Boek 9: Beleidskaders voor de stadsdelen en deelsystemen - Stadsdeel Binnenstad

Page 1


1

BELE IDS KAD E RS VO O R D E STA DSDELEN EN DEELSYSTEMEN  /

R I CHTI N GGEVEN D

S ta ds deel Bin n en s ta d

3 RS_BOEK-9_DEEL-4.1_BINNENSTAD_190424.indd 1

24/04/2019 16:30


2

BE LE IDS KAD E RS VO OR DE STA DSDELEN EN DEELSYSTEMEN  /  S ta ds deel Bin n en s ta d

BE L E I DSKA DE RS VOOR DE STA DSDE L E N EN D E E L SYST E M E N HOOFDSTUK 1 / HOOFDSTUK 2 / HOOFDSTUK 3 / HOOFDSTUK 4 / HOOFDSTUK 5 / HOOFDSTUK 6 /

Stadsdeel Binnenstad Stadsdeel Noordelijke Laagvlakte Stadsdeel Heuvellandschap Stadsdeel Z uidelijk P lateau Deelsysteem D ijlevallei Deelsysteem Ring

RSL2

RS_BOEK-9_DEEL-4.1_BINNENSTAD_190424.indd 2

24/04/2019 16:30


3

BELE IDS KAD E RS VO O R D E STA DSDELEN EN DEELSYSTEMEN  /  S ta ds deel Bin n en s ta d

HOOFDSTUK

Stadsdeel Binnenstad

RS_BOEK-9_DEEL-4.1_BINNENSTAD_190424.indd 3

24/04/2019 16:30


4

BE LE IDS KAD E RS VO OR DE STA DSDELEN EN DEELSYSTEMEN  /  S ta ds deel Bin n en s ta d

1/

Afbakening en ligging

9

/1 AFBAKENING STADSDEEL BINNENSTAD

9

/2 LIGGING EN GEOMORFOLOGIE

9

2/ Historiek van de Leuvense Binnenstad

11

/1 ROMEINSE TIJD

11

/2 VROEGE MIDDELEEUWEN

11

/3 LATE MIDDELEEUWEN

12

/4 NIEUWE TIJD

13

/5 NIEUWSTE TIJD TOT WOI

14

/6 20 STE EN 21 STE EEUW

16

3/ Bestaande ruimtelijke structuur en gekende ontwikkelingen in de Binnenstad

/1 VIJF SAMENHANGENDE DEELRUIMTEN

18

/1/1 Middeleeuwse stadskern en poortstraten

18

/1/2 Vallei van de Dijle en Voer in de binnenstad

18

/1/3 Westelijke heuvelflanken in de binnenstad

19

/1/4 Oostelijk raster

19

/1/5 De Ring

18

/2 MORFOLOGIE EN VERSTEDELIJKING

19 20

/2/1 Bebouwde ruimte

20

/2/2 Publieke ruimte

20

/2/3 Groenstructuur

20

/2/4 Watergevoelige gebieden

23

/2/5 Erfgoed in de binnenstad

24

/3 MIX VAN FUNCTIES

25

/4 BEVOLKING EN WONINGBESTAND

28

/4/1 Een stadsdeel met vooral kleine gezinnen en alleenstaanden, en heel veel tijdelijke bewoners

28

/4/2 Het sterkst gegroeide stadsdeel van Leuven

29

/4/3 Een hoge bevolkingsdichtheid

30

/4/4 Enorm veranderlijke bevolking in de binnenstad

30

/4/5 Relatief veel startende gezinnen met jonge kinderen, die na enige jaren vertrekken

30

/4/6 Geen vergrijzing van de binnenstad, en wel in tegendeel

30

/4/7 Mix van woningen, met een sterkere groei in de kleine entiteiten

31

/4/8 Flinke ontwikkelingen concreet gepland

/5 BEREIKBAARHEID VAN DE BINNENSTAD /5/1 De Leuvense binnenstad: een enorme aantrekkingspool

31 32 32

/5/2 Fietsers en voetgangers

32

/5/3 Openbaar vervoer

34

/5/4 Autoverkeer

35

/5/5 Goederen

37

RSL2

RS_BOEK-9_DEEL-4.1_BINNENSTAD_190424.indd 4

24/04/2019 16:30


5

BELE IDS KAD E RS VO O R D E STA DSDELEN EN DEELSYSTEMEN  /  S ta ds deel Bin n en s ta d

RS_BOEK-9_DEEL-4.1_BINNENSTAD_190424.indd 5

24/04/2019 16:30


6

BE LE IDS KAD E RS VO OR DE STA DSDELEN EN DEELSYSTEMEN  /  S ta ds deel Bin n en s ta d

4/ Visie en concepten voor het stadsdeel ‘Binnenstad’

38

/1 LANDSCHAPPELIJKE KWALITEIT EN EIGENHEID IN DE DEELRUIMTEN VERSTERKEN

38

/1/1 Middeleeuwse kern en poortstraten

38

/1/2 De Dijle- en Voervallei in de binnenstad

38

/1/3 De westelijke heuvelflanken

39

/1/4 Het Oostelijk raster

39

/2 ZORG VOOR HET ONROEREND ERFGOED /2/1 Een instrumentarium voor het behoud en de versterking van het erfgoed

39

/2/2 Behoud en versterking van de specifieke erfgoedclusters in de binnenstad

40

/3 MULTIFUNCTIONELE BINNENSTAD MET BOVENLOKALE UITSTRALING

41

/3/1 Functionele mix bewaren en versterken

41

/3/2 Voorzieningen met bovenlokale uitstraling die de aantrekkingskracht van de binnenstad ondersteunen

43

/3/3 Lokale voorzieningen, ondersteunend aan het binnenstedelijke wonen

45

/3/4 Ruimte voor voorzieningen reserveren

45

/4 DE BINNENSTAD: MOTOR VAN DE CREATIEVE EN DIENSTENECONOMIE

/5 BINNENSTEDELIJKE BEVOLKINGSGROEI BEHEERSEN EN DE BEVOLKINGSMIX BEWAREN

47 47

/5/1 Geen aanleidingen om de groei van de binnenstedelijke bevolking nog verder te stimuleren

47

/5/2 Grootschalige woonontwikkelingsprojecten beperken tot de geplande projecten in 2016

48

/5/3 Woonverdichting in het bestaande weefsel beheersen waar juridisch haalbaar

48

/5/4 Een gezonde bevolkingsmix nastreven door ruimte voor grotere gezinnen te bewaren

48

/6 KWALITEIT GAAT VOOR OP GROEI: NAAR EEN GROENE EN KLIMAATRESISTENTE BINNENSTAD

39

49

/6/1 Een binnenstad met voldoende publiek groen

49

/6/2 Een groenstructuur verbindt de groene ruimten

49

/6/3 Onderhandelingen als hefboom voor bijkomend publiek groen

50

/6/4 Klimaatresistente binnenstad

50

/6/5 Groenblauwe structuur van de binnenstad: de aanpak

52

/7 DUURZAAM BEREIKBARE BINNENSTAD /7/1 Multimodaal maar duurzaam bereikbare binnenstad

53 53

/7/2 Naar een eenduidiger structuur en inrichting van het openbaar domein 53 /7/3 Stappen en fietsen bevorderen

53

/7/4 Een bereikbare autoluwe binnenstad

53

/7/5 Binnenstad bereikbaar houden met openbaar vervoer, rekening houdend met de draagkracht

55

RSL2

RS_BOEK-9_DEEL-4.1_BINNENSTAD_190424.indd 6

24/04/2019 16:30


7

BELE IDS KAD E RS VO O R D E STA DSDELEN EN DEELSYSTEMEN  /  S ta ds deel Bin n en s ta d

RS_BOEK-9_DEEL-4.1_BINNENSTAD_190424.indd 7

24/04/2019 16:30


8

BE LE IDS KAD E RS VO OR DE STA DSDELEN EN DEELSYSTEMEN  /  S ta ds deel Bin n en s ta d

5/ Beleid voor de deelruimten in de Binnenstad

56

56

/1 MIDDELEEUWSE KERN EN POORTSTRATEN /1/1 De kwaliteit van het historische stadshart versterken

56

/1/2 Bezoekersgericht commercieel centrum

57

/1/3 Mix van stedelijke functies, inclusief wonen en voorzieningen, ondersteunen

58

/1/4 Openbaar domein op maat van voetgangers en fietsers

58

/2 DEELRUIMTE WESTELIJKE HEUVELFLANKEN

58

/2/1 Gemengd stedelijk gebied, waar het goed wonen is en blijft

58

/2/2 Groen karakter van de heuvelflanken bepaalt de ontwikkelingen

60

/2/3 Reeds versteende binnengebieden inzetten voor groen of bedreigde stedelijke functies

61

/2/4 Voorzichtig omgaan met grote schaal & landschaps- en erfgoedwaarden respecteren

61

/2/5 Verbindingen over de Ring heen verbeteren

61

/3 DEELRUIMTE DIJLE- EN VOERVALLEI

62

/3/1 Continuïteit van de Dijlevallei leesbaar maken over de Ring heen

62

/3/2 Dijle en Voer als drager van grote groene ruimten

64

/3/3 Dijlepaden vullen het netwerk van langzaam verkeer aan

64

/3/4 Afwijkende schaalgrootte en functies in de vallei accepteren, maar afstemmen op erfgoedwaarden

64

/3/5 Waterbeheer in de binnenstedelijke Dijle- en Voervallei

65

/4 DEELRUIMTE OOSTELIJK RASTERLANDSCHAP

66

/4/1 Gemengd stedelijk gebied, waar de woonkwaliteit extra aandacht verdient

66

/4/2 Aanbod aan en bereikbaarheid van (publiek) groen substantieel verhogen

67

/4/3 Bestaande versteende binnengebieden inzetten voor functies onder druk

68

/4/4 Respect voor de bestaande bouwblokkenstructuur en schalen, rekening houdend met het erfgoed

69

/5 DEELRUIMTE RING

6/ Krachtlijnen van het beleid voor het stadsdeel Binnenstad

69

71

RSL2

RS_BOEK-9_DEEL-4.1_BINNENSTAD_190424.indd 8

24/04/2019 16:30


9

BELE IDS KAD E RS VO O R D E STA DSDELEN EN DEELSYSTEMEN  /

I N FOR MAT IEF

S ta ds deel Bin n en s ta d

1

Afbakening en ligging /1 AFBAKENING STADSDEEL BINNENSTAD Het stadsdeel Binnenstad bestaat uit het gebied binnen de Leuvense Ring. Het omvat dus niet het volledige grondgebied met postcode 3000. Een kleine zone ten oosten van de ring, van Vuurkruisenlaan tot provinciehuis, wordt bij het stadsdeel binnenstad behandeld. Het gebied is ongeveer 4,3km2 groot ( f i g. 1) . De Ring wordt behandeld in een apart hoofdstuk, het ‘Deelsysteem Ring’. Dit gebied komt in dit stadsdeel enkel aan bod voor zover de keuzes belangrijk zijn voor het goed functioneren van de binnenstad.

/2 LIGGING EN GEOMORFOLOGIE De binnenstad ligt in een kom gevormd door de heuvelflanken van de Roeselberg en Keizersberg, die de binnenstad aan de westzijde begrenzen, en het Brabants plateau in het zuiden. De vallei van Dijle en Voer doorkruisen de binnenstad van zuid naar noord. Beide waterlopen splitsen in de binnenstad in talrijke zijarmen, waardoor verschillende ”eilanden” gevormd worden, die echter meestal niet als dusdanig in het weefsel afleesbaar zijn. Het oostelijke deel van de binnenstad is een vrij vlak terrein, op de zuidoostelijke kwadrant na, die sterke hellingen kent naar de vesten en Dijlevallei toe (als gevolg van “asymmetrische” (ecologische en water-) erosie en sedimentatie van de oevers van Dijle en Molenbeek ( f i g. 2) .

RS_BOEK-9_DEEL-4.1_BINNENSTAD_190424.indd 9

24/04/2019 16:30


10

BE LE IDS KAD E RS VO OR DE STA DSDELEN EN DEELSYSTEMEN  /

I N FORMAT IEF

S ta ds deel Bin n en s ta d

f i g. 1 - Afbakening binnenstad

f i g. 2 - Ligging en geomorfologie

RSL2

RS_BOEK-9_DEEL-4.1_BINNENSTAD_190424.indd 10

24/04/2019 16:30


11

BELE IDS KAD E RS VO O R D E STA DSDELEN EN DEELSYSTEMEN  /

I N FOR MAT IEF

S ta ds deel Bin n en s ta d

2

Historiek van de Leuvense Binnenstad /1 ROMEINSE TIJD Hoewel Leuven in de Romeinse tijd geen echte kern is, moet er – zoals blijkt uit archeologische vondsten – wel al een soort van nederzetting zijn geweest, gelegen aan de kruising van de Dijle met de Romeinse weg Tienen-Elewijt, een aftakking van de heirbaan Tongeren-Boulogne ( f i g. 3 ) . De Dijle vormde op dat moment de grens tussen de westelijke Civitas Nerviorum en de oostelijke Civitas Tungrorum (tevoren grondgebied van de Eburonen). Dit heeft als gevolg gehad dat het Leuvense gewest lange tijd tot 2 bisdommen zou behoren.

f i g. 3 - Vermoedelijk netwerk heirbanen en niet-verharde Romeinse wegen in België

/2 VROEGE MIDDELEEUWEN De stedelijke geschiedenis van Leuven start pas echt in de middeleeuwen. Leuven bestaat in de beginperiode uit twee kernen; één bij de Sint-Pieterskerk en één bij de ‘Oude Borgh’ in het moerassig gebied rond het latere Groot Begijnhof en de Sint-Kwintenskerk. De eerste graaf die in de geschreven bronnen vermeld wordt, is graaf Lambert I (950-1015), die rond 1000 aan de macht komt en die het graafschap Leuven verder uitbreidt. Graaf Lambert verplaatst in 1014 zijn versterking van de woonkern ten Hove, dat verder uitgroeide tot de Sint-Kwintenparochie, naar een nieuwe residentie op ’s-Hertogeneiland, dichter bij het Leuvens handelscentrum. Op het eindpunt van de toen bevaarbare Dijle bevindt zich de binnenhaven (Vismarkt). De handelsnederzetting ontwikkelt zich op de overstromingsvrije oostelijke dalwand (Oude Markt- Vismarkt). Godfried I (1063-1139) en zijn opvolgers bouwen verder aan de uitbreiding en de verfraaiing van de stadskern. In 1080 wordt, ter hoogte van de Romaanse poort, het Sanctum Hospitale opgericht, waar later het Augustinessenklooster komt. In de 11de eeuw wordt het Sint-Pieterskapittel gesticht (1054), de Maasromaanse Sint-Pieterskerk gebouwd (één van de grootste kerken uit de regio in die tijd) en aan de oostzijde van de kerk een crypte toegevoegd. In 1100 en 1130 treedt het Leuvens recht in werking en in 1140 is er al een schepenbank aanwezig. In 1150 verwerft de stad een marktprivilege. Verschillende middeleeuwse marktpleinen zijn nu nog in de stadsplattegrond aanwezig: Oude Markt, Vismarkt, Vleesmarkt (M. De Layensplein), Graanmarkt (Grote Markt). Het handelscentrum wordt verder uitgebouwd samen met de uitbouw van de Werf en de Vismarkt, waar handels- en werkhuizen met grote opslagplaatsen komen. In deze periode worden ook talrijke openbare gebouwen opgericht waaronder het Broodhuis in 1140, het Muntatelier in 1156, de Lakenhalle in 1193, het Vleeshuis in 1216 en het Korenhuis. De uitbouw van de eerste stenen ringmuur met torens en poorten gebeurt van 1156 - 1165. De eerste ringmuur verloopt bijna cirkelvormig rond het middelpunt van de 12de-eeuwse stad. De muur telt 31 waltorens. Ingeplant op de invalswegen waren er 11 poorten en 2 waterpoorten ( f i g. 4) . Al op het einde van de 12de eeuw deint de stedelijke ontwikkeling uit over de eerste omwalling. Het stadsterritorium binnen de wallen is dan bijna helemaal in gebruik genomen. De bebouwing

RS_BOEK-9_DEEL-4.1_BINNENSTAD_190424.indd 11

24/04/2019 16:30


12

BE LE IDS KAD E RS VO OR DE STA DSDELEN EN DEELSYSTEMEN  /

I N FORMAT IEF

S ta ds deel Bin n en s ta d

f i g. 4 - Inplanting belangrijkste structurele elementen in de vroegmiddeleeuwse stad

is op dat moment gegroepeerd rond de verkeersaders van het spontaan gegroeide radioconcentrische plan met als hoofdaders de Hoge Straat (Naamsestraat), de Lage Straat (Parijs- & Schapenstraat), de Brusselse-, Mechelse-, Naamse-, Diestse- en Tiensestraat, alsook de weg die leidde naar de gemene weiden: de Koestraat (Vaartstraat). Ook het net van verbindingsstraten tussen deze hoofdaders en markten bestond reeds. Buiten de eerste omwalling ontstaan nieuwe parochies: Sint-Michiel (Tiensestraat), Sint-Kwinten (Naamsestraat), Sint-Jacob op de “Biest” en Sint-Gertrudis bij de weg naar Mechelen. In de 13de eeuw worden deze alle, naast Sint-Pieters, afzonderlijke parochies.

/3 LATE MIDDELEEUWEN In 1230 en 1232 worden respectievelijk het Klein Begijnhof en Groot Begijnhof opgericht. Ook zorginstellingen zoals de Tafel van de Heilige Geest en het Gasthuis Sint-Laurentius vonden hun oorsprong in de 13de eeuw. Beginzin: De sterke bloei van de lakennijverheid in de 13de eeuw geeft een impuls aan de stedelijke ontwikkeling, die zich vooral in het noordwesten situeert. De bevolking groeit aan tot 12.000 inwoners. Het toenemend belang van de stad zorgt voor de vestiging van nieuwe religieuze instellingen zoals het Minderbroedersklooster (1233), het Augustijnenklooster (1265), het Wittevrouwenklooster (1248), het Groot Begijnhof (1232) en Klein Begijnhof (1275). Nadat uiteindelijk het graafschap Leuven uitgroeit tot het hertogdom Brabant (1188) nodigt Hertog Hendrik I in het begin van de 13de eeuw de Tempeliers uit om zich te vestigen op de Keizersberg, die toen nog buiten de stad was gelegen. In 1232 laat hij hier een nieuwe burcht bouwen. In het begin van de 14de eeuw ontwikkelt de stad, die inmiddels het centrum is van het Hertogdom Brabant, zich nog bijzonder snel. Dit is vooral te danken aan de gunstige economische ligging op de kruising van de aftakking van de grote handelsweg Keulen-Brugge met de Dijle, en aan de sterke bloei van de lakenindustrie (begonnen in 1250, toen talrijke textielarbeiders vanuit Vlaanderen naar Leuven trokken). De bevolking groeit aan tot 20.000 inwoners (1340). Talrijke handelsgebouwen worden opgericht. Tussen de bebouwing buiten de eerste omwalling bevinden zich nog tuinen en wijngaarden. In 1356 wordt een tweede stadsomwalling met 8 stadspoorten gerealiseerd. De wallen en grachten domineren het uitzicht van de stad tot midden 19de eeuw. Het gebied binnen de stadswallen is nu 7 maal groter (ca. 400ha) en omvat niet alleen een bebouwde zone maar ook heel wat landbouwgronden. Vooral het oostelijke en zuidoostelijke deel blijft hoofdzakelijk agrarisch, alsook de westelijke hellingen waar de wijncultuur in die jaren aan haar opgang begint.

RSL2

RS_BOEK-9_DEEL-4.1_BINNENSTAD_190424.indd 12

24/04/2019 16:30


13

BELE IDS KAD E RS VO O R D E STA DSDELEN EN DEELSYSTEMEN  /

I N FOR MAT IEF

S ta ds deel Bin n en s ta d

Door sociale spanningen en onrust, hongersnood en pest, de Brabantse Successieoorlog (1355) en het belangrijker worden van Brussel (die de belangrijkste hertogelijke residentie wordt), vermindert de plaatselijke productie in de lakenindustrie en wijnhandel en kent Leuven een economische crisis. Boven de nog grotendeels houten stad torenen nu ook nieuwe gotische gebouwen zoals de O.L.Vrouw-ter-Predikherenkerk, de kerk van het Groot Begijnhof (1305) en de Lakenhalle (1311). In de 15de eeuw kent Leuven een heropbloei en kunnen de ambachten en nijverheden opnieuw uit een dal klimmen. De stichting van Universiteit door hertog Jan IV van Brabant (1425) bracht de oprichting van meerdere onderwijsgebouwen, pedagogieën en colleges met zich mee. Ook de stabilisatie van de lakennijverheid, de overschakeling op luxe- en kunstnijverheid en de ontwikkeling van de hopbrouwerij maken dat de stad de crisis te boven komt. Vanaf 1400 wordt de Romaanse St.-Pieterskerk stelselmatig afgebroken en vervangen door een nieuwe gotische kerk. Het zuidelijke kerkhof wordt opgeheven en ontruimd (1433) om plaats te maken voor de Grote Markt. Aan deze nieuwe markt komt het stadhuis, een nieuw bestuurscentrum op de plaats waar vroeger het Steen stond, één van de oudste patriciërswoningen van de stad. Het Tafelrond, centrum van de ambachten, wordt aan de noordzijde van de Grote Markt gebouwd. Tijdens deze heropbloei worden binnen de historische stadskern nog nieuwe kloosters gesticht: van de Alexianen of Cellebroeders in 1404, Grauwzusters in 1410, Karmelieten in 1431, de priorij van Sint- Maartensdal in 1433, de Cellezusters in 1438, Kartuizers in 1489, ... Als opvang voor armen, zieken en reizigers worden meerdere godshuizen opgericht: het Godshuis van de twaalf apostelen het Godshuis van de zeven slapers en het Godshuis voor arme weesmeisjes. Het laatste kwart van de 15de eeuw was behoorlijk rampzalig met sociale onlusten, oorlogsgeweld en pest, waarbij de stedelijke bevolking herleid wordt tot 15.000 mensen.

