Boek 5: Thematische beleidskaders - Voorzieningenstructuur

Page 1


1

TH EM ATIS CH E BE LE IDS KAD ER S / Voor zie ningsst r u ct u u r

R I CHTI N GGEV EN D

2 RS_BOEK-5_DEEL-3.4_VOORZIENINGEN_190424.indd 1

24/04/2019 15:32


2

TH E M ATIS CH E BE LE IDSKA DER S /  Voor zie ningsst r u ct u u r

THEMATISCHE BE L E I DSKA D E R S HOOFDSTUK 1 / HOOFDSTUK 2 / HOOFDSTUK 3 / HOOFDSTUK 4 / HOOFDSTUK 5 / HOOFDSTUK 6 / HOOFDSTUK 7 /

B lau wgroen e stru ctuu r Wonen in multifu n ction ele woonkern e n Werken in Leu ven V oorzieningen structu ur Energie en ruimte Mobiliteit Lan dschap en erfgoed

RSL2

RS_BOEK-5_DEEL-3.4_VOORZIENINGEN_190424.indd 2

24/04/2019 15:32


3

TH EM ATIS CH E BE LE IDS KAD ER S / Voor zie ningsst r u ct u u r

HOOFDSTUK

Voorzieningsstructuur

RS_BOEK-5_DEEL-3.4_VOORZIENINGEN_190424.indd 3

24/04/2019 15:32


4

TH E M ATIS CH E BE LE IDSKA DER S /  Voor zie ningsst r u ct u u r

1/

Afbakening en situering van het thema

9

/1 AFBAKENING VAN HET THEMA

9

/2 BELANG VAN EEN THEMATISCH BELEIDSKADER OVER DE VOORZIENINGEN

9

/2/1 Ruimtelijke visie op gemeenschapsvoorzieningen ontbrak

9

/2/2 Ruimte voor een groei van de gemeenschapsvoorzieningen wordt steeds belangrijker

9

/3 LEESWIJZER

10

2/ Stand en recente evoluties van het voorzieningenaanbod

11

/1 LEUVENSE SPEERPUNTEN VAN NATIONAAL NIVEAU: HOGER ONDERWIJS, ONDERZOEK EN ZORG

11

/1/1 Universitair en ander hoger onderwijs in Leuven

11

/1/2 Groei van onderzoek

11

/1/3 Universitaire ziekenhuizen

12

/2 LOKALE EN BOVENLOKALE HANDEL IN LEUVEN

13

/2/1 Bestaand winkelaanbod

13

/2/2 Recente trends en evoluties van de handel in Leuven

15

/3 ANDERE GEMEENSCHAPSVOORZIENINGEN

15

/3/1 Recreatie: sport en spel

15

/3/2 Recreatie: cultuur en ontmoeting

19

/3/3 Onderwijs, kinderopvang en zorg

20

/3/4 Overheidsdiensten en hun ondersteunende functies

24

/3/5 Evoluties sinds 2000 niet kwantitatief gekend

24

3/ Inschatting van de behoefte versus de ruimtereserve

25

25

/1 RUIMTE VOOR GEMEENSCHAPSVOORZIENINGEN ONDER DRUK /1/1 Ruimte voor gemeenschapsvoorzieningen onder druk

25

/1/2 Moeilijk om de groeibehoefte te kwantificeren

25

/1/3 Ad hoc beleid voor sommige gemeenschapsvoorzieningen, dat wordt gekeerd

26

/2 RUIMTERESERVE VOOR DE SPEERPUNTEN HOGER ONDERWIJS, ONDERZOEK EN ZORG

26

/3 HANDEL: GEEN NOOD AAN GROEI MAAR VOORAL GOED ORGANISEREN

27

/4 SPORT EN SPEL: EEN GROTE UITDAGING!

27

/4/1 Jeugd- en speelruimte

27

/4/2 Sportinfrastructuur onder druk

28

/4/3 Naar een strategische aanpak voor het ruimte-aanbod voor sport en spel 29

/5 RUIMTE VOOR CULTURELE EN CREATIEVE ACTIVITEITEN

29

/5/1 m -prognoses niet zinvol voor cultuur

29

/5/2 Gewenste speerpunten in het cultuurbeleid

30

2

/6 KINDEROPVANG, BASIS- EN SECUNDAIR ONDERWIJS: MEER DAN ‘EIGEN’ GROEI OPVANGEN

30

/6/1 Basisonderwijs: tekorten in bepaalde schoolzones

30

/6/2 Tekorten in de overige kinderopvang

32

RSL2

RS_BOEK-5_DEEL-3.4_VOORZIENINGEN_190424.indd 4

24/04/2019 15:32


5

TH EM ATIS CH E BE LE IDS KAD ER S / Voor zie ningsst r u ct u u r

RS_BOEK-5_DEEL-3.4_VOORZIENINGEN_190424.indd 5

24/04/2019 15:32


6

TH E M ATIS CH E BE LE IDSKA DER S /  Voor zie ningsst r u ct u u r

/7 ONDERSTEUNENDE DIENSTEN OP ZOEK NAAR RUIMTE VOOR ‘LOGISTIEKE’ ACTIVITEITEN

32

33

/8 BEPERKTE BESCHIKBARE RUIMTE VOOR GEMEENSCHAPSVOORZIENINGEN /8/1 Voor gemeenschapsvoorzieningen bestemde ruimte

33

/8/2 Gemeenschapsvoorzieningen in andere bestemmingen?

34

4/ Visie en beleid voor de voorzieningen

35

35

/1 PRINCIPIËLE KEUZES EN ALGEMEEN BELEID VOOR DE VOORZIENINGEN /1/1 Pijlers van het beleid rond voorzieningen

35

/1/2 Efficiënter inzetten van het stadspatrimonium voor gemeenschapsvoorzieningen

36

/1/3 Meervoudig gebruik van vastgoed van ‘derden’ stimuleren

37

/1/4 Voorzieningen ruimtelijk clusteren om de efficiëntie te verhogen

37

/2 RUIMTE(-LIJKE STRUCTUREN) VOOR DE VOORZIENINGEN: ALGEMEEN

38

/2/1 Ruimtelijke locatieprincipes en ruimtelijke structuren voor voorzieningen

38

/2/2 Ruimtereserve aanleggen voor de groei van (gemeenschaps-)voorzieningen

44

/3 CONCENTRATIEZONES VOORZIENINGEN MET REGIONALE TOT INTERNATIONALE UITSTRALING

45

/3/1 Zuidelijke Dijlevallei, met Boudewijnlaan en zuidelijke Celestijnenlaan als dragers

46

/3/2 Gasthuisberg en omgeving

47

/3/3 Zuidelijke Tangent Heverlee

47

/3/4 Binnenstad met multifunctionele polen op de ring: bovenlokale voorzieningencluster

48

/3/5 Leuven-Noord

50

/3/6 Campussen voor hoger onderwijs, onderzoek en zorg ondersteunen en versterken

50

/4 HANDELSCLUSTERS VAN BOVENLOKAAL NIVEAU

53

/4/1 Kernwinkelgebied

53

/4/2 Grootschalige detailhandelszones

53

/5 GROTE STRUCTUREN VAN GOED BEREIKBARE VOORZIENINGENCLUSTERS IN DE WOONKERNEN

53

/5/1 Binnenstad

53

/5/2 Aarschotsesteenweg: as voor voorzieningen op maat van het noordelijke stadsdeel

55

/5/3 Diestsesteenweg: een te versterken voorzieningenstructuur in stadsdeel Oostelijk Heuvellandschap

56

/5/4 Tiensesteenweg: voorzieningenclusters goed begrenzen

57

/5/5 Sint-Lambertus en noordelijke Naamsesteenweg: een centrum voor Heverlee

57

/5/6 Tervuursesteenweg en Celestijnenlaan noord, dragers van voorzieningen in het westelijk deel van het stadsdeel Westelijk Heuvellandschap 58 /6 GROTE STRUCTUREN MET RECREATIEVE EN ZEER LOKALE VOORZIENINGENCLUSTERS

59

/6/1 Recreatieve structuur Noordelijke Dijlevallei

59

/6/2 Molenbeek-Abdijbeekvallei als recreatieve structuur

60

/6/3 Jan Vranckxpad & Platte-Lostraat als dragers voor recreatie en lokale voorzieningen

61

RSL2

RS_BOEK-5_DEEL-3.4_VOORZIENINGEN_190424.indd 6

24/04/2019 15:32


7

TH EM ATIS CH E BE LE IDS KAD ER S / Voor zie ningsst r u ct u u r

RS_BOEK-5_DEEL-3.4_VOORZIENINGEN_190424.indd 7

24/04/2019 15:32


8

TH E M ATIS CH E BE LE IDSKA DER S /  Voor zie ningsst r u ct u u r

/6/4 Molenbeek-Bierbeekvallei als blauwgroene vinger met recreatieve potenties

62

/6/5 Een Noord-zuidgerichte recreatiestructuur in Heverlee

62

/7 VERSPREIDE KLEINSCHALIGE CLUSTERS VULLEN HET AANBOD IN DE WOONKERNEN AAN

63

/7/1 Lokale handelsclusters, aanvullend aan de grote structuren

63

/7/2 Bijkomende recreatieclusters op de rand van de woonwijken en de open ruimte

63

/8 LOGISTIEKE ONDERSTEUNENDE (OVERHEIDS)DIENSTEN IN CLUSTERS EN BEDRIJVENTERREINEN

66

5/ Krachtlijnen van het beleid voor de voorzieningen

67

VAN KWANTITATIEVE BENADERING NAAR STRATEGISCHE AANPAK VOOR DE GEMEENSCHAPSVOORZIENINGEN

67

HANDELSCLUSTERS VOOR EEN GEZONDE HANDEL/HORECA

67

GEMEENSCHAPSVOORZIENINGEN VAN (BOVEN-)REGIONAAL NIVEAU OP CAMPUSSEN EN IN MF POLEN

68

EFFICIËNTER BENUTTEN VAN DE BESCHIKBARE (BESTAANDE & NIEUWE) RUIMTE VOOR GEMEENSCHAPS- VOORZIENINGEN IN/TEGEN DE WOONKERNEN

68

CLUSTERS ‘HARDERE’ GEMEENSCHAPSVOORZIENINGEN OP BEREIKBARE PLAATSEN IN DE WOONKERNEN

68

GROTE STRUCTUREN MET CLUSTERS VOOR SPORT EN SPEL, ALS POORTEN NAAR DE GROENE VINGERS

69

ANDER, MEER VERSPREID, RUIMTE-AANBOD VOOR GEMEENSCHAPSVOORZIENINGEN

69

RSL2

RS_BOEK-5_DEEL-3.4_VOORZIENINGEN_190424.indd 8

24/04/2019 15:32


9

TH EM ATIS CH E BE LE IDS KAD ER S / Voor zie ningsst r u ct u u r

1

I N FOR MAT IEF

Afbakening en situering van het thema /1 AFBAKENING VAN HET THEMA Dit thema behandelt de ruimte voor ‘voorzieningen’. Onder ‘voorzieningen’ beschouwen we: ——

Detailhandel

——

Onderwijs

——

Verzorging (ziekenhuizen, rusthuizen, grootschalige kinderopvang, opvang mensen met een beperking, …)

——

Gemeenschapsvoorzieningen in de vrijetijdssector: • Culturele voorzieningen (cultuurcentra, bioscopen, bibliotheken, ontmoetingscentra, verenigingslokalen, repetitieruimten, kunstenaarsateliers, …) • Sportvoorzieningen (sportterreinen, sportaccommodaties, terreinen en lokalen van sportverenigingen, …) • Spelvoorzieningen (speelterreinen, terreinen en lokalen van jeugdverenigingen, jeugdlokalen van de stad, …)

——

Bevolkingsgerichte overheidsdiensten (loketten) en hun ondersteunende functies

We behandelen in de bestaande toestand de sport- en spelvoorzieningen apart van de andere vrijetijdsfuncties. De reden daarvoor is dat deze vaak vragen naar gebouwen én recreatieve open ruimte. Ze zijn vaak meer ruimte-behoevend. Een goede link met toegankelijke groene ruimte is, zeker voor de jeugdfuncties, belangrijk. De andere gemeenschapsvoorzieningen hebben vooral nood aan gebouwen, soms met wat ondersteunende open ruimte.

/2 BELANG VAN EEN THEMATISCH BELEIDSKADER OVER DE VOORZIENINGEN /2/1 Ruimtelijke visie op gemeenschapsvoorzieningen ontbrak Van een doorgedreven ruimtelijke visie en beleid voor de voorzieningen was tot de opmaak van dit structuurplan geen sprake. Het eerste structuurplan uit 2004 behandelde de voorzieningen binnen de ‘centrumstructuur’. Hierin werden echter vooral de bovenlokale voorzieningen besproken: de onderwijscampussen, de bovenlokale handelsconcentraties, de concentratie van cultuurfuncties. Ook handel kwam hier uitdrukkelijk aan bod. De bespreking van de erg lokale, dagelijkse gemeenschapsvoorzieningen was echter erg summier. Recreatiefuncties in de sectoren jeugd en sport kwamen quasi niet aan bod. Ook binnen sectorale beleidsplannen was de ruimtelijke benadering beperkt uitgewerkt of afwezig. Dit leidde onvermijdelijk tot ad hoc beslissingen over nieuwe projecten voor de voorzieningen.

/2/2 Ruimte voor een groei van de gemeenschapsvoorzieningen wordt steeds belangrijker De Leuvense bevolking groeit. In het thematisch beleidskader rond ‘wonen’ gaan we uit van een toename van 10.000 inwoners tussen 2013 en 2030. Hierdoor stijgt de vraag naar de basisvoorzieningen die aansluiten bij het wonen: scholen, kinderopvang, buurtwinkels, ontmoetingslokalen, ontspanningsruimte als sportvelden, sportaccommodaties, jeugdlokalen, cultuur,… De groeiende vraag naar voorzieningen houdt ook niet steeds gelijke tred met de bevolkingsgroei. Ook de studenten maken deels gebruik van de Leuvense voorzieningen. En niet alle voorzieningen werken lokaal: een groeiende vraag in de regio kan ook de druk op het lokale voorzieningenapparaat doen stijgen. Tegelijk staat de ruimte voor gemeenschapsvoorzieningen onder druk. De investeringscapaciteit van de overheid is beperkt, en de grond is duur. Het aanbod aan lokale gemeenschapsvoorzieningen op private terreinen slinkt hier en daar, omdat andere functies als wonen economisch interessanter zijn.

RS_BOEK-5_DEEL-3.4_VOORZIENINGEN_190424.indd 9

24/04/2019 15:32


10

TH E M ATIS CH E BE LE IDSKA DER S /  Voor zie ningsst r u ct u u r

I N FORMAT IEF

Een stad kan niet functioneren zonder een behoorlijk basisaanbod aan lokale voorzieningen. De stad wil bovendien een bovenlokale tot zelfs nationale rol opnemen in een aantal specifieke types gemeenschapsvoorzieningen. Hiervoor wenst zij de nodige groeimarges in te bouwen. Daarom is een thematisch beleidskader omtrent de voorzieningenstructuur noodzakelijk.

/3 LEESWIJZER We beschrijven in hoofdstuk 2 de stand van de voorzieningen en de recente evoluties hiervan. In het derde hoofdstuk bespreken we wat gekend is over de te verwachten ruimtenoden en bespreken we in hoeverre het ruimte-aanbod hiervoor voldoende is. Hoofdstuk 4 beschrijft dan het beleid dat de stad wenst te voeren om de voorzieningen op peil te houden en te versterken. Het laatste hoofdstuk vat de krachtlijnen hiervan nog eens bondig samen.

RSL2

RS_BOEK-5_DEEL-3.4_VOORZIENINGEN_190424.indd 10

24/04/2019 15:32


11

TH EM ATIS CH E BE LE IDS KAD ER S / Voor zie ningsst r u ct u u r

2

I N FOR MAT IEF

Stand en recente evoluties van het voorzieningenaanbod Dit hoofdstuk beschrijft de bestaande voorzieningenstructuur en wat geweten is omtrent de evoluties van de laatste 15 jaar.

/1 LEUVENSE SPEERPUNTEN VAN NATIONAAL NIVEAU: HOGER ONDERWIJS, ONDERZOEK EN ZORG /1/1

Universitair en ander hoger onderwijs in Leuven De stad Leuven staat bekend om haar vooraanstaande rol op vlak van hoger onderwijs (KU Leuven en hogescholen), onderzoek (KU Leuven en hogescholen, en andere kennisinstellingen als b.v. imec) en voor haar zorgfunctie van (inter-)nationaal niveau (universitaire ziekenhuizen). De stad voert reeds lang een beleid om deze voorzieningen van regionaal tot internationaal belang te bestendigen en laten groeien op haar grondgebied. Ze brengen immers veel tewerkstelling en welvaart naar de stad. Deze functies kenden eveneens een sterke groei, ook op Leuvens grondgebied. De KU Leuven associatie breidde haar activiteiten uit in een veel ruimer gebied dan enkel Leuven. Toch groeide ook het aantal studenten aan de Leuvense vestigingen nog zeer sterk in de afgelopen jaren. Najaar 2016 vatten ruim 41.600 studenten het academiejaar 2015-2016 aan, op de Leuvense universitaire campussen (incl. groep T). Hierbij komen nog eens de studenten van de hogeschool en Lemmensinstituut, bij benadering een 9.000-tal. Samen met de doctoraatsstudenten, studeren er ongeveer 53.700 studenten in het Leuvense hoger onderwijs. Dit studentenaantal steeg enorm in de voorbije decennia. Begin jaren 2000 waren er nog maar ca. 30.000 studenten in Leuven. De stijging is ook nog niet gedaan. Ook heel recentelijk nam het aantal studenten nog sterk in de Leuvense vestigingen van de KU Leuven associatie (KU Leuven, UC Leuven, LUCA): van bijna 47.000 studenten in 2010-2011 naar bijna 53.700 in 2014-2015, dat is nog steeds een stijgingsritme van bijna 3,5% per jaar. Naar schatting 40.500 van de Leuvense studenten zaten anno 2015 in Leuven op kot. Dit aantal groeide mee met het studentenaantal. De stad zette vanaf 2012 in samenwerking met KU Leuven associatie een project op om de capaciteit studentenhuisvesting substantieel uit te breiden. Dit wordt in het thema ‘wonen’ besproken. Van alle studenten komen er ruim 9.300, dus ruim 17%, uit het buitenland; ongeveer 150 landen zijn vertegenwoordigd. De internationale aantrekkingskracht van ons hoger onderwijs is dus heel groot. Ook dit aantal buitenlandse studenten groeide flink; een toename van ongeveer 5.000 op 13 jaar tijd. Het moet echter duidelijk zijn dat KU Leuven ook buiten de stad haar activiteiten uitbreidde, en dit over heel Vlaanderen, via associatie met verschillende andere (voormalige) onderswijsinstellingen.

/1/2 Groei van onderzoek Tezamen met het hoger onderwijs, groeide ook het onderzoek aan de Leuvense kennisinstellingen; universitair en ander (b.v. imec). Aan KU Leuven werkten anno 2015 in totaal bijna 12.000 personen; een groot deel daarvan is (ook) actief in wetenschappelijk onderzoek ( f i g. 1) . Ook van dit personeel is bijna 20% buitenlands. KU Leuven profileert zich dan ook sterk op het internationale onderzoeksforum. Het belang van het Leuvense wetenschappelijk onderzoek wordt goed geïllustreerd op basis van de deelname aan Europese onderzoeksprogramma’s, waar ze zich meet met de meest vooraanstaande universiteiten van Europa ( f i g. 2) . Het aantal publicaties steeg enorm in de voorbije 10 jaar ( f i g. 3 ) . Naast KU Leuven zijn er verschillende onderzoeksinstituten waarin het onderzoek wordt verder gezet, zoals imec dat in 1984 werd opgericht en ondertussen is uitgegroeid tot een wereldspeler op vlak van micro- en nano-elektronica en bijna 2.000 medewerkers telt. Ook heel wat veel kleinere bedrijven kunnen als spin-off van KU Leuven worden gerekend ( f i g. 4 ) . Daarnaast spelen KU Leuven en heel wat van haar spin offs een rol in netwerken en samenwerkingsverbanden, van Vlaams tot internationaal niveau, van kennisinstellingen.

RS_BOEK-5_DEEL-3.4_VOORZIENINGEN_190424.indd 11

24/04/2019 15:32


12

TH E M ATIS CH E BE LE IDSKA DER S /  Voor zie ningsst r u ct u u r

I N FORMAT IEF

f i g. 1 - Aantal personeelsleden KU Leuven. Bron: KU Leuven focusbrochure 2015-2016

f i g. 2 - Deelname KU Leuven in Europese onderzoeksprogramma's. Bron: KU Leuven focusbrochure 2015-2016

f i g. 3 - Stijging in het aantal wetenschappelijke publicaties en citaten. Bron: KU Leuven focusbrochure 2015-2016

f i g. 4 - Groei medewerkers UZ Leuven. Bron: UZ Leuven kerncijfers en weetjes

/1/3

Universitaire ziekenhuizen Ook om de universitaire ziekenhuizen is de stad vermaard tot ver buiten de regio. UZ Leuven, voornamelijk gevestigd op Leuvens grondgebied m.u.v. de campus Pellenberg, is met haar 9.000 bedden een van de grootste van het land. Het ziekenhuis stelt ca. 9.000 mensen tewerk. Naast de grootste campus Gasthuisberg, is er nog een afdeling in Pellenberg, een beperkte vestiging psychiatrie in Lubbeek, en laatste restanten in de binnenstad (Sint-Pieter – Sint-Rafaël) waarvan de functies echter systematisch naar Gasthuisberg verhuizen. De ontwikkeling van de campus gasthuisberg startte in 1970, met de eerste ingebruikname. In 2016 spreken we van de Health Science campus. De universitaire ziekenhuizen kenden een sterke groei. Vooral de korte verzorging (dagopnames en consultaties) stegen in de voorbije jaren. Het aantal medewerkers (VTE) steeg met gemiddeld 4% per jaar in de periode 2009-2015.

RSL2

RS_BOEK-5_DEEL-3.4_VOORZIENINGEN_190424.indd 12

24/04/2019 15:32


13

TH EM ATIS CH E BE LE IDS KAD ER S / Voor zie ningsst r u ct u u r

I N FOR MAT IEF

/2 LOKALE EN BOVENLOKALE HANDEL IN LEUVEN /2/1 Bestaand winkelaanbod EEN HANDELSCENTRUM VAN STADSREGIONAAL NIVEAU, MAAR MET STERKE LOKALE KOOPKRACHTBINDING Het ‘commercieel strategisch plan stad Leuven 2011-2015’ (of detailhandelsstudie) onderzocht de stand van de detailhandel in Leuven rond 2010. In het kader van zijn detailhandelsbeleid heeft de Vlaamse regering het gehele detailhandelslandschap in Vlaanderen in kaart gebracht; de verzorgingsgebieden van alle Vlaamse gemeenten, hun kenmerken inzake koopkrachtbinding, koopvlucht en koopattractie. Deze gegevens werden per gemeente samengebracht onder de vorm van een ‘feitenfiche’. De eerste dateert van 2013. Onderhavige cijfers baseren zich op de feitenfiche van 2016. De Leuvense detailhandel heeft een verzorgingsfunctie voor een regio die zich uitspreidt op circa 20 à 25 kilometer rondom de stad Leuven. In dat verzorgingsgebied wonen anno 2010 ruim 460.000 inwoners. Dit aantal neemt jaarlijks lichtjes toe. Dit verzorgingsgebied is geografisch redelijk beperkt in vergelijking met sommige andere echte winkelsteden als Hasselt. De gemiddelde inkomens liggen er echter 7 à 8% boven het Vlaamse gemiddelde, en ca. 20% boven het landelijke. In detailhandelsomzet (exclusief omzet uit toerisme) uitgedrukt komt Leuven, samen met Hasselt, op de derde plaats in Vlaanderen na Antwerpen en Gent. De stad Leuven, uitgebreid met de aan de grens met Leuven liggende baanwinkels van Herent en Korbeek-Lo, beschikte in 2016 over een winkelaanbod van ruim 1.117 winkels met een totaal metrage van bijna 177.000 m2 winkelvloeroppervlakte. In vergelijking met andere centrumsteden is dat een relatief klein aanbod. Opvallend is ook dat Leuven van alle Vlaamse centrumsteden de hoogste filialiseringsgraad kent. Maar liefst 24% van alle winkels en circa 58% van het winkelvolume wordt geëxploiteerd door winkelketens. Op het gebied van dagelijkse goederen doet gemiddeld 93% van de Leuvense bevolking zijn aankopen ook daadwerkelijk in Leuven. Op het gebied van periodiek aangekochte goederen (bij voorbeeld mode) bedraagt deze koopkrachtbinding circa 87%. Vergeleken met andere centrumsteden is de koopkrachtbinding bovengemiddeld. Enkel voor uitzonderlijke aankopen ligt ze lager; Leuven heeft inderdaad hierin een heel beperkt aanbod wegens weinig ‘perifere’ locaties. Ook vanuit de directe omgeving is de binding op Leuven behoorlijk. De omzet van Leuvense handel in termen van hoeveel consumenten er worden bediend, is dan ook aanzienlijk groter dan alle andere centrumsteden m.u.v. Antwerpen en Gent. De Leuvense detailhandel heeft, in vergelijking met andere centrumsteden, weinig onderscheidende kenmerken, ze is redelijk traditioneel en er was anno 2010 sprake van weinig dynamiek of vernieuwing. Toch draaiden anno 2016 de Leuvense winkels gemiddeld gezien bijzonder hoge omzetten. De gezamenlijke omzet van de winkels bedraagt in 2016 ruim € 950 miljoen. Hierbij komt nog eens de omzet van de horeca die op circa € 150 miljoen mag geschat worden. HET HANDELSAANBOD, RUIMTELIJK BEKEKEN Uit de figuur van de panden die in 2015 een gelijkvloerse bestemming kenden als kleinhandel of horeca, komen een aantal duidelijke concentraties en assen naar voor ( f i g. 5 ) . De meest opvallende concentratie van handel en horeca vinden we nog steeds terug in de binnenstad. Binnen de ring lagen anno 2010 circa 625 winkels met een gezamenlijk volume van circa 83.000 m2 winkelvloeroppervlakte. Dat kwam overeen met circa 65% van het totaal aantal winkels en met circa 45% van het totaal winkelvolume! In de binnenstad blijft het kernwinkelgebied de belangrijkste concentratie. Anno 2015 is ook de handelsconcentratie aan de Vaartkom (vooral de noordzijde) zeer duidelijk afleesbaar. Hiernaast zijn er in de binnenstad nog heel wat winkels gevestigd langs een aantal handelsassen: Tiensestraat, delen van de Mechelsestraat, Brusselsestraat en Naamsestraat. Anno 2015 is bijna de helft van de Leuvense handel terug te vinden in het kernwinkelgebied en een aantal aanpalende handelsassen. Van het totaal aantal winkels in het kernwinkelgebied was anno 2010 drie kwart gelegen in de zogenaamde Bovenstad, maar deze maakten ca. 85% van de winkeloppervlakte uit. We vinden dus veel grotere winkels, en tegelijk een grotere mate van filialisering in de Bovenstad, dan in de zogenaamde Benedenstad. De ‘trekkers’ in het kernwinkelgebied bevinden zich nagenoeg allen in de Bovenstad. In de Benedenstad is het aanbod kleinschaliger en het aantal is er veel groter dan in de Bovenstad. De Benedenstad ontleent haar trekkracht vooral aan haar aangename, historische verblijfsmilieu, de vele snuisterwinkels en de horeca. Het belang van die authenticiteit neemt toe ( f i g. 6 & 7) .

