1. De hoofdbedekking van de vrouw en de onderdanigheid

Page 1

www.GenadeBijbel.nl Aangevuld dd.13-11-09 : blz. 18-19 i.v.m. tegenwerpingen onder “De Tegenwerpingen” 16-11-09 : blz. 16-17 i.v.m. profetessen onder “Profeterende vrouwen??” 02-12-09 : blz. 16, 17, 18 19, 20 01-01-10 : blz. 19 ivm dienares

Hoofdschap en Onderwerping onder Gelijken in de Gemeente. 1 Korinthe 11:3-16

De Hoofdbedekking. Jan Stelma 1 Kor.11:1 zegt dat wij Paulus moeten volgen. Hij volgt Christus, en wij moeten hem volgen. En nu wil ik met u 1 Kor.11:3-16 gaan behandelen. Als u naar de lengte van de studie kijkt denkt u misschien, lieve help! Maar ik gebruik veel alinea’s en veel ruimte om het gemakkelijk leesbaar te maken en te houden, plus het feit dat ik dit onderwerp zeer nauwkeurig en precies wil behandelen en uitleggen. Verder pretendeer ik niet alles te weten, maar dit is wat ik na zorgvuldige bestudering in het Woord heb geleerd. Mochten er vragen of opmerkingen of correcties te maken zijn, dan hoor ik dat graag van u. Boven het hoofdstuk in mijn Bijbel staat: De hoofdtooi van de vrouw in de samenkomsten. Dat is geen geïnspireerde tekst, maar het gaat wel over de samenkomst. Paulus gaat er over schrijven, en hij gaat vooral schrijven over de orde in de samenkomst, daar gaat dit stuk vooral over. Daarom begint hij vers 3 dat hij wil dat wij iets weten, want God is geen God van verwarring, maar van vrede zegt hij verderop in hoofdstuk 14. In Korinthe is van alles aan de hand, en als we verder in de brief komen zien we dat hij spreekt over het spreken in tongen en profeteren in de gemeente, daar klopte niet veel meer van. Er was geen orde meer. O.a. vanwege de vrouwen die zich niet gedroegen zoals het hun betaamde, nl. onderwerping aan de man. Hier in 1 Kor.11 zitten we op het punt dat hij nog steeds vragen behandelt die ze hem gesteld hebben ( 7:1). Nu gaat het dus over de samenkomst. 1 Kor.11:3 Doch ik wil dat gij weet, dat Christus het Hoofd is eens iegelijken mans, en de man het hoofd der vrouw, en God het Hoofd van Christus. Dus u ziet hier de volgorde van de autoriteit die er is, zoals het nu is, en zoals wij weten dat het is. Het gaat hier om de scheppingsorde die nog steeds geldt: God ˅ Christus ˅ Man ˅ Vrouw De Hoofdbedekking - Jan Stelma Hoofdschap en Onderwerping onder Gelijken in de Gemeente – 1 Korinthe 11 : 3-16

Pagina 1


www.GenadeBijbel.nl Dat is wat er hier in vers 3 staat, en waarom moeten wij dat weten? Waarom is dat zo belangrijk om te weten? Het gaat om hoofdschap. Maar als je een hoofd hebt dan heb je ook onderwerping. Je hebt mensen die aan het hoofd staan, die moeten dat uitoefenen, en je hebt mensen die staan daar onder, en die moeten zich daaraan onderwerpen. En daar gaat het in dit stuk vooral over. We weten: Christus is naar de aarde gekomen, Christus is God en Hij kwam in het vlees, God is vlees geworden, Hij was de Zoon van God, vandaar dat Christus op de tweede plaats staat, maar Christus is God, waar of niet? Christus is God, maar toch in de rangorde, in die verhouding krijgen we eerst God de Vader, en dan krijgen we de Zoon. Daarmee zeg je dus niet dat de Zoon minder is, want Hij is ook God, daar is geen discussie over. De Here Jezus heeft toen Hij mens werd de plaats van een onderworpene ingenomen Jes.50:4-5 laat onze Here zien die door Zijn Vader geleerd wordt. En degene die leert staat boven die geleerd wordt. Hij zal niet afwijken staat er in vs 5. En dat heeft Christus zeer zeker laten zien. Hij was altijd onderworpen en gehoorzaam aan Zijn Vader. Na Zijn opstanding voert Hij nog steeds de wil v.d. Vader uit. Hij dient Hem nog steeds. Dus zo zien wij dat in die zin God de HEERE het hoofd van de mens Jezus Christus is. Door deze volgorde in vers 3 laat Paulus zien dat er leiding nodig is voor ons en God dat in de schepping reeds bepaald heeft. Ons eigen lichaam in elk van zijn geledingen wordt door het hoofd bestuurd. Dus wat Paulus in vers 3 schetst is daarom ook zo helder. De vrouw moet zich aan de leiding van haar hoofd, haar man, onderwerpen. De man onderwerpt zich weer aan de leiding van zijn hoofd, Christus. En Christus heeft dat weer bij Zijn hoofd gedaan, nl. Zijn Vader. Het gaat hier om de scheppingsorde die nog steeds geldt. In 1 Kor.15:24 kunnen we dat, wat Christus betreft, ook mooi zien. 1 Kor.15:24 Daarna zal het einde zijn, wanneer Hij het Koninkrijk aan God en den Vader zal overgegeven hebben, wanneer Hij zal tenietgedaan hebben alle heerschappij en alle macht en kracht. Straks in de toekomst, als het einde daar is, (het woordje einde heeft vooral met de toekomst te maken als het Koninkrijk komt) geeft Hij het aan de Vader over. 1 Kor.15:28 En wanneer Hem alle dingen zullen onderworpen zijn, dan zal ook de Zoon Zelf onderworpen worden Dien, Die Hem alle dingen onderworpen heeft, opdat God zij alles in allen. Hier zien we ook weer: God, en dan de Zoon, Hij onderwerpt Zich aan de wil van Zijn Vader. In deze zin is de Vader meerder dan de Zoon. Maar qua wezen is Hij niet minder dan Zijn Vader. Dat is dus bij de Godheid in de toekomst als eenmaal het hele universum door de drieenige God geregeerd zal worden nadat alle zonde en de dood vernietigd zullen zijn. De Hoofdbedekking - Jan Stelma Hoofdschap en Onderwerping onder Gelijken in de Gemeente – 1 Korinthe 11 : 3-16

Pagina 2


www.GenadeBijbel.nl Maar wij leven nu nog daarvoor in de Bedeling der Genade. De volgorde van autoriteit is en blijft echter. Als we terugkijken naar 1 Kor.11:3 : Christus is het hoofd van iegelijke man, en de man is het hoofd van de vrouw, en God het Hoofd van Christus. U ziet, we hebben het hier over het hoofdschap. Het hoofdschap en de onderwerping. 1 Kor.11:4-5 4 Een iegelijk man die bidt of profeteert, hebbende iets op het hoofd, die onteert zijn eigen hoofd. 5 Maar een iegelijke vrouw die bidt of profeteert met ongedekten hoofde, onteert haar eigen hoofd; want het is een en hetzelfde alsof haar het haar afgesneden was. Nu moet u goed opletten: Een iegelijk man die bidt of profeteert… Dit stuk gaat over het bidden en profeteren. Er staat: Als de man dus iets op zijn hoofd heeft, (dus als hij zijn hoofd dekt), dan onteert hij zijn eigen hoofd. Welk hoofd? Wie is het hoofd van de man? Dat hebben we juist gelezen, hij heeft het namelijk niet over zijn eigen hoofd, zijn hoofd op zijn romp, maar hij heeft het over Christus. Dát is zijn hoofd! Want dat staat daar boven in vers 3: Christus is het Hoofd eens iegelijken mans. Waar staat nou een bedekking voor in de Bijbel? Dat je je plaatst onder de autoriteit van iemand. Later spreekt Paulus, en daar komen we op terug, over: Daarom moet de vrouw een macht op het hoofd hebben. Een macht, waarom een macht? Onderwerping aan een macht, symbolisch dan door die hoofdbedekking in dat geval, maar het heeft daarmee te maken. Dus als een man zijn hoofd zou dekken dan onteert hij zijn eigen hoofd, dat wil dus zeggen: Christus. Hij zegt er dan eigenlijk mee: Ik plaats mij niet onder de autoriteit van Christus, (want daar staat hij namelijk direct onder), maar hij plaatst zich onder de autoriteit van een ander, van zijn vrouw bijvoorbeeld, of van een ander, en dat is niet de bedoeling. Want de volgorde is: God, Christus, man, vrouw, en de man moet naar Christus luisteren, daar is hij aan onderworpen. En dan komen we bij het volgende punt. De vrouw, (daar is de man het hoofd van, dat lezen we in vers 5) “die bidt of profeteert met ongedekten hoofde”, dat is zichtbaar als ze bidt of profeteert zonder iets op het hoofd, daarvan lezen we: onteert haar eigen hoofd. Dan weten we nu allemaal; ze onteert dan niet haar eigen fysieke hoofd op haar lichaam, maar haar eigen man. Dát is haar hoofd, en dat onteert ze op die manier. Dat wil zeggen, ze doet deze dingen onafhankelijk van hem, ook misschien wel tegen hem in, en dat kan dus niet. Daar komt dus chaos en verwarring van, want we moeten de structuren in de gaten houden. Daarom wijdt Paulus een heel hoofdstuk daaraan in 1 Kor.14. In de maatschappij zijn ook overheden en machten, en als iedereen zijn plaats houdt en zich onderwerpt aan de hogere machten, en als die hogere macht zijn macht op de goede manier uitoefent dan krijg je orde en rust in de maatschappij.

De Hoofdbedekking - Jan Stelma Hoofdschap en Onderwerping onder Gelijken in de Gemeente – 1 Korinthe 11 : 3-16

Pagina 3


www.GenadeBijbel.nl Dat geldt ook voor in het gezinsleven, maar dat geldt ook in de gemeente, en daar spreekt hij hier over. Het omgekeerde is ook waar. Als de man zijn hoofd zou dekken met een hoofdbedekking, dan neemt hij ook de verkeerde positie in, nl. niet die hem door God is gegeven, namelijk het hoofd van de vrouw te zijn. Hij zou daarmee aangeven onder een andere autoriteit te staan dan zijn eigen hoofd, Christus. Dus daarmee onteert Hij Christus. De man staat onder directe leiding van zijn hoofd. Boven de man staat er géén fysiek, zichtbaar schepsel. Hij is alleen onderworpen aan Christus en niemand anders en daarom bidt en profeteert hij zonder iets op zijn hoofd. Als hij het hoofd wel zou dekken dan zou hij daarmee verklaren dat hij afhankelijk en onderworpen is aan een fysiek wezen/schepsel i.p.v. Christus. Aan een andere macht dus. Zonder bedekking is het duidelijk voor ons dat hij daarmee laat zien dat hij aan niemand anders behoort dan zijn eigen hoofd : Christus Bij de vrouw is dat duidelijk anders. Zij staat indirect onder leiding van Christus, nl. via haar man. Zij heeft dus wél een fysiek schepsel/wezen boven haar en daarom moet zij dus een macht op het hoofd om dat duidelijk te laten zien als zij dus bidt of profeteert. De man is het eerste schepsel van God, en daarna is de vrouw geschapen. Dát is de volgorde en zo hoort het te zijn en is daarom ook het beste voor ons. 1 Kor.11:5 Maar een iegelijke vrouw die bidt of profeteert met ongedekten hoofde, onteert haar eigen hoofd; want het is een en hetzelfde alsof haar het haar afgesneden was. Met ongedekten hoofde…… dat is dus haar eigen fysieke hoofd. Onteert haar eigen hoofd…… dat is haar man. 1 Kor.11:6 Want indien een vrouw niet gedekt is, dat zij ook geschoren worde; maar indien het lelijk is voor een vrouw geschoren te zijn of het haar afgesneden te hebben, dat zij zich dekke. We weten als een vrouw kaal is of heel kort haar heeft, dan is dat lelijk, staat hier. Dat past niet bij een vrouw. In Numeri 5:18 en Deuteronomium 22:5 spreekt hij over de vrouw onder de wet dat zij om een bepaalde reden kaal worden en dan zien we dat het een schande is voor die vrouw. Dat betekent het woordje lelijk hier in dit geval. Een vrouw die kaal is, dat is een schande en zij ervaart dat ook zo. Het lange haar is nl. een eer voor haar (vgl. vs. 15). Van nature laat een vrouw haar haar dan ook lang groeien en de man niet. Als wij een man die zich kaal geschoren heeft vinden wij dat misschien niet mooi of raar, maar we zien het niet als een schande voor hem. De trend van nu is dat wij veel kaal geschoren mannen zien, maar géén kaalgeschoren vrouwen. Het zijn ook de mannen die van nature kaal worden ( vinden wij geen schande) en niet de vrouwen (dat is wel weer een schande voor haar) In de hele wereld wordt een kale vrouw als een schande gezien. We zagen zonet in 2 voorbeelden uit het Oude Testament daarvan, maar in Europa net na de bevrijding werden de vrouwen die gecollaboreerd hadden met de vijand kaal geschoren. Waarom? Om ze tot schande te zetten voor iedereen. De Hoofdbedekking - Jan Stelma Hoofdschap en Onderwerping onder Gelijken in de Gemeente – 1 Korinthe 11 : 3-16

