Vakwijzer december 2016

Page 1

KvINL

VAKWIJZER Vakinformatie voor KvINL-erkende en -gecertificeerde bedrijven

Jaargang 09 - december 2016 - nummer 04

4

• Alle trends leiden tot domotica • EVI 2017 • Nieuw keurmerk van KvINL • • Erkenningsregeling ventilatie • Uniforme regeling gas • BRL 9500-01 •


INHOUD Voorwoord & Colofon

2

KvINL-nieuws

3

W-techniek Agenda

8

Nieuws

8

Basiskennis

10

Technische vragen

13

De Geschillencommissie

14

E-techniek Nieuws

16

Agenda

18

Basiskennis

19

Technische vragen

22

Uit de praktijk

23

Uitgelicht

26

COLOFON KvINL Postbus 7103 2701 AC Zoetermeer Tel. 079 321 79 93 Fax. 079 323 00 56 www.kvinl.nl info@kvinl.nl Met medewerking van Tekst: Bureau Stijlmeesters, Mari van Lieshout, Eric van der Blom, Fred Vos, StĂŠphanie Korpershoek, Astrid Zoumpoulis-Verbraeken, Anton Kerkhofs, Marjolein de Wit-Blok. Fotografie: Jupiter Images, uneto-vni, Arno Massee (met dank aan Hans Buitenhuis. dwa, project buitenhuis), Eric de Vries, Edwin Wiekens, Ed Buying, Jan Sibon, Hans Franz, Linda Kindt, Peter de Koning.

2

KvINL-VAKWIJZER december 2016

Blijven leren; een alternatief is er niet U zult het ongetwijfeld hebben gemerkt; er is het afgelopen jaar veel veranderd. De lat is voor de KvINL-installateur beduidend hoger komen te liggen wat betreft de kennis waaraan hij of zij moet voldoen. En eerlijk is eerlijk, het is nodig. In onze samenleving worden risico’s steeds minder geaccepteerd. Wie fouten maakt, wordt daarop afgerekend. KvINL heeft daarom de voorwaarden voor erkenning aangescherpt. Het is geen koerswijziging die uitsluitend is ingegeven door de kritiek op onze sector, het is geen besluit dat KvINL heeft genomen omdat we weten dat er vele ogen op ons gericht zijn. Nee, de strengere eisen zijn in deze tijd nodig omdat de installateur niet meer uitsluitend kan teren op ervaring en kennis opgedaan in een ver verleden. Net als de situatie in de meeste andere beroepsgroepen kan hij niet meer om bij- en nascholing heen. Ik realiseer me heel goed dat deze ontwikkeling door sommige ondernemers wordt ervaren als een extra belasting. Het personeel en ook de ondernemer zelf zullen er tijd voor vrij moeten maken, tijd die ten koste gaat van productieve uren. Ze zullen opleidingskosten moeten opbrengen die zij mogelijk niet volledig vergoed krijgen. Maar een alternatief is er niet en mijn contacten met installateurs leren dat die mening breed wordt gedeeld. Vrijwel iedereen ziet in dat die extra belasting onvermijdelijk is. En neemt u maar van mij aan dat KvINL rond de voorwaarden voor erkenningen geen bouwwerk gaat optuigen dat niet nodig is. Een goede installateur wil bij zijn klanten kunnen aantonen dat hij zijn vak verstaat. Installateurs die enthousiasme voor hun vak voelen zal het niet zwaar vallen om zo nu en dan weer eens in de studieboeken te duiken. Van de KvINL-installateur wordt niets anders verwacht dan van de huisarts, de specialist, notaris of advocaat: verplicht bijscholen. Het is dan ook helemaal geen nieuwe ontwikkeling, het is alleen een praktijk waarmee nu ook de installatiesector nadrukkelijk wordt geconfronteerd. De installateur behoort tot de beroepsgroep waarbij fouten in de uitvoering bijzonder ernstige gevolgen kunnen hebben. Net zoals van mijn huisarts verlang ik ook van de servicemonteur dat hij kennis van zaken heeft om een juiste diagnose te stellen en de juiste actie te ondernemen. Een installateur die zijn werk goed doet, helpt zijn klanten ontzettend; een installateur die steken laat vallen, kan voor grote problemen zorgen. Geen aanscherping van de regels zonder een effectieve handhaving. Daarom praat KvINL met Sterkin om te kijken hoe we ook op dit punt kunnen samenwerken. Sterkin heeft in tegenstelling tot KvINL al de nodige ervaring met controles op het werk. We moeten niet bang zijn sancties te verbinden aan installateurs die de regels voor de erkenning wat te gemakkelijk opnemen. Het werkterrein van de installateur is te risicovol en de economische belangen zijn te groot om lichtvaardig met onze erkenningsregelingen om te gaan.

Dick Tommel, voorzitter KvINL.


KvINL-Nieuws

Nieuwe erkenningsregeling Langer Zelfstandig Thuis Wonen van kracht En opnieuw is er een erkenningsregeling aan de KvINL-reeks toegevoegd: de erkenningsregeling Langer Zelfstandig Thuis Wonen. Installatiebedrijven die deze KvINL-erkenning willen hebben, kunnen zich vanaf nu melden. De afgelopen maanden heeft KvINL samen met een Technische Commissie met daarin diverse installateurs en externe deskundigen en in nauwe afstemming met de uneto-vni-Programmacommissie Wonen, Welzijn, Zorg hard gewekt aan de totstandkoming van de regeling. In de praktijk betekent dat onder meer dat de installateur E- of W-erkend moet zijn en dat hij daar bovenop nog drie andere cursussen met goed gevolg moet hebben afgerond. Het zal regelmatig voorkomen dat installateurs alleen elektrotechnisch of alleen werktuigbouwkundig zijn opgeleid. In dat geval moeten zij een tweedaagse cursus volgen om het certificaat van Training Elektrotechniek voor Werktuigbouw (E voor W) of Werktuigbouw voor Elektrotechniek (W voor E) te behalen. Een vrijstelling hiervoor is aan de orde indien de persoon zowel een E als W-erkenning in bezit heeft. Centraal hierin is de voorwaarde dat elk installatiebedrijf een zogeheten technische beheerder in dienst heeft die op meerdere terreinen aantoonbaar specifieke kennis heeft verworven.

het installatiebedrijf vervolgens ook nog aangesloten bij brancheorganisatie uneto-vni, dan wordt het bovendien opgenomen in het register van Comfortinstallateurs. Dit betekent ook dat leden die al in dit register werden vermeld, dat alleen blijven als zij de KvINL-erkenning in hun bezit hebben. Via dit register worden de erkende installatiebedrijven op de hoogte gehouden van de vele ontwikkelingen op de markt. Ook zal uneto-vni een actief pr-beleid voeren om het register en de daarbij aangesloten installatiebedrijven breed onder de aandacht te brengen. Het register zal door consumenten, zakelijke partijen, leveranciers, overheden et cetera kunnen worden ingezien.

Soft skills Een opvallend kenmerk van de erkenningsregeling Langer Zelfstandig Thuis Wonen is dat ook de soft skills waarover de installateur moet beschikken als voorwaarde zijn opgenomen. Om deze te verwerven moet de betreffende monteur de driedaagse cursus Comfortinstallateur volgen. Hierin ligt sterk de nadruk op het afnemen van een zorgvuldige woningcheck en het voeren van een gedegen adviesgesprek met klanten. Van belang is namelijk dat de installateur een nauwkeurig beeld krijgt van de klantvraag en binnen de beschikbare mogelijkheden een passende oplossing kan bieden. Uiteraard komen hierbij ook technische aspecten om de hoek kijken, maar in de cursus staat de wijze waarop de installateur het gesprek in gaat centraal. Wanneer de klantvraag louter technisch zou worden benaderd is het risico aanwezig dat de eerste de beste oplossing wordt aangeboden, terwijl deze minder goed aansluit bij de behoeften die de klant wellicht later nog heeft. Deze cursus moet worden afgerond met een advies aan een ‘echte’ klant. Bij een positieve beoordeling van het advies wordt het certificaat uitgereikt. Een andere voorwaarde om te kunnen werken volgens de erkenningsregeling Langer Zelfstandig Wonen is het volgen van een tweedaagse cursus ‘Bewonersprofielen.’ Na het verkrijgen van de erkenning is de technisch beheerder verplicht elk jaar een ‘terugkombijeenkomst’ bij te wonen. De ontwikkelingen wat betreft het langer zelfstandig thuis wonen volgen elkaar in razend tempo op. Niet alleen op installatietechnisch of bouwkundig vlak, maar ook maatschappelijk en politiek gezien is er veel beweging. Register Comfortinstallateur Als aan alle bovengenoemde voorwaarden wordt voldaan heeft de installateur voldoende kennis en vaardigheden in huis om de KvINL-erkenning Langer Zelfstandig Thuis Wonen te verkrijgen. Is

