige ruimte te bieden. En dit in de verschillende fasen van hun bestaan. BIJKOMENDE BEDRIJVEN OP BESTAANDE WETENSCHAPS- EN RESEARCHPARKEN? Ook bij de kennisgerelateerde economie is het principe, dat er ingezet wordt op een verdichting van de reeds bestaande bedrijventerreinen. Voor de kennisgerelateerde economie, zijn dat het researchpark Haasorde en het wetenschapspark Arenberg. Anno 2016 is het wetenschapspark Arenberg nog niet volledig benut; een laatste cluster van bedrijven kan nog worden gerealiseerd. Op korte termijn is hier nog ruimtereserve voor de kennisbedrijven die in dit type bedrijventerrein past. Het gaat om bedrijven met eerder beperkte oppervlakte en veel kantoorachtige ruimten, die eerder op huurformules zijn gericht. Bovendien is deze ruimte in principe gereserveerd voor bedrijven die expliciet een link met de universiteit kunnen aantonen. Klassiekere formules van eigen gebouw op eigen perceel, zijn hier niet mogelijk. Bedrijven die eerder naar dat laatste neigen, zijn anno 2016 aangewezen op het researchpark Haasrode. De imec site is immers volledig ingenomen door dit ene, specifieke bedrijf. Het researchpark Haasrode oogt als een bedrijventerrein dat ruimtelijk slecht benut is. Voor het researchpark Haasrode is anno 2016 het beheer op vlak van gewenste functies goed geregeld. Ruimtelijk gezien is dit bedrijventerrein in het verleden echter minder efficiënt ingericht, met een zeer ruim bemeten openbaar domein en heel wat restruimte rond de gebouwen. Hier lijkt dus nog wel wat ruimtewinst te boeken. Voor een deel bedriegt hier de schijn. In het voorbije decennium zijn er al heel wat stappen gezet om een efficiëntere benutting van de ruimte mogelijk te maken: aanpassing van de bebouwingsvoorschriften, overleg met eigenaars over onbenutte terreinen,... De pas ontwikkelde percelen door Interleuven zijn op zeer korte termijn in optie gegeven. De nog
RS_BOEK-4_DEEL-3.3_WERKEN_190424.indd 51
24/04/2019 15:26
52
T H E M A T I S C H E B E L E I D S K A D E R S / We r ke n in Le u ve n
RICHTINGGEVEND
onbenutte delen van percelen zijn vaak gereserveerd door bedrijven voor hun eigen geplande uitbreiding op korte termijn. Anno 2016 zijn er dan ook quasi geen percelen in aanbieding op de markt. Toch wil de stad, samen met beheerders van delen van het bedrijventerrein zoals POM en Interleuven, de mogelijke verdichting van de bedrijvigheid op dit researchpark verder onderzoeken. De stedenbouwkundige bebouwingsvoorschriften, die eind jaren 2000 reeds werden aangepast, worden opnieuw geëvalueerd met het oog op een efficiëntere bebouwbaarheid binnen een correcte sterke groenstructuur. Ook wordt bekeken hoe de laatste ruimtegebruikers die niet binnen het gewenste profiel passen, kunnen uitdoven. Het zou immers kunnen gaan om wel 3% van de bruikbare percelen binnen een gebied met economische bestemming (alhoewel dit niet nader werd onderzocht). Tenslotte zal de stad samen met de bedrijfswereld en de beheerders bekijken hoe het stapelen in de hoogte haalbaar kan worden gemaakt. Het valt niet binnen de verwachtingen, dat deze strategieën op korte termijn tot een sterk verhoogd ruimte-aanbod kunnen leiden; deze verdichtingsstrategieën zijn immers al langer lopende. Daarom kiest de stad ervoor om, zeker voor de bedrijven van het type die niet op Arenberg terecht kunnen, een bijkomend terrein aan te snijden.
Bedrijventerreinen voor kennisgerelateerde bedrijvigheid Reeds bestaande BT-2 Researchpark Haasrode
bestaand bedrijventerrein, zeer beperkte uitbreiding en verdichting mogelijk
BT-8 Wetenschapspark Arenberg
bestaand bedrijventerrein, nog niet volledig gerealiseerd
BT-9 imec site
bestaand bedrijventerrein, laatste fasen in realisatie
Nieuw te ontwikkelen BT-1 spoorwegplateau
te ontwikkelen kennisgerelateerde bedrijventerrein (met eventueel bijkomende functies)
BT-11 Gasthuisberg
bestaande campus, beperkte ontwikkeling van bedrijvigheid mogelijk is
Reservegebieden lange termijn BT-5 Militair domein zuid van Hertogstraat
reserveruimte voor bedrijvigheid en campusontwikkeling op lange termijn
BT-10 Termunckveld
reserveruimte voor bedrijvigheid en campusontwikkeling op lange termijn
NIEUW RUIMTELIJK AANBOD VOOR DE KENNISGERELATEERDE ECONOMIE De stad kiest voor uitbreiding van de kennisgerelateerde economie op plaatsen: ——
die voor personen-intensieve tewerkstelling goed ontsloten zijn;
——
die door hun ontwikkeling en hoogwaardige inrichting een toegevoegde waarde kunnen betekenen voor aanpalende woonkernen, en/of een versterking kunnen betekenen voor aanpalende, bestaande campussen van onderzoek en onderwijs;
——
waarvan de ontwikkeling kan worden gecombineerd met de doelstellingen uit andere thematische beleidskaders, met name blauwgroene structuur en landschap en erfgoed.