RS_BOEK-5_DEEL-3.4_VOORZIENINGEN_190424.indd 13

24/04/2019 15:32


14

TH E M ATIS CH E BE LE IDSKA DER S /  Voor zie ningsst r u ct u u r

I N FORMAT IEF

f i g. 5 - Gebouwen met gelijkvloerse bestemming handel of horeca, anno 2015

f i g. 6 - Winkelaanbod in kernwinkelgebied met onderscheid Bovenstad - Benedenstad, anno 2010

f i g. 7 - Koopkrachtbinding van de Leuvense handel

De detailhandelsstudie wees anno 2011 ook op de beperktere bereikbaarheid en herkenbare parkeermogelijkheden in de Benedenstad, in vergelijking met de Bovenstad. Bijna alle parkeervoorzieningen van het kernwinkelgebied bevinden zich nog steeds in de Bovenstad. Met de gedeeltelijke structuurplanherziening van 2015 en het project voor parking Den Bruul, wil de stad deze scheeftrekking oplossen in de komende jaren.

RSL2

RS_BOEK-5_DEEL-3.4_VOORZIENINGEN_190424.indd 14

24/04/2019 15:32


15

TH EM ATIS CH E BE LE IDS KAD ER S / Voor zie ningsst r u ct u u r

I N FOR MAT IEF

Een ander verschil is de mate van circuitvorming in de Bovenstad en in de Benedenstad. In de Benedenstad is van circuitvorming veel minder sprake dan in de Bovenstad, waar Bondgenotenlaan en Diestsestraat met verschillende dwarsstraatjes verbonden zijn. In de Benedenstad dooft het winkelaanbod uit naarmate men de winkelstraten verder inloopt. De verschillen in trekkracht van de Bovenstad en de Benedenstad zijn aanzienlijk. De Bovenstad trok anno 2010 op de drukste locatie bijna eens zoveel bezoekers als de Benedenstad. Buiten de ring worden vooral aan de steenwegen veel winkels aangetroffen: Tiensesteenweg, Diestsesteenweg, Naamsesteenweg, Brusselsesteenweg (Herent), Vaartzone (K. Begaultlaan en Aarschotsesteenweg). Hier vinden we grootschalige baanwinkels met een stedelijke en regionale verzorgingsfunctie, maar ook kleinere concentraties van eerder lokaal werkende winkels. Opvallend zijn ook de concentraties van grootschalige handelspanden op een stukje van de KMO-zone te Haasrode. Verder vinden we verspreid in de woonkernen kleine en grote handelspanden terug. De bespreking van de handelsconcentraties in de woonkernen gebeurt in de structuurschetsen per stadsdeel.

/2/2

Recente trends en evoluties van de handel in Leuven Van de evolutie van de handelsoppervlakte in Leuven zijn slechts betrouwbare cijfers te vinden vanaf 2010. Hieruit blijkt dat de handel in Leuven goed heeft stand gehouden tussen 2010 en 2015 ( f i g. 8) . De vooruitzichten zijn, gezien de evoluties van handel in Vlaanderen, in het beste geval evenwel een nul- groei, zelfs een afname van winkelvloeroppervlakte. Er is een beperkte groei in handelsoppervlakte. Hetzelfde geldt voor het kernwinkelgebied en in de hele binnenstad. Het aantal winkels is echter overal licht gedaald. De beperkte toename is immers vooral te wijten aan enkele grote herontwikkelingsprojecten waarin grote handelsoppervlakten werden geïntegreerd, zoals de Vaartkom, Barbarahof, Tabacofina-Vanderelst,...

f i g. 8 - Evolutie van winkelvloeroppervlakte

/3 /3/1

ANDERE GEMEENSCHAPSVOORZIENINGEN Recreatie: sport en spel SPORTEN EN DAGELIJKS BEWEGEN IN LEUVEN De stad Leuven beschikt over een groot sportaanbod ( f i g. 9) . Er zijn maar liefst 31 stedelijke sportaccommodaties, van zwembad tot Finse piste. Daarnaast zijn er nog bijna 40 sportsites van andere overheden of in privaat beheer. Ook worden er enorm veel activiteiten ter promotie van de sport georganiseerd; zwembaddagen, levensloop, triatlon,…: zo’n 30 per jaar. Daarnaast promoot en ondersteunt de stad het sporten via projecten als sport-na-school en buurtsportactiviteiten. De sportparticipatie onder de Leuvense bevolking is dan ook groot. Er zijn tientallen sportclubs met een aanbod in Leuven. Anno 2016 doet meer dan 52% van de Leuvense bevolking aan sport of dagelijkse beweging. Bovendien ondersteunen stad en KU Leuven samen sinds 2011 samen het topsportplatform. Naast echte sportterreinen beheert de stad ook heel veel publieke speelterreinen die geschikt zijn voor spel, maar ook voor sport en beweging buiten clubverband. Bovenop deze stedelijke speelplekken, zijn er natuurlijk nog een belangrijk aantal in beheer van andere overheden: het provinciaal domein en enkele speelbossen in beheer van de Vlaamse overheid. JEUGDACTIVITEITEN Ook voor jeugd is het aanbod aan publieke, bespeelbare plekken zeer belangrijk. De stad Leuven scoort op dit vlak eigenlijk heel goed, in vergelijking met andere centrumsteden ( f i g. 10) . In vergelijking met andere steden, is het aanbod aan overdekte jeugdruimte echter maar gemiddeld

RS_BOEK-5_DEEL-3.4_VOORZIENINGEN_190424.indd 15

24/04/2019 15:32


16

TH E M ATIS CH E BE LE IDSKA DER S /  Voor zie ningsst r u ct u u r

I N FORMAT IEF

f i g. 9 - Publieke speelplekken in Leuven anno 2015

f i g. 10 - Open jeugdruimte in de centrumsteden

f i g. 1 1 - Overdekte jeugdruimte in de centrumsteden

f i g. 1 2 - Aantal inwoners en kinderen die binnen 400m van een speelruimte wonen

( f i g. 1 1) . Globaal genomen scoort Leuven voor wat betreft het aantal inwoners en kinderen dat binnen 400m van een speelruimte woont, in de top 3 van de Vlaamse centrumsteden ( f i g. 1 2) .

Het jeugdwerk is in de stad Leuven zeer goed uitgebouwd, zowel het stedelijk jeugdwerk als de jeugdverenigingen. De stad hecht veel belang aan een stedelijk aanbod voor jeugd onder de wimpel ‘Vleugel F’. Vanuit deze werking biedt zij heel wat activiteiten aan: stedelijke speelpleinwerking en themaweken in de schoolvakanties, ondersteuning speelstraten, mobiele animatiecrews,…

RSL2

RS_BOEK-5_DEEL-3.4_VOORZIENINGEN_190424.indd 16

24/04/2019 15:32


17

TH EM ATIS CH E BE LE IDS KAD ER S / Voor zie ningsst r u ct u u r

I N FOR MAT IEF

Ook buiten het stedelijke aanbod zijn er enorm veel initiatieven naar jeugd toe. In Leuven zijn bijna 30 jeugdverenigingen type scouts of chiro actief. Deze telden in 2009 meer dan 3.000 leden en bijna 600 begeleiders. Hiernaast kent de stad nog heel wat jeugdhuizen, politieke jongerenbewegingen, niet- stedelijke speelpleinwerkingen en nog een aantal specifieke jeugdwerkinitiatieven. Eind 2009 waren er 58 lokale particuliere jeugdwerkinitiatieven erkend. Daarboven waren er nog 13 jeugdwerkinitiatieven in Leuven met een erkenning op provinciaal of landelijk niveau. Het totaal aantal leden van jeugdwerkingen werd eind 2009 geschat op bijna 10.000. De aantallen bleven de daarop volgende jaren toenemen. De stad Leuven investeert al vele jaren ook financieel in de jeugdwerking, zowel eigen aanbod als het particuliere aanbod. Voor dit laatste bestaat er een reglement op de erkenning en ondersteuning van het lokale jeugdwerk. Daarnaast biedt de stad heel wat logistieke en materiële ondersteuning, van uitleendienst over vervoer tot onderhoud van terreinen. RUIMTE VOOR SPORT EN SPEL IN LEUVEN? De figuur ‘Gebouwen met een recreatieve bestemming’ toont de spreiding van het bestaande aanbod aan voorzieningen in de recreatieve sector anno 2015 (exclusief een aantal clublokalen, die soms als horeca zijn geregistreerd ( f i g. 1 3) ). Op deze kaart vinden we onder meer de jeugdlokalen, gebouwen voor sport zoals als sporthallen, kantines en kleedruimten, en culturele gebouwen als bibliotheken, theaterzaal,… Gebouwen voor sport en voor jeugd zijn niet afzonderlijk afleesbaar. De twee volgende figuren tonen de stedelijke sportaccommodaties (incl. publieke sport- en spelterreinen) en de spreiding van de particuliere jeugdverenigingen ( f i g. 1 4 & 1 5) . In 2009 waren er 39 jeugdlokalen; heel wat jeugdverenigingen maken gebruik van lokalen van andere organisaties. Uit een bevraging in 2007- 2008 bleek dat heel wat jeugdlokalen kampen met lage kwaliteit, en aan vernieuwing toe waren. We zien dat dit aanbod erg verspreid is, zeker het jeugdaanbod en de speelterreinen. Het aanbod zit zowel verweven in de woonkernen als aan de rand van de kernen, tegen de open ruimte ( f i g. 16) . Van de beschikbare oppervlaktes voor recreatie zijn geen kwantitatieve gegevens beschikbaar. Noch de sportterreinen in open lucht, noch de open ruimte van jeugdwerkingen zijn cijfermatig beschikbaar. Ze zijn trouwens ook niet op bovenvermelde figuur getoond. Het heeft bovendien, zoals we hieronder zullen bespreken, vanuit ruimtelijk oogpunt weinig zin om dit aanbod in m2 te beschrijven.

f i g. 1 3 - Gebouwen met een recreatieve bestemming

RS_BOEK-5_DEEL-3.4_VOORZIENINGEN_190424.indd 17

24/04/2019 15:35


18

TH E M ATIS CH E BE LE IDSKA DER S /  Voor zie ningsst r u ct u u r

I N FORMAT IEF

f i g. 1 4 - Leuvense sportaccommodaties anno 2016: Binnenstad + Zuid

f i g. 1 5 - Leuvense sportaccommodaties anno 2016: Oost + Noord

RSL2

RS_BOEK-5_DEEL-3.4_VOORZIENINGEN_190424.indd 18

24/04/2019 15:35


19

TH EM ATIS CH E BE LE IDS KAD ER S / Voor zie ningsst r u ct u u r

I N FOR MAT IEF

f i g. 16 - Jeugdlokalen voor particulier jeugdwerk, anno 2016

/3/2

Recreatie: cultuur en ontmoeting Leuven is zeer rijk aan culturele verenigingen: anno 2016 zijn er meer dan 300 actieve socio-culturele verenigingen, waaronder verschillende die gesubsidieerd werden door de Vlaamse Gemeenschap. Er zijn bij voorbeeld maar liefst 24 toneelverenigingen. De cultuurverenigingen zijn zeker niet alle geconcentreerd in de binnenstad: 2/3e hebben hun activiteiten in de andere deelgemeenten. Dit rijke cultuurgebeuren in Leuven is uitermate gevarieerd, en vindt plaats in zeer veel en verscheiden omgevingen. Het is niet mogelijk om dit volledig in kaart te brengen, omdat het gebruik voor cultuur niet steeds de hoofdbestemming van het gebouw uitmaakt. De figuur ‘Gebouwen met een recreatieve bestemming’ toont de gebouwen die als hoofdbestemming een vrijetijdsfunctie hebben; de bibliotheken, museum, podiumkunstenzalen,.. Ook toont ze de ontmoetingslokalen. (Noot: op deze kaart is het niet mogelijk om lokalen van jeugd- en sportverenigingen te onderscheiden van andere ontmoetingslokalen.) Uiteraard zijn de grote ankerpunten gekend; de bibliotheken (binnenstad, Heverlee, Kessel-Lo en Wilsele), museum M, locaties voor podiumkunsten (Schouwburg, Minnepoort, Wagehuys, STUK, Het Depot, verschillende kerken en auditoria,…). In het aanbod aan podiumkunstenzalen is de voorbije jaren - denk aan de realisatie van OPEK, verschillende renovatieprojecten of de realisatie van culturele filmzaal in het Vesaliusproject - heel wat geïnvesteerd. Wel blijft het aanbod beperkt tot de kleine en middelgrote zalen. Enkel in de Brabanthal is een echt grote evenementenruimte beschikbaar. Tot slot wordt momenteel de Parkabdij als culturele site verder uitgebouwd. Ook bereidt de stad projecten voor, voor een verruimd cultuuraanbod op de Hertogensite en verruiming van het aanbod voor cultuur en creativiteit in de Vaartkom. Het cultuurgebeuren dat mede gebruik maakt van gebouwen met een andere hoofdbestemming, is echter ruimtelijk niet zo goed gekend. De stad beschikt niet over een goed overzicht van de gebouwen die voor medegebruik door socio-culturele organisaties geschikt zijn of al in gebruik zijn. De stad beschikt ook over heel wat ruimten die specifiek bedoeld zijn en beheerd worden om ontmoeten te stimuleren: buurtcentra, dienstencentra,… Het zijn er anno 2016 13, verdeeld over de woonkernen. Opvallend is toch de concentratie in de binnenstad ( f i g. 17) .

RS_BOEK-5_DEEL-3.4_VOORZIENINGEN_190424.indd 19

24/04/2019 15:36


20

TH E M ATIS CH E BE LE IDSKA DER S /  Voor zie ningsst r u ct u u r

I N FORMAT IEF

f i g. 17 - Ontmoetings- en buurtcentra

/3/3 Onderwijs, kinderopvang en zorg BASIS- EN SECUNDAIR ONDERWIJS Het onderwijsaanbod in Leuven is goed gekend. Afhankelijk van het type onderwijs, onderscheiden we verschillende ruimtelijke patronen. Leuven beschikte anno 2013 over 35 vestigingsplaatsen voor kleuteronderwijs ( f i g. 18) en 35 voor lager onderwijs ( f i g. 19) . De basisscholen zijn verdeeld over 15 schoolzones. Het aanbod is zeer goed verspreid in de woonkern: de helft van de Leuvense inwoners heeft een basisschool op minder dan 400m afstand, wat als loopafstand kan worden beschouwd. Slechts een kwart van de basisscholen ligt binnen de ring. Opvallend is wel dat slechts de helft van de Leuvense kinderen uit het basisonderwijs, school lopen in de schoolzone waarin ze ook wonen. Naast jonge Leuvenaars, zitten er opvallend veel kinderen van buiten Leuven, in de Leuvense basisscholen. In het lager onderwijs zijn 24% van de leerlingen geen Leuvenaars, en zelfs in het kleuteronderwijs gaat het, met 16%, over grote aantallen. Naast basisscholen, zijn er ook 17 secundaire scholen in Leuven. Hier neemt Leuven nog een veel sterkere centrumrol op. In het secundair onderwijs kiest het overgrote deel van de Leuvense jeugd voor een Leuvense school (wel 86%). Maar liefst 63% van de leerlingen komen van buiten de stad! Twee derde van de secundaire scholenvestigingen ligt binnen de ring. In de binnenstad bestaat inderdaad nog steeds een duidelijke scholenconcentratie, met name in een zone ten zuiden van de middeleeuwse stadskern, waar hoger onderwijs sterk gemengd voorkomt met vooral secundair onderwijs. Het Leuvense scholenaanbod mag dan op het eerste gezicht groot lijken, toch is er door de sterke aantrekkingskracht op de regio veel druk op de beschikbare plaatsen, zelfs in het basisonderwijs. Prognoses moeten er dus mee rekening houden dat de behoefte sterker stijgt dan de stijging van het aantal inwoners op schoolleeftijd, en met de bevolkingsevoluties in de regio rekening moet houden.

RSL2

RS_BOEK-5_DEEL-3.4_VOORZIENINGEN_190424.indd 20

24/04/2019 15:36


21

TH EM ATIS CH E BE LE IDS KAD ER S / Voor zie ningsst r u ct u u r

I N FOR MAT IEF

f i g. 18 - Kleuterscholen in de 15 schoolzones van leuven

f i g. 19 - Lagere scholen in de 15 schoolzones van leuven

RS_BOEK-5_DEEL-3.4_VOORZIENINGEN_190424.indd 21

24/04/2019 15:36


22

TH E M ATIS CH E BE LE IDSKA DER S /  Voor zie ningsst r u ct u u r

I N FORMAT IEF

KINDEROPVANG EN ZORG Het aanbod van buitenschoolse kinderopvang (crèches, opvang van schoolkinderen voor en na school en tijdens vakantiedagen) is sterk verspreid over het grondgebied, zoals af te lezen uit de figuur ‘Gebouwen voor kinderopvang en onderwijs, anno 2015’ ( f i g. 2 0 & 2 1) .

f i g. 2 0 & 2 1 - Gebouwen voor kinderopvang en onderwijs, anno 2015

In 2015 werd de stand van de Leuvense kinderopvang voor baby’s en peuters opgemaakt. Voor de opvang van baby’s en peuters zijn er in 2016 bijna 2.000 opvangplaatsen in Leuven, zowel in kribbes als bij onthaalouders. Dat is 57 plaatsen voor elke 100 kinderen. Deze sector kampt met hetzelfde gegeven als het basisonderwijs. Ook hier blijkt in de praktijk dat het Leuvens aanbod ook door een ruimere regio wordt gebruikt; maar liefst een derde van de kinderen woont niet in Leuven! De opvang vertoont een redelijke spreiding over het grondgebied ( f i g. kleinere kernen als Egenhoven en Terbank niet zo goed bediend zijn.

2 2) ,

alhoewel sommige

Het bestaande aanbod aan andere zorgfuncties - ziekenhuizen, rusthuizen, psychiatrische verzorging, … - vertoont deels een clustering. Hier komen uiteraard campus gasthuisberg, de site van het Heilig Hartziekenhuis en de (uitdovende) universitaire ziekenhuissite Sint-Pieter - Sint-Rafaël het duidelijkst naar voor. Andere verzorgende functies (rusthuizen, bijzondere jeugdzorg, psychiatrische verzorging,…) zijn verspreid over het grondgebied ( f i g. 2 3 ) . Van deze sectoren zijn geen kwantitatieve gegevens verzameld. HOGER ONDERWIJS De stand van het hoger onderwijs werd hierboven reeds behandeld.

RSL2

RS_BOEK-5_DEEL-3.4_VOORZIENINGEN_190424.indd 22

24/04/2019 15:36


23

TH EM ATIS CH E BE LE IDS KAD ER S / Voor zie ningsst r u ct u u r

I N FOR MAT IEF

f i g. 2 2 - Spreiding van de kinderdagverblijven (links) en onthaalouders (rechts) in Leuven, 2016

f i g. 2 3 - Gebouwen met bestemming zorg, anno 20105

RS_BOEK-5_DEEL-3.4_VOORZIENINGEN_190424.indd 23

24/04/2019 15:38


24

TH E M ATIS CH E BE LE IDSKA DER S /  Voor zie ningsst r u ct u u r

I N FORMAT IEF

/3/4 Overheidsdiensten en hun ondersteunende functies Tenslotte rekenen we onder de gemeenschapsvoorzieningen ook de andere overheidsdiensten. Enerzijds gaat het om administraties en hun loketwerkingen (stadskantoor, provinciehuis, VAC,…), die sterk geconcentreerd zijn in een aantal multifunctionele polen tegen de Leuvense ring: Vaartkomomgeving, stationsomgeving, Philipssite. Ze komen echter ook nog verspreid in de woonkernen voor. Anderzijds omvatten deze overheidsdiensten ook de ondersteunende, eerder logistieke, functies die de overheden in staat moeten stellen om hun opdrachten uit te oefenen; stedelijke werkplaatsen, werkplaatsen van ander (semi-)publieke actoren zoals Watergroep, afvalintercommunales,… Deze ondersteunende diensten zijn ter voorbereiding van dit structuurplan niet in kaart gebracht.

/3/5 Evoluties sinds 2000 niet kwantitatief gekend De evolutie in vloeroppervlakte voor gemeenschapsvoorzieningen als recreatie, onderwijs, kinderopvang, zorg en andere overheidsdiensten is niet kwantitatief gekend; de analyses van het beschikbare cijfermateriaal (afgeleid uit vergelijking van oude en recente kadasterkaarten) bleek te onbetrouwbaar. Een verhuis van een aantal grote gemeenschapsvoorzieningen weg van de binnenstad naar andere stadsdelen, is wel een gekend fenomeen: de verhuis van de universitaire ziekenhuizen naar gasthuisberg; verhuis van rusthuis De Wingerd naar Kareelveld, het verdwijnen van het binnenstedelijk zwembad na realiseren van de Philipssite,… Of op stadsniveau de vloeroppervlakte van de voorzieningen gelijke tred heeft gehouden met de groeiende bevolking, is niet achterhaald kunnen worden bij gebrek aan cijfers uit het verleden.

RSL2

RS_BOEK-5_DEEL-3.4_VOORZIENINGEN_190424.indd 24

24/04/2019 15:38


25

TH EM ATIS CH E BE LE IDS KAD ER S / Voor zie ningsst r u ct u u r

3

I N FOR MAT IEF

Inschatting van de behoefte versus de ruimtereserve /1 RUIMTE VOOR GEMEENSCHAPSVOORZIENINGEN ONDER DRUK

/1/1

Ruimte voor gemeenschapsvoorzieningen onder druk De ruimte voor dit gemeenschapsvoorzieningen staat duidelijk onder druk. Ze heeft het moeilijk om te groeien. Dit geldt zowel voor de private als de overheidssector. Een groot deel van dergelijke voorzieningen wordt door de overheid verzorgd (scholen, bepaald sport- en cultuurfuncties,…). Een deel is echter ook privéruimte (private sportfuncties, privaat cultuuraanbod, particuliere jeugdverenigingen en kinderopvang,…). De investeringscapaciteit van de overheid is beperkt. Lokale overheden zijn de laatste jaren verplicht geweest om sterk in de uitgaven te snoeien zodoende de begroting onder controle te houden. Bovendien zit de stad met een verouderd gebouwenbestand waarin veel geïnvesteerd moet worden, alleen al om het huidig aanbod te behouden. De huidige overheidsgebouwen zijn ook niet allemaal even geschikt om efficiënt te worden beheerd voor voorzieningen. Ook in de private sector zijn er signalen dat de ruimte voor gemeenschapsvoorzieningen eerder krimpt dan groeit. Heel wat gemeenschapsvoorzieningen zijn te vinden in bestemmingszones die ook commercieel interessante functies toelaten (woongebied). Zelfs in gebied voor gemeenschapsvoorzieningen zijn commercieel interessantere functies als privaat seniorenwonen vergunbaar. De stad wordt regelmatig benaderd door verenigingen die een nieuwe locatie zoeken omdat ze hun site niet langer kunnen huren, bijvoorbeeld in de sectoren van de jeugdlokalen, maar ook sommige sportfuncties. Ook krijgt de stad heel vragen van starters in de sector gemeenschapsvoorzieningen die geen locatie vinden op de private markt. Tenslotte moeten we vaststellen dat er bijzonder weinig ruimte is in Leuven, die expliciet voor recreatie- of andere gemeenschapsvoorzieningen is bestemd. Er zijn geen grote voorraden aan bestemde ruimte, waar met grondeigenaars kan worden onderhandeld over aankoop of samenwerking voor nieuwe projecten. Ook dit bemoeilijkt de zoektocht naar geschikte ruimte. In deze situatie moeten projecten voor nieuwe gemeenschapsvoorzieningen steeds concurreren met lucratievere functies, of moet de overheid dure ‘bouwgrond’ aankopen. Ook dit is nefast voor de groeipotenties. Ook is de grond in handen van de stad die voor nieuwe stedelijke functies kan worden ingezet, uitermate beperkt.

/1/2 Moeilijk om de groeibehoefte te kwantificeren Een bijkomende moeilijkheid voor het beleid rond de voorzieningen is, dat het zeer moeilijk is gebleken om de behoefte voor de toekomst te kwantificeren voor een aantal gemeenschapsvoorzieningen. Dit heeft enkele redenen. Sommige gemeenschapsvoorzieningen kunnen met enige zekerheid gekoppeld worden aan de bevolkingsgroei, zoals b.v. kinderopvang, seniorenzorg, onderwijs. Deze vangen echter vaak niet enkel Leuvenaars op. Zo worden de Leuvense scholen en kinderkribbes druk bezocht door kinderen uit de regio. Maar deze behoeften kunnen nog min of meer correct worden ingeschat, uitgaande van de Leuvense en de regionale bevolkingsprognoses. In de vrijetijdssector is de vraag echter moeilijker in te schatten. De groeivraag heeft vaak meer te maken met interesse en populariteit van bepaalde activiteiten, dan met bevolkingsgroei. Heel wat Leuvense sportclubs kenden in de voorbije jaren ineens een sterke groei (of vraag naar inschrijvingen). Heel wat sportclubs zijn sowieso niet enkel van de Leuvense bevolkingsevolutie afhankelijk. In de cultuursector zien we hetzelfde fenomeen. Toch kunnen hier een aantal duidelijke probleempunten worden geduid, die we hieronder behandelen. Daarnaast worden we geconfronteerd met de vraag, aan welke activiteiten op Leuvens grondgebied een plaats te geven (al dan niet in overheidsgebouwen). De vragen die aan de stad worden gericht over ruimte voor sport en vrije tijd lijken immers quasi eindeloos. Het is duidelijk dat er een enorme behoefte is, waaraan binnen het stadspatrimonium niet aan kan worden voldaan. De stad staat dus ook voor de uitdaging om uit te maken welke soort voorzieningen in het overheidsaanbod een plek kunnen krijgen. De andere functies zullen dan naar de private sector moeten worden doorverwezen; op vlak van bestemde ruimte wringt ook hier echter de schoen.

RS_BOEK-5_DEEL-3.4_VOORZIENINGEN_190424.indd 25

24/04/2019 15:38


26

TH E M ATIS CH E BE LE IDSKA DER S /  Voor zie ningsst r u ct u u r

I N FORMAT IEF

Tenslotte stelt zich voor wat betreft de overheids-gefinancierde gemeenschapsvoorzieningen de vraag, hoe uitgebreid het aanbod moet zijn. Voorziet de stad in een decentraal bibliotheekfiliaal in elke deelgemeente? Hoeveel deelgemeentehuizen moeten er zijn? Ook dit soort vragen heeft een sterke invloed op de plaatsbehoefte voor de gemeenschapsvoorzieningen.