/4 NIEUWE TIJD Ook al beleeft Leuven eind 15de-, begin 16de eeuw een crisisperiode, toch worden er tal van nieuwe kloosters en godshuizen in de stad opgericht zoals het klooster van de Clarissen 1513. Ook worden nieuwe colleges gebouwd, zoals het Van Dale college. De bierbrouwerij ontwikkelt zich verder. Inflatie, pest, het beteugelen van de reformatie en de hiermee gepaard gaande verwoestingen op het platteland, maken dat er op het einde van de 16de eeuw – als de rust is teruggekeerd- nog maar 10.000 inwoners in de stad zijn. De 17de eeuw luidt een langzaam herstel in. Leuven weerstaat in 1635 een beleg door Franse en Hollandse troepen, maar na de vrede van Münster in 1648 kan de stad door nieuwe impulsen langzaam aan opnieuw groeien ( f i g. 5 ) . In 1650 zijn er 12.880 inwoners in de stad. Houten huizen worden vanaf dan meer en meer vervangen door bakstenen huizen met zandstenen vensterversieringen; de zogenaamde “Brabantse stijl”. De uitbreiding van de bebouwing aan de rand van de stad bestaat voor een belangrijk deel uit soldatenhuisjes die door inwoners gebouwd werden om van inkwartiering verlost te zijn.

f i g. 5 - Kaart Blaeu, 1649

RS_BOEK-9_DEEL-4.1_BINNENSTAD_190424.indd 13

24/04/2019 16:30


14

BE LE IDS KAD E RS VO OR DE STA DSDELEN EN DEELSYSTEMEN  /

I N FORMAT IEF

S ta ds deel Bin n en s ta d

Vanaf het Oostenrijkse bewind (1715-1795) bloeit Leuven weer op. Nieuwe steenwegen worden aangelegd, bestaande wegen worden rechtgetrokken en verbeterd. Delen van de stadsomwalling en poorten worden hiertoe afgebroken. Het kanaal naar de Rupel wordt aangelegd (1750) met een haven aan de voet van de Keizersberg. In 1750 verplaatst de handelsactiviteit zich van de Vismarkt naar de Vaartkom, waar de nieuwe Vaart dienst doet als economische handelsader van de stad. Een nieuwe industriële ontwikkeling nestelt zich rond de Vaartkom en er worden opslagplaatsen opgetrokken, zoals het Entrepot. Door deze ontwikkelingen komt er steeds meer bedrijvigheid in de stad en worden vooral rond de waterwegen, molens, brouwerijen en andere nijverheden opgericht. De gilden en ambachten floreren weer en vooral de brouwers, die 75% van de aanleg van de Vaart gefinancierd hebben, kennen een enorme bloei. Ook de universiteit groeit in deze periode. Nieuwe wetenschapsfaculteiten (geneeskunde en exacte wetenschappen) en nieuwe colleges worden opgericht. Op het einde van de 18de eeuw worden door Jozef II vele kloosters afgeschaft en de vrijgekomen terreinen komen in privaathanden terecht. Ook de kerkhoven verdwijnen uit het stadsbeeld en worden vervangen door nieuwe buiten de stad, zoals het kerkhof van de voormalige Sint-Michielskerk op het Herbert Hooverplein ( f i g. 6) .

f i g. 6 - Ferrariskaart, 1770 à 1778

/5 NIEUWSTE TIJD TOT WOI Tijdens de 19de eeuw groeit Leuven verder en wordt de stedelijke kern volgebouwd. Vanaf 1794 wordt het Oostenrijks bestuur vervangen door een Frans bestuur. Het Franse regime treft een voor de stad uiterst nadelige maatregel: de stad verliest haar buitenterritorium dat zich uitstrekte over (delen van) de huidige gemeenten Wilsele, Wijgmaal, Herent, Holsbeek, Linden, Pellenberg, Korbeek-Lo, Heverlee, Winksele en Herent. De buitenste ringmuur en bijhorende poorten worden in het kader van de nieuwe stadsontwikkeling volledig afgebroken (vanaf 1805) en nieuwe pleinen en straten gecreëerd zoals het Sint-Jacobsplein en het stadspark. Ook tijdens het daaropvolgende Hollands bewind (1815-1830) gaat de ontmanteling van de stadswallen (1812-1828) en poorten verder. De vesten worden uiteindelijk heringericht tot nieuwe boulevards. Na de onafhankelijkheid van België komt er in Leuven een spoorweg (1837) en een eenvoudig station (1842) later vervangen door het huidige station (1879). De stad zal een nieuwe industriële ontwikkeling kennen langs de Vaart, met brouwerijen, lederbewerking, metaalverwerking, …. Op de resten van de middeleeuwse watermolens komen nieuwe industriële watermolens, brouwerijen en watergebonden bedrijven. Sommige van de opgeheven kloosters en colleges worden omgebouwd tot kazernes, en op andere ontmantelde kloosterterreinen komen nieuwe industriële ontwikkelingen. Vanaf 1831 worden er heel wat nieuwe arbeidersstraten gebouwd voor het groeiende proletariaat, zoals de Willemstraat, Ravenstraat en Ridderstraat. Er komen ook een aantal gangen, zoals het gebied aan de Mussenstraat, Fonteinstraat, Brusselsestraat, Mannenstraat, Kaboutermannenstraat, cité Delvaux en de Muurkruidgang ( f i g. 7) . De bouw van “gangen” was een georganiseerde ingreep, bedoeld als belegging voor de kleine burgerij. In 1875 telt Leuven 134 gangen, waar zo’n 13% van de bevolking een benauwde “thuis” vonden.

RSL2

RS_BOEK-9_DEEL-4.1_BINNENSTAD_190424.indd 14

24/04/2019 16:30


15

BELE IDS KAD E RS VO O R D E STA DSDELEN EN DEELSYSTEMEN  /

I N FOR MAT IEF

S ta ds deel Bin n en s ta d

f i g. 7 - Plan Laenen, 1839

In 1838 wordt het stadsontwikkelingsplan 'Laenen' (deels) uitgevoerd met de aanleg van nieuwe, rechtere en bredere straten en pleinen, waaronder de nieuwe Statiestraat (1870) en de Blijde Inkomstraat. Hierdoor verdwijnen sommige oudere stadsdelen en worden waardevolle gebouwen afgebroken. De directe aanleiding voor het plan Laenen is de aanleg van het station aan de vlakke oostzijde van de stad. De stationsomgeving wordt een nieuwe aantrekkingspool voor handels- en industriële instellingen, maar ook voor bewoning. De nieuwbouw in de brede geplande straten vertoont een uitgesproken burgerkarakter en sluit aan bij de “Hollandse pleinen”, b.v. het Volksplein (Ladeuze) en Graanmarkt (Hoover) ( f i g. 8) . Na 1860 wordt het plan Laenen deels gerealiseerd in het noordoostelijk deel van de stad (Q. Metsysplein) en zeer partieel elders. In het oostelijke stadsdeel heeft het plan Laenen een onverwacht neveneffect: in een aantal van de ruim bemeten bouwblokken komen kleine arbeiderswijkjes (Mussenwijk, Mathildegang, geheel van gangen aan de Diestsestraat …).

f i g. 8 - Kaart Vander Maelen, 1852

RS_BOEK-9_DEEL-4.1_BINNENSTAD_190424.indd 15

24/04/2019 16:30


16

BE LE IDS KAD E RS VO OR DE STA DSDELEN EN DEELSYSTEMEN  /

I N FORMAT IEF

S ta ds deel Bin n en s ta d

Belangrijk is ook de toen sterk betwiste openlegging van de Grote Markt, die tot dan toe een afgeslote plein vormde, slechts toegankelijk vanuit een aantal nauwe straten, met het doortrekken van de Bondgenotenlaan. Door de toenemende slechte hygiëne in de stad, met een aantal epidemieën van pokken, tyfus en cholera als gevolg, en ten gevolge van de grote overstroming van 1891 worden de Dijle en de Voer overwelfd. Hierdoor ontstaan nieuwe straten zoals de Kapucijnenvoer, Craenendonck, Vismarkt en Karel van Lotharingenstraat. In 1865 begint de stad met de sanering van de ongezondste wijken. De stad verhardt stegen en zorgt voor riolering. Vanaf 1890 mogen er geen nieuwe gangen meer gebouwd worden. In 1889 wordt een huisvestingswet gestemd die het spaarzame arbeiders mogelijk maakt om met overheidssteun een huis te kopen. Er komen enkele huisjes in de Spaarzaamheidsstraat, Dekenstraat en Kaboutermansstraat, gebouwd door het Weldadigheidsbureau. Dat was ook betrokken bij de Maatschappij voor de Bouw van Werkmanswoningen, die o.m. koopwoningen in de De Bayotstraat, Weldadigheidsstraat en Bankstraat bouwt.

/6 20 STE EN 21 STE EEUW In de 20ste eeuw kent Leuven een bewogen geschiedenis. In de Eerste Wereldoorlog wordt Leuven door de bezetter in brand gestoken waardoor vele waardevolle private en openbare gebouwen verdwijnen, zoals het Vleeshuis, het Driutiuscollege en het Wittevrouwenklooster. De universiteitsbibliotheek brandt helemaal af ( f i g. 9) . Bij de wederopbouw na WOI wordt - op de reeds voor de oorlog ontworpen saneringsplannen van de wijk aan de voet van de St.-Pieterskerk na - zoveel mogelijk aangesloten bij de vooroorlogse bebouwing. De invalsstraten worden wel verbreed om het centrum meer toegankelijk te maken voor het moderne verkeer. In het noorden en westen van de stad zijn sociale woningmaatschappijen actief in de oudere krotzones of nog onbebouwde gebieden. Talrijke nieuwe straten worden aangelegd, zoals de Strijdersstraat of de tuinwijk van de Voorzorgstraat. In het zogenaamde Nieuwe Kwartier ten zuiden van de Parkstraat wordt een aangepaste versie van het plan Laenen getekend en worden er burgerwoningen gerealiseerd tot in de jaren ’50.

f i g. 9 - Verwoestingen Leuven WOI: Oude Markt

Na WOII worden de gebieden Redingenhof en ’s Hertogenwijngaard bouwrijp gemaakt. De sociale woningbouw houdt zich vooral bezig met het saneren van oude krotwijken en het bouwen van torenflats en appartementen, zoals op het Vriesenhof en in Sint-Maartensdal. In de tweede helft van de 20ste eeuw, zorgen vooral enkele infrastructuuringrepen voor een gewijzigde structuur en stedelijk landschap. De ring wordt, met de bouw van de Lüdenscheidsingel, gesloten in de jaren ’70-‘80. Ter hoogte van de aantakking met de nieuwe invalsweg vanuit de E40, de K. Boudewijnlaan, wordt een viaduct gebouwd. De invalsweg vanuit de Mechelsepoort wordt vanaf de jaren ’50 voorbereid en is, na veel protest, in de jaren ’80 af. Pleinen werden ingericht als openluchtparkings; deze op Ladeuze werd vanaf de jaren ’80 weer ondergronds werden gebracht.

RSL2

RS_BOEK-9_DEEL-4.1_BINNENSTAD_190424.indd 16

24/04/2019 16:30


17

BELE IDS KAD E RS VO O R D E STA DSDELEN EN DEELSYSTEMEN  /

I N FOR MAT IEF

S ta ds deel Bin n en s ta d

Maar ook enkele grote bedrijven en voorzieningen beïnvloedden de structuur van de binnenstad. De sterke groei van Stella Artois in de omgeving van de Vaartkom, waardoor enkele bouwblokken verdwenen voor grootschalige industriële gebouwen, werd gevolgd door een stelselmatige verhuis naar de site aan overzijde van de ring. Op eenzelfde manier bouwde de Boerenbond grootschalige kantoorgebouwen met bijbehorende parking in het stadshart, om deze enkele decennia later (grotendeels) weer te verlaten voor locaties aan en buiten de ring. Ook de universitaire ziekenhuizen richtten in de omgeving van de Brusselsestraat nog ettelijke grootschalige gebouwen op, waarna de verhuisbeweging richting gasthuisberg werd ingezet. Ook KU Leuven richtte in de binnenstad nog verschillende grote nieuwe complexen op waarvoor oude structuren sneuvelden. Vanaf de jaren ’90 werd, als antwoord op het stelselmatig vertrek van economie en grote voorzieningen uit de binnenstad, een beleid gevoerd van herontwikkeling op de vrijgekomen sites. Verschillende gemengde stadsontwikkelingsprojecten kregen gestalte, veelal met de nadruk op nieuwe woningen. Ook maakte de stad werk van een sterke kwaliteitsverbetering. Ettelijke parken werden aangelegd, de Dijle werd op verschillende plaatsen weer zichtbaar en beleefbaar gemaakt, het netwerk van verbindingen voor voetgangers en fietsers werd verfijnd.

RS_BOEK-9_DEEL-4.1_BINNENSTAD_190424.indd 17

24/04/2019 16:30


18

BE LE IDS KAD E RS VO OR DE STA DSDELEN EN DEELSYSTEMEN  /

I N FORMAT IEF

S ta ds deel Bin n en s ta d

3

Bestaande ruimtelijke structuur en gekende ontwikkelingen in de Binnenstad /1

VIJF SAMENHANGENDE DEELRUIMTEN In de binnenstad onderscheiden we 5 deelruimten met eigen karakteristieken ( f i g.

10) .

f i g. 10 - Vijf samenhangende deelruimten

/1/1

Middeleeuwse stadskern en poortstraten De Middeleeuwse stadskern, binnen de contour van de eerste 12de-eeuwse stadsomwalling, vormt samen met de middeleeuwse poortstraten het historische hart van de binnenstad. Ondanks de enorme verwoestingen tijdens WOI, is het fijnmazige middeleeuwse weefsel in de Middeleeuwse stadskern nog grotendeels aanwezig. Dit, met uitzondering van enkele kleinere wijzigingen bij de wederopbouw na WOI toen een aantal straten verbreed werden. De bebouwing is er veelal kleinschalig gebleven en grotendeels in de typische, historiserende wederopbouwarchitectuur hersteld. Ook grote delen van de oorspronkelijke poortstraten in de zone tussen de 12de-eeuwse stadsomwalling en de ring, hebben hun oorspronkelijke tracé, profiel en kleinschalige bebouwing kunnen behouden. Ook hier vinden we een combinatie van historisch erfgoed en kleinschalige bebouwing die de historische structuren respecteert.

/1/2

Vallei van de Dijle en Voer in de binnenstad Een tweede deelruimte wordt gevormd door de vallei van de Dijle en Voer. Deze doorkruist de binnenstad van zuid naar noord aan de westelijke zijde van de binnenstad. Deze ruimte kreeg een wat afwijkende structuur en programma’s. Door de waterrijke aard van de gronden aan de rand van de eerste middeleeuwse stadswal, bleef de vallei lange tijd weinig bebouwd. Hier vonden een aantal atypische functies, zoals kloosters, het gasthuis, … een plek. Grotere programma’s konden hier dan ook nog ruimte vinden in de loop van de 19de en 20ste eeuw: industrie in het noordelijke gedeelte bij de Vaartkom; scholen, ziekenhuizen, universitaire complexen, verspreid in het zuidelijk stuk van de deelruimte… Dergelijke programma’s werden gekenmerkt door grootschalige gebouwen met heel wat tussenliggende onbebouwde ruimte, die vaak een erg functionele invulling kreeg; speelplaatsen, parkeerterreinen,… Deze structuur garandeert niet steeds een goede doorwaadbaarheid. Integendeel, een aantal stukken van de vallei zoals de

RSL2

RS_BOEK-9_DEEL-4.1_BINNENSTAD_190424.indd 18

24/04/2019 16:30


19

BELE IDS KAD E RS VO O R D E STA DSDELEN EN DEELSYSTEMEN  /

I N FOR MAT IEF

S ta ds deel Bin n en s ta d

zone tussen Dijle en Vaart, of de ziekenhuissites Janseniushof - Hertogensite, zijn vandaag nog steeds gekenmerkt door grote mazen met beperkte doorsteken, zowel in noordzuidelijke als in oostwestelijke richting. Andere delen van de Dijlevallei hebben dan weer de kleinschalige invulling gekregen die we elders in de binnenstad ook terugvinden. Op die manier is in de vallei een erg diverse structuur ontstaan. De vele rivierarmen in deze vallei werden in de voorbije 2 decennia systematisch weer beleefbaar gemaakt, naarmate de functies in dit gebied vertrokken en herontwikkeling mogelijk werd. Overwelvingen werden weggehaald. Er werden nieuwe paden en parken aangelegd langs het water. Dit werk is nog niet volledig voltooid.

/1/3 Westelijke heuvelflanken in de binnenstad De steile Westelijke heuvelflanken van Roeselberg en Zwanenberg begrenzen de vallei van Dijle en Voer aan de westzijde en vormen een derde deelruimte. Deze beslaan het gedeelte van de binnenstad ten westen van de Dijle. De heuvelflanken zijn, net als de vallei, langer onbebouwd gebleven omdat ze buiten de eerste omwalling lagen. Vanaf de 14de eeuw worden de heuvelflanken bebouwd. Er vestigen zich tal van nijverheden (zoals brouwerijen) die aangewezen zijn op Voer en Dijle voor hun waterbevoorrading. Op de westelijke heuvelflanken worden vanaf de 19de eeuw veel arbeiderswijkjes en gangen gebouwd. De ruime gebieden tussen de poortstraten krijgen een wat grillige invulling, waarbij delen werden ingenomen door erg dichte en kleinschalige bebouwing op kleine percelen. Andere stukken bleven onbebouwd. Ze vormen vandaag soms nog steeds groengebiedjes, horend bij0 afwijkende ‘grotere’ programma’s zoals scholen en andere gemeenschapsvoorzieningen. Nog andere zijn ingenomen door loodsen, parkeren,…

/1/4 Oostelijk raster Ten oosten van vallei en valleiflanken bevindt zich een vrijwel vlakke zone, het Oostelijk Raster. Deze kent, in tegenstelling tot de andere ruimten, een planmatig gecreëerde structuur. De zone bleef lange tijd onbebouwd. Ze is grotendeels aangelegd volgens een dampatroon, ontworpen in het plan Laenen uit 1839, of een variant daarop in het Nieuw Kwartier dat evenwel pas veel later werd aangelegd. Binnen dit dambordpatroon zijn veelal gesloten bouwblokken gerealiseerd met ruime burgerhuizen met behoorlijke tuinen. Langs enkele hoofdassen wordt deze structuur doorbroken, en vinden we grootschaliger functies; ziekenhuis, gevangenis, universitaire complexen,… Het gaat voornamelijk om de as Vesaliusstraat – Maria Theresiastraat en de as Justius Lipsiusstraat - Minckelersstraat. De grote bouwblokken van het plan Laenen hebben op sommige plaatsen als onbedoeld neveneffect gehad dat er aan de binnenkant van deze bouwblokken arbeidersgangetjes werden opgericht, zoals de Mussenwijk, de Mathildegang, de Jozef II-straat. Naast de gesloten bouwblokken en de assen met een open structuur vinden we in het oostelijk raster dus ook een aantal zeer dense arbeiderswijkjes terug.

/1/5 De Ring Rond de binnenstad ligt de ring. Het gaat grotendeels om de ruimte waar de voormalige tweede stadsomwalling werd afgebroken. Over de ring werd in het verleden vooral nagedacht als tweeledige ruimte. De Vesten enerzijds vormen een ruimte waar de ring een belangrijke verkeersfunctie opneemt, maar waar ze ook een verblijfsomgeving vormt. Stedelijke functies zoals woningen, kantoren en allerlei diensten enten zich rechtstreeks op de ring. De Singels zouden dan meer het karakter hebben van een verkeersruimte in een groene omgeving. Stedelijke functies zijn hier enkel via op- en afritten bereikbaar. De logische verkeersfunctie op de ring, valt niet volledig samen met een dergelijke indeling in Singels en Vesten. Het noordwestelijk deel van de ring, van Boudewijnlaan (belangrijkste verbinding met E40) tot Johanna-Maria Artoisplein lijkt het meest geschikte deel om de verdelende functie vanuit het snelwegennet naar verschillende stadsdelen op te nemen. Op die manier kunnen de Vesten van een deel verkeer worden ontlast. De zone tussen Boudewijnlaan en Tervuursesteenweg heeft echter karakter van Vesten terwijl het de verkeerstaak van de Singels moet opnemen binnen een zeer smal profiel. Ook kunnen de Singels bezwaarlijk tot ‘verkeersruimte’ worden gereduceerd. De ring wordt in een apart hoofdstuk ‘Deelsysteem ring’ behandeld. Ze wordt daarom hier niet als deelruimte verder uitgewerkt.

RS_BOEK-9_DEEL-4.1_BINNENSTAD_190424.indd 19

24/04/2019 16:30


20

BE LE IDS KAD E RS VO OR DE STA DSDELEN EN DEELSYSTEMEN  /

I N FORMAT IEF

S ta ds deel Bin n en s ta d

/2 /2/1

MORFOLOGIE EN VERSTEDELIJKING Bebouwde ruimte De binnenstad vormt een grotendeels bebouwd gebied, volgens de structuren hierboven beschreven. Sinds 2000 blijkt de footprint van de gebouwen in de binnenstad nauwelijks toegenomen, met gemiddeld 0,18% per jaar (analyse periode 2006-2014). Dit verbaast ook niet echt. Enkele binnenstedelijke herontwikkelingsprojecten hebben in de laatste jaren dicht bebouwde percelen met grootschalige gebouwen vervangen door een fijner weefsel van gebouwen en open ruimte. Maar ook in het ‘gewone’ stedelijke weefsel buiten deze herontwikkelingsgebieden, blijkt de footprint van de gebouwen daar niet noemenswaardig is toegenomen. Een groei van de binnenstedelijke functies is dus niet zozeer te wijten aan meer bebouwing. Ze zal echter wel een gevolg zijn van het compacter worden van sommige functies, bij voorbeeld steeds meer kleinere woningen binnen hetzelfde volume. Ook hoger bouwen heeft hier wellicht voor gezorgd. Er zijn helaas geen cijfers die toelaten te bepalen hoe sterk de binnenstedelijke bebouwing de hoogte is ingegaan ( f i g. 1 1) .

f i g. 1 1 - Nieuwe bebouwing 2006-2014

/2/2

Publieke ruimte Deze sterk bebouwde binnenstad is doorspekt met private en publieke open ruimten. De publieke ruimte beperkt zich niet tot het openbaar domein. Een deel van de private ruimte heeft een publiek karakter door gebruik. Heel wat grote semi-publieke spelers in de stad, zoals KU Leuven en verschillende onderwijsinstellingen, stellen delen van hun open ruimte open voor publiek medegebruik. Voorts maken de publieke gebouwen zoals kerken, stations, culturele centra en bibliotheken, die grotendeels overdag toegankelijk zijn, in bepaalde mate ook deel uit van de publieke ruimte in de stad. De publieke open ruimte is deels versteend, maar er valt ook heel veel groene ruimte onder ( f i g. 1 2 & 1 3 ) .