Het spoorwegplateau past binnen deze voorwaarden. De stad verlaat het idee van het spoorwegplateau als nauwelijks waarneembaar eiland binnen de stad. Bovendien ligt de site op een boogscheut van het Leuvense IC-station en busstation, aan een belangrijke hoofdfietsroute die actief wordt voorbereid (Leuven-Aarschot), en zal rechtstreeks op het hoofdwegennet worden ontsloten na aanpassing van het Vuntcomplex. Ze ligt bovendien vlak tegen de woonkernen van Kesseldal en het goed uitgeruste Kessel-Lo, met al haar voorzieningen (horeca, diensten, recreatieruimte in het provinciaal domein, …). De stad wil daarom de potenties van deze site optimaal benutten. Ze zal de site inzetten voor personen-intensieve tewerkstelling binnen een hoogwaardige inrichting, die voor de aanpalende woonkernen een toegevoegde waarde kan betekenen. Daarom wordt het spoorwegplateau geselecteerd als bedrijventerrein, met de bedoeling het in te zetten voor kennisgerelateerde bedrijven (wetenschapspark). Het wetenschapspark richt zich in de eerste plaats naar bedrijven wiens ruimte behoefte groter is dan wat kan worden geplaatst op wetenschapspark Arenberg. Beperkte productie moet mogelijk zijn. De ontwikkeling is wenselijk op korte termijn. Hierbij wordt uitgegaan van een V/T van, bij benadering, 1 à 1.2. Gezien de uitzonderlijke ligging en het strategisch belang van het gebied, moet ontwerpend
RSL2
RS_BOEK-4_DEEL-3.3_WERKEN_190424.indd 52
24/04/2019 15:26
53
T H E M A T I S C H E B E L E I D S K A D E R S / We r ke n in Le u ve n
RICHTINGGEVEND
onderzoek daarenboven duidelijk kunnen maken of een grotere dichtheid mogelijk is, die dan kan ingezet worden voor andere functies (zoals bijvoorbeeld logistiek) en of deze functies überhaupt wenselijk zijn en combineerbaar met een kwalitatieve ontwikkeling van het wetenschapspark. Bij de ontwikkeling van het spoorwegplateau worden een aantal doelstellingen waargemaakt die te maken hebben met mobiliteitsstructuur, blauwgroene structuur en landschap: deze worden uitgebreid besproken in het beleidskader voor het stadsdeel Oostelijk Heuvellandschap. Ook zal de ontwikkeling van dit bedrijventerrein samen gaan met de ontwikkeling van een visie op waterbeheersing en energie, zoals in de thematische beleidskaders behandeld. Aansluitend bij de campus Gasthuisberg kan eveneens een beperkte zone voor kennisgerelateerde bedrijfjes worden ontwikkeld. UZ Leuven onderzoekt, samen met de stad, de mogelijkheden voor spin-offs ten oosten van de bestaande campus binnen de ringweg. De ontwikkeling van het spoorwegplateau laat ons toe om het Termunckveld nog een tijd te reserveren als strategische reserveruimte op de langere termijn. Het Termunckveld ligt vlakbij bestaande campussen en kennisgerelateerde bedrijventerreinen, en een uitbreiding hier leek op het eerste gezicht logisch. Het gebied vormt anno 2016 echter een nog redelijk gave open ruimte. Het wordt vooralsnog door openbaar vervoer niet optimaal bediend, en de uitwerking van de gewenste openbaarvervoerstructuur zal nog vele jaren in beslag nemen. Afhankelijk van de toekomstige ruimtebehoeften, kan het daarom op de langere termijn ingezet worden voor ofwel kennisgerelateerde bedrijvigheid, ofwel campusgerelateerde activiteiten. Dit is echter pas noodzakelijk als de uitbreiding van de Leuvense speerpunten ruimtelijk niet meer kan in de andere gebieden. Ook zal de duurzame ontsluiting moeten worden gegarandeerd bij een eventuele ontwikkeling op lange termijn. Ook op vlak van waterbeheersing, groenstructuur en landschappelijke inpassing, is dit een zeer gevoelig project. Deze aspecten worden besproken in het beleidskader voor het stadsdeel Westelijk Heuvellandschap. Een andere, potentiële, reserveruimte op de lange termijn wordt gevormd door het militair domein te Heverlee. Anno 2016 zijn er geen aanleidingen om te veronderstellen dat de militaire functie hier zou uitdoven. Moest deze op termijn toch vertrekken, dan lijkt het zeer logisch om het bebouwde gedeelte van militair aan de zuidzijde van de Hertogstraat nieuwe functies toe te kennen. Het noordelijk deel van dit gebied (de oorspronkelijke kazerne De Hemptinne, het bakstenen gebouwencomplex rond de paradekoer) wordt mee ingeschakeldin de functie van de zuidelijke tangentdie loopt van de Heilig Hartcampus tot het researchpark Haasrode, namelijk concentratiegebied voor bovenlokale voorzieningen (type onderwijs en onderzoek) en tewerkstelling. Het zuidelijk deel dat bebouwd is met loodsen wordt ingeschakeld om de openruimteverbinding tussen Heverleebos en de openruimtegebieden rond het Sint-Albertuscollege tot stand te laten komen.groene corridor die de verbinding vormt tussen de Molenbeekvallei en Heverleebos te realiseren/versterken. De noordzijde van de Hertogstraat neemt een belangrijke functie op in de blauwgroene en recreatieve structuur van Heverlee. Deze doelstellingen worden behandeld in het beleidskader voor het stadsdeel Zuidelijk Plateau.
/4/5 Verweving van functies op de bedrijventerreinen? VERWEVING OP BEDRIJVENTERREINEN WENSELIJK, MAAR MET DUIDELIJKE BEPERKINGEN Het meervoudig gebruik ruimte is een doelstelling die, gezien de schaarste van de ruimte en de vele functies die een plekje in de stad zoeken, voor het hele verstedelijkte gebied geldt, dus ook voor de bedrijventerreinen. Daarom is een zekere functieverweving, die gebruik van dezelfde ruimte door meerdere functies stimuleert, een aspect van de verduurzaming van bedrijventerreinen. Toch wil de stad hiermee voorzichtig en bewust omgaan. De stad acht het geen goede zaak om alle stedelijke functies die denkbaar zijn, toe te laten op de bedrijventerreinen. De stad is ervan overtuigd dat er goede voorbeelden kunnen worden gevonden van verweving van bedrijvigheid met wonen, recreatie, handel,… en dat dit goed op te lossen is mits correct ontwerp en inrichting. Maar daarom is deze functiemenging nog niet gewenst. De ruimte in Leuven voor bedrijven op afgezonderde bedrijventerreinen is immers beperkt. De stad wil niet riskeren dat de bedrijven ook in deze gebieden dreigen verdrongen worden door ‘lucratievere’ functies waarvoor op de vastgoedmarkt enorm hoge prijzen worden betaald (zoals dat anno 2016 geldt voor wonen of kleinhandel). De stad is daarom van oordeel dat de volgende soorten functies, naast de bedrijven die op de bedrijventerreinen de hoofdrol vervullen, denkbaar zijn op de bedrijventerreinen: ——
Functies van beperkte omvang die rechtstreeks ondersteunend zijn aan de bedrijven;
——
Functies die een duidelijke meerwaarde hebben voor de bedrijven op het terrein en waarmee een intensieve wisselwerking wordt verwacht;
——
Functies die in gebruik complementair zijn aan de bedrijvigheid, en die de kansen voor de bedrijven op het bedrijventerrein niet beperken.