/1/3 Ad hoc beleid voor sommige gemeenschapsvoorzieningen, dat wordt gekeerd Omdat er tot voor kort weinig visie bestond over de geschikte (groei)ruimte voor gemeenschapsvoorzieningen in de vrijetijdssector, werden hier in het verleden een paar keren ad hoc beslissingen genomen. Gronden voor recreatie werden aangekocht op plaatsen waar achteraf de vergunbaarheid niet zo evident was, of waar vragen kunnen worden gesteld bij de ruimtelijke geschiktheid. Zonevreemd gelegen recreatiefuncties bleven in onzekerheid over hun toekomstig voortbestaan op hun site. Verschillende stadsdiensten werden geconfronteerd met ruimtevragen in ‘hun’ sector, waaraan de diensten vastgoed en de dienst van de gebouwen niet meer tegemoet konden komen. De stad investeerde de voorbije jaren daarom in een betere organisatie van de behandeling van al deze ruimtevragen, om het bestaande stadspatrimonium efficiënter in te zetten. De ruimtevragen worden sinds ca. halverwege jaren 2010, gebundeld en de behandeling ervan voorbereid door één cel ruimtebeheer. Deze cel heeft ook het overzicht van het bestaande aanbod: de toestand van de gebouwen en de geschiktheid voor verschillende soort gebruik (grote of kleine groepen, speciale voorzieningen nodig of niet,…). Zo wordt het bestaand stadspatrimonium hoe langer hoe efficiënter benut. Dit proces is dus volop lopende. Andere vraagstukken blijven echter open. Het bestaande gebouwenpatrimonium in Leuven dat niet in stadsbeheer is, biedt wellicht ook nog kansen tot méér meervoudig gebruik: lokalen in scholen, in universiteitsgebouwen, nog onbenutte andere overheidsgronden in Leuven,… Dit beter inzetten, kan ook een deel van de groei opvangen. Meervoudig gebruik gebeurt al in vele van deze gebouwen. Hierover ontbreekt helaas tot op vandaag een goed overzicht. Ook ontbrak het tot voor 2015 aan een visie waar in Leuven de plekken zijn waar best in groei van gemeenschapsvoorzieningen (die we niet kunnen bereiken door intensiever gebruik van het bestaande aanbod) wordt geïnvesteerd. Welke sites komen hiervoor in aanmerking en zijn goed gelegen? Het beleid dat hieronder wordt geformuleerd, komt hieraan tegemoet.

/2 RUIMTERESERVE VOOR DE SPEERPUNTEN HOGER ONDERWIJS, ONDERZOEK EN ZORG Voor het hoger en universitair onderwijs en onderzoek blijkt het moeilijk om betrouwbare prognoses van de ruimtebehoefte te verzamelen. De groei van het aantal studenten is niet eenduidig gelinkt met de bevolkingsgroei in een bepaalde regio. Ze heeft ook sterk te maken met de mate waarin scholieren naar hoger onderwijs doorstromen, met de aantrekking van studenten uit het buitenland, met de concurrentie tussen de Vlaamse universiteiten, met het locatiebeleid van opleidingen binnen de onderwijsassociaties,… Dat neemt niet weg dat er een ruimtemonitoring bestaat door de KU Leuven en UZ Leuven op de korte en middellange termijn, die de noodzaak tot uitbreiding en reorganisatie van haar Leuvense campussen bewaakt bij een groeiend aantal studenten, patiënten en werknemers. De stad Leuven werkte in de voorbije decennia dan ook samen met KU Leuven en UZ Leuven aan een aanpak die de groeimogelijkheden van het hoger onderwijs en van de zorgcampus Gasthuisberg (Health Science Campus) garandeert. Deze aanpak stoelt op: ——

opmaak van masterplannen die de uitbreidings- en verdichtingspotenties van de bestaande campussen vastlegden, en die door stad en universiteit werden goedgekeurd; dergelijke masterplannen bestaan voor Gasthuisberg en voor de Zuidelijke Dijlevallei;

——

aanduiding van toekomstige reserveruimte, aan te snijden voor campusontwikkeling als de bestaande campussen de behoeften niet meer dekken; Termunckveld in de Zuidelijke Dijlevallei en (voormalige woonuitbreidingsgebied) Vogelzang voor Gasthuisberg.

——

voor de binnenstad werd in 2014 een analyse gemaakt van het bestaande aanbod en efficiënte clustering van de universitaire functies in de campus binnenstad. Naast heel wat herschikkingen op gebouwniveau, bleek hier ook de behoefte om een geïntegreerde campus pedagogische en psychologische wetenschappen te ontwikkelen in de binnenstad; de omgeving van de Redingenstraat (voormalig instituut Geologie) leek hiervoor een geschikte locatie.

RSL2

RS_BOEK-5_DEEL-3.4_VOORZIENINGEN_190424.indd 26

24/04/2019 15:38


27

TH EM ATIS CH E BE LE IDS KAD ER S / Voor zie ningsst r u ct u u r

I N FOR MAT IEF

Het beleid heeft de behoeften van deze functies dus steeds kunnen opvangen, en er zijn geen specifieke signalen van dreigende problemen. De toekomstgerichte ruimteplanning van de andere Leuvense instellingen voor hoger onderwijs en van specifieke onderwijs- en onderzoeksinstellingen (zoals het volwassenenonderwijs) is heel wat minder helder, voor zover bij de stad geweten. Van geplande reserveruimte voor deze types voortgezet onderwijs was tot in de eerste helft van de jaren 2010 geen sprake. Uitbreidingsbehoeften werden uiteindelijk opgevangen op Haasrode researchpark, waar ondertussen sprake is van een beginnende campusvorming centraal op het bedrijventerrein. Tot voor kort bestond er rond deze campusvorming geen goede sturing.

/3 HANDEL: GEEN NOOD AAN GROEI MAAR VOORAL GOED ORGANISEREN Een detailhandelsstudie uit het verleden (commercieel strategisch plan stad Leuven 2011-2015) toonde aan dat het geen goed idee is om in Leuven de handelsoppervlakte nog sterk te laten groeien. Er is weliswaar voldoende koopkracht in Leuven, maar de nood aan fysieke winkelvloeroppervlakte neemt af door de algemene trends in de handel. De bevolking groeit wel, maar in een aantal stadsontwikkelingsprojecten werden recentelijk ook handelsruimte toegevoegd aan het aanbod (Vaartkom, enkele projecten in de binnenstad,…), of zal dat in de volgende jaren nog gebeuren (bijvoorbeeld Hertogensite). Wel is het belangrijk dat het bestaande kernwinkelgebied goed afgebakend blijft. In het algemeen legt de studie sterk de nadruk op het belang van clustering en concentratie, dus een strikte afbakening. Daarnaast moeten voor het kernwinkelgebied een aantal flankerende maatregelen worden genomen. De bereikbaarheid van de Benedenstad moet verbeterd. Vanuit de detailhandelsstudie werd gepleit voor een verruiming van het parkeeraanbod. De stad koos met de structuurplanherziening van 2015 eerder voor een duidelijke communiceerbaar en goed gelegen rotatieparking, zonder echte toename van het bezoekersparkeeraanbod. Ook moeten er ruimten komen voor grotere winkels, en zijn er ingrepen nodig in het openbaar domein om het shoppen te vergemakkelijken. Een trekker voor de Benedenstad is aangewezen; deze zal worden gerealiseerd op de Hertogensite. Beeldwaarde en historisch karakter zijn troeven die nog sterker kunnen worden uitgespeeld. Andere maatregelen hebben niet echt een ruimtelijk karakter. De detailhandelsstudie pleit ook voor een versterking van een aantal handelsstraten (Tiensestraat, Brusselsestraat en Mechelsestraat). Ook moet de handel in de Vaartkom best goed verbonden voor voetgangers met de Benedenstad en uitgebouwd worden voor functies, complementair aan die van het kernwinkelgebied. Als wenselijke grootschalige detailhandelszones komen enkel Vaartkom (gethematiseerd), K. Begaultlaan (aansluitend bij Vaartkom) en Tiensesteenweg (kant Korbeek-Lo) naar voor. Voor de heel lokale handelscentra maakt het detailhandelsplan onderscheid tussen concentratiegebieden (clusters van verschillende winkels en eventueel. horeca) en solitaire winkels die als ‘steunpunten’ dienen. Een fijnmazig net moet ervoor zorgen dat alle Leuvenaars buurtwinkels op korte afstand hebben. De stad beschouwde in de jaren 2000 de volledige Vaartzone van ring tot spoorweg als grootschalige detailhandelszone. Tegelijk moest deze zone fungeren als bedrijventerrein. In het laatste decennium wordt de stad geconfronteerd met een duidelijk tekort aan ruimte voor lokaal gebonden bedrijven, zoals in de nota ‘werken’ omschreven. Bij herontwikkelingen in de Vaartzone is er sterke druk om in plaats van bedrijvigheid, grootschalige handel te voorzien. Het instrumentarium van de ruimtelijke ordening en de socio-economische vergunning maakt het niet gemakkelijk om deze handel zo te sturen, dat ze niet concurrentieel is met bijvoorbeeld het kernwinkelgebied. Deze evolutie wordt door de stad niet wenselijk geacht. Daarom loopt er een herziening van de BPA’s van de Aarschotsesteenweg (aan de Vaartzone) met de bedoeling de handel hier te beperken.

/4 SPORT EN SPEL: EEN GROTE UITDAGING! /4/1 Jeugd- en speelruimte De noden binnen de jeugdinfrastructuur zijn redelijk goed gekend. In het ontwerp van jeugdbeleidsplan voor de periode 2011-2013 wordt, naast een aantal zaken met minder ruimtelijke impact, een analyse gemaakt van de jeugdwerk- infrastructuur (jeugdlokalen) en de jeugdruimte. Voor de jeugdwerkinfrastructuur blijkt het toelagereglement van de stad, dat de jeugdorganisaties financiële hulp biedt bij de bouw en vernieuwing van hun lokalen, in de laatste jaren voor heel wat verbetering gezorgd te hebben. Bij de opmaak van het jeugdbeleidsplan werden niet echt ruimtenoden op vlak van de jeugdinfrastructuur gemeld.

RS_BOEK-5_DEEL-3.4_VOORZIENINGEN_190424.indd 27

24/04/2019 15:38


28

TH E M ATIS CH E BE LE IDSKA DER S /  Voor zie ningsst r u ct u u r

I N FORMAT IEF

Nochtans zijn in de voorbije jaren heel wat concrete pijnpunten op dit vlak naar boven gekomen. Sommige jeugdwerkingen konden of kunnen geen verbeterings- of uitbreidingswerken uitvoeren omwille van stedenbouwkundige voorschriften. Het gaat soms om zonevreemde infrastructuur (Groenstraat Heverlee, Berghoekstraat Wilsele) maar ook om beperkingen vanuit BPA’s (Bronlaan Heverlee, Lemmekensveld). Andere jeugdverenigingen moeten op zoek naar een nieuwe locatie omdat de grondeigenaar andere plannen heeft met de site. Of zijn onzeker over hun lange termijn perspectieven op dergelijke sites, waardoor ze investeringen in de infrastructuur noodgedwongen uitstellen. Er zijn echter nauwelijks terreinen te vinden waarheen jeugdverenigingen kunnen herlocaliseren. Ook de stedelijke jeugdwerking kampt al lang met problemen van capaciteit en verspreide werking. Een project op Centrale Werkplaatsen (hal 9) zal hier een oplossing voor bieden. Het ontwerp van jeugdbeleidsplan ging ook in op de ‘jeugdruimte’, waaronder onder meer het aanbod aan speelterreintjes en het weefsel hiertussen bedoeld wordt. Het bestaande aanbod aan publieke speelterreinen werd reeds toen als ‘goed uitgebouwd’ beschouwd. Ondertussen zijn nog projecten van herinrichting of nieuwe speelpleintjes toegevoegd aan het aanbod (Vlierbeekveld, Sint- Lambertus, Bosstraat,…). De figuur ‘publieke speelpleintjes’ toont het bestaande aanbod in beheer van de stad, anno 2015, met daarrond een buffer van 75m. Een aantal grote publieke speelplekken vullen dit aanbod nog aan, zoals het provinciaal domein en de speelplekken in de bossen in beheer van Vlaanderen. Het jeugdbeleidsplan benadrukt echter het belang van de opmaak van een speelweefselplan. Hierin wordt gezocht naar een publiek domein op maat van kinderen, en een beter netwerk tussen de verschillende speelplekken. Vandaag formuleert de stad deze behoefte eerder als een ‘verbindingsweefsel’ dan een echt speelweefsel. Het verbindingsweefsel moet de verschillende plekken waarvan jeugd én anderen gebruik maken, op een veilige en aangename manier verbinden. Zo zijn de plaatsen die ze gebruiken veilig verbonden. Het weefsel op zich dient echter ook als ontmoetingslocatie.

/4/2 Sportinfrastructuur onder druk ALGEMENE DOELSTELLINGEN VAN HET BELEID ROND SPORTINFRASTRUCTUUR Voor het scheppen van kansen op sportbeoefening en het bevorderen van de beweeg- en sportparticipatie is de aanwezigheid van voldoende goede/kwaliteitsvolle sportinfrastructuur een basisvereiste. Het sportinfrastructuurbeleid van de stad Leuven berust enerzijds op renovatie en verbeteren van de bestaande sportinfrastructuur; anderzijds op het opsporen van behoeften aan nieuwe infrastructuur en op basis daarvan het realiseren van nieuwe sportinfrastructuur. Uiteraard heeft de stad hierbij ook oog voor opportuniteiten die zich aanbieden om nieuwe sportinfrastructuur uit te bouwen. Het planmatig sportinfrastructuurbeleid dat de stad Leuven anno 2016 uitbouwt, berust op een tweesporenbeleid. De stad wenst een infrastructuurbeleid te voeren met aandacht voor zowel sport als beweging. Dit impliceert dat we zowel inzetten op traditionele sportinfrastructuur (sporthallen, zwembaden…), specifieke sportinfrastructuur (m.n. turnhal, topsportinfrastructuur…), als op sportinfrastructuur in de vrije ruimte (m.n. Finse piste, fitometer, fit-o-city, buurtsportterreintjes…). Bovendien is de stedelijke sportdienst niet langer de enige aanbieder van sportfaciliteiten. De stad zet eveneens een ondersteunende, coördinerende en regisserende rol centraal zal staan. Ook andere beheersvormen (o.a. PPS, DBMO, DBMFO, naschoolse afhuring schoolsportinfrastructuur…) behoren tot de beheersmodaliteiten van de sportinfrastructuur op stedelijk niveau. Leuven wil elke inwoner levenslang laten sporten/bewegen omdat beweging en sportparticipatie tal van positieve maatschappelijke effecten genereert. Met meer kwaliteitsvolle beweegacties en sport wordt Leuven een warme stad met een sterk sociaal weefsel van mentaal fitte en fysiek gezondere inwoners. BESTAANDE AANBOD ONTOEREIKEND EN SLINKEND In de voorbereidende fase voor dit structuurplan werd de bestaande sportinfrastructuur geïnventariseerd en werd getracht het gebruik in kaart te brengen. Doelstelling was om het aanbod te vergelijken met de toekomstige vraag, uitgaande van de verwachte bevolkingsgroei. Dit bleek een onhaalbare oefening. Ten eerste staat heden de bestaande sportinfrastructuur al enorm onder druk, en lijken de behoeften het aanbod ver te overschrijden. Heel wat sportclubs wensen uit te breiden, heel wat nieuwe recreatiefuncties wensen zich in Leuven te vestigen. Lang niet alle vragende partijen vinden een invulling in de publieke stedelijke sportaccommodaties. Er bestaat anno 2016 geen duidelijke visie omtrent welke recreatiefuncties wel en niet te plaatsen binnen de stedelijke gebouwen en terreinen.

RSL2

RS_BOEK-5_DEEL-3.4_VOORZIENINGEN_190424.indd 28

24/04/2019 15:38


29

TH EM ATIS CH E BE LE IDS KAD ER S / Voor zie ningsst r u ct u u r

I N FOR MAT IEF

Maar ook binnen de private sector is het aanbod zeer beperkt, zodat heel wat recreatiefuncties geen locatie vinden op Leuvens grondgebied. Regelmatig moet sportinfrastructuur die gelegen is op private gronden in woongebied of andere ontwikkelbare zones, bovendien verdwijnen voor meer lucratieve woonprojecten. Dit heeft voor gevolg dat de behoefte aan sportinfrastructuur elders nog toeneemt. Hiervan zijn geen kwantitatieve gegevens. De stad kent deze trend door het regelmatig aankloppen van recreatieclubs die op zoek moeten naar een nieuwe locatie. GEBRUIK VAN SPORT- EN SPELACCOMMODATIE MOEILIJK VOORSPELBAAR Bovendien is er weinig aanbod dat enkel heel lokaal werkt, zeker in de sportsector. Verenigingen hebben een heel verschillend recruteringsgebied, variërend van de wijk tot de stadsregio. Dat zorgt ervoor dat de bestaande normen (b.v. de BLOSO-normen voor zwemwater) voor Leuven niet hanteerbaar zijn. Daardoor is het vaak ook niet duidelijk met welke voorspelde bevolkingsgroei er rekening moet worden gehouden. Daarnaast is sportbeoefening erg veranderlijk: bepaalde sporten worden soms ineens populair en anderen dan net minder. Verschillende types sport hebben verschillende ruimtebehoeften.

/4/3 Naar een strategische aanpak voor het ruimte-aanbod voor sport en spel De poging om de behoefte kwantitatief in kaart te krijgen, werd daarom opgegeven. De bestaande problematiek en uitdaging voor sportinfrastructuur werd geherformuleerd. Er is anno 2016 zeer weinig reserveruimte voor sport (zie onder). Binnen het woongebied is het voor de meeste sportfuncties bijna onmogelijk om te concurreren met meer lucratieve functies als wonen. In het verleden was er daarom wel eens sprake van een ad hoc beleid: de weinige concrete kansen die zich voordeden, werden noodgedwongen gegrepen, zelfs als ze ruimtelijk niet erg geschikt waren. Een visie op waar sport zich ruimtelijk goed kon inpassen, bestond immers niet. Van voor recreatie gereserveerde ruimte op deze plekken was al helemaal geen sprake. Bijsturing van het beleid moet vooral gezocht worden in (1) uitwerking van een visie waar sport zich verder kan ontwikkelen en (2) zorgen dat er een reserveruimte op dergelijke geschikte plekken wordt gecreëerd. Naast groeiproblemen in de sportsector, is er nog een beperkte problematiek van zonevreemde sport. Gezien het gebrek aan alternatieven, beschouwt de sportsector het anno 2016 niet evident om die als uitdovend te beschouwen. We vinden de zonevreemde sport terug op enkele plekken: rond De Bron en het Wimmershof te Kessel-Lo, aan ’t Fort te Wilsele, in de buurt van Sint-Jansbergsesteenweg – Boudewijnlaan te Terbank. De beleidsvisie zal hierop een antwoord moeten geven.

/5 RUIMTE VOOR CULTURELE EN CREATIEVE ACTIVITEITEN /5/1 m 2-prognoses niet zinvol voor cultuur Ook voor cultuurfuncties (als podiumkunsten, muziek, kunstcreatie, … maar even goed bibliotheken en cinema’s) is het bijzonder moeilijk is om de toekomstige ruimtebehoefte kwantitatief te voorspellen. Deze ruimtebehoefte is immers niet zozeer afhankelijk van bevolkingsevoluties, maar eerder van bestuurlijke keuzes over het wenselijk aanbod, en van soms moeilijk te voorspellen maatschappelijke tendensen. Welk type voorziening wenst de stad op haar grondgebied zelf in te richten? Een nieuwe podiumkunstenzaal, een museum, een wijkbibliotheek,…: de stad kan kiezen om dergelijke voorzieningen wel of niet aan te bieden. Maar zelfs binnen dat aanbod kunnen er verschillende ruimtelijke keuzes gemaakt worden. Er kan gekozen worden voor een gedecentraliseerd aanbod in elke woonkern, of één of enkele locaties voor de hele stad, (voor b.v. SLAC, de bibs, de ontmoetingslokalen,...) De laatste keuze is wellicht ruimte-efficiënter, maar heeft een negatieve impact op de toegankelijkheid. Anno 2016 moet vastgesteld worden dat over heel wat van deze voorzieningen geen duidelijkheid bestaat welke keuzes het bestuur hierin wenst te maken. De raming en de localisering van de ruimtebehoeften kan niet gebeuren zonder dat deze oefening wordt afgerond.

RS_BOEK-5_DEEL-3.4_VOORZIENINGEN_190424.indd 29

24/04/2019 15:38


30

TH E M ATIS CH E BE LE IDSKA DER S /  Voor zie ningsst r u ct u u r

I N FORMAT IEF

/5/2 Gewenste speerpunten in het cultuurbeleid Dat wil niet zeggen dat er geen zicht is op de problemen die een goede ontwikkeling van Leuven als culturele en creatieve stad in de weg staan, waaraan de stad een antwoord wenst te bieden. De stad wil Leuven als creatieve stad op de kaart zetten. Dit houdt in dat ze het rijke culturele gebeuren in Leuven ondersteunt. Gebrek aan geschikte ruimte is een gekend pijnpunt voor heel wat actoren en activiteiten binnen de cultuursector (culturele organisaties, kunstenorganisaties, kunstenaars, socio-culturele verenigingen,…): ——

betaalbare werkruimte (kantoorruimte, ateliers, repetitieplekken, presentatieplekken,…);

——

ruimte die tijdelijk kan ingenomen voor culturele activiteiten als tentoonstellingen, voorstellingen, evenementen,…

——

opslagruimte

——

inrichting van het openbaar domein dat ontmoeting en creativiteit ondersteunt; ‘onbestemde’ ruimte (zowel openbare buitenruimte, overdekte buitenruimte en publieke binnenruimte);

——

voor de podiumkunsten ontbreekt een zaal met grotere capaciteit, waardoor bepaalde voorstellingen in Leuven niet kunnen doorgaan

Leuven is een stad vol jong artistiek talent. De stad noteert echter de nood om de onderlinge uitwisseling tussen actoren in het culturele veld te stimuleren en samenwerking te bevorderen. Anno 2016 zijn nog vele cultuurorganisaties en individuen afzonderlijk aan het werk. Ruimtelijke clustering van activiteiten en ondersteuning van kennisuitwisseling kunnen hiertoe bijdragen. De stad startte samen met partners en in de schoot van Leuven MindGate Creativity daarom het project Vaartopia op, dat extra ruimte moet bieden en de clustering en onderlinge ontmoeting van actoren uit de creatieve sector moet bevorderen. De omgeving van de Vaartkom moet zo als creatieve ‘hub’ uitgroeien, waarmee de stad zich profileert als creatieve stad op internationaal niveau. Het vele aanwezige roerende en onroerende erfgoed, het historisch karakter van de binnenstad en een aantal belangrijke erfgoedclusters als Parkabdij, vormen een troef die de stad nog niet maximaal uitspeelt, en die bedreigd zou kunnen worden bij ondoordachte verdere ontwikkeling in de erfgoedclusters. De stad werkt echter al enige jaren om deze tendens te keren. Een globaal erfgoedbeleid wordt uitgebouwd. Bij de realisatie van het museum M werd de potentie van het aanwezige erfgoed reeds aangegrepen. De ontwikkeling van de Parkabdij als cultureel stiltegebied is volop aan de gang. Ook op andere sites, bijvoorbeeld de Hertogensite, wordt anno 2015 het historisch roerend en onroerend erfgoed reeds beter beleefbaar gemaakt om op die manier de positie van Leuven als kunststad te versterken. Het blijft een uitdaging voor de stad Leuven om dergelijke kansen te grijpen.

/6 KINDEROPVANG, BASIS- EN SECUNDAIR ONDERWIJS: MEER DAN ‘EIGEN’ GROEI OPVANGEN De stad maakte begin jaren 2010 werk van grondige behoefteramingen in de sectoren kinderopvang en onderwijs.

/6/1 Basisonderwijs: tekorten in bepaalde schoolzones In 2013 werd het Leuvense scholenaanbod geëvalueerd en getracht om de toekomstige behoeften in kaart te brengen. De prognoses van 2013 tot 2030 leidden tot de volgende globale resultaten. Voor het basisonderwijs is de maximale capaciteit van het volledige stedelijke aanbod voldoende tot 2026 à 2030. Echter, in een aantal schoolzones zullen er tekorten ontstaan 1 , en dit vanaf 2020 ( f i g. 2 4 & 2 5) . Groepen kinderen zullen dus geen plaats meer vinden in de schoolzone van hun keuze. In bepaalde zones van de stad, zijn er onvoldoende plaatsen beschikbaar. Ze kunnen wel elders in Leuven terecht, wat natuurlijk geen ideale situatie is. De doelstelling waarbij kinderen een basisschool in eigen buurt hebben wordt hier vooropgesteld. Het scholentekort in het basisonderwijs wordt momenteel al verkleind. Er staan heel wat projecten op stapel die de capaciteit tijdig moeten opdrijven. Een eerste set van maatregelen is gericht op het corrigeren van de Vlaamse prognoses; deze vormen een systematische onderschatting zodat de investeringsmiddelen in scholeninfrastructuur achter blijven. Verder zijn er verschillende concrete uitbreidingsprojecten gepland in bestaande scholen van Kessel-Lo en in de binnenstad. Deze projecten (waarvan momenteel reeds meer dan de helft uitgevoerd) leveren ruim 320 extra plaatsen op in het basisonderwijs. Ook is er een bijkomende school gepland in de Vaartkom.

1

Voor het kleuteronderwijs zijn dit: in de hele binnenstad, in Kessel-Lo (en heel specif iek in de schoolzone Belle Vue), in Wijgmaal, en in de schoolzone Heverlee Zuid. Voor het lager onderwijs komen er tekorten in een aantal zones van de binnenstad, drie schoolzones van Heverlee, en de zones Blauwput en Belle Vue in Kessel-Lo.

RSL2

RS_BOEK-5_DEEL-3.4_VOORZIENINGEN_190424.indd 30

24/04/2019 15:38


31

TH EM ATIS CH E BE LE IDS KAD ER S / Voor zie ningsst r u ct u u r

I N FOR MAT IEF

f i g. 2 4 - Voorspelde overschrijding van de bezettingsgraden in het kleuteronderwijs

f i g. 2 5 - Voorspelde overschrijding van de bezettingsgraden in het lager onderwijs

RS_BOEK-5_DEEL-3.4_VOORZIENINGEN_190424.indd 31

24/04/2019 15:39


32

TH E M ATIS CH E BE LE IDSKA DER S /  Voor zie ningsst r u ct u u r

I N FORMAT IEF

Voor het aantal kinderen in het secundair onderwijs wordt, uitgaande van de Vlaamse capaciteitsmonitor, een stijging met 15% verwacht tussen 2013 en 2030. De capaciteitsnoden zijn hier voorlopig minder goed gekend, vooral omdat de bestaande capaciteit onduidelijk is. Een rudimentaire inschatting wijst op een tekort van 1700 plaatsen in 2025. De uitbreidingsmogelijkheden van de scholen, vooral in de binnenstad, zijn uiterst beperkt. Ze kan vooral opgevoerd worden door efficiëntere scholenorganisatie die tot vollere klassen leidt. De kans dat er hiernaast een bijkomende secundaire school in Leuven nodig zal zijn, lijkt echter wel reëel.

/6/2 Tekorten in de overige kinderopvang Ook in de opvang van baby’s en peuters zijn er tekorten. In een grondige analyse die de stad uitvoerde in 2015, bleek er een tekort van 300 opvangplaatsen. Dit, rekening houdend met heel wat factoren, zoals de opvang van niet-Leuvense kindjes, het feit dat niet alle gezinnen de hele periode opvang nodig hebben en zo verder. Er is vooral in de binnenstad een tekort aan betaalbare kinderopvang. Ook de plaatsen voor occasionele opvang voldoen niet aan de noden. Tenslotte is er nood aan spel- en ontmoetingsruimtes voor ouders met hun jonge kinderen. In de Leuvense kinderopvang zitten inderdaad heel wat kinderen van buiten het grondgebied (ca. 1/3). Doordat investeringsmiddelen in deze sector worden toegewezen op basis van de Vlaamse bevolkingsprognoses, wordt de nood systematisch onderschat. Daardoor voldoen de Vlaamse investeringsmiddelen voor Leuven ver onder de noden. Dit basisprobleem is minder van ruimtelijke aard, en moet in eerste instantie door correctie van deze behoefteramingen worden opgepakt. De stad werkt anno 2016 aan verschillende uitbreidingsprojecten, waardoor het niet duidelijk is hoe groot de tekorten in de toekomst nog zullen zijn. Ook in de ‘naschoolse’ opvang (opvang van schoolkinderen voor en na school en tijdens vakantiedagen) zijn er nog verbeterpunten. Hier zal vooral gewerkt moeten worden aan meer multifunctioneel inzetbare lokalen in de scholen, zodat deze opvang vlot in de scholen terecht kunnen. Ook de bereikbaarheid van andere voorzieningen die op jeugd gericht zijn (sportsites, bibliotheek,…) vanuit de scholensites is belangrijk voor een goede organisatie van de opvang van schoolgaande jeugd na school.