Pagina 4


www.GenadeBijbel.nl Dus Paulus vergelijkt hier in vers 5 en 6 het niet dragen van hoofdbedekking met een vrouw die kaal geschoren is om duidelijk te maken dat het een schande voor haar is om geen hoofdbedekking te dragen. Dus ter verduidelijking zegt hij dat om ons de ernst ervan te laten inzien. Hij zegt in vers 5 dat ze dan net zo goed kaal kan rondlopen. En het is een schande voor haarzelf, maar juist ook voor haar man, want door geen hoofdbedekking te dragen onteert ze haar eigen man, want hierdoor geeft ze aan dat ze in rebellie tegen hem is. Ze geeft hierdoor aan dat ze niet onder hem staat en dat ze zijn hoofdschap over haar niet erkent en niet accepteert. En dat hoort ze wel te doen vanwege de engelen die kijken (vs 10). Waarom de engelen behandel ik straks. ( 1 Kor.14:35 En zo zij iets willen leren, laat haar te huis haar eigen mannen vragen; want het staat lelijk voor de vrouwen, dat zij in de gemeente spreken. Hier gaat het eigenlijk om hetzelfde principe. Dus hij wil niet dat de vrouwen in de gemeente spreken, dat staat lelijk, het is een schande. In dit verband als er een dienst is en de mannen hebben het Woord en de leiding en als zij dan in bepaalde gevallen onafhankelijk van de man gaat spreken en/of vragen stellen, dat wil God niet. Waarom niet? Omdat ze dan tegen haar rol ingaat van de ondergeschiktheid aan de man .Ze ondermijnt zijn autoriteit als ze dat doet. Dat bedoelt hij daarmee. Maar later kom ik hier uitgebreid op terug ) 1 Kor.11:7 Want de man moet het hoofd niet dekken, overmits hij het beeld en de heerlijkheid Gods is; maar de vrouw is de heerlijkheid des mans. We zien: de man moet het hoofd niet dekken, hij moet zijn eigen hoofd fysiek niet dekken en we hebben zonet hierboven ook gezien waarom,. Namelijk omdat hij het beeld en de heerlijkheid van God ís. Hij ís het beeld en de heerlijkheid van God. Niét “wás”. Door de zonde is er natuurlijk wel het een en ander verpest aan het beeld van God, van wat de man is. Maar dat wil niet zeggen dat het nu niet meer geldt, hij is het nog steeds. En wat is dat dan: het beeld en de heerlijkheid van God? De vrouw is de heerlijkheid van de man, maar hij is het beeld én de heerlijkheid van God. Welnu, aan de man is de autoriteit gegeven, aan hem is gegeven op aarde om heerschappij te hebben. God heeft hem dat gegeven, en de vrouw is daarna gemaakt om hem daarin tot hulp te zijn, dat is zoals God het bedoeld heeft. Dus God heeft hem tot hoofd gemaakt, dat is de bedoeling. De man is namens God hier op aarde om Zijn wil uit te voeren. Hij is Zijn vertegenwoordiger. Hij is de vertegenwoordiger van het gezag dat God over deze wereld heeft. Tenminste dat is bij de schepping gedaan. Door de zondeval is er in de heerschappij over de aarde wel iets veranderd (Lukas 4:5-6), maar de man is dat nog steeds. En de man moet beseffen dat hij zijn bevoegdheid als het hoofd van de man niet van zichzelf heeft, maar van God heeft gekregen. Dus hoogmoed en verkeerd gebruik van deze macht maakt hem totaal ongeschikt om te regeren De Hoofdbedekking - Jan Stelma Hoofdschap en Onderwerping onder Gelijken in de Gemeente – 1 Korinthe 11 : 3-16

Pagina 5


www.GenadeBijbel.nl Kijk, we doen misschien nog allerlei andere dingen in deze wereld, de wereld is in zonde, maar toen Adam er was moest hij de aarde gaan bewerken, hij moest gaan onderwerpen, vermenigvuldigen en heerschappij uitoefenen, en het klaarmaken dat God daar zou kunnen gaan wonen, dat was zijn opdracht. En hij moest dan het hoofd zijn van de vrouw, die later gemaakt werd, die hem daarbij zou helpen, en dat is nog steeds niet veranderd, dat is hij nog steeds. En de vrouw is de heerlijkheid van de man, die is hem tot hulp gemaakt. En ook dat is niet veranderd, maar geldt ook voor haar nog steeds. 1Kor.11:8-9 8 Want de man is uit de vrouw niet, maar de vrouw uit den man. 9 Want ook is de man niet geschapen om de vrouw, maar de vrouw om den man. Ja, het spijt me dames, maar de man is nu eenmaal het eerst geschapen, en de vrouw is een secundaire schepping, zo is het. Maar let op, diegenen hier tegen zijn zullen dat altijd verkeerd uitleggen. De man is uit het stof gemaakt, de vrouw is niet uit het stof gemaakt. De vrouw is uit de man genomen en , dat is heel mooi, de vrouw is uit zijn zij genomen, en niet uit zijn voet, zodat hij over haar heen kan lopen. De vrouw is ook niet uit zijn hoofd genomen, zodat ze dus over hem kon regeren. Het mooie is dat zij uit zijn zij genomen is. Dus zij is zijn hulp, hij kan zijn arm om haar heen slaan, maar zij is zijn hulp. Wat is dan die hulp? Dat is een heel belangrijke taak? Om de man te laten zijn wie hij moet zijn, dát is iemand helpen. Een simpel voorbeeld misschien: Op een schip heb je een kapitein, en de rest van de bemanning staat onder hem, maar die moeten wel alles doen om hem te laten zijn die hij is: de kapitein van het schip. En als iedereen zijn taak doet dan is er orde en rust, en dan functioneert alles. Ga je daar tegenin met rebellie dan komt er ellende. De God gegeven rangorde en autoriteit is de enige ware instelling, het is door God ingesteld tijdens het huwelijk. Dat is wel mooi, want we zien in Genesis dat de vrouw is uit de man genomen is. En wat zegt Adam dan later? Dit is vlees van míjn vlees, en been van mijn benen. Er is wat dat betreft geen verschil, alleen wel in de taken die zij doen. In vers 9 lezen we dat de vrouw om de man is geschapen, en daarom: 1 Kor.11:10 Daarom moet de vrouw een macht op het hoofd hebben, om der engelen wil. Er staat hier een macht. We hebben het meestal over hoofdbedekking. Een deksel, en hier staat dat deksel een ander woord is voor macht. Dat heeft te maken met de macht boven die persoon. Paulus zegt dat woord hier dus in plaats van deksel. De vrouw moet dus een macht op het hoofd hebben vanwege de engelen wil. De engelen zijn getuige geweest, en dat gaan we straks heel uitgebreid zien in de volgende studie, van de rebellie van satan tegen God. Nu doe ik dat in het kort. Waarom vanwege de engelen? Omdat :

Satan heeft gerebelleerd tegen wie zijn hoofd was! De Hoofdbedekking - Jan Stelma Hoofdschap en Onderwerping onder Gelijken in de Gemeente – 1 Korinthe 11 : 3-16

Pagina 6


www.GenadeBijbel.nl Wie was het hoofd van satan? Dat was God, en dáár heeft hij, satan, tegen gerebelleerd. En de engelen zien nu, ook in deze Bedeling van Genade, hoe het lichaam van Christus functioneert, en hoe zij omgaan met de autoriteiten die door God gegeven zijn. Daarom was het belangrijk dat de vrouw die macht op het hoofd had, omdat zij bad en profeteerde, en niet in rebellie tegen de man was en zij boven de man ging staan. Daarom die macht om te laten zien dat zij zich onderwierp aan de man. Hier heb je dus het hoofdschap en de onderwerping, en dat was vanwege de engelen wil, daarom. Naar hun, die engelenwereld, daar is onze bediening, want wij zijn gezet in de hemelen, en zij houden ons in de gaten, zij kijken. (1 Kor.4:9; 6:3; Ef.3:10; 6:12) Nu komen wij op het punt: Zij moést het dus opdoen. Paulus zegt heel vaak : ik wil dat gij weet. Heel veel mensen zijn op dit punt in onwetendheid en weten dit niet, en leg het dan maar eens uit. Dan zie je dat de éne altijd een hoedje op doet en de ander alleen in de kerk, maar hier staat dat zij die macht op het hoofd moet hebben om der engelen wil op het moment dat zij bad of profeteerde, dus niet als zij thuis loopt of op straat. Nee, als zij bad of profeteerde in de gemeente dan moest zij die macht op het hoofd hebben, vanwege die engelen De talen waren trouwens ook een teken. Waar was Korinthe? Korinthe was een gemeente naast de synagoge, en daar waren allemaal Joden. En een Jood begeert een teken, dat teken zag hij bij de heiden, en zolang dat nog was profeteerde de vrouw nog in de gemeente en moest zij die macht op het hoofd hebben op dat moment als zij dat deed. Zij zouden dan vrouwen zien die de leiding in de samenkomst hadden. Dat zou ongehoord zijn. In de synagoge is zoiets ondenkbaar en bij ons uiteraard mag het ook niet zo zijn. En er waren schijnbaar toch ongelovige Joden die naar de samenkomst kwamen kijken (1 Kor. 14:22-25) en dat teken zagen. Dus het is zichtbaar, zichtbare dingen, dat hebben we nu niet meer, wij wandelen nu in geloof en niet in aanschouwen. Nu is het anders, de ondergeschiktheid is nu dat man leert en dat de man bidt in de gemeente. 1 Kor.11:11 Nochtans is noch de man zonder de vrouw, noch de vrouw zonder den man, in den Heere. Hier zien wij dus heel mooi en duidelijk staan dat er dus een afhankelijkheid is van elkaar. In de Heere is de vrouw zonder de man niets en de man zonder de vrouw niets. Het betreft hier in de Heere. Niet zozeer gaat het hier over het huwelijk, maar dat in het Lichaam van Christus beiden nodig zijn en de vrouw dus alleen zou leven om in dienst van ondergeschiktheid van de man te staan. Nee, in dat Lichaam van Christus heeft God het zo ingesteld dat er een wederzijdse afhankelijkheid is en de één niet zonder de ander kan. Dus dat betekent ook tegelijk dat het dus niet een “must” is dat iedere gelovige getrouwd moet zijn om van dienst te kunnen zijn voor de Heere! Vertroostend voor de alleenstaanden dus.

De Hoofdbedekking - Jan Stelma Hoofdschap en Onderwerping onder Gelijken in de Gemeente – 1 Korinthe 11 : 3-16

Pagina 7


www.GenadeBijbel.nl 1 Kor.11:12 Want gelijkerwijs de vrouw uit den man is, alzo is ook de man door de vrouw; doch alle dingen zijn uit God. Hier zien we dat de vrouw dan wel uit de man is genomen (zie vers 8 een verwijzing naar de schepping uit de zijde van de man), maar aan de andere kant, elke man is wel door de vrouw, zonder de vrouw had hij hier ook niet geweest. Dus daar bedoelt Paulus de voortplanting mee. Dus we zien hier een totale gelijkheid, we zijn er door elkaar en voor elkaar, er is geen verschil. Allebei vinden de man en de vrouw dus hun oorsprong en eenheid in God de Vader. Dit zijn bijzonder zorgzame en liefdevolle woorden van de apostel, vooral voor de vrouw. Hij wil niet dat zij zich minder gaat voelen dan de man, want het heeft alleen met de scheppingsorde te maken en niet met wie zij als persoon is. Paulus wil met deze woorden de wederzijdse afhankelijkheid en harmonie tussen de man en de vrouw in dat Lichaam van Christus bevorderen. Natuurlijk geldt dit voor een huwelijk ook, maar hier gaat het om de positie van de vrouw in het Lichaam. Helaas wordt dit vaak over het hoofd gezien met als gevolg dat de vrouw zich daardoor zich minder kan gaan voelen en kan gaan denken dat zij niets waard is. Maar Paulus is een gevoelige en zorgzame (geestelijke) vader( 1 Thess.2:11) en moeder (1 Thess.2:7) voor ze . Helaas wordt Paulus maar al te vaak als een vrouwonvriendelijke man gezien! Het tegendeel is waar. Als de Bijbel goed geleerd wordt, en goed begrepen wordt dan kan een vrouw onder geen beter geloof zitten als onder het christelijke geloof. Al wordt dat zo natuurlijk niet uitgelegd, want men zegt: Paulus is een vrouwenhater, maar dat komt omdat men het verkeerd begrijpt, of bewust verkeerd uitlegt. Gal.3:27-28 27 Want zovelen als gij in Christus Jezus gedoopt zijt, hebt gij Christus aangedaan. 28 Daarin is nog Jood noch Griek, daarin is noch dienstbare noch vrije, daarin is geen man en vrouw. Want gij allen zijt één in Christus Jezus. Ziet u, man en vrouw zijn allen één. Wat is nu de kern van de verborgenheid: Jood en heiden in één lichaam, er is geen verschil. Maar er is geen verschil tussen ook maar iets, in milieuafkomst, in sociale omstandigheden, werk in de maatschappelijke ladder, man en vrouw, Jood en heiden, er is totale éénheid, de één is niet meer dan de ander. Als er tussen de Jood en de heiden nu geen verschil is, en de Jood niet meer nummer één staat, zo is het nu ook tussen man en vrouw niet zo dat de één beter is dan de ander, maar dat heeft puur met die structuur van autoriteit te maken zoals God het heeft gedaan, zoals Hij wil dat man en vrouw hier op aarde moeten functioneren. Zodat er ook in de maatschappij geen verwarring maar vrede zal zijn als men zich aan de machtsstructuren onderwerpt, (anders krijg je chaos), en zo ook in de gemeente.