/2/3

Groenstructuur De binnenstad beschikt dus ook over een goed verspreid aanbod aan parken en groenplekken ( f i g. 14) . Het grootste deel daarvan is in beheer van de stad Leuven. Samen met de private groene ruimte in publiek medegebruik, beschikte de stad Leuven in het jaar 2014 over ca. 340.715m2 toegankelijk groen. Dat is ongeveer 11m2 groene ruimte per ingeschreven inwoner. In vergelijking met andere centrumsteden is dit zeer behoorlijk. De stadsmonitor 2014 wijst uit dat (voor de gehele stad), de tevredenheid over de uitstraling van straten, pleinen, parken en monumenten is gedaald ten opzichte van de vorige jaren, en dat de tevredenheid over de parken momenteel maar gemiddeld is. Dit ondanks het feit dat de tevredenheid over de buurt in het algemeen, heel hoog blijft.

RSL2

RS_BOEK-9_DEEL-4.1_BINNENSTAD_190424.indd 20

24/04/2019 16:31


21

BELE IDS KAD E RS VO O R D E STA DSDELEN EN DEELSYSTEMEN  /

I N FOR MAT IEF

S ta ds deel Bin n en s ta d

f i g. 1 2 - Publieke ruimte in de binnenstad

f i g. 1 3 - Grondeigendommen stad Leuven, Autonoom Gemeentebedrijf Stadsontwikkeling Leuven (AGSL), Katholieke

Universiteit Leuven (KU Leuven) en Openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn (OCMW)

RS_BOEK-9_DEEL-4.1_BINNENSTAD_190424.indd 21

24/04/2019 16:31


22

BE LE IDS KAD E RS VO OR DE STA DSDELEN EN DEELSYSTEMEN  /

I N FORMAT IEF

S ta ds deel Bin n en s ta d

f i g. 1 4 - Bestaande groene ruimte en bomen in beheer van de stad Leuven anno 2015

Anno 2016 plant de stad in een aantal grote herontwikkelingsprojecten nog heel wat bijkomende parken en parkjes: in de Vaartkom, op de ziekenhuissites Janseniushof en Hertogensite, aan de F. Lintsstraat,… . Deze al geplande groene ruimtes zijn goed voor in totaal 74.850m2 bijkomend groen. Ze zullen het aanbod optrekken naar 415.025m2, een toename met 22% ( f i g. 1 5 & 16) . Het is duidelijk dat niet alle deelruimten even goed van groen zijn voorzien, ook niet na de realisatie van alle reeds geplande parken. Terwijl de Dijlevallei en de Valleiflanken redelijk goed bediend (zullen) zijn, blijft het aanbod aan publiek groen in het Oostelijk Raster beperkt. Zeker in de omgeving van het kernwinkelgebied, van de Tiensestraat en het Nieuw is het publiek groenaanbod in de onmiddellijke nabijheid van de woning, beperkt.

f i g. 1 5 - Publiek toegankelijk groen

RSL2

RS_BOEK-9_DEEL-4.1_BINNENSTAD_190424.indd 22

24/04/2019 16:32


23

BELE IDS KAD E RS VO O R D E STA DSDELEN EN DEELSYSTEMEN  /

I N FOR MAT IEF

S ta ds deel Bin n en s ta d

f i g. 16 - Tekortenzones publiek groen in de binnenstad na uitvoering van de geplande groenprojecten

/2/4

Watergevoelige gebieden Sommige delen van de binnenstad zijn erg gevoelig voor wateroverlast. Terwijl de Dijle- en Voervallei met potentiële overstromingsrisico’s kampt, zijn de Westelijke Heuvelflanken erg gevoelig voor wateroverlast door afstroming van hemelwater bij felle buien ( f i g. 17) .

f i g. 17 - Natuurlijk overstroombare gebieden en gebieden gevoelig voor wateroverlast door afstroming

RS_BOEK-9_DEEL-4.1_BINNENSTAD_190424.indd 23

24/04/2019 16:32


24

BE LE IDS KAD E RS VO OR DE STA DSDELEN EN DEELSYSTEMEN  /

I N FORMAT IEF

S ta ds deel Bin n en s ta d

/2/5 Erfgoed in de binnenstad De belangrijkste waardevolle clusters die voorkomen in de binnenstad zijn: ——

Middeleeuwse stadskern en poortstraten: de middeleeuwse stadskern is de plaats waar Leuven als stad ontstaan is. Haar structuur is nog steeds aanwezig in het huidige (radioconcentrische) stratenpatroon. Ook een aantal belangrijke pleinen (Oude Markt, Vismarkt, …) en gebouwen (stadhuis, St.-Pieterskerk, …) gaan terug tot de middeleeuwen. De poortstraten vormen de verderzetting van de vroegmiddeleeuwse structuur buiten de omwalling. Deze cluster heeft enerzijds betrekking op de structuur van de middeleeuwse kern en de poortstraten; het fijnmazig netwerk van straten, omwallingstracé, vaak onregelmatige straten met smal profiel, pandsgewijze opbouw. Ze betreft ook de gebouwen zelf, waaronder de nog oudst bewaarde gebouwen van de stad.

——

Universitaire colleges en instituten: Sinds de stichting van het studium generale in 1425 door paus Martinus V, is de Leuvense universiteit één der belangrijkste bouwheren geweest op het grondgebied Leuven. De eeuwenlange aanwezigheid van de universiteit heeft de stad voorzien van een rijk patrimonium aan colleges - in oorsprong bedoeld voor de huisvesting van studenten, veelal georganiseerd per streek van herkomst of per studierichting - en instituten, waar onderwijs werd verstrekt en/of onderzoek verricht werd. De aanwezigheid van deze colleges en instituten maakt de Leuvense binnenstad uniek in Vlaanderen.

——

Wederopbouwcluster: In de Leuvense binnenstad werden tijdens de eerste wereldoorlog 1081 panden in as gelegd. De wederopbouw van Leuven, die meer dan tien jaar duurde, heeft het huidige uitzicht van de historische stadskern in zeer belangrijke mate bepaald en herinnert daarnaast blijvend aan de vernielingen van de oorlog. De panden kregen een kenmerkende historiserende architectuur in verschillende neostijlen. De panden zijn voornamelijk gelegen aan het Martelarenplein, in de Bondgenotenlaan, Tiensevest, Koning Leopold I- straat, Jan-Pieter Minckelerstraat, Jan Stasstraat, aan het Ladeuzeplein, in de Leopold Vanderkelenstraat en in de omgeving van de Grote Markt. De meeste worden gekenmerkt door de typerende gedenksteen met zwaard, vuur en jaartal 1914.

——

Modernisme: Onder “modernisme “ wordt architectuur verstaan die getuigt van een streven naar vernieuwing door een versobering van de vormentaal in de periode van ca. 1920 tot ca. 1960. De meest pure vorm van modernisme, vaak benoemd als de internationale stijl of functionalisme, wordt gekenmerkt door een rationeel grondplan, eenvoudige geometrische vormen, dragende (beton)skeletten met platte daken, lichte scheidingswanden en het gebruik van moderne materialen. De meeste modernistische gebouwen in Leuven bereiken echter niet het pure van de internationale stijl. Ze getuigen niettemin van een streven naar verzakelijking. Zij zijn doorgaans uitgewerkt met egale bakstenen parementen, met een bescheiden volumewerking en een sterk gereduceerde decoratie.

——

Sociale en Arbeiderswoningen: Met de industriële ontwikkeling van de stad vanaf de 18de eeuw worden er, vooral in het noordwestelijke deel van de binnenstad, bescheiden woningen voor arbeiders gebouwd. De eerste arbeiderswoningen die in een groter geheel werden gebouwd, zoals gangen en cités, waren veelal het resultaat van privé-initiatieven van meer bemiddelde burgers die zich hiermee verrijkten en die zich weinig gelegen lieten aan de kwaliteit van de woningen. In 1875 telde Leuven 134 gangen, waarin 13% van de bevolking woonde. Inmiddels zijn de meeste van deze gangen weggesaneerd. Door de overheid gecoördineerde huisvestingsprojecten voor de werkende klasse maken opgang vanaf 1889, als een huisvestingswet gestemd wordt die het voor arbeiders mogelijk maakt om met overheidssteun een huis te kopen.

——

Religieus erfgoed: Het ontstaan van Leuven in de Middeleeuwen ging gepaard met de stichting van de eerste kerken en centra van religieus leven. Sindsdien verzamelde de historische binnenstad een schat aan religieuze complexen en gebouwen, van kerken over abdijen tot kloosters en kapellen. Dit heeft een rijkdom aan religieus erfgoed opgeleverd, uit verschillende perioden en gebouwd in verschillende stijlen.

RSL2

RS_BOEK-9_DEEL-4.1_BINNENSTAD_190424.indd 24

24/04/2019 16:32


25

BELE IDS KAD E RS VO O R D E STA DSDELEN EN DEELSYSTEMEN  /

I N FOR MAT IEF

S ta ds deel Bin n en s ta d

/3

MIX VAN FUNCTIES In de binnenstad treffen we een uitgesproken mix van stedelijke functies aan. Tegenover de andere stadsdelen is dit echt opvallend. Uiteraard is wonen de meest voorkomende functie. Maar in bijna alle wijken treffen we even goed andere functies aan. Gemeenschapsvoorzieningen, kantoren en zelfs productie/opslag vinden we eerder verspreid in het woonweefsel terug. Handel en horeca is veel sterker ruimtelijk geconcentreerd, namelijk in het kernwinkelgebied, in een aantal handelsstraten die hierop aansluiten, en in mindere mate de noordelijke Vaartkom oever ( f i g. 18 , 19 & 2 0) .

f i g. 18 - Productie en opslag en kantoren

f i g. 19 - Gemeenschapsvoorzieningen inclusief recreatie

RS_BOEK-9_DEEL-4.1_BINNENSTAD_190424.indd 25

24/04/2019 16:32


26

BE LE IDS KAD E RS VO OR DE STA DSDELEN EN DEELSYSTEMEN  /

I N FORMAT IEF

S ta ds deel Bin n en s ta d

f i g. 2 0 - Handel en horeca

Ook niet te onderschatten is het aantal gebouwen waarin wordt geparkeerd. Dit aanbod is opvallend aan de voet van de westelijke valleiflanken en in de omgeving van de Minckelersstraat. Naast parkeergebouwen, parkeerboxen en zo verder, vinden we uiteraard ook veel openluchtparkeren in de verschillende binnengebieden, en parkeren onder gebouwen met een andere functies. Dit zien we niet terugkomen in de figuren ( f i g. 2 1) .

f i g. 2 1 - Parkeergebouwen

RSL2

RS_BOEK-9_DEEL-4.1_BINNENSTAD_190424.indd 26

24/04/2019 16:32


27

BELE IDS KAD E RS VO O R D E STA DSDELEN EN DEELSYSTEMEN  /

I N FOR MAT IEF

S ta ds deel Bin n en s ta d

De cijfermatige evolutie van deze functies sinds 2000 is slechts gedeeltelijk gekend. De handel in het kernwinkelgebied en in de hele binnenstad heeft tussen 2010 en 2015 goed stand gehouden ( f i g. 2 2) . Er is een beperkte groei in handelsoppervlakte, net zoals in de rest van Leuven. De beperkte toename is vooral te wijten aan enkele grote herontwikkelingsprojecten waarin grote handelsoppervlakte werden geïntegreerd, zoals de Vaartkom, Barbarahof, Tabacofina-Vanderelst,... Het aantal winkels neemt daardoor wel af.

f i g. 2 2 - Evolutie van de handel

Van andere niet-woonfuncties in de binnenstad zijn er geen betrouwbare kwantitatieve gegevens. Wel is duidelijk, dat voor al deze niet-woonfuncties een daling wordt genoteerd. Dit heeft vooral te maken met de herontwikkeling van een aantal voormalige industriële zones naar gebieden waar wonen dominant is geworden. Ook is sinds 2000 een aantal hoofdkantoren en diensten vertrokken uit het centrum, om zich buiten de ring te vestigen op sites als Philips, Stationsomgeving, Gasthuisberg,… Het aanbod aan woningen is tegelijk sterk toegenomen, zoals we hieronder zullen bespreken. Omdat er globaal genomen nauwelijks een groei van de bebouwde oppervlakte in de binnenstad is geweest, omdat het wonen sterk is gegroeid en omdat bij de niet-woonfuncties enkel handel een lichte groei noteerde, kunnen we stellen dat wonen de plaats van een aantal niet- woonfuncties heeft ingenomen. ( f i g. 2 3 )

f i g. 2 3 - Wonen

RS_BOEK-9_DEEL-4.1_BINNENSTAD_190424.indd 27

24/04/2019 16:32


28

BE LE IDS KAD E RS VO OR DE STA DSDELEN EN DEELSYSTEMEN  / 

I N FORMAT IEF

S ta ds deel Bin n en s ta d

/4 /4/1

BEVOLKING EN WONINGBESTAND Een stadsdeel met vooral kleine gezinnen en alleenstaanden, en heel veel tijdelijke bewoners De formeel ingeschreven bevolking van de binnenstad (plus een klein stukje van het oostelijk stadsdeel rond Klein Rijsel) bedroeg in 2015 ruim 29.500 inwoners; dat is 29% van de Leuvenaars ( f i g. 2 4) . Hierbij komen natuurlijk nog de (niet ingeschreven) binnenlandse studenten. Ze vormden samen 17.558 huishoudens. Dat is 36% van de Leuvense gezinnen ( f i g. 2 5 ) . De huishoudens in het centrum zijn immers veel kleiner dan gemiddeld in Leuven; gemiddeld 1,68 leden per huishouden, tegenover 2,05 in het gemiddelde Leuvense ( f i g. 2 6) .

f i g. 2 4 - Aantal inwoners, evolutie en aandeel in de totale Leuvense bevolking

f i g. 2 5 - Aantal huishoudens en aandeel in de totale Leuvense huishoudens

f i g. 2 6 - Gemiddeld aantal personen per huishouden (per stadsdeel)

De kleine gezinsgrootte is natuurlijk een gevolg van het aantal alleenstaanden in de binnenstad, dat veel hoger ligt in het centrum tegenover gemiddeld in Leuven: in 2015 zijn 63% van de huishoudens in het centrum zijn alleenstaanden. Dit is natuurlijk eigen aan de binnenstad, die door haar binnenstedelijk karakter en groot aanbod aan kleine woningen, veel jonge en kleine gezinnen aantrekt. Ook wonen hier heel veel buitenlandse studenten, die ingeschreven inwoners zijn. Daarnaast waren er in 2012 nog eens 23.430 woonentiteiten (waarvan 13.802 kamers en 9.628 andere woningen) waar niemand ingeschreven was, maar liefst 56% van alle woonentiteiten! Hier wonen veelal studenten; soms zijn het tweede verblijven. Wel stellen we vast dat de laatste 5 jaren, de dalende huishoudensgrootte sinds 2000 weer bijna volledig is goedgemaakt. Maar ook het aantal alleenstaanden is recentelijk weer gedaald: in 2010 was dit nog 68% van de huishoudens. De sterke trend van 2000-2010 naar steeds meer alleenstaanden en heel kleine gezinnen in de binnenstad, heeft zich dus terug gekeerd ( f i g. 2 7) . De binnenstedelijke bevolking is niet overal dezelfde. In 2015 werden voor enkele onderdelen van de binnenstad nauwkeuriger analyses uitgevoerd van de bevolking. Hieruit blijkt dat aan de westzijde van de binnenstad heel wat meer gezinnen met kinderen wonen dan in het Oostelijk raster. Het gebied van het plan Laenen en Nieuw Kwartier zijn nochtans wijken met vooral mooie rijwoningen met tuin te vinden zijn. Tegelijk werd vastgesteld dat in dit oostelijk raster, meer dan in andere delen van de binnenstad, veel woningen zonder inschrijving te vinden zijn, wat wijst op een nog hogere bevolkingsdichtheid dan uit de bevolkingsgegevens blijkt. Het westelijk deel van de binnenstad blijkt meer gezinsvriendelijk dan het oostelijke.

RSL2

RS_BOEK-9_DEEL-4.1_BINNENSTAD_190424.indd 28

24/04/2019 16:32


29

BELE IDS KAD E RS VO O R D E STA DSDELEN EN DEELSYSTEMEN  / 

I N FOR MAT IEF

S ta ds deel Bin n en s ta d

f i g. 27 - Gezinstypes in enkele zones en grote woonprojecten van de binnenstad

/4/2

Het sterkst gegroeide stadsdeel van Leuven Opvallend is wel dat het centrum het grootste deel van de bevolkingsgroei heeft opgevangen in de periode 2000-2015. Er kwamen bijna 3.800 inwoners bij, een groei van maar liefst 15% ( f i g. 2 8) . Van de gehele bevolkingsgroei van Leuven, kwam dus 39% terecht in de binnenstad! Deze binnenstedelijke bevolkingsgroei was wel het sterkst in de periode 2000-2010. In die periode kwam wel 45% van de bijkomende Leuvenaars in de binnenstad terecht. In de 5 jaren daarna, is dit fenomeen sterk afgezwakt.

f i g. 2 8 - Bevolkingsevolutie

Deze enorme groei wordt wellicht grotendeels verklaard door de toename van buitenlandse studenten die in Leuven verblijven en zich hier moeten inschrijven. Het aantal ingeschreven studenten steeg tussen 2000 en 2010 immers ook met 3.700. Er mag worden aangenomen dat vele van hen in de binnenstad kwamen wonen ( f i g. 2 9) . We mogen bovendien veronderstellen dat ook een groot deel van de bijkomende niet-ingeschreven (binnenlandse) studenten ook een plaats in de binnenstad zocht; deze komen in de bevolkingscijfers echter niet voor. Over deze toename zijn minder ruimtelijke gegevens beschikbaar.

f i g. 2 9 - Buitenlanders (volledig grondgebied Leuven)

RS_BOEK-9_DEEL-4.1_BINNENSTAD_190424.indd 29

24/04/2019 16:32


30

BE LE IDS KAD E RS VO OR DE STA DSDELEN EN DEELSYSTEMEN  /

I N FORMAT IEF

S ta ds deel Bin n en s ta d

/4/3

Een hoge bevolkingsdichtheid De bevolkingsdichtheid (in woongebied) was in 2000 in de binnenstad al minstens het dubbele van die in de rest van Leuven. Omdat de groei in dit dichtst bevolkte gebied ook het grootst was, is het verschil in inwonersdichtheid nog toegenomen. In 2015 woonden er per km2 binnenstad meer dan 8.000 ingeschreven inwoners plus heel wat (niet ingeschreven) Belgische studenten.

/4/4

Enorm veranderlijke bevolking in de binnenstad De volledige Leuvense bevolking is enorm beweeglijk. Op 10 jaar tijd zijn er bijna evenveel Leuvenaars binnengekomen of vertrokken als de totale bevolking. Dat deze veel verhuizen van en naar de binnenstad, is waarschijnlijk, maar hiervan zijn geen gegevens beschikbaar. Ook intern binnen het Leuvens grondgebied wordt enorm veel verhuisd, en dit voor twee derde tussen het centrum en andere deelgemeenten ( f i g. 3 0) .

f i g. 3 0 - Interne verhuisbewegingen binnen Leuvens grondgebied tussen 2000 en 2010

/4/5

Relatief veel startende gezinnen met jonge kinderen, die na enige jaren vertrekken Toch kan de binnenstad geenszins getypeerd worden als een woonkern voor enkel tijdelijke alleenstaande bewoners en ouderen. Er wonen ook enorm veel jonge kinderen. 5,2% van de inwoners in het centrum is er in 2015 jonger dan 6 jaar, en dat is niet veel minder dan gemiddeld in Leuven (6,6%). Toch valt op dat de kinderen ouder dan 6 jaar heel wat minder vertegenwoordigd zijn in het centrum; slechts 6,7% van haar inwoners zijn tussen 6 en 17 jaar, tegenover 10,6% in Leuven gemiddeld. De evoluties in de periode 2000-2010 hebben dit beeld voor het centrum enkel versterkt. Terwijl het aantal echt jonge kinderen er flink steeg, met 19% op 10 jaar tijd (meer dan het dubbele van de toename in heel Leuven), noteerden we hier een lichte afname van de kinderen boven 6 jaar, met 3% (terwijl dit aantal in heel Leuven stagneerde) ( f i g. 3 1) . Het centrum kende dus een ‘boost’ van startende gezinnen met jonge kindjes. In de jaren daarna, is deze plotse sterke groei wel weer afgezwakt. De binnenstad lijkt vooral heel wat gezinnen te verliezen als de kinderen wat groter worden (of het gezin op zich te groot wordt). Toch blijven ook de wat oudere gezinnen met kinderen goed vertegenwoordigd in de binnenstad.

f i g. 3 1 - Leeftijd van de inwoners: stadsdeel Binnenstad vs. Grondgebied Leuven

/4/6 Geen vergrijzing van de binnenstad, en wel in tegendeel Er wordt vaak verondersteld dat de bevolkingsgroei in het centrum het gevolg zou zijn van een instroom van mensen op oudere leeftijd die vanuit de deelgemeenten of de ruimere omgeving, de binnenstad opzoeken. Bij voorbeeld omdat ze op zoek zijn naar een appartement met voorzieningen in de nabijheid. Alhoewel we dit wel vaststellen voor de nieuwe woonontwikkelingen in de binnenstad, kan dit fenomeen voor de binnenstad als geheel echter niet worden bevestigd. Het aantal +50-jarigen stijgt minder in het centrum dan gemiddeld in Leuven, en lijkt vooral een gevolg van de vergrijzing als algemeen gegeven.

RSL2

RS_BOEK-9_DEEL-4.1_BINNENSTAD_190424.indd 30

24/04/2019 16:32


31

BELE IDS KAD E RS VO O R D E STA DSDELEN EN DEELSYSTEMEN  /

I N FOR MAT IEF

S ta ds deel Bin n en s ta d

Het aantal +65-jarigen in het centrum daalde zelfs flink tussen 2000 en 2015 met 12%, terwijl er in heel Leuven een lichte groei is voor deze leeftijdsgroep. We kunnen dus in het geheel niet spreken van een vergrijzing of een grote instroom van senioren in de binnenstad.