RS_BOEK-4_DEEL-3.3_WERKEN_190424.indd 53
24/04/2019 15:26
54
T H E M A T I S C H E B E L E I D S K A D E R S / We r ke n in Le u ve n
RICHTINGGEVEND
Andere functies worden zo sterk mogelijk geweerd uit de bedrijventerreinen. De instrumenten om de gewenste verweving te stimuleren en tegelijk ongewenste ontwikkelingen te vermijden, zijn nog niet zo duidelijk. De stad bespreekt de mogelijkheden met de beheerders van de bedrijventerreinen en werkt deze in de toekomst verder uit. FUNCTIES, ONDERSTEUNEND AAN DE BEDRIJVEN Bij het beheer, de herinrichting en de ontwikkeling van nieuwe bedrijventerreinen, zullen stad en terreinbeheerders de behoeften van de beoogde bedrijven goed trachten in te schatten en in te vullen. Anno 2016 lijkt er in de bestaande kennisgerelateerde bedrijventerreinen vooral nood aan ondersteunende functies zoals wat horeca en diensten type bankkantoren,… Daarnaast groeit de nood aan meer evidente plaatsen waar de werknemers elkaar kunnen ontmoeten en de netwerken versterken. Dit kan op twee manieren verbeterd worden: deze functies/ruimten op de terreinen inplanten of zorgen voor een goede ‘nabijheid’ van deze functies door een vlotte verbinding met de woonkernen. Voor de nieuw te ontwikkelen terreinen voor kennisgerelateerde bedrijvigheid (spoorwegplateau) moeten deze doelstellingen van bij aanvang van de planning worden meegenomen. Door de ligging tegen het provinciaal domein en de woonkern Kessel-Lo, lijkt dit een haalbare kaart. In het beleidskader voor het stadsdeel Oostelijk Heuvellandschap wordt hierop dieper ingegaan. Dergelijke functies blijven beperkt in omvang, zodat ze de beschikbare ruimte voor bedrijven niet noemenswaardig aantasten. FUNCTIES MET DUIDELIJKE MEERWAARDE VOOR DE BEDRIJVEN: HOGER ONDERWIJS EN ONDERZOEK De stad constateert de laatste jaren en trend naar meer ruimtelijke verweving tussen de hoger onderwijs- en onderzoeksector enerzijds en de kennisgerelateerde bedrijvigheid anderzijds. Zo kwamen sinds 2015 verschillende bijkomende onderwijsfuncties terecht op het researchpark Haasrode. Alhoewel deze verschuiving toch een zekere inname van ruimte betekent op de bedrijventerreinen, wordt ze niet als onwenselijk geacht. In tegendeel, dDe wederzijdse versterking van bepaalde richtingen in het onderwijs en opleidingen enerzijds en bedrijven anderzijds wordt algemeen erkend. Daarover lijkt ook bij de beheerders van de terreinen consensus te bestaan. Ook zijn beide functies, bedrijven en onderwijs/onderzoek, gebaat bij dezelfde ondersteunende voorzieningen (beperkte handel, kleinschalige recreatie) die daardoor een breder draagvlak kan krijgen. De verdere ontwikkeling van campusgerelateerde activiteiten op de bedrijventerreinen wordt daarom niet als bedreiging beschouwd, maar wordt aanvaard. De stad zal, samen met de beheerders van de bedrijventerreinen en de onderwijsinstellingen, de goede ontwikkelingen binnen deze sector bespreken en begeleiden. Zo is het niet de bedoeling dat de bedrijventerreinen worden ingenomen door onderwijsfuncties die geen enkel belang hebben bij een ruimtelijk nabijheid van bedrijven. Ook wordt de goede, duurzame, bereikbaarheid van de bedrijventerreinen zo steeds belangrijker, om groepen onderzoekers en studenten via fiets en openbaar vervoer op hun bestemming te krijgen. De ruimtelijke clustering van deze functies lijkt daarom aangewezen, omwille van de bereikbaarheid (bij voorbeeld inplanting van bushalte) en het draagvlak voor ondersteunende functies. COMPLEMENTAIRE FUNCTIES DIE DE BEDRIJVIGHEID AANVULLEN MAAR NIET BEDREIGEN Tenslotte is het best denkbaar dat de ruimte van de bedrijventerreinen mee wordt gebruikt door aanvullende functies, die geen extra ruimte innemen en die qua gebruik (in uren en in ruimte) helemaal complementair zijn aan de bedrijven. Het gaat om activiteiten die bij voorbeeld onder de grond of op daken van bedrijven kunnen worden gerealiseerd, daar waar de bedrijvigheid zelf moeilijk stapelbaar is. De voorbeelden zijn gekend: een tennisveld of mini-voetbal op het dak van een loods, of een fuifzaal in de kelder. Bepaalde recreatiefuncties zijn hiervoor de belangrijkste kanshebbers. De stad wil deze verweving inzetten voor activiteiten die heel moeilijk een plek elders in Leuven vinden; omdat ze een zekere hinder teweeg brengen, of omdat ze behoorlijk wat open ruimte zouden innemen als men ze elders wil plaatsen. In die gevallen kan er naar de onbenutte ruimte op de bedrijventerreinen kijken, voor zover deze niet bruikbaar is voor de bedrijven zelf. De stad wenst hierbij haar beleid voor de voorzieningenstructuur niet los te laten. Dit wordt toegelicht in het betreffende beleidskader. Functies die inpasbaar zijn in de voorzieningenclusters van de woonkernen en die eerder een lokaal bereik kennen, worden bij voorkeur hier geplaatst en horen niet thuis op bedrijventerreinen (die niet bij de woonkernen aansluiten). In plaats van het aansnijden van nieuwe open ruimte in de sport- en spelclusters, kan echter een bedrijventerrein een geschikt alternatief zijn. Idem voor de recreatiefuncties die veel hinder kunnen veroorzaken.
RSL2
RS_BOEK-4_DEEL-3.3_WERKEN_190424.indd 54
24/04/2019 15:26
55
T H E M A T I S C H E B E L E I D S K A D E R S / We r ke n in Le u ve n
RICHTINGGEVEND
FUNCTIES DIE DE BEDRIJVEN KUNNEN VERDRINGEN, WEREN VAN DE BEDRIJVENTERREINEN De stad wenst niet zo maar alle complementaire functies toe te laten. De complementaire functies mogen niet op zich de hoofddoelstelling van ontwikkelingen uitmaken, zodat bedrijfspercelen worden verworven door investeerders die eigenlijk niet geïnteresseerd zijn in de economische functie in Leuven. Om die reden worden wonen en detailhandel niet getolereerd, tenzij die rechtstreeks aan de andere bedrijfsactiviteit zijn gelinkt (conciërgewoning, verkoop van ter plaatse gemaakte goederen,…). Om die redenen past de stad haar beleid voor de bestaande bedrijventerreinen aan, waar anno 2016 dergelijke functies nog mogelijk zijn. De ervaring leert dat de vastgoedmarkt minder neigt naar de herontwikkeling van percelen voor bedrijven, en meer naar bijvoorbeeld handelsgebouwen. Deze trend is bijvoorbeeld vastgesteld in de vaartzone. De stad wenst de handel te concentreren in het kernwinkelgebied, de handelsstraten en de (centra van) de woonkernen; enkel handelsfuncties die niet inpasbaar zijn in de kernen moeten afgezonderd worden op de daartoe geëigende grootschalige detailhandelszones. Dit wordt besproken in het thema voorzieningenstructuur. De stad past daarom de vergunningenkaders aan zodat de mogelijkheden voor wonen en detailhandel in de bestaande bedrijventerreinen worden beperkt. Dubbele selecties als bedrijventerrein en detailhandelszone, zoals nog opgenomen in het eerste structuurplan uit 2004, worden vermeden. Voor de nieuwe bedrijventerreinen wordt erop toegezien dat dergelijke ontwikkelingen niet vergunbaar zijn en overtredingen gehandhaafd worden.