De Hoofdbedekking - Jan Stelma Hoofdschap en Onderwerping onder Gelijken in de Gemeente – 1 Korinthe 11 : 3-16

Pagina 8


www.GenadeBijbel.nl 1 Kor.11:13-14 13 Oordeelt gij onder uzelven: is het betamelijk, dat de vrouw ongedekt God bidt? 14 Of leert u ook de natuur zelve niet, dat zo een man lang haar draagt, het hem een oneer is En nu wordt aan de KorintiÍrs gevraagd hierover een oordeel te geven. En Paulus geeft daarbij een realiteit uit de natuur als voorbeeld bij. Waarom hij dat doet gaan wij zo zien. Eerst willen wij weten aan wie hij dat vraagt. Zijn dat alle gemeenteleden? Of wordt alleen aan de vrouwen een oordeel gevraagd hierover? Maar sinds wanneer wordt aan de vrouwen een oordeel gevraagd over iets wat Paulus leert? Laten wij zien wat de context ons leert en dan weten wij het antwoord gauw genoeg. In vers 2 aan het begin van dit hoofdstuk waarin hij dit onderwerp begint spreekt hij tegen de broeders en spreekt hij ze aan met u en gij : 2 En ik prijs u, broeders, dat gij in alles mijner gedachtig zijt, en de inzettingen behoudt, gelijk ik die u overgegeven heb. En in vers 3, gelijk er achter aan, spreekt hij dat hij wil dat zij, de broeders uit vers 2, weten over het hoofdschap en de onderwerping: 3 Doch ik wil, dat gij (de broeders uit vers 2)weet, dat Christus het Hoofd is eens iegelijken mans, en de man het hoofd der vrouw, en God het Hoofd van Christus. Dat klopt ook want de broeders hebben de vrouwen niet meer onder hun autoriteit en Paulus gaat dat aan hun leren om orde op zaken te stellen. Dus als Paulus in vers 13 vraagt of zij (gij) zelf willen oordelen, dan spreekt hij juist in eerste instantie tot die broeders uit vers 2 en 3. Zij moeten dit goed weten! Anders is het zometeen gedaan met die gemeente en de vrouwen de goddelijke scheppingsorde opzijgezet hebben daar in Korinthe! En natuurlijk, vrouwen moeten ook de Bijbel lezen en zij zullen het ook lezen en anders horen zij het door hun man geleerd te krijgen, maar het is zeker niet zo dat hier in vers 13 het oordeel alleen aan de vrouwen gevraagd wordt en dat zij dan mogen gaan bepalen of het klopt wat Paulus zegt en dan mogen beslissen of ze een macht op het hoofd zullen doen! Nee, het is niet vrijblijvend, want het zal een inzetting (vs 2) zijn die ze zullen moeten gehoorzamen als de leiders in de gemeente nadat ze hier door Paulus zijn vermaand de vrouwen hiertoe zullen gaan verplichten als zij gaan spreken in de gemeente. Als zij zich daar niet aan zullen onderwerpen, mogen zij niet bidden en niet profeteren. Zo simpel ligt het wel. Dus nee, integendeel, het is in de allereerste plaats aan de broeders gericht. Zij zijn degene die de leiding hebben en zij moeten de inzetting invoeren en niet de vrouw moet hier gaan zeggen of het goed is of niet. De Hoofdbedekking - Jan Stelma Hoofdschap en Onderwerping onder Gelijken in de Gemeente – 1 Korinthe 11 : 3-16

Pagina 9


www.GenadeBijbel.nl Ik zou zeggen, gij die dit leest, oordeelt bij uzelven tot wie Paulus zich hier richt, nadat u de uitleg erna hebt gelezen: 13 Oordeelt gij (vs 2 en 3) onder uzelven: is het betamelijk, dat de vrouw ongedekt God bidt? 14 Of leert u (vs 2 en 3) ook de natuur zelve niet, dat zo een man lang haar draagt, het hem een oneer is; Ook in 10:15 zien wij een soortgelijke situatie, waarin Paulus om een oordeel door henzelf vraagt: Als tot verstandigen spreek ik; oordeelt gij, hetgeen ik zeg. Ook hier zien wij dat Paulus zich voor dit oordeel wendt tot de broeders, tot wie hij zich in datzelfde hoofdstuk richt in vers 1 : En ik wil niet, broeders, dat gij onwetende zijt, dat …..enz. Dit nu wetende dat Paulus zich hier in eerste instantie richt tot de broeders om hierin te oordelen gaan wij weer verder met vers 13-14 13 Oordeelt gij onder uzelven: is het betamelijk, dat de vrouw ongedekt God bidt? 14 Of leert u ook de natuur zelve niet, dat zo een man lang haar draagt, het hem een oneer is; Om het de Korinthiers en ons goed duidelijk te maken stelt Paulus hier een zgn. retorische vraag. Dat is een vraag stellen, waar maar één antwoord op mogelijk is, omdat iedereen dat gewoon van nature weet. En dat doet hij met de hand van een voorbeeld wat zichtbaar is voor iedereen, of die persoon nu gelovig is of niet. Vraag maar aan een kind, als hij nog niets weet, of mannen met mannen moeten gaan trouwen, dan zal een kind zeggen, die weet gewoon: nee, dat hoort niet. Zo weet je dat met dit ook. Hoe dan? Welnu, in de schepping heeft God de verhouding man/vrouw dit reeds zichtbaar gemaakt. De natuur leert het ons, iedereen weet van nature, het zit in zijn/haar geweten, dat de man geen lang haar hoort te dragen en de vrouwen wel lang haar dragen. Net zoals Adam door het kijken naar de zojuist geschapen dieren erachter kwam dat hij geen hulp had en zag dat hij niet kompleet was. Dat kunnen wij nu nog steeds zien in de natuur en iedereen kan het weten. Welnu, om bij de schepping te blijven, ik stel nu ook een retorische vraag aan u : Hoe heeft God Eva geschapen? Met lang of met kort haar? U weet het antwoord : Met lang haar. Hoe heeft God de man geschapen? Met lang of kort haar? Ook hier weten wij het antwoord, ook al staat het niet in Genesis, nl. kort haar.

De Hoofdbedekking - Jan Stelma Hoofdschap en Onderwerping onder Gelijken in de Gemeente – 1 Korinthe 11 : 3-16

Pagina 10


www.GenadeBijbel.nl M.a.w. van nature laat de vrouw het haar lang en de man kort, of hij nu wat van de Bijbel weet of niet. Het zit in een ieders geweten dat dat zo hoort. In de 60er jaren liepen de mannen zeer bewust het haar groeien, want dat was een uiting van verzet tegen gezag en we zijn vanaf toen ook gaan zien dat de vrouwen uit de feministische emancipatie beweging met korte kapsels gingen lopen. Dat was een absoluut verzet tegen het onder de autoriteit van de man staan. En nu is het bij de oudere vrouwen steeds meer de gewoonte geworden. De jongere meisjes en vrouwen meestal nog niet, omdat het haar ook als een sieraad gegeven is en zij dat dan nog gebruiken om de aandacht van het mannelijk geslacht te trekken. Als men eenmaal getrouwd is zien wij dat door de hele feminisering van de maatschappij verdwijnen. Dus wat Paulus hier duidelijk wil maken dat het door God reeds zichtbaar gemaakt is door de lengte van het haar en iedereen dat in zijn geweten weet en kan zien. Dus op die manier leert God dat nog steeds aan ons. (Psalm 19 en Rom. 1:18-20 laat ons ook duidelijk zien dat God via de schepping nog steeds aan de mensheid leert). En dát wetende en overtuigd zijnde hierdoor moet het duidelijk zijn voor de Korinthiers en ons dat de vrouw in de samenkomst een macht op moét hebben. Bovenop haar lange haar. Geen vrijblijvendheid of het nu wel of niet moet, nee, het moet gewoon. Maar let wel op! Ze moet het op, wanneer? Juist als ze iets doét, nl. bidden of profeteren! Dus niet als ze er gewoon zit aanwezig te zijn. Dan hoeft het niet. Paulus vraagt duidelijk aan de Korinthiers te oordelen of het betamelijk is dat een vrouw ongedekt bidt. Dus niét of ze daar ongedekt zit ! Het gaat duidelijk over het feit als ze bidt of profeteert. En dat is actief bezig zijn in het openbaar tijdens de samenkomst in de gemeente waar mannen de leiding hebben. Dus niet het gewoon aanwezig zijn tijdens de dienst, maar het actief deelnemen daaraan! Bidden en profeteren is spreken. En om te laten zien dat ze niet wil rebelleren tegen het gezag van de man en de leiding in de gemeente, dáárom moest ze dan die macht op het hoofd doen. De overige vrouwen bleven gewoon zitten, onbedekt, maar wel met lang haar en moesten stil zijn, zoals Paulus in 1 Kor.14:35 dan ook zegt. Want met lang haar gaan staan en gaan spreken ten overstaan van de gemeente moest zij door dat fysieke teken laten zien dat er geen rebellie was. Ze gaat namelijk ten overstaan van iedereen zichtbaar spreken in het openbaar, dus dan ook zichtbaar dit teken van onderwerping toepassen. Er is meer over te zeggen van dit teken, maar dat komt zo. Dus wij weten vanuit de natuur/schepping dat het lange haar voor hem een oneer is. Dat is omdat hij dan vanaf dat moment, en dat heeft ook met het hoofdschap te maken, op een vrouw gaat lijken. En dan komt hij zichtbaar in andere positie van autoriteit, nl. in die aan een vrouw toebehoort, onderwerping aan gezag van een schepsel, zijn vrouw, i.p.v. aan Christus. Dat geeft hij daarmee aan

De Hoofdbedekking - Jan Stelma Hoofdschap en Onderwerping onder Gelijken in de Gemeente – 1 Korinthe 11 : 3-16

Pagina 11


www.GenadeBijbel.nl Lang haar is niet het haar van een man, maar van een vrouw, dat lezen we in het volgende vers: 1 Kor.11:15 Maar zo een vrouw lang haar draagt, dat het haar een eer is? Omdat het lange haar voor een deksel haar is gegeven. Als een vrouw kort haar draagt is het haar een oneer, lang haar is een eer voor een vrouw. Wat zegt hij hier eigenlijk mee? Vrouw blijf bij waar God jou voor bedoeld heeft, blijf bij die structuur, en die man ook. En wat is dat? Ze is zijn hulp, ze moet hem onderdanig zijn, maar dan in de positieve zin, zijn hulp zijn, en blijf vrouw, en lang haar hoort daarbij. Denk bijvoorbeeld aan de Nazireeer die een gelofte gedaan had en lang haar had en zeker niet mocht afscheren. Hij had dit als teken van zijn afhankelijkheid (Numeri 6). Was de gelofte over, dan mocht het er weer af (Hand. 21:23-24). Dit ter illustratie voor toen onder de wet in speciale gevallen en dus niet voor nu! Het gaat om het principe van het lange haar en de onderdanigheid en afhankelijkheid die dat laat zien. En nu komt het: Wat is nu lang haar?! Daar ga ik niet over, ik heb geen duimstok bij me. Maar lang haar is lang haar. Dat geldt nu nog steeds en is door God zo geschapen en niet verdwenen. Maar achter deze tekst staat:

1 Kor.11:16 Doch indien iemand schijnt twistgierig te zijn, wij hebben zulke gewoonte niet, noch de gemeenten Gods. Het is een gegeven waar niemand onderuit kan en God wil het zo. Dus wij hoeven daar niet over te discussiëren, ik weet wel één ding als ik een vrouw met een mannenkapsel zie, dan is dat geen kapsel voor een vrouw. Uiteindelijk heeft iedereen het in zijn geweten dat een man geen lang haar hoort te hebben, en de vrouw hoort geen kort haar te hebben. Dat is in het geweten, en lees de Bijbel, en dat moet men voor zichzelf uiteindelijk bepalen, maar iedereen weet op een gegeven moment wel wat een mannen of een vrouwenkapsel is. Dus vrouwen blijf vrouw, en mannen blijf man! Man, draag geen lang haar, want dan ga je er als een vrouw uitzien, en dat is niet wat God wil. En vrouw draag geen kort haar. Dus een vrouw die kort haar had en een macht op het hoofd zette, was daarmee toch ongehoorzaam en in rebellie.

Conclusie: Vrouwen moeten een macht op het hoofd als ze bidden of profeteren in de gemeente.

De Hoofdbedekking - Jan Stelma Hoofdschap en Onderwerping onder Gelijken in de Gemeente – 1 Korinthe 11 : 3-16

Pagina 12


www.GenadeBijbel.nl Is daarmee nu de kous af? Als u dit onderwerp bestudeert en u gaat ook commentaren raadplegen en studies hierover lezen, dan zult u al gauw ontdekken dat er op zich wel veel vragen hierover leven, maar er toch ook wel veel overeenstemming is. Ik spreek dan wel over uitleggers die Gods Woord ook echt als Gods Woord beschouwen als de hoogste autoriteit. Dus niet de Bijbelcritici en de vrijzinnigen. De een verwoordt het misschien beter of mooier dan de ander. Maar over wie het hoofd is tussen man en vrouw en de onderwerping is wel duidelijk. En over de hoofdbedekking zien we bijvoorbeeld dat - de een denkt dat het over het lange haar gaat, - of we gaan er niet over discussiëren en men laat het vrij, - of het was cultuurgebonden en wij leven niet in die cultuur, enz. - men moet wel iets op het hoofd , echter wanneer en wat daar is weer verschil in Daar zitten meestal de verschillen, maar inzake het hoofdschap in de grote lijnen komen ze echter overeen met elkaar.