/4/7

Mix van woningen, met een sterkere groei in de kleine entiteiten In het centrum vonden we in 2010 ca. 41.500 woonentiteiten terug. Dat was ruim de helft van alle Leuvense woningen. Als we kamers niet meetellen als woonentiteit, stonden nog steeds ruim 40% van alle woningen in de binnenstad. De binnenstad wordt immers, meer dan andere stadsdelen, gekenmerkt door een echte mix van woningtypes. In vergelijking met het hele grondgebied, zijn er hier enorm veel kleine woningen of kamers (58% van de woningen, tegenover 37% in Leuven gemiddeld), en veel minder grondgebonden eengezinswoningen (13%, tegenover 35% gemiddeld in Leuven). Het aantal appartementen is vergelijkbaar met de rest van de stad: 26% van het woningbestand ( f i g. 3 2) .

f i g. 3 2 - Woningtypes in het centrum in vergelijking met het volledige grondgebied Leuven, anno 2012

De evolutie van de bevolking en die van het woningbestand gaan hand in hand. Het mag dan ook niet verbazen dat in het centrum, parallel aan de sterke bevolkingsgroei met nadruk op alleenstaanden, een bovengemiddelde groei in aantal woningen werd genoteerd in de periode 2000-2010, en dit vooral in de kleine entiteiten. Het beeld van het woningbestand werd in de periode 2000-2010 dus enkel scherper. Maar liefst 60% van de vergunningen voor nieuwe woonentiteiten kwam in een periode van 10 jaar (2003 tot en met 2012) terecht in deelgemeente Leuven. Dat zijn er 4180. Alle andere deelgemeenten samen namen slechts 40% van de nieuwe woonentiteiten voor hun rekening. Zelfs als we abstractie maken van de bijkomende kamers, kwam 55% van de bijkomende woningen in deelgemeente Leuven terecht. Het gaat vooral om vergunningen voor kleine woningen. Terwijl in de hele stad een bijkomend aanbod aan appartementen, en zelfs een deel kamers, werd gecreëerd, is het opvallend dat de nieuwe studio’s vooral in de binnenstad terecht kwamen. Maar ook het aantal grondgebonden woningen nam heel lichtjes toe; vanzelfsprekend minder dan in de andere stadsdelen.

/4/8

Flinke ontwikkelingen concreet gepland De binnenstad heeft een flinke groei gekend, en deze groei zal in de komende jaren nog doorzetten. Verschillende binnenstedelijke stadsontwikkelingsprojecten werden reeds gepland, maar zijn anno 2016 nog niet (helemaal) uitgevoerd: Vaartkom, Janseniushof, Hertogensite, ACCO-site, Conscienceplein, OCMW-site, binnengebied Parkstraat-Vesaliusstraat. In deze gebieden komen een beperkt aantal niet-woonfuncties bij (vooral in Vaartkom en Hertogensite). Het gros van de ontwikkelingen is echter wonen. Het structuurplan uit 2004 selecteerde 30 woonontwikkelingsgebieden in de binnenstad ( f i g. 3 3) . In deze gebieden was, volgens de tellingen in 2012, plaats voor samen ruim 4000 woningen. Hiervan waren er in 2013 nog maar een 13-tal effectief bewoond, met nog geen 1000 gezinnen. In al deze gebieden samen was er in 2013 dus nog ruimte voor bijna 3400 bijkomende gezinnen plus enkele kamercomplexen. Bijna al deze gebieden zijn anno 2016 al heel concreet voorbereid en zullen in de jaren erna door nieuwe inwoners worden ingenomen. In de al concreet geplande gebieden, zullen tussen 2013 en 2030 nog ongeveer 3.200 woningen, dus huishoudens bijkomen. We mogen dus verwachten dat er tussen 2013 en 2030 ruim 5.000 bijkomende inwoners in de binnenstad wonen. Dit is zonder rekening te houden met bijkomende woningen, en dus inwoners, buiten die grote reeds geplande projecten, noch met een eventuele realisatie van de nog niet concreet voorbereide woonontwikkelingsgebieden uit het structuurplan 2004.

RS_BOEK-9_DEEL-4.1_BINNENSTAD_190424.indd 31

24/04/2019 16:32


32

BE LE IDS KAD E RS VO OR DE STA DSDELEN EN DEELSYSTEMEN  /

I N FORMAT IEF

S ta ds deel Bin n en s ta d

f i g. 3 3 - Selectie van woonontwikkelingsgebieden in het structuurplan van 2004 in de binnenstad.

/5 /5/1

BEREIKBAARHEID VAN DE BINNENSTAD De Leuvense binnenstad: een enorme aantrekkingspool Tussen Leuven en haar regio, tussen de verschillende stadsdelen en intern binnen de stadsdelen zijn er enorm veel dagelijkse verplaatsingen ( f i g. 3 4 & 3 5 ) . De binnenstad neemt hierin een zeer bijzondere positie in, en blijkt nog steeds de belangrijkste aantrekkingspool te zijn. Het is niet zo duidelijk hoeveel van de ca. 190.000 verplaatsingen tussen Leuven en de buurgemeenten, de binnenstad als bestemming hebben. Wel is duidelijk dat de verplaatsingen tussen de verschillende stadsdelen onderling, voornamelijk verplaatsingen van en naar de binnenstad zijn. Vooral de relaties met het oostelijk en zuidelijk stadsdeel zijn zeer sterk. De bereikbaarheid van de binnenstad vanuit de directe omgeving blijft dus cruciaal. Tegelijk is de autobereikbaarheid van de binnenstad via de Leuvense invalswegen er sterk op achteruit gegaan. Het wegennet kan deze grote verplaatsingvraag niet aan. De stad Leuven zette in de voorbije decennia sterk in op een multimodale bereikbaarheid van de binnenstad met zacht verkeer, openbaar vervoer en auto.

/5/2

Fietsers en voetgangers De binnenstad is een woonkern met een hoog aandeel voetgangers en fietsers. Het fietsgebruik in de hele stad wordt op 17% van de verplaatsingen geschat; voor de binnenstad afzonderlijk is dit percentage ongetwijfeld nog groter. Op vlak van fietsinfrastructuur, is de stelregel dat elke straat veilig befietsbaar moet zijn. In de binnenstad gaat het bijna overal om gemengd verkeer. Rond het jaar 2015 werden de eerste ‘fietsstraten’ in de binnenstad aangeduid ( f i g. 3 6) . Het gaat hier over gemengde verkeersassen die gelegen zijn op belangrijke fietsroutes. Voor de binnenstad volgt de stad het uitgangspunt dat het volledige stratennet onderdeel uitmaakt van het fietsnetwerk. Van een echt hoofdfietsroutenetwerk is anno 2016 echter nog geen sprake. Ook aan het fietsparkeren werd in de voorbije decennia hard gewerkt. Sinds de jaren ’90 werden systematisch bijkomende fietsenstallingen geplaatst, verspreid op straten en pleinen. Aan het Leuvense station werd sterk geïnvesteerd in fietsenstallingen; hier was immers een duidelijk tekort. Sinds de laatste uitbreiding van het aanbod einde 2015, begin 2016, is hier een capaciteit van 7.000 plaatsen. Ook op vlak van fietsparkeren is in enkele zones van de stad nog een duidelijke uitdaging. De stad zette in 2015 de eerste stappen in de opmaak van een fietbeleidsplan, waarin de thema’s als fietsinfrastructuur, fietsparkeren, communicatie en handhaving worden behandeld.

RSL2

RS_BOEK-9_DEEL-4.1_BINNENSTAD_190424.indd 32

24/04/2019 16:35


33

BELE IDS KAD E RS VO O R D E STA DSDELEN EN DEELSYSTEMEN  /

I N FOR MAT IEF

S ta ds deel Bin n en s ta d

f i g. 3 4 - Dagelijkse verplaatsingen tussen de binnenstad en de andere stadsdelen, volgens het multimodaal model

Vlaams-Brabant, referentiejaar 2009

f i g. 3 5 - Dagelijkse verplaatsingen tussen binnen de stadsdelen, volgens het multimodaal model Vlaams-Brabant,

referentiejaar 2009

RS_BOEK-9_DEEL-4.1_BINNENSTAD_190424.indd 33

24/04/2019 16:35


34

BE LE IDS KAD E RS VO OR DE STA DSDELEN EN DEELSYSTEMEN  /

I N FORMAT IEF

S ta ds deel Bin n en s ta d

f i g. 3 6 - Voetgangersgebied anno 2015

Ook voor voetgangers is er in de voorbije decennia veel aandacht geweest. De binnenstad kent anno 2015 reeds een redelijk uitgebreid voetgangersgebied. Ook in andere straten is het principe dat in elke straat veilig voetgangersverkeer mogelijk moet zijn. De stad investeerde in de kwaliteit van de voetpaden en legde een reeks straten aan als woonerf. Bij elk groot binnenstedelijk ontwikkelingsproject werd bekeken of een aanvulling in de structuur voor fietsers en voetgangers nodig was. Zo werd het Dijlepad in de binnenstad gerealiseerd, of staat dit concreet op de planning, over een groot deel van de Dijlevallei in de binnenstad. Projecten als Vaartkom, Steenpoort, Dreyfus, Dijleterrassen, Hertogensite, Janseniushof, Dijlepark aan de Zwartezustersstraat,… droegen hiertoe bij, of zullen dit in de toekomst doen. Ook in de oost-westrichting werd en wordt het netwerk voor zacht verkeer op die manier verder verfijnd.

/5/3

Openbaar vervoer Leuven binnenstad wordt prima bediend per trein via het spoorstation Leuven; op Brussel, Gent en Antwerpen na het grootste van het land qua reizigersaantallen; in 2014 ca. 33.000 per dag. Ook het busvervoer in de stad is de laatste decennia sterk gegroeid, zoals toegelicht in het thematisch beleidskader ‘mobiliteit’. Die enorme groei heeft ook effecten in de binnenstad. Op binnenstedelijke haltes als Jan Stasstraat en Sint-Jacobsplein stappen dagelijks 31.000 resp. 18.700 mensen op of af. Het zijn uitermate belangrijke bedieningspunten in het netwerk ( f i g. 3 7) . Tegelijk vormt de binnenstad een van de grote uitdagingen in de groeipotenties van het openbaar vervoer. De sterke concentratie en verknoping van buslijnen in het busknooppunt Leuven station vormt lokaal een bottleneck in de verdere groei van het openbaarvervoeraanbod. Tegelijkertijd zorgt de concentratie van buslijnen tussen station, Rector De Somerplein en Gasthuisberg voor een sterke belasting van binnenstedelijke straten ( f i g. 3 8) . Enkele historische straten zijn ongeschikt om dergelijke belasting te dragen. De stad werkte in de jaren 2000 samen met De Lijn Vlaams-Brabant het ‘busplan II’ uit. Dit voorziet in het verleggen van een aantal lijnen vanuit deze centrum-as naar de ring. Ook besliste de stad reeds bij de structuurplanherziening 2015, deze busbundel te verleggen via Den Bruul. Deze principes zijn vandaag echter maar voor enkele buslijnen waargemaakt. Sinds 2015 is de stad Leuven formeel partner in het strategisch project ‘Regionet Leuven’, dat zij samen met de provincie Vlaams-Brabant, De Lijn Vlaams-Brabant en Interleuven indiende bij de Vlaamse Regering i.k.v. de uitvoering van het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen. Binnen dit kader wordt de structuur van het openbaar vervoer in de regio herdacht.

RSL2

RS_BOEK-9_DEEL-4.1_BINNENSTAD_190424.indd 34

24/04/2019 16:35


35

BELE IDS KAD E RS VO O R D E STA DSDELEN EN DEELSYSTEMEN  /

I N FOR MAT IEF

S ta ds deel Bin n en s ta d

f i g. 3 7 - Busgebruik per dag op enkele grote haltes op de oost-westgerichte buscorridor door de binnenstad

f i g. 3 8 - Concept busplan II De Lijn, 2002

/5/4

Autoverkeer In de laatste decennia evolueerde de binnenstad steeds meer naar een lussensysteem. Reeds einde jaren ’80 werd het doorgaand verkeer doorheen de middeleeuwse stadskern onmogelijk gemaakt. In de daaropvolgende jaren werd er systematisch gewerkt aan een lussensysteem, waarbij de verschillende stadswijken ontsloten worden via een primaire verkeerslus vanuit de ring, conform de doelstellingen van het mobiliteitsplan 2002 en het ruimtelijk structuurplan 2004 ( f i g. 3 9) . De bedoeling was om de alle wijken, met uitzondering van het voetgangersgebied, met de wagen bereikbaar te houden maar met een minimale belasting van de woonwijken. Dat betekent dat in principe de auto’s de ring nemen tot zo dicht mogelijk bij de bestemming, en pas dan de binnenstad inrijden. Dit lussenplan is anno 2016 niet volledig geïmplementeerd. Er zijn er nog verschillende mogelijkheden om de binnenstad met de wagen te doorkruisen. Bovendien is het begin 2016 nog mogelijk voor bezoekers om met de wagen heel ver het centrum in te rijden. In de jaren 2010 werd daarom het project ‘autoluwe binnenstad’ opgestart dat als bedoeling had om de autovrije tot autoluwe kern uit te breiden, en het lussensysteem voor de wijken daar rond op punt te stellen en concreet uit te voeren. De principes hiervan werden deels, voor het westelijk deel van de binnenstad, door vertaald in een gedeeltelijke structuurplanherziening in 2015-2016 ( f i g. 4 0) . Ook werd een nieuw circulatieplan en een nieuwe afbakening van het voetgangersgebied en autoluw gebied goedgekeurd in 2016 ( f i g. 4 1) . Het bezoekersparkeren gebeurt in de binnenstad zowel in rotatieparkings (type rand- en centrumparkings), als verspreid op straten en pleinen. Het aanbod in de rotatieparkings is vergelijkbaar met andere steden. Maar de westkant van de binnenstad is ondermaats bediend in vergelijking met de oostzijde. Een grootschalige rotatieparking onder de Hertogensite, zoals in het structuurplan van 2004 voorzien, bleek niet realistisch. De stad paste de structuur van het centrumparkeren aan in de gedeeltelijke structuurplanherziening 2015 tot een evenwichtig systeem, waarbij elke primaire verkeerslus met een centrumparking wordt bediend. Den Bruul wordt toegevoegd om aan deze kant van het autoluwe gebied en vlak rond de parking, het bezoekersparkeren op straten en pleinen op te heffen. Deze keuzes worden aangehouden.

RS_BOEK-9_DEEL-4.1_BINNENSTAD_190424.indd 35

24/04/2019 16:35


36

BE LE IDS KAD E RS VO OR DE STA DSDELEN EN DEELSYSTEMEN  /

I N FORMAT IEF

S ta ds deel Bin n en s ta d

f i g. 3 9 - De primaire en secundaire verkeerslussen in de binnenstad volgens het structuurplan 2004

f i g. 4 0 - De verkeerslussen in de binnenstad volgens het gedeeltelijk herziene structuurplan 2015-2016

RSL2

RS_BOEK-9_DEEL-4.1_BINNENSTAD_190424.indd 36

24/04/2019 16:41


37

BELE IDS KAD E RS VO O R D E STA DSDELEN EN DEELSYSTEMEN  /

I N FOR MAT IEF

S ta ds deel Bin n en s ta d

f i g. 4 1 - Het nieuwe verkeerscirculatieplan en zoneringsplan binnenstad van 2016

Op vlak van bewonersparkeren kampt de binnenstad met een flinke uitdaging. In principe moet elke functie op privaat domein de parkeerbehoefte opvangen; op het eigen perceel of in de omgeving. Omdat de binnenstad over heel wat rijwoningen beschikt, wordt geaccepteerd dat het bewonersparkeren ook op straat gebeurt. In sommige delen van de binnenstad zijn er echter meer bewonerskaarten dan plaatsen op straat. Bij een beleid waarbij steeds meer parkeerplaatsen op straat worden geschrapt, komt het bewonersparkeren mee onder druk te staan.

/5/5

Goederen Voor de binnenstad bestaat er begin 2016 geen geïntegreerd plan rond bevoorrading en goederenvervoer. In het voetgangersgebied wordt het laden en lossen geregeld met venstertijden. Elders in de binnenstad zijn hiervoor, op de plekken die hierom het meeste vragen zoals in en rond het kernwinkelgebied, laad- en loszones aangeduid. De komst van nieuwe marktspelers binnen het domein van de stadsdistributie biedt echter wel nieuwe mogelijkheden om ook voor de bevoorrading van het stadscentrum op een meer gebundelde manier goederen in en uit het stadscentrum te krijgen. In 2015 startten reeds twee projecten voor bediening van de Leuvense binnenstad voor wat betreft kleinschalige goederen.

RS_BOEK-9_DEEL-4.1_BINNENSTAD_190424.indd 37

24/04/2019 16:42


38

BE LE IDS KAD E RS VO OR DE STA DSDELEN EN DEELSYSTEMEN  /

R I CHTIN GG EV EN D

S ta ds deel Bin n en s ta d

4

Visie en concepten voor het stadsdeel ‘Binnenstad’ /1

LANDSCHAPPELIJKE KWALITEIT EN EIGENHEID IN DE DEELRUIMTEN VERSTERKEN De binnenstad vormt geen homogeen verstedelijkt landschap, maar valt uiteen in verschillende deelruimten die elk een eigen groeigeschiedenis hebben en een specifiek ruimtelijk karakter. De stad zal in haar ruimtelijk beleid de kwaliteiten van deze verschillende deelruimten bewaren en versterken ( f i g. 4 2) .

f i g. 4 2 - Kwaliteiten in vijf deelruimten bewaren en versterken

/1/1

Middeleeuwse kern en poortstraten De middeleeuwse kern vertoont een radioconcentrisch patroon van straten, opgevuld met kleinschalige bebouwing. De hoofdstraten van dit patroon zijn de poortstraten (Diestse-, Naamse-, Parijs-, Schapen-, Tiense-, Park-, Vaart-, Mechelse-, Tervuurse- en Brusselsestraat) die vanuit de centrale handelskern rond de Grote Markt naar de poorten in de omwalling lopen. Hoewel in 1870 met de doortrekking van de Statiestraat in de zone ten oosten van de kerk een aantal middeleeuwse bouwblokken zijn verstoord, en er met de rooilijncorrecties na WOI een beperkte herschaling van de straten werd doorgevoerd, is het middeleeuwse statenpatroon als geheel goed bewaard gebleven en tot op vandaag afleesbaar. In deze zone zijn waardevolle gebouwen uit verschillende historische periodes aanwezig alsook aardig wat wederopbouwarchitectuur, aangezien de middeleeuwse kern zwaar geleden heeft onder de verwoestingen tijdens WOI. De stad wenst deze specifieke structuur en de aanwezige erfgoedwaarden te beschermen en beter afleesbaar te maken. In de deelruimten hieronder wordt dit uitgewerkt.

/1/2

De Dijle- en Voervallei in de binnenstad De deelruimte Dijle- en Voervallei heeft een specifieke morfologie, en de Dijle vormt, ook op stadsniveau, een landschappelijk structuurbepalend element. De aanwezigheid van de Dijle is bepalend geweest voor het ontstaan van de stad. De stad krijgt vorm rond de eerste infrastructuren, georganiseerd langsheen de Dijle: de Karolingische versterking tussen de Dijlearmen, de verdedigingssite op het Dijle-eiland, de haven aan de Vismarkt, de rivierovergang in de Brusselsestraat. De eerste bebouwing concentreert zich nabij de rand van de vallei, rond een dries langs de valleiwand. De eerste infrastructuren verlopen parallel met de Dijle, en verknopen ter hoogte van de schaarse oversteekplaatsen. De valleigronden blijven, wegens te drassig, lang onbebouwd.

RSL2

RS_BOEK-9_DEEL-4.1_BINNENSTAD_190424.indd 38

24/04/2019 16:42


39

BELE IDS KAD E RS VO O R D E STA DSDELEN EN DEELSYSTEMEN  /

R I CHTI N GGEVEN D

S ta ds deel Bin n en s ta d

Ze worden pas in de 19de en 20de eeuw systematisch drooggelegd en aangesneden om plaats te bieden aan grootschalige ontwikkelingen, zoals de industrie aan de Vaart, de begijnhoven en kloosters, universitaire complexen... De sites in de Dijlevallei behouden daardoor zowel morfologisch als functioneel een afwijkend karakter ten opzichte van de rest van de stad. De bebouwing vertoont een andere, grotere, schaal dan in de rest van de binnenstad. De programma’s die zich er vestigden zijn ook van een andere aard; scholen, ziekenhuizen,… De Dijlevallei krijgt daardoor een bijzonder statuut. Enerzijds blijft ze een onmiskenbaar scheidend element tussen de oost- en de westkant van de stad. Anderzijds fungeert ze als een collector voor buitengewone programma’s en vormt ze als het ware een ontmoetingsruimte tussen de beide stadshelften. Zelfs bebouwd, bewaart de Dijlevallei dus een afwijkende structuur met een eigen morfologische en functionele logica. De stad erkent deze afwijkende structuur en het karakter van dit gebied als specifieke bindende ruimte. Ze beschouwt deze als een meerwaarde en tracht hier bij de uitwerking van ontwikkelingsprojecten en projecten voor het openbaar domein, op in te spelen. De groenblauwe structuur van Dijle- en Voervallei wordt verder versterkt en beleefbaar gemaakt. Dit enerzijds door het verhogen van de (lokale) wateropvangcapaciteit en de creatie van het recreatieve netwerk van verbindingen in de groenstructuur. Anderzijds wordt de intrede en uittrede van de rivieren in/uit de binnenstad duidelijker afleesbaar gemaakt. Dit gebeurt bij de herontwikkeling van de site parking Faculty Club, en bij een eventuele toekomstige herinrichting van de omgeving Maria Artoisplein.

/1/3 De westelijke heuvelflanken De westelijke heuvelflanken kennen een organisch gegroeid stratenpatroon dat, over de soms steile hellingen, zeer verscheiden maaswijdtes aanneemt tussen de uitlopers van de historische poortstraten. Tussen de verschillende kleinschalige arbeiderswijken en overgebleven gangen bevinden zich een aantal sociale woonwijken. Naast kleinschalige bebouwing treffen we hier ook grootschaligere complexen aan, langsheen de Donkerstraat, de Van Waeyenberglaan en het meer perifere deel van de Brusselsestraat. In een aantal van de vaak ruim bemeten bouwblokken is het binnengebied nog open en onbebouwd gebleven; hier bevindt zich nog heel wat groen. Andere zijn ingenomen door loodsen, parkeren, oudere industriegebouwtjes. Door het reliëf is de bebouwing op de westelijke heuvelflanken en een aantal groene binnengebieden van op verschillende plaatsen in de binnenstad zeer zichtbaar. De stad Leuven beschouwt het groene karakter van de westelijk heuvelflanken, en het samengaan van verschillende bebouwingswijzen, als uniek kenmerk van de westelijke heuvelflanken.