/7 ONDERSTEUNENDE DIENSTEN OP ZOEK NAAR RUIMTE VOOR ‘LOGISTIEKE’ ACTIVITEITEN Het is duidelijk dat de ruimte voor de ondersteunende overheidsdiensten, zoals werkplaatsen en opslagruimten van de stad en van andere (semi-)publieke actoren die Leuven als werkgebied hebben, onder druk staat. Ook de overheden ondervinden de gevolgen van dure gronden in woongebied, en een gebrek aan ruimte bestemd voor gemeenschapsvoorzieningen of bedrijventerrein voor lokale bedrijvigheid. Hiervoor zijn geen kwantitatieve analyses beschikbaar.

RSL2

RS_BOEK-5_DEEL-3.4_VOORZIENINGEN_190424.indd 32

24/04/2019 15:39


33

TH EM ATIS CH E BE LE IDS KAD ER S / Voor zie ningsst r u ct u u r

/8

/8/1

I N FOR MAT IEF

BEPERKTE BESCHIKBARE RUIMTE VOOR GEMEENSCHAPSVOORZIENINGEN Voor gemeenschapsvoorzieningen bestemde ruimte Bijkomende ruimte voor voorzieningen vinden, is in Leuven geen gemakkelijke opdracht. De bruikbare ruimte waar deze voorzieningen niet moeten concurreren met economisch interessantere functies, is immers heel beperkt. Op het gewestplan zijn anno 2016 nauwelijks geschikte bestemmingszones die niet reeds volledig zijn benut ( f i g. 2 6) ; het gaat over bestemming recreatie (oranje) en gemeenschapsvoorzieningen (lichtblauw). De bestaande ruimtelijke uitvoeringsplannen voegen hier nauwelijks soortgelijk bestemmingszones aan toe. In de ruimte die qua bestemming voor voorzieningen is gereserveerd is nog nauwelijks reserve. —

Het recreatiegebied in Wijgmaal aan de Ursulinnenstraat (in versnipperde eigendom) is nog beschikbaar. Hier werd in het verleden reeds een herstructurering met bijbehorende gemengde stedelijke ontwikkeling gepland. Doelstelling zou zijn om de openruimtevinger vanuit het noorden door te trekken tot aan de spoorweg.

Het recreatiegebiedje aan de Haestweg te Wilsele is nog niet volledig benut. De stad kocht dit in de voorbije jaren aan. Het gebiedje kampt wel met een slechte ontsluiting.

Stukken van het spoorwegplateau kennen momenteel een bestemming gemeenschapsvoorzieningen. De projecten die de stad voor ogen heeft, zijn echter enkel in het zuidelijk gedeelte echte gemeenschapsvoorzieningen. De rest zou ingezet worden als wetenschapspark.

Aan de Sint-Jansbergsesteenweg tegenover het Bijbelinstituut ligt een klein fragmentje bestemd als recreatiegebied, momenteel bebost en schijnbaar zonder concreet gebruik.

De campus Zuidelijke Dijlevallei kent nog bepaalde uitbreidingsmogelijkheden, conform het masterplan.

f i g. 2 6 - Gewestplan grondgebied Leuven anno 2016

RS_BOEK-5_DEEL-3.4_VOORZIENINGEN_190424.indd 33

24/04/2019 15:42


34

TH E M ATIS CH E BE LE IDSKA DER S /  Voor zie ningsst r u ct u u r

/8/2

I N FORMAT IEF

Gemeenschapsvoorzieningen in andere bestemmingen? ‘Stedelijke’ gemeenschapsvoorzieningen zijn natuurlijk ook in andere bestemmingszones vergunbaar; het woongebied, soms in landelijk woongebied of bedrijventerrein. Zoals in vorig hoofdstuk omschreven, blijkt het echter steeds moeilijker om gemeenschapsvoorzieningen hier nog ingepast te krijgen, omdat hiervoor vanuit particuliere eigenaars zeer weinig interesse is. De stad legde in de voorbije jaren aan grote stadsontwikkelingsprojecten op dat er ruimte voor gemeenschapsvoorzieningen werd gereserveerd. Ze deed dit via samenwerkingsovereenkomsten en, in mindere mate, door de RUP’s die voor deze projecten werden opgemaakt. Het aantal echt grootschalige stadsontwikkelingsprojecten dat nog zal worden opgestart en waarin nog grote nieuwe gemeenschapsvoorzieningen kunnen worden opgelegd, zal echter beperkt zijn. Hier zal daarom geen grote winst meer kunnen worden geboekt. De stad zet uiteraard haar eigen gronden in voor gemeenschapsvoorzieningen ( f i g . 2 7) . De nog niet gebruikte gronden waarover de stad (en aanverwante overheden) kan beschikken en waar stedelijke gemeenschapsvoorzieningen vergunbaar zijn, zijn eveneens zeer beperkt. Het gaat slechts om enkele nog benutbare fragmentjes.

f i g. 27 - Gronden in eigendom van de 'groep stad Leuven' en provincie anno 2015

RSL2

RS_BOEK-5_DEEL-3.4_VOORZIENINGEN_190424.indd 34

24/04/2019 15:42


35

TH EM ATIS CH E BE LE IDS KAD ER S / Voor zie ningsst r u ct u u r

4

R I CHTI N GGEV EN D

Visie en beleid voor de voorzieningen /1 PRINCIPIËLE KEUZES EN ALGEMEEN BELEID VOOR DE VOORZIENINGEN

/1/1

Pijlers van het beleid rond voorzieningen NAAR EEN STRATEGISCH AANBODBELEID De stad Leuven stelt vast dat we op vlak van voorzieningen voor een grote uitdaging staan. Dit omwille van, enerzijds, de groeiende bevolking in Leuven en in de regio, anderzijds het gebrek aan voldoende ruimte die anno 2016 voor voorzieningen is gereserveerd, en tenslotte de moeilijkheden die we ondervinden om de behoefte aan voorzieningen te kwantificeren. Eerder dan te trachten de behoeften te kwantificeren en door te vertalen in te herbestemmen terreinen en vloeroppervlaktes, zal het beleid voor de voorzieningen focussen op een aantal strategische doelstellingen: ——

in de stad ruimte selecteren en reserveren voor voorzieningen, in goed beheersbare clusters op de juiste plekken;

——

in deze cluster een ruimtereserve inbouwen waaruit kan worden geput bij toekomstige vragen;

——

een beter beheer van de reeds bestaande ruimte en gebouwen organiseren, zodat deze optimaal ingezet worden en zo een deel groei opvangen;

——

een bewuster beleid formuleren rond de taken van de overheid in het zelf aanbieden van of actief ondersteunen van een basisaanbod. PIJLERS VAN HET BELEID ROND DE VOORZIENINGEN

Uit deze doelstellingen volgen de pijlers voor het beleid rond de voorzieningen. ——

Om de groeiende vraag naar (gemeenschaps-)voorzieningen op te vangen, zal de stad ten eerste inzetten op het efficiënter gebruik van het bestaande patrimonium in de stad; zowel van gronden en gebouwen die reeds ter beschikking staan voor gemeenschapsvoorzieningen, als van gebouwen in de stad die bijkomend voor gemeenschapsvoorzieningen kunnen worden ingezet. Het gaat hierbij zowel over de stadseigendommen als over ander vastgoed.

——

Bij het toewijzen van plekken aan gemeenschapsvoorzieningen binnen het eigen stadspatrimonium, zal de stad zich stoelen op een duidelijke visie over de gewenste (basis) voorzieningen in de stad en in de verschillende woonkernen. Deze visie moet nog verder op punt gesteld worden in de uitvoeringsfase van dit structuurplan.

——

De stad duidt geschikte plaatsen aan voor handel en gemeenschapsvoorzieningen: • een aantal concentratiegebieden voor grootschalige bovenlokale voorzieningen, die samenhangen met de tewerkstellingszones; • in en tegen de woonkernen van de stad, een aantal ruimtelijke clusters van lokale en soms bovenlokale voorzieningen.

——

Met het oog op efficiënt gebruik, worden voorzieningen in de woonkernen ruimtelijk geclusterd. Verschillende clusters vertonen bovendien een onderlinge samenhang, geënt op een lijnvormige ontsluiting, waardoor ze als groep clusters een ‘structuur’ voor voorzieningen vormen.

——

Deze clusters bevatten niet enkel bestaand aanbod. Hier en daar wordt in de selectie van clusters ook een duidelijke groeimarge ingebouwd. Dit is echter enkel aangewezen voor de gemeenschapsvoorzieningen, niet voor detailhandel. Er wordt geïnvesteerdin een aantal zones waar op termijn bijkomende voorzieningen een plek kunnen krijgen, en legt zo een (bestemde) ruimtereserve aan.

——

Er wordt geïnvesteerd in een aanleg van het publiek domein dat het goede functioneren van de voorzieningen ondersteunt, en er wordt gefocust op de kwaliteiten in de clusters zelf en een kwalitatief verbindingsweefsel tussen de clusters.

RS_BOEK-5_DEEL-3.4_VOORZIENINGEN_190424.indd 35

24/04/2019 15:42


36

TH E M ATIS CH E BE LE IDSKA DER S /  Voor zie ningsst r u ct u u r

R I CHTIN G GEV EN D

——

De zonevreemde gemeenschapsvoorzieningen kunnen aan de hand van de visie op de gewenste voorzieningenclusters, worden geëvalueerd. De stad legt in dit structuurplan de principes hiervoor, vast.

——

De stad zal, bij de voorbereiding van nieuwe projecten voor voorzieningen van bovenlokale aard, mede in overleg met de regio gaan om gewenste locatie en geschikt programma te bepalen.

Deze doelstellingen worden hieronder uitgewerkt.

/1/2 Efficiënter inzetten van het stadspatrimonium voor gemeenschapsvoorzieningen De vragen naar ruimte voor gemeenschapsvoorzieningen die aan de stad worden gericht zijn veelvuldig. Ze kunnen moeilijk door de lokale overheid allemaal worden geplaatst binnen het eigen patrimonium. Het onderhoud van het bestaande patrimonium weegt reeds zwaar op de stadsfinanciën, en de financiële mogelijkheden voor nieuwe projecten zijn beperkt. Bovendien heeft de stad weinig grondeigendommen, waardoor uitbreiding van het patrimonium vaak ook aankoop van dure grond impliceert. De stad kan wel inzetten op een bewuster en efficiënter gebruik van het al beschikbare stadspatrimonium. De stad startte in de eerste helft van de jaren 2010 een project op om een goed zicht te krijgen op de ruimtevragen vanuit de verschillende sectoren (cultuur, sport, jeugd,…) en deze zo efficiënt mogelijk te plaatsen in de stadsgebouwen en -terreinen. Om dit gebruik optimaal te krijgen, zal de stad verder werken op de volgende punten. ONTWIKKELEN VAN EEN BELEIDSVISIE ROND TE ONDERSTEUNEN BASISVOORZIENINGEN De stad ontwikkelt een visie op de gemeenschapsvoorzieningen die al dan niet een invulling moeten krijgen in het stedelijk patrimonium (gebouwen en terreinen van stad, AGSL of OCMW): ——

Welke gemeenschapsvoorzieningen moet de stad zelf aanbieden? Het gaat dan om deelgemeentehuizen, bibliotheken, buurtcentra en ontmoetingslokalen, afdeling van SLAC, politiekantoren, scholen, stedelijke crèches, stedelijke jeugdwerking, sportaccommodaties, …

——

Welke hiervan moeten aanwezig zijn in alle woonkernen, welke kunnen geheel of gedeeltelijk gecentraliseerd worden?

——

Voor welke andere gemeenschapsvoorzieningen vindt de stad dat ze in haar eigen patrimonium een plek moet bieden via verhuur of andere overeenkomsten? Hier gaat het over de vragen van jeugdclubs, sportclubs, private kinderopvanginitiatieven, cultuurverenigingen,… Hiernaast bestaat immers ook nog het systeem van subsidies, waar clubs op privaat terrein hun werking uitbouwen maar hierbij financiële ondersteuning van de stad genieten.

Zeker de eerste twee vragen zijn belangrijk om te beoordelen of er nog groeimogelijkheden zitten in het bestaande patrimonium, en welke herschikkingsmogelijkheden er zijn n.a.v. het centraliseren van bepaalde voorzieningen. Deze vragen zijn nog maar deels beantwoord, voor een aantal specifieke stedelijke functies. In de uitvoeringsfase van dit structuurplan wordt deze visie verder uitgewerkt. Deze doelstelling is relevant over het hele grondgebied. Ze behoeft dus geen verdere ruimtelijke uitwerking. EFFICIËNT INZET VAN HET BESTAANDE EN TOEKOMSTIGE STADSPATRIMONIUM Als duidelijk is dat een bepaalde voorziening een plek moet krijgen in de stadseigendommen, wordt het patrimonium zo efficiënt mogelijk wordt ‘gevuld’. Daarvoor is het noodzakelijk dat het gebruik nog beter dan anno 2016 wordt georganiseerd. Geen gebouwen meer toewijzen aan slechts één vereniging die het vaak laat leegstaan, maar meervoudig gebruik opleggen, bijvoorbeeld. Of geen gebruik van een groot lokaal voor groepen die dit niet nodig hebben. Daarnaast moet de stad beschikken over veelvuldig inzetbare gebouwen, die een aanvaardbare onderhouds- en exploitatiekost hebben. Er wordt gewerktaan een bewust beleid dat streeft naar een kwalitatief stadpatrimonium met redelijke onderhoudskost en aanvaardbare renovatiekosten. Minder geschikte gebouwen waar geen andere beleidsdoelstellingen doorwegen (zoals behoud en hergebruik van erfgoed) kunnen afgestoten worden. Er wordt in dat kader een valorisatie-, investerings- en exploitatieplanning verder uitgewerkt.

RSL2

RS_BOEK-5_DEEL-3.4_VOORZIENINGEN_190424.indd 36

24/04/2019 15:42


37

TH EM ATIS CH E BE LE IDS KAD ER S / Voor zie ningsst r u ct u u r

R I CHTI N GGEV EN D

Bij de beoordeling van die geschiktheid van de gebouwen wordt niet alleen naar de noodzakelijke investeringskost, de beheerskost, de geschiktheid voor meervoudig gebruik en eventuele monumentwaarde gekeken. Vanuit ruimtelijk oogpunt is het belangrijk om ook in te schatten op welke plekken de stad een aanbod aan gemeenschapsvoorzieningen wil behouden. De stad ondersteunt met haar eigen stadspatrimonium de clustering van voorzieningen op goed bereikbare plekken in de woonkernen, zoals we hieronder zullen uitwerken. Het clusteren van voorzieningen heeft immers tal van voordelen: gemeenschappelijk gebruik van onderdelen (parkeren, sanitair en ontmoetingslokaal,..), gerichte investeringen in het aanpalende openbaar domein, gerichte investeringen in bereikbaarheid voor langzaam verkeer en openbaar vervoer,… Deze ruimtelijke clusters worden hieronder beschreven. In de voorbereiding van projecten voor herbouw of vernieuwing van stadsgebouwen wordt maximaal gestreefd naar multifunctioneel bruikbare ruimten. Zo verhoogt de stad de kansen voor complementair gebruik: gebruik van schoollokalen voor de kinderopvang buiten de schooluren, voor cultuurverenigingen, jeugd, sport, …

/1/3 Meervoudig gebruik van vastgoed van ‘derden’ stimuleren Ook ander patrimonium in de stad, waar gemeenschapsvoorzieningen terecht kunnen, wordt anno 2016 reeds ingezet voor meerdere complementaire functies. Verschillende scholen verhuren reeds hun sporthal en andere lokalen aan b.v. sportverenigingen en cultuurorganisaties; de stad gaat anno 2016 bijvoorbeeld al met heel wat scholen overeenkomsten aan voor het naschools afhuren van sportaccommodatie. Universiteitsgebouwen worden ingezet voor cultuur, en zo verder. Het is anno 2016 onduidelijk hoeveel gebouwen er nog beschikbaar zijn die nog méér gebruik zouden kunnen krijgen. Er bestaat bij voorbeeld nog geen inventaris van de scholen die het ‘brede school’ principe reeds toepassen. Ook zijn er anno 2016 nog geen eenduidige kanalen waarlangs organisaties op zoek kunnen gaan naar een geschikt lokaal of terrein dat een of andere eigenaar aanbiedt. Een rol voor de stad Leuven met Leuvense partners is het opzetten van een project dat: ——

de beschikbare lokalen en terreinen inventariseert;

——

de eigenaars aanspreekt om bestaand of potentieel meervoudig gebruik in kaart te krijgen;

——

een platform uitbouwt waarop organisaties met ruimtenoden op zoek kunnen gaan naar een aanbieder van een geschikte ruimte.

Daarnaast benadrukt de stad, bij haar advisering van bouwprojecten van derden in de voorbereiding van vergunningsaanvragen, het belang om multifunctioneel gebruik van lokalen bij voorbaat in het ontwerp in te bouwen, zodat nieuwe of vernieuwde gebouwen vlotter kunnen ingezet worden voor medegebruik door derden. Ook deze doelstelling is relevant voor het hele grondgebied en behoeft geen verdere ruimtelijk uitwerking.

/1/4 Voorzieningen ruimtelijk clusteren om de efficiëntie te verhogen De stad stimuleert een clustering van voorzieningen op de juiste plaatsen, zowel in handel als in de gemeenschapsvoorzieningen. Dit clusteren heeft verschillende doelstellingen: ——

clusters van gebouwen kunnen efficiënter worden beheerd, en voorzieningen zoals sanitair, parking, en ‘toog’ delen;

——

het openbaar domein rond gemeenschapsvoorzieningen heeft andere behoeften dan openbaar domein in bijvoorbeeld een gewone woonwijk: kortparkeerplaatsen, veilige uitloopruimte, verblijfsruimte buiten, andere sfeer en uitstraling… ;

——

als de clusters gekend zijn, kunnen deze als basis dienen voor de beslissingen rond aankoop, investeringen en afstoten van vastgoed door de stad en andere actoren die gemeenschapsvoorzieningen aanbieden.

De clusters worden geselecteerd op basis van een aantal criteria, die een andere beoordeling kunnen hebben naargelang de aard van de cluster. Minstens volgende elementen komen aan bod bij de selectie van clusters: ——

goede bereikbaarheid van de cluster; de aard van de cluster hangt samen met de bereikbaarheid ervan: grote of beperkte verkeersgeneratie; dagelijks gebruik of minder frequente pieken; lokaal, bovenlokaal of regionaal gebruikte functies;… hoe frequenter en regionaler de mobiliteitsvraag, hoe belangrijker goede bereikbaarheid met openbaar vervoer en vlotte parkeeroplossingen aangewezen zijn;

——

voor functies met eerder lokaal gebruik is een ligging nabij gebruikersgroepen (om langzaam verkeer te stimuleren), dus in of tegen de woonkernen, aangewezen;

RS_BOEK-5_DEEL-3.4_VOORZIENINGEN_190424.indd 37

24/04/2019 15:42


38

TH E M ATIS CH E BE LE IDSKA DER S /  Voor zie ningsst r u ct u u r

——

R I CHTIN G GEV EN D

de inpasbaarheid van de voorzieningen in de omgeving moet op verschillende vlakken geëvalueerd worden: mogelijkheid om hinder te beperken; impact op landschap en eventueel aanwezig erfgoed,…

Groeipotenties voor de voorzieningen worden bij voorkeur aansluitend gezocht bij een reeds bestaande cluster, zodat ook de kwaliteiten voor de bestaande voorzieningen kan worden verbeterd. De clustering van voorzieningen leidt tot de volgende ruimtelijke keuzes.

/2 RUIMTE(-LIJKE STRUCTUREN) VOOR DE VOORZIENINGEN: ALGEMEEN In deze thematische nota omschrijven we de gewenste voorzieningenstructuur. Er bestaat een grote overlap met de beleidskaders voor de stadsdelen. Deze voorzieningenstructuur wordt redelijk sectoraal bekeken. In dit hoofdstuk wordt niet steeds ingegaan op andere relevante aspecten: de samenhang met landschappelijke doelstellingen, met doelstellingen van groenstructuur en waterbeheer, energieaspecten,… De beleidskaders per stadsdeel zijn bedoeld om het geïntegreerde beeld te tonen.

/2/1 Ruimtelijke locatieprincipes en ruimtelijke structuren voor voorzieningen We beschrijven eerst een aantal algemene locatieprincipes en bijbehorende selecties voor de voorzieningen, alvorens deze concreet ruimtelijk uit te werken. SAMENWERKEN MET DE REGIO Het Leuvense voorzieningenapparaat bedient een ruime regio; kijk bijvoorbeeld maar naar het grote aantal niet-Leuvense kinderen in het basisonderwijs. Omgekeerd maken ook de Leuvenaars gebruik van voorzieningen in de omgeving. Met het oog op efficiënte projecten en wetende dat de Leuvense ruimte beperkt is, lijkt het nuttig om voor potentiële projecten van echt bovenlokaal niveau in overleg met de regio te gaan. We denken bij voorbeeld aan een nieuw voetbalstadion, een nieuwe secundaire school, een nieuw zwembad,… Met de regio kan worden bekeken of er gelijkaardige behoeften zijn in andere gemeenten die kunnen worden gebundeld. Ook kunnen potentiële Leuvense sites vergeleken worden met zeer vlot bereikbare sites in andere gemeenten. In plaats van concurrerende gemeenschapsvoorzieningen, richt de stad zich eerder op zo efficiënt mogelijk ingeplante en gebruikte voorzieningen samen met de regio. De stad hanteert de bestaande regionale overlegstructuren (burgemeestersoverleg, strategisch project ‘regionet Leuven’,…) om over de inplanting van nieuwe bovenlokale voorzieningen met duidelijk regionale bediening, te overleggen. BOVENLOKALE GROOTSCHALIGE VOORZIENINGEN IN 5 CONCENTRATIEZONES EN IN MF POLEN De stad ondersteunt de ontwikkeling van grootschalige en bovenlokaal werkende gemeenschapsvoorzieningen in 5 grote concentratiezones van tewerkstelling en bovenlokale gemeenschapsvoorzieningen ( f i g. 2 8) . Het gaat om: ——

de binnenstad

——

Leuven-Noord

——

Gasthuisberg en omgeving

——

de Zuidelijke Dijlevallei

——

de ‘Zuidelijke Tangent’ te Heverlee

In deze concentratiezones zijn bedrijventerreinen, multifunctionele polen en ook de campussen voor zorg, onderzoek en onderwijs geconcentreerd. In deze campussen voorziet de stad steeds de nodige groeimarge. Kennisontwikkeling (in de vorm van onderwijs en onderzoek) en gezondheidszorg op niveau universitaire ziekenhuizen (zorgfunctie en bijbehorend onderzoek), vormen immers speerpunten van de Leuvense tewerkstelling waarop Leuven wil inzetten en zich internationaal profileren. Deze zijn essentieel in de economische pijlers ‘health’ en ‘high tech’ in het project Leuven MindGate. De stad Leuven zal daarom de groei van deze functies ruimtelijk ondersteunen. Hierbij zal ze enerzijds op een verantwoorde verdichting van campussen inzetten; anderzijds wordt ook de nodige ruimtereserve ingebouwd die kan worden ingezet als kwalitatieve verdichting niet meer mogelijk is. Campussen kunnen bovendien ruimtelijk verweven voorkomen met bedrijventerreinen, zeker de kennisgerelateerde, om de uitwisseling tussen kennisontwikkeling en toepassing te stimuleren. Daarom zal, binnen de genoemde concentraties, het strikte ruimtelijke onderscheid tussen campus en bedrijventerrein niet steeds aangehouden worden.

RSL2

RS_BOEK-5_DEEL-3.4_VOORZIENINGEN_190424.indd 38

24/04/2019 15:42


39

TH EM ATIS CH E BE LE IDS KAD ER S / Voor zie ningsst r u ct u u r

R I CHTI N GGEV EN D

f i g. 2 8 - Vijf concentratiezones van tewerkstelling en bovenlokale gemeenschapsvoorzieningen

De binnenstad vormt een bijzondere concentratiezone, waar ook heel specifieke concentraties gevestigd zijn die we elders minder terug vinden: het kernwinkelgebied, de fysieke concentratie van creativiteit in de hub rond de Vaartkom. De stad selecteert een aantal multifunctionele polen waar concentraties van tewerkstelling in kantoorachtigen vaak gecombineerd wordt met bovenlokale voorzieningen. Deze multifunctionele polen overlappen veelal, maar niet steeds, met de genoemde 5 concentratiezones: —

multifunctionele polen op de ring: Vaartkom, stationsomgeving, Philipssite, Bodart

multifunctionele polen bij bedrijventerreinen: Brabanthal, KBC-site, Remy CLUSTERS VAN SPORT EN SPEL ALS ‘POORTEN’ NAAR DE OPEN RUIMTE, GEBUNDELD OP EEN AANTAL GROTERE RECREATIEVE STRUCTUREN

Binnen de gemeenschapsvoorzieningen wordt een onderscheid gemaakt tussen verschillende types. Onder de ‘recreatieve clusters’ vallen clusters van sport- en spelvoorzieningen. Het gaat over bijvoorbeeld sporttakken als voetbal, hockey, tennis,… en jeugdfuncties als chiro en scouts. Deze worden apart behandeld omwille van enkele kenmerken: —

Ze hebben vaak een ander mobiliteitsprofiel dan gemeenschapsvoorzieningen zoals scholen, kinderopvang of functies met veel tewerkgestelden. Het gaat zelden om echt dagelijkse

RS_BOEK-5_DEEL-3.4_VOORZIENINGEN_190424.indd 39

24/04/2019 15:43


40

TH E M ATIS CH E BE LE IDSKA DER S /  Voor zie ningsst r u ct u u r

R I CHTIN G GEV EN D

verplaatsingen, maar slechts occasioneel gebruik of gebruik door verschillende groepen. Dit soort verplaatsingen leent zich net iets minder tot openbaarvervoergebruik dan de dagelijkse pendel, alhoewel openbaar vervoer ook hier gegarandeerd moet zijn. ——

In tegenstelling tot andere gemeenschapsvoorzieningen, hebben ze vaak nood aan heel wat open ruimte en (soms) eerder beperkte gebouwen (kleedkamers, kantine, clublokaaltje).

——

Deze functies hebben vaak nood aan nabijgelegen open ruimte: om er te spelen, opwarmen,…

Omwille van hun openruimtenoden, omwille van het minder dagdagelijks karakter van de verplaatsingen, en omwille van het feit dat in de dichtbebouwde kernen het quasi onmogelijk is om nog plaats te vinden voor dergelijke ruimtebehoevende functies, zoeken we naar goed gelegen ruimte op de rand tussen de dichtbebouwde woonwijken (doelgroepen) en de blauwgroene vingers. De recreatieclusters kunnen zo functioneren als ‘poorten’ naar de blauwgroene vingers in de stad vanuit de verschillende woonwijken. Mits een goede landschappelijke inpassing, vormen ze voor eigen leden maar ook voor derden, een aantrekkelijk startpunt voor de zachte recreatie in de groene vingers met enkele voorzieningen, bijvoorbeeld parkeren. De groene vingers kunnen zo ook vanuit de sport- en spelfuncties gebruikt worden: jeugdclubs die het bos intrekken, de sportploeg die een rondje gaat lopen,… Bij de selectie van deze clusters en bij de latere inrichtingsvoorstellen wordt zorgvuldig toegezien op de randvoorwaarden: ——

Prima bereikbaarheid per fiets, en te voet vanuit de woonkernen (voor lokale functies);

——

Bereikbaarheid per openbaar vervoer (voor bovenlokale functies);

——

Mogelijkheden om ontsluiting per auto en het parkeren goed te organiseren;

——

Landschappelijk erg gevoelige gebieden komen niet in aanmerking voor recreatieve functies waar gebouwen of echte sportterreinen aan te pas komen. Erfgoedwaarden in de omgeving worden gerespecteerd.