december 2016 KvINL-VAKWIJZER

3


KvINL-Nieuws

Webinar over aantoonbare kwaliteit groot succes Het aantoonbaar maken van kwaliteit is een cruciaal onderdeel van de nieuwe bouw- en installatiepraktijk. Twee actuele ontwikkelingen die daarmee te maken hebben, zijn de aanpassingen in de brl 6000-certificering en de wet Kwaliteitsborging voor het bouwen. Deze twee onderwerpen stonden centraal tijdens het webinar van KvINL en Isso op 17 oktober. Een groot aantal deelnemers volgde de presentaties van directeur Wil van Ophem van KvINL. De regie van het webinar was in handen van projectcoördinator Marco Hofman van Isso, tevens secretaris bij KvINL. ‘We gaan hier in op ingewikkelde materie’, waarschuwde directeur Wil van Ophem van KvINL bij aanvang van het webinar. In de wereld van kwaliteitsborging verdwaalt men immers al snel in een woud van termen, partijen en regels. Juist daar probeerde hij voor de kijkers duidelijkheid in te scheppen. En dat lukte. Allereerst schetste Van Ophem de achtergronden van de nieuwe brl 6000-certificatie. Bedrijven die zich bezighouden met het ontwerpen, installeren en beheren van installaties kunnen zich certificeren voor brl 6000. Voor ontwerp en installatie moeten bedrijven in dat geval voldoen aan de algemene voorwaarden van het Algemeen Deel (ab) en aan het gekozen Bijzondere Deel (type en grootte installatie, discipline). In brl 6000 zijn de eisen vanuit het bouwbesluit aan de prestaties van installaties opgenomen, aangevuld met eisen aan documenten, processen, controles en de certificatie-instellingen. De brl 6000-serie is onlangs aangepast op vier belangrijke punten: • Ontwerpen en installeren is losgekoppeld van beheer en onderhoud. brl 6000-00, het algemene deel dat zowel ontwerp en installatie als beheer en onderhoud van installaties betrof, is in de nieuwe versie vervangen door brl 6000-ab. brl 6000-00 is alleen nog van kracht in combinatie met brl 6000-21 voor bodemenergie, omdat die richtlijn is gekoppeld aan wetgeving.

• Aantoonbaar vakmanschap is nader uitgewerkt in concrete vakbekwaamheidseisen, vertaald in eindtermen. • Er is een aantal procedure-eisen opgenomen, bijvoorbeeld voor het uitvoeren van interne kwaliteitsaudits door de gecertificeerde bedrijven zelf. • Voor de certificerende instellingen geldt nu dat ze moeten voldoen aan de nieuwe iso-norm voor accreditatie. Structureler toetsen

‘Als u al gecertificeerd bent en kwaliteit levert, verandert er niet veel. U zult alleen zelf structureler de kwaliteit van uw installaties moeten gaan toetsen’, gaf Van Ophem aan. De nieuwe brl 6000-certificaten die sinds dit voorjaar zijn afgegeven, waren al aangepast aan de nieuwe richtlijnen. Na 1 september 2016 zijn tevens de bestaande brl 6000-certificaten in aangepaste vorm naar de certificaathouders toegezonden. De nieuwe brl 6000-certificaten gelden voor de minister ook weer als erkende kwaliteitsverklaring. Daarmee krijgt het brl 6000-certificaat zijn speciale status weer terug. Bij een dispuut met een opdrachtgever kan een bedrijf hiermee aantonen dat het aantoonbare kwaliteit levert, dat de werkwijze getoetst is aan het bouwbesluit en geaccepteerd is door het ministerie. Nieuw keurmerk

Om de aangescherpte kwaliteitsborging in de brl 6000-richtlijn op gepaste wijze in de markt te zetten, is een nieuw keurmerk geïntroduceerd: KvINL Gecertificeerd. Dit keurmerk vervangt het huidige Komo Instal label. Van Ophem: ‘Het kwaliteitslabel KvINL Gecertificeerd maakt kwaliteit goed zichtbaar richting de markt en is tegen lagere kosten uit te geven. Het keurmerk gaat niet om de techniek, maar om het zichtbaar maken van kwaliteit. Het is een communicatie-instrument. Hiermee kunt u de toegevoegde waarde van certificering onder de aandacht brengen bij uw opdrachtgevers.’ Het KvINL Gecertificeerd keurmerk moet in de toekomst voor alle regelingen gaan gelden, meldt Van Ophem. KvINL gaat de keurmerken geleidelijk invoeren, zo veel mogelijk op natuurlijke momenten. Bijvoorbeeld bij aanpassingen van de regeling of bij nieuwe wet- en regelgeving. Van plantoetsing naar ‘as built’-controle

Het tweede deel van de presentatie betrof de Wet Kwaliteitsborging voor het bouwen. Een wet die de gemoederen in de sector al enige tijd bezighoudt. Naar verwachting wordt de wet per 1 januari 2018 van kracht. ‘De wet heeft als doel de kwaliteitsborging te verbeteren. Op dit moment zijn gemeenten nog aan zet, met het verlenen van vergunningen en het toezicht op de naleving. Dat laatste is wel een formele taak, maar gebeurt vaak ook niet

4

KvINL-VAKWIJZER december 2016


KvINL-Nieuws

waardoor er schijnzekerheid ontstaat. Dat gaat veranderen. We gaan naar een stelsel van zogeheten private kwaliteitsborging. Opdrachtgever en opdrachtnemer krijgen meer eigen verantwoordelijkheid voor het leveren van kwaliteit en het voldoen aan de vergunningseisen. We gaan van plantoetsing vooraf naar ‘as built’-controle bij oplevering. Kwaliteitsborgers gaan bij nieuwbouw opleverdossiers opstellen en meeleveren met het gebouwdossier. Dat moet duidelijkheid creëren en vingertjewijzen voorkomen’, legde Van Ophem uit. BRL 6000 helpt kwaliteitsborgers

Er is een directe link tussen de nieuwe brl 6000 en de wet Kwaliteitsborging voor het bouwen. De regeling is erop gericht om opgenomen te kunnen worden in het nieuwe stelsel van de Wet Kwaliteitsborging voor het Bouwen. ‘De kwaliteitsborger is een persoon of organisatie die niet alle kennis in huis heeft van de technische aspecten van installaties. Die gaan wij helpen met onze brl 6000-documenten. Daar gaat de kwaliteitsborger gebruik van maken. brl 6000-certificatie zal in het nieuwe stelsel zwaar wegen en het risico dat gecertificeerde bedrijven niet voldoen aan de kwaliteitseisen is natuurlijk veel minder groot’, benadrukte Van Ophem tijdens het webinar. Alleen gevolgklasse 1 in startfase

De wet geldt vanaf 1 januari 2018 alleen nog voor bouw- en installatiewerken met een laag risicogehalte. Het gaat dan bijvoorbeeld om installaties in nieuwbouwwoningen en kleine utiliteitspanden. Van Ophem: ‘In de wet komt gelaagdheid. Zo komt er onderscheid in risicoklassen van bouwwerken. Kort door de bocht komt het hier op neer: nieuwbouwwoningen onderin, ziekenhuizen bovenin. Daarnaast zijn er drie gevolgklassen benoemd, daar gaat het om het risico van het niet functioneren van de installatie voor de

gebruiker. Gevolgklasse 1 is een laagrisicogebied, daar gaat het bijvoorbeeld om een nieuwbouwwoning of woningrenovatie. Daar gaat de wet al in 2018 voor gelden. Gevolgklasse 3 kent de hoogste risico’s. Daar valt ongetwijfeld de binnenklimaatvoorziening in operatiekamers onder of de installatie van een industriële productielocatie, maar die heeft de wetgever nog niet gedetailleerd omschreven. De wet gaat daar pas veel later voor in.’ Werkwijze toetsen

KvINL gaat er in fases aan werken om alle erkenningen en certificeringen aan te laten sluiten op het nieuwe stelsel van private kwaliteitsborging. Van Ophem: ‘Zoals we het nu voorzien, passen de erkenningsregelingen bij de lagerisicoclassificatie en sluit de certificering meer aan bij de hogere risicoklassen. Voor gevolgklasse 1 gaan we de bestaande erkenningsregelingen uitbreiden met een aantoonbare controle. In de certificatieregeling zit u goed voor de hoge risicoklassen, voor zover we dat nu al kunnen beoordelen. Voor de zeer hoge risico’s zouden we in de toekomst eventueel nog een inspectie van installaties kunnen toevoegen. Zoals we dat nu ook kennen in de brl voor het keuren van ventilatievoorzieningen.’ De eerste door Hofman aangepaste erkenningsregeling voor woningventilatie inclusief aantoonbare controle is al gereed. ‘Daar leren we van, ook hoe we onze andere regelingen gaan aanpassen. In de tweede helft van 2017 willen we alle nieuwe erkenningsregelingen hebben geïmplementeerd.’ KvINL werkt mee aan een pilot met de implementatie van de wet Kwaliteitsborging in de bouw. Een grote opdrachtnemer vliegt momenteel een project aan als ware de wet al ingevoerd. Dat betekent dat er een kwaliteitsborger is die een dossier gaat opstellen en meeleveren. Zo kunnen de partijen toetsen of de voorgestelde werkwijze werkbaar is.