Echter één ding mis ik en zult u ook nergens vinden, nl. dat men het ook in het licht ziet van het Evangelie dat alléén aan Paulus geopenbaard is. In het licht dat hij, Paulus, onze apostel is en dat we álles, maar dan ook álles in dat licht moeten gaan beschouwen! Want dán pas dan krijgen wij licht op de zaken waar we naar op zoek zijn: 2 Timotheüs 2:7 Merk, hetgeen ik zeg; doch de Heere geve u verstand in alle dingen. Als wij dat niet doen en zijn autoriteit niet accepteren dan heeft u misschien wel verstand, kennis en inzicht, maar een beperkt, een gedeeltelijk verstand. Niet in alle dingen heeft men dan het geestelijk inzicht. Dat zegt Paulus heel duidelijk in 1 Tim.6: 3 Indien iemand een andere leer leert, en niet overeenkomt met de gezonde woorden van onzen Heere Jezus Christus, en met de leer, die naar de godzaligheid is, 4 Die is opgeblazen, en weet niets, maar hij raast omtrent twist vragen en woordenstrijd; uit welke komt nijd, twist, lasteringen, kwade nadenkingen. 5 Verkeerde krakelingen van mensen, die een verdorven verstand hebben, en van de waarheid beroofd zijn, menende, dat de godzaligheid een gewin zij. Wijk af van dezulken. Dit is de oorzaak dat men all die verschillen met elkaar heeft en met alle negatieve uitwerkingen van dien. Als men dus afwijkt van hetgeen Paulus schrijft dan is vers 4 en 5 het resultaat. Kijk om u heen en u ziet de bevestiging. Een heel belangrijke constatering is dat Paulus zegt dat die mensen niets weten! Hoezo niets? Ik ken mensen die heel veel van de Bijbel weten, veel meer dan ik, máár als het gaat om interpretatie en toepassing van die kennis, dan blijkt dat die niet klopt. Een voorbeeld is over de vergeving van zonden. De gelovigen weten dat hun zonden zijn vergeven en dat ze eeuwig leven hebben. Maar als wij dan zeggen dat wij altijd vergeving hebben en nooit daarom hoeven te vragen, ook al heb je een moord gepleegd, dan komt men in opstand. De Hoofdbedekking - Jan Stelma Hoofdschap en Onderwerping onder Gelijken in de Gemeente – 1 Korinthe 11 : 3-16

Pagina 13


www.GenadeBijbel.nl Want Matt. 6 leert toch in het zgn. “Onze Vader” dat je moet vragen om vergeving en dat je anders ook niet vergeven zal worden (!) en Hebr. 6 spreekt over afvalligen die niet meer terug kunnen, enz, enz. Genoeg teksten die het tegendeel “ bewijzen” En dan is die zgn. kennis in het Woord opeens niets waard, want men gaat naar teksten buiten de brieven van Paulus die namelijk het tegendeel bewijzen, terwijl wij juist blijven bij wat Paulus ons daarover zegt (Ef.1:7; 13-14, 4:30-32; Rom. 6 enz.) en daardoor geen twist, nijd, woordenstrijd onvrede enz. hebben, maar juist rust en zekerheid in het hart. Dus 1 Tim.6:3-5 is hier in vervulling. Paulus is degene aan wie de gezonde leer geopenbaard is (1 Tim.1:3, 10-11) en daar moeten wij bij blijven. Als wij dat niet doen en alle dingen niet in het licht van zijn leer/gezonde woorden beschouwen dan is vers 4-5 het resultaat met als belangrijkste consequentie in het licht van deze studie : hij weet niets, maar raast!. (vs 4). Daaruit komt twist en dat is precies waar Paulus 1 Kor. 11 over de hoofdbedekking mee eindigt: Doch indien iemand schijnt twistgierig te zijn, wij hebben zulke gewoonte niet, noch de gemeenten Gods. 1 Kor.11:16 Echter wij willen niet twisten, maar wel verstand hierin hebben! En dan wil ik verder gaan dan wat de anderen leren die niet Paulus in zijn gehele leer erbij (willen) betrekken. Want onze tekst over de macht op het hoofd is dan wel uit 1 Korinthe, een brief van Paulus, maar daar blijft men dan bij, zonder verder iets te weten van de unieke aparte bediening van Paulus voor ons. Dus alleen 1 Kor.11 lezen is niet genoeg. Men weet dan nl. niets over de Verborgenheid die aan Paulus geopenbaard is en dat is echt cruciaal in het begrijpen van alle vraagstukken in de Bijbel. Maar waarom is dat dan zo belangrijk en fundamenteel om dat zo te zien en te doen? Wat maakt dat nu uit? Het punt blijft toch hetzelfde? Ja, het hoofdschap en de onderwerping blijft hetzelfde, maar in hoe dat in de gemeente zichtbaar geuit werd is niét hetzelfde gebleven. En dat heeft alles met de boodschap die door Christus aan Paulus geopenbaard werd te maken. Het heeft met het plan van God te maken voor Israel en het Koninkrijk op aarde en het Lichaam van Christus in de hemel. En daar zit een overgang in. De brief aan de Korintiërs zit middenin die overgangsfase. En er zijn een aantal dingen tijdens de bediening van Paulus die veranderd zijn. Die er in het begin van zijn bediening wel waren en later niet meer, zoals : dopen met water, besnijdenis (van Timotheus), vreemde talen spreken, profeteren visioenen, genezingen, wonderen, krachten, gelofte doen in de tempel, duiveluitdrijving. Allemaal dingen die nu niet meer gebeuren, maar wel toen in de tijd dat Paulus met zijn apostolische reizen bezig was zoals beschreven in Handelingen. Later is dat, als hij eenmaal gevangen zit niet meer zo. Toen ging hij ook altijd eerst de synagoge in om De Hoofdbedekking - Jan Stelma Hoofdschap en Onderwerping onder Gelijken in de Gemeente – 1 Korinthe 11 : 3-16

Pagina 14


www.GenadeBijbel.nl Israel te vertellen dat God nu met de komst van Paulus met een andere bedeling begonnen is (Ef.3:2). En dat Israëls Koninkrijk op aarde tijdelijk is uitgesteld (Rom.11:25) en God nu naar de heidenen gegaan is met het Evangelie van Gods genade en de Joden nu daar naar moeten gaan luisteren, willen zij ook zalig worden. Paulus is nu hun apostel (Rom.11:11-134 en niet meer de 12 apostelen. Maar die zijn nu niet meer gezaghebbend (Gal.2:7-9). En dat is de redenen dat wij al die zichtbare tekenen en uitingen allemaal zien in het boek Handelingen. Het waren tekenen die allemaal bij Israel hoorden en niet bij de heidenen Psalm 74:9 Wij zien onze (Israel) tekenen niet; er is geen profeet meer, noch iemand bij ons, die weet, hoe lang. 1 Kor. 1:22 Overmits de Joden een teken begeren, en de Grieken wijsheid zoeken; In dié tijd uit Handelingen en de apostolische reizen van Paulus is ook 1 en 2 Korintiërs geschreven en dat moeten wij in onze beschouwing meenemen en dan zien wij dat Paulus in diezelfde 1 Korinthe Brief aan hun vertelt dat er dingen die toen waren, eenmaal niet lang daarna zullen verdwijnen. Wij weten dat dat was toen hij gevangen zat en de boodschap van genade kompleet was en er niets meer door God aan Paulus zou geopenbaard zou worden. Daar kom ik straks op terug. Het grote punt waar wij nu dus over spreken is: Hoofdbedekking of niet? En dat is altijd een heel moeilijk stuk geweest, en er is veel verschil van mening over. Sommigen hebben de hele week geen hoofdbedekking, maar als ze naar de kerk gaan op zondag hebben zij een hoofdbedekking op. Of hij gaat in een tasje en als zij het gebouw binnen gaan gaat de hoofdbedekking op. Ook al zeggen ze niets tijdens de dienst, ze hebben het de gehele samenkomst op hun hoofd. Ook zijn er vrouwen die ook buiten de samenkomst in het dagelijkse leven iets op het hoofd hebben.

Er is van alles mogelijk omdat men niet echt een goed antwoord heeft! Zoals wij in 1 Kor. 11 : 10 reeds zagen is het antwoord duidelijk : ja, ze moeten wel hoofdbedekking op en dan wel als ze gaan bidden of profeteren, want Paulus is niet onduidelijk hierover. Maar let wel : Bovenop het lange haar! Het antwoord voor nu ligt in het zien van dat wij in de Bedeling van Genade leven, en dáár moeten we naar kijken. Wat bedoelt Paulus in 1 Kor.11 . Tegen wie spreekt hij? Tegen de Korinthiers. We gaan weer opnieuw naar 1 Kor. 11 :1- 16 kijken. En dan zien we hier in vers 4 staan: “Als een man bidt of profeteert”, maar in vers 5 zien we ook:” een vrouw die bidt of profeteert”. Bidden en profeteren in de gemeente. Dit is een belangrijk punt om te begrijpen Daarom wil ik met u naar Handelingen 2 gaan, we weten allemaal wat daar gebeurd is met Pinksteren. Dat was een Joods feest, en op dat feest werd de Heilige Geest uitgestort, en de discipelen zaten te wachten. De Hoofdbedekking - Jan Stelma Hoofdschap en Onderwerping onder Gelijken in de Gemeente – 1 Korinthe 11 : 3-16

Pagina 15


www.GenadeBijbel.nl Hand.2:1 1 En als de dag van het Pinksterfeest vervuld werd, waren zij allen eendrachtiglijk bijeen. 2 En van hen werden gezien verdeelde tongen als van vuur, en het zat op een iegelijk van hen. 3 En zij werden allen vervuld met den Heiligen Geest, en begonnen te spreken met andere talen, zoals de Geest hun gaf uit te spreken. U ziet, de Heilige Geest wordt uitgestort op hun allemaal, en zij begonnen talen te spreken, de tekenen. Maar wie zijn nu die allen? Als we teruggaan naar Hand.1, wie zaten daar te wachten, wie zaten daar bij elkaar? In Hand.1:13 zien we de apostelen staan, maar in vers 14 lezen we: Hand.1:14 Deze allen waren eendrachtiglijk volhardende in het bidden en smeken, met de vrouwen, en Maria de moeder van Jezus, en met Zijn broederen. En in vers 15 aan het eind zien we staan: “Er was nu een schare bijeen van omtrent honderd en twintig personen”. Mannen én vrouwen, die werden allemaal vervuld met de Heilige Geest op dat moment, en die begonnen allemaal met tongen te spreken, allemaal, mannen én vrouwen. Mannen én vrouwen, dat waren ze dus allemaal, en dat is een vervulling van profetie. Want Petrus zegt op dat moment in Hand.2:17. Hand.2:17-18 17 En het zal zijn in de laatste dagen zeg God, Ik zal uitstorten van Mijn Geest op alle vlees; en uw zonen en uw dochters zullen profeteren, en uw jongelingen zullen gezichten zien, en uw ouden zullen dromen dromen. 18 En ook op Mijn dienstknechten en op Mijn dienstmaagden zal Ik in die dagen van Mijn Geest uitstorten, en zij zullen profeteren. ….en zij zullen profeteren….deze woorden aan het eind van vers 18 wat een aanhaling uit Joel is, staan niet in Joel! Petrus, onder leiding van de Heilige Geest voegt dit er nog aan toe. Dus het wordt nog eens dubbel bevestigd dat zowel dienstknechten en dienstmaagden zullen profeteren! Misschien zegt u dat in Hand. 2 het toch alleen de mannen waren die talen spraken en niet de vrouwen uit de groep van Hand.1:14-15, en dat ik dit zo niet mag concluderen. Misschien is dat zo. “Want wij zien in Hand. 2 vers 14 toch ook dat Petrus zich zich tot de mannen zien richt. Ik zie geen vrouwen staan, Jan. Het staat daar toch! Dus ja, Jan, zo is het wel!” Maar de oproep om zich te bekeren en vergeving van zonden te ontvangen is die dan ook alleen voor de mannen? In vers 41 zien wij 3000 zielen vermeld en later in 4:4 zegt hij 5000 mannen. Geen vrouwen dus? Natuurlijk wel! Zij waren ook op de feesten in de tempel aanwezig. Door omstandigheden kon het zijn dat ze niet konden, maar dan ging sowieso de man. En de vrouwen moesten zich natuurlijk ook bekeren en laten dopen. Denk bijvoorbeeld

De Hoofdbedekking - Jan Stelma Hoofdschap en Onderwerping onder Gelijken in de Gemeente – 1 Korinthe 11 : 3-16

Pagina 16


www.GenadeBijbel.nl aan Maria die ook naar de feesten ging in de tempel (Lukas.2:41) en Anna die dag en nacht in de tempel verbleef (Lukas 2:36-37). Zij waren dus ook in de tempel. Hoe het ook zij, of we nu geloven of ze met Pinksteren wel of niet in talen spraken, de profetie van Joel zegt in ieder geval dat hun dochters en Zijn dienstmaagden zullen profeteren. In wat voor mate en hoeveel weet ik ook niet, maar dat het gebeurt cq gaat gebeuren is niet te ontkennen. Het is duidelijk een teken, net zoals de talen dat waren. Later, en daar kom ik nog op, zien we dat ook in Hand. 21:8-9. Dus wat wij hier in Handelingen zien is dat ze in talen zien spreken en dat Petrus degene is die profeteert vanaf vers 14.