De verschillende voorzieningenclusters staan niet op zich. Een aantal van hen kunnen beschouwd worden als een samenhangende structuur van een aantal recreatieve clusters. Deze samenhang is ruimtelijk gekoppeld aan een (soms nog eerder potentiële) recreatieve verbindingsstructuur. Maar het groeperen van de recreatieve clusters in recreatieve ‘voorzieningenstructuren’, is ook bedoeld om mentaal de samenhang te beklemtonen. Bij het uitwerken van projecten in die clusters, zal de stad telkens de potentiële wisselwerking tussen de verschillende clusters binnen de structuur goed in ’t oog te houden. Ook kunnen een aantal van deze ‘structuren’ uitgroeien tot samenhangende prioritaire uitvoeringsprojecten. De stad selecteert de volgende grotere ‘recreatieve voorzieningenstructuren’ ( f i g. 2 9) , die verderop worden besproken. ——

Noordelijke Dijlevallei

——

Molenbeek-Abdijbeekvallei

——

Jan Vranckxpad – Platte-Lostraat

——

Molenbeek-Bierbeekvallei

——

Noordzuidgerichte recreatiestructuur Heverlee

In deze grote recreatieve structuren wordt een groeimarge ingebouwd voor spelvoorzieningen en voor bepaalde sportinfrastructuren die verenigbaar zijn met (groene) omgeving en het bereikbaarheidsprofiel. Deze recreatieve structuren overlappen veelvuldig met clusters van andere soorten voorzieningen: lokale handelsclusters, andere gemeenschapsvoorzieningen. De stad ondersteunt deze verweving, omdat ze de woonkwaliteit verhoogt en korte verplaatsingen stimuleert. Ook buiten deze grote structuren ondersteunt de stad bestaande lokale recreatieclusters in of aan de rand van de woonkernen, zodat een fijnmazig aanbod beschikbaar is dat alle kernen bedient. CLUSTERS VOOR ANDERE GEMEENSCHAPSVOORZIENINGEN OP DE JUISTE PLEKKEN IN DE WOONKERNEN Andere gemeenschapsvoorzieningen die ondersteunend zijn aan het wonen – we spreken dan van basis- en secundaire scholen, ontmoetingslokalen, cultuurfuncties, grootschalige kinderopvang, recreatieve voorzieningen met een erg verkeersgenererend en eerder dagelijks gebruik zoals bijvoorbeeld een zwembad of grote sporthal - worden op ‘centrale’ plekken in of tegen de woonkernen geclusterd. Een ‘centrale’ ligging betekent niet in het midden of tegen de binnenstad. Dit betekent dat de plek een prima ontsluiting heeft zowel per openbaar vervoer als voor langzaam verkeer. De auto-ontsluiting kan georganiseerd worden zonder overmatige hinder voor de omgeving. Ook zijn er bij voorkeur andere dagelijkse voorzieningen aanwezig, zoals wat handel.

RSL2

RS_BOEK-5_DEEL-3.4_VOORZIENINGEN_190424.indd 40

24/04/2019 15:43


41

TH EM ATIS CH E BE LE IDS KAD ER S / Voor zie ningsst r u ct u u r

R I CHTI N GGEV EN D

f i g. 2 9 - Grotere recreatieve structuren als dragers van publiek groen, sport en spel, en als ‘poorten’ van woonkernen

naar open ruimte

Ook deze clusters van goed ontsloten gemeenschapsvoorzieningen, soms van lokale en soms bovenlokale aard, kunnen we groeperen in een aantal grotere structuren op basis van gemeenschappelijke infrastructurele dragers. De stad onderscheidt de volgende grotere voorzieningenstructuren, waar voorzieningenclusters met een hogere mobiliteitsvraag, van lokaal tot regionaal niveau, kunnen worden ondersteund. De stad ondersteunt deze structuren en bouwt hierin bestemde reserveruimte uit ( f i g. 3 0) . —

Binnenstad

Aarschotsesteenweg ten noorden van E314

Diestsesteenweg

Tiensesteenweg, met duidelijke beperkingen

Sint-Lambertus en de noordelijke Naamsesteenweg

Tervuursesteenweg en noordelijke Celestijnenlaan

Naast gemeenschapsvoorzieningen in clusters, is het van belang dat de woonkernen beschikken over verspreide, nog kleinschaliger gemeenschapsvoorzieningen. Het kleine speeltuintje om de hoek, een veelheid aan kleinschalige kinderopvang,... Deze voorzieningen, die niet echt bedoeld zijn om een hele woonkern te bedienen en die beperkte weinig mobiliteitsimpact hebben, worden in het structuurplan niet verder besproken.

RS_BOEK-5_DEEL-3.4_VOORZIENINGEN_190424.indd 41

24/04/2019 15:43


42

TH E M ATIS CH E BE LE IDSKA DER S /  Voor zie ningsst r u ct u u r

R I CHTIN G GEV EN D

f i g. 3 0 - Grote structuren van ‘hardere’ gemeenschapsvoorzieningen in de woonkernen

GEZONDE HANDEL IN HANDELSCLUSTERS Handelszaken gelegen in de nabijheid van andere handelszaken en van clusters gemeenschapsvoorzieningen, lijken hogere overlevingskansen te hebben dan verspreid gelegen handelszaken. Uiteraard is de bereikbaarheid en een voldoende gebruikersbasis hierin ook belangrijk. In de binnenstad lijkt het erop dat bijvvorbeeld vooral handelszaken in het kernwinkelgebied en een aantal handelsstraten redelijk goed stand houden. Voor de inrichting van het openbaar domein is het ook belangrijk dat de overheid een idee heeft waar we op lange termijn handel willen zien functioneren. De stad kan zo startende ondernemers ook sturen in de richting van deze clusters, dit evenwel zonder handel op andere plekken te verbieden. De stad kiest ervoor om bovenlokale handelsclusters en clusters van grootschalige handel (‘baanwinkels’) te beperken tot het kernwinkelgebied in de binnenstad en twee grootschalige detailhandelszones ( f i g. 3 1) . De grootschalige detailhandelszones hebben heel wat impact: op het gebied van landschap, op het vlak van mobiliteit, concurrentie met het kernwinkelgebied,… De stad is geen voorstander van het verder laten groeien van baanwinkellocaties. Ze wenst deze in te zetten voor handel die moeilijk te verweven is in de woonkernen omwille van het soort producten dat er wordt verhandeld (autohandel, zwembaden,…). De grootschalige detailhandelszones worden daarom strikt beperkt. Voor de lokale handel op niveau van de stadsdelen werd bekeken in hoeverre er reeds sprake is van geclusterde handel, en worden de verder te ondersteunen handelsclusters in de woonkernen benoemd waar dit relevant is.

RSL2

RS_BOEK-5_DEEL-3.4_VOORZIENINGEN_190424.indd 42

24/04/2019 15:43


43

TH EM ATIS CH E BE LE IDS KAD ER S / Voor zie ningsst r u ct u u r

R I CHTI N GGEV EN D

f i g. 3 1 - Bovenlokale en lokale handelsclusters

OPLOSSINGEN VOOR HINDERLIJKE OF ZEER RUIMTEBEHOEVENDE GEMEENSCHAPSVOORZIENINGEN Sommige gemeenschapsvoorzieningen zijn misschien ondersteunend aan het wonen, maar veroorzaken dermate veel hinder dat ze moeilijk in de woonkernen te integreren zijn, bijvoorbeeld lawaaihinder, enorme pieken in autoverkeer, zware belasting met goederenvervoer... Het kan gaan om recreatiefuncties als een fuifzaal, logistieke functies die de stad bedienen zoals stadswerkplaatsen en, … Voor dergelijke functies zijn er – onder strikte voorwaarden – oplossingen mogelijk in de 5 ‘concentratiezones voor tewerkstelling en bovenlokale voorzieningen’ die gelegen zijn buiten de binnenstad; dus op campussen, in de (multifunctionele) polen en in de bedrijventerreinen. Hinderlijke recreatie is op bedrijventerreinen en campussen maar toelaatbaar voor zover ze de goede benutting van deze zones voor de eigenlijke functie niet hypothekeert, dus voor zover ze ‘bovenop’ de geëigende functies komt in complementair gebruik en niet (te fel) aan de beschikbare ruimte knaagt. Ook voor minder hinderlijke recreatie die echter heel wat ruimte vraagt en die niet echt een lokale functie heeft, is een inpassing in campussen en bedrijventerreinen niet ondenkbaar. De stad ondersteunt deze verweving, voor zover ze de ruimte voor bedrijven en voor onderwijs- en onderzoeksfuncties niet hypothekeert. De voorwaarden zijn behandeld in het thematische beleidskader ‘werken’. Op die manier kan het aansnijden van openruimtegebied in de te ontwikkelen voorzieningenclusters worden uitgesteld.

RS_BOEK-5_DEEL-3.4_VOORZIENINGEN_190424.indd 43

24/04/2019 15:44


44

TH E M ATIS CH E BE LE IDSKA DER S /  Voor zie ningsst r u ct u u r

R I CHTIN G GEV EN D

EEN OPENBAAR DOMEIN DAT DE VOORZIENINGEN ONDERSTEUNT De gemeenschapsvoorzieningen krijgen niet enkel invulling in gebouwen en op de afgebakende terreinen. Heel wat recreatie speelt zich af in het openbaar domein: spelen, bepaalde sporten, culturele activiteiten,… De stad heeft ook aandacht voor deze behoeften. De stad wenst Leuven als creatieve stad op de kaart te zetten, waar creativiteit een belangrijk en zichtbaar element is in het DNA van de stad en mee de identiteit van de stad bepaalt. Naast een aantal ruimtenoden die te maken heeft met het aanbod aan gebouwen voor gemeenschapsvoorzieningen en bepaalde werkruimten, is de uitstraling van het publiek domein hier mee bepalend. De stad wil daarom via een aantal projecten in het publiek domein, deze identiteit versterken: ——

kunst in de publieke ruimte;

——

culturele activiteiten in de publieke ruimte; de stad houdt rekening, bij de inrichting van het publieke domein, met de mogelijkheden om culturele evenementen te organiseren; hiertoe wordt voldoende (overdekte en niet-overdekte) publieke ruimte zo ingericht als ‘onbestemde’ ruimte, waarin het gebruik niet totaal gedetermineerd is maar flexibiliteit mogelijk is;

——

inrichting van publieke ruimte als plek waar ‘ontmoeten’ gestimuleerd wordt zodat uitwisseling tussen actoren in de culturele, creatieve sector wordt aangemoedigd; hierbij focust de stad op de voorzieningenclusters; speciale aandacht gaat naar de Vaartkom die wordt uitgebouwd als creatieve ‘hub’.

Ook sport en spel blijft niet beperkt tot afgebakende speelplekken en sportterreinen, zelfs niet tot afgebakende publieke parken. Tussen de voorzieningenclusters onderling, tussen deze clusters en de woonkernen, en tussen de clusters en de belangrijkste groene gebruiksruimten, is een veilig verbindingsweefsel voor langzaam verkeer van belang. Dit verbindingsweefsel zorgt ervoor dat mensen, en zeker kinderen en jongeren, vlot en veilig van de ene plek naar de andere kunnen; van school naar naschoolse activiteit, van de sportclub naar het speelplein,… Deze verbindingen vormen op zich ook plekken waar wordt gesport, gespeeld, ontmoet,… Op die manier wordt dus een ‘speelweefsel’ gerealiseerd, dat zowel de jeugd als andere bevolkingsgroepen bedient. Dit verbindingsweefsel, waar kinderen tot ouderen elkaar kunnen ontmoeten, ondersteunt de sociale cohesie in de stad. Dit veilige verbindingsweefsel komt reeds aan bod bij de bespreking van de groenstructuur, en suggesties hiervoor worden in de beleidskaders per stadsdeel geopperd (alhoewel het niet letterlijk in het structuurplan wordt vastgelegd). We gaan er hier niet verder op in. De stad wenst door middel het project Vitale stad op te roepen tot het ontwikkelen van actieve beweegontwerpen die de fysieke activiteit en gezondheid bevorderen. Er wordt een projectoproep gelanceerd om urban design strategies te ontwikkelen op buurtniveau zodat beweging, wandelen, lopen, fietsen, recreatie e.a. worden aangemoedigd. ZONEVREEMDE RECREATIE EVALUEREN In de stad Leuven vormen zonevreemde gemeenschapsvoorzieningen niet echt een groot probleem. Het gaat slechts om een beperkt aantal jeugdlokalen en enkele sportterreinen. De selectie van clusters voor voorzieningen laat toe om een aantal zonevreemde recreatiefuncties te beschouwen als ‘te regulariseren’, met name deze die in een cluster zijn gelegen. Voor de zonevreemde functies buiten de clusters, moet nog steeds de evaluatie geval per geval gemaakt te worden.

/2/2 Ruimtereserve aanleggen voor de groei van (gemeenschaps-) voorzieningen NOG BESTAANDE RUIMTERESERVE IN DE VOORZIENINGENCLUSTERS VRIJWAREN VAN ANDERE FUNCTIES In de grote voorzieningenstructuren zijn er een aantal clusters die anno 2016 nog maar een beperkte invulling kennen, en waar ruimte voor groei aanwezig is. Een aantal verkenningen dienen te worden uitgevoerd om te bekijken welke clusters op korte of middellange termijn effectief voor concrete projecten zullen worden ingezet. Deze verkenningen zullen gebeuren vanuit verschillende insteken: ——

overleg met grondeigenaars over hun interesse tot medewerking aan een project;

——

ruimtelijke situering van de cluster in de stad, in vergelijking met ruimtenoden in dat stadsdeel voor specifieke functies;

——

analyse van barrières en van potentie voor win-win-situaties met bestaande functies

RSL2

RS_BOEK-5_DEEL-3.4_VOORZIENINGEN_190424.indd 44

24/04/2019 15:44


45

TH EM ATIS CH E BE LE IDS KAD ER S / Voor zie ningsst r u ct u u r

R I CHTI N GGEV EN D

Na selectie van de beloftevolle clusters op middellange termijn, zal een vervolgtraject worden uitgezet, zodat deze effectief als nieuwe ruimte voor voorzieningen kan worden ingezet. ——

In quasi alle clusters met groeipotentie, zal een geëigende bestemming moeten worden vastgelegd. Hiervoor maakt de stad ruimtelijke uitvoeringsplannen op, te starten met de clusters waar projecten gewenst zijn op korte tot middellange termijn.

——

De stad maakt een projectdefinitie voor de invulling van de cluster. In een masterplan wordt de goede inrichting vastgelegd; de doelstellingen uit de andere beleidskaders worden geëvalueerd: bereikbaarheid, landschappelijke inpassing en afstemming op erfgoedwaarden, energieconcept, waterbeheersing en groenstructuur.

——

Tegelijk zal een proces van grondverwerving (of andere soorten overeenkomsten) worden opgestart. GROEI VAN VOORZIENINGEN VIA LASTEN AAN GEMENGDE STEDELIJKE PROJECTEN

Ook binnen het te herstructureren (woon)weefsel zetten we blijvend in op bijkomende voorzieningen, daar waar ze geschikt gelegen zijn. Ruimte voor gemeenschapsvoorzieningen wordt opgelegd als stedenbouwkundige last aan goed gelegen gemengde stedelijke herontwikkelings- of verdichtingsprojecten. Het beleid rond verdichting in de woonkernen wordt uitgebreid beschreven in het thematisch beleidskader ‘wonen in multifunctionele woonkernen’. ——

De stad maakt samenwerkingsovereenkomsten op voor een aantal grote woonontwikkelingsgebieden, waarin ruimte voor gemeenschapsvoorzieningen wordt gegarandeerd. Zo wordt bijvoorbeeld op Hertogensite ruimte gereserveerd voor cultuur en grootschalige zorgfunctie, en in de Vaartkom voor cultuur, kinderopvang en onderwijs.

——

De stad selecteert een aantal transformatiezones in de woonkernen waar een grondige herstructurering van de bebouwing, vaak gekoppeld aan een zekere verdichting van stedelijke functies, aangewezen is. De stad zal voor een aantal transformatiezones (gelegen in de voorzieningenstructuren) aan private (her-)ontwikkelaars opleggen dat gemeenschapsvoorzieningen worden gerealiseerd.

——

De stad laat buiten deze geselecteerde woonontwikkelingsgebieden en transformatiezones, ook elders in het bestaande woonweefsel onder strikte voorwaarden verdichting toe, indien hiermee een maatschappelijke meerwaarde wordt gerealiseerd. De realisatie van lokale gemeenschapsvoorzieningen kan onder dergelijke meerwaarde vallen.

Voor de groei van het ruimteaanbod zal dus niet steeds herbestemming en grondverwerving noodzakelijk zijn.

/3 CONCENTRATIEZONES VOORZIENINGEN MET REGIONALE TOT INTERNATIONALE UITSTRALING De stad ondersteunt, zoals hierboven vermeld, de ontwikkeling van grootschalige en bovenlokaal werkende gemeenschapsvoorzieningen in 5 grote concentratiezons van tewerkstelling en bovenlokale gemeenschapsvoorzieningen. Verder kunnen deze voorzieningen terecht in de multifunctionele ontwikkelingspolen, die trouwens veelal overlappen met deze 5 grote concentratiezones. De stad selecteert ook een aantal multifunctionele polen, waar een menging van tewerkstelling in kantoorachtigen en regionaal werkende voorzieningen een plaats kunnen krijgen. Deze polen maken onderdeel uit van de 5 grote concentratiezones, met uitzondering van de MF pool Remy te Wijgmaal.

RS_BOEK-5_DEEL-3.4_VOORZIENINGEN_190424.indd 45

24/04/2019 15:44


46

TH E M ATIS CH E BE LE IDSKA DER S /  Voor zie ningsst r u ct u u r

R I CHTIN G GEV EN D

Grote concentratiegebieden voor (tewerkstelling en) bovenlokale voorzieningen te Leuven

Gebied

Types

Minimaal betrokken terreinen

Zuidelijke Dijlevallei

Campussen Multifunctionele polen Kennisgerelateerde bedrijventerreinen

Campus zuidelijke Dijlevallei imec site Wetenschapspark Arenberg Termunckveld MF pool Bodart

Zuidelijke Tangent Heverlee

Campussen Kennisgerelateerde bedrijventerreinen Lokale bedrijventerreinen Multifunctionele polen

Campus Heilig Hart Militair domein tezuiden Hertogstraat KMO-zone Haasrode Parkveld Researchpark en campus Haasrode MF pool Brabanthal

Gasthuisberg en omgeving

Campussen Multifunctionele polen - tertiair Kennisgerelateerde bedrijventerreinen

Campus Gasthuisberg Zone voor spin-offs Gasthuisberg Campus Lemmens MF pool KBC-site

Binnenstad incl. multifunctionele polen op de Ring

Campussen Bovenlokaal handelscentrum Cluster bovenlokale voorzieningen, waaronder de multifunctionele polen

MF pool Vaartkom (zie Leuven-Noord) MF pool Stationsomgeving MF pool Philipssite MF pool Bodart (zie Zuidelijke Dijlevallei) Andere clusters in de binnenstad

‘Leuven-Noord’

Lokale bedrijventerreinen Kennisgerelateerde bedrijventerreinen

MF pool Vaartkom Vaartzone Milieupark spoorwegplateau

Aanvullende multifunctionele pool Remysite

/3/1

bedrijvenfragment Multifunctionele pool

MF pool Remy Bedrijvenfragment Remy

Zuidelijke Dijlevallei, met Boudewijnlaan en zuidelijke Celestijnenlaan als dragers In het westelijk stadsdeel vormt de Boudewijnlaan en de hierop aansluitende zuidelijke Celestijnenlaan beschouwd worden als structuur die een aantal grootschalige voorzieningen- en tewerkstellingsclusters draagt ( f i g. 3 2) . Op deze structuur vinden we: —

de groene multifunctionele Bodart aan de kop van de Boudewijnlaan, waar het planningsproces voor wat betreft de geschikte programmatorische invulling anno 2016 nog lopende is;

de gemengde cluster onderwijs – recreatie aan de kop van de Zuidelijke Dijlevallei ten zuiden hiervan, met sportkot en voetbalstadion;

de onderzoeks- en tewerkstellingszone imec op het kruispunt Boudewijnlaan – Celestijnenlaan;

de universitaire campussen aan weerszijden van de zuidelijke Celestijnenlaan;

het wetenschappark Arenberg langsheen de Boudewijnlaan;

het strategisch reservegebied Termunckveld.

f i g. 3 2 - Concentratiezone regionale voorzieningen: Zuidelijke Dijlevallei

RSL2

RS_BOEK-5_DEEL-3.4_VOORZIENINGEN_190424.indd 46

24/04/2019 15:45


47

TH EM ATIS CH E BE LE IDS KAD ER S / Voor zie ningsst r u ct u u r

R I CHTI N GGEV EN D

Op deze structuur is nog heel wat groeipotentie voor (tewerkstelling en) bovenlokale gemeenschapsvoorzieningen. Het westelijk deel van de campus zuidelijke Dijlevallei kent nog een zekere verdichtingspotentie. Wanneer deze is uitgeput, kan op Termunckveld een deel campusontwikkeling (onderzoek) worden verder gezet. In het beleidskader voor het westelijk stadsdeel wordt de omgeving Boudewijnlaan verder uitgewerkt.

/3/2

Gasthuisberg en omgeving Ook op en rond de campus Gasthuisberg zijn tewerkstelling en gemeenschapsvoorzieningen van regionaal tot internationaal niveau geconcentreerd ( f i g. 3 3 ) . In deze zone vinden we: —

de zorgfunctie van het ziekenhuis, met enkele ondersteunende stedelijke functies;

de onderzoeks- en onderwijscampus Gasthuisberg;

de aansluitende onderwijscampus met cultuurfunctie Lemmensinstituut tussen Gasthuisberg en de ring;

de, anno 2016 louter tertiair ingevulde, ‘multifunctionele’ pool KBC-site aan de overzijde van de Brusselsesteenweg

f i g. 3 3 - Concentratiezone regionale voorzieningen: Gasthuisberg en omgeving

Deze concentratiezone wordt in hoofdzaak rechtstreeks ontsloten vanop het hoger wegennet E314. Secundaire ontsluitingen vanuit de Leuvense ring zijn mogelijk, in functie van de bereikbaarheid vanuit de Leuvense kernen. De stad werkt samen met de openbaarvervoersmaatschappij om de busbediening van Gasthuisberg nog verder uit te bouwen en onderzoekt de transformatie van busstation Gasthuisberg van kopstation naar doorgangsstation (zie thematisch beleidskader mobiliteit). In deze omgeving is nog heel wat groeipotentie voor tewerkstelling en regionale gemeenschapsvoorzieningen. De ontwikkeling van ziekenhuis en campus binnen de ringweg is nog niet voltooid. Er is ruimte, eventueel in te zetten voor toekomstige spin-offs, tussen campus Lemmensinstituut en de ring. De stad reserveert bovendien het woonuitbreidingsgebied Vogelzang, ten westen van de bestaande campus Gasthuisberg, als reservegebied voor campusontwikkeling voor de lange termijn.

/3/3

Zuidelijke Tangent Heverlee In het zuidelijk stadsdeel onderscheiden we een oostwestgerichte as waarop verschillende grootschalige werkplekken en (potentiële) voorzieningenclusters zijn geënt: de Zuidelijke Tangent ( f i g. 3 4 ) . Deze loopt: —

van researchpark Haasrode, met aan noordzijde het toekomstige spoorstation Haasrode;

langs het lokale bedrijventerrein Haasrode-Parkveld aan de Ambachtenlaan;

langs het militair domein aan de Hertogstraat, dat aan de noordzijde grotendeels een openruimtekarakter heeft en ten zuiden van de Hertogstraat een dens bebouwde zone vormt;

langs de recreatiefuncties aan het kruispunt Hertogstraat-Kerspelstraat (sporthal, hockeyterreinen);

tot de onderwijssite van het Heilig Hart.

RS_BOEK-5_DEEL-3.4_VOORZIENINGEN_190424.indd 47

24/04/2019 15:45


48

TH E M ATIS CH E BE LE IDSKA DER S /  Voor zie ningsst r u ct u u r

R I CHTIN G GEV EN D

f i g. 3 4 - Concentratiezone regionale voorzieningen: Zuidelijke Tangent Heverlee

Dit gebied wordt beschouwd als een bestaande stedelijke as die deels verder kan ontwikkeld worden met bovenlokale stedelijke functies. Omdat er niet echt nood is aan de selectie van nieuwe grootschalige woonontwikkelingen en de ontwikkeling van baanwinkellocaties door de stad niet wordt ondersteund, wordt een ontwikkeling als gemengd stedelijke woongebied niet nagestreefd. De as wordt ingezet voor tewerkstelling en voor gemeenschapsvoorzieningen die niet per se in de woonkernen moeten liggen omdat ze een sterk bovenlokaal gebruik kennen. Op deze as zit een afwisseling van verschillende grootschalige clusters, met heel wat groeipotenties: —

De as bevat verschillende bedrijventerreinen. Tewerkstelling op bedrijventerreinen kan nog groeien op researchpark Haasrode, op de KMO-zone Haasrode en uitbreidingszone Parkveld, bij eventuele toekomstige herontwikkeling op het stuk militair domein te zuiden van de Hertogstraat: dit wordt besproken in het beleidskader ‘werken.

Bovenlokale gemeenschapsvoorzieningen van het type onderwijs en onderzoek zijn aanwezig en hebben groeipotenties op de campus Heilig Hart, op campus Haasrode, en bij eventuele toekomstige herontwikkeling op het stuk militair domein te zuiden van de Hertogstraat;

Bovenlokale ‘harde’ recreatie vinden we op het kruispunt Hertogstraat-Kerspelstraat; hier zijn niet direct groeipotenties.

De ontwikkeling van een spoorstation Haasrode opent de mogelijkheden om in de noordelijke punt van researchpark Haasrode personenintensieve regionale voorzieningen te behouden en in te planten, zoals bijvoorbeeld een sportstadion/evenementenhal.

De goede bereikbaarheid van deze bovenlokaal functionerende clusters verdient heel wat aandacht en is een noodzakelijke voorwaarde voor verdere grootschalige ontwikkelingen. De fietsbereikbaarheid, de vlotte ontsluiting met openbaar vervoer (het voorzien van hoogwaardig openbaar vervoer bijvoorbeeld onder de vorm van een treinstation) en de mogelijkheid om het autoverkeer af te wikkelen tot op de Naamsesteenweg. Deze zuidelijke tangent wordt ten zuiden begrensd door belangrijke openruimtegebieden: het Heverleebos en de openruimtekamer ten zuiden van researchpark Haasrode. Vanuit de stedelijke as, zijn goede verbindingen met Heverleebos verzekerd. In het beleidskaders voor stadsdeel Zuid wordt dit verder besproken.