FAQ Deelnemers aan het webinar waren zeer interactief bezig op de achtergrond. Een groot aantal vragen kon dan ook niet meteen worden beantwoord. Een greep uit de vragen en antwoorden die wel aan bod kwamen: ‘Hoe verhouden de KvINL-erkenningsregelingen zich tot de Sterkin-regelingen?’ Voor de techneut is er niet zoveel verschil. Zijn technisch werk moet immers voldoen aan de nen-normen. Wel is het zo dat Sterkin ook in controle voorziet op de uitvoering van het werk, dat hebben we van KvINL nog niet. Als ook wij nu die controle gaan toevoegen, groeien we diezelfde kant op. Afstemming ligt dus voor de hand, ook om verwarring bij opdrachtgevers te voorkomen. ‘Wordt straks mijn BRL 6000-21-certificaat voor bodemenergiesystemen ook vervangen door een certificaat met KvINL-keurmerk?’ Het bestuur streeft naar één keurmerk voor alle regelingen. Bij bodemenergie zal dat wat minder makkelijk zijn, want daarop is wettelijke regeling bodemkwaliteit van toepassing. Dat docu-

ment kunnen we niet zomaar aanpassen. Daarvoor moet eerst de regelgeving worden aangepast. We zijn daarover wel in overleg. ‘Hoe wordt straks het toezicht georganiseerd op de kwaliteitsborger?’ Ook de kwaliteitsborging moet geborgd worden, anders haalt de wet haar doelstellingen niet. We zullen dus vooral de kwaliteitsborgingsinstrumenten moeten gaan toetsen op de criteria die daarvoor gaan gelden. Ook zullen we de kwaliteitsborgers zelf moeten toetsen. Wij zijn gewend dat te laten doen door de Raad van Accreditatie. Maar dat kan ook een ander orgaan worden. Het webinar ‘Kwaliteitslabel KvINL Gecertificeerd vervangt KOMO Instal’ is terug te zien op het Isso-youtubekanaal. De vragen en antwoorden die tijdens het webinar zijn gesteld en beantwoord, zijn na te lezen op www.isso.nl. Voor aanvullende informatie over de Wet Kwaliteitsborging voor het bouwen verwijzen we u naar de website van het Instituut voor Bouwkwaliteit (www.stichtingibk.nl).

december 2016 KvINL-VAKWIJZER

5


KvINL-Nieuws

EVI 2017 zo goed als rond

‘Langer zelfstandig thuis wonen’ en ‘Woningventilatie’ eerste erkenningsregelingen nieuwe stijl De herziening van de Erkenningsregeling voor Installatiebedrijven (evi) is zo goed als rond. De procedure is inmiddels zo ver gevorderd dat het document door het College van Deskundigen in beginsel is goedgekeurd. Op dit moment worden nog enkele redactionele wijzigingen aangebracht. Daarna zal de evi 2017 samen met de eerste erkenningsregeling nieuwe stijl, ‘Langer zelfstandig thuis wonen’ (de Comfortinstallateur) ter kritiek voor de markt voor vier weken online gaan. Na de verwerking van de kritieken kan alles definitief worden vastgesteld en bindend worden verklaard. In de vorige uitgave berichtten we al over de noodzaak om de Erkenningsregeling voor Installatiebedrijven (evi), zoals die in 2004 was vastgesteld te herzien. In de evi staan feitelijk de algemene voorwaarden opgesomd waaraan de erkenningsregelingen voor de afzonderlijke vakgebieden moeten beantwoorden. Maar in de afgelopen twaalf jaar is er veel veranderd. Zowel vanuit de samenleving als de politiek is grote druk uitgeoefend om de kwaliteit van het werk dat installatiebedrijven leveren op een hoger niveau te brengen. Voor KvINL was dit aanleiding om met nóg grotere voortvarendheid te werken aan strengere kwaliteitseisen in de afzonderlijke erkenningsregelingen. De erkenningsregeling ‘Langer zelfstandig thuis wonen’ is de eerste regeling die uitgelegd is op de nieuwe evi 2017. Erkenningsregeling Woningventilatie Direct daarna zal de erkenningsregeling ‘Woningventilatie’ volgen. Deze erkenningsregeling zal – net als ‘Langer zelfstandig thuis wonen’ – verwijzen naar de evi 2017. Ook in de erkenningsregeling

6

KvINL-VAKWIJZER december 2016

nieuwe stijl ‘Woningventilatie’ zijn beduidend stevigere eisen opgenomen wat betreft vakbekwaamheid waarover de monteurs moeten beschikken. Andere belangrijke onderdelen in de regeling zijn de verplichte controles op het eigen werk, het verstrekken van een opleverrapport en het verrichten van (controle)metingen. Zo moet de technisch beheerder erop toezien dat bij de realisatie van ventilatiesystemen volgens het kwaliteitssysteem van het bedrijf wordt gewerkt en moet hij verklaren dat aan normen, regelgeving, meetprotocollen en kwaliteitseisen is voldaan. Alle gegevens moeten worden vastgelegd voor de opdrachtgever. Als de montage gereed is, laat de technisch beheerder het ventilatiesysteem proefdraaien en controleert hij de werking van alle componenten en van het totale systeem. Hij verricht metingen voor de prestaties (luchthoeveelheden en geluidniveaus), stelt het systeem waar nodig bij en verhelpt tekortkomingen. Ook is hij volgens de erkenningsregeling verplicht de klant te informeren over de werking, de bediening en het onderhoud van het ventilatiesysteem.


KvINL-Nieuws

Leo de Heer werkt nu voor UNETO-VNI

‘Ik praat nog dagelijks met installateurs’ Nog steeds werkzaam voor de installatiesector, maar in een andere functie. Leo de Heer werkt sinds enige tijd niet meer voor KvINL maar is als relatiebeheerder actief voor uneto-vni. In de regio’s West-Brabant, Zeeland, Noord-Holland, Utrecht en Flevoland vormt hij de verbinding tussen de circa veertienhonderd aangesloten ondernemers uit die regio en hun brancheorganisatie. ‘Een boeiende functie,’ reageert Leo de Heer. ‘Ik heb een heel direct contact met de installateurs en dat past helemaal bij mij. Het is mijn taak de relatie tussen hen en uneto-vni te versterken, te onderzoeken wat er onder hen leeft. Knelpunten maar ook hun wensen optekenen om te kijken in hoeverre we als brancheorganisatie een rol moeten oppakken. En natuurlijk draag ik ook de visie en het beleid van uneto-vni uit en communiceer ik over de meerwaarde die het lidmaatschap van uneto-vni voor de installateur heeft. In essentie verschilt mijn huidige functie niet eens zo veel van het werk dat ik voor KvINL deed. Ik praat nog dagelijks met installateurs.’ Hét gezicht

Leo de Heer was lange tijd voor veel installateurs hét gezicht van KvINL. Dat kan ook niet anders als je vanaf het moment van oprichting (destijds nog sei) dagelijks actief bent voor de organisatie. Een beurs of vakevenement? Leo was er. Vragen waarmee erkende bedrijven worstelden, kwamen vrijwel zonder uitzondering bij hem terecht. Als uitvoerend secretaris was hij voor een

groot deel verantwoordelijk voor de externe communicatie. Hij stond aan de wieg van de Vakwijzer, had een gewaarde inbreng binnen de redactie en leverde met grote regelmaat zelf een redactionele bijdrage. Dan was er nog zijn inzet bij het opzetten van de erkenningsregelingen. Noem een vakdiscipline en De Heer was bij de totstandkoming ervan betrokken. En nu dus actief voor uneto-vni. ‘Ik ben aan het werk voor een organisatie die een spil is in een ongelooflijke dynamische branche. Het is een sector die me na aan het hart ligt en die nu voor enorme uitdagingen staat. Neem nu het gasloze tijdperk dat er beslist aan komt. Installateurs ontkomen er niet aan om in die transitie mee te gaan en duurzame oplossingen te zoeken. Het is echt heel boeiend om zo dicht op die ontwikkelingen te staan.’