/1/4 Het Oostelijk raster Het oostelijk raster ligt in een vrijwel vlak gedeelte aan de oostkant van de binnenstad. Het weefsel wordt gestructureerd door enerzijds de middeleeuwse poortstraten (Diestsestraat, Tiensestraat, Park- en Naamsestraat) met uitgesproken kleinschalige bebouwing en een smal en onregelmatig verloop. Anderzijds wordt het bepaald door een, op het plan Laenen gebaseerde, rechtlijnig dambordpatroon. Dit patroon is in het noordoosten aangelegd volgens het originele plan uit 1839, in het zuidoosten volgens een recentere en aan het reliëf aangepaste variant uit het interbellum. Het dambordpatroon van Laenen creëert in eerste instantie gesloten bouwblokken met een mooie tuinzone centraal in de bouwblokken. Op een aantal assen is de bouwblokstructuur open gebroken om er plaats te bieden aan grootschalige functies; langsheen de M.Theresiastraat-Vesaliusstraat en de J.P. Minckelersstraat-J.Lipsiusstraat. Het openbaar domein is er, in de recentere straten, meestal wel ruim bemeten. Publieke open ruimte is er echter weinig ingepland geweest. De ruime bouwblokken van het plan Laenen hebben op een aantal plaatsen aanleiding gegeven tot een verdere verkaveling in kleinere bouwblokjes, zoals in de buurt van de Windmolenveldstraat. De stad bebouwt de kenmerkende bebouwing van het oostelijk raster met haar gesloten bouwblokken met kwalitatieve binnengebieden, als een troef die moet behouden blijven.

/2 ZORG VOOR HET ONROEREND ERFGOED /2/1 Een instrumentarium voor het behoud en de versterking van het erfgoed In de verschillende deelruimten is heel wat waardevol onroerend erfgoed uit verschillende periodes aanwezig. De ontstaansgeschiedenis en ontwikkeling van Leuven valt nog steeds duidelijk af te lezen aan de hand van verschillende waardevolle erfgoedpanden en een aantal waardevolle en beeldbepalende clusters. Door het behoud van deze panden en clusters in de toekomst te garanderen en het beheer ervan te sturen en te versterken, houden we het historisch karakter van de Leuvense binnenstad leesbaar. Dit is belangrijk voor de goede leesbaarheid van de stad.

RS_BOEK-9_DEEL-4.1_BINNENSTAD_190424.indd 39

24/04/2019 16:42


40

BE LE IDS KAD E RS VO OR DE STA DSDELEN EN DEELSYSTEMEN  /

R I CHTIN GG EV EN D

S ta ds deel Bin n en s ta d

Het beleid dat de stad wenst te voeren m.b.t. het behoud en beheer van het bouwkundig erfgoed in de binnenstad zal dan ook uitgaan van een aanpak gericht op het behouden van de waardevolle erfgoedpanden enerzijds en het versterken van de waardevolle clusters anderzijds. Een waardevol cluster is een verzameling van erfgoedrelicten die bepaalde (één of meerdere) erfgoedkenmerken gemeenschappelijk hebben en die hierdoor een belangrijke bijdrage leveren aan de ruimtelijke identiteit en leesbaarheid van de historische stad. Dit kan gaan over een specifieke architecturale stijl (bv. modernisme), eenzelfde functie (bv. sociale huisvesting), eenzelfde historische periode (wederopbouw). Sommige clusters vallen samen met een bepaald gebied, andere kennen een verspreiding over de binnenstad. Gezien het beperkt aantal beschermingen en de weinig doeltreffende rechtsgevolgen van de vastgestelde inventaris bouwkundig erfgoed is er nood aan bijkomend instrumentarium om behoud van waardevolle panden en versterking van clusters te garanderen. Omdat het onroerend erfgoed ruimtelijk is verankerd, bieden de instrumenten van de ruimtelijke ordening tal van kansen. Zo zal de stad met een stedenbouwkundige erfgoedverordening een selectie van waardevolle clusters en individuele erfgoedpanden koppelen aan voorschriften rond beheer en sloop. Ruimtelijke uitvoeringsplannen kunnen ingezet worden voor het versterken van de erfgoedwaarde van een bepaald cluster. Het thematische beleidskader rond landschap en erfgoed gaat hier dieper op in.

/2/2

Behoud en versterking van de specifieke erfgoedclusters in de binnenstad De stad bewaart in haar beleid de belangrijkste erfgoedclusters van de binnenstad, en voert een beleid om deze nog beter beleefbaar te maken. De te behouden en versterken waarden staan omschreven in de bestaande toestand. —

Middeleeuwse stadskern en poortstraten

Universitaire colleges en instituten

Wederopbouwcluster

Modernisme

Sociale en Arbeiderswoningen

Religieus erfgoed

( f i g. 4 3 )

( f i g. 4 4 )

( f i g. 4 5 )

( f i g. 4 6) ( f i g. 4 7)

Panden die moeilijk op een evidente of logische manier tot een cluster kunnen gerekend worden maar die wel een duidelijke specifieke erfgoedwaarde hebben (architecturaal, historisch, wetenschappelijk, sociaal, artistiek, …) zullen geïnventariseerd worden met het oog op behoud. Daarnaast is de Leuvense historische stadskern terecht afgebakend als archeologische zone. Dit maakt dat ook archeologie een belangrijke impact kan hebben op gewenste ruimtelijke ontwikkelingen, waarmee rekening gehouden dient te worden ( f i g. 4 8) .

f i g. 4 3 - Middeleeuwse stadskern en poortstraten

RSL2

RS_BOEK-9_DEEL-4.1_BINNENSTAD_190424.indd 40

24/04/2019 16:42


41

BELE IDS KAD E RS VO O R D E STA DSDELEN EN DEELSYSTEMEN  /

R I CHTI N GGEVEN D

S ta ds deel Bin n en s ta d

f i g. 4 4 - Universitaire colleges en instituten

f i g. 4 5 - Cluster van de wederopbouwarchitectuur

RS_BOEK-9_DEEL-4.1_BINNENSTAD_190424.indd 41

24/04/2019 16:42


42

BE LE IDS KAD E RS VO OR DE STA DSDELEN EN DEELSYSTEMEN  /

R I CHTIN GG EV EN D

S ta ds deel Bin n en s ta d

f i g. 4 6 - Cluster van het modernisme en de Art Déco

f i g. 4 7 - Sociale en arbeiderswoningen

RSL2

RS_BOEK-9_DEEL-4.1_BINNENSTAD_190424.indd 42

24/04/2019 16:42


43

BELE IDS KAD E RS VO O R D E STA DSDELEN EN DEELSYSTEMEN  /

R I CHTI N GGEVEN D

S ta ds deel Bin n en s ta d

f i g. 4 8 - Specifiek verspreid gelegen erfgoed

/3

/3/1

MULTIFUNCTIONELE BINNENSTAD MET BOVENLOKALE UITSTRALING Functionele mix bewaren en versterken De binnenstad vormt bij uitstek het meest gemengde stadsdeel op vlak van functies. We vinden er het kernwinkelgebied, een grote concentratie aan scholen, een aantal kantorenlocaties en heel wat kleinschalige tewerkstelling. Deze functiemenging zorgt ervoor dat ruimte efficiënt wordt gebruikt door complementaire gebruikers (bij voorbeeld voor het parkeren). Afstanden tussen uiteenlopende functies, bij voorbeeld werken, winkelen en ontspannen, zijn kort, waardoor langzaam verkeer gestimuleerd wordt. Ze zorgt er ook voor dat de binnenstad haar levendige karakter behoudt, dat zo veel typisch stedelijke gebruikers aanlokkelijk vinden ( f i g. 4 9) . De stad waakt er over dat de binnenstad niet ‘leegloopt’ voor wat niet-woonfuncties betreft. De praktijk leert immers dat in nogal wat projecten, zowel de grote geplande herontwikkelingsprojecten als kleinere projecten die via de gewone vergunningverlening lopen, het wonen de voorkeur krijgt tegenover andere functies.

/3/2

Voorzieningen met bovenlokale uitstraling die de aantrekkingskracht van de binnenstad ondersteunen De stad reserveert daarom in de binnenstad ruimte voor, enerzijds, die functies die de bovenlokale uitstraling van de Leuvense binnenstad verzekeren, en die noodzakelijk zijn voor een bloeiende Leuvense economie die heel specifiek van de binnenstedelijke context gebruik maakt.

f i g. 4 9 - Behoud van het multifunctioneel karakter van de binnenstad

RS_BOEK-9_DEEL-4.1_BINNENSTAD_190424.indd 43

24/04/2019 16:42


44

BE LE IDS KAD E RS VO OR DE STA DSDELEN EN DEELSYSTEMEN  /

R I CHTIN GG EV EN D

S ta ds deel Bin n en s ta d

Het kernwinkelgebied blijft een speerpunt van de Leuvense binnenstedelijke economie. De bovenlokaal georiënteerde handel heeft immers die concentratie nodig ( f i g. 5 0) . Het kernwinkelgebied functioneert anno 2016 nog niet overal even goed. Het nieuwe verkeerscirculatieplan en zoneringsplan van begin 2016 brengt een aantal verbeteringen aan voor het functioneren van het kernwinkelgebied, zeker aan de kant van de Benedenstad worden een aantal correcties doorgevoerd, zodat de omgeving en de logische looproutes het winkel- en horecagebeuren nog beter ondersteunen. De stad zal op de Hertogensite zorgen voor een geschikte beëindiging van het kernwinkelgebied met een grote publiekstrekker naast de site Romaanse Poort. Aan de randen van het kernwinkelgebied worden een aantal aangename verblijfsplekken voor bezoekers (parkjes, pleintjes) ingericht. Hiervoor zijn aan de zijde Benedenstad voldoende opportuniteiten en geplande projecten. Aan de oostzijde ligt hier nog een belangrijke opdracht ( f i g. 5 1) .

f i g. 5 0 - Kernwinkelgebied en handelsassen

f i g. 5 1 - Verblijfsdomeinen aan de rand van het kernwinkelgebied

RSL2

RS_BOEK-9_DEEL-4.1_BINNENSTAD_190424.indd 44

24/04/2019 16:42


45

BELE IDS KAD E RS VO O R D E STA DSDELEN EN DEELSYSTEMEN  /

R I CHTI N GGEVEN D

S ta ds deel Bin n en s ta d

In de rest van de binnenstad is er uiteraard ook plaats voor handel. De stad kiest er echter voor om, naast het kernwinkelgebied, het aantal handelsstraten waar handel expliciet wordt ondersteund, te beperken. Opnieuw om de concentratie te bevorderen en zo betere kansen te creëren. Ook in deze handelsstraten kan handel enkele vrijheidsgraden krijgen die ze elders niet geniet. De concrete afbakening van de handelsstraten is nog niet gekend; deze wordt na verdere analyse vastgelegd in uitvoering van dit structuurplan. Ook bepaalde cultuurfuncties en gemeenschapsvoorzieningen zijn van essentieel belang om de binnenstad als bezoekersgericht centrum te versterken. De stad kiest er bewust voor om bepaalde grootschalige voorzieningen in de binnenstad te lokaliseren, als zij bijdragen aan het binnenstedelijke apparaat van b.v. de horeca en handel. Zo koos de stad in het verleden voor b.v. een binnenstedelijk museum en cultuurfuncties in het sub-centrum Vaartkom. Zo wordt bij voorbeeld een toekomstige podiumkunstenzaal beter niet buiten maar in het centrum geplaatst. Zo ondersteunt de stad het behoud en de verdere ontwikkeling van de universitaire campus binnenstad. Voor deze functies wordt niet bij voorbaat een ruimtelijke concentratie vooropgesteld. De gehele binnenstad komt in principe voor dergelijke functies in aanmerking komt, mits aan een reeks voorwaarden is voldaan: duurzame ontsluitbaarheid, inpasbaarheid in het weefsel, de verenigbaarheid met aanwezige erfgoedwaarden, de beperking van hinder ten opzichte van de omringende wijken,… Voor grootschalige voorzieningen die geen specifieke binding met de binnenstad vertonen, is het moeilijk om in de binnenstad nog ruimte te reserveren. Deze kunnen beter groeien op goed bereikbare plekken buiten het centrum. Dit b.v. om de binnenstad van steeds groeiend verkeer te ontlasten.

/3/3 Lokale voorzieningen, ondersteunend aan het binnenstedelijke wonen Anderzijds is het natuurlijk belangrijk dat ook op niveau van de binnenstedelijke woonwijken, de nodige voorzieningen aanwezig zijn en blijven; dit is niet anders dan in de andere woonkernen. Voor de bewoner van de binnenstad zijn er anno 2016 tal van voorzieningen beschikbaar op korte afstand die zowel een bovenlokale als een lokaal ondersteunende functie hebben. De handelsstraten hebben een lokaal ondersteunende functie. Verspreide handel is overal mogelijk, mits goed inpasbaar, maar wordt niet met extra voordelige regelingen ondersteund. Heel wat gemeenschapsvoorzieningen bedienen zowel direct omliggende wijken als de ruime regio; scholen, bib, SLAC,… Ook voor de binnenstadbewoners is het belangrijk dat deze functiemix behouden blijft.

/3/4 Ruimte voor voorzieningen reserveren Typisch voor de binnenstad is de beperkte ruimte voor nieuwe gemeenschapsvoorzieningen ( f i g. 5 2) . De stad reserveert ruimte in enkele grote stadsontwikkelingsprojecten voor gemeenschapsvoorzieningen. Grote woonontwikkelingprojecten in de geselecteerde locaties, gaan verplicht samen met de realisatie van voorzieningen die op die specifieke plek geschikt zijn; dit kan gaan van een grote cultuurfunctie tot een publiek parkje of ontmoetingslokaaltje op wijkniveau ( f i g. 5 3 ) . Ook reserveert de stad een aantal herontwikkelingslocaties voor (voornamelijk) gemeenschapsvoorzieningen. Het gaat om een aantal sites waarvoor het structuurplan uit 2015 nog woonontwikkeling voorzag. Anderzijds beschikt de binnenstad over méér kansen tot dubbelgebruik van bestaande gebouwen. De veelvuldig aanwezige voorzieningen (scholen, universiteitsgebouwen,…) worden nog niet optimaal gebruikt. De potenties voor ‘brede school projecten’ zijn hier zeker nog niet volledig uitgeput. Dit wordt verder besproken in het thematische beleidskader voor de voorzieningenstructuur. Tenslotte bestaat de mogelijkheid om bepaalde kleinschalige voorzieningen toe te laten in binnengebieden die reeds versteend zijn; dit wordt geval per geval onderzocht.

RS_BOEK-9_DEEL-4.1_BINNENSTAD_190424.indd 45

24/04/2019 16:42


46

BE LE IDS KAD E RS VO OR DE STA DSDELEN EN DEELSYSTEMEN  /

R I CHTIN GG EV EN D

S ta ds deel Bin n en s ta d

f i g. 5 2 - Herontwikkelingssites met ruimte voor voorzieningen

f i g. 5 3 - Grootschalige woonontwikkeling enkel in een aantal reeds geplande stadsontwikkelingsprojecten

RSL2

RS_BOEK-9_DEEL-4.1_BINNENSTAD_190424.indd 46

24/04/2019 16:42


47

BELE IDS KAD E RS VO O R D E STA DSDELEN EN DEELSYSTEMEN  /

R I CHTI N GGEVEN D

S ta ds deel Bin n en s ta d

/4 DE BINNENSTAD: MOTOR VAN DE CREATIEVE EN DIENSTENECONOMIE Naast voorzieningen, wenst de stad ook het werken in de binnenstad expliciet te behouden en te ondersteunen. De stad wenst de nodige ruimte te bewaren voor kleinschalige bedrijven die bewust de binnenstedelijke omgeving als vestigingslocatie verkiezen, in plaats van bedrijventerreinen. Denk maar aan kleinschalige bedrijven in de creatieve sector, die de binnenstedelijke omgeving waarderen en soms nauwe linken vertonen met de culturele sector. Sommige hiervan hebben eerder kantoorachtige ruimten nodig, bij voorbeeld bedrijven in de communicatiesector, digitale sector, media,…. Andere hebben ook een bepaalde vorm van kleinschalige productie, en zoeken eerder loft- of loods-achtige ruimten, zoals bij voorbeeld hoogwaardige innovatieve ambachtelijke productie, de re- en upcycling sector, kunstenaarsateliers,... Ook voor deze ‘creatieve’ economie wenst de stad de nodige ruimtereserves te behouden. De binnenstad vormt voor dit soort bedrijven vaak een aantrekkelijk vestigingsgebied, zeker in de polen waar ook cultuur sterk uitgebouwd is zoals de Vaartkom. Daarom wordt het dichtheid- en ontwikkelingsbeleid erop gericht om niet langer het ‘opkuisen’ te favoriseren van bestaande gebouwen die geschikt zijn voor kleinschalige productieruimtes en werkplekken. In de voorbije decennia zijn heel wat van de niet-woongebouwen moeten wijken voor woonprojecten. De stad zal in de toekomst nieuwe woonfuncties vermijden op plaatsen waar deze niet automatisch vergunbaar zijn (zoals in de binnengebieden) zodat de concurrentie met andere functies vermeden wordt. Zo blijven deze ruimtes betaalbaar voor deze economische functies. Er wordt tegelijkertijd soepeler omgegaan met het hergebruik van dergelijke gebouwen voor niet- woonfuncties. Uiteraard moeten hierbij alle hinderaspecten en de kwaliteit voor het omliggende weefsel in acht worden genomen. De binnenstad is tenslotte een gebied met heel wat diensten. Alhoewel het aantal kantorenlocaties in de binnenstad zelf verminderd is, ten gunste van enkele locaties vlak buiten de Leuvense ring, blijft de aanwezigheid van kantoren in de binnenstad een evidentie. Deze zijn verspreid over de binnenstad terug te vinden, wat op zich geen probleem vormt. De aanwezigheid van werknemers ondersteunt de lokale Leuvense handel en horeca. Door de eerder beperkte marktvraag en het voldoende aanbod van potentiële locaties in en nabij de binnenstad, stelt de vraag naar grootschalige nieuwe projecten zich niet echt. Ook hier is het niet wenselijk dat kantoorlocaties systematisch door wonen worden vervangen, zodat de goede mix van wonen en werken in de binnenstad wordt behouden. Het vervangen van kantoren door woonfuncties wordt daarom niet actief gestimuleerd.

/5 BINNENSTEDELIJKE BEVOLKINGSGROEI BEHEERSEN EN DE BEVOLKINGSMIX BEWAREN /5/1 Geen aanleidingen om de groei van de binnenstedelijke bevolking nog verder te stimuleren De binnenstad kende, als dichtst bevolkte woonkern van Leuven, zelfs zonder rekening te houden met de binnenlandse studenten de sterkste bevolkingsgroei van alle stadsdelen in de periode 2000- 2015. Alleen al bij uitvoering van de binnenstedelijke woonontwikkelingsprojecten die ca. 2015 op stapel stonden, komen hier in de komende jaren nog een heleboel gezinnen bij, naar schatting 3.200 sinds 2013. En dit, zonder rekening te houden met een aantal potentiële woonontwikkelingsgebieden die het structuurplan van 2014 selecteerde maar die nog niet concreet gepland werden. Ook houdt dit aantal nog geen rekening met de verdichting van het wonen of het vervangen van niet- woonfuncties door woningen, buiten die geselecteerde projectgebieden. Tegelijk vinden we nog weinig ruimte in Leuven voor bepaalde ondersteunende functies. Er zit weliswaar nog ‘rek’ op het voorzieningenapparaat door bestaande gebouwen beter te benutten. Maar ruimte voor extra publiek groen en voor waterbeheersing is eerder beperkt. De potenties voor nog bijkomende groene ruimte kan best benut worden om de al bestaande bevolking de nodige kwaliteiten te bieden, en de noden op te vangen voor de al geplande bevolkingsgroei in reeds geplande ontwikkelingsprojecten. Ook het bewonersparkeren baart zorgen. Nieuwe projecten moeten in principe de eigen parkeernood opvangen, maar voor de bestaande woningen zal steeds meer privaat parkeren nodig zijn als we de straten en pleinen willen terug geven aan zacht verkeer. In het thematische beleidskader rond de multifunctionele woonkernen wordt aangetoond dat er meer ruimte is op Leuvens grondgebied om nieuwe woningen te plaatsen dan dat er behoefte is

RS_BOEK-9_DEEL-4.1_BINNENSTAD_190424.indd 47

24/04/2019 16:42


48

BE LE IDS KAD E RS VO OR DE STA DSDELEN EN DEELSYSTEMEN  /

R I CHTIN GG EV EN D

S ta ds deel Bin n en s ta d

in de volgende decennia. En dit, zonder de regio met onverantwoord veel bijkomende inwoners op te zadelen. Er is daarom alle reden om de groei van de binnenstedelijke bevolking niet meer sterker te stimuleren, dan al gebeurt via de uitvoering van de reeds geplande stadsontwikkelingsprojecten. Zo wordt de woonverdichting van de binnenstad gestuurd naar de projecten die, naast bevolkingsgroei, ook gericht zijn op een versterkt voorzieningenapparaat en een versterkt groenaanbod, wat in deze grootschalige en geplande projecten steeds mee is ingebakken. Buiten deze projecten, zal de stad dus geen felle woonverdichting meer ondersteunen. Dit zullen we op verschillende manieren realiseren.

/5/2 Grootschalige woonontwikkelingsprojecten beperken tot de geplande projecten in 2016 In 2016 reeds geplande grootschalige woonontwikkelingsprojecten kunnen worden afgewerkt. In principe zijn dit projecten waar tegelijk met bewoners, ook voorzieningen, publieke ruimte en groen, bewonersparkeren,… bijkomen. Goedgekeurde masterplannen, bestaande BPA’s en RUP’s worden verder uitgevoerd. Het gaat over projecten als Vaartkom, Janseniushof, Hertogensite, ACCO-site, Conscienceplein, OCMW-site, binnengebied Parkstraat-Vesaliusstraat en de rest van de VEL-site. Als echter een masterplan niet wordt uitgevoerd, kan een nieuw masterplan enkel onder heel strikte voorwaarden worden goedgekeurd. In deze projecten zullen stedenbouwkundige lasten worden opgelegd: maatschappelijke meerwaarden die niet enkel de nieuwe bewoners bedienen, maar die toegevoegde waarde voor ruimere omgeving betekenen. Nog niet concreet geplande grote woonontwikkelingsprojecten in de binnengebieden van de binnenstad, zijn niet meer mogelijk, ook niet indien zij in het structuurplan van 2004 zo waren geselecteerd. Enkele van deze vroegere woonontwikkelingsgebieden komen in aanmerking voor nieuwe gemeenschapsvoorzieningen. Andere, kleinere, gebiedjes, worden gewoon behandeld conform de bepalingen van de algemene bouwverordening.