/4/6 Duurzame bedrijventerreinen Duurzame bedrijventerreinen hebben niet enkel een efficiënt ruimtegebruik, via ruimtelijke verdichting van de bebouwing en activiteiten en via meervoudig gebruik door het inbrengen van complementaire functies. Ook op vlak van groenstructuur en ecologie, waterbeheer en energie wil de stad de bestaande bedrijventerreinen verduurzamen en de nieuwe bedrijventerreinen als echte paradepaardjes uitbouwen. Dit geldt bijvoorbeeld voor de uitbreiding van Parkveld waar de nadruk moet liggen op een duurzame, ecologische en hedendaagse ontwikkeling. Ze zijn bovendien op duurzame wijze ontsloten. DUURZAME ONTSLUITING VAN DE BEDRIJVENTERREINEN De bedrijventerreinen zijn duurzaam ontsloten. Naarmate de bedrijventerreinen een meer intensieve tewerkstelling huisvesten, wordt de ontsluiting per fiets en openbaar vervoer steeds meer doorslaggevend. Bedrijventerreinen zullen echter steeds ook voor goederenvervoer, en dus ook voor autoverkeer, vlot ontsloten moeten kunnen zijn. De stad heeft bij de selectie van de bedrijventerreinen, rekening gehouden met de (potentiële) duurzame ontsluiting van de bedrijventerreinen. Dit wordt uitgewerkt in de beleidskaders per stadsdeel en in het thematisch beleidskader mobiliteit. De stad ijvert voor elk bedrijventerrein met zeer personen-intensieve tewerkstelling, bij vervoerspartners De Lijn en NMBS voor een goede openbaarvervoerontsluiting. Belangrijke projecten ter verbetering van de duurzame ontsluiting van de bedrijventerreinen, zijn onder meer: ——
Rechtstreekse verbinding van het spoorwegplateau naar de E314 door herinrichting van het Vuntcomplex
——
Goede verbinding van het kennisgerelateerde bedrijventerrein op het spoorwegplateau met het station van Leuven
——
Realisatie van spoorstation Haasrode
——
Verbeterde busbediening van de zuidelijke tangent, met onder meer het researchpark Haasrode, KMO-zone Haasrode/Parkveld en campus Heilig Hart
——
Verbeterde busbediening van de Zuidelijke Dijlevallei, met onder meer het wetenschapspark Arenberg, imec site en universitaire campus zuidelijke Dijlevallei
——
Verdere ontwikkeling van het busknooppunt op Gasthuisberg, en verbeterde verbinding in de verschillende richtingen
Ook de fietshoofdstructuur ondersteunt de duurzame bereikbaarheid van de bedrijventerreinen. Hiervoor wordt verwezen naar het thematische beleidskader mobiliteit. EEN VOLWAARDIG ENERGIECONCEPT VOOR ELK BEDRIJVENTERREIN De stad streeft naar zo veel mogelijk klimaatneutrale stedelijke activiteiten in 2030 en volledige klimaatneutraliteit in 2050. Alle stedelijke functies zullen hieraan een bijdrage moeten leveren, ook de activiteiten op de bedrijventerreinen. De bedrijventerreinen lenen zich bij uitstek voor de uitwerking van projecten rond energierecuperatie en hernieuwbare energieproductie. Productie van hernieuwbare energie is vaak een haalbare kaart op de bedrijventerreinen. Er zijn
RS_BOEK-4_DEEL-3.3_WERKEN_190424.indd 55
24/04/2019 15:26
56
T H E M A T I S C H E B E L E I D S K A D E R S / We r ke n in Le u ve n
RICHTINGGEVEND
grote oppervlakten die voor zonne-energie kunnen worden benut. De plaatsing van windmolens is hier meer haalbaar dan tegen de woonkernen; bovendien maakt de zone rond de E40, dus net ten zuiden van Haasrode researchpark, de grootste kansen voor windenergie te Leuven. Grootschalige bouwprojecten lenen zich tot gebruik van geothermie… Door de concentratie van grote gebouwen, dus grote warmtegebruikers kunnen projecten van warmterecuperatie haalbaar worden, zeker als er ook restwarmteproducenten op of nabij het bedrijventerrein zijn gelegen. De stad legt daarom op dat elke nieuwe ontwikkeling van een bedrijventerrein gepaard gaat met de opmaak van een energieplan, waarbij klimaatneutraliteit het streefdoel is. Ook voor de bestaande bedrijventerreinen wordt een energiebeleid uitgewerkt. In het thematisch beleidskader ‘energie en ruimte’, worden de strategische projecten voor het energiebeleid opgelijst, waaronder de opmaak van energieplannen voor een aantal bedrijventerreinen. Gezien de hoge potenties op Haasrode, wordt dit gebied als strategisch project naar voor geschoven voor wat betreft de bestaande terreinen. GROENSTRUCTUUR, WATERBEHEERSING EN KWALITATIEF OPENBAAR DOMEIN Tegelijk met de verdichting van de activiteiten op de bedrijventerreinen, wil de stad blijvend aandacht geven aan een behoorlijke groenstructuur op en rond de bedrijventerreinen, een goede waterhuishouding en een kwalitatief openbaar domein. Deze doelstellingen lijken op het eerste gezicht wat tegenstrijdig. Slim ontwerp en een goed doordachte inrichting van openbaar domein, percelen en gebouwen, kunnen hier echter een oplossing vormen. Daarom werkt de stad voor elk nieuw bedrijventerrein een visie uit, niet enkel voor de energiehuishouding maar ook voor de waterhuishouding op het terrein. Daarbij wordt een concept uitgewerkt waarin zowel de waterbeheersing op gebouw- en perceelsniveau (waterbuffering, groendaken,…) als de waterbeheersing op niveau openbaar domein en het gehele bedrijventerrein is behandeld. De effecten van de ontwikkeling op het watersysteem worden zoveel mogelijk geminimaliseerd door maatregelen op het bedrijventerrein zelf: buffering van regenwater, infiltratievoorzieningen. Dit werk is extra belangrijk voor gebieden die gevoelig zijn voor verdroging, voor wateroverlast door overstroming of waar waterafstroming sterk voorkomt. De problematiek van de waterhuishouding wordt behandeld in het thema ‘blauwgroene structuur’. Het lange termijn reservegebied Termunckveld is een voorbeeld van een gebied waar de inrichting rekening moet houden met de waterstructuren. Ook een uitbreiding van