Digitale consulenten helpen mee met toezicht op de erkenningsvoorwaarden Naast de consulenten die de erkende bedrijven sinds enkele jaren met advies bijstaan, introduceert KvINL nu ook de ‘digitale consulent’. De eerste bedrijven zullen in 2017 met dit vernieuwd consulentschap kennismaken. De digitale consulent is de uitwerking van het beleid om de kwaliteit van de KvINL-erkende bedrijven steviger te verankeren en een betaalbare controle op naleving van de voorwaarden mogelijk te maken. KvINL-directeur Hans van den Berg. ‘De installateurs mogen er niet van uitgaan dat een eenmaal afgegeven erkenning tot in lengte van jaren geldig blijft. We gaan nu echt veel nadrukkelijker controleren of aan de voorwaarden voor erkenning wordt voldaan. We moeten meer dan ooit inzetten op kwaliteit en de digitale consulent moet daar een bijdrage aan gaan leveren. De sector heeft baat bij een strenger toezicht. En zeker nu we ook de regels hebben aangescherpt, moet de handhaving daarop aansluiten.’ Een paar jaar geleden experimenteerde KvINL al met een voorloper van de digitale consulent. Bij die pilot moesten de bedrijven uitgebreide vragenlijsten doorwerken waarvoor ze de nodige tijd moesten inruimen. Bij de nieuwe digitale consulent gaat het een stuk sneller, want KvINL heeft de gegevens al ingevuld en vraagt aan de erkende bedrijven of de informatie nog allemaal klopt. Als alle gegevens juist zijn blijft de erkenning van kracht en komt twee jaar later de fysieke consulent langs. Tijdens het bedrijfsbezoek worden opnieuw de gege-

vens op actualiteit gecontroleerd. Na twee jaar komt er weer een e-mail van de digitale consulent en zo blijft de cyclus zich herhalen. Bedrijfsbelang Van den Berg: ‘Met de introductie van de digitale consulent hebben we een efficiënt en betaalbaar instrument gecreëerd om toe te zien op de kwaliteit. Dat is ook echt in het belang van de erkende bedrijven. We moeten kunnen vaststellen of de technisch beheerder nog steeds aan de eisen voldoet, of die überhaupt nog in dienst is. We moeten diploma’s en vaardigheden van de medewerkers meenemen, want door personeelsmutaties kan de kennis uit het bedrijf verdwijnen. We zullen heel nadrukkelijk kijken naar de afzonderlijke erkenningen die het bedrijf heeft en of daar nadere eisen aan gesteld zijn. Het is misschien niet altijd even prettig, maar we hebben de systematiek van de digitale consulent zo ingericht dat de belasting voor het bedrijf minimaal is. Maar enige moeite zal het zeker kosten. Aan de andere kant, een KvINL-erkenning heeft voor de installateur immers alleen een onderscheidend vermogen als ook wordt gehandhaafd.’ Tijd om maatregelen te treffen Wanneer blijkt dat een KvINL-erkend bedrijf door omstandigheden niet meer volledig aan de voorwaarden voor erkenning voldoet, krijgt de ondernemer gedurende een bepaalde tijd de gelegenheid zijn zaken op orde te brengen. Als blijkt dat het bedrijf geen actie heeft ondernomen en nog steeds niet aan de voorwaarden voldoet, kan in het uiterste geval de erkenning worden ingetrokken.

december 2016 KvINL-VAKWIJZER

7


W-techniek Nieuws

Nieuwe BRL 9500-05 en Isso 82.5 voor zeer energiezuinige woningen De komende jaren zullen we steeds meer ‘zeer energiezuinige woningen’ bouwen en renoveren. Deze woningen, ook wel Nulop-de-Meter (NOM-woningen) genoemd, bezorgen de bewoner netto geen variabele energiekosten meer. Maar die prestaties van deze woningen moeten wel op een deskundige en objectieve wijze worden vastgesteld. Daarvoor is een nieuwe methode vastgelegd in brl 9500-05. Met deze beoordelingsrichtlijn en het bijpassende opnameprotocol kunnen eigenaren van de woningen laten aantonen dat hun object, bij oplevering of renovatie de potentie hebben om zeer energiezuinig te kunnen zijn.

Trias Energetica Bij Nul-op-de-Meter staat het principe van de Trias Energetica voorop. Zo heeft een nom-woning een maximaal netto berekende warmtevraag. Ook moet de verhuurder, om in aanmerking te komen voor een epv-vergoeding, aan de hand van metingen aantonen hoeveel duurzame energie is opgewekt. Op basis van deze meting en de berekende netto warmtevraag bepaalt de overheid de epv. Met het opnameprotocol in de vernieuwde Isso-publicatie kan een adviseur de gerealiseerde energiebesparingsmaatregelen bepalen de kwaliteit van

AGENDA 6 – 9 maart SHK Essen Messe, Essen www.shkessen.de

14 – 18 maart ISH 2017 Messe, Frankfurt www.messefrankfurt.com

28 – 30 maart Installatie Vakbeurs Klimaatvak Evenementenhal, Gorinchem www.evenementenhal.nl

8

KvINL-VAKWIJZER december 2016

de maatregelen en daarmee de invloed op de netto warmtevraag. Het gaat dan om de netto warmtevraag van een woning onder standaardcondities, zoals die in de Isso-publicatie zijn vastgelegd. Borging van het proces Uiteindelijk bepaalt brl 9500-5 de kwaliteitsborging van het proces van de netto warmtevraag van zeer energiezuinige woningen. Ook bepaalt deze brl dat de warmtevraagrapportages alleen door adviseurs mogen worden afgegeven die volgens brl 9500-5 zijn gecertificeerd. Isso-publicatie 82.5 bevat alle middelen (gereedschappen) die de adviseur nodig heeft om aan de gestelde proceseisen in brl 9500-5 te voldoen voor de woningopname en de rapportage.

‘Tussen Kunst en Kas’ in werking gesteld Op donderdag 27 oktober is het duurzaamheidsproject ‘Tussen Kunst en Kas’ van de Hermitage Amsterdam en de Hortus Botanicus officieel in werking gesteld. Na een jaar voorbereiding en uitvoering, waarbij onder een metrotunnel door werd geboord om een 425 m lange buis te kunnen plaatsen, delen de twee instellingen hun warmte- en koudeoverschot. De geaccumuleerde bronwarmte in de warmte-koudeopslag van de Hermitage gaat vanaf eind oktober naar de Hortus voor verwarming van de kassen. De Hortus levert vervolgens gekoeld water aan de Hermitage voor een beter museumklimaat.

‘Aan de slag met wonen zonder aardgas’ ondertekend Tijdens de Nationale Klimaattop ondertekenden bijna honderd partijen het manifest ‘Aan de slag met wonen zonder aardgas’. Daarmee geven ze concreet aan te beginnen met de transitie naar een aardgasvrije gebouwde omgeving. Het manifest werd na ondertekening door onder andere Alliander, gemeenten, provincies, Energie-Nederland, Enexis, Stedin, Programmabureau Warmte Koude Zuid-Holland, Natuur & Milieu en het hier klimaatbureau aangeboden aan minister-president Mark Rutte en staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu Sharon Dijksma. Met een wijkgerichte aanpak worden bewoners in de bestaande bouw betrokken bij de keuze voor alternatieven en wordt uiteindelijk de meest passende warmtevoorziening gekozen. De partijen streven ernaar om er zo snel mogelijk voor te zorgen dat nieuwbouwwijken niet meer op aardgas worden aangesloten.

Foto: Edwin Wiekens

Vooral voor woningcorporaties en andere grote verhuurders zijn de nieuwe methodes in brl 9500-05 en de hulpmiddelen uit Issopublicatie 82.5 van groot belang. De kosten voor realisatie van nom-woningen liggen flink hoger dan die van minder energiezuinige woningen. Om in de huursector die extra investering te kunnen doen, willen verhuurders een Energieprestatievergoeding (epv) kunnen rekenen. Het komt er op neer dat de huurprijs wordt verhoogd met het bedrag dat de huurder niet meer aan variabele energiekosten hoeft te betalen.


W-techniek Nieuws

KvINL en UNETO-VNI snakken naar duidelijkheid over mogelijke verplichting uniforme regeling gas