Profeterende vrouwen?? Vrouwen die profeteren was op zich voor Israel geen onbekend fenomeen. Daar zijn verschillende voorbeelden van. Alleen vóór Pinksteren waren het enkelen die dat deden. Heel weinigen waren het. Ze werden profetessen genoemd. De bekendste is natuurlijk: Deborah, Richteres van Israel: Richteren 4:4 Debora nu, een vrouw, die een profetesse was, de huisvrouw van Lappidoth, deze richtte te dier tijd Israel. Maar er zijn er meer, waarvan wij waarschijnlijk nooit gehoord hebben, overheen gelezen hebben, of nooit bij stil gestaan hebben. Wat dacht u van Mirjam? Zij was ook een profetes: Exodus 15:20 En Mirjam, de profetes, Aarons zuster, nam een trommel in haar hand; en al de vrouwen gingen uit, haar na, met trommelen en met reien. Hulda, wie kent haar? 2 Koningen 22:14 Toen ging de priester Hilkia, en Ahikam, en Achbor, en Safan, en Asaja henen tot de profetes Hulda, de huisvrouw van Sallum, den zoon van Tikva enz…. En als u vers 15 t/m 20 leest dan ziet u wat de Here door haar tot de priester! Hilkia en de andere mannen zei. Zij sprak in opdracht van de Heere tot hun Zijn woord. Jes.8:3 spreekt ook over een profetes. Als we doorgaan naar Lukas zien wij ook een profetes, nl. Anna die in de tempel dag en nacht aanwezig was en Hem verwachtte. Nadat ze Hem gezien had sprak ze met iedereen dat de Messias gekomen was. Dat gebeurde in de tempel Lukas 2:36-38 36 En er was Anna, een profetesse, een dochter van Fanuel, uit den stam van Aser; deze was tot groten ouderdom gekomen, welke met haar man zeven jaren had geleefd van haar maagdom af. 37 En zij was een weduwe van omtrent vier en tachtig jaren, dewelke niet week uit den tempel, met vasten en bidden, God dienende nacht en dag. 38 En deze, te dierzelfder ure daarbij komende, heeft insgelijks den Heere beleden, en sprak van Hem tot allen, die de verlossing in Jeruzalem verwachtten. De Hoofdbedekking - Jan Stelma Hoofdschap en Onderwerping onder Gelijken in de Gemeente – 1 Korinthe 11 : 3-16

Pagina 17


www.GenadeBijbel.nl (En als profeteren spreken voor God betekent, wat dacht u van de vrouwen tegen wie de engelen en onze Here na Zijn opstanding spraken. Zij geven hun de opdracht het aan de discipelen, aan de mannen, te vertellen (Joh. 20:17; Lukas 24 :3-10, 22-25; Markus 16:611; Matt. 28:5-10). Zij gaven ook Gods Woord door aan de mannelijke apostelen). Dus profetessen waren op zich niet vreemd en zij spraken tot het volk Israel. In Joel wordt echter geprofeteerd dat het met Pinksteren velen zullen zijn en niet meer een enkel vrouwspersoon zoals wij zonet zagen. Dit alles wil niet zeggen dat die vrouwen macht over de man hadden in Israel, of dat zij het voor het zeggen hadden. In de hele Bijbel, inclusief de Bedeling der Genade spreekt de Bijbel over profeten die namens God spraken en de toekomst profeteerden. Dat waren, op een paar uitzonderingen na dus, altijd mannen. Anders zou dat zou tegen Gods Woord ingegaan zijn ( Zie Deut. 31:9). Nergens zal de vrouw toen en ook nu macht over de man mogen hebben. Dus die enkele profetessen, vrouwen die Gods Woord doorgaven, die waren er. Het was zeer zeker van de Here dat die vrouwen profeteerden, maar er kunnen ook valse profetessen tussen zitten, net zoals er ook valse profeten kunnen zijn. Als wij in de toekomstige plaatselijke Koninkrijks gemeente te Thyatira, tijdens de Grote Verdrukking onder de antichrist, kijken dan is dat daar het geval. Openbaring 2:20 Maar Ik heb enige weinige dingen tegen u, dat gij de vrouw Jezabel, die zich zelve zegt een profetes te zijn, laat leren, en Mijn dienstknechten verleiden, dat zij hoereren en afgodenoffer eten. U ziet, zij zĂŠgt van zichzelf een profetes te zijn en zij hebben haar laten leren met als resultaat dat ze de gemeente daar verleid heeft zodat ze gehoereerd hebben en afgodenoffer gegeten. Wat is hier fout gegaan? Dat een vrouw profetes was? Nee, daar gaat de vermaning niet over, maar ze hebben verzuimd te beproeven of deze geest, deze profetes, wel uit God was. Dat is de opdracht die 1 Joh. 4:1 duidelijk geeft: 1 Johannes 4:1 Geliefden, gelooft niet een iegelijken geest, maar beproeft de geesten, of zij uit God zijn; want vele valse profeten zijn uitgegaan in de wereld. Ze hadden haar moeten oordelen, moeten beproeven. Als ze dat gedaan hadden, dan had ze allang uit de gemeente gezet geworden en niet de kans gehad om verderfelijke ketterijen te verkondigen. Het onderscheiden, beproeven van geesten is dat dus. En dat is precies wat ook Paulus zegt in 1 Kor.12:10 en 1 Kor. 14:29 toen daar de gaven van profetie en onderscheiding der geesten er nog waren. Openbaring 2:20 laat voor ons daarom ook duidelijk zien dat er ook straks vrouwelijke profetessen zullen zijn in Israel. Geheel i.o.m. de profetie uit Joel en in Hand. 2:17-18, maar er zit kaf onder het koren en dat moeten ze in de gaten houden. Mijn overtuiging is wel dat het alleen mannen waren die die gave van onderscheiding des geestes hadden en niet de vrouwen, omdat niet de vrouwen beoordelen of het wel

De Hoofdbedekking - Jan Stelma Hoofdschap en Onderwerping onder Gelijken in de Gemeente – 1 Korinthe 11 : 3-16

Pagina 18


www.GenadeBijbel.nl het Woord van God is, maar de mannen. Zie ook 1 Kor.14:37, waar de profeten het Woord beoordelen en niet de profetessen. We gaan weer verder waar we gebleven waren, nl. Hand.2:17-18 : 17 En het zal zijn in de laatste dagen zeg God, Ik zal uitstorten van Mijn Geest op alle vlees; en uw zonen en uw dochters zullen profeteren, en uw jongelingen zullen gezichten zien, en uw ouden zullen dromen dromen. 18 En ook op Mijn dienstknechten en op Mijn dienstmaagden zal Ik in die dagen van Mijn Geest uitstorten, en zij zullen profeteren. Mannen én vrouwen profeteren, en zullen gezichten zien, niet alleen de mannen, en dat is wel bijzonder als je dat leest, en dat is in Joël al geprofeteerd. We zien ook dat de leiding wel ligt bij de mannen, want niet één keer lezen wij over een vrouw die het woord voert in de vergadering. (Denk in dit verband ook aan 1 Kor.14:34-35, waar ditzelfde principe ook in werking is). Dat waren alléén de mannelijke leiders. Overal waar wat gesproken in de hoofdstukken na Hand. 2 wordt zijn het de mannen die het Woord voeren. Net zoals bij Israel in het Oude Testament. M.a.w. zij hebben altijd de leiding. Het profeteren door een vrouw gebeurde als de Geest hun drong te spreken uiteraard (Hand. 2:4). Het was een bovennatuurlijke gave. De vraag is daarom terecht of dat in 1 Kor.11 het geval was en zij niet uit zich zelf begonnen te praten. Nogmaals, daarom moest dat beoordeeld worden ( 1 Kor.14:29). “Maar”, hoor ik u zeggen, “hoe zit het dan met de profeten waar Paulus over spreekt. Die hebben toch de leidinggevende functies samen met bijvoorbeeld de apostelen, de herders en de leraars. Dat zijn zeer zeker mannen en geen vrouwen”. Efeze 2:20 Gebouwd op het fondament der apostelen en profeten, waarvan Jezus Christus is de uiterste Hoeksteen; Efeze 3:5 Welke in andere eeuwen den kinderen der mensen niet is bekend gemaakt, gelijk zij nu is geopenbaard aan Zijn heilige apostelen en profeten, door den Geest; Efeze 4:11 En Dezelfde heeft gegeven sommigen tot apostelen, en sommigen tot profeten, en sommigen tot evangelisten, en sommigen tot herders en leraars; 1 Kor. 12:28 En God heeft er sommigen in de Gemeente gesteld, ten eerste apostelen, ten tweede profeten, ten derde leraars, daarna krachten, daarna gaven der gezondmakingen, behulpsels, regeringen, menigerlei talen. Dit zijn allemaal profeten die er toen waren in het begin van de Bedeling der Genade en de vestiging van het Lichaam van Christus. Dit waren absoluut mannen. Het waren leidinggevende posities in de gemeente en het waren gaven van God die toen aan de Gemeente gegeven waren totdat eenmaal de Verborgenheid helemaal aan Paulus geopenbaard was. Toen zijn deze gaven teruggetrokken.

De Hoofdbedekking - Jan Stelma Hoofdschap en Onderwerping onder Gelijken in de Gemeente – 1 Korinthe 11 : 3-16

Pagina 19


www.GenadeBijbel.nl “Maar vrouwen profeteerden toch ook ? Dus zijn zij ook profeten en dus staan zij aan de leiding van zo’n plaatselijke gemeente” is dan de conclusie. Zo op het eerste gezicht mag dat zo lijken, maar een vrouwelijke profeet wordt in de Bijbel altijd een PROFETES genoemd! Nooit een profeet! Dus als Paulus spreekt over profeten dan zijn het géén vrouwelijke profeten en dus hebben ze ook geen leiding in die gemeente, anders had Paulus zeer zeker, net als in de rest van de Bijbel het woord profetes gebruikt. Net zoals Febe een dienares genoemd wordt in Romeinen 16:1. Dat is het Nederlandse woord voor diaken uit 1 Tim.3:12, waar duidelijk blijkt dat het leidinggevende ambt van een diaken alleen door een man bekleed kan worden. Maar ze werd wel dienares genoemd, zonder dat zij dat ambt bekleedde en leiding had. Zo zien wij ook in 1 Kor.14 dat er velen profeten genoemd worden. Deze hadden echter natuurlijk niet allemaal de functie die Paulus in Efeze en Kor. zojuist hierboven vermeld opnoemde. En zoals gezegd, Paulus spreekt niet over profetessen. We weten trouwens ook niet helemaal zeker in hoeverre en in wat voor mate de vrouwen geprofeteerd hebben. En hoeveel vrouwen die gave hadden. Zelf denk ik dat het in beperkte mate geweest moet zijn, net als in de tijden van Israel het toen ook beperkt was. Het gaat erom dat de Joden zagen dat dit teken niet bij hun, maar bij de heiden was. Juist in de gemeente te Korinthe waar ze naast een synagoge zaten! Dát ze het deden is duidelijk, maar nooit zodanig dat de autoriteit van de man in gevaar gebracht werd. Daarom schrijft Paulus hierover in 1 Kor.11. M.a.w., de gave van profeet in de gemeente toen was een man. 1 Kor.14:37 leert ook duidelijk dat de profeet beoordeelde of hetgeen dat geschreven was door Paulus ook werkelijk de geboden van de Here zijn. De, waarschijnlijk enkele vrouw, die de geestesgave van profeteren had, kon dus wel profeteren, maar meer dan dat was het niet. Zeker niet dat ze de positie zou hebben die de profeten hadden. 1 Kor. 14:37 Indien iemand meent een profeet te zijn, of geestelijke, die erkenne, dat, hetgeen ik u schrijf, des Heeren geboden zijn. Ook hier géén profetes, maar profeet, omdat het oordeel over het geschreven Woord van God hierbij aan de man gegeven is en niet de vrouw. Dus wij zien dat er verschil is tussen de man die profeteerde en de vrouw. Paulus zet ze niet op één hoop. Maar, even alles loslatende wat betreft de benaming van profetessen en profeten en dat de profeten mannen waren, wellicht was het zo dat een profeterende vrouw wel profeteerde in een enkel geval, maar dat het verder geen betekenis in positie had en daarom nog niet een profetes of profeet genoemd kon worden en al helemaal niet de gave van een profeet voor de gemeente kon zijn.

De Hoofdbedekking - Jan Stelma Hoofdschap en Onderwerping onder Gelijken in de Gemeente – 1 Korinthe 11 : 3-16

Pagina 20


www.GenadeBijbel.nl Dus de profeten waar Paulus o.a. over spreekt in Ef.2:20; 3:5; 4:11 en 1 Kor.12:28 zijn leiders in de gemeente toen die gaven er nog waren en zijn mannen. Het is niet gezegd dat het feit als men profeteerde dat men dan ook een profeet was die leiding had in de gemeente. In 1 Kor.14 zien wij velen profeten genoemd. Deze hadden niet allemaal de functie die Paulus zonet opnoemde in Efeze en Korinthe. Zij konden niet allemaal dat leidinggevende ambt bekleden. En zoals gezegd, Paulus spreekt niet over profetessen. We gaan verder na nog een keer Hand.2:17-18 gelezen te hebben : 17 En het zal zijn in de laatste dagen zeg God, Ik zal uitstorten van Mijn Geest op alle vlees; en uw zonen en uw dochters zullen profeteren, en uw jongelingen zullen gezichten zien, en uw ouden zullen dromen dromen. 18 En ook op Mijn dienstknechten en op Mijn dienstmaagden zal Ik in die dagen van Mijn Geest uitstorten, en zij zullen profeteren. Dit was dus geprofeteerd voor het profetische programma met Israel. Later zien wij Petrus gaan naar Cornelius in Handelingen 10:45-46, de heiden, en dan wordt de Heilige Geest ook uitgestort op die heidenen. Wat zag Petrus toen gebeuren? Een ieder die daar was begon met tongen te spreken.: 10:24 Cornelius met zijn familie 10:33 wij allen 10:44 Heilige Geest op allen 10:46 allen uit vers 24, 33,44 spraken in tongen en maakten God groot 11:14 gij ….en al uw huis 11:15 op hen Dus zowel de vrouwen als de mannen spraken hier in talen. Nu wil ik even door naar Handelingen 21, want dan zien we de verandering. Bij Petrus, toen bij Cornelius, krijgen de heidenen de Heilige Geest, en we weten dat was niet volgens het profetische programma. Maar dat was om Petrus duidelijk te maken, en later in Hand. 15 begreep hij het ook, dat God Zijn plan gewijzigd had, en dat ging Hij ontvouwen, en Petrus moest dat weten. Maar als we kijken in Hand.21:8.9 dan zien we dat Paulus bij Filippus is, dat was een evangelist. Hand.21:8-9 En des anderen daags Paulus en wij die met hem waren, gingen vandaar en kwamen te Cesaréa; en gegaan zijnde in het huis van Filippus, den evangelist die een was van de zeven, bleven wij bij hem. Deze nu had vier dochters, nog maagden, die profeteerden. U ziet hier vrouwen die profeteerden, dat was onder dát programma zo, wat hier inmiddels niet meer in werking is. We zitten hier volop in de fase van de overgang en dat die tekenen er nog volop waren.. De Hoofdbedekking - Jan Stelma Hoofdschap en Onderwerping onder Gelijken in de Gemeente – 1 Korinthe 11 : 3-16