/3/4

Binnenstad met multifunctionele polen op de ring: bovenlokale voorzieningencluster De binnenstad vormt in haar geheel een voorzieningencluster. Ze bevat zowel lokale voorzieningen voor de eigen woonwijken, als voorzieningen die bovenlokaal tot internationale aantrekkingskracht hebben, waaronder de onderzoeks- en onderwijscampus, cultuursites en het kernwinkelgebied. De campus en het kernwinkelgebied worden hieronder omschreven. Vlak binnen en buiten de ring liggen vier multifunctionele polen, waar voorzieningen van lokaal en bovenlokaal niveau thuis horen: Vaartkom, stationsomgeving, Philipssite en Bodart ( f i g. 3 5 ) . MULTIFUNCTIONELE POOL VAARTKOM (EN DIRECTE OMGEVING) In de omgeving van de Vaartkom werkt de stad sinds jaren aan de ontwikkeling van een multifunctioneel nieuw stadsdeel. Naast handelscluster (zie onder) zijn in de Vaartkom al heel wat gemeenschapsvoorzieningen aanwezig of gepland: cultuurfuncties, school, kinderopvang, parken,…

RSL2

RS_BOEK-5_DEEL-3.4_VOORZIENINGEN_190424.indd 48

24/04/2019 15:45


49

TH EM ATIS CH E BE LE IDS KAD ER S / Voor zie ningsst r u ct u u r

R I CHTI N GGEV EN D

f i g. 3 5 - Binnenstad en multifunctionele polen op de ring als locatie voor bovenlokale gemeenschapsvoorzieningen

De stad wenst de ruimere Vaartkomomgeving verder te ontwikkelen als hub voor de creatieve sector in Leuven: zowel cultuurfuncties als bedrijven in de creatieve economie. Ze ondersteunt daarom actief de ontwikkeling van ruimte waar bedrijven, verenigingen en individuen die actief zijn in de creatieve sector, gebruik van kunnen maken en samenwerking kunnen aangaan. Ze focust hierbij op beschikbaarheid van gebouwen, maar ook op de creatie van een ondersteunend openbaar domein, waar deze functies een plaats krijgen maar ook waar uitwisseling en tijdelijk gebruik mogelijk is. Cultuurfuncties en creatieve economie moeten niet beperkt blijven tot de Vaartkom. Wel wil de stad de Vaartkom actief promoten als de cluster waar de creatieve sector expliciet ondersteund wordt zodat deze echt tot broeihaard en ‘uithangbord’ van de creatieve sector kan uitgroeien. Zo wordt naast ‘health’ en ‘high-tech’ ook voor de derde speerpuntsector in het project Leuven MindGate, ‘Creativity’, een concentratie ontwikkeld. De Vaartkom beschikt dan ook over de uitstraling en ook over een heel aantal gebouwen waar dergelijke functies terecht kunnen; ruimte waarin ateliers mogelijk zijn, grote ruimten in panden met erfgoedwaarde die nog redelijk onbestemd zijn… Maar ook in de directe omgeving van de Vaartkom zijn er heel wat percelen en panden die op termijn het aanbod kunnen versterken: langs de K. Begaultlaan en in de zone tussen Vaartkom en stationsomgeving, langs de Diestsevest. MULTIFUNCTIONELE POLEN STATIONSOMGEVING EN PHILIPSSITE Verderop aan de ring zijn er twee, reeds (grotendeels) gerealiseerde multifunctionele polen waar allerlei bovenlokale voorzieningen zijn geconcentreerd; het gaat hier vooral om recreatie en overheidsdiensten. De stad bewaakt de multifunctionele invulling van deze polen. BODART De vierde, nog niet gerealiseerde, ‘multifunctionele’ pool is de omgeving van Bodart. De site ligt op de scharnier tussen het systeem van de Ring en de Zuidelijke Dijlevallei. In deze omgeving is nog weinig ruimte voor bijkomende bebouwing; een ‘pool’ vergelijkbaar met de vorige drie polen zal hier niet aangewezen zijn. De beschikbare ruimte wordt ingezet voor functies die goed aansluiten bij de functie van de zuidelijke Dijlevallei als groene vinger en concentratiegebied voor tewerkstelling en bovenlokale voorzieningen.Bodart moet een groene multifunctionele stadspoort worden. DE REST VAN DE BINNENSTAD Ook in de rest van de binnenstad komen bovenlokale voorzieningen voor. Echter, niet alle soorten bovenlokale voorzieningen zijn in de binnenstad gewenst. Het beleid voor de bovenlokale voorzieningen in de rest van de binnenstad wordt hieronder, bij de clusters in de woonkernen, besproken.

RS_BOEK-5_DEEL-3.4_VOORZIENINGEN_190424.indd 49

24/04/2019 15:46


50

TH E M ATIS CH E BE LE IDSKA DER S /  Voor zie ningsst r u ct u u r

/3/5

R I CHTIN G GEV EN D

Leuven-Noord Het gebied ‘Leuven-Noord’ is gelegen tussen Vaartkom, E314, Wilsele-Dorp en Kesseldal. In dit gebied vinden we vooral belangrijke tewerkstellingsconcentraties: de Vaartzone, het milieupark en het spoorwegplateau. Tegelijk vormt dit gebied, zij het wat minder uitgesproken als de andere 4 concentratiezones, een zone waar bovenlokaal functionerende voorzieningen terecht kunnen. Enerzijds vinden we in en aansluitend bij de Vaartkom een grootschalige detailhandelszone. Anderzijds is er ruimte voor een aantal logistieke functies die rechtstreeks met de stad verband houden, waaronder overheidsvoorzieningen: het milieupark, de transportgerelateerde activiteiten aan de kop van het spoorwegplateau,… Tenslotte kan ook in de Vaartzone de creatieve hub rond de Vaartkom verder uitgebouwd worden (zie bespreking multifunctionele pool Vaartkom).

/3/6

Campussen voor hoger onderwijs, onderzoek en zorg ondersteunen en versterken In deze 5 concentratiezones bouwt de stad de campussen voor hoger onderwijs, onderzoek en zorg verder uit, en zorgt voor een kwalitatieve ontwikkeling. De stad selecteert 5 campussen voor bovenlokale voorzieningen in de sectoren hoger onderwijs, onderzoek en zorg, waarmee de stad zich nationaal tot internationaal profileert. Campussen

Gelegen in concentratiezone Campus Binnenstad

Binnenstad

Campus Gasthuisberg

Gasthuisberg en omgeving

Campus Zuidelijke Dijlevallei

Zuidelijke Dijlevallei

Campus Heilig Hart

Zuidelijke tangent Heverlee

Campus Haasrode

Zuidelijke tangent Heverlee

Een deel van deze campussen zijn anno 2016 volledig voor onderwijs- en onderzoeksfuncties (Heilig Hartcampus, campus Zuidelijke Dijlevallei), andere voor onderwijs, onderzoek en zorg (campus gasthuisberg). Andere ‘campussen’ kennen een menging met andere functies: campus binnenstad (verweving met allerlei binnenstedelijke functies) en campus Haasrode (verweving met bedrijventerrein) ( f i g. 3 6) . Hun afbakening moet nog verder onderzocht. De 4 eerste campussen zijn reeds lang door de stad erkend en ondersteund. De stad voert, samen met de betrokken instellingen, en beleid om deze campussen op kwalitatieve wijze verder te ontwikkelen. Niet voor elke campus wordt hetzelfde ruimtelijk ontwikkelingsmodel vooropgesteld. De campus Haasrode is veel recenter van aard.

f i g. 3 6 - Campussen voor hoger onderwijs, onderzoek en zorg

RSL2

RS_BOEK-5_DEEL-3.4_VOORZIENINGEN_190424.indd 50

24/04/2019 15:46


51

TH EM ATIS CH E BE LE IDS KAD ER S / Voor zie ningsst r u ct u u r

R I CHTI N GGEV EN D

CAMPUS BINNENSTAD VERDER ONDERSTEUNEN De campus binnenstad integreert zich in het binnenstedelijke weefsel en haar vele stedelijke functies. De binnenstad wordt als geheel geselecteerd als cluster voor gemeenschapsvoorzieningen (zie hieronder); de campusfuncties vormen hiervan één specifiek onderdeel. De onderdelen van de campus kunnen verspreid in de binnenstad voorkomen, rekening houdend met het locatiebeleid zoals in stadsdeel Binnenstad omschreven. Een groei van de campus Binnenstad is mogelijk, voor zover ze best met de bestaande binnenstedelijke campusfuncties worden gecombineerd. Om een groei van de binnenstedelijke voorzieningen mogelijk te maken, heeft de stad ervoor gekozen om niet alle nog onbestemde herontwikkelingslocaties voor wonen in te zetten. De stad acht een groei van de campus binnenstad mogelijk op een aantal locaties in de Dijlevallei, bijvoorbeeld de ‘site Geologie’ aan de Redingenstraat. GROEI VAN DE CAMPUSFUNCTIES OP GASTHUISBERG Op de campus Gasthuisberg wordt een zeer dicht ontwikkelingsmodel vooropgesteld binnen de ringweg die aantakt op het snelwegennet, conform het bestaande masterplan. Campusfuncties kunnen worden gecombineerd met beperkte andere stedelijke functies (winkeltjes, hotel,…), voor zover deze duidelijk ondersteunend zijn aan de campus. Na afwerking van deze verdichting kan reservezone Vogelzang worden aangesneden, waar echter een ander ontwikkelingsmodel zal gelden (zie verder). De campus is geselecteerd als strategisch gebied voor de evolutie naar een klimaatneutrale stad. De stad ondersteunt UZ en KU Leuven in hun verdere ontwikkeling van een geïntegreerde visie op de energiehuishouding van de campus en het streven naar klimaatneutraliteit. CAMPUS ZUIDELIJKE DIJLEVALLEI: GROEI AANPASSEN AAN DE UITDAGINGEN In de campus Zuidelijke Dijlevallei zijn nog (beperkte) verdichtingspotenties aanwezig. Het masterplan Zuidelijke Dijlevallei duidt deze aan. De stad pleit echter voor een evaluatie en actualisering van dit masterplan. Hierbij zal opnieuw veel aandacht gaan naar de groenstructuur, maar moet tegelijk de visie op de toekomstige waterberging in het gebied worden uitgewerkt, en de afstemming van de ontwikkelingsmogelijkheden hierop afgestemd. Ook de Zuidelijke Dijlevallei vormt één van de strategische gebieden voor de evolutie naar een klimaatneutrale stad; hiertoe zal een energieconcept voor het gehele gebied geïntegreerd worden in het geactualiseerde masterplan. Bij deze evaluatie en actualisatie zal opnieuw de wenselijkheid van en voorwaarden voor het aansnijden van de uitbreidingszone ten zuidwesten van deelcampus Arenberg III behandeld worden. De stad wenst deze uitbreidingszone te vrijwaren zolang kwalitatieve verdichting binnen de contouren van de bestaande campus mogelijk is. Op de ‘kop’ van de zuidelijke Dijlevallei, aan de Tervuursevest, vinden we een sportcluster die deel uitmaakt van het hoger onderwijs en onderzoek, maar deels ook andere bovenlokale recreatiefuncties omvat (waaronder een voetbalstadion). De campus Zuidelijke Dijlevallei overlapt hier met de grote recreatiestructuur van de Molenbeek-Bierbeekvallei die hieronder wordt besproken. CAMPUSSEN VAN DE ZUIDELIJKE TANGENT HEVERLEE: GROEI, BEREIKBAARHEID EN GOEDE INPASSING De Heilig Hartcampus is reeds zeer dicht bebouwd en gebruikt; veel groeipotenties zijn hier niet te vinden. De stad voorziet elders in de ‘Zuidelijke Tangent Heverlee’ de nodige groeiruimte. Enige herstructurering aan de zuidzijde van de campus is wenselijk, in functie van een betere landschappelijke inpassing en goede afstemming op de erfgoedwaarden. De ontwikkeling van een ‘campus’ op Haasrode is redelijk recent van aard. Hier vinden we verschillende post-secundaire opleidingssites, redelijk geclusterd centraal in het researchpark. Een deel van het researchpark Haasrode wordt geselecteerd als campus én bedrijventerrein, om de volgende redenen: ——

beperkte uitbreidings- en verdichtingsmogelijkheden op de bestaande campussen, die nog concrete plannen hebben;

——

gewenste ruimtelijke nabijheid van bepaalde onderwijsvormen bij de bedrijventerreinen, vooral de kennisgerelateerde, om wederzijdse uitwisseling te stimuleren;

——

de goede overeenkomsten tussen campus en bedrijventerreinen op vlak van ondersteunende voorzieningen: mobiliteitsprofiel, ondersteunende stedelijke functies,…

——

de wens van de stad om verdichting in de reeds verstedelijkte zones te laten voorgaan op het aansnijden van open ruimte.

De gewenste ruimtelijke clustering van de onderwijsfuncties op researchpark Haasrode behoeft nog verder onderzoek. De afbakening van de campus Haasrode wordt niet in het structuurplan vastgelegd. De bestaande cluster (centraal in het gebied) en de omgeving van het spoorstation Haasrode komen hier alleszins voor in aanmerking.

RS_BOEK-5_DEEL-3.4_VOORZIENINGEN_190424.indd 51

24/04/2019 15:46


52

TH E M ATIS CH E BE LE IDSKA DER S /  Voor zie ningsst r u ct u u r

R I CHTIN G GEV EN D

CAMPUSSEN ALS MONOFUNCTIONELE GEBIEDEN? Sommige campussen zijn anno 2016 sterk verweven met andere stedelijke functies (binnenstad), andere komen gemengd voor met heel specifieke andere stedelijke functies van bovenlokaal niveau (bedrijven voor campus Haasrode, recreatie voor een stukje van de campus Zuidelijke Dijelvallei). Op de meeste campussen zijn kleinschalige ondersteunende functies aanwezig: een winkeltje, gerichte horeca,… De stad wenst de verweving van stedelijke functies op de afgebakende campussen niet ondoordacht toe te laten, maar deze te richten naar die functies die een meerwaarde bieden voor de campussen. De Leuvense ruimte is immers beperkt, en de stad wil de ruimte voor de speerpunten ‘hoger onderwijs, onderzoek en zorg’ niet bedreigd zien door stedelijke functies die misschien lucratief zijn, maar niet aan deze speerpunten bijdragen. Daarom aanvaardt ze de wenselijke nabijheid van campusfuncties met tewerkstelling, met focus op kenniseconomie (bijvoorbeeld op Gasthuisberg en op Haasrode). Daarom worden op de campussen ook de ondersteunende functies aanvaard die het goed functioneren van de campus verzekeren en haar personeel/ bezoekers/studenten bedienen, maar niet gericht zijn op een ruimer bedieningsgebied (wat horeca, een zorghotel op Gasthuisberg,…). Autonome handel of wonen los van de campusfuncties zijn hier echter niet op hun plaats. De stad wenst zeer voorzichtig om te gaan met het gebruik van de campussen voor bovenlokale voorzieningen die niks met de campus te maken hebben. In principe zouden hiervoor de locatieprincipes die geformuleerd zijn voor de bedrijventerreinen (zie beleidskader ‘werken’) kunnen worden toegepast: een zeker complementair gebruik is mogelijk zolang het gaat om functies die niet goed in de (clusters in de) woonkernen ingepast kunnen worden en voor zover deze functies ‘bovenop’ de campusfuncties komen, dus zonder de ruimte voor campusfuncties te verminderen. RESERVERUIMTE VOOR TOEKOMSTIGE GROEI CAMPUSSEN De kwalitatieve verdichtingsmogelijkheden binnen de bestaande campussen zijn niet eindeloos. De stad reserveert een aantal zones die in aanmerking kunnen komen voor uitbreiding van deze campussen: Reserveruimte voor campusontwikkeling

Gelegen in concentratiezone Termunckveld

Binnenstad

Vogelzang, gedeelte (voormalig) woonuitbreidingsgebied

Gasthuisberg en omgeving

Militair domein ten zuiden van Hertogstraat

Zuidelijke Dijlevallei

Termunckveld kent bovendien een dubbele selectie: als reserveruimte voor campus of kennisgerelateerd bedrijventerrein, al naargelang de toekomstige noden. De eerste twee reservegebieden, Termunckveld en Vogelzang, zijn anno 2016 open ruimte en kunnen slechts aangesneden worden indien een kwalitatieve verdichting niet meer mogelijk is om de groeinoden op te vangen. Beide terreinen liggen op de flank van of aan de voet van de getuigenheuvel ‘Zwanenberg’. Naast belangrijke groene vinger, vormen de getuigenheuvels ook een belangrijk erfgoedcluster. Bovendien is de waterhuishouding op de flanken en aan de voet van de getuigenheuvels een belangrijk aandachtspunt. De ontwikkelingen moeten hierop afgestemd worden. Vooraleer nieuwe ontwikkelingen toe te laten in de reservegebieden, zal dus ook een masterplan worden opgemaakt dat de goede landschappelijke inpassing van bebouwing, groenstructuur en waterbeheersing in deze gebieden bespreekt, naast de andere aspecten van goede ruimtelijke ordening zoals ontsluiting, afstemming op naburige functies e.d. Het militair domein kan ingezet worden zodra de militaire functie hier zou worden afgebouwd. Ook bij herontwikkeling op het militair domein wordt een masterplan geëist dat hiervoor genoemde aspecten behandelt. Bovendien zal bij de herontwikkeling de openruimteverbinding tussen Heverleebos en de Molenbeekvallei, via het centrale deel van Parkveld, moeten worden gerealiseerd (zie stadsdeel Zuid). Bij nieuwe ontwikkelingen of grondige herontwikkeling van het militair domein zullen de masterplannen bovendien een energieplan voor de volledige campus omvatten, waarin de potenties van de lokaal beschikbare kansen voor hernieuwbare energie zo veel mogelijk worden benut.

RSL2

RS_BOEK-5_DEEL-3.4_VOORZIENINGEN_190424.indd 52

24/04/2019 15:46


53

TH EM ATIS CH E BE LE IDS KAD ER S / Voor zie ningsst r u ct u u r

R I CHTI N GGEV EN D

/4 HANDELSCLUSTERS VAN BOVENLOKAAL NIVEAU /4/1 Kernwinkelgebied De stad ondersteunt blijvend de concentratie van detailhandel in haar kernwinkelgebied, en bewaakt de regionale uitstraling ervan door investeringen in openbaar domein, bereikbaarheid en efficiënt gebruik van gebouwen. Omdat het draagvlak voor handel in de regio niet eindeloos is, en omdat er geen nood aan uitbreiding van handelsoppervlakte in Leuven is vastgesteld, wordt het kernwinkelgebied strikt afgebakend. Dit gebeurt in uitvoering van het structuurplan: de afbakening wordt hier niet vastgelegd.

/4/2 Grootschalige detailhandelszones Voor wat betreft de bovenlokale grootschalige handelsconcentraties, werd de wenselijkheid van het bestaande aanbod geëvalueerd. De stad is geen voorstander van een groei van het aanbod baanwinkellocaties. Bovendien wenst de stad de ruimte op de bedrijventerrein zo veel mogelijk te reserveren voor bedrijven. De omschrijving van de recente evoluties hierboven en het thematische beleidskader ‘werken’, beschrijven de nood aan ruimte voor bedrijven en schetsen de toename van de handel op de bedrijventerreinen waar handel vergunbaar is; bijvoorbeeld aan de Vaartzone. Daarom zal de stad initiatieven nemen om dubbele selecties van zones, tegelijk als bedrijventerrein en als grootschalige detailhandelszone, te beperken tot de meest logische plaatsen. ——

De stad selecteert een grootschalige detailhandelszone aan de Tiensesteenweg ten oosten van de Meerdaalboslaan, conform het recent opgemaakte RUP.

——

De stad selecteert een grootschalige detailhandelszone aan de noordzijde van de Vaartkom, waar een ontwikkeling van grotere winkeloppervlakten deel uitmaakt van de ontwikkelingsvisie op de Vaartkom. Ook een aansluitend deel van de K. Begaultlaan maakt deel uit van deze grootschalige detailhandelszone, met name een stuk ten zuiden van de P. Legrandstraat waar al veel handel gevestigd is en waar een multifunctionele ontwikkeling gewenst isDe stad ziet er echter op toe dat deze zone niet louter voor handel wordt ingezet. Ook bedrijven moeten hier blijvend een plaats kunnen vinden. De zone is immers ook interessant voor de uitbouw van een ‘creatieve hub’ in de Vaartkomomgeving, zoals beschreven in het thematische beleidskader ‘werken’. Indien nodig, legt de stad evenwel beperkingen op aan de handel zodat ook bedrijvigheid hier nog ruimte vindt en er sprake is van een multifunctionele ontwikkeling.

/5 GROTE STRUCTUREN VAN GOED BEREIKBARE VOORZIENINGENCLUSTERS IN DE WOONKERNEN Ook binnen de woonkernen bouwt de stad sterke structuren uit met voorzieningenclusters, die niet direct nood hebben aan een ligging tegen de grote openruimtegebieden. Het gaat hierbij zowel over zeer lokale voorzieningenclusters (winkeltjes, een kleine supermarkt, een basisschooltje,...) als over voorzieningen die een bovenlokaal gebruik kennen (zwembad, secundaire school,…). De bereikbaarheid van een site bepaalt op welk niveau de cluster maximaal kan functioneren. Onderstaande grote structuren bevatten goed bereikbare clusters, met een goede (potentiële) ontsluiting op het hoofdfietsroutenetwerk, met een hoogfrequente busbediening vanuit het stadsnet en/of regionaal busnet, en met een behoorlijke autobereikbaarheid. Ze kunnen daarom ook (lokale en bovenlokale) functies opvangen met een hogere mobiliteitsvraag.

/5/1 Binnenstad De binnenstad heeft de laatste jaren ontegensprekelijk de grootste bevolkingsgroei gekend van heel Leuven, zoals besproken in het beleidskader voor het stadsdeel binnenstad. In de binnenstad is vooral een groei van het aantal woningen vastgesteld. Ook de handelsoppervlakte is er licht gegroeid. Het aanbod aan gemeenschapsvoorzieningen is wellicht niet evenredig gegroeid, alhoewel hier weinig cijfergegevens over beschikbaar zijn. De binnenstad wordt in haar geheel als voorzieningencluster beschouwd.

RS_BOEK-5_DEEL-3.4_VOORZIENINGEN_190424.indd 53

24/04/2019 15:46


54

TH E M ATIS CH E BE LE IDSKA DER S /  Voor zie ningsst r u ct u u r

R I CHTIN G GEV EN D

GROEI VAN GEMEENSCHAPSVOORZIENINGEN TOESPITSEN OP DE SPEERPUNTEN VAN DE BINNENSTAD De ruimte voor groei van gemeenschapsvoorzieningen is in de binnenstad beperkt, maar toch reëel. ——

Ten eerste maakt de stad werk van een optimaal gebruik van de bestaande gebouwen en terreinen die zich lenen tot meervoudig gebruik, zoals hierboven omschreven. De binnenstad beschikt over zeer veel dergelijke gebouwen, zoals bijvoorbeeld de scholengordel in de zone ten zuiden van de middeleeuwse stadskern.

——

Ten tweede past de stad in de binnenstad het principe van de stedenbouwkundige lasten toe; bij de planning van grootschalige gemengde stadsontwikkelingsprojecten met een geschikte ligging, werd en wordt de integratie van gemeenschapsvoorzieningen opgelegd. Het aanbod aan voorzieningen groeit zo bijvoorbeeld in Hertogensite en de Vaartkom.

——

Ten derde zijn er een aantal sites in handen van overheden of onderwijsinstellingen, die in de toekomst nog voor bijkomende gemeenschapsvoorzieningen kunnen worden ingezet. De zone tussen Vesten en het Groot Begijnhof, de oude busstelplaats aan de Diestsevest, de universitaire site aan de Redingenstraat. De stad kiest ervoor om deze sites niet langer voor woonontwikkeling te reserveren.

De stad ziet erop toe dat deze beperkte ruimte zo optimaal mogelijk benut wordt. Niet alle soorten nieuwe gemeenschapsvoorzieningen moeten in de binnenstad een plaats kunnen krijgen. De binnenstad kent een dermate dichte bewoning en gebruik, dat het niet verstandig is hier zomaar veel programma aan toe te voegen. Ze is goed bereikbaar met openbaar vervoer, maar dit openbaar vervoer kan moeilijk nog sterk groeien in de binnenstad. Daarom kiezen we ervoor om in de binnenstad nieuwe projecten van voorzieningen toe te spitsen op de volgende types: ——

Gemeenschapsvoorzieningen die de bovenlokale uitstraling van de binnenstad versterken en haar bestaande voorzieningenapparaat ondersteunen. Hieronder vallen bijvoorbeeld cultuurfuncties; ze versterken de aantrekkelijkheid van het historische bezoekersgerichte centrum, ze gaan een wisselwerking aan met het binnenstedelijke handelscentrum, … Hieronder valt ook bijvoorbeeld de verdere uitwerking van de binnenstedelijke campus, voor zover een ruimtelijke nabijheid bij de bestaande sites gewenst is.

——

Lokale gemeenschapsvoorzieningen die de leefbaarheid van de wijken ondersteunen: ontmoetingslokalen, speelplekken,…

Voor andere gemeenschapsvoorzieningen wordt eerst gekeken of er niet elders een geschikte, goed bereikbare site kan worden gevonden. Een nieuwe secundaire school, bijvoorbeeld, hoeft niet per se ook in de binnenstad te komen. GEMEENSCHAPSVOORZIENINGEN OP GOED BEREIKBARE PLAATSEN, AANGEPAST AAN DE OMGEVING In de binnenstad kunnen gemeenschapsvoorzieningen van de gewenste types een plaats krijgen; hiervoor wordt niet bij voorbaat een zone afgebakend. Mogelijke sites worden geëvalueerd aan de hand van de criteria van de goede ruimtelijke ordening. Is de bereikbaarheid van de site in overeenstemming met het mobiliteitsprofiel van de functie? Kan de hinder ten aanzien van de omgeving beperkt worden? Is het een site die gevoelig is op vlak van landschap en erfgoed, en kan hiermee voldoende rekening gehouden worden? … LOKALE HANDEL CLUSTEREN IN (KERNWINKELGEBIED EN) HANDELSSTRATEN Voor handel wordt wel het clustermodel gehanteerd. Dit betekent niet dat buiten deze clusters geen handel wordt toegelaten. Wel worden in deze clusters extra kansen aan handel gegeven, bijvoorbeeld via de algemene bouwverordening. Het kernwinkelgebied heeft een bovenlokale uitstraling als shopping- en horecagebied, maar ondersteunt uiteraard ook de aanpalende wijken. De handelsstraten hebben een dubbele functie. Enerzijds vormen zij lokale handelsclusters die de wijken bedienen voor de dagelijkse inkopen. Anderzijds vormen zij aanlooproutes naar het bovenlokale kernwinkelgebied. Het kernwinkelgebied en de handelsstraten worden afgebakend in uitvoering van dit structuurplan, bijvoorbeeld via de algemene bouwverordening. De afbakening in de figuren van het structuurplan is louter illustratief.