Eind 2014 stelde de Onderzoeksraad voor de Veiligheid vast dat consumenten onvoldoende kunnen vertrouwen op de huidige keurmerken. De raad drong aan op herziening van de regels zodat het voor de markt duidelijker en transparanter wordt. Liever nog zag de Onderzoeksraad de totstandkoming van een uniforme regeling. uneto-vni en KvINL werken vooruitlopend op het besluit van de minister al aan een uniforme regeling ‘gas’. Minister Blok beloofde de Tweede Kamer naar aanleiding van het OvV-rapport een drietal mogelijkheden te laten onderzoeken voor een verbeterd keurmerk voor installateurs van cv-installaties: een wettelijke verplichte regeling, een regeling waaraan de overheid een aantal verplichtingen verbindt of een uniforme, maar vrijwillige regeling. Wettelijke verplichting KvINL en uneto-vni hebben er van meet af aan op aangedrongen dat een nieuwe uniforme regeling ‘gas’ een wettelijk verplicht karakter moet krijgen en dat het een standaardregeling moet worden die door alle partijen kan worden toegepast. In het overleg met ministerie en marktpartijen heeft uneto-vni laten weten dat het belang van veilige gasinstallaties zo groot is dat in de toekomstige uniforme regeling dezelfde eisen moeten gelden als nu zijn opgenomen in de KvINL-regelingen. Een wettelijke verplichting wordt essentieel geacht. Want, zo is de opvatting, zonder een wettelijke verankering van de regeling ontstaat een tweedeling in de markt. Een aantal bedrijven voldoet aan de zwaardere eisen, investeert in opleiding en bijscholing, en zal daardoor hogere prijzen moeten hanteren; een ander deel

neemt geen maatregelen, kan met lagere tarieven voor onderhoud en aanleg van gasinstallaties werken en zal zo de bedrijven die hebben geïnvesteerd in kennis en vakmanschap uit de markt drukken. Duidelijkheid Nog dit jaar beloofde de minister de Tweede Kamer te laten weten welke kant hij op wil met het nieuwe keurmerk. Mogelijk dat hij nog wat nader onderzoek verlangt. Mocht de minister afwijzend staan tegenover een wettelijke verplichting, dan wil uneto-vni onderzoeken of in de privaatrechtelijke sfeer een transparante en uniforme regeling mogelijk is. In dat geval moeten er afspraken worden gemaakt met partijen als Aedes of verzekeraars over de eisen voor bedrijven die werken aan gasinstallaties. Vooralsnog wordt gerekend op een verplichte regeling. De inschatting is wel dat ook in de nieuwe – en dus mogelijk verplichte – regeling, de eis wordt opgenomen dat de technisch beheerder over actuele vakkennis beschikt. Afhankelijk van het risicogebied zullen er aanvullende eisen worden gesteld aan de uitvoerend monteur. Die zal aantoonbaar over specifieke (actuele) kennis en kunde moeten beschikken. Afhan-

kelijk van het risico van de installatie kunnen er binnen de regeling vervolgens ook nog eisen worden opgenomen voor een controle op de uitvoering van het werk. Branchepaspoort Wanneer in de nieuwe verplichte uniforme regeling straks ook de eisen gelden voor kennis en kunde van uitvoerende monteurs zal ook strikte handhaving nodig zijn. De controle daarop geldt dan voor een zeer grote groep van uitvoerend monteurs. De gedachten gaan uit naar de invoering van een branchepaspoort. In het Verenigd Koninkrijk bestaat dit systeem al en daar is het aantal incidenten met gasinstallaties significant kleiner dan in Nederland en de ons omringende landen.

Ketelfabrikanten zorgen voor veiliger installaties Bijna de helft van de ongevallen met koolmonoxidevergiftiging gebeurt met een moderne en goed onderhouden cv-installatie. Dat bleek vorig jaar uit onderzoek van de Onderzoeksraad voor de Veiligheid. In oktober verschijnen nu de eerste ketels met een ingebouwde koolmonoxide-sensor. De stap van de ketelfabrikanten is een mooie mijplaal voor de veiligheid.

december 2016 KvINL-VAKWIJZER

9


UV-systeem functioneert alleen met volvulling In Nederland is het gebruik van zogeheten uv-systemen om hemelwater snel van platte daken af te voeren bijzonder populair. Logisch, want de toepassing van deze systemen heeft nogal wat voordelen. Ze leggen weinig beslag op de ruimte en omdat ze meestal inpandig worden aangebracht, is het risico van bevriezing vrijwel uitgesloten. Maar het uv-systeem functioneert alleen als alle leidingen gevuld zijn. In de praktijk is dat niet altijd het geval.

Om dakbezwijkingen bij platte daken te voorkomen is het zaak dat hemelwater zeer snel kan worden afgevoerd, liefst nog voordat de noodafvoeren in werking moeten treden. Uv-systemen blijken op dit gebied goed te presteren. Dat de populariteit hiervan groot is heeft alles te maken met het feit dat deze leidingsystemen kunnen volstaan met relatief kleine diameters waarbij de horizontale leidingen niet op afschot hoeven te worden gemonteerd. Dit geeft bij grote gebouwen flinke ruimtewinst. De systemen worden meestal inpandig aangebracht. Behalve de geringe kans op bevriezing heeft dat nog een voordeel. De systemen bieden ontwerpers veel vrijheid in het kiezen van de plaats van de standleidingen. Voordelen volop dus, maar de systemen functioneren alleen als het ontwerp klopt en op de uitvoering niets is aan te merken. Gesloten stroming Uv staat voor het Finse ‘Umpi Virtaus’, dat ‘gesloten stroming’ betekent. In dit gesloten hemelwaterafvoersysteem worden buizen met kleine diameters gebruikt die voor een snelle afvoer van regenwater zorgen. Deze Finse ontdekking is tot in de jaren negentig

Een speciale trechter die voorzien moet zijn van een schotel zorgt ervoor dat bij voldoende waterstand op het dak ter plaatse van de trechter geen lucht meer wordt meegezogen.

doorontwikkeld. De belangrijkste principes voor de werking van het uv-systeem zijn: • 100 procent vulling van het systeem. • Voldoende (minimale) drijfhoogte op het dak: 25 mm. • Voldoende beschikbare (minimale) valhoogte: 3 m. Een uv-systeem komt vooral tot zijn recht bij voldoende wateraanbod. Het werkt optimaal bij zeer zware regenval. Voorwaarde is dat gebruik wordt gemaakt van een speciale trechter. Deze moet zijn voorzien van een schotel die ervoor zorgt dat bij voldoende waterstand op het dak ter plaatse van de trechter geen lucht meer wordt

UV-noodafvoeren Het begrip noodafvoer komt niet voor in Bouwbesluit 2012 of nen 3215. Het bouwbesluit geeft wel bepalingen voor de algemene sterkte van de gebouwconstructie. Voor het bepalen van de belasting op de bouwkundige constructie wordt in Bouwbesluit 2012 verwezen naar nen-en 1991-1 (nen 6702). Daarin staat vermeld dat bij het bepalen van de belasting op een dak moet worden uitgegaan van een waterpeil op het dak dat wordt bepaald door de noodafvoeren. Indirect is daarmee het toepassen van noodafvoeren bij daken waar water op kan blijven staan (platte daken) verplicht. Die verplichting is er niet wanneer de hoogte van het waterpeil op het dak is gelimiteerd, bijvoorbeeld door de hoogte van de dakrand. nen 6702 verwijst naar npr 6703. Deze praktijkrichtlijn geeft samen met ntr 3216 richtlijnen voor de plaats en de grootte van noodafvoeren. Noodafvoeren mogen onder bepaalde voorwaarden ook in een uv-systeem worden uitgevoerd. Daarbij eist nen 6702 dat de noodafvoeren een vrije uitloop boven maaiveld moeten hebben.

10

KvINL-VAKWIJZER december 2016


Basiskennis W

meegezogen. Voor een optimale werking is een minimale ‘drijfhoogte’ van 25 mm noodzakelijk bij de toepassing van een trechter met een uitloop van 50 mm. Bij een trechter met een uitloop van 75 mm is een drijfhoogte van minimaal 35 mm noodzakelijk. Een 75 mm-trechter wordt toegepast in situaties waar het aanbod van hemelwater extreem groot is. Standleiding is ‘motor’ De zuigende werking van het systeem ontstaat in de standleiding. Deze wordt ook wel gezien als de motor van het systeem. Zonder standleiding – oftewel hoogteverschil – zal het systeem niet werken. Een te grote leidingdiameter, zeker in de standleiding, verhindert ook de volvulling. De minimale hoogte van een standleiding bedraagt 3 m. Vallend water in een 100 procent gevulde standleiding wekt een vacuüm op. Bovenin de standleiding is die onderdruk het grootst. Door de opgewekte onderdruk zal het 100 procent gevulde systeem het dak als het ware leegzuigen, althans zolang er geen lucht in het systeem komt. Door de speciaal ontwikkelde trechterschotel zal bij voldoende wateraanbod, de lucht niet in het systeem kunnen worden meegezogen. Pas als het wateraanbod afneemt komt er weer lucht in het systeem, waardoor het vacuüm wordt opgeheven en het systeem vanaf dat moment werkt als een traditioneel hemelwaterafvoersysteem. Sifon In de praktijk blijkt dat bij sommige gebouwen geen volvulling optreedt terwijl wel speciale daktrechters en uitgekiende diameters zijn toegepast. ‘Bijna altijd komt dit door fouten bij de aanleg’, zegt René Offringa, technisch adviseur bij Wavin en lid van de nen/Isso-commissie Gebouwriolering. Soms is onbedoeld een sifon gecreëerd of vindt er uitstroming onder water plaats. Volvulling komt normaal gesproken als volgt tot stand: het leidingsysteem is bij het begin van de bui gevuld met lucht. Water begint te stromen in de richting van de dakafvoeren waarna het water relatief langzaam wordt afgevoerd (figuur 1) doordat de verzamelleidingen horizontaal zijn aangebracht. Als het blijft regenen stijgt het waterniveau op het dak door de langzame afvoer snel en bereikt het dakwaterniveau de schijf in de daktrechter. Vanaf dat moment kan er geen lucht meer worden meegevoerd vanaf het dak. Het water stroomt vervolgens de trechter in en de trechterleiding binnen waarbij de aanwezige lucht in het leidingsysteem voor het water uit wordt geduwd. Op het moment dat de trechterleiding is gevuld, is er een waterkolom beschikbaar waardoor het water enigszins versneld de liggende verzamelleiding in stroomt en daar de lucht verdrijft (figuur 2). Na korte tijd bereikt het water de standleiding en wordt de standleiding vanaf boven gevuld. Op het moment dat de standleiding vol is