Pagina 21


www.GenadeBijbel.nl Het is hier echter Agabus in vers 11 die ook een profeet was die met een nieuwe openbaring van de Geest komt betreffende een voorspelling over wat er gebeurt met Paulus als hij naar Jeruzalem. Het doet dus echter niets aan het feit af dat zij als vrouwen hebben geprofeteerd, wat niet tegen Gods wil was Let op! Wat Agabus profeteerde betrof geen leer die geopenbaard wordt, want dat gebeurt alleen nog aan Paulus. Die profeterende dochters , dat was ook geprofeteerd, zoals wij in Hand. 2 zagen. Echter voor Israel, want Fillippus was een van de 7 diakenen uit Hand. 6 toen Paulus nog een vijand van Christus was. De vraag is natuurlijk nu: Hoe zit dat bij ons? Paulus zegt, ook in de tekst die wij behandelen: Als een vrouw bidt of profeteert… Ga met mij mee naar 1 Kor.12:4. Met Pinksteren hadden ze het állemaal, door de Heilige Geest, en ze profeteerden állemaal en spraken in tongen. Maar nu zien we in de Handelingen periode dat het dus veranderd is, God is naar de heidenen gegaan. En we weten dat de heidenen voor een tijdje tekenen hebben, waarvan Israël zegt: het zijn onze tekenen. Het bewijs dat God getuigde, God getuigde mede, dat ze wisten: het is God Die spreekt. Dit is het bewijs dat het van God is, dat hij niet zomaar wat kletst. Dus de apostel had ook een teken, Paulus had ook alle tekenen van een apostel (2 Kor.12:12). Dus dat was ook één van de redenen dat hij die tekenen kon doen, maar het was ook in verband met de tekenen voor het volk Israël. De Joden dan zagen: “Hé, onze tekenen hebben de heidenen ook, en dat kan niet, want die zijn alleen voor ons”. In onze studie hebben wij het over de gemeente te Korinthe, maar waar was Korinthe? Korinthe was een gemeente naast de synagoge (Hand. 18:4-8), en daar waren allemaal Joden, dus die talen waren een teken voor hun. Een Jood begeert een teken ( 1 Kor. 1:22), en dat teken zag en hoorde hij bij de heiden (Hand. 10:45). En zolang dat nog in werking was waren er dus vrouwen die de gave van profetie nog hadden in de gemeente, maar moest zij die macht op het hoofd hebben op dat moment als zij dat deed. Nogmaals, of dat er veel waren weten wij niet. En er waren blijkbaar toch ongelovige Joden die naar de samenkomst kwamen kijken (1 Kor. 14:22-23) en dat teken zagen en tot geloof kwamen, zie 1Kor. 14:24-25. Zie ook Hand. 18:7-8 : Crispus en vs 17 : Sosthenes, allebei oversten der synagoge te Korinthe náást de samenkomst der gemeente. Allebei en hun huizen gelovig geworden!! Dus het is zichtbaar, zichtbare dingen. Niet dat de heidenen die tekenen blijvend kregen, maar om Israël te laten zien dat er iets veranderd was, was dat het bewijs. 1 Kor.12:4 En er is verscheidenheid der gaven, doch het is dezelfde Geest. We spreken nu over gaven. Niet iedereen had de gave van tongen en profetieën in de tijd dat het bij de heidenen kwam in Korinthe. Bij de Korintiërs waren mensen die in tongen spraken, en die profeteerden, het kon zijn dat ze misschien één of twee gaven hadden, maar niet iedereen had de gaven van tongen en profetie. De Hoofdbedekking - Jan Stelma Hoofdschap en Onderwerping onder Gelijken in de Gemeente – 1 Korinthe 11 : 3-16

Pagina 22


www.GenadeBijbel.nl 1 Kor.12:11 Doch deze dingen alle werkt een en dezelfde Geest, delende aan een iegelijk in het bijzonder, gelijkerwijs Hij wil. Zie u, Hij deelt het uit aan wie Hij wil. Dus niet iedereen heeft het, niet iedereen is bijvoorbeeld een apostel of heeft de gave der gezondmaking

1 Kor.12:28-30 28 En God heeft er sommigen in de gemeente gesteld, ten eerste apostelen, ten tweede profeten, ten derde leraars, daarna krachten, daarna gaven der gezondmakingen, behulpsels, regeringen, menigerlei talen. 29 Zijn zij allen apostelen? Zijn zij allen profeten? Zijn zij allen leraars? Zijn zij allen krachten? 30 Hebben zij allen gaven der gezondmakingen? Spreken zij allen met menigerlei talen? Zijn zij allen uitleggers? Nee, niet iedereen had dat, dus dat was de één wel en de ander niet. Dat is de situatie in de gemeente te Korinthe. Dus de vrouwen die toén baden en profeteerden, die hadden die gave van de Heilige Geest gekregen! Maar niet elke vrouw! Alléén die vrouwen die de gave van bidden en profeteren hadden, die deden dan een macht op het hoofd als ze deze gave gingen uitoefenen. De rest die dat niet had , had dus ook die macht niet op het hoofd. Zij hadden die gaven niet en daarom waren zij dus stil. Althans dat was de bedoeling ! Maar blijkbaar waren de vrouwen in Korinthe opstandig en is Paulus daarom genoodzaakt d.m.v. dit hoofdstuk 11 orde op zaken te stellen! Verder wil ik nog opmerken dat het kan best kan zijn dat er maar weinig vrouwen die gave van bidden en profeteren hadden, precies zoals in Israel vóór de Bedeling der Genade er ook weinig vrouwen waren die profeteerden. En zoals wij al eerder zagen, de profeten als gave aan de gemeente als Paulus ze noemt, waren mannen.

De tegenwerpingen Een aantal tegenwerpingen heb ik op deze onderbouwing gehoord, nl. welke ik hieronder zal weergeven: a.“Het staat er toch letterlijk dat het moet in 1 Kor. 11:1-16?” b. “Als je dit zichtbare teken niet volgt, dan ook de zichtbare tekenen v/h avondmaal niet.” c.”Maar 1 Kor.14:34-35 dan, waarin staat dat vrouwen moeten zwijgen in de gemeente?” Mijn antwoord vanuit de Schrift is als volgt:

a.“Het staat er toch letterlijk dat het moet in 1 Kor. 11:1-16?” De Hoofdbedekking - Jan Stelma Hoofdschap en Onderwerping onder Gelijken in de Gemeente – 1 Korinthe 11 : 3-16

Pagina 23


www.GenadeBijbel.nl Hoewel wij zojuist hierboven al uitgelegd hebben dat wij dat in het licht van de hele bediening van Paulus moeten bekijken, hier nog een kleine aanvulling i.v.m. deze tegenwerping welke in het verlengde ligt van de reeds gedane uitleg hierover. In Handelingen 16 zien wij wat Paulus allemaal gedaan heeft en voor tekenen er waren: 16:3 Paulus besneed Timotheus 16:9 Paulus zag een visioen 16:15 Paulus doopt met water 16:18 Paulus drijft een duivel uit 16:26 Een grote aardbeving waardoor Paulus zo uit de gevangenis kon En dit allemaal in één hoofdstuk! En op vele andere plaatsen zien wij allerlei tekenen die Paulus deed, zoals genezen, talen, krachten enz. “Het staat er toch letterlijk!” Ja, inderdaad. Paulus heeft dit allemaal letterlijk gedaan, maar geloven wij dat dit daarom dus nu nog steeds geldt? Dat wij ook besnijden, dopen, visioenen zien, enz.? U weet het antwoord. Als wij dit nu niet beschouwen in het licht van de gehele geopenbaarde Verborgenheid aan Paulus, dan zou je inderdaad denken dat dit nu nog steeds zou gelden. Zie daar de verdeeldheid in het Christendom die maar al te vaak hun bevestiging halen uit het boek Handelingen alleen. Dus de tegenwerping “Het staat er toch letterlijk!” is absoluut niet de juiste argumentatie . We moeten, om het maar eens zo te zeggen, verder kijken dan onze (geestelijke) neus lang is.

b. “Als je dit zichtbare teken niet volgt, dan ook de zichtbare tekenen v/h avondmaal niet” M.a.w., dan hoeven wij ook het avondmaal niet te vieren. Dit lijkt aannemelijk maar is het niet, omdat de tekenen van het avondmaal in de vorm van brood en wijn speciaal door onze Here aan Paulus is geopenbaard dat wij dat vieren zouden als een gedachtenis en niet dat het een teken zou zijn om Israel tot jaloersheid te brengen, omdat zij dan hun tekenen bij de heidenen zouden zien. Het heeft helemaal niets met de gaven van de Geest te maken, zoals al die andere tekengaven dat wel waren. Die zijn verdwenen, maar het avondmaal uiteraard niet, dat blijft gewoon.

c. “Maar 1 Kor.14:34-35 dan??” 34 Dat uw vrouwen in de Gemeenten zwijgen; want het is haar niet toegelaten te spreken, maar bevolen onderworpen te zijn, gelijk ook de wet zegt. 35 En zo zij iets willen leren, laat haar te huis haar eigen mannen vragen; want het staat lelijk voor de vrouwen, dat zij in de Gemeente spreken. Wij moeten de context hier in de gaten houden! Wij weten dat de vrouwen toen de gave van talen en profeteren hadden. Vanuit 11:5,13 weten wij dat de vrouw in de samenkomst hardop bad en profeteerde. Ook hier in hoofdstuk 14.

De Hoofdbedekking - Jan Stelma Hoofdschap en Onderwerping onder Gelijken in de Gemeente – 1 Korinthe 11 : 3-16

Pagina 24


www.GenadeBijbel.nl In de verzen 5, 24, 31 (allen) en 26 (ieder) zien wij dat ze deze geestesgaven praktiseerde. Als Paulus in deze context in vers 34 en 35 zegt dat de vrouwen in de gemeenten moeten zwijgen, dan moeten wij lezen dan wat daarvoor staat. Paulus verbiedt de vrouwen zich te bemoeien in het oordelen van de profeten uit vers 29 en 30 : 29 En dat twee of drie profeten spreken, en dat de anderen oordelen. 30 Doch indien een ander, die er zit, iets geopenbaard is, dat de eerste zwijge Daar moesten de toehoorders de geestesgaven toetsen of het wel van de Geest was. Nu hebben wij daar het Woord voor wat zegt dat dat nu voorbij is. Dus degene die dat nu nog doet, die spreekt niet door de Geest! Daar was de gave van “de onderscheiding der geesten” voor. Zie 12:10. Dus de boodschap die door de profeten verkondigd werd moest wel eerst getoetst worden. Zie 1 Thess. 5:20-21 20 Veracht de profetieen niet. 21 Beproeft alle dingen; behoudt het goede Vers 21 slaat op vers 20! Dus de inhoud van de profetieën werden beoordeeld op de inhoud waarbij dus onderzocht werd of de woorden inderdaad van God waren. En die woorden, die waren goed en die moesten ze behouden! Kunt u zich het voorstellen. Als de vrouwen in Korinthe niet onderdanig waren (en dat was het geval daar) zijn zij zich daar ook mee gaan bemoeien. En dat betekent dat ze dus gezaghebbend aan het onderwijzen waren en zich boven de man plaatsten. Het zijn de mannen in de samenkomst die oordelen of iets uit God is, want zij hebben de leiding en maken de beslissingen, niet de vrouwen, net als in 10:15 en 11:13. Het is duidelijk dat de vrouwen hier de boventoon gingen voeren in de beoordeling en in het openbaar hierover spraken, het woord gingen voeren, waarschijnlijk hierover discussieerden los van hun eigen mannen en tegen de mannen in de gemeente ingingen Met andere woorden, ze voerden de boventoon en namen de leiding over. Paulus legt hun daarom met deze radicale maatregel, die maar voor een uitleg vatbaar is, het zwijgen op. De vrouwen waren dominant en zouden zonder deze maatregel de leiding overgenomen hebben. Dat zit door de zonde in hun aard. Als de mannen niets doen, dan neemt de vrouw het over. Nu worden de mannen in de positie geplaatst dat zij hun verantwoording moeten nemen en de gemeente weer gaan leiden zoals God het wil. Behalve het profeteren en de beoordeling daarvan werd er in de gemeente het Woord geleerd (vs 26 “leer, openbaring”). Hierdoor komen vragen bij mensen naar boven. Dat kan en is normaal en je wilt daar antwoord op hebben of men is het niet eens. Echter dat vrouwen vragen gingen stellen die de spreker onderbrak of een woordenwisseling aan te gaan was niet de bedoeling , maar was wel aan de gang daar.

De Hoofdbedekking - Jan Stelma Hoofdschap en Onderwerping onder Gelijken in de Gemeente – 1 Korinthe 11 : 3-16

Pagina 25


www.GenadeBijbel.nl Gezien het rebellerende karakter van de vrouwen reeds in die gemeente de boventoon voert legt Paulus ook op dit gebied een maatregel op, namelijk, de vrouwen gaan dat thuis aan hun eigen mannen vragen en niet in de samenkomst. De meesten zijn getrouwd en kunnen dat dus thuis doen. Die niet getrouwd zijn kunnen dat buiten de gemeentelijke samenkomst bij broeders thuis doen en zeker natuurlijk bij de geestelijke leiders van de gemeente. Zij vallen onder hun autorieit, omdat zij geen eigen man hebben. Maar niet tijdens de samenkomst in het openbaar. Ook niet met hoofdbedekking op als ze die op hadden vanwege het uitoefenen van de (spreek) gaven. Dit alles had een ontwrichtende uitwerking op de samenkomst met als resultaat chaos en verwarring. En Paulus herstelt deze vrede die van God is (vs33) en in de samenkomst aanwezig hoort te zijn door dit optreden.

Samenvattend over 1 Kor. 14:34-35: Dus de vrouwen die dan toch nog buiten de door de Geest gegeven gaven gingen spreken, door het beoordelen van het gesprokene en vragen gingen stellen, daar heeft Paulus ook heel krachtig een einde aan gemaakt door in vs 34- 35 te zeggen dat die moeten zwijgen en vragen stellen dat moeten zij thuis doen bij hun mannen, maar niet in het openbaar want dat wil God niet. Zij doorbraken de autoriteit van de mannen hierdoor en waren dus niet onderdanig. Alleen die de gave hadden mochten spreken, maar dan ook weer onder de algehele leiding van de mannelijke leiders in de gemeente dan, maar die vrouwen deden dan wel een macht op het hoofd. Zelf heb ik wel eens een preek gehoord waar telkens een vrouw om de haverklap en nadrukkelijk “Amen” op zei. Soms ook mannen die dat zeiden, maar de rest van de gemeente was stil. Ik hoorde alleen die vrouw. Het was irriterend en inderdaad lelijk dat zij dat deed. Dit kwam zeer zeker over dat een vrouw hierdoor de autoriteit van de mannelijke spreker ondermijnde. Het was ongepast en niet betamelijk, precies zoals Paulus in 1 Kor. 11:13 zegt.