RSL2

RS_BOEK-5_DEEL-3.4_VOORZIENINGEN_190424.indd 54

24/04/2019 15:46


55

TH EM ATIS CH E BE LE IDS KAD ER S / Voor zie ningsst r u ct u u r

/5/2

R I CHTI N GGEV EN D

Aarschotsesteenweg: as voor voorzieningen op maat van het noordelijke stadsdeel AARSCHOTSESTEENWEG ALS DRAGER VAN LOKALE TOT BOVENLOKALE VOORZIENINGEN In het noordelijke stadsdeel vormt de Aarschotsesteenweg (gedeelte ten noorden van de E314) de belangrijkste drager voor handelsclusters en clusters gemeenschapsvoorzieningen van lokaal tot bovenlokaal niveau ( f i g. 3 7) . De stad ondersteunt de volgende clusters: —

een gemengde voorzieningencluster rond de zwembadsite (met een uitloper ten oosten van de spoorweg waar de zone tot aan de lokalen van de Scouts zal opgenomen worden als gemengd openruimtegebied om recreatieve functies en ontsluiting van de openruimte hier mogelijk te maken) ;

een wat kleinere gemengde cluster rond het deelgemeentehuis Wilsele (met recreatieve mogelijkheden in de zone ‘t Fort-Wijgmaalsesteenweg);

handelscluster in de ruime omgeving van de zwembadsite tot aan de Weggevoerdenstraat.

f i g. 3 7 - Voorzieningenstructuur Aarschotsesteenweg, verspreid patroon te Wijgmaal

Deze voorzieningenas is op verschillende gebieden potentieel verbonden met de recreatieve cluster van de noordelijke Dijlevallei (zie hieronder), via omgeving ’t Fort en via het recreatiegebiedje aan de Haestweg en de (geplande) langzaamverkeerverbinding naar omgeving Ymeria. De stad ondersteunt de goede verbinding met deze recreatiecluster door veilige en aangename langzaamverkeerverbindingen, en door het versterken van de verbinding tussen ’t Fort en de cluster aan de Aarschotsesteenweg. Over bijna dit volledige deel van de Aarschotsesteenweg vinden we een belangrijke handelsconcentratie terug. Het gaat om enkele grootschalige handelszaken, maar vooral om kleinschalige handel, horeca en diensten. In de zone rond het zwembad, van ca. de Weggevoerdenstraat tot Aambeeldstraat, kunnen we spreken van een echt lokaal handelscentrum dat als handelscluster wordt ondersteund. Maar ook meer zuidelijk op de steenweg wordt de handel, die soms ook een eerder bovenlokaal karakter heeft, aanvaard en ondersteund. WIJGMAAL: EEN VERSPREID PATROON ACCEPTEREN In tegenstelling tot andere woonkernen, vinden we in Wijgmaal niet echt een bestaande clustering van lokale handelszaken noch gemeenschapsvoorzieningen. De kern is beperkt van omvang en de verspreide voorzieningen liggen voor de bewoners dan ook veelal op loop- en fietsafstand. Het verspreide patroon wordt daarom aanvaard en als uitgangspunt voor het beleid meegenomen; er wordt niet gestreefd naar een duidelijke clustervorming. Wel zijn er een aantal beperkte groeipotenties voor gemeenschapsvoorzieningen. Zeker de woonontwikkelingsgebieden Wakkerzeealsebaan-Ursulinnenstraat komen hier in het vizier; woonontwikkeling kan hier best gekoppeld worden aan een deel voorzieningen. Omdat het de bedoeling is dat de groene vinger

RS_BOEK-5_DEEL-3.4_VOORZIENINGEN_190424.indd 55

24/04/2019 15:47


56

TH E M ATIS CH E BE LE IDSKA DER S /  Voor zie ningsst r u ct u u r

R I CHTIN G GEV EN D

van de omgeving Kroonstraat wordt doorgetrokken tot aan de spoorlijn, lijkt dit een logische plaats om recreatievoorzieningen uit te bouwen. Dit gebied kan echter ook ingezet worden voor bijvoorbeeld uitbreiding van de schoolcapaciteit, die in Wijgmaal prangend wordt, maar ook (deels) de functie van (stads)landbouw behouden.

/5/3

Diestsesteenweg: een te versterken voorzieningenstructuur in stadsdeel Oostelijk Heuvellandschap De Diestsesteenweg en directe omgeving vormen anno 2016 al een belangrijke voorzieningendrager. Het onderzoek naar de gewenste ontwikkeling op deze as ging niet uit van de veronderstelling dat nabijheid van de Leuvense Ring een ‘centrale’ ligging en nabijheid van de gemeentegrens met Linden per se het label ‘perifeer gelegen’ impliceerden. De stad beschouwt de goede bereikbaarheid, de nabijheid van dicht bewoonde woonwijken en de aanwezigheid van (een aanzet tot) dagelijkse voorzieningen, om te beoordelen welke plekken als centraal gelegen kunnen worden beschouwd. Vanuit deze analyse beschouwt de stad de Diestsesteenweg als een drager van voorzieningenclusters die verder kunnen uitgebouwd worden ( f i g. 3 8) . Deze ontwikkelingen moeten gebeuren in samenhang met een verbeterde verkeersstructuur, een versterkte blauwgroene structuur en een verbeterde landschappelijke inpassing. Dit wordt uitgebreid besproken in het beleidskader voor het stadsdeel Oostelijk Heuvellandschap; in dit hoofdstuk wordt vooral op de uitbouw van de voorzieningen gefocust.

f i g. 3 8 - Voorzieningenstructuur Diestsesteenweg

KOP VAN DE DIESTSESTEENWEG HERSTRUCTUREREN Aan de kop van Kessel-Lo is heel wat tewerkstelling en enkele kleinschalige voorzieningen geconcentreerd. Bij de herontwikkeling werd echter de kop van de Diestsesteenweg, de omgeving van de Oude Diestsesteenweg, niet mee aangepakt. Bij de aanpassing van deze verkeersknoop in functie van de duurzame stadsontsluiting per fiets en openbaar vervoer, kan een volledige herontwikkeling van een deel van de aanpalende bouwblokken aan de orde zijn. In dat geval zal hierin een deel voorzieningen worden gerealiseerd. BESTAANDE CLUSTER DE BECKER-REMYPLEIN EN CENTRALE WERKPLAATSEN ONDERSTEUNEN Het handels- en horecaapparaat is al sterk uitgebouwd in de omgeving De Becker-Remyplein en aan het begin van de Diestsesteenweg tot de Centrale Werkplaatsen. Rond Blauwputkerk en centrale Werkplaatsen gaat dit gepaard met een groeiend aanbod aan bezoekersintensieve gemeenschapsvoorzieningen: school, jeugdcentrum, kunstonderwijs, fietsafhandelcentrale,… Deze gemengde cluster voor lokale handel en gemeenschapsvoorzieningen wordt blijvend ondersteund. De groeipotenties zitten hier vooral op de Centrale Werkplaatsen en zijn anno 2016 gekend via de lopende projecten. Op het De Becker-Remyplein kan eventueel een aanvullende gemeenschapsvoorziening worden onderzocht.

RSL2

RS_BOEK-5_DEEL-3.4_VOORZIENINGEN_190424.indd 56

24/04/2019 15:47


57

TH EM ATIS CH E BE LE IDS KAD ER S / Voor zie ningsst r u ct u u r

R I CHTI N GGEV EN D

Ook verderop de steenweg tot aan het Boudewijnstadion vinden we heel wat handel terug, soms met een wat meer bovenlokaal karakter. Net zoals de Aarschotsesteenweg (gedeelte gelegen ten noorden van de E314), vormt dit hier een logisch gegeven dat kan worden ondersteund, voor zover het de beeld- en erfgoedwaarden niet bedreigt. BOUDEWIJNSTADION-HEUVELHOF: GROENE LONG EN RECREATIECLUSTER, OMGEVEN DOOR GROOTSCHALIGE GEMEENSCHAPSVOORZIENINGEN Boudewijnstadion en Heuvelhof vormen anno 2016 gezamenlijk al een cluster van publieke groene ruimte en zowel zachte recreatie (speeltuintje, finse piste,…) als ‘harde’ recreatie (atletiek, voetbal, sporthal,…). Rond Heuvelhof worden heel wat aanvullende voorzieningen aangetroffen; rusthuis, school,…. Deze cluster vormt geen groeipool; hier is vooral een vernieuwing en herinrichting aangewezen. Voor Heuvelhof gaat het over kleinere aandachtspunten zoals de relatie met de Borstelsstraat. Het Boudewijnstadion zou volledig geherstructureerd kunnen worden zodat het zich meer richt op de dubbelas Diestsesteenweg – Sportpleinpad dan op de ‘achterzijde’. EEN NIEUWE VOORZIENINGENCLUSTER TEN OOSTEN VAN MOLENSTRAAT-HEIDEBERGSTRAAT De stad selecteert een bijkomende en verder uit te bouwen cluster voor gemeenschapsvoorzieningen ten oosten van de Molenstraat-Heidebergstraat. De cluster kan delen beslaan van een ruim gebied tussen het kruispunt Heidebergstraat-Molenstraat, Diestseveld, Vlierbeekveld en de percelen net ten oosten van het Zeswiekenpad. Hier liggen anno 2016 ten zuiden van de steenweg verschillende grote eigendommen, waaronder stelplaatsen van De Lijn, containerpark en begraafplaats Diestseveld, twee middelgrote kloosterdomeinen, een hoogspanningsstation, en enkele andere grote percelen in private eigendom, zowel bebouwd als onbebouwd. Ten noorden van de steenweg omvat deze cluster een groot perceel met supermarkt en parking, een zone die bedoeld is voor een verkaveling en een ingesloten openruimtegebied dat bestaat uit zeer langgerekte tuinen. Het gebied is prima bereikbaar met fiets, auto en openbaar vervoer. Er is reeds een zekere concentratie van voorzieningen aanwezig, die verder kan worden uitgebouwd. Het komt daarom in aanmerking voor bijkomende groei van gemeenschapsvoorzieningen. Deze groei zal bestaan uit gemeenschapsvoorzieningen en bedrijvigheid, eventueel aangevuld met andere stedelijke functies als dit nodig zou zijn om private percelen in een herontwikkelingsproject te betrekken. Voor deze zone zijn in het beleidskader voor stadsdeel Oostelijk Heuvellandschap heel wat doelstellingen geformuleerd op gebied van landschap, verfijning van het netwerk van langzaam verkeer, waterhuishouding,... Bij uitbreiding van stedelijke functies in deze cluster, worden deze doelstellingen uitgewerkt in een masterplan.

/5/4 Tiensesteenweg: voorzieningenclusters goed begrenzen Het onderzoek naar de voorzieningenstructuur van de Tiensesteenweg werd reeds grotendeels uitgevoerd bij de voorbereiding van de RUP’s Tiensesteenweg. Onder meer de landschaps- en erfgoedwaarden vroegen eerder om een begrenzing van de voorzieningen (zeker de handel) dan een verdere uitbouw. Daarom werd in de RUP’s de handelsstructuur reeds als volgt afgebakend: ——

beperking van de grootschalige detailhandelszone tot het gebied ten oosten van de Meerdaalboslaan;

——

lokaal handelscentrum langsheen de steenweg van spoorwegbundel tot omgeving Michotte;

——

handel wordt aanvaard in het eerste gedeelte van de steenweg.

Ook selecteert de stad aan de Tiensesteenweg beperkte voorzieningenclusters. Het zijn clusters van eerder lokale aard, aanwezig, die kunnen worden bestendigd: ——

voorzieningencluster rond Michottepark en Sint-Franciscuskerk;

——

aan de Oudebaan tegen de Meerdaalboslaan vinden we een beperkte gemengde cluster met recreatieve, onderwijs- en zorgfuncties. Door de ligging op de potentiële verbinding tussen de groene vingers van Molenbeekvallei en Predikherenberg, en omwille van het ontbreken van gemeenschapsvoorzieningen aan deze zijde van de woonkern Korbeek-Lo, wordt deze als cluster bestendigd.

/5/5 Sint-Lambertus en noordelijke Naamsesteenweg: een centrum voor Heverlee De stad wenst de omgeving van Sint-Lambertus en de Naamsesteenweg van poort tot omgeving spoorweg te ondersteunen als voorzieningencentrum voor Heverlee. Daarbij vormt het gebied van Naamsepoort tot Hertogstraat, met inbegrip van het Van Arenbergplein, vooral het

RS_BOEK-5_DEEL-3.4_VOORZIENINGEN_190424.indd 57

24/04/2019 15:47


58

TH E M ATIS CH E BE LE IDSKA DER S /  Voor zie ningsst r u ct u u r

R I CHTIN G GEV EN D

handelscentrum. In de omgeving van de Sint-Lambertuskerk wenst de stad een lokaal centrum van gemeenschapsvoorzieningen te ondersteunen. Bij de herontwikkeling van de site van het oude deelgemeentehuis, streeft de stad naar integratie van gemeenschapsvoorzieningen in dit herontwikkelingsproject, die de voorzieningencluster kunnen versterken. In het beleidskader voor het zuidelijk stadsdeel wordt beschreven hoe deze cluster zal worden ondersteund door een betere verbinding met de omgeving.

/5/6

Tervuursesteenweg en Celestijnenlaan noord, dragers van voorzieningen in het westelijk deel van het stadsdeel Westelijk Heuvellandschap. De Tervuursesteenweg vormt het belangrijkste lokale handelscentrum voor dit stadsdeel, van poort tot de omgeving van het kruispunt met Sint-Jansbergsesteenweg en noordelijke Celestijnenlaan ( f i g. 3 9) .

f i g. 3 9 - Voorzieningencluster Tervuursesteenweg – Celestijnenlaan Noord

GROEIPOTENTIES VOOR GEMEENSCHAPSVOORZIENINGEN IN GROENVELD In deze omgeving zijn anno 2016 al heel wat gemeenschapsvoorzieningen te vinden. Vooral rond de noordelijke Celestijnenlaan vinden we een duidelijke cluster van scholen, zorg en recreatie. Ook rond de Groenveldstraat vinden we er een aantal: school, kinderopvang, maar ook wat recreatie. Tussen deze clusters ligt de ingesloten open ruimte van het Groenveld. De stad beschouwt Groenveld niet als uit te voeren woonuitbreidingsgebied. Er is vanuit de woonbehoefte immers geen nood aan aansnijden van dergelijke grootschalige nieuwe woongebieden. Groenveld zal daarom een dubbele rol opnemen: deels als stedelijk groengebied, deels in te zetten voor gemeenschapsvoorzieningen. Nieuwe voorzieningen kunnen aansluiten bij de bestaande clusters. Omwille van de goede mobiliteitsafwikkeling, acht de stad een uitbouw aan de zijde Celestijnenlaan de meest logische keuze. Later verder onderzoek op niveau van het volledige binnengebied moet dit verhelderen. Deze voorzieningencluster met groeipotenties vormt om centraal gelegen locatie, waarvan de goede bereikbaarheid en duurzame bereikbaarheid per fiets en openbaar vervoer (mits ingrepen) kan worden verzekerd. Gemeenschapsvoorzieningen met een sterke verkeersattractie zijn hier dan ook niet bij voorbaat uitgesloten. Net ten westen van Groenveld ligt het gebied Sint-Jansbergsesteenweg, waar een woonontwikkeling voor doelgroepen zou kunnen komen (zie beleidskader wonen). Ook deze ontwikkeling kan gecombineerd worden met een nieuwe gemeenschapsvoorziening. TERVUURSESTEENWEG: VERSTERKING LOKALE HANDELSCLUSTER DOOR HERSTRUCTURERING STEENWEG Langsheen de steenweg wordt een lokale handelscluster ondersteund. De stad duidt het gebied tussen Tweekleinewegenstraat en steenweg aan als transformatiegebied (zie beleidskader ‘wonen’). Ze onderzoekt hoe in dit gebied een herstructurering van de bebouwing kan worden georganiseerd, die onder meer een oplossing kan brengen voor veilig langzaamverkeer in combinatie met goede parkeeroplossingen ter ondersteuning van de lokale handel. Dit wordt uitgewerkt in het beleidskader voor het zuidelijk stadsdeel.

RSL2

RS_BOEK-5_DEEL-3.4_VOORZIENINGEN_190424.indd 58

24/04/2019 15:48


59

TH EM ATIS CH E BE LE IDS KAD ER S / Voor zie ningsst r u ct u u r

/6

R I CHTI N GGEV EN D

GROTE STRUCTUREN MET RECREATIEVE EN ZEER LOKALE VOORZIENINGENCLUSTERS De stad bouwt een aantal recreatieve structuren uit, waarin de recreatie terecht kan die behoefte heeft aan locaties tegen de blauwgroene structuur; sportterreinen in open lucht, jeugdlokalen,... De stad hanteert deze recreatieclustertjes als ‘poorten’ naar de open ruimte. In een aantal recreatieclustertjes op deze grote structuren voorziet de stad groeipotenties, op plaatsen waar dit ruimtelijk verantwoord is en waar nieuwe functies een ruimtelijk samenhangende recreatiestructuur ondersteunen. Deze groei moet steeds afgestemd worden op de draagkracht van de blauwgroene vingers, de omgeving, en de bereikbaarheid van de site. In en aan de rand van de woonkernen vinden we ook grotere en kleinere clustertjes met andere gemeenschapsvoorzieningen, die ofwel een zeer lokaal gebruik kennen, ofwel een slechts occasioneel gebruik met een goed beheersbare mobiliteitsvraag. Ze sluiten vaak goed aan bij deze grotere recreatieve structuren. De stad ondersteunt de menging van dergelijke lokale clustertjes met lage mobiliteitsvraag in deze recreatieve structuren.

/6/1

Recreatieve structuur Noordelijke Dijlevallei De stad ondersteunt een recreatieve structuur in de noordelijke Dijlevallei. De blauwgroene vinger van de Dijlevallei wordt in het noordelijk stadsdeel doorkruist door heel wat infrastructuren. Dwars op de vallei lopen spoorwegen en E314; in de vallei spoorwegen, de Vaart, de Aarschotse- en Wijgmaalsesteenweg. Dat mag ons echter niet beletten om te blijven streven naar een goede leesbaarheid van de noordelijke Dijlevallei. Daarom beschouwt de stad deze vallei in haar geheel als blauwgroene vinger met daaraan gekoppeld een sterke recreatieve structuur, met de nadruk op kleinschalige en zachte recreatie ( f i g. 4 0) . Ook al gaat het om clusters aan weerszijden van de Vaart die anno 2016 nog niet vlot fysiek verbonden zijn omwille van de barrière van de Vaart. Deze structuur loopt van de voet van Wilsele-Dorp tot aan Ymeria.

f i g. 4 0 - Recreatieve structuur Noordelijke Dijlevallei

We bespreken de recreatieclusters die hieraan gekoppeld zijn van Noord naar Zuid. —

Als poort naar de groene vinger van Wijgmaalbroek, wordt de recreatiecluster van Ymeria uitgebouwd als landschapspark. Mits goede landschappelijke inpassing en correcte relatie met erfgoedwaarden en aanliggend openruimtegebied, is een groei van de sportvoorzieningen in open lucht mogelijk (zie beleidskader voor het stadsdeel Noord). Dergelijke uitbreiding heeft als bedoeling om de ruimte achter Ymeria als een landschapspark met groen karakter te versterken, dat ruimte biedt voor sport maar ook als publieke verblijfs- en speelruimte kan dienen. De verbinding van Ymeria met de Dijlemeander en Lijnloperspad wordt verbeterd.

RS_BOEK-5_DEEL-3.4_VOORZIENINGEN_190424.indd 59

24/04/2019 15:48


60

TH E M ATIS CH E BE LE IDSKA DER S /  Voor zie ningsst r u ct u u r

/6/2

R I CHTIN G GEV EN D

Via Lijnloperspad is deze cluster voor zacht verkeer verbonden met de recreatiecluster van ’t Fort en het openruimtegebied (voormalig geselecteerd bedrijventerrein) aan de A. Meyswijk dat een kleinschalige recreatieve functie kan krijgen. In het beleidskader voor het stadsdeel Noord is omschreven dat deze cluster rond ’t Fort licht versterkt kan worden en een betere relatie kan krijgen met de woonkern Wilsele en de voorzieningencluster aan het oud deelgemeentehuis (Aarschotsesteenweg).

Aan de overzijde van de Vaart liggen de vijvers van Bellefroid. De stad acht de publieke toegankelijkheid van dit gebied nog steeds wenselijk. Dit gebied is ideaal voor zachte recreatie en kleinschalige recreatievoorzieningen die de natuurwaarden respecteren. Het gebied Bellefroid vormt de aanzet van een parelsnoer van recreatievoorzieningen aan de voet van Wilsele-Dorp. Deze zijn hier broodnodig: de woonkern is immers geïsoleerd gelegen, slecht bediend met publiek toegankelijk groen en mogelijkheden tot zachte recreatie op korte afstand. De Sportschuur vormt een logische aanvulling op deze zachte recreatiecluster als harde recreatiepool. Via betere landschappelijke inpassing kunnen de reeds bestaande verbindingen onder de sporen worden verbeterd en de tussengelegen restruimten (naast het kerkhof) in deze structuur van publiek groen met kleinschalige recreatievoorzieningen worden ingeschakeld. Ook onder het viaduct van E314 werden in het RUP Aarschotsesteenweg mogelijkheden voor recreatie ingebouwd, die momenteel door de jeugddienst verder worden onderzocht.

Ten zuiden van de E314 ligt het woonuitbreidingsgebied Roeselbergdal. Een grootschalige nieuwe woonontwikkeling is hier niet langer aan de orde. Gezien de ligging, is dit ook niet het gebied waar erg verkeersgenererende voorzieningen een plaats moeten krijgen. Landschappelijk is het interessanter om deze open ruimte grotendeels te bewaren, zodat het Roeselbergdal als dal in de structuur van de getuigenheuvels leesbaar blijft. Ze kan ook een welkome aanvulling vormen van het buurtgroen dat in Wilsele-Dorp nauwelijks aanwezig is. Een aanvulling met recreatieve voorzieningen is niet ondenkbaar.

Molenbeek-Abdijbeekvallei als recreatieve structuur De vallei van de Molenbeek-Abdijbeek is anno 2016 al goed uitgebouwd als blauwgroene vinger met mogelijkheden tot zachte recreatie en een hardere recreatiepool aan het provinciaal domein. De stad bouwt de Abdij van Vlierbeek verder uit als een eerder laagdynamische en lokale voorzieningencluster ( f i g. 4 1) . Deze structuur kent nog enkele kleine verbeterpuntjes op vlak van toegangen, zichten,… die in het beleidskader voor het stadsdeel Oost zijn toegelicht.

f i g. 4 1 - Recreatieve structuur Molenbeek-Abdijbeekvallei

In kader van de voorzieningenstructuur is het van belang dat wordt onderzocht hoe de goede relatie tussen deze vallei en het spoorwegplateau wordt ingevuld op programmatorisch vlak. Bij de opmaak van het masterplan voor het spoorwegplateau wordt onderzocht hoe hier een win-win-situatie kan gecreëerd worden, zodat de gebruikers van het spoorwegplateau optimaal van de kwaliteit van het provinciaal domein kunnen genieten, terwijl een deel van de druk van harde functies van dit domein naar het spoorwegplateau kan worden verlegd (parkeren, ontmoetingsgebouw,…).

RSL2

RS_BOEK-5_DEEL-3.4_VOORZIENINGEN_190424.indd 60

24/04/2019 15:48


61

TH EM ATIS CH E BE LE IDS KAD ER S / Voor zie ningsst r u ct u u r

/6/3

R I CHTI N GGEV EN D

Jan Vranckxpad & Platte-Lostraat als dragers voor recreatie en lokale voorzieningen Centraal in Kessel-Lo vinden we een belangrijke as die nog veel meer potentie heeft om als duidelijk herkenbare en leesbare stedenbouwkundige structuur in Kessel-Lo uitgebouwd te worden. Het gaat om het Jan Vranckxpad met parallel eraan de Platte-Lostraat. Deze dubbelstructuur wordt sterker uitgebouwd als recreatieve structuur: drager van publiek groen en recreatie (zowel zachte als harde). Op deze structuur zitten ook een aantal clusters van andere lokale voorzieningen, die de stad duidelijker met de drager Vranckxpad wil verbinden ( f i g. 4 2) .

f i g. 4 2 - Recreatieve structuur en lokale voorzienin-

genstructuur Vranckxpad - Platte-Lostraat

f i g. 4 3 - Molenbeek-Bierbeekvallei, groene vinger met

recreatieve potenties

In het beleidskader voor het stadsdeel Oostelijk Heuvellandschap wordt een mogelijke toekomstige verlenging van het Jan Vranckxpad tot aan park Belle Vue geschetst. Hier is een extra aanbod aan kleine publieke groenplekken, bereikbaar vanuit de woonwijk, aangewezen. Een bijkomende ontwikkeling aan het einde van de Coosemansstraat kan de aanzet vormen voor het doortrekken van het Vranckxpad aan de westzijde.

De stad acht inderdaad een herorganisatie en eventueel lichte uitbouw van een aantal functies rond het kruispunt Albertlaan – Coosemansstraat – De Jonghestraat wenselijk. Deze gemengde cluster (lokale handel, speelplein, jeugdlokalen, onderwijs, sportinfrastructuur) heeft vooral nood aan een betere uitwerking van de (semi-)publieke ruimte rond deze voorzieningen, zodat ze duidelijker aan het Vranckxpad worden gekoppeld. Zo krijgen een aantal voorzieningen een dubbele oriëntatie op twee logische assen: Vranckxpad voor zacht verkeer en Albertlaan – DeJonghestraat – Platte-Lostraat voor openbaar vervoer en autoverkeer.

Meer naar het noordoosten is het Vranckxpad anno 2016 reeds drager van een aantal voorzieningen- en recreatiezones: Boudewijnstadion (te herstructureren), omgeving stelplaats De Lijn en Diestseveld. De recreatiestructuur Vranckxpad overlapt hier met de clusters aan de Diestsesteenweg, die hierboven zijn besproken.

Ten zuidoosten van de Platte-Lostraat vinden we het voormalige woonuitbreidingsgebied Koetsweg-Platte-Lostraat en een cluster van gemeenschapsvoorzieningen aan de overzijde van de Koetsweg: recreatie, ontmoetingslokalen (Bron, rugby, kasteeltje Heiberg). Het voormalige woonuitbreidingsgebied wordt niet langer beschouwd als zone voor woonontwikkeling. Het kan nochtans vlot ontsloten worden vanuit Platte-Lostraat en via bestaande doorsteken naar het Jan Vranckxpad. De stad selecteert een deel van het gebied tussen Koetsweg en Platte-Lostraat, aansluitend bij de Koetsweg, als reserve- en uitbreidingsgebied voor voorzieningen. De zone kan ingezet worden voor: •

gedeelde ondersteunende functies (zoals parkeren) voor de bestaande voorzieningen (Bron, rugby, tennis en evt. zelfs kasteel Heiberg);

nieuwe recreatieve infrastructuur met een niet extreem zwaar mobiliteitsprofiel (bijvoorbeeld een nieuwe sporthal, tennis- of voetbalterreinen,…);

RS_BOEK-5_DEEL-3.4_VOORZIENINGEN_190424.indd 61

24/04/2019 15:49


62

TH E M ATIS CH E BE LE IDSKA DER S /  Voor zie ningsst r u ct u u r

R I CHTIN G GEV EN D

eventueel te herlocaliseren zonevreemde recreatie in de omgeving;

zeer lokale gemeenschapsvoorzieningen die de omliggende woonwijken bedienen: uitbreiding van basisonderwijs, een ontmoetingslokaaltje of jeugdlokaal,…

De ontwikkeling van gemeenschapsvoorzieningen wordt gecombineerd met de aanleg van een stuk publieke ruimte en een goede verbinding naar het Jan Vranckxpad.

/6/4

Molenbeek-Bierbeekvallei als blauwgroene vinger met recreatieve potenties Het belang van de Molenbeekvallei als blauwgroene vinger, werd reeds in het beleidskader ‘blauwgroen’ toegelicht. Deze vallei kan, naast haar ecologische functie, ook een belangrijke rol spelen als drager van zachte recreatie en heel kleinschalige voorzieningen in de recreatieve sector (ontmoetingslokaaltje, jeugdlokaaltje,… ( f i g. 4 3 ) ). Op deze structuur onderscheiden we achtereenvolgens: —

de recreatieve cluster rond universitaire sportkot en het voetbalstadion OHL (tevens poort naar Dijlevallei);

het Ruelenspark, potentieel blauwgroen gebied en toegang tot de Molenbeek-Bierbeekvallei vanuit de Naamsepoort, omgeven door verschillende gemeenschapsvoorzieningen

Cadol, verder uit te bouwen stedelijk groengebied langs de Molenbeek-Bierbeek (tevens onderdeel van de noord-zuidgerichte recreatiestructuur, hieronder besproken);

een zeer lokale voorzieningencluster rond de laag gelegen Geldenaaksebaan met wat lokale handel en gemeenschapsvoorzieningen (onderwijs);

Abdij van Park, historische site die wordt uitgebouwd als toeristische trekpleister van internationaal niveau;

het groenblauwe openruimtegebied rond de Molenbeek-Bierbeek tussen Ziekelingenstraat en Meerdaalboslaan;

het groenblauwe openruimtegebied met historische bebouwing rond de Molenbeek ten oosten van de Meerdaalboslaan.