1. Begin van een bui: deelvulling van het leidingsysteem.

2. Waterkolom vult trechterleiding en verzamelleiding.

3. Het leidingsysteem is gevuld.

4. Uitlaat van het uv-systeem eindigt onder water.

december 2016 KvINL-VAKWIJZER

11


Basiskennis W

met water zal het uv-effect in werking komen, ‘de pomp start’ en het water begint met grote snelheid te stromen. Het gevuld raken van het hele systeem is voornamelijk afhankelijk van de verticale lengte van de trechterleiding, de lengte van de liggende leiding en de diameters van de buis vanwege de weerstand van de buis. Doorgaans zijn de daktrechters minimaal 0,5 m boven de liggende verzamelleiding aangebracht en is de verzamelleiding niet veel langer dan 100 m. Met enig rekenwerk is vervolgens vast te stellen hoe lang het duurt voordat het systeem zich vult. Vultijden niet gehaald Het kan gebeuren dat de berekende vultijden niet worden gehaald. Bijvoorbeeld doordat de lucht niet snel uit het systeem kan worden verdreven, omdat de uitlaat van het uv-systeem onder de waterspiegel uit komt (figuur 4 en 5). Als dat het geval is, dan zijn er twee mogelijkheden waarbij toch volvulling optreedt: de ingesloten lucht ontsnapt tegen de waterstroom in bij de daktrechters en belemmert zo het instromen van het water. Zo kunnen verzamelleiding en trechterleiding toch gevuld raken als de trechterleiding niet al te lang is. Maar het vraagt wel veel tijd. Volledige volvulling kan pas na vele minuten ontstaan. Een andere mogelijkheid is volgens Offringa dat er in het uv-systeem zó veel druk ontstaat dat de lucht bij de uitlaat uit het systeem wordt

6. Extra ontluchtingsleiding naast standleiding.

7. Tijdens uv-bedrijf kan het waterpeil in de ontluchtingsleiding stijgen.

12

KvINL-VAKWIJZER december 2016

5. Uitlaat eindigt ruim onder water.

geperst. Dit kan vooral gebeuren bij een groot hoogteverschil tussen het dak en de liggende verzamelleiding. Om op deze wijze volledige volvolling te bereiken moeten de trechterleidingen allemaal gelijktijdig goed vol raken. Ook dit proces kost vaak vele minuten en zorgt daarmee dus voor hoge waterstanden op het dak. In het meest dramatische geval wordt de lucht in de leidingen helemaal niet verwijderd en komt het uv-effect dus ook niet op gang. Ontluchting aan de onderzijde Offringa: ‘In de praktijk is deze situatie helaas meermalen opgetreden met als gevolg dat bij elke stevige bui de noodafvoeren in werking kwamen zonder dat daarvoor de gebruikelijke oorzaken als verstopte dakafvoeren of leidingen werden gevonden. Om deze redenen zullen de voorschriften in ntr 3216 worden aangepast. Bij ontwerp en aanleg moet het systeem voorzien zijn van een goede ontluchting aan de onderzijde van het leidingsysteem. In situaties waar wordt geloosd in een put of op open water en de uitlaat van het uv-systeem zich onder de meest voorkomende waterstand bevindt, moet een extra voorziening worden opgenomen. Het betreft dan de plaatsing van een ontluchtingsleiding vanaf de voet van de standleiding (figuur 6) ongeveer op vloerniveau.’ Deze ontluchtingsleiding zorgt er voor dat onder alle omstandigheden de lucht snel kan worden afgevoerd bij het vullen van het leidingsysteem. Nadat het systeem in werking is, zal er water in deze ontluchtingsleiding staan (figuur 7) waarvan de waterhoogte wordt bepaald door de druk ter plaatse. Het waterniveau kan zeker enkele meters bedragen en daarom moet deze leiding uitkomen boven het dak zodat er geen kans bestaat dat deze leiding tijdens de werking van het uv-systeem water gaat spuien. Het toepassen van ontlastvoorzieningen, meestal een put met open rooster, kan in sommige gevallen ertoe bijdragen dat een ontluchtingsleiding niet nodig is. De uitlaat in de ontlastput moet dan wel hoger liggen dan het normale waterpeil in de put. De toepassing van een ontlastvoorziening is bij elk uv-systeem verplicht. Als de ontlastvoorziening niet wordt bevestigd aan het gebouw, moet er extra aandacht aan worden geschonken vanwege het risico op grondzettingen tussen het gebouw en de ontlastput.


W-techniek Vragen

Vragen =

w et en !

bouwbesluit. Daarbij staat het u overigens nog steeds vrij om een hoger veiligheidsniveau te kiezen door een aanvullende voorziening als een gasuitstroombeveiliging toe te passen.

Gasstroombeveiligingschakelaars en veiligheidsverdelers ‘Fabrikant Uponor heeft in de installatievoorschriften staan dat bij kunststofgasleidingen een veiligheidsverdeler of gasstroombeveiligingsschakelaar verplicht is om te voldoen aan paragraaf 6.2 uit nen 1078 over de bestandheid tegen temperatuur. Leidingwerk moet volgens de norm zo zijn ontworpen en uitgevoerd dat er bij brand geen explosie en/of geen significante verheviging van de brand ontstaat. Andere fabrikanten, zoals Henco-gas en Viega Pexfit-gas hebben het niet over beveiligingsappendages, maar geven aan dat een flexibele ribbelmantelbuis van kunststof (pe) de kunststofgasleiding moet beschermen tegen mechanische en warmtebelasting. Is het monteren van een gasstroombeveiligingschakelaars of veiligheidsverdeler verplicht?’ Het bouwbesluit stelt minimumeisen. Een hoger veiligheidsniveau toepassen mag altijd. Het bouwbesluit wijst nen 1078 aan voor nieuw te bouwen gasinstallaties. Deze norm stelt minimumprestatie-eisen. nen 1078 kent primaire-, en niet-primaire eisen, gebaseerd op Bouwbesluit 2003. Inmiddels wijst Bouwbesluit 2012 de gehele nen 1078 aan, inclusief de niet-primaire eisen. De normcommissie gas, verantwoordelijk om nen 1078 in overeenstemming te brengen met het bouwbesluit, heeft vastgesteld dat nen 1078 nog steeds aan de eisen van het bouwbesluit voldoet en dat de gasinstallatie, aangelegd volgens npr 3378, in voldoende mate weerstand biedt tegen de ontwikkeling van brand en/of het optreden van gasexplosies. npr 3378 geeft oplossingsrichtingen aan om te voldoen aan de minimumeisen van het bouwbesluit. npr 3378 geeft daarin geen aanwijzingen voor de toepassing van gasuitstroombeveiligingen. Wel zijn er onder meer nadere eisen gegeven aan het uitvoeren van een mantelbuis om de kunststofleidingen in de meterkast en bij het gastoestel. De fabrikanten van gasleidingsystemen leveren op de Europese markt. In een aantal landen van de eu is een gasuitstroombeveiligingen verplicht. Fabrikanten kunnen daarom voor de hele Europese markt een enkel gasleidingsysteem (onder ce-markering) op de markt brengen, gebaseerd op één veiligheidsniveau wat hoger ligt dan het minimumniveau van ons bouwbesluit. Conclusie: maakt u gebruik van een gasleidingsysteem (met ce-markering) van een fabrikant, dan moet u de installatievoorschriften en alle aanwijzingen van deze fabrikant opvolgen. Dit om invulling te geven aan de fabrikanteisen en aanspraak te kunnen maken op garantie. Stelt u als installateur zelf een gasleidinginstallatie samen die bestaat uit verschillende merken materialen, dan bent u in feite de fabrikant van dit systeem en kunt u zich baseren op nen 1078, npr 3378, waarmee u invulling geeft aan de minimumeisen van het