Bidden en profeteren in de samenkomst. Ook nu nog? De vraag is nu: Wordt er nu nog geprofeteerd en in talen gesproken? Want er zijn gemeenten die beweren wel die gave van profetie te hebben, of de gave van tongen, of de gave van genezingen. Wij geloven dat die gaven zijn teruggetrokken, die zijn er niet meer, en daar heeft dit alles mee te maken. Het heeft alles te maken met het programma van God dat God nu heeft in deze Bedeling van Genade. Dit is, broeders en zusters, in het begin geweest toen Paulus nog in het begin overal voor het eerst de boodschap ging vertellen, waar hij ook heen reisde. Hij ging eerst altijd naar de synagoge toe, en daarna als ze hem eruit gooiden, ging hij naar de heidenen.

De Hoofdbedekking - Jan Stelma Hoofdschap en Onderwerping onder Gelijken in de Gemeente – 1 Korinthe 11 : 3-16

Pagina 26


www.GenadeBijbel.nl Kwam hij voor de tweede keer in dezelfde stad, dan ging hij niet meer naar de synagoge, want de eerste keer hadden ze de kans gehad en hadden ze het gezien en hadden ze het gehoord, en ze wisten het. Nu, als Paulus weer in hun stad kwam zijn ze natuurlijk altijd welkom om naar Paulus te luisteren, maar niet meer in de synagoge, maar daar op die lokatie waar de leden van de plaatselijke gemeente bij elkaar kwamen die de eerste keer bij zijn bezoek aan die stad gesticht was. De plaatselijke gemeente dus. In 1 Kor.14:22-23 zien wij daar een voorbeeld van. Dus niet meer eerst de Jood. En dat is na zijn apostolische reizen definitief. Eenmaal in gevangenschap is Paulus ook niet meer in synagogen geweest en heeft Christus heeft nog veel meer aan hem geopenbaard wat Paulus toen in zijn zgn. “gevangenisbrieven” allemaal opgeschreven heeft. Nu is de hele boodschap is compleet en we gaan niet meer specifiek eerst nog naar de Joden toe met al hun tekenen om ze te overtuigen.

En waar Israels rol uitgespeeld is, daar verdwijnen ook alle (hun) tekenen! En dat lezen we in 1 Korinthe 13:8. 1 Kor.13:8-10 8 De liefde vergaat nimmermeer; maar hetzij profetieën, zij zullen tenietgedaan worden; hetzij talen, zij zullen ophouden; hetzij kennis, zij zal tenietgedaan worden. 9 Want wij kennen ten dele en wij profeteren ten dele; 10 Doch wanneer het volmaakte zal gekomen zijn, dan zal hetgeen ten dele is, tenietgedaan worden. Dus wij geloven dat die gaven dus verdwenen zijn, die zijn gestopt. Zij waren ten dele, omdat de Verborgenheid nog niet volmaakt was. Dat wil zeggen, nog niet kompleet, nog niet vervuld. Maar Paulus heeft aan het einde van zijn bediening de Verborgenheid uiteindelijk volmaakt gekregen. Hij heeft toen het Woord van God vervul;, afgemaakt; volgemaakt. Kolossenzen 1:25 Welker dienaar ik geworden ben, naar de bedeling van God, die mij gegeven is aan u, om te vervullen het Woord Gods; Wij hebben nu dus de complete Bijbel. We hebben ook geen apostelen en profeten meer, die waren toendertijd door God gegeven. (Ef.4:10-13). Daar zien we staan dat God die heeft gegeven. Nu niet meer dus. De gave van herders, leraars, evangelisten die zijn er niet meer, we hebben nu het hele Woord van God: 2 Timotheüs 3: 16 Al de Schrift is van God ingegeven, en is nuttig tot lering, tot wederlegging, tot verbetering, tot onderwijzing, die in de rechtvaardigheid is; 17 Opdat de mens Gods volmaakt zij, tot alle goed werk volmaaktelijk toegerust. De Hoofdbedekking - Jan Stelma Hoofdschap en Onderwerping onder Gelijken in de Gemeente – 1 Korinthe 11 : 3-16

Pagina 27


www.GenadeBijbel.nl Als wij volmaakt toegerust worden hebben wij die gave niet meer nodig, wij hebben Gods Woord compleet, de hele openbaring van de verborgenheid staat hier in. We weten het recht te snijden, we weten wat voor ons is. Dus daarom is dat nu dus weg. Profetieën zijn er dus nog wel een tijdje geweest, want Paulus spreekt in 1 Thess. 5:20: Veracht de profetieën niet. Er werden toe nog profetieën gesproken, en we hebben gezien: een vrouw die bidt of profeteert die deed dat dus ook. We hebben nu gezien dat dat dus nu niet meer het geval is. Ook de gave van gezondmakingen, genezingen, krachten, wonderen talen, al dat soort dingen, al die charismatische gaven zijn nu allemaal verdwenen. Maar hoe zit dat dan nu? Als die gaven weg zijn, wat houden we dan over? Dit is een belangrijke vraag in verband met de gaven van bidden en profeteren . Als al die gaven weg zijn dan is het profeteren dus ook weg. Het bidden daar kom ik straks op terug of dat ook een gave was. Dus als we lezen bij Paulus: indien de vrouw bidt of profeteert, (of de man) en wij weten dat de gave van profeteren is verdwenen, dan is dus het profeteren weg. En dan houden we alleen nog het bidden over, dat hebben we net gelezen. Als we spreken over het bidden, hoe wil God nu dat er in de gemeente gebeden wordt? Wie doen dat?

1 Tim.2:8 Ik wil dan, dat de mannen bidden in alle plaatsen, opheffende heilige handen zonder toorn en twisting. Het zijn nu de mannen in de gemeente, en hier zegt hij in alle plaatsen. Dus sowieso in de gemeente zijn zij , de mannen dus, degenen zijn die bidden. Let goed op! Dit is dus één van de laatste brieven van Paulus, waar de gaven van de Geest dus inmiddels verwenen zijn en daarom zegt hij dat nu i.v.m. de situatie die nu ontstaan is. En de vrouw: 1 Tim.2:9,11-14 11 Desgelijks ook dat de vrouwen in een eerbaar gewaad met schaamte ne matigheid zichzelven versieren, niet in vlechtingen des haars, of goud, of paarlen, of kostelijke kleding. 12 Een vrouw late zich leren in stilheid, in alle onderdanigheid. 13 Doch ik laat de vrouw niet toe, dat zij lere, noch over de man heerse, maar wil dat zij in stilheid zij. 14 Want Adam is eerst gemaakt, daarna Eva. 15 En Adam is niet verleid geworden, maar de vrouw verleid zijnde, is in overtreding geweest. We zitten dus nu in de situatie, als we in de gemeente bij elkaar komen dat (de gave van) profeteren er niet meer is, maar het bidden is er nog wel en het zijn de mannen die bidden in de gemeente, en het zijn ook de mannen die leren en Gods Woord spreken. En niet de vrouw,vanwege de redenen in vers 13-15.

De Hoofdbedekking - Jan Stelma Hoofdschap en Onderwerping onder Gelijken in de Gemeente – 1 Korinthe 11 : 3-16

Pagina 28


www.GenadeBijbel.nl Dus zij is gewoon stil en laat zich leren in onderdanigheid. De hoofdbedekking is niet meer aan de orde, aangezien ze niet rebelleert tegen de autoriteit van de man omdat ze stil is en daarom ook niet d.m.v. een hoofdbedekking hoeft te laten zien, want ze profeteert niet en ze bidt niet voor de gemeente. Echter het lange haar is wél gebleven als een getuigenis van wat God in de schepping heeft gelegd. Maar Paulus is zich terdege bewust dat de vrouw genoeg met haar haar kan doen om de aandacht te trekken in plaats dat de aandacht in de dienst naar het Woord gaat. Dat geldt trouwens ook voor de kleding waardoor je de aandacht kan trekken van de mannen i.p.v. dat het naar het Woord uitgaat. Dus geeft hij in vers 11 voorschriften voor. Dus de vrouw getuigt door het lange haar nog steeds van de onderdanigheid, maar ze moet het niet zo bewerken dat het opzichtig wordt en alle aandacht naar haar toe trekt. Dan wordt het i.p.v. onderdanigheid toch nog opstandigheid! Opvallend is ook dat hier over vlechtingen des haars gesproken wordt. Als er hoofdbedekking zou zijn, dan zouden die vlechtingen bedekt zijn en niet zichtbaar. Hier is het zichtbaar omdat er geen bedekking op zit en daarom moet de vrouw opletten hoe zij dat bewerkt.Tevens geldt dat voor de kleding en versierselen. Het is niet verboden, maar het moet matig zijn. Dat is dus nú de situatie, en dan gaan we terug naar 1 Korinthe 11. En zo moeten we dat dus lezen, en dat lost daardoor een heleboel dingen op.

Biddende vrouwen, een gave??? De vraag zou kunnen opkomen wat Paulus bedoelt met de biddende vrouwen in 1 Kor.11. i.v.m. de gaven van de Geest. Wij lezen nergens dat bidden een gave van de Geest is, en toch staat het in één adem met het profeteren. Met in ons achterhoofd houdende dat wij het hier over de gaven van de Geest toen spreken, zien wij dat profeteren juist samen met talen spreken genoemd wordt en niet met bidden. Bijvoorbeeld: Handelingen 19:6 En als Paulus hun de handen opgelegd had, kwam de Heilige Geest op hen; en zij spraken met [vreemde] talen, en profeteerden. Ook als u de teksten opzoekt uit 1 Kor. 12:10, 28-30; 1 Kor.13:1-2 en 8, dan ziet u dat dat allemaal over profeteren en talen gaat en niet bidden. En héél hoofstuk 14 gaat over profeteren en in talen spreken. Dus niet samen met bidden, zoals wij zien in 1 Kor.11:4-5 en 13. Echter, nu moeten wij goed lezen! Als wij 1 Kor. 14:2 lezen : 1 Corinthiërs 14: 2 Want die een [vreemde] taal spreekt, spreekt niet den mensen, maar Gode; want niemand verstaat [het], doch met den geest spreekt hij verborgenheden. 27 Indien er in tongen spreken, laten het er twee, ten hoogste drie zijn, ieder op zijn beurt, en laat een uitleg geven. De Hoofdbedekking - Jan Stelma Hoofdschap en Onderwerping onder Gelijken in de Gemeente – 1 Korinthe 11 : 3-16

Pagina 29


www.GenadeBijbel.nl 28 Is er echter geen uitlegger, dan moet men zwijgen in de gemeente, maar tot zichzelf en tot God spreken. Dus iemand die in een vreemde taal spreekt richt zich tot God. Iemand die profeteert sticht de gemeente, die in tongen spreekt niet, tenzij er een uitlegger is (vs 5 en 27 ). 3 Maar die profeteert, spreekt den mensen stichting, en vermaning en vertroosting. 4 Die een vreemde taal spreekt, die sticht zichzelven; maar die profeteert die sticht de Gemeente. Dus talen is spreken tot God en profeteren is tot stichting van de gelovigen. Waar doet ons dat aan denken? Welnu dit: • Gods Woord lezen of geleerd krijgen is luisteren naar God en gesticht , vermaand en vertroost worden. Net als in 14:3. M.a.w. het is een spreken tot de mensen • -Bidden is spreken tot God!

En wat lezen wij in 1 Korinthiërs 14:13 : 13 Daarom, die in een vreemde taal spreekt, die bidde, dat hij het moge uitleggen. 14 Want indien ik in een vreemde taal bid, mijn geest bidt wel, maar mijn verstand is vruchteloos. 15 Wat is het dan? Ik zal wel met den geest bidden, maar ik zal ook met het verstand bidden; ik zal wel met den geest zingen, maar ik zal ook met het verstand zingen. 16 Anderszins, indien gij dankzegt met den geest, hoe zal degene, die de plaats eens ongeleerden vervult, amen zeggen op uw dankzegging, dewijl hij niet weet, wat gij zegt? 17 Want gij dankzegt wel behoorlijk, maar de ander wordt niet gesticht. Paulus noemt hier het in talen spreken : bidden! Vers 14 begint hij met want”. Dat is omdat hij vers 13 daarvoor gaat uitleggen Dus “die in een vreemde taal spreekt” uit vers 13 is hetzelfde als “indien ik in een vreemde taal bid” uit vers 14. En in vers 16-17 spreekt hij over dankzeggen. Is het gebed ook geen danken? Trouwens als wij danken, tot wie wordt dat dan gericht? Juist, tot God! Als wij bidden danken dan richten wij ons tot God! Precies zoals hij dat in vers 2 zegt. Dus in talen spreken staat gelijk aan bidden, het is een spreken tot God en dat is gebed ook.

Handelingen 10:46 Want zij hoorden hen spreken met [vreemde] talen, en God groot maken. Hier zien wij wat zij spraken in die vreemde taal. Zij maakten God groot en dankten Hem. In Hand.2:11 zien wij bij Pinksteren precies hetzelfde: “Kretenzen en Arabieren, wij horen hen in onze talen de grote werken Gods spreken.”