Door de realisatie van een continue langzaam-verkeerverbinding doorheen de volledige vallei, en publieke groengebieden langsheen de beek, wordt deze valleidrager van zachte recreatie. Op enkele plekken zijn hieraan voorzieningen gekoppeld; hier echter nauwelijks groeipotenties (project voor Parkabdij, en eventueel een beperkte en kleinschalige recreatiefunctie tegen Cadol). De grootste uitdaging van deze structuur is echter de continue verbinding doorheen de vallei en de herinrichting van de verschillende gebiedjes met landschappelijke doelstellingen (betere leesbaarheid van de blauwe structuur, zinvolle integratie van bebouwing in de groene omgeving).

/6/5

Een Noord-zuidgerichte recreatiestructuur in Heverlee Dwars op deze zachte recreatie-as, onderscheiden we een noord-zuidgerichte as met clusters van groene plekken en recreatievoorzieningen ( f i g. 4 4 ) . Deze recreatiestructuur:

f i g. 4 4 - Noord-zuidgerichte recreatiestructuur Heverlee

RSL2

RS_BOEK-5_DEEL-3.4_VOORZIENINGEN_190424.indd 62

24/04/2019 15:49


63

TH EM ATIS CH E BE LE IDS KAD ER S / Voor zie ningsst r u ct u u r

R I CHTI N GGEV EN D

——

start op de Philipssite met haar gemengd karakter als bovenlokale diensten- en tewerkstellingszone, recreatiezone en stedelijk groengebied, waar de gemeenschapsvoorzieningen nog kunnen groeien zijde Geldenaaksebaan;

——

loopt via het Lemmekensveld, publieke groenzone op buurtniveau en recreatiefunctie met beperkte groeipotenties;

——

naar het stedelijke groengebied Cadol (tevens onderdeel van de recreatieve structuur Molenbeek- Bierbeekvallei die hierboven werd besproken), dat verder uitgebouwd wordt als stedelijk groengebied met op termijn eventueel zeer beperkte en kleinschalige recreatiefunctie aan de rand (zoals een ontmoetingslokaaltje);

——

via een (toekomstige) doorsteek onder de spoorweg naar de omgeving van de hogere Pakenstraat - (potentieel verder uit te bouwen) cluster met lokale voorzieningen - en de voormalige militaire schietstand – te ontwikkelen voor recreatiefuncties - ;

——

langsheen de Kerspelstraat, waaraan het noordelijk militair domein grenst, dat de stad in samenspraak met de eigenaar wil uitbouwen als publiek groendomein

——

tot de recreatiecluster met bovenlokaal karakter op het kruispunt Kerspelstraat – Hertogstraat (tevens onderdeel van de Zuidelijke Tangent Heverlee, hierboven besproken).

Deze Noord-zuidgerichte structuur is anno 2016 nog geen realiteit. Vooral de doorsteek tussen Cadol en de Pakenstraat zou een flinke ingreep vergen. Deze ingreep is vooral nuttig om het zuidelijke deel van de woonkern Heverlee beter te betrekken op het buurtgroen ten noorden van de spoorlijn. Dit wordt verder besproken in het beleidskader voor het Zuidelijk Plateau. De stad wenst deze as te ondersteunen en te versterken tot een recreatieve structuur die een groot deel van de woonkern Heverlee bedient, waarin ze de combinatie van publiek groen op buurtniveau en (meestal kleinschalige) recreatie verder uitbouwt. De goede ontwikkeling van deze clusters wordt in meer detail behandeld in het beleidskader voor het Zuidelijk Plateau.

/7 VERSPREIDE KLEINSCHALIGE CLUSTERS VULLEN HET AANBOD IN DE WOONKERNEN AAN Naast deze twee types grote voorzieningenstructuren in de woonkernen (de goed bereikbare structuren en de structuren met recreatieve en lokale voorzieningen), ondersteunt de stad bijkomende clustertjes van lokale gemeenschapsvoorzieningen die een fijnmazig aanbod verzekeren.

/7/1

Lokale handelsclusters, aanvullend aan de grote structuren Het gaat ten eerste over een aantal lokale handelsclustertjes die essentieel zijn voor het goed functioneren van de omringende woonwijken. Het is voor veel handelszaken niet evident om te overleven in de woonkernen waar niet veel passage van grote verkeersstromen is. De aanwezigheid van enkele winkeltjes voor dagelijkse ‘snelle’ aankopen – een bakker, een apotheker, een kleine supermarkt - is echter essentieel voor de woonkwaliteit. De stad ondersteunt daarom, via centrummanagement, via vergunningverlening en via de aanleg van het openbaar domein, de aanwezigheid van handel in bepaalde handelsclusters, op plekken waar handel overlevingskansen lijkt te hebben en vaak al geclusterd voorkomt ( f i g. 4 5 ) . Enerzijds ondersteunt de stad dus de handelsclusters die reeds zijn opgenomen in de grotere voorzieningenstructuren, die hierboven reeds zijn besproken: handelsclusters op Aarschotsesteenweg (gedeelte ten noorden van de E314), Diestsesteenweg – De Becker-Remyplein, Tiensesteenweg, Naamsesteenweg en Tervuursesteenweg; kernwinkelgebied, handelsstraten en Vaartkomomgeving in de binnenstad; handelscluster op de as Vranckxpad – Platte-Lostraat (omgeving A. De Jonghestraat- K. Albertlaan); en zeer lokale handelsvoorzieningen aan het laaggelegen deel van de Geldenaaksebaan. Anderzijds ondersteunt de stad de lokale handel op enkele specifieke plekken in de woonkernen die niet door deze grote structuren worden bediend: ——

Lokale handel in de omgeving van de Wijgmaalsesteenweg te Kesseldal;

——

Lokale handel rond de Oude Mechelsesteenweg te Wilsele-Dorp;

——

Lokale handel aan de Sint-Jansbergsesteenweg in Egenhoven.

——

In Wijgmaal wordt, zoals hierboven reeds aangegeven, een verspreid handelspatroon aanvaard.

/7/2 Bijkomende recreatieclusters op de rand van de woonwijken en de open ruimte Ook vullen clusters van recreatievoorzieningen type ‘sport en spel’ het aanbod voor de wijken aan.

RS_BOEK-5_DEEL-3.4_VOORZIENINGEN_190424.indd 63

24/04/2019 15:49


64

TH E M ATIS CH E BE LE IDSKA DER S /  Voor zie ningsst r u ct u u r

R I CHTIN G GEV EN D

f i g. 4 5 - Lokale handelsclustertjes vullen de grote structuren aan

LOKALE RECREATIECLUSTERS OP GESCHIKTE PLEKKEN ‘TUSSEN’ WOONKERNEN EN GROENE VINGERS De stad ondersteunt, zoals gezegd, recreatie in de hierboven besproken ‘grote voorzieningenstructuren’ in de woonkernen. Enerzijds in de opgesomde ‘grote recreatiestructuren’ waar ruimtereserve voor recreatie wordt uitgebouwd. Anderzijds vindt recreatie ook een plek in de opgesomde goed bereikbare grote voorzieningenstructuren (bijvoorbeeld zwembadsite aan Aarschotsesteenweg, Boudewijnstadion aan Diestsesteenweg, clustertje in de omgeving Oudebaan- Meerdaalboslaan bij de Tiensesteenweg, cluster aan de Noordelijke Celestijnenlaan (Groenveld),…). Tenslotte kan recreatie met een echt bovenlokaal karakter zelfs een plaats vinden in de ‘grote concentratiezones voor bovenregionale voorzieningen en tewerkstelling’, zoals hierboven besproken. Daarnaast vullen een aantal lokale clustertjes het aanbod aan. Dit indien ze zijn gelegen op logische plaatsen om te kunnen fungeren als ‘poort’ naar de blauwgroene vingers, op de rand tussen woonwijken en open ruimte ( f i g. 4 6) . Deze lokale recreatie clusters omvatten minstens: —

Omgeving Wezenplein (stadsdeel Zuidelijk Plateau), link naar Heverleebos

Omgeving Groenstraat (stadsdeel Zuidelijk Plateau), link naar openruimtegebied tegen Heverleebos; de creatie van bruikbare speelruimte bij de jeugdfunctie moet onderzocht;

Omgeving Sint-Jansbergsesteenweg (stadsdeel Zuidelijk Plateau), link naar Blauwgroene vinger Zuidelijke Dijlevallei; deze cluster is te bekijken in samenhang met het woonontwikkelingsproject op Sint-Jansbergsesteenweg en de omgeving Bijbelinstituut.

RSL2

RS_BOEK-5_DEEL-3.4_VOORZIENINGEN_190424.indd 64

24/04/2019 15:50


65

TH EM ATIS CH E BE LE IDS KAD ER S / Voor zie ningsst r u ct u u r

R I CHTI N GGEV EN D

f i g. 4 6 - Lokale recreatieclusters als aanvulling op de grote recreatiestructuren

AFWEGINGSKADER VOOR BESTAANDE VERSPREID GELEGEN RECREATIE, INCLUSIEF DE ZONEVREEMDE De zonevreemde recreatiefuncties die gelegen zijn in de voorzieningenclusters beschouwt de stad als ‘te regulariseren’. De recreatiefuncties aan ’t Fort te Wilsele, de Damiaanscouts en de recreatiefuncties in de omgeving kruispunt Sint-Jansbergsesteenweg – K. Boudewijnlaan zijn bijvoorbeeld in dat geval. Voor de bestaande zonevreemde functies buiten de clusters, moet de evaluatie geval per geval gemaakt te worden. Dit aan de hand van de volgende criteria: —

Bereikbaarheid van de site versus de mobiliteitsvraag;

inpasbaarheid in het landschap: is de functie storend voor een samenhangend landschapsgeheel of een landschap dat de stad expliciet wil verbeteren, en kan dit worden opgelost?;

is er hinder vanwege de recreatiefunctie naar de onmiddellijke omgeving, en kan die opgelost?

Bij uitbreidingsprojecten in de grote recreatiestructuren wordt telkens bekeken of er een mogelijkheid is tot herlocalisatie van zonevreemd gelegen recreatie in de buurt, die slecht ingepast liggen in de omgeving. In de omgeving van de cluster aan de hogere Koetsweg, kunnen bijvoorbeeld zonevreemde recreatiefuncties rond Wimmershof worden geïntegreerd. Ook bestaande recreatiefuncties die verspreid liggen in woongebied (of in bestemmingen die recreatie toelaten, zoals ‘gemeenschapsvoorzieningen’ of ‘recreatie’) kan behouden worden mits de hinder aanvaardbaar is voor de omgeving.

RS_BOEK-5_DEEL-3.4_VOORZIENINGEN_190424.indd 65

24/04/2019 15:50


66

TH E M ATIS CH E BE LE IDSKA DER S /  Voor zie ningsst r u ct u u r

R I CHTIN G GEV EN D

/8 LOGISTIEKE ONDERSTEUNENDE (OVERHEIDS) DIENSTEN IN CLUSTERS EN BEDRIJVENTERREINEN Een aantal gemeenschapsvoorzieningen hebben een heel andere aard dan die voorzieningen die gericht zijn op het publiek. Het gaat om overheidsdiensten of diensten van semi-publieke actoren die nodig zijn voor het goed functioneren van de stad, zonder dat ze zich rechtstreeks naar de bevolking richten. We denken aan bijvoorbeeld stedelijke werkplaatsen, drinkwaterproductie, afvalopslag- en verwerking,… Deze publieke diensten hebben nood aan heel wat ruimte: voor hun activiteiten, hun o pslag en voertuigenpark, opslag van materiaal. Ook voor dergelijke diensten wordt het steeds moeilijker om locaties te vinden in de stedelijke omgeving. De stad acht het noodzakelijk om voldoende ruimte te voorzien voor deze overheidsdiensten, voor zover ze de stad bedienen en voor zover ze noodzakelijkerwijze in het stedelijk gebied gelegen zijn. Dergelijke functies kunnen terecht in de grote voorzieningenstructuren in de woonkernen voor zover ze combineerbaar zijn met de omgeving (bereikbaarheid, landschappelijk, hinder,…). We beschouwen deze diensten echter ook als onderdeel van de ‘lokale economie’, die plaats vindt op de bedrijventerreinen, zoals behandeld in het beleidskader ‘werken’. Ook voor sommige andere gemeenschapsvoorzieningen (lokaal verenigingsleven bijvoorbeeld) is ‘opslag’ een belangrijke uitdaging, zoals hierboven omschreven. Grootschalige opslagruimten kunnen eveneens in de zones voor lokale economie terecht.

RSL2

RS_BOEK-5_DEEL-3.4_VOORZIENINGEN_190424.indd 66

24/04/2019 15:50


67

TH EM ATIS CH E BE LE IDS KAD ER S / Voor zie ningsst r u ct u u r

5

R I CHTI N GGEV EN D

Krachtlijnen van het beleid voor de voorzieningen De voorzieningenstructuur bespreekt de handel en horeca en de gemeenschapsvoorzieningen. Het gaat om functies die wonen ondersteunen en/of de centrumrol van Leuven waarmaken (m.u.v. tewerkstelling in bedrijven). Ze zijn ook vaak ruimtelijk zeer sterk verweven in de centra van de woonkernen. VAN KWANTITATIEVE BENADERING NAAR STRATEGISCHE AANPAK VOOR DE GEMEENSCHAPSVOORZIENINGEN ——

De stad stelt een vraag vast naar meer ruimte in bijna alle sectoren van de gemeenschapsvoorzieningen. Ze noteert ook een trend van het ‘weren’ van gemeenschapsvoorzieningen van private terreinen, waardoor het aanbod slinkt. Tegelijk zijn de overheidsmiddelen beperkt. Ze erkent daarom de noodzaak om voldoende ruimte te reserveren voor gemeenschapsvoorzieningen, bij groeiende bevolking en toenemende vastgoedprijzen.

——

De nodige ruimte voor voorzieningen wordt, in tegenstelling tot de woningbehoefte, niet kwantitatief geraamd. Dit kan enkel voor enkele specifieke deelsectoren gebeuren die duidelijk aan de bevolkingsaantallen zijn gelinkt. Voor heel wat voorzieningen is geen eenduidige norm voorhanden over het wenselijk aanbod. De vraag lijkt eindeloos. De stad kiest daarom voor een andere aanpak.

——

Het beleid rond de gemeenschapsvoorzieningen bestaat uit een strategie die stoelt op 3 pijlers, en die niet puur ruimtelijk van aard is: • een visie op het wenselijk en noodzakelijk aanbod op stadsniveau en per woonkern • steeds efficiënter gebruik van de beschikbare ruimte • reserveren van groeiruimte voor noden die niet in een beschikbaar aanbod terecht kunnen

——

De visie op het noodzakelijk aanbod per woonkern, een soort ‘basisaanbod’ aan gemeenschapsvoorzieningen, wordt niet in het structuurplan vastgelegd. Deze is nog niet eenduidig beschikbaar, en kan ook evolueren doorheen de tijd. Ze wordt verder uitgeklaard in samenhang met het project voor de efficiënte benutting van het stadspatrimonium. HANDELSCLUSTERS VOOR EEN GEZONDE HANDEL/HORECA

——

De stad streeft clustering van handel/horeca na, om de leefbaarheid voor de handel te verhogen. Ze stimuleert de clustering via het beleid voor het openbaar domein, via haar centrummanagement en door een aangepast vergunningenkader. Ze wordt niet verplicht.

——

Handelsclusters van bovenlokaal tot regionaal niveau zijn: • het kernwinkelgebied (handel en horeca); • grootschalige detailhandelszones: Tiensesteenweg (oost van Meerdaalboslaan) en Vaartkom (Vaartkom Noord en stuk K. Begaultlaan).

——

De meeste woonkernen beschikken over een of enkele lokale handelsclusters, vaak verweven met de clusters voor lokale gemeenschapsvoorzieningen. De stad ondersteunt deze clusters. • Binnenstad: handelsstraten Tiense-, Naamse-, stuk Brusselse en stuk Mechelsesteenweg • Wilsele: stuk Aarschotsesteenweg • Kessel-Lo: stukken Diestsesteenweg en omgeving (omgeving De Becker Remyplein tot Smidsestraat, nieuwe cluster rond buurtspoorwegstation), stuk Tiensesteenweg (van poort tot Elisabethlaan), omgeving Albertlaan – De Jonghestraat • Heverlee: stuk Naamsesteenweg • Terbank / Ter Elst: Tervuursesteenweg van poort tot Celestijnenlaan

Wijgmaal kent een verspreid voorzieningenpatroon; hier wordt geen clustering nagestreefd. Naast deze grote clusters, zijn er kleinere concentratieplekken voor handel op nog lokaler niveau. De stad erkent het belang van deze kleine concentraties en houdt hiermee rekening in het beleid: omgeving kruispunt Geldenaaksebaan-Pakenstraat (Heverlee), stuk Wilselsesteenweg (Kesseldal), omgeving kruispunt Oude Mechelsesteenweg – L. Decouxlaan, Sint-Jansbergsesteenweg te Egenhoven.

RS_BOEK-5_DEEL-3.4_VOORZIENINGEN_190424.indd 67

24/04/2019 15:50


68

TH E M ATIS CH E BE LE IDSKA DER S /  Voor zie ningsst r u ct u u r

R I CHTIN G GEV EN D

GEMEENSCHAPSVOORZIENINGEN VAN (BOVEN-)REGIONAAL NIVEAU OP CAMPUSSEN EN IN MF POLEN ——

In de stad zijn er 5 grote concentratiezons van bovenlokale voorzieningen en tewerkstelling, waar bedrijventerreinen, multifunctionele polen en campussen van zorg, onderzoek en onderwijs geconcentreerd zijn. Hier zijn allerlei grootschalige bovenlokale voorzieningen aanwezig in de betrokken campussen en multifunctionele polen. Het gaat om: • ‘Leuven Noord’: bedrijventerreinen in de Vaartzone en spoorwegplateau van ring tot E314, en detailhandelszone Vaartkom-Begaultlaan • Gasthuisberg en omgeving: zorgcampus, onderwijs- en onderzoekscampus, bedrijventerrein voor spin-off’s, kunstencampus, kantorenconcentratie KBC-site • de Zuidelijke Dijlevallei: bedrijventerreinen Arenberg, imec, Termunck (reserve), onderwijs- en onderzoekscampus, sportcluster tervuursevest • de ‘Zuidelijke Tangent’ te Heverlee: multifunctionele pool aan spoorstation Haasrode, researchpark en campus Haasrode, lokaal bedrijventerrein Haasrode/Parkveld, reserveruimte militair domein, sportcluster Hertogstraat, Heilig Hartcampus • de Binnenstad

——

De stad ondersteunt de groei van het hoger onderwijs, onderzoek en de (inter)nationale zorgcluster. Ze ziet toe op de nodige groeipotenties op campussen. De campussen voor zorg, onderzoek en hoger onderwijs, met hun groeimarges, zijn: • Campus Gasthuisberg: potentie binnen ringweg, richting Brusselsesteenweg, (lange termijn) Vogelzang • Campus Zuidelijke Dijlevallei: groeipotentie conform (te evalueren) masterplan • Campus binnenstad: groeipotentie (b.v. Tervuursevest – Site Geologie) • Campus Heilig Hart: eventuele groeipotentie op lange termijn op militair domein • Campus Haasrode: potentie tot verdere clustervorming binnen bedrijventerrein

——

De stad behoudt een aantal (multifunctionele) polen waar, naast geconcentreerde tertiaire tewerkstelling, ook bovenlokale voorzieningen (vaak van het kantoorachtige type) terecht kunnen: • multifunctionele polen aan de ring: Vaartkom, stationsomgeving, Philipssite en Bodart; • polen aansluitend bij bedrijventerreinen: KBC-site, Remysite, omgeving Brabanthal. EFFICIËNTER BENUTTEN VAN DE BESCHIKBARE (BESTAANDE & NIEUWE) RUIMTE VOOR GEMEENSCHAPS- VOORZIENINGEN IN/TEGEN DE WOONKERNEN

——

De stad streeft, buiten de campussen, naar clustering van de gemeenschapsvoorzieningen in (of aan de rand van) de woonkernen. Geclusterde voorzieningen worden immers veel efficiënter ingezet en beheerd. Sport- en spelfunties die ook open ruimte nodig hebben, worden geclusterd op het raakvlak tussen woonkernen en groene vingers. Ze fungeren als poort naar de open ruimte. Andere gemeenschapsvoorzieningen worden geclusterd in de woonkernen: welke functies hier terecht kunnen, hangt af van het bereikbaarheidsprofiel.

——

De stad stimuleert een efficiënter gebruik van het bestaande patrimonium dat inzetbaar is voor gemeenschapsvoorzieningen. • Enerzijds verhoogt ze de efficiëntie van het gebruik van het eigen stadspatrimonium. Hierbij hoort niet enkel de toewijzing van gebouwen/terreinen aan (meerdere) gebruikers, maar ook een bewust investerings- en afstootbeleid voor het patrimonium. • Anderzijds zet ze projecten voor meer medegebruik van gebouwen en terreinen van andere grote eigenaars. Hiervoor start ze overleg op met de relevante actoren.

——

De stad zal, voor het stadsaanbod van gemeenschapsvoorzieningen, een visie ontwikkelen op de wenselijke stedelijke basisvoorzieningen in elke woonkern: welke stedelijke voorzieningen moeten in elke woonkern beschikbaar zijn, welke kunnen volstaan met een of enkele grotere locaties? Deze oefening wordt afgestemd op het project voor efficiëntere benutting. CLUSTERS ‘HARDERE’ GEMEENSCHAPSVOORZIENINGEN OP BEREIKBARE PLAATSEN IN DE WOONKERNEN

——

Gemeenschapsvoorzieningen die geen nood hebben aan veel open ruimte maar vooral aan gebouwen, worden geclusterd op goed bereikbare plaatsen in/tegen de woonkernen. De bereikbaarheid van de cluster bepaalt het ‘niveau’: van heel lokaal werkende met vooral zacht verkeer, over bovenlokale voorzieningen met weinig of slechts sporadisch verkeer, tot bovenlokale met veel en dagelijks verkeer.

RSL2

RS_BOEK-5_DEEL-3.4_VOORZIENINGEN_190424.indd 68

24/04/2019 15:50


69

TH EM ATIS CH E BE LE IDS KAD ER S / Voor zie ningsst r u ct u u r

——

R I CHTI N GGEV EN D

Ook deze clusters zijn te groeperen in een aantal grotere structuren; vaak combinaties van hoofdfietsroutes en openbaarvervoertracés. • (Het westelijk deel van) de Zuidelijke Tangent, die ophangt aan de Meerdaalboslaan-Ambachtenlaan-Hertogstraat (zie boven) met o.m. de ‘harde’ sportcluster aan de Hertogstraat en de H. Hartsite • Het oostelijk deel van de Zuidelijke Dijlevallei, met ‘harde’ sportcluster aan Tervuursevest • Tervuursesteenweg – (noordelijke) Celestijnenlaan, voorzieningencluster voor handel, lokale en regionale gemeenschapsvoorzieningen met groeipotenties op Groenveld en op de kop van Sint-Jansbergsesteenweg • Aarschotsesteenweg (gedeelte ten noorden van de E314), met clusters rond oud deelgemeentehuis en rond zwembadsite-Bosstraat • Diestsesteenweg, met regelmatige clusters op de kop, rond Centrale Werkplaatsen, rond Boudewijnstadion en groeipotenties ten oosten van de Heidebergstraat • Tiensesteenweg, met clusters van lokale aard rond Kerk-Michotte en kruispunt Oudebaan-Meerdaalboslaan, en met grootschalige detailhandelszone

——

In Wijgmaal is het voorzieningenaanbod verspreid en zijn er geen logische aanzetten voor clustering. Het verspreide karakter wordt geaccepteerd.

——

De binnenstad wordt in haar geheel als voorzieningencluster beschouwd. Per site wordt de bereikbaarheid geëvalueerd om mogelijke functies te bepalen. In de binnenstad zijn volgende soorten nieuwe gemeenschapsvoorzieningen welkom: • Lokale voorzieningen voor de woonwijken • Bovenlokale en regionaal werkende voorzieningen met veel mobiliteit, énkel als ze een grote toegevoegde waarde hebben voor de bovenregionale uitstraling van de binnenstad en samenwerken met de aanwezige speerpunten: cultuurfuncties (samenwerking met horecaconcentratie en hub van creatieve economie), uitbreiding campus binnenstad,… • Andere bovenlokaal werkende voorzieningen met zwaar mobiliteitsprofiel, zoals bij voorbeeld een extra secundaire school, plaatsen we eerder op goed ontsloten plekken buiten de binnenstad. GROTE STRUCTUREN MET CLUSTERS VOOR SPORT EN SPEL, ALS POORTEN NAAR DE GROENE VINGERS

——

Sport- en spelfuncties (met behoefte aan open ruimte) worden geclusterd op het raakvlak tussen woonkernen en groene vingers. In alle stadsdelen vinden we bovendien grotere recreatieve structuren, waarin verschillende van die recreatieve clusters logisch ruimtelijk samenhangen. Die structuren hangen op aan structurele langzaamverkeerverbindingen. • Recreatiecluster Noordelijke Dijlevallei: van Ymeria over ’t Fort tot Vijvers Bellefroid en voet Wilsele-Dorp • Noord-Zuid recreatiecluster Heverlee: Hertogstraat – omg. schietstand – Cadol – Lemmekensveld - Philips • Molenbeek-Bierbeekvallei: structuur van publieke groenruimte met zeer kleinschalige en zachte recreatie, met op de kop de harde recreatiecluster aan Tervuursevest • Jan Vranckxpad – Platte-Lostraat met uitloper naar hogere Koetsweg: structuur van publieke groene ruimte met clusters zeer lokale gemeenschapsvoorzieningen en weinig verkeersgenererende recreatie • Molenbeek-Abdijbeekvallei: structuur van publieke groenruimte met recreatieclusters ANDER, MEER VERSPREID, RUIMTE-AANBOD VOOR GEMEENSCHAPSVOORZIENINGEN

——

Ook naast deze grote structuren zijn er nog clustertjes gemeenschapsvoorzieningen in de kernen.

——

De stad accepteert bovendien bepaalde gemeenschapsvoorzieningen op bedrijventerreinen: indien ze moeilijk inpasbaar zijn in de woonkernen en indien ze het ruimte-aanbod voor bedrijven niet aantasten (omdat ze ‘als surplus’ worden toegevoegd).

——

De zonevreemde gemeenschapsvoorzieningen in clusters kunnen worden geregulariseerd. De andere worden geval per geval bekeken. De (op te maken) algemene RUP’s voor de woonkernen kunnen ingezet worden om goed gelegen zonevreemde gemeenschapsvoorzieningen die niet in de clusters vallen, te regulariseren. Andere kunnen op termijn herlocaliseren naar de clusters. Het structuurplan maakt deze selectie niet.

RS_BOEK-5_DEEL-3.4_VOORZIENINGEN_190424.indd 69

24/04/2019 15:50



Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.