Lekkages in warmtapwateruittapleidingen ‘Bij een verzorgingshuis zijn er regelmatig terugkomende lekkages in de warmwateruittapleidingen en in het warmtapwatercirculatiesysteem. De leverancier van de roodkoperen leidingen heeft een klein onderzoek gedaan en kwam tot de conclusie dat het te maken had met aantasting van buitenaf door bijvoorbeeld de aanwezige isolatie. Aangezien er ook lekkages aan leidingdelen zijn geweest die niet zijn voorzien van isolatie, lijkt de conclusie niet juist te zijn. Mogelijk komt de corrosie van binnenuit. In de drinkwaterinstallatie zijn géén problemen. De aanwezige installatie is zo’n dertien jaar geleden aangelegd. De warmwatervoorziening is een gasgestookte boiler en is niet voorzien van een onthardingsinstallatie. Zijn deze problemen bekend en wat zijn de eventueel te ondernemen stappen?’ Corrosie/lekkage van koperen (circulerende) warmtapwaterleidingen kan verschillende oorzaken hebben. Erosiecorrosie in koperen warmtapwaterleidingen wordt nagenoeg uitsluitend in de circulatieleiding aangetroffen. Het ontstaat op plaatsen waar een hogere continue stroomsnelheid plaatsvindt(> 0,7 m/s). De oorzaak kan ook gelegen zijn in hoge stroomversnellingen achter bramen of ter plaatse van doorsnedeveranderingen. In dergelijke gevallen worden de beschermende deklagen (koperoxidelaag) versneld afgebouwd/weggespoeld. De beschadigde buizen hebben aan de binnenwand metaalachtige blank en glanzende plekken. Er kunnen uitdiepingen met scherpe randen zijn gevormd. In de kuilen overheersen weke (duinzandachtige) structuren. Een andere oorzaak van corrosie is de uitzetting van koperen leidingen door opwarming. Het eventueel verhinderen van de thermische uitzetting kan spanningen opwekken die tot een (plastische) vervorming leiden. Een cyclische herhaling van een dergelijke belasting kan door een vermoeiingsverschijnsel aanleiding geven tot breuk. Weer een andere vorm van corrosie is putcorrosie type 11. Deze vorm komt hoofdzakelijk voor in warm water, bij temperaturen van boven 60 °C. Het treedt in het algemeen op in zacht water met een lage pH-waarde. Kenmerkend voor deze vorm van corrosie is een schijnbaar onaangetast binnenoppervlak en naaldvormige gaatjes aan de buitenzijde van de buis in geval van lekkage. Onder de deklaag bevinden zich geringe hoeveelheden groene corrosie-producten, in de meeste gevallen kopersulfaat. Voor het overige zijn de aangetaste plekken overwegend met koperoxide gevuld. In Nederland komt drinkwater met een pH-waarde lager dan 7 echter slechts zelden voor. Het niet op tijd vervangen van de magnesiumstaaf in de gasboiler kan leiden tot weer een andere vorm van corrosie op een aantal plaatsen van de binnenwand van de boiler. Door deze corrosie komen ijzeroxide deeltjes in het water die worden meegevoerd in leidingwerk. Het is mogelijk dat deze ijzerdeeltjes een extra slijtage veroorzaken. Ten slotte kunnen zwerfstromen rond de leiding of aantasting door bepaalde betonsamenstellingen ook nog corrosie veroorzaken. Corrosie is kortom een complex probleem met mogelijk grote gevolgen. Om vast te stellen om welke vorm van corrosie het mogelijk gaat en wat de oorzaak er van kan zijn, kan het beste een gespecialiseerd bedrijf worden ingeschakeld.

december 2016 KvINL-VAKWIJZER

13


Tegenvallende prestaties zetten installateur in kwaad daglicht Omdat de consument graag een steentje bijdraagt aan het verminderen van de CO2-uitstoot besluiten hij en zijn buurman zonnepanelen aan te schaffen. Er worden offertes opgevraagd en uiteindelijk volgt er een opdracht tot levering. Helaas blijkt na plaatsing het beloofde rendement een fata morgana te zijn.

14

De consument, die graag wil besparen op zijn energiekosten en CO2-uitstoot, besluit samen met zijn buurman offertes op te vragen voor de levering en plaatsing van zonnepanelen. Een stuk of zeven, acht offertes verder, springt een partij er uit. En dan vooral vanwege het beloofde rendement. De consument besluit deze partij de opdracht te gunnen. Als de panelen eenmaal zijn geleverd en geplaatst blijkt het beloofde rendement nogal tegen te vallen. De consument voelt zich belazerd, hij wil opgewekte elektriciteit zien! Waarom zou hij anders 6.500 euro hebben betaald?

dat de buurman mogelijk een hoger rendement zou halen; het was in beide gevallen een plusminussituatie. Dit omdat er meerdere factoren van invloed zijn op de uiteindelijk opbrengst. Volgens de consument zou de ondernemer alleen hebben gezegd dat er een plus bij de buurman viel te verwachten. De ondernemer ontkent dit. Omdat de consument geen oplossing krijgt voor zijn geschil, stapt hij naar de Geschillencommissie Installerende Bedrijven. Deze neemt, na beoordeling van de zaak, de klacht in behandeling in stuurt een deskundige op pad.

Te hoog gegrepen De consument heeft het idee dat de ondernemer in zijn offerte bewust een te hoog geschatte jaarlijkse opbrengst van de panelen voor zijn situatie heeft opgenomen, waardoor hij die opbrengst nooit zal bereiken. De ondernemer heeft het de consument daarmee onmogelijk gemaakt een eerlijke vergelijking te maken tussen de offertes die hij heeft ontvangen. Hij kan hierdoor een verkeerde keuze hebben gemaakt. De consument maakt zijn verwijten kenbaar aan de ondernemer. Deze vindt dat hij niet is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst en de consument juist heeft geïnformeerd. De ondernemer heeft aan de buurman van de consument een identieke offerte uitgebracht. Daarin is opgenomen dat de opbrengst circa 3.978 kWh zou zijn. De ondernemer stelt dat hij heeft aangegeven

Berekeningen Volgens de deskundige is er geen enkele berekening gemaakt en is de ondernemer uitgegaan van gemiddelde getallen bij de gemiddelde zonuren per jaar. En diezelfde getallen zijn ook voor de offerte van de buurman gebruikt. Volgens de deskundige was dit niet handig; het huis van de buurman is veel gunstiger gesitueerd ten opzichte van de zon. En daarnaast bevinden zich rondom de huizen bomen die – vooral in het voor- en najaar – voor schaduw kunnen zorgen. Het resultaat komt er op neer dat er – ondanks een gunstige zomer met meer zonuren – er een duidelijk minder resultaat is behaald. Volgens de consument zelfs 800 kWh per jaar. Dat laatste kan de deskundige niet helemaal controleren, aangezien hij niet over meterstanden beschikt. Maar desalniettemin komt het bij hem niet onlogisch over.

KvINL-VAKWIJZER december 2016


De Geschillencommissie

Geen schikking In voorgaande gesprekken tussen de ondernemer en consument hebben partijen geprobeerd er samen uit te komen, maar dit is niet gelukt. In eerste instantie eiste de consument dat het systeem zodanig werd aangepast dat de door de ondernemer opgegeven gemiddelde jaaropbrengst wél wordt gehaald, óf een financiële compensatie voor de lagere opbrengst gedurende de komende dertig jaar. Tijdens het deskundigenonderzoek stelt de consument de eis bij; als de ondernemer er twee panelen bij legt, een vergoeding van 500 euro voor de mindere opbrengst betaalt én het betaalde klachtengeld vergoed, wil de consument de zaak als afgedaan beschouwen. Voor de ondernemer gaat dit veel te ver, hij wil maximaal één paneel bijplaatsen. Vast staat dat het systeem niet doet wat er is voorgesteld wat het zou doen, door niet goed vooraf te bepalen wat het rendement en de opbrengst zouden kunnen zijn. Er zijn volgens hem echter wel degelijk berekeningen gemaakt om een offerte uit te kunnen brengen. Het advies van de deskundige is om het aantal panelen aan te passen of met minder opbrengst ge-

noegen nemen. De kosten voor het bijplaatsen van panelen bedragen volgens hem ongeveer 500 euro, inclusief montage en aansluiting.

De op de foto getoonde situatie heeft geen relatie met het artikel.