De Hoofdbedekking - Jan Stelma Hoofdschap en Onderwerping onder Gelijken in de Gemeente – 1 Korinthe 11 : 3-16

Pagina 30


www.GenadeBijbel.nl Wij denken bij gebed vaak aan gevouwen handen en de ogen dicht op de knieën, maar gebed is spreken tot God. Nergens staat dat dat met gevouwen handen en gesloten ogen dient te gebeuren. In ieder geval waren de talen een gebedstaal en het was een toen bovennatuurlijke gave waar de Heilige Geest door die persoon, die die gave had, sprak tot God de Vader. Dat was dan in gebed en lofprijzing waarin God werd grootgemaakt. Het was dus een bidden en lofprijzing door de Geest, waaraan de persoon zijn stem gaf. En het was zeker niet slecht of minder waardevol, want in vers 5 zegt Paulus zelfs dat hij wilde dat zij allen in talen (ook de vrouwen dus!) spraken, als het maar wel uitgelegd werd (vs 13). Het heeft ook zijn waarde voor het persoonlijke gebedsleven, daarom was Paulus dankbaar dat hij dat deze gave ook overvloedig in zijn leven functioneerde (vs 18). Paulus wil ook dat deze gave beslist niet uitgebannen zou worden, maar dat ze in de juiste volgorde geplaatst werden en dat ze uitgelegd werden. Vers 16 laat zien dat het dankzeggen ( grootmaken van God en Hem daar voor danken en loven en prijzen) hardop gebeurde, anders kan niemand daar amen op zeggen. Als er geen uitlegger is dan spreekt men die taal/gebed alleen en voor zichzelf tot God (vs 28).

Samenvattend kunnen wij concluderen dat zoals Paulus in vs 14 zegt : “14 Want indien ik in een vreemde taal bid”

dat het spreken in vreemde taal een bidden tot God inhoudt. (zie vers 2). Bidden is dus een geestelijke gave, namelijk de gave van het bidden in talen, samen met de gave van profeteren worden deze twee uitgebreid behandeld in hoofdstuk 14. In dat licht dienen wij 14:34-35 te lezen. En zo zijn wij weer terug in 1 Kor.11:4 en 5 waar Paulus spreekt over het bidden en profeteren. Het is mijn overtuiging dat wij dat dus moeten zien zoals Paulus dat ook omschrijft en ook zoals wij dat bijv. in Hand. 2 en 10 zagen. Dus als dat bidden dus geassocieerd kan worden met de gave van talen, dan is het duidelijk dat wij hier dus spreken over een gave die inmiddels verdwenen is. Mocht u dat anders zien, dan nog blijft het feit dat Paulus later zegt dat alleen de mannen moge bidden in alle (openbare) plaatsen. De vrouwen niet meer, of het een gave was of niet, het mag niet meer. Maar het moet absoluut betrekking hebben op de gave, want anders had zij dit nooit zomaar mogen doen, ook al had ze hoofdbedekking op. Al met al is het dus duidelijk dat toen de vrouwen wel in de samenkomst hardop bad (talen sprak) en profeteerde. De verzen 5, 24 en 31 zeggen heel duidelijk: “allen” Vers 26 zegt : “een ieder” De Hoofdbedekking - Jan Stelma Hoofdschap en Onderwerping onder Gelijken in de Gemeente – 1 Korinthe 11 : 3-16

Pagina 31


www.GenadeBijbel.nl Dus iedereen die die gave bezat! Als het maar volgens de voorwaarden ,zoals Paulus die stelt in het hoofdstuk, gebeurt. En als Paulus hoofdstuk. 14 over de talen en profetieën besluit, dan voegt hij alsnog het volgende toe: 1 Korinthiërs 14:39 Zo dan, broeders, ijvert om te profeteren, en verhindert niet in [vreemde] talen te spreken. Hij wil niet dat men nu gelijk door gaat slaan door de talen te gaan verbieden, want ze hebben een grote waarde in het spreken (bidden) tot God. Zoals ons gebed ook van grote waarde is. 1 Korinthiërs 14:40 Laat alle dingen eerlijk en met orde geschieden. Alleen moet het op een nette, ordentelijke en fatsoenlijke gebeuren met respect voor iedereen. Niet een is meer of minder, welke gave hij dan ook mag hebben (12:23-24), we hebben elkaar allemaal nodig. En de vrouwen horen zich ook fatsoenlijk te gedragen in de gemeente. Orde en vrede moet er zijn en het leren, opbouwen, stichten, vermanen en vertroosten van de gemeente moet daarin vooraan staan. Het is duidelijk, dat vrouwen toen in de gemeente gebeden en geprofeteerd hebben , en dat zij daarom een macht op het hoofd moesten hebben om te laten zien, juist omdat zij spraken, dat zij zich wél onderwierpen aan de scheppingsvolgorde van God en de autoriteit van de man. En zeker voor de engelen, want satan heeft dat namelijk niet gedaan, toen hij zijn Hoofd nl. God naar de kroon stak. Waarom dan nu geen macht meer? Nou, niet omdat de scheppingsorde weg is, want dat is nog steeds zo. En dat moet nog steeds geuit worden. Maar er is iets veranderd: De tekengaven zijn weg en dus ook de gave van profeteren. Op dat gebied is de vrouw dus nu ook stil. Blijft het bidden over en we weten dat dat dus ook een geestesgave was (bidden in talen), en dus ook verdwenen. En Paulus zegt in zijn latere brief dat alleen de mannen mogen bidden in de gemeente (1 Tim.2:8). Dus dat doet de vrouw ook niet meer. In dezelfde context van 1 Tim. 2:8-15 zegt hij tegelijkertijd ook een aantal dingen over vrouwen in de verzen 11-15, die duidelijk nog eens uitleggen waarom zij moeten zwijgen en niet de man mogen leren. Dus 1 Kor. 11:1-16 wordt hiermee nog eens bevestigd. Dus als wij nú naar de samenkomst kijken dan zien wij: 1. Dat de mannen de leiding hebben en zij alléén de ambten van ouderling en diaken bekleden. Vrouwen worden nadrukkelijk uitgesloten in 1 Tim. 3. 2. Dat alleen de mannen leren (hij moet bekwaam zijn om te leren 1 Tim. 3:2) en niet de vrouwen (1 Tim.2:11-12) 3. Dat alleen de mannen bidden (1 Tim.3:8) De Hoofdbedekking - Jan Stelma Hoofdschap en Onderwerping onder Gelijken in de Gemeente – 1 Korinthe 11 : 3-16

Pagina 32


www.GenadeBijbel.nl Dus vrouwen worden hierdoor onderworpen aan de volgorde van autoriteit zoals door God is ingesteld. Toen ze in de begintijd nog wel baden en profeteerden was het noodzakelijk het hoofd te dekken om te laten zien dat zij zich onderwierp aan haar man en de autoriteiten in de gemeente. Nu, door stil te zijn en zich te laten leren, is dat nu het bewijs dat zij zich onderwerpt. En dat is nog steeds een getuigenis naar de engelen toe. Zij hebben gezien hoe satan in rebellie kwam tegen zijn Hoofd, nl. God. En als de vrouw zich niet aan de ordinantie van God onderwerpt, dan zien de engelen dus bij de vrouwen precies wat satan bij zijn Hoofd deed. Dus daarom is het zo belangrijk dat de vrouwen zich onderwerpen, want de engelen kijken en worden door ons geleerd. Dus 1 Kor.11:10 gaat samen met Ef. 3:10. Toen met een macht op het hoofd tijdens het openbaar bidden en profeteren, maar nu zonder. Echter onder de voorwaarden zoals hierboven geschetst in de punten 1,2 en3 en zo blijft het een getuigenis naar de engelen toe. Wij gaan daar later regeren en als wij nu al in rebellie zijn .....!!! Zie 1 Kor.4:8; 6:3; 2 Tim.2:12; 1 Tim.5:21. Dus de positie van de vrouw, maar ook van de man is daarom heel belangrijk. Op basis hiervan geloof ik dus dat de vrouw nu géén fysieke macht op het hoofd dient te hebben. Wat heeft het trouwens voor zin, als ze toch al de hele dienst stil is? Geen enkele, want ze is al onderworpen daardoor. Met een macht op het hoofd zou ze juist wél mogen spreken en bidden in de gemeente! Ik zie dat juist als in tegenstrijd met Gods Woord voor nu in de tijd waarin "ten dele" niet meer is, maar wij in het "volmaakte" leven. (1 Kor.13:8-13). En ook dat wij nu in geloof wandelen en niet in aanschouwen. (2 Kor.5:7). De man is en blijft de heerlijkheid Gods vanaf de schepping en het heeft te maken met de opdracht die hij kreeg en moest uitvoeren. God had hem autoriteit en verantwoordelijkheid gegeven om dat uit te voeren. En zijn vrouw als secundaire schepping is de heerlijkheid van de man en staat onder hem. Door zich te onderwerpen laat zij zien dat zij nog steeds zich in die positie schikt. Als de man zich zou dekken dan zou hij het beeld en de heerlijkheid Gods dekken, omdat hij hierdoor zichtbaar kenbaar zou maken zich onder een ander hoofd te stellen, i.p.v. zijn eigen hoofd, nl. Christus. De fysieke macht op het hoofd niet geldt nu dus niet meer, zonder daarbij aan het principe van 1 Kor.11:3 afbreuk gedaan wordt, want dat blijft staan als een rots en wordt juist bevestigd zoals reeds beschreven hierboven. Ik zeg niet dat ik alles weet, maar vanuit het Woord zie en leer ik dat nu zo betreffende de hoofdbedekking. Dat was vroeger voor mij jaren wel een probleem. Ik kreeg er nooit echt een bevredigend antwoord op.

De Hoofdbedekking - Jan Stelma Hoofdschap en Onderwerping onder Gelijken in de Gemeente – 1 Korinthe 11 : 3-16

Pagina 33


www.GenadeBijbel.nl “Dat was voor toen” was altijd het antwoord. Hoezo voor toen? Dat is geen antwoord. Een vrouw zei pas tegen mij:” Dat de vrouw de man moet gehoorzamen dat is niet meer van deze tijd”. Maar de Bijbel is tijdloos., maar niét Bedelingloos!! En dat is het antwoord op álle vragen! Dus we moeten wel een antwoord hebben vanuit het Woord, waarom er nu geen tongen en geen genezingen e.d. zijn. Je kunt niet zeggen: Dat is nu niet meer, dat is geen 100 % goed antwoord. En dat is met de hoofdbedekking ook zo. Maar wij hebben nu een antwoord vanuit de Bijbel. Het heeft vooral te maken met die begintijd, en inderdaad juist in verband met de onderwerping. Maar juist omdat toen in die overgangsperiode de vrouw nog profeteerde, en we nu weten vanuit dit evangelie dat Paulus ons verkondigt dat die gaven zijn verdwenen. Alléén door dit te beoordelen in het licht van de gehele bediening van Paulus kunnen wij tot dit oordeel komen. Wie dat niet doet weet dus niets op dit punt. Hij zal het verkeerd uitleggen. Daarom zal de conclusie in deze studie neergelegd vrijwel nergens gemaakt kunnen worden, omdat alleen diegenen die Paulus volgen dit kunnen begrijpen. Dus we houden nu over in de gemeente: de mannen die leren en de oudsten zijn ook mannen en geen vrouwen. De vrouwen mogen wel leren, nl. zij leren de kinderen in de gemeente of thuis. Zij moeten ook de jonge vrouwen heel veel dingen leren (Titus 2:3-4) en zij hebben veel belangrijke taken. Uiterst belangrijk deel in het lichaam! Laten wij nooit vergeten en erop toe zien dat de vrouw in deze wereld zich geen betere plaats kan wensen dan in het lichaam van Christus en daar waar in de samenkomst, het huis Gods ( 1Tim.3:16), Jezus Christus verkondigd wordt naar de openbaring der Verborgenheid. Ef.5:25-29 maakt duidelijk als de vrouw een man heeft die zich zó opstelt naar haar, zij de meest gelukkige vrouw ter wereld zal weten te zijn en geen behoefte zal hebben zich te bewijzen t.o.v. de man in deze wereld, of haar eigen man of naar de buitenwereld toe, maar zich juist zich graag aan hem zal onderwerpen. Voor de alleenstaande vrouwen die graag een man zouden willen hebben, maar niet hebben, is er ook een vertroostend woord in Kolossenzen 2:10 : En gij zijt in Hem volmaakt, Die het Hoofd is van alle overheid en macht; De volmaaktheid zit hem voor iedereen in het feit of hij of zij in Christus is. Niet of wij getrouwd zijn of niet. Alleenstaand of gehuwd of weduwnaar c.q. weduwen. Ziet u, de gelovige vrouw komt maar op één plaats in deze wereld tot haar recht en dat is in het Lichaam van Christus. Het loopt niet altijd zoals wij willen, en het is niet altijd zoals het zou moeten zijn of zoals wij zouden willen, maar één ding is zeker: In Christus ziet God ons kompleet en volmaakt. Hij moet de eerste plaats in ons leven zijn. Dat geldt voor de ongetrouwden, de getrouwden en de weduwnaars c.q. weduwen. De volmaaktheid hebben wij alleen in Christus.

De Hoofdbedekking - Jan Stelma Hoofdschap en Onderwerping onder Gelijken in de Gemeente – 1 Korinthe 11 : 3-16

Pagina 34


www.GenadeBijbel.nl En eenmaal zullen wij daar bij Hem zijn en voor altijd in de eeuwige volmaaktheid waar geen zonde meer is. En voor de orde in de gemeente moeten we ons allemaal houden aan de inzettingen die Paulus ons heeft gegeven, en ik geloof als we dat doen, en in dit kader i.v.m. de hoofdbedekking, dat we dan een Bijbelse gemeente zijn met elkaar. Volgende studie in het kader van de hoofdbedekking gaat over het punt waarom Paulus dit zegt vanwege de engelen in 11:10

Voor Hem zij de Glorie! Lees deel 2 van deze studie : 1 Kor.11 Hoofdbedekking, het Lichaam van Christus en de engelen.

De Hoofdbedekking - Jan Stelma Hoofdschap en Onderwerping onder Gelijken in de Gemeente – 1 Korinthe 11 : 3-16

Pagina 35


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.