Gasthuisberg wordt met deze problematiek geconfronteerd. Ook bij de uitbreiding en eventuele herontwikkeling van stukken bestaande bedrijventerrein, wordt de waterhuishouding in acht genomen. Zo zal de waterhuishouding beperkingen opleggen aan projecten in het bedrijvenfragment aan de Diestsesteenweg, in de Vaartzone en in de Zuidelijke Dijlevallei. De concepten voor de waterhuishouding worden geïntegreerd in een visie op de groenstructuur en de inrichting van het openbaar domein. Bij de ontwikkeling van nieuwe bedrijventerreinen en bij de opmaak van masterplannen voor de herontwikkeling en verdichting van bestaande terreinen, wordt een visie uitgewerkt op de groenstructuur op en rond de bedrijventerreinen. Eerst en vooral houdt de afbakening van de bedrijventerreinen rekening met de te realiseren groenstructuur op stads- en stadsdeelniveau. Deze zijn besproken in de thematische beleidskaders voor de stadsdelen. Ze vormt onder meer een belangrijke randvoorwaarde bij de ontwikkeling van Parkveld en een eventuele herontwikkeling, op lange termijn, van het militair domein ten zuiden van de Hertogstraat. Daarnaast kan er ook een groenstructuur doorheen een aantal bedrijventerreinen worden gerealiseerd, zodat de bedrijventerreinen zelf onderdeel uitmaken van of toch een goede aansluiting vormen op de openruimtestructuur. Bij de ontwikkeling van nieuwe bedrijventerreinen wordt hiernaar gestreefd, tenzij dit onzinnig is omwille van de hoogwaardige groene verbindingen die errond zijn gegarandeerd. Een sterke groenstructuur op de bedrijventerreinen is zeker relevant voor het spoorwegplateau, waardoor een deel van een blauwgroene vinger loopt, voor het reservegebied Termunckveld, voor eventuele uitbreidingen van Gasthuisberg. Ook op het bestaande bedrijventerrein Haasrode, waar de openruimteverbindingen tussen omgeving Sint-Albertuscollege en de openruimtegebieden van Bierbeek maar beperkt zijn, is een goede groenstructuur van belang. Een hoogkwalitatieve inrichting van de bedrijventerreinen zal, zeker bij de kennis-gerelateerde, meespelen bij de vestigingskeuze van bedrijven. Een hoogwaardig publiek domein, goede landschappelijke inpassing en aansluiting op de omgeving,… is zeker in de kenniseconomie heel belangrijk. Het is een evidentie dat bij de aanleg van nieuwe terreinen deze bekommernissen worden meegenomen. Een hoge dichtheid van bedrijven wordt daarom gecombineerd met een hoogwaardig openbaar domein met groen karakter. De ingrepen voor waterhuishouding worden maximaal ingezet in het landschapsontwerp.
RSL2
RS_BOEK-4_DEEL-3.3_WERKEN_190424.indd 56
24/04/2019 15:26
57
T H E M A T I S C H E B E L E I D S K A D E R S / We r ke n in Le u ve n
RICHTINGGEVEND
/5 (MULTIFUNCTIONELE) POLEN GARANDEREN DE POSITIE VAN LEUVEN ALS BESLISSINGSCENTRUM /5/1 Ruimte bewaren om de vooraanstaande rol als beslissingscentrum te behouden Leuven heeft een belangrijke rol op vlak van overheidsdiensten als provinciehoofdplaats. Leuven herbergt ook een heel aantal grote administratieve centra in de private sector. Verschillende grote bedrijven hebben hier een hoofdzetel. Leuven wil deze rol als beslissingscentrum blijvend waarmaken. Daartoe wil de stad voldoende geschikte ruimten voor kantoorachtigen behouden, op de juiste plaatsen. Leuven beschikt reeds lang over sites met hoofdkwartieren, zoals de KBC-site aan de Brusselsesteenweg. Belangrijke ontwikkelingen van kantorenlocaties op goed ontsloten locaties zijn sinds begin jaren 2000 aangezet en ondertussen een feit. Philipsterrein, kantoorcomplexen in de buurt van het Leuvense station, bijkomende kantoorachtige bedrijfsruimte rond de Vaartkom, verdere herbestemming van delen van de Remysite,… zijn ondertussen gerealiseerd. De analyse van de ruimtebehoefte toont aan dat er geen nood is voor een flinke uitbreiding van het aanbod voor kantoorachtigen. Bijkomende tertiaire ontwikkelingen blijven voor Leuven echter mogelijk, en worden als wenselijk beschouwd indien hiervoor het economisch draagvlak heropleeft. Daarom wordt de reserveruimte hiervoor beperkt, tot de echt logische plaatsen. Leuven behoudt echter op elk moment een voldoende aantal hoogkwalitatieve kantorenlocaties op hiervoor geschikte plaatsen, met garanties op duurzame ontsluiting en aanwezigheid van ondersteunende voorzieningen. Deze locaties worden geselecteerd als ‘multifunctionele ontwikkelingspool’. De term ‘multifunctionele ontwikkelingspool’ kan enigszins verwarrend overkomen; het gaat zowel om zeer gemengde stedelijke polen als om (vooralsnog) redelijk monofunctionele kantorenlocaties.
Multifunctionele polen met ruimte voor kantoorachtigen Gebied
Types
Minimaal betrokken terreinen
MF polen op de Leuvense ring
Tertiaire tewerkstelling, verweven met andere stedelijke functies als wonen, recreatie, horeca,…
Vaartkom Ruime stationsomgeving Philipssite Bodart
MF polen, gekoppeld aan de zones met BT en campussen
Tertiaire tewerkstelling, beperkte verweving
KBC-site Bodart Omgeving Brabanthal
MF polen, gekoppeld aan bedrijvenfragment
Tertiaire tewerkstelling en andere stedelijke functies op maat van de woonkern, verweven met bedrijvenfragment Remy
Remysite
/5/2 Logische locaties voor multifunctionele polen Kantoorachtigen zijn op hun plaats op plekken die goed gelegen zijn voor personen-intensieve tewerkstelling: niet louter auto-ontsloten, maar ook of zelfs eerder goed bereikbaar per fiets en openbaar vervoer. Het moet dus gaan om locaties waarvoor op langere termijn een vlotte en hoogfrequente openbaarvervoerbediening kan worden gegarandeerd. De multifunctionele polen (MF polen) zijn bijna allen reeds bestaand, en kunnen we in een aantal ruimtelijke groepen indelen ( f i g. 4 6) .