/5/3 Woonverdichting in het bestaande weefsel beheersen waar juridisch haalbaar In de hele binnenstad, behalve de reeds geplande projecten voor 2016, wordt in principe nieuw woonprogramma uit de binnengebieden geweerd. Sommige binnengebieden kunnen worden ingezet voor andere stedelijke functies, maar nieuwe woningen worden hier niet toegestaan. Op deze manier krijgen de andere stedelijke functies meer kansen. Aan de randen van de bouwblokken, de straatzijde, gelden de normale stedenbouwkundige regels. Bijkomende woonentiteiten binnen normale profielen zijn hier soms voor vergunning vatbaar. Er wordt echter op toegezien dat schaalvergroting bij voorkeur wordt ingezet voor niet-woonfuncties. Daar waar de stad zelf vragende partij is voor de grotere schaal en waar wonen echter de meest logische functie is, kan schaalvergroting ook voor wonen. De reeds voorziene kamercomplexen conform de lijst van geselecteerde kamersites is voldoende om langdurig de noden op te vangen. In de binnenstad worden geen extra sites geselecteerd.

/5/4 Een gezonde bevolkingsmix nastreven door ruimte voor grotere gezinnen te bewaren De stad Leuven kiest voor een evenwichtige bevolkingssamenstelling in elke woonkern. Voor de binnenstad betekent dit vooral, dat er gewaakt moet worden over het aanbod aan goede woningen voor gezinnen met kinderen. Middelgrote en kleine woningen zijn ruim voldoende beschikbaar. Er zijn nog ruim 5.500 grondgebonden eengezinswoningen aanwezig. De stad voert al jaren een beleid om het opdelen van deze eengezinswoningen tegen te gaan. Dit beleid wordt voortgezet en er wordt minstens voor de binnenstad nog versterkt. Er wordt bekeken hoe het vergunningenkader nog kan worden versterkt met het oog op deze doelstelling. Het handhavingsbeleid focust verder op de illegale opdelingen. In grootschalige ontwikkelingsprojecten worden een deel eengezinswoningen voorzien, tenzij dit ruimtelijk echt niet inpasbaar is. Ook de betaalbaarheid van de woningen vormt een belangrijk aandachtspunt: hiervoor verwijzen we naar het thematische beleidskader voor de multifunctionele woonkernen.

RSL2

RS_BOEK-9_DEEL-4.1_BINNENSTAD_190424.indd 48

24/04/2019 16:42


49

BELE IDS KAD E RS VO O R D E STA DSDELEN EN DEELSYSTEMEN  / 

R I CHTI N GGEVEN D

S ta ds deel Bin n en s ta d

/6

/6/1

KWALITEIT GAAT VOOR OP GROEI: NAAR EEN GROENE EN KLIMAATRESISTENTE BINNENSTAD Een binnenstad met voldoende publiek groen Om de kwaliteit van de binnenstad voor bewoners en voor bezoekers te verhogen, versterkt de stad het aanbod aan publiek groen. Veilige en goed ingerichte groenruimte op korte afstand is een belangrijke factor in de tevredenheid over de woonplaats, zeker voor gezinnen met kinderen. In grootschalige herontwikkelingsprojecten werden bijkomende parken gerealiseerd of worden ze in de plannen voorzien. Daarmee verhoogt de stad reeds flink het aanwezige aanbod, dat nu ca. 11m2 per (ingeschreven) inwoners bedraagt, met 22%. Dit is een zeer behoorlijk aanbod in vergelijking met andere centrumsteden. Door de reeds geplande bevolkingsgroei in de binnenstad, wordt deze toename echter weeral deels gecompenseerd. De groenvoorziening blijft dus een aandachtspunt. Niet alle Leuvense wijken zijn bovendien even goed voorzien van publiek groen. Vooral de deelruimte Oostelijk Raster is relatief slecht bedeeld en kent weinig concreet geplande nieuwe parken. Aan de oostzijde van de binnenstad moet op een andere wijze gezocht worden naar het versterken van het groene karakter: het vergroenen van het openbaar domein is hier een opdracht; verbeterde verbindingen met het groen net buiten de Ring, overeenkomsten met eigenaars van grote groene percelen. De westzijde van de binnenstad beschikt over nog een aantal grotere onbebouwde gebieden waar in theorie gedacht kan worden aan stedelijke inbreidingsprojecten waar een stuk publiek groen wordt gerealiseerd. In deze deelruimte is de nood aan bijkomende publieke parken echter niet zo hoog, en het waterbeleid (zie verder) maakt deze optie ongewenst ( f i g. 5 4 ) .

/6/2

Een groenstructuur verbindt de groene ruimten Ter ondersteuning van de woonkwaliteit is niet enkel de publieke groene ruimte van belang, maar ook de verbindingen ertussen. Dit groennetwerk bestaat zo uit een aaneenschakeling van lokale groene ruimten, maar verbindt deze ook met de grote open ruimten buiten de binnenstad en de woonkernen. Zo ontstaat een echte groenstructuur voor dagelijks gebruik: een speelweefsel, een veilig verbindingsweefsel tussen functies, een netwerk van recreatieplekken, ... Stukken openbaar domein die de verschillende groene plekken verbinden, nemen best het karakter van groene en veilige verbindingen aan. De stad werkt, ter uitvoering van het structuurplan, een groenplan uit per woonkern en legt hierin de gewenste groenstructuur en bijbehorende deelprojecten vast. De binnenstad krijgt hierin prioriteit.

f i g. 5 4 - Globale uitdagingen groenstructuur binnenstad

RS_BOEK-9_DEEL-4.1_BINNENSTAD_190424.indd 49

24/04/2019 16:42


50

BE LE IDS KAD E RS VO OR DE STA DSDELEN EN DEELSYSTEMEN  /

R I CHTIN GG EV EN D

S ta ds deel Bin n en s ta d

/6/3 Onderhandelingen als hefboom voor bijkomend publiek groen Ruimte voor bijkomend publiek groen in de binnenstad is, buiten de reeds geplande grootschalige stadsontwikkelingsprojecten, eigenlijk enkel in de binnengebieden te vinden. Omdat bijna alle binnengebieden relatief klein zijn, kunnen stedelijke inbreidingsprojecten geen goede hefboom zijn om publiek groen te realiseren. Ze zouden het private groen te fel aantasten en het overgebleven publieke groen zou te beperkt zijn. Daarom zal voor de binnenstad, de groenstructuur moeten verbeterd worden door onderhandeling met eigenaars over overname van of gebruiksovereenkomsten over bestaande groene ruimte. Heel wat van de grotere groene percelen in binnengebieden zijn gelukkig in handen van grotere grondeigenaars waarmee de stad courant overeenkomsten afsluit. Daarnaast vormt medegebruik van schooldomeinen ook een belangrijke potentie voor het verhogen van de (groene) speelruimte in de binnenstad.

/6/4 Klimaatresistente binnenstad Het behoud en goed beheer van het binnenstedelijk groen is niet enkel belangrijk voor de woonkwaliteit. Ook de nakende klimaatverandering dwingt ons om het bestaande groen te koesteren en uit te breiden. Groen zal bij een opwarmend klimaat alleen maar aan belang winnen om het hitte- eilandeffect te temperen en om water te bergen. Een versterkt waterbeleid speelt, met het oog op de klimaatveranderingen, eveneens een belangrijke rol en hangt hier nauw mee samen. Voor de binnenstad zijn de uitdagingen op klimaatvlak als volgt aan te pakken. De sterk versteende binnenstad is wellicht de woonkern waar het hitte-eilandeffect het hardst zou toeslaan. Behoud en zelfs uitbreiding van publiek en privaat groen in alle binnenstedelijke wijken, moet dit effect temperen. We stellen vast dat in het laatste decennium, de bebouwing in de binnenstad nauwelijks is toegenomen (over de verharding zijn er geen cijfers). Dat beleid moet onverminderd worden verder gezet. Dit is een bijkomend argument om groene binnengebieden niet te laten bebouwen of verharden, het openbaar domein te vergroenen, en bijkomend groen te laten voorzien in versteende binnengebieden waar mogelijk. Ook het lokaal bergen van hemelwater in groene ruimten, vermindert het hitte-eilandeffect. Tenslotte is ventilatie doorheen het stedelijk weefsel van belang. De Dijle- en Voervallei vormt een perfecte ventilatiecorridor, een koelende corridor die frisse lucht vanuit het Arenbergpark voert doorheen de warmere (want versteende) binnenstad. Opdat de Dijle deze functie optimaal kan vervullen, moet er zoveel mogelijk ruimte in de vallei open gehouden worden ( f i g. 5 5 ) . Omwille van intensere regenbuien, moet de lokale waterbufferingscapaciteit verbeterd worden. Ook om deze redenen kiest de stad ervoor om de, soms nog heel ruim bemeten en groene bouwblokken aan deze zijde, niet verder te verstedelijken. Meer groen zorgt immers voor meer waterbuffering. Regenwater nog beter bufferen is een opdracht voor gans Leuven en de ganse binnenstad. Sommige zones van de binnenstad zijn hier echter meer gevoelig aan dan andere. Vooral in de westelijke heuvelflanken is bijkomende waterbuffering van groot belang. Deze heuvelflanken zijn zeer gevoelig voor afstroming bij intense regenval, waardoor wateroverlast kan ontstaan zonder dat het om overstroming vanuit de Dijle/Voer zou gaan ( f i g. 5 6) . In deze zone van de stad liggen nog enkele grote onbebouwde ruimten, waar in theorie kon worden gedacht aan een deel verdichting met publiek groen als last. De waterproblematiek noopt ons er echter toe, om deze gebieden onbebouwd te laten. De nood aan bijkomende publieke parken is hier niet zo enorm. Wel zoeken we naar overeenkomsten voor publiek gebruik, om hier werken ten behoeve van waterbuffering te kunnen uitvoeren. Ter illustratie zijn mogelijke zoekzones voor bijkomende waterbuffering opgenomen in de figurenbundel ( f i g. 5 7) . Deze figuur heeft geen richtinggevend, noch bindend karakter. In de andere delen van de binnenstad is hemelwater beter bufferen even goed een opdracht. Het lijkt evident om grootschalige projecten voor regenwaterbuffering, zoals b.v. waterpleinen, eerder in de Dijlevallei te zoeken dan in het Oostelijk Raster. Open water kan hier immers gekoppeld worden aan de structuur van de waterlopen en zo het groenblauwe netwerk nog beter beleefbaar maken. Tenslotte wordt het vermijden van overstromingen een steeds grotere uitdaging. De bestaande ruimtelijke structuur omschreef reeds waar wateroverlast vanuit de waterloop of door afstroming op de bergflanken te verwachten is. Voor de binnenstad lijkt het overstromingsrisico vandaag nog mee te vallen, omdat de zuidelijke Dijlevallei een belangrijke buffer vormt. Naast vergroten van de buffercapaciteit van lokale neerslag, zal de stad vooral een beleid ontwikkelen om de opvangcapaciteit in de zuidelijke Dijlevallei te vergroten. Het vergroten van de opvangcapaciteit van water uit het hele bekken in de binnenstad, is immers niet zinvol en niet realistisch. Wel moet erover gewaakt worden dat de doorvoercapaciteit van de Dijle (de hoeveelheid water die per uur door de binnenstad kan worden geloodst) niet afneemt. Waar mogelijk wordt deze in projecten reeds verruimd zodat er voor de hele lange termijn de eerste stappen worden gezet om de doorvoercapaciteit over de hele lengte, op te trekken. Het gaat dan om projecten van oeververlaging en het creëren van tijdelijk overstroombare zones rond de Dijle, die ook de beleefbaarheid van de Dijle ten goede komen. Dergelijke projecten worden tot heden al op verschillende plaatsen gepland: Hertogensite, Dijleterrassen aan de Lei, Terclavers, Vaartkom,… Dit beleid wordt verdergezet.

RSL2

RS_BOEK-9_DEEL-4.1_BINNENSTAD_190424.indd 50

24/04/2019 16:42


51

BELE IDS KAD E RS VO O R D E STA DSDELEN EN DEELSYSTEMEN  /

R I CHTI N GGEVEN D

S ta ds deel Bin n en s ta d

f i g. 5 5 - Klimaatresistente binnenstad: Hitte-eilandeffect vermijden

f i g. 5 6 - Klimaatresistente binnenstad: Regenwaterafvloeiing

RS_BOEK-9_DEEL-4.1_BINNENSTAD_190424.indd 51

24/04/2019 16:48


52

BE LE IDS KAD E RS VO OR DE STA DSDELEN EN DEELSYSTEMEN  /

R I CHTIN GG EV EN D

S ta ds deel Bin n en s ta d

f i g. 5 7 - Westelijke heuvelflanken: zoekzones voor bijkomende waterbuffering

/6/5

Groenblauwe structuur van de binnenstad: de aanpak Samenvattend komen we tot volgende maatregelen omtrent groen en klimaatbeheersing: —

Bestaand groen in de binnenstad blijft groen en wordt niet bebouwd of verder versteend. Groene binnengebieden, andere dan de reeds geplande woonontwikkelingsgebieden, worden niet verdicht.

Er worden projecten opgezet voor bijkomend groen met publiek karakter. Het geplande groen in de reeds lopende ontwikkelingsprojecten wordt niet verkleind. De stad onderzoekt de mogelijkheden om met eigenaars van andere private groenzones overeenkomsten af te sluiten omtrent publiek gebruik. De aandacht gaat hier in eerste instantie naar de zones waar tekort is aan parken.

Groengebieden worden geïntegreerd in een groenstructuur; een netwerk van veilige en bij voorkeur groen ingerichte verbindingen tussen deze groene ruimtes en met de groenruimtes buiten de ring. De Dijlepaden vormen een belangrijk onderdeel van dit netwerk.

Er komt meer groen in het openbaar domein. De aandacht gaat hier in eerste instantie naar de zones met een erg versteend karakter: kernwinkelgebied en de omgeving van plan Laenen en Nieuw Kwartier. Ook de prioritaire verbindingen tussen de groene plekken vragen hier en daar om ingroening.

Het groenplan voor de binnenstad wordt daarom verder uitgewerkt, ter uitvoering van dit structuurplan. Hierin worden de bijkomende groenruimtes aangeduid en worden ze geplaatst in het netwerk van aangename verbindingsroutes tussen deze plekken. Hierin worden de prioritair in te groenen stukken van het openbaar domein geselecteerd, en worden de prioritair op te starten projecten voor bijkomende publieke groenzones aangeduid.

De binnengebieden op de Westelijke heuvelflanken worden prioritair ingezet voor waterbufferingsprojecten.

RSL2

RS_BOEK-9_DEEL-4.1_BINNENSTAD_190424.indd 52

24/04/2019 16:49


53

BELE IDS KAD E RS VO O R D E STA DSDELEN EN DEELSYSTEMEN  /

R I CHTI N GGEVEN D

S ta ds deel Bin n en s ta d

/7 DUURZAAM BEREIKBARE BINNENSTAD /7/1

Multimodaal maar duurzaam bereikbare binnenstad De binnenstad wordt bereikbaar gehouden voor de verschillende modi, maar dit op duurzame wijze. Dit betekent dat de stad maximaal inzet op voetgangers en fietsers in de binnenstad. Ook per openbaar vervoer wordt de binnenstad blijvend bereikbaar gehouden. De bereikbaarheid per auto is een evenwichtsoefening. De stad moet per wagen bereikbaar blijven voor bewoners en bezoekers, anders dreigt de concurrentie van de regio voor de handel en horeca, voor de stedelijke voorzieningen en ook als woonomgeving, te groot te worden. Tegelijkertijd streven we ernaar om het autogebruik niet te laten groeien en de hinder vanwege de auto voor bewoners, bezoekers en de andere verkeersmodi te beperken.

/7/2 Naar een eenduidiger structuur en inrichting van het openbaar domein Basisprincipe voor de binnenstad is en blijft, dat elke straat veilig bewandel- en befietsbaar moet zijn; in bepaald straten zullen deze de hoofdgebruiker zijn. Voor autoverkeer wordt het lussenmodel uitgewerkt, en het openbaar vervoer krijgt eveneens tracés in de binnenstad toebedeeld. Dit betekent dat elke straat verschillende hoofd- en bijrollen moet opnemen. De stad zal werk maken van een meer eenduidige inrichting van het openbaar domein, waarbij afhankelijk van deze rollen van de straat of het plein, een typeprofiel voor de inrichting worden uitgewerkt.

/7/3 Stappen en fietsen bevorderen Basisprincipe voor de binnenstad is en blijft, dat elke straat veilig bewandel- en befietsbaar moet zijn. In het grootste deel van het openbaar domein (buiten de primaire verkeerslussen en de routes voor openbaar vervoer), speelt de zwakke weggebruiker de hoofdrol. In en rond de eerste middeleeuwse stadskern bakenen we een bezoekersgerichte zone af waar auto’s geweerd of sterk afgebouwd worden, en waar het openbaar domein volledig op maat van fietser en voetganger wordt ingericht. De stad realiseert bovendien een hoofdstructuur voor fietsverbindingen in de binnenstad, die op een logische manier kadert in een ruimer fietsroutenetwerk voor de hele stad en aansluit op een regionaal fietsroutenetwerk. Alle straten moeten veilig zijn, maar in deze straten kiezen we voor heel specifieke inrichting en verkeersregimes die een vlotte doorstroming van de fietsers garanderen. Figuur ‘Hoofdstructuur fiets’ ( f i g. 5 8) is louter illustratief en toont een mogelijke invulling van deze hoofdstructuur voor de binnenstad. Het hoofdfietsroutenetwerk wordt uitgewerkt in uitvoering van dit structuurplan, bij voorbeeld in het herziene mobiliteitsplan. De stad bouwt het aanbod aan publieke fietsenstallingen in de binnenstad verder uit. In de gehele binnenstad werken we bovendien aan een fijnmazig netwerk van routes voor langzaam verkeer, die zowel een recreatief als een functioneel karakter kunnen hebben, en dat ontvlochten is van het autoverkeer.

/7/4 Een bereikbare autoluwe binnenstad De binnenstad blijft bereikbaar voor de auto, maar zal een meer autoluw karakter krijgen. Uitgangspunt is dat de verschillende wijken van de binnenstad vanuit de ring bereikbaar zijn, zonder dat autoverkeer de binnenstad kan doorkruisen. Elke zone van de binnenstad wordt bediend met een primaire lus; elke wijk en straat wordt in principe éénduidig op één van de lussen aangetakt. Bezoekersverkeer per auto wordt bovendien uit de middeleeuwse stadskern geweerd. Zo wordt de binnenstad opgedeeld in de centrale zone en daarrond vijf zones die elk via één primaire verkeerslus worden bediend. principe zijn verbindingen tussen de lussen niet mogelijk ( f i g. 5 9) . De middeleeuwse stadskern wordt extreem autoluw. Het voetgangersgebied wordt er uitgebreid ten opzichte van de situatie in 2015, in functie van het kernwinkelgebied, en in functie van zijn voetgangersverbindingen naar de omgeving en de centrumparkings. Daarbuiten komt een autoluwe zone waar bezoekersverkeer wordt geweerd of ontraden. Dit kan via het parkeerbeleid, via beperkte toegang voor bewoners en private parkings,... Het bezoekersparkeren voor de binnenstad bundelen we aan de rand van de binnenstad en aan de verkeerslussen. De nieuwe centrumparking Den Bruul combineren we met de afbouw van het straatparkeren in de middeleeuwse stadskern en in de directe omgeving van de Bruulparking. Naast centrumparkings, wordt geïnvesteerd in randparkeren en voorstadsparkeren (zie thematisch beleidskader mobiliteit). Ook in de andere zones van de binnenstad zal namelijk het straatparkeren verder worden afgebouwd; deze behoefte moet dus buiten de binnenstad worden opgevangen.

RS_BOEK-9_DEEL-4.1_BINNENSTAD_190424.indd 53

24/04/2019 16:49


54

BE LE IDS KAD E RS VO OR DE STA DSDELEN EN DEELSYSTEMEN  /

R I CHTIN GG EV EN D

S ta ds deel Bin n en s ta d

f i g. 5 8 - i l l u s t r a t i e f - Hoofdstructuur fiets

f i g. 5 9 - Principes autoluwe binnenstad

Het bewonersparkeren moet mogelijk blijven in (delen van de) binnenstad, gezien het groeiend aantal inwoners. We bouwen het bewonersparkeren op het openbaar domein af, ten gunste van de verblijfskwaliteit: groen, zit- en speelplekjes, fietsenstallingen,… We voeren een beleid dat gunstig staat tegenover nieuwe bewonersparkings op privaat domein (buiten de autoluwe stadskern). Dit kan uitgebouwd worden, voor zover het de binnenstedelijke groenstructuur niet negatief beïnvloedt. Bij voorbeeld via extra bewonersparkings in grotere bouwprojecten, door het gebruik voor parkeren van bestaande loodsen in binnengebieden,… Groene, nog niet versteende binnengebieden, komen echter niet in aanmerking voor bewonersparkeren.