RS_BOEK-4_DEEL-3.3_WERKEN_190424.indd 57
24/04/2019 15:26
58
T H E M A T I S C H E B E L E I D S K A D E R S / We r ke n in Le u ve n
RICHTINGGEVEND
f i g. 4 6 - Selectie van multifunctionele polen en kantorenlocaties
MULTIFUNCTIONELE POLEN, GEKOPPELD AAN DE RING Een reeks MF polen vinden we gekoppeld aan de Leuvense ring. Het gaat om gemengde gebieden met verschillende stedelijke functies, die een sterke link hebben met de woonkernen errond; naast kantoren komen er ook horeca voor, wat handel, gemeenschapsvoorzieningen, wat recreatie, publiek groen,… Ze vormen een toegevoegde waarde voor de woonkernen door hun verweven karakter en de mogelijkheden tot medegebruik van deze ruimten door de functies en bewoners in de omgeving. De sites liggen aan de ring en zijn in dat opzicht betrekkelijk goed ontsloten voor autoverkeer, en goed bediend per fiets en openbaar vervoer (mits uitwerking van de beoogde mobiliteitsstructuur, zoals besproken in betreffend beleidskader). Het gaat, van noord naar zuid, om: —
de omgeving van de Vaartkom;
—
de ruime stationsomgeving (inclusief de kantoorontwikkeling richting Tiensevest, de beide zijden van het station en de ontwikkelingen richting spoorwegplateau);
—
de Philipssite;
—
Bodart.
RSL2
RS_BOEK-4_DEEL-3.3_WERKEN_190424.indd 58
24/04/2019 15:26
59
T H E M A T I S C H E B E L E I D S K A D E R S / We r ke n in Le u ve n
RICHTINGGEVEND
De eerste drie zijn bestaande MF polen, waar nog een bepaalde uitbreiding mogelijk is. Zo is er nog ruimte in de Vaartkom voor bijkomende kantoorontwikkeling. In de ruimere stationsomgeving kan een kantoorontwikkeling aan de kop van het spoorwegplateau worden onderzocht. Ook op de Philipssite is een laatste fase nog niet concreet gepland, maar blijft mogelijk. De omgeving Bodart bestaat anno 2016 nog niet als kantorenlocatie. Deze omgeving is nog aan herinrichting toe. Gezien de andere doelstellingen in deze omgeving, namelijk het verder versterken van het blauwgroene karakter van de Dijle- en Voervallei en het beter landschappelijk inpassen van de infrastructuren, zal dit gebied nooit als een omvangrijke tewerkstellingspool kunnen worden uitgebouwd, zoals bijvoorbeeld de stationsomgeving of de Philipssite. Toch lijkt een beperkte ontwikkeling van kantoorachtige tewerkstelling hier op haar plaats. Vanuit de landschappelijke doelstellingen, lijkt een grootschalig gebouw hier op haar plaats. Ook ligt de site op de scharnier tussen de structuur van MF polen op de ring enerzijds, en het tewerkstellingsgebied van de Zuidelijke Dijlevallei anderzijds. MULTIFUNCTIONELE POLEN, SAMENHANGEND MET BEDRIJVENTERREINEN EN CAMPUSSEN MF polen vinden we inderdaad ook terug, ruimtelijk samenhangend met de bedrijventerreinen en de campussen voor hoger onderwijs en onderzoek. De polen in deze groep zijn niet alle ‘multifunctioneel’ te noemen. In deze groep vinden we: ——
Omgeving Brabanthal: een gebied aansluitend bij het (geplande) spoorstation Haasrode, waar een verdichting van de tewerkstelling aangewezen is. Het gaat om een multifunctionele pool, waar ook grootschalige voorzieningen een plek kunnen krijgen die ruimtelijk niet meer inpasbaar zijn in of tegen de woonkernen, zoals een groot sport- en evenementencomplex. De pool vormt de noordelijke punt van het researchpark Haasrode;
——
De KBC-site: een eerder monofunctionele pool, die potentieel beter kan worden aangesloten op de campus Gasthuisberg en de eventuele economische ontwikkelingen aan de oostzijde ervan.
——
De Remysite: geïsoleerde MF pool aan het station van Wijgmaal, die aansluit bij het bedrijvenfragment Remy. De MF pool kan, stel dat de productieactiviteit op het bedrijvenfragment in de toekomst toch spontaan zou verdwijnen, een uitbreiding kennen. Deze pool evolueert bij voorkeur naar een iets multifunctioneler invulling, met aanvullende stedelijke functies die het aanbod in de woonkern kunnen versterken.
——
Bodart, MF pool die de oostelijke beëindiging vormt van het gebied van de zuidelijke Dijlevallei met haar campussen en kennisgerelateerde bedrijventerreinen. Vormt de scharnier met de structuur van de MF polen op de ring.
/5/3 Kleinschalige projecten in het weefsel Kleinschalige tertiaire ontwikkelingen met beperkte mobiliteitsimpact zijn bovendien aanvaardbaar en wenselijk, verweven in het woonweefsel. Verschillende delen van de woonkernen, waaronder zeker de binnenstad en de centra van de deelgemeenten, zijn nu al multifunctionele gehelen waar wonen verweven is met kleinschalige niet-woonfuncties. Het is de uitdrukkelijke bedoeling om deze vermenging van functies te behouden voor de binnenstad en die delen van de andere woonkernen die vlot bereikbaar zijn te voet, per fiets of met openbaar vervoer, zoals hierboven reeds besproken.
RS_BOEK-4_DEEL-3.3_WERKEN_190424.indd 59
24/04/2019 15:26
60
T H E M A T I S C H E B E L E I D S K A D E R S / We r ke n in Le u ve n
RICHTINGGEVEND
/6 CAMPUSSEN VAN ZORG, ONDERZOEK EN ONDERWIJS Vooral de quartaire sector is in Leuven zeer sterk vertegenwoordigd. Dit heeft natuurlijk alles te maken met de goed uitgebouwde zorgsector (universitaire en regionale ziekenhuizen), ons aanbod aan hoger onderwijs (universiteit, hogescholen) en onze centrumrol voor de omgeving (lager en secundair onderwijs, kinderopvang,…). Sterke concentraties van de quartaire tewerkstelling zullen we vinden in de campussen voor zorg, onderzoek en hoger onderwijs: ——
Campus Gasthuisberg
——
Campus zuidelijke Dijlevallei
——
Campus binnenstad
——
Campus Heilig Hart
——
Campus Haasrode
De ruimtelijke aspecten van de campusontwikkeling worden besproken in het thematisch beleidskader over de voorzieningenstructuur.
/7 AANDACHT VOOR PROFILERING OP (INTER)NATIONAAL NIVEAU Leuven kan, tegenover de jaren 2000, zichzelf nog beter profileren om investeerders binnen te halen. De Leuvense regio huisvest een groot aantal bedrijven en onderzoeksinstellingen die vooraanstaande rollen spelen. Heel wat van hen zijn wereldspeler in hun domein en zorgen voor het aantrekken van financiering en het creëren van werkgelegenheid. Ondanks het grote economische belang van deze sector is deze buiten de Leuvense regio niet navenant bekend. Via de realisatie van “Leuven MindGate’ in samenwerking met de verschillende marktspelers, wil de stad hier verandering in te brengen. De stad wordt actief ge-’brand’ als internationale topspeler op vlak van de economische speerpunten ‘health’, ‘high tech’ en ‘creativity’. Dit houdt in dat enerzijds binnen Leuven het netwerk tussen de verschillende actoren wordt versterkt om zo tot een verbeterde clusterwerking te komen. Anderzijds bouwt dit netwerk een externe communicatiestrategie uit. Op deze manier wordt de bestaande economische meerwaarde van deze clusters voor de regio geoptimaliseerd en treden alle actoren in samenspraak naar buiten met een gemeenschappelijke boodschap, visie en agenda. Dit zorgt voor een versterking van de reputatie van de stadsregio Leuven via een proactieve aanpak om verdere groei in deze kenniseconomische sector te stimuleren. Deze ambitie om in te zetten op de branding van deze clusters in de Leuvense regio is gebaseerd op de hedendaagse maatschappelijke en economische realiteit. In tijden van economische stagnatie is het speerpunt ‘health’-‘high tech’ een van de weinige sectoren waar de vraag en de tewerkstelling zal toenemen, met een stijgende noodzaak tot efficiëntie. De producten en diensten die op dit moment in de Leuvense regio ontwikkeld worden kunnen een antwoord bieden op deze uitdaging voor de toekomst. Het inzetten op deze clusters past ook binnen de toenemende aandacht voor smart specialisation door beleidsmakers op Vlaams en Europees niveau. Deze branding zal actief de reeds aanwezige expertise en ondernemerschap binnen de kenniseconomie sector in de Leuvense regio versterken en het imago van deze cluster aanscherpen. Op deze manier wordt ingezet op het verder uitbouwen van een regio-gebonden kennisintensieve en innovatieve economische sector. Met dit oogmerk, hebben een reeks van Leuvense actoren in 2015 de handen ineen geslagen om het project ‘Leuven MindGate’ voor te bereiden; project dat in 2016 boven het doopvont werd gehouden. De stad ondersteunt actief de goede werking van dit project.
RSL2
RS_BOEK-4_DEEL-3.3_WERKEN_190424.indd 60
24/04/2019 15:26
61
T H E M A T I S C H E B E L E I D S K A D E R S / We r ke n in Le u ve n
5
RICHTINGGEVEND
Krachtlijnen van het beleid rond werken BEPERKTE RUIMTE VOOR BEDRIJVEN INZETTEN VOOR DE LEUVENSE SPEERPUNTEN ——
Leuven zet haar beperkte ruimte voor bedrijven selectief in voor haar economische speerpunten.
——
Leuven zet in op ‘kennisgerelateerde’ economie, met een focus op ‘health’ en ‘high tech’.
——
Leuven zet in op ‘lokale’ economie. Hieronder valt de lokale bedrijvigheid die de stad bedient, en hier haar afzetmarkt/klanten heeft. Hieronder rekenen we ook de bedrijven die veel Leuvenaars tewerkstellen, zeker als het gaat over groepen die het moeilijker hebben op de Leuvense arbeidsmarkt (kortgeschoolden, sociale economie). Tenslotte vallen hieronder een aantal bedrijven die historisch in Leuven gegroeid zijn en daardoor hier een sterke verankering kennen.
——
Leuven is en blijft een ‘beslissingscentrum’, en zorgt voor de huisvesting van overheidsinstellingen, hoofdzetels en belangrijke administratieve centra.
——
Leuven stimuleert ook haar ‘creatieve’ economie, die een sterke link kent met de Leuvense cultuursector.
——
Binnen de open ruimte is en blijft de landbouw een belangrijke openruimtegebruiker. De stad streeft een groei van de stadslandbouw na.
——
Bedrijven die niet binnen deze speerpunten passen, kunnen een plaats vinden buiten Leuven, zoals bijvoorbeeld de logistiek en distributie die geen ‘lokaal’ karakter heeft.
GROEI VAN HET RUIMTE-AANBOD VOOR BEDRIJVEN IN LEUVEN Voor alle speerpunten van de Leuvense economie worden er anno 2016 ruimtetekorten opgetekend, die de bloeiende Leuvense economie zouden kunnen bedreigen. De stad zal meer ruimte creëren voor bedrijvigheid en tewerkstelling in de stad, zonder onverantwoorde ingrepen in de open ruimte. Dit gebeurt als volgt ——
De stad wil het werken in de woonkernen stimuleren, en voert hiervoor een verwevingsbeleid.
——
De stad zal, waar mogelijk, het gebruik van de bedrijventerreinen nog efficiënter maken. Die bedrijventerreinen worden in de toekomst ook duurzamer ingericht.
——
Nieuwe bedrijventerreinen aanleggen zal nodig zijn, maar gebeurt onder strikte voorwaarden.
——
Grootschalige kantoorprogramma’s die niet in het woonweefsel passen kunnen terecht in een aantal multifunctionele ontwikkelingspolen.
——
De stad zal bovendien het areaal aan open ruimte, waar (stads)landbouw een plaats kan vinden, zo goed mogelijk bewaren en enkel aansnijden indien de andere maatregelen geen behoorlijke oplossing kunnen bieden.
GROTE STRUCTUREN VAN DE TEWERKSTELLING IN LEUVEN ——
Werken kan in de woonkernen. Landbouw vindt haar plaats in de open ruimte
——
Daarnaast zijn er in de stad 5 grote concentratiezons van tewerkstelling, waar bedrijventerreinen, multifunctionele polen en campussen van zorg, onderzoek en onderwijs geconcentreerd zijn. Het gaat om ‘Leuven Noord’, Gasthuisberg en omgeving, de Zuidelijke Dijlevallei, de ‘Zuidelijke Tangent’ te Heverlee en de binnenstad.
VERWEVING VAN WERKEN BINNEN DE WOONKERNEN ——
Leuven wil de bedrijven die met wonen combineerbaar zijn, meer kansen geven in de woonkernen. Werken in de woonkernen wordt aangemoedigd in het beleid en de vergunningverlening, en dit op de juiste plekken.