RSL2

RS_BOEK-9_DEEL-4.1_BINNENSTAD_190424.indd 54

24/04/2019 16:49


55

BELE IDS KAD E RS VO O R D E STA DSDELEN EN DEELSYSTEMEN  /

R I CHTI N GGEVEN D

S ta ds deel Bin n en s ta d

/7/5

Binnenstad bereikbaar houden met openbaar vervoer, rekening houdend met de draagkracht De stad kiest ervoor om de binnenstad met de (tram-)bus te blijven bedienen. De binnenstad is zeer dicht bevolkt, en deze bevolking zal nog toenemen. Ook vinden we in de binnenstad belangrijke attractoren; scholen, werkplaatsen, cultuurvoorzieningen zoals de bestaande clusters aan de Vaartkom en in de Benedenstad, waar nog een bijkomende podiumkunstenzaal is gepland. Als we het autoverkeer in de binnenstad willen stabiliseren of zelfs doen dalen, zal het openbaar vervoer een deel van de groei moeten opvangen. We kiezen ervoor om een deel van de binnenstad te bedienen via de ring. Niet alle busgebruikers van regionale lijnen hebben de binnenstad als bestemming. Voor deze lijnen is het haalbaar om te verwachten dat mensen te voet hun bestemming bereiken vanuit de ring, ofwel op de ring een overstap maken op een bus die het centrum in rijdt. Omdat de haltes in de ruime omgeving van het Rector De Somerplein enorm belangrijke op- en afstaphaltes zijn, blijft het belangrijk deze te bedienen met een hoogfrequente binnenstadontsluiting. Gezien het belang van de busknooppunten Station en Gasthuisberg, is het logisch dat er minstens vanuit deze twee knooppunten een hoogfrequente buslijn naar het centrum rijdt. Niet alle straten van de binnenstad zijn geschikt om een hoogfrequente busverbinding te dragen. We houden het principe van de recente gedeeltelijke structuurplanherziening 2015 aan: de oost-westelijke centrumlijn zal verlopen via, grotendeels, recenter aangelegde en bredere straten en krijgt een omlegging weg van de Brusselsestraat via Den Bruul. Het plan voor de Hertogensite voorziet ruimte om over de site een nieuw tracé voor openbaar vervoer te realiseren. Deze centrumlijn tussen station en Gasthuisberg zal wellicht moeten worden aangevuld met een aantal extra verbindingen die de rest van de binnenstad ontsluiten. Dit binnenstedelijk busnetwerk moet logisch aansluiten op het stadsbusnetwerk. Principe hierbij is dat er op meerdere plaatsen op de ring een verknoping kan zijn tussen regionale lijnen en lijnen die het station en/ of de binnenstad aandoen; dit om het overbelaste knooppunt station te ontlasten. Dit nieuwe busnetwerk wordt uitgewerkt ter uitvoering van dit structuurplan ( f i g. 6 0) .

f i g. 6 0 - Binnenstad bereikbaar houden met openbaar vervoer

RS_BOEK-9_DEEL-4.1_BINNENSTAD_190424.indd 55

24/04/2019 16:50


56

BE LE IDS KAD E RS VO OR DE STA DSDELEN EN DEELSYSTEMEN  /

R I CHTIN GG EV EN D

S ta ds deel Bin n en s ta d

5

Beleid voor de deelruimten in de Binnenstad /1

MIDDELEEUWSE KERN EN POORTSTRATEN ( f i g. 61)

f i g. 61 - Middeleeuwse kern en poortstraten: afbakening

/1/1

De kwaliteit van het historische stadshart versterken De deelruimte “middeleeuwse kern en poortstraten” omvat de oudste kern van de stad. Ze heeft haar vroegmiddeleeuwse structuur grotendeels behouden in haar stratenpatroon, in een aantal belangrijke pleinen en gebouwen en in het dense, kleinschalige weefsel waarin talrijke waardevolle panden voorkomen. De typische kwaliteit van het stadshart heeft te maken met het kleinschalige middeleeuwse weefsel en de kwaliteit van de afzonderlijke panden. Nu zijn veel van deze panden, net omwille van hun schaal en oude structuur, bijzonder “sloopgevoelig”. De deelruimte “middeleeuwse kern en poortstraten” overlapt bovendien deels met het kernwinkelgebied en handelsstraten, wat vaak ingrepen stimuleert die weinig verenigbaar zijn met de erfgoedwaarden of de kleine schaal eigen aan deze deelruimte. De stad wil in deze deelruimte een erfgoedbeleid voeren dat gericht is op het behoud van de kwaliteit, leesbaarheid en beeldwaarde van de deelruimte als geheel alsook op het behoud van de afzonderlijke waardevolle panden ( f i g. 6 2) . Dit impliceert dat schaalvergrotende ingrepen, noch op stedenbouwkundig niveau noch op niveau van het gebouw, hier wenselijk zijn, uitgezonderd voor maatschappelijk belangrijke en representatieve functies (zoals Museum M). Het historisch profiel van straten blijft bewaard, de pandsgewijze invulling van de straten eveneens. Nieuwbouw blijft uiteraard mogelijk, binnen de randvoorwaarden die nodig zijn om de historische context te behouden en versterken. Van de eerste omwalling zijn nog enkele bouwkundige delen bewaard, die kunnen gebruikt worden om het verloop van de omwalling vrijwel ononderbroken terug leesbaar te maken in de binnenstad.

RSL2

RS_BOEK-9_DEEL-4.1_BINNENSTAD_190424.indd 56

24/04/2019 16:50


57

BELE IDS KAD E RS VO O R D E STA DSDELEN EN DEELSYSTEMEN  /

R I CHTI N GGEVEN D

S ta ds deel Bin n en s ta d

f i g. 6 2 - Behoud kleine schaal en rooilijnen

/1/2

Bezoekersgericht commercieel centrum Een groot deel van de middeleeuwse stadskern vormt samen met de Bondgenotenlaan en de Diestsestraat het commerciële centrum van de binnenstad; het kernwinkelgebied. Het kernwinkelgebied kent een hoge concentratie aan handel, horeca en commerciële diensten en functioneert op regionale schaal ( f i g. 63 ) .

f i g. 63 - Kernwinkelgebied en handelsstraten

RS_BOEK-9_DEEL-4.1_BINNENSTAD_190424.indd 57

24/04/2019 16:51


58

BE LE IDS KAD E RS VO OR DE STA DSDELEN EN DEELSYSTEMEN  /

R I CHTIN GG EV EN D

S ta ds deel Bin n en s ta d

Het beleid in het kernwinkelgebied is gericht op het ondersteunen van de handelsfuncties en op het tegengaan van leegstand op de verdiepingen. Dit beleid, dat vastgelegd is in de algemene bouwverordening, wordt afgestemd op het vrijwaren van waardevol erfgoed en de historische structuur, zoals hoger geschetst. Daarnaast wordt ingezet op het optimaliseren van de kwaliteit van de publieke ruimte in deze zone. Het autoluw maken van de binnenstad zal het verblijfskarakter van deze zone verder versterken en het commercieel gebeuren ondersteunen. De publieke ruimte kan verder maximaal vergroend worden, door aanplanting van straatbomen, door een aantal pleinen een groenere aanleg te geven en door gevelgroen te stimuleren. Om goed te functioneren moet het kernwinkelgebied vrij compact blijven. Anno 2016 zijn er geen aanleidingen om de perimeter van het kernwinkelgebied aanzienlijk te vergroten ten opzichte van de ideeën over het kernwinkelgebied uit het eerste structuurplan van 2004. In de benedenstad is het wel de bedoeling om, het kernwinkelgebied tot aan de Hertogensite te realiseren. Deze moet een volwaardig eindpunt vormen van het kernwinkelgebied langsheen de Brusselsestraat.

/1/3 Mix van stedelijke functies, inclusief wonen en voorzieningen, ondersteunen In de “middeleeuwse kern en poortstraten” komen ook sociale, culturele, recreatieve en onderwijsfuncties verspreid voor. Deze aanwezigheid in het historische stadshart is een troef op zich, en ondersteunt de aanwezige commerciële activiteiten. Bestaande voorzieningen kunnen nog beter ondersteund worden door een verbeterde multimodale bereikbaarheid en publieke ruimte. Naast een goede ontsluiting per openbaar vervoer en de organisatie van rand- en centrumparkings, is het voorzien van goede routes voor langzaam verkeer tussen het centrum en deze functies belangrijk. De stad voert voor de grootschaligere voorzieningen een locatiebeleid, waarbij de vestigingsvoorwaarden van een functie afgetoetst worden aan de locatiekenmerken van deze deelruimte. Inpasbaarheid in de kleinschalige historische structuur zal hierbij een belangrijke randvoorwaarde zijn. Herbestemming van bestaande sites als kerken, Romaanse poort, de v auditoria op de Hertogensite, Minnepoort,… worden in dit licht bekeken. Op de Hertogensite kan de inplanting van een podiumkunstenzaal het voorzieningenaanbod versterken. Ook wonen is een belangrijke functie in deze deelruimte, en wordt hier als een volwaardige functie beschouwd. De woonkwaliteit wordt geoptimaliseerd. Net omdat we in deze deelruimte vooral kleine woonentiteiten zonder tuin vinden, is behoud van groen en vergroenen van het publiek domein extra belangrijk. De weinige overgebleven tuinen worden best beschermd. Het verplichte dakgroen op de diepe gelijkvloerse uitbouwen van handelspanden wordt sterker afgedwongen. Tenslotte kan ook gevelgroen bijdragen aan een aangenamer leefklimaat in deze sterk versteende ruimte.

/1/4 Openbaar domein op maat van voetgangers en fietsers Om het kernwinkelgebied goed te laten functioneren, wordt nog meer ingezet op de herinrichting van straten en pleinen als aangename verblijfsruimte. Naast winkelstraten, streven we aan de randen van het kernwinkelgebied naar aangename verblijfspleinen. Verschillende projecten kunnen dit doel realiseren: heraanleg Vismarkt, omgeving Dijleterrassen en creatie van een plein op de kop van Hertogensite, herinrichting Hogeschoolplein en Hooverplein, de creatie van verblijfsplekken in de zone tussen Martelarenplein en de middeleeuwse kern ( f i g. 6 4 ) . Het geheel van straten, pleinen, parken en semi-publieke binnengebieden moet aan elkaar geschakeld worden tot een fijnmazig netwerk dat aangename en vlotte verplaatsingen mogelijk maken voor fietsers en voetgangers tussen de verschillende bezoekersgerichte functies. Dit netwerk kan ook een toeristische en recreatieve meerwaarde bieden in deze deelruimte.

/2 DEELRUIMTE WESTELIJKE HEUVELFLANKEN /2/1 Gemengd stedelijk gebied, waar het goed wonen is en blijft De Westelijke Heuvelflanken ( f i g. 6 5 ) is een gebied met verschillende functies, waar echter het wonen dominant is. De functionele mix is hier het kleinst van de binnenstad. Ze blijkt ook de zone waar er meer kinderen wonen dan elders in de binnenstad. Deze woonkwaliteit behouden en nog verbeteren, is belangrijk om in de binnenstad een gemengde bevolking te behouden. Naast een groot aandeel rijbebouwing met huizen met mooie stadstuintjes, vinden we in deze deelruimte heel wat kleinschalige bebouwing met minimale of helemaal geen buitenruimte (19deeeuwse arbeiderswoningen in gangen en beluiken). Ook vinden we verspreid over het gebied appartementsblokken op grote percelen terug.

RSL2

RS_BOEK-9_DEEL-4.1_BINNENSTAD_190424.indd 58

24/04/2019 16:51


59

BELE IDS KAD E RS VO O R D E STA DSDELEN EN DEELSYSTEMEN  / 

R I CHTI N GGEVEN D

S ta ds deel Bin n en s ta d

f i g. 6 4 - Verblijfsgebieden aan de randen van het kernwinkelgebied en bij grote attractoren

f i g. 6 5 - Deelruimte westelijke heuvelflanken

Bijkomende grootschalige woonontwikkeling blijft beperkt tot de al geplande grote projecten ter uitvoering van het eerste structuurplan; de ACCO-site, en eventueel de site van het LatijnsAmerikaans college in de Van Waeyenberglaan voor studentenhuisvesting. Verdichting van het wonen in binnengebieden is niet toegestaan. Ook grootschalige woonprojecten aan de straatzijden zijn hier niet aan de orde. We investeren in deze deelruimte vooral in groen, veilig en autoluw openbaar domein, en een functiemix die verenigbaar is met het wonen.

RS_BOEK-9_DEEL-4.1_BINNENSTAD_190424.indd 59

24/04/2019 16:52


60

BE LE IDS KAD E RS VO OR DE STA DSDELEN EN DEELSYSTEMEN  /

R I CHTIN GG EV EN D

S ta ds deel Bin n en s ta d

/2/2

Groen karakter van de heuvelflanken bepaalt de ontwikkelingen De Westelijke heuvelflanken vormen een gebied met een grote diversiteit aan soorten bouwblokken en types bebouwing. Het gebied werd vanaf de middeleeuwen op een redelijk organische gegroeide manier ingenomen voor productiegebouwen, (arbeiders)woningen, en landbouwproductie. Deze gemengde invulling zorgde voor de hedendaagse structuur. Gesloten bouwblokken met kleinschalige bebouwing wisselen af met grootschalige bebouwing op grote percelen, of heel dichte invulling met gangen en piepkleine huizen. Erg typerend is het groene karakter van deze deelruimte. Niet elke straat van deze deelruimte geeft een groene aanblik. Maar het groen is er wel op heel veel plekken zichtbaar ( f i g. 6 6) . Deels is dit te wijten aan het reliëf. Het aanwezige groen is, door de hellingen, goed zichtbaar van op enige afstand. Maar een aantal bouwblokken, zeker de hoogst gelegen tegen de Ring, zijn ook gewoon groter van omvang dan in elders in de binnenstad. Hier is nog meer onbebouwde, groene, ruimte aanwezig. Dit aanbod van grote groene percelen heeft ook gezorgd voor de uitbreiding van het areaal aan publiek groen: Keizersberg, Park van Waeyenberg, Groefplein, Mariaparkje, Acco-site, De Wingerd,…

f i g. 6 6 - Behoud van groene ruimten

Het groene karakter van deze heuvelflanken wordt prioritair bewaard. De beeldwaarde van de groene heuvelflank is immers waardevol en bepalend vanuit een grote omgeving. Het groenareaal in de binnenstad mag niet verder dalen, gezien de verwachte bevolkingsgroei. Omwille van de waterproblematiek door afstroming, moet er bovendien voldoende onverharde ruimte worden bewaard waar in waterbuffering en vertraagde afvoer kan worden geïnvesteerd. Groene binnengebieden worden daarom niet ingezet voor stedelijke functies, noch verder versteend. In grote delen van de deelruimte is een behoorlijk aanbod van publiek groen aanwezig of concreet gepland; de Keizersberg, verschillende kleinere parken, delen van de Singels. De zones onderaan de heuvelflanken kunnen meegenieten van het vele (bestaande of geplande) groen in de Dijlevallei. In het wat minder bedeelde gedeelte rond Noormannenstraat zijn nog grotere eigendommen gelegen waar publiek medegebruik denkbaar kan zijn: Van Humbeeck - Piron, De Wijnpers, Keizershof,… Het blijft daarom zinvol om hier, via overeenkomsten met private partijen, het publieke groenaanbod te verhogen. Tegelijk kunnen zo bijkomende waterbeheersingswerken worden opgezet.

RSL2

RS_BOEK-9_DEEL-4.1_BINNENSTAD_190424.indd 60

24/04/2019 16:53


61

BELE IDS KAD E RS VO O R D E STA DSDELEN EN DEELSYSTEMEN  /

R I CHTI N GGEVEN D

S ta ds deel Bin n en s ta d

/2/3

Reeds versteende binnengebieden inzetten voor groen of bedreigde stedelijke functies In deze deelruimte vinden we heel wat bebouwing terug die eerder als ‘restfuncties’ kunnen worden beschouwd: parkeerboxen en –loodsen, productiegebouwtjes,... Heel wat binnengebieden zijn zo al grotendeels versteend. Deze kunnen, daar waar de omwonenden reeds van behoorlijk wat groen kunnen genieten, voor bewonersparkeren een rol spelen, voor economische functies of voor gemeenschapsvoorzieningen ( f i g. 67) . Hierbij moet de verenigbaarheid met de omgeving, op vlak van hinder, erfgoedwaarden, ontsluiting en zo verder, geval per geval worden beschouwd.

f i g. 67 - Reeds versteende binnengebieden inzetten voor bewonersparkeren en functiemix

/2/4

Voorzichtig omgaan met grote schaal & landschaps- en erfgoedwaarden respecteren Alhoewel in de Westelijke Heuvelflanken een eerder heterogene bebouwing staat, is hier niet om het even welke nieuwbouw mogelijk. De kleinschalige bebouwing overheerst nog steeds in dit stadsdeel. Bovendien zijn grootschalige gebouwen in deze deelruimte meer waarneembaar dan elders, omwille van de helling. We vinden hier ook enkele erfgoedclusters: verschillende poortstraten sociale en arbeiderswoningen. Met uitzondering van enkele plekken, is grootschalige nieuwbouw daarom te vermijden ( f i g. 6 8) . Deze kan aanvaardbaar zijn op de nieuwe structuren van Donkerstraat en Van Waeyenberglaan. Dit, voor zover hier nog locaties zouden te vinden zijn na aftoetsen van erfgoedwaarden en de voorwaarden vanuit de groenstructuur.

/2/5

Verbindingen over de Ring heen verbeteren De kwaliteit van wonen en werken in deze deelruimte kan tenslotte verbeterd worden door betere verbindingen met de omgeving. Het netwerk van veilige en aangename langzaamverkeer- verbindingen draagt hiertoe bij ( f i g. 6 9) . De deelruimte geniet mee van het groen en de grootschalige voorzieningen in de Dijlevallei. Ook op en aan de overzijde van de Ring liggen interessante gebieden, vooral groengebieden; Lemmenspark, Groenveld en Kareelveld. Om de verbinding in die richting te verbeteren, zijn er een aantal ingrepen nodig aan de Singels. Dit wordt in het deelsysteem Ring besproken.

RS_BOEK-9_DEEL-4.1_BINNENSTAD_190424.indd 61

24/04/2019 16:53


62

BE LE IDS KAD E RS VO OR DE STA DSDELEN EN DEELSYSTEMEN  /

R I CHTIN GG EV EN D

S ta ds deel Bin n en s ta d

f i g. 6 8 - Beperkt aantal assen met grootschalige bebouwing

f i g. 6 9 - Verbeterde groenrelaties over de Singels

/3 /3/1

DEELRUIMTE DIJLE- EN VOERVALLEI ( f i g. 7 0) Continuïteit van de Dijlevallei leesbaar maken over de Ring heen De Dijle is bepalend geweest voor de ontwikkeling van de stad. De Dijlevallei vormt ook vandaag nog een landschappelijk structuurbepalend element op stadsniveau. Ten zuiden van de binnenstad loopt de Dijle doorheen het Arenbergpark, ten noorden ervan wordt ze gekanaliseerd in de bedrijvenzone langsheen de Aarschotsesteenweg. In de binnenstad vernauwt de vallei en splitst de rivier in verschillende takken. Dijle- en zijtakken zijn er drager van groene ruimtes, wandel- en fietsroutes en bijzondere programma’s die afleesbaar zijn in gebouwen met een afwijkende schaal en type.

RSL2

RS_BOEK-9_DEEL-4.1_BINNENSTAD_190424.indd 62

24/04/2019 16:54


63

BELE IDS KAD E RS VO O R D E STA DSDELEN EN DEELSYSTEMEN  /

R I CHTI N GGEVEN D

S ta ds deel Bin n en s ta d

f i g. 7 0 - Deelruimte Dijle- en Voervallei

Om het landschappelijk structurerend karakter van de Dijle te handhaven, moet de rivier zichtbaar aanwezig blijven in het stedelijke weefsel. Op plaatsen waar veel open ruimte aanwezig is, is dit uiteraard gemakkelijker dan in een dens bebouwde zone, waar de rivier in een smalle bedding wordt gedrongen of overwelfd wordt. Voor het verloop doorheen de binnenstad zijn vooral de passages van de Dijle onder de ring cruciaal. Hier wordt vandaag de Dijle aan het zicht onttrokken, zowel ter hoogte van de Tervuursevest als aan Tweewaters, waardoor de continuïteit van de rivier onderbroken wordt. Ook vanuit ecologisch oogpunt is dit niet optimaal. De Dijle functioneert immers ook als een bovenlokale ecologische corridor, waarvoor continuïteit eveneens een belangrijke randvoorwaarde is ( f i g. 7 1) .

f i g. 7 1 - Beleefbare Dijlevallei doorheen de binnenstad en over de ring heen

RS_BOEK-9_DEEL-4.1_BINNENSTAD_190424.indd 63

24/04/2019 16:55


64

BE LE IDS KAD E RS VO OR DE STA DSDELEN EN DEELSYSTEMEN  /

R I CHTIN GG EV EN D

S ta ds deel Bin n en s ta d

Bij de heraanleg van de omgeving Bodart-Tervuursevest moet het doortrekken van de groenstructuur langs de Dijle een uitgangspunt vormen. Er kan ook onderzocht worden er tussen de Dijle aan Tweewaters en de bedrijvenzone een betere ruimtelijke link kan worden gemaakt.

/3/2

Dijle en Voer als drager van grote groene ruimten De afwijkende morfologie van de Dijlevallei, waarbij vaak grootschaligere programma’s gecombineerd worden met het vrijwaren van een groene ruimte, werd al eerder aangegrepen om bij herontwikkelingsprojecten nieuwe binnenstedelijke groenruimte te ontwikkelen. Zo vormen Dijle en Voer dragers van een aaneenschakeling van groenruimtes, die structurerend werkt voor de hele binnenstad ( f i g. 7 2) . Dit beleid wordt onverminderd verder gezet. Er wordt bekeken of er kansen zijn om de Voer nog verder open te leggen en beleefbaar te maken in een ingegroend openbaar domein, bij voorbeeld in de omgeving van de Vismarkt en Lei, de omgeving Redingenstraat-Schapenstraat en aansluitend aan de Tervuursevest.

f i g. 7 2 - Dijle en Voer als dragers van groene ruimte

Deze groene ruimtes zijn niet alleen belangrijk voor de woonkwaliteit in de binnenstad, ze zijn ook relevant voor het koelend vermogen dat de Dijleruimte kan hebben bij een opwarmend klimaat. De Dijlevallei is door haar ligging dwars door de stad en zuid-zuidwest oriëntatie ideaal als koelende corridor, die frisse lucht vanuit het open Arenbergpark doorheen de versteende en veel warmere stad voert. Om dit effect maximaal uit te spelen moet er voldoende open ruimte gekoppeld worden aan de rivier.

/3/3

Dijlepaden vullen het netwerk van langzaam verkeer aan Op dezelfde manier maakt de stad reeds vele jaren werk van het vervolledigen van de fietsverbindingen en wandelpaden langs het water. Het continue tracé van de Dijle doorheen de binnenstad en het feit dat de Dijle langs of door enkele strategische locaties loopt maken de rivieroevers uiterst geschikt als dragers van routes voor zacht verkeer. Het netwerk van Dijlepaden wordt dan ook opgenomen als tracé voor zacht verkeer. Ook in dit netwerk zijn er nog kansen om de laatste missing links te vervolledigen. Hierbij zijn niet alleen noord-zuid verbindingen van belang, ook de oost-west relaties dooreen de Dijlevallei moeten verder uitgebouwd worden. Op die manier kan de Dijleruimte ook een verbindingsruimte tussen de twee helften van de binnenstad worden ( f i g. 7 3 ) .