——
Die ‘juiste plekken’ hebben te maken met
RS_BOEK-4_DEEL-3.3_WERKEN_190424.indd 61
24/04/2019 15:26
62
T H E M A T I S C H E B E L E I D S K A D E R S / We r ke n in Le u ve n
RICHTINGGEVEND
• de juiste en duurzame bereikbaarheid voor het type bedrijf (voor goederenvervoer, voor grote groepen werknemers,…) • de verenigbaarheid met de directe omgeving (qua hinder) • de verenigbaarheid met de andere doelstellingen van dit structuurplan; groenstructuur, waterbeheer, landschap en erfgoed, gereserveerde plaatsen voor gemeenschapsvoorzieningen,… De stad maakt een afwegingskader op, die al deze voorwaarden behandelt. ——
De stad zal de nog beschikbare ruimte voor meer bedrijvigheid in de woonkernen verder moeten onderzoeken: deze lijkt beperkt, maar is nog niet echt geïnventariseerd. Voorlopig is het standpunt dat verdichtingsprojecten voor werken, onder genoemde voorwaarden, denkbaar zijn: • aan de straatzijde, waar gebouwen normaal vergunbaar zijn; • in binnengebieden of achterin gelegen gebieden, als ze al verhard of volgebouwd zijn. Of ook nog groene binnengebieden mogen ingezet worden voor ‘werken’, wordt pas beslist als de inventaris van de beschikbare ruimte en het afwegingskader zijn afgewerkt. In de binnenstad kan dit alleszins niet.
——
De stad zal steeds, indien een verdichtingsprojectje voor ‘werken’ wordt vergund, nakijken hoe dit ook toegevoegde waarde aan de omgeving kan leveren (dubbel parkinggebruik, gebruik groenbuffers, hemelwateropvang,…). Dit wordt als last opgelegd. In tegenstelling tot de woonverdichting, is dit echter geen noodzakelijke voorwaarde om over een verdichtingsproject te accepteren.
——
De stad wenst ruimte voor de creatieve economie in de woonkernen te voorzien, en ondersteunt de clustering hiervan in de ruime Vaartkomomgeving.
BELEID VOOR DE (BESTAANDE) BEDRIJVENTERREINEN ——
De stad maakt een ruimtelijk onderscheid tussen kennisgerelateerde bedrijventerreinen en bedrijventerreinen voor de lokale economie. Ruimtelijk clustering van kennisgerelateerde bedrijven wordt hiermee nagestreefd. • De bestaande kennisgerelateerde bedrijventerreinen zijn: wetenschapspark Arenberg, imec-site en researchpark Haasrode. • De bestaande bedrijventerreinen voor de lokale economie zijn: Vaartzone en milieupark, KMO-zone Haasrode, Veilingsite, industriezone Diestsesteenweg (bedrijvenfragment), Remy (bedrijvenfragment)
——
De laatste mogelijkheden voor een verdichting van de bedrijvigheid op de al bestaande bedrijventerreinen worden benut.
——
Een uitzondering: enkele heel kleine stukjes al ontwikkeld bedrijventerrein op gewestplan of BPA’s zijn niet geschikt gelegen: de stad zal de verdere ontwikkeling van hinderlijke bedrijvigheid hier zeker niet stimuleren, en een omschakeling nastreven naar groene ruimte, waar nodig samen met in grondvlak beperkte andere functies (bijvoorbeeld wonen): omgeving Bornestraat, KMO- zone ten noorden van Wijgmaalbrug, KMO-zone Hertogstraat.
——
De duurzame bereikbaarheid van de bestaande bedrijventerreinen wordt verbeterd. De bereikbaarheid per openbaar vervoer en per fiets wordt versterkt.
——
Voor de bedrijventerreinen wordt een energieplan opgemaakt, met de bedoeling ze te laten evolueren naar klimaatneutrale bedrijventerreinen. Ook wordt per bedrijventerrein een globaalvisie op de groenstructuur en waterhuishouding uitgewerkt. Pilootproject bij de bestaande bedrijventerreinen is researchpark Haasrode.
——
In de bedrijventerreinen is een zekere functiemenging goed. De kennisgerelateerde economie kan worden gecombineerd worden met campussen voor hoger onderwijs en onderzoek. Bepaalde stedelijke functies die geen plek vinden in de woonkernen en teveel open ruimte zouden innemen, kunnen op bedrijventerreinen op voorwaarde dat ze ‘in surplus’ komen en geen ruimte van de bedrijvigheid afnemen, zoals hinderlijke of ruimtebehoevende recreatie die niet in de woonkernen thuis hoort. De stad wenst echter uitdrukkelijk het wonen en de (autonome) detailhandel van de bedrijventerreinen te weren.
RSL2
RS_BOEK-4_DEEL-3.3_WERKEN_190424.indd 62
24/04/2019 15:26
63
T H E M A T I S C H E B E L E I D S K A D E R S / We r ke n in Le u ve n
RICHTINGGEVEND
NIEUWE BEDRIJVENTERREINEN, ONDER STRIKTE VOORWAARDEN ——
De stad voorziet groeiruimte voor bedrijventerreinen ten opzichte van de bestaande toestand 2016, maar deze is niet groter dan de groeiruimte die in het eerste ruimtelijk structuurplan werd vooropgesteld.
——
De groeiruimte voor bedrijven werd afgetoetst aan de andere stedelijke doelstellingen, zoals landschap, erfgoed, groenstructuur, waterhuishouding. De conclusie daaruit was dat de (bestemde) bedrijvenzone aan de Wijgmaalsesteenweg te Wilsele best niet wordt ontwikkeld: ze wordt als bedrijventerrein geschrapt.. Het gebied Termunckveld wordt best pas ontwikkeld als de andere mogelijkheden voor kennisgerelateerde bedrijven zijn uitgeput, maar blijft in de reserve. Tegelijk kwam het militair domein, ten zuiden van de Hertogstraat, als mogelijke reserveruimte op lange termijn naar voor.
——
Gezien de grote noden, kiest de stad voor de ‘onmiddellijke’ ontwikkeling van een nieuw bedrijventerrein voor lokale economie (Parkveld) en een nieuw bedrijventerrein voor kennisgerelateerde economie (spoorwegplateau). Ook ten noordoosten van campus Gasthuisberg kunnen spin-off’s terecht. Hiervoor zijn gedetailleerde uitdagingen geformuleerd (zie stadsdelen). Die ontwikkelingen gaan gepaard met een masterplan, waarin minstens een energieplan, een visie op de waterhuishouding en op de groenstructuur is opgenomen.
——
Voor de lange termijn blijft er reserveruimte: Termunckveld en het zuidelijk deel van het militair domein. Als deze ooit worden aangesneden, zal dit moeten gebeuren met veel respect voor landschap, groenstructuur, waterhuishouding,…
CONCENTRATIE VAN KANTOORACHTIGEN IN DE MULTIFUNCTIONELE ONTWIKKELINGSPOLEN ——
Concentraties van tertiaire tewerkstelling vinden we • In een reeks multifunctionele polen aan de ring: Vaartkom, ruime stationsomgeving, Philipssite en Bodart • In enkele polen die aansluiten bij bedrijventerreinen of -fragmenten: KBC-site, Remy en omgeving Brabanthal.
——
De stad ondersteunt deze structuur.
RS_BOEK-4_DEEL-3.3_WERKEN_190424.indd 63
24/04/2019 15:26