/3/4

Afwijkende schaalgrootte en functies in de vallei accepteren, maar afstemmen op erfgoedwaarden De Dijlevallei heeft in vergelijking met de aanliggende deelruimten een heel typische, wat afwijkende structuur en biedt plaats aan specifieke programma’s. Door de waterrijke aard van de gronden en

RSL2

RS_BOEK-9_DEEL-4.1_BINNENSTAD_190424.indd 64

24/04/2019 16:56


65

BELE IDS KAD E RS VO O R D E STA DSDELEN EN DEELSYSTEMEN  /

R I CHTI N GGEVEN D

S ta ds deel Bin n en s ta d

f i g. 7 3 - i l l u s t r a t i e f - Dijle en Voer als dragers van zachte verbindingen

door de ligging aan buitenzijde van de eerste middeleeuwse stadswal, bleef de vallei langere tijd onbebouwd. Grotere programma’s konden hier dan ook nog plaats vinden in de loop van de 19de en 20ste eeuw: industrie, scholen, ziekenhuizen, universitaire complexen,… Dergelijke programma’s werden gekenmerkt door grootschalige gebouwen met heel wat tussenliggende onbebouwde ruimte, die vaak een erg functionele invulling kreeg (speelplaatsen, parkeerterreinen,…). Andere delen van de Dijlevallei hebben dan weer de kleinschalige invulling gekregen die we elders in de binnenstad ook terugvinden. De combinatie van grootschaligere gebouwen en groene ruimte wordt beschouwd als de landschappelijke eigenheid van deze deelruimte. Op de plaatsen waar de Dijle de ring kruist, is schaalvergroting omwille van landschappelijke redenen aangewezen: hier wordt het binnenen buitenstromen van de Dijle in/uit de binnenstad gemarkeerd alsook een verandering qua landschappelijke typologie van de Dijlevallei. Op andere plaatsen is schaalvergroting alleen een optie indien er een duidelijke publieke meerwaarde door kan gecreëerd worden en indien schaalvergroting niet conflicteert met erfgoed ( f i g. 74 ) . Ook de verscheidenheid aan functies in de Dijlevallei blijft een uitgangspunt bij de nog te herontwikkelen zones, zoals Hertogensite, site Geologie-parking KBC en parking Faculty Club.

/3/5

Waterbeheer in de binnenstedelijke Dijle- en Voervallei Het natuurlijk overstroombare gebied in de binnenstad beslaat een enorm gebied. De klimaatveranderingen verhogen sterk de kansen op overstroming. Zoals eerde aangegeven, is het niet realistisch om te trachten in de binnenstad veel extra bergingsvermogen te voorzien voor water dat van stroomopwaarts komt. Dat moet stroomopwaarts opgelost worden. Wel moeten we in de binnenstad het neerkomende water vanwege steeds intensere regenbuien, tijdelijk te bufferen zodat het niet te snel in de waterlopen terecht komt, zeker in deze deelruimte. Dit draagt immers bij aan het karakter van groenblauwe corridor met regelmatige open ruimten en groene ruimten met waterbeleving. Ook moeten we erop toezien dat we de doorvoercapaciteit van de Dijle en Voer niet verkleinen; de hoeveelheid water die per minuut door de binnenstad kan worden geloosd. Op lange termijn zou het goed zijn dat deze doorvoercapaciteit zelfs kan worden verhoogd, maar gezien de vele bebouwing tot op de Dijle-oevers is dit niet evident. In de nieuwe ontwikkelingsprojecten wordt erop toegezien dat er geen hypotheek gelegd wordt op deze kansen om de rivieren in de toekomst meer ruimte te geven; de bebouwing wordt hieraan aangepast. Lokaal wordt er reeds verbreding voorzien; b.v. in de vorm van glooiende oevers en tijdelijk overstroombare stukken park. Deze staan eerder in het teken van verhoogde opvangcapaciteit voor het lokale hemelwater, dan in een verhoogde bergingscapaciteit.

RS_BOEK-9_DEEL-4.1_BINNENSTAD_190424.indd 65

24/04/2019 16:56


66

BE LE IDS KAD E RS VO OR DE STA DSDELEN EN DEELSYSTEMEN  /

R I CHTIN GG EV EN D

S ta ds deel Bin n en s ta d

f i g. 74 - Afwijkende schaal accepteren indien afgestemd op erfgoedwaarden

/4

DEELRUIMTE OOSTELIJK RASTERLANDSCHAP ( f i g. 7 5 )

f i g. 7 5 - Deelruimte oostelijk rasterlandschap

/4/1

Gemengd stedelijk gebied, waar de woonkwaliteit extra aandacht verdient Samen met de middeleeuwse kern en de handelsstraten, vormt het oostelijk rasterlandschap wellicht de meest multifunctionele zone van heel Leuven. Naast een groot deel van het kernwinkelgebied zijn de gemeenschapsvoorzieningen en recreatie hier erg aanwezig, met b.v. heel wat onderwijssites. Ook zijn veel van de binnenstedelijke kantoren net in deze deelruimte te vinden.

RSL2

RS_BOEK-9_DEEL-4.1_BINNENSTAD_190424.indd 66

24/04/2019 16:58


67

BELE IDS KAD E RS VO O R D E STA DSDELEN EN DEELSYSTEMEN  /

R I CHTI N GGEVEN D

S ta ds deel Bin n en s ta d

Het wonen heeft in dit stadsdeel ook een bijzonder karakter. In vergelijking met het westelijk deel van de binnenstad wonen er minder gezinnen met kinderen en meer alleenstaanden, en er zijn bovengemiddeld veel woningen zonder inschrijving, (meestal studentenverblijf). En toch biedt dit stadsdeel - grotendeels aangelegd volgens de principes van het plan Laenen - vooral de aanblik van kwalitatieve bouwblokken met veel statige rijhuizen en behoorlijke tuinen. De realiteit is dus genuanceerder. Ten eerste is het plan Laenen in een aantal zones verder ‘verdicht’ geweest met gangen en opdelingen van bouwblokken. De binnengebieden zijn hier minimaal geworden en de bebouwingsdichtheid groot. Ten tweede zijn de mooie rijpanden vaak opgedeeld, en beschikken dus lang niet alle bewoners over een private tuin. Ten derde zitten er heel wat niet-woonfuncties verweven in dit weefsel. Dat is positief voor de multifunctionaliteit, maar kan druk zetten op de woonkwaliteit (door b.v. verkeer, parkeerdruk, geluidshinder,…). Het studentenwonen legt tenslotte druk op de woonkwaliteit voor de permanente inwoners. Deze deelruimte heeft alle potenties als hoogkwalitatieve woonomgeving voor een gemengde bevolking, waaronder méér gezinnen met kinderen, door het grote aanbod aan mooie rijwoningen met tuin. Daarom wordt het wonen hier sterker ondersteund. Niet om het woningaanbod te doen groeien. Wel om de woningen beter te laten benutten door verschillende soorten gezinnen. Grootschalige projecten voor bijkomende woningen blijven beperkt tot de reeds geplande woonontwikkelingsgebieden ( f i g. 7 6) . In deze deelruimte gaat het over de OCMW-site, Conscienceplein en een beperkt programma in het binnengebied Parkstraat - Vesaliusstraat. Andere binnengebieden blijven vrij van nieuwe woongebouwen. Ook aan de straatzijde is er geen aanleiding om grootschalige nieuwbouwprojecten voor wonen in te planten. Om de kwaliteit voor het bestaande wonen te verbeteren, zetten we in op meer (publiek) groen, autoluwe wijken en bewonersparkeren.

f i g. 7 6 - Woonverdichting tegengaan en grootschalige woonprojecten beperken tot de reeds geplande

/4/2

Aanbod aan en bereikbaarheid van (publiek) groen substantieel verhogen In vergelijking met andere binnenstedelijke deelruimten is er in het oostelijk rasterlandschap duidelijk minder aanbod aan (bestaand of reeds gepland) publiek groen. Zeker het kernwinkelgebied, het Nieuw Kwartier en eigenlijk het hele gebied tussen A. Vesaliusstraat – M. Theresiastraat en de Ring hebben weinig parken. Tegelijk wonen hier behoorlijk wat mensen in opgedeelde panden, dus zonder tuin. Daarom wordt er ingezet op een verbeterd publiek groenaanbod.

RS_BOEK-9_DEEL-4.1_BINNENSTAD_190424.indd 67

24/04/2019 16:58


68

BE LE IDS KAD E RS VO OR DE STA DSDELEN EN DEELSYSTEMEN  /

R I CHTIN GG EV EN D

S ta ds deel Bin n en s ta d

In deze deelruimte zijn er echter betrekkelijk weinig grote groene percelen waarvan een publiek gebruik kan worden overwogen; de meeste binnengebieden zijn private tuinen bij rijpanden. Verdichting toelaten blijkt zowat nergens de goede hefboom te zijn om een stuk binnengebied als publiek parkje in handen te krijgen; de gebieden zijn hiervoor te klein en er zou teveel bestaand (privaat) groen verloren gaan. Het openbaar domein is hier en daar echter heel ruim bemeten en sterk versteend. Daarom zetten we voor deze deelruimte in op de volgende pistes: —

Bestaande groene binnengebieden blijven groen.

We zoeken naar overeenkomsten met grote grondeigenaars, veelal semi-publieke instellingen: medegebruik van schooldomeinen, van universitaire eigendommen, van eigendommen van andere instellingen als Defensie, OCMW,… ( f i g. 7 7)

We groenen het openbaar domein in, waar mogelijk; bij voorkeur in die zones waar het aanbod aan parkjes moeilijk kan worden verhoogd en op die routes die een belangrijke rol spelen in het netwerk van zachte verkeersverbindingen.

We verbinden deze woonwijken beter met het groen in de omgeving.

f i g. 7 7 - Bestaand groen behouden en delen publiek maken via overeenkomsten

Op de Vesten en vlak daarachter liggen immers (bestaande en geplande) groengebieden die ook het oostelijk rasterlandschap kunnen bedienen, als ze goed bereikbaar zijn. Meer nog dan voor de westelijke heuvelflanken, ligt hier de uitdaging om de woonkwaliteit te verbeteren; verbindingen met de Molenbeekvallei via een her-aangelegde Naamsepoort; verbindingen met de groene Vesten, de Molenbeekvallei, het Philipspark en de Abdij van Park via een her-aangelegde Parkpoort; verbindingen met de groene Vesten, Tivoli-Parkabdij en het park Belle Vue via de her-aangelegde Tiensepoort ( f i g. 7 8) . Deze uitdaging wordt in de toekomst verder besproken in het deelsysteem Ring.

/4/3

Bestaande versteende binnengebieden inzetten voor functies onder druk Net zoals in de deelruimte westelijk heuvellandschap, kunnen reeds versteende binnengebieden gebruikt worden om plaats te bieden aan functies die moeilijk nog een plek vinden daar waar ze moeten concurreren tegen woonprogramma: kleinschalige productie in loodsen, bewonersparkeren, kleinschalige projectjes in de culturele en recreatieve sector. Dit in bouwblokken waar voldoende groen aanwezig is zodat de woonkwaliteit is gegarandeerd.

RSL2

RS_BOEK-9_DEEL-4.1_BINNENSTAD_190424.indd 68

24/04/2019 16:59


69

BELE IDS KAD E RS VO O R D E STA DSDELEN EN DEELSYSTEMEN  /

R I CHTI N GGEVEN D

S ta ds deel Bin n en s ta d

f i g. 7 8 - Relatie met de groengebieden buiten de Vesten verbeteren

/4/4

Respect voor de bestaande bouwblokkenstructuur en schalen, rekening houdend met het erfgoed De typische kwaliteit van de bouwblokkenstructuur in het oostelijk rasterlandschap wordt gerespecteerd. Dat betekent dat de (dominant aanwezige) structuur van gesloten bouwblokken met kleinschalige perceelsstructuur, rijbebouwing en groene binnengebieden, niet wordt aangetast. De kleinschalige bebouwing wordt behouden en het gesloten karakter van de bouwblokken wordt niet opengebroken. Enkel in de zones die een onverantwoorde verdichting hebben gekend door het inbrengen van gangen en extra straatjes, zijn hierop uitzonderingen mogelijk. Naast die gesloten bouwblokkenstructuur, vinden we een aantal sites met open karakter en grootschalige bebouwing. Deze kennen een concentratie rond de assen A. Vesaliusstraat – M. Theresiastraat enerzijds, en J. Lipsiusstraat – Minckelersstraat anderzijds. Op deze assen is in de toekomst nog bebouwing van grotere schaal mogelijk, voor zover deze geen kwalitatieve bouwblokken aantast en niet interfereert met erfgoedwaarden. Grootschalige bebouwing wordt bij voorkeur ingezet voor niet-woonfuncties ( f i g. 7 9) .

/5

DEELRUIMTE RING De deelruimte Ring maakt deel uit van de binnenstad, en van de aangrenzende stadsdelen. Daarom wordt deze deelruimte als apart deelsysteem behandeld.

RS_BOEK-9_DEEL-4.1_BINNENSTAD_190424.indd 69

24/04/2019 17:00


70

BE LE IDS KAD E RS VO OR DE STA DSDELEN EN DEELSYSTEMEN  /

R I CHTIN GG EV EN D

S ta ds deel Bin n en s ta d

f i g. 7 9 - Gesloten bouwblokken respecteren - beperkt aantal assen voor grotere schaal

RSL2

RS_BOEK-9_DEEL-4.1_BINNENSTAD_190424.indd 70

24/04/2019 17:01


71

BELE IDS KAD E RS VO O R D E STA DSDELEN EN DEELSYSTEMEN  /

R I CHTI N GGEVEN D

S ta ds deel Bin n en s ta d

6

Krachtlijnen van het beleid voor het stadsdeel Binnenstad FOCUS VERSCHUIFT VAN WOONONTWIKKELING NAAR FUNCTIEMENGING ——

De binnenstad is een stadsdeel met een sterke bovenlokale uitstraling en nog steeds een sterke menging van stedelijke functies. De stad vindt het belangrijk dat die functiemenging behouden blijft. Omdat sinds de goedkeuring van het vorige ruimtelijke structuurplan, de ontwikkelingen in de binnenstad vooral op woninggroei gericht waren, dreigt deze functiemenging te verminderen. De stad formuleert daarom een beleid om stedelijke niet-woonfuncties in de binnenstad meer kansen te geven. Het gaat om werken, gemeenschapsvoorzieningen, publiek groen, bewonersparkeren.

——

In de binnenstad blijft de stad het kernwinkelgebied als bovenlokale handelsconcentratie ondersteunen. Daarnaast wordt handel op wijkniveau in 4 handelsstraten gestimuleerd.

——

Gemeenschapsvoorzieningen kunnen in principe in de hele binnenstad; de directe omgeving en de bereikbaarheid moeten telkens afgetoetst worden. Maar niet alle soorten voorzieningen kunnen hier terecht. De bovenlokale mobiliteit naar de binnenstad kan immers moeilijk nog groeien. Enkel voorzieningen die op de binnenstedelijke bewoners zijn gericht, en deze die een belangrijke wisselwerking hebben met de bestaande bovenlokale speerpunten van de binnenstad (met de binnenstedelijke universiteitscampus, het kernwinkelgebied en het cultuuraanbod), moeten hier kunnen groeien.

——

Bewonersparkeren zal steeds moeilijker worden op het openbaar domein. Terwijl het stedelijk beleid in de voorbije decennia eerder gericht was op het ‘opkuisen’ van (vaak weinig kwalitatieve) bewonersparkings, zal de stad een toename van zones voor bewonersparkeren op het private domein stimuleren.

——

De stad wil het kleinschalige werken in de binnenstad bewaren. Ze wil ervoor zorgen dat ook bedrijven hier plaats vinden en niet door woninggroei weggeconcureerd worden. Specifieke aandacht gaat naar de creatieve economie, met cluster in de omgeving Vaartkom.

——

De binnenstad ving in de voorbije 15 jaar het gros van de bevolkingsgroei op. In dit stadsdeel zijn bovendien grote woonontwikkelingsgebieden in aanbouw of concreet gepland. Deze zullen de binnenstedelijke bevolking nog doen groeien met ca. 5000 officiële inwoners (sinds 2013). In deze lopende projecten worden nog voorzieningen en groene ruimte toegevoegd; daarna zijn de groeimogelijkheden in de binnenstad echter beperkt. Daarom kiest de stad er uitdrukkelijk voor om de woninggroei buiten die reeds geplande projecten niet meer te stimuleren.

——

De stad voert de lopende en ‘al geplande’ woonontwikkelingsgebieden uit (Vaartkom, ziekenhuissite, ACCO-site, OCMW-site, Parkstraat-Vesaliusstraat, VEL Fase 2). Alle andere woonontwikkelingsgebieden uit het eerste structuurplan worden geschrapt: de grotere kunnen ingezet worden voor die andere stedelijke functies; de kleinere worden behandeld zoals de rest van het binnenstedelijke weefsel. Hier wordt verdere verdichting van het wonen afgeremd.

——

In de rest van de binnenstad voeren we een dichtheidsbeleid met deze principes:

KWALITEITSVERBETERING IN PLAATS VAN (WONING)GROEI • Geen inbreidingsprojectjes in of verstening van nog groene binnengebieden. Groen blijft groen, omwille van leefbaarheid, klimaattempering en waterbeheersing. • De al bebouwde of verharde binnengebieden kunnen, waar dit combineerbaar is met omgeving en bereikbaarheid, ingezet worden voor de stedelijke niet-woonfuncties: nieuw publiek groen, in combinatie met werken, bewonersparkeren, kleinschalige gemeenschapsvoorzieningen, kleinschalige bedrijven. Hierbij legt de stad de nodige ‘lasten’ op die meerwaarden bieden voor de omgeving: een doorsteek, medegebruik van groen, … • Aan de straatzijde kunnen (tenzij anders geregeld in een RUP of BPA) woningen en alle functies die ermee verenigbaar zijn, conform de principes van de algemene bouwverordening. Meer programma door grotere gebouwen (schaalvergroting) is bijna nergens aan de orde. Op een aantal plekken kunnen gebouwen van grotere schaal, maar die schaalvergroting dient bijna uitsluitend om meer open ruimte mogelijk te maken: Dijlevallei, Donkerstraat, stuk Brusselsestraat, M. Theresiastraat en stukken Minckelersstraat.

RS_BOEK-9_DEEL-4.1_BINNENSTAD_190424.indd 71

24/04/2019 17:01


72

BE LE IDS KAD E RS VO OR DE STA DSDELEN EN DEELSYSTEMEN  /

R I CHTIN GG EV EN D

S ta ds deel Bin n en s ta d

——

Het woningbestand blijft zo goed mogelijk gemengd. We beschermen de eengezinswoningen en voegen er enkele toe in de lopende grote woonontwikkelingsprojecten.

——

De erfgoedwaarden in de binnenstad, terug te vinden in xx erfgoedclusters, worden bewaard, nog beter in de verf gezet en benut om de kwaliteiten van de binnenstad nog te verhogen.

——

De binnenstad wordt groener en kan zo meer water bufferen. Op die manier passen we ons aan aan de klimaatveranderingen. We beschermen het bestaande groen. We vergroenen het openbaar domein. We maken nieuw publiek en privaat groen in de lopende woonontwikkelingsgebieden. We eisen nieuw groen in al verharde en bebouwde binnengebieden waar nieuwe (niet-woon)functies komen. We verhogen het aanbod aan (semi-) publiek groen, door samenwerkingsovereenkomsten af te sluiten met eigenaars van grotere groengebieden.

——

De groengebieden worden geplaatst in een netwerk van recreatieve verbindingen. DUURZAME BEREIKBAARHEID

——

De binnenstad blijft bereikbaar per auto en per openbaar vervoer, maar deze zullen rekening moeten houden met de leefbaarheid. De stad wil stappen en fietsen in de binnenstad nog sterker ondersteunen.

——

De middeleeuwse kern wordt zeer autoluw, en ook in de rest van de binnenstad werkt de stad aan een steeds fijnmaziger net van zachte verbindingen.

——

Ook in de binnenstad worden hoofdfietsroutes gerealiseerd met veilige en snelle fietsverbindingen. Dit netwerk wordt niet richtinggevend vastgelegd.

——

Het openbaar vervoer blijft de binnenstad bedienen. Dit gebeurt voornamelijk vanuit de ring. Bussen door de binnenstad worden beperkt tot degene die er nodig zijn; (minstens) de lijnen van het stadsnet. Het gewenste net in de binnenstad wordt niet vastgelegd.

——

De binnenstad bestaat uit 5 deelruimten met eigen karakter. De stad wil deze diversiteit ondersteunen.

——

In de middeleeuwse kern en de poortstraten staat het historisch karakter voorop. Het is een sterk bezoekersgerichte deelruimte met een kwalitatief en autoluw openbaar domein. Ook het wonen moet hier leefbaar blijven; een ingroening van de sterk versteende ruimte is belangrijk.

——

Op de westelijke heuvelflanken erkent de stad de diversiteit aan bebouwingswijzen. De stad vermijdt echter te veel bijkomende grootschalige bebouwing. Behoud van groen op de hellingen en een betere waterberging zijn hier de uitdagingen. In deze deelruimten vinden we heel wat binnengebieden met ‘restfuncties’: die kunnen ingezet voor de stedelijke niet-woonfuncties. Het gebied heeft heel wat buurt groen, maar voor grotere groengebieden is het aangewezen op het aanpalende stadsdeel ‘West’. De verbindingen over de ring worden verbeterd (zie deelsysteem Ring).

——

De stad werkt aan een continuë Dijle- en Voervallei die leesbaar is over de ring heen en die beleefbaar is in de binnenstad. De vallei is drager van grote groene ruimten en langzaamverkeerverbindingen langs en dwars op de vallei. Het open en groene karakter wordt gecombineerd met gebouwen van grotere schaal (indien verenigbaar met erfgoedwaarden in de omgeving) en speciale stedelijke programma’s. Voor de laatste herontwikkelingsgebieden, aan de Tervuursevest en site Geologie en omgeving, wordt een (loutere) invulling met woningen vermeden. De doorvoercapaciteit van de rivier wordt bewaard, en waar herontwikkelingsprojecten dit mogelijk maken, wordt ze lokaal verhoogd.

——

In het Oostelijk raster bestaat de belangrijkste uitdaging erin om een gemengd woningaanbod en een voldoende aanbod aan (publiek) groen te verzekeren. De kwalitatieve bouwblokken met ruime groene binnengebieden worden behouden. Gezien de vele opdelingen, is meer publiek groen aangewezen, maar de ruimte hiervoor is niet gemakkelijk te vinden. Waar mogelijk, sluit de stad overeenkomsten af met eigenaars van grote groene percelen over medegebruik. Het (sterk versteende) openbaar domein wordt ingegroend, zeker rond het oostelijk deel van het kernwinkelgebied waar nauwelijks publiek groen te vinden is. De stad verbetert bovendien de verbindingen met groen op en aan overzijde van de ring: park Belle Vue, Philipssite-parkabdij. Gezien de hoge erfgoedwaarden van sommige wijken in het oostelijk raster en gezien de homogene bebouwing is grote schaal hier bijna nergens aan de orde. Enkel op de assen van de M. Theresiastraat en de J. Lipsiusstraat – Minckelersstraat is ook grotere schaal op haar plaats.

——

De ring is een deelruimte van de binnenstad, maar wordt behandeld in een apart hoofdstuk.

5 DEELRUIMTEN MET EEN EIGEN KARAKTER

RSL2

RS_BOEK-9_DEEL-4.1_BINNENSTAD_190424.indd 72

24/04/2019 17:01



Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.