Zitting en uitspraak De ondernemer is het niet eens met het advies van de deskundige; hij vindt dat deze partijdig is en eist in een brief aan de Geschillencommissie Installerende Bedrijven dat de zaak door een andere deskundige wordt beoordeeld. Dit gebeurt niet en het komt uiteindelijk tot een zitting. Enkele weken na de zitting volgt de uitspraak. Hierin stelt de commissie dat wat partijen in hoofdzaak verdeeld houdt de vraag is wat er precies is besproken over de jaarlijkse opbrengst en wat de consument mocht verwachten. Het systeem zelf functioneert verder prima. In het licht hiervan achtte de commissie het niet noodzakelijk een nieuw deskundigenrapport op te laten stellen. De ondernemer heeft de in de door partijen ondertekende offerte opgenomen dat de energieopbrengst ongeveer 3.978 kWh per jaar zou bedragen. De consument had naar het oordeel van de commissie uit het gebruik van het woord ‘circa’ kunnen begrijpen dat sprake kan zijn van een minderopbrengst of een meeropbrengst. Hieruit blijkt in elk geval geen garantie dat deze opbrengst minimaal jaarlijks zou worden behaald. Dat de consument ook daadwerkelijk heeft begrepen dat er sprake kan zijn van een minderopbrengst maakt de commissie op uit een e-mail in het dossier. Hierin wijst deze er immers zelf op dat de minderopbrengst het eerste jaar van 5 procent ten opzichte van de genoemde 3978 kWh volgens hem ‘nog net binnen de maximale ‘circa’ afwijking valt’. Geprognotiseerde opbrengst De consument moest naar oordeel van de commissie voorts beseffen dat de ondernemer in de uitgebracht offerte niet volledig rekening hield met de specifieke situatie bij de consument qua ligging ten opzichte van de zon, schaduwwerking et cetera. De offerte van de buurman was immers identiek, terwijl alle betrokkenen wisten dat deze door een betere ligging van zijn woning een hogere opbrengst uit de identieke installatie zou kunnen halen. Hiermee kan de consument met zijn betoog geen beroep doen op dwaling. De consument heeft tevens gesteld dat de ondernemer in zijn offerte bewust een te hoog geschatte jaarlijkse opbrengst van de panelen in zijn situatie heeft opgenomen. De commissie begrijpt dat de consument hiermee aanvoert dat de ondernemer hem hiermee bewust zou hebben misleid. Nu de consument dat standpunt niet verder heeft onderbouwd, passeert de commissie dit betoog. De commissie oordeelt – na alles grondig te hebben bestudeerd – dat het door de consument verlangde daarom wordt afgewezen. De moraal van dit verhaal: hoewel het van de ondernemer niet handig was om de verwachte opbrengst in het midden te laten, wíst de consument dat dit het geval was. Hierdoor kon hij naderhand geen aanspraak meer maken op een onhaalbare, veronderstelde opbrengst en is er geen sprake van misleiding. Het had de ondernemer echter heel wat moeite en tijd kunnen schelen als hij hier vanaf het begin af aan duidelijker over was geweest.

december 2016 KvINL-VAKWIJZER

15


E-techniek Nieuws

IEA voorspelt dertigduizend nieuwe zonnepanelen per uur Duurzame energiebronnen hebben voor het eerst een grotere capaciteit om energie op te wekken dan kolencentrales. En die groei zet alleen maar verder door, zo blijkt uit een rapport van het Internationaal Energie Agentschap. Duurzame energie groeit ‘aanzienlijk sterker’ dan verwacht. Dat komt doordat het aanleggen van wind- en zonneparken steeds goedkoper wordt. Ook hebben de afgelopen jaren veel overheden, zoals Mexico, China en India, duurzame energie omarmd. De komende vijf jaar worden er wereldwijd elk uur dertigduizend nieuwe zonnepanelen geïnstalleerd, voorspelt het iea. En zijn er in China vorig jaar elk uur twee windturbines bijgebouwd. Ook de kosten gaan de komende jaren alleen maar verder onderuit, zo verwacht het agentschap. Windenergie zal zo’n 15 procent goedkoper worden en de prijs van zonne-energie zal met een kwart dalen. De capaciteit van duurzame energie groeit dus snel, maar ook het aandeel groene energie op basis van verbruik groeit hard. Vorig jaar was 23 procent van de gebruikte energie hernieuwbaar. Dat aandeel zal binnen vijf jaar stijgen naar 29 procent, is de voorspelling van het iea. Toch zijn kolen nog steeds goed voor het overgrote deel van de energie die wordt gebruikt: 39 procent.

SolaRoad-fietspad met 20 m uitgebreid Het SolaRoad-fietspad in Krommenie is met 20 m verlengd. De toegevoegde elementen zijn een verbeterde versie van de elementen die in 2014 zijn geplaatst. De verlenging is onderdeel van de driejarige pilot en zal nieuwe testresultaten opleveren. De uitbreiding van de SolaRoad in Krommenie bestaat uit nieuwe elementen op basis van verbeterde techniek, het resultaat van twee jaar research en development. Zo zitten er zonnepanelen in die beter toegerust zijn op het gebruik in een wegdek. De panelen hebben bijvoorbeeld geen glazen toplaag meer. Enkele elementen zijn met dunnefilmzonnecellen uitgerust. Op korte termijn komt bovendien de SolaRoad-kit beschikbaar, een set van vier elementen ter lengte van 10 m met elektrische installatie, die wegbeheerders kunnen aanschaffen. SolaRoad is op dit moment het enige zonne-energiewegdek ter wereld dat een werkend proeftracé heeft in de openbare weg. SolaRoad is een innovatie op het gebied van energiewinning. Een uniek concept, dat zonlicht op het wegdek omzet in elektriciteit en zo écht duurzame energie levert. SolaRoad is een project van provincie Noord-Holland, tno, Ooms Civiel en Dynniq. Van 2014 tot 2018 worden op het traject in Krommenie diverse metingen en tests uitgevoerd om SolaRoad verder te ontwikkelen en te verbeteren.

16

KvINL-VAKWIJZER december 2016

‘Elektromotoren efficiënter maken helpt enorm’ Van alle elektriciteit in de wereld wordt 45 procent gebruikt door elektromotoren en aangedreven pomp-, ventilatie- en compressorsystemen die vaak verouderd en energie-inefficiënt zijn. Door deze motoren en systemen te optimaliseren en energie-efficiënter te maken kunnen landen wereldwijd ruim 1.350 TWh aan stroom besparen. Dit is twaalf keer zoveel als het jaarlijkse elektriciteitsverbruik van Nederland. Daardoor wordt de bouw van tweehonderd nieuwe kolencentrales overbodig, zo heeft het Energieonderzoek Centrum Nederland berekend. ecn adviseert landen en regeringen op het gebied van energiebesparing en heeft net een tweejarig project met Indonesië afgerond. ‘Dat zo’n groot deel van het mondiale elektriciteitsverbruik naar elektromotoren gaat, was voor ons ook een eyeopener. Er gaat 2,5 keer zoveel elektriciteit naar dit soort motoren en aangedreven systemen als naar verlichting’, stelt onderzoeker drs. ing. Jeffrey Sipma van beleidsstudies. ‘Het besparingspotentieel is groot, kosteneffectief en in technische zin relatief eenvoudig te behalen.’ In het licht van de klimaatafspraken van Parijs ziet ecn grote mogelijkheden voor landen om met energiebesparing op elektromotoren een groot deel van hun duurzame doelen te behalen. Vooral ontwikkelingslanden kunnen hiervan profiteren, zo heeft de vn-organisatie voor klimaatprogramma’s in ontwikkelingslanden (unep) al laten weten. Die is hiervoor een taskforce aan het opzetten, waar ook ecn zitting in heeft.


E-techniek Nieuws

Vernieuwd Thialf opent deuren voor publiek Het vernieuwde Thialf in Heerenveen, dat zaterdag 5 november de deuren opende voor het publiek, is verduurzaamd. Zo heeft het stadion nu pv-panelen en wordt warmte hergebruikt. Het ontwerp van ZJA bouwt voort op de ovaalvormige structuur van het bestaande gebouw, dat zowel aan de buiten- als de binnenzijde een compleet nieuwe uitstraling heeft gekregen. Hoewel het vernieuwde ijsstadion wat betreft volume is verdubbeld, blijft het aantal zitplaatsen met 10.650 gelijk aan het oude Thialf. Bij de verbouwing is Thialf verduurzaamd. Op het dak van het vernieuwde gebouw zijn vijfduizend zonnepanelen geplaatst. Hierdoor voorziet het ijsstadion voor een groot deel in zijn eigen energiebehoefte. Bij de verlichting is gekozen voor energiezuinige lampen, die bovendien weinig warmte produceren. De warmte van de vriesmachine, die voorheen naar buiten werd geblazen, wordt nu gebruikt om het complete gebouw mee te verwarmen. Daarnaast draagt een warmte- en koudeopslag in een natuurlijke ondergrondse zandlaag bij aan een flinke energiebesparing. Voorts is het vernieuwde ijsstadion extreem goed geïsoleerd. Dit levert alles bij elkaar een energiebesparing van 50 procent op. Het uiteindelijke streven van Thialf is om in 2020 volledig zelfvoorzienend te zijn als het gaat om energie. Eind januari 2017 wordt het vernieuwde Thialf officieel geopend.

Nieuwe richtlijn moet graafschade voorkomen Met de lancering van de vernieuwde crow-richtlijn ‘Schade voorkomen aan kabels en leidingen’ is een belangrijke stap gezet in het streven het aantal graafschades in Nederland verder naar beneden te krijgen. Dat gebeurde begin november tijdens het drukbezochte Nationaal Kabel- en Leidingcongres 2016 in Nijkerk. De belangrijkste ketenpartners hebben de nieuwe richtlijn onderschreven. De vernieuwde richtlijn crow 500 richt zich niet louter op het grondroeren zelf, vertelde auteur Richard van Ravesteijn tijdens de plenaire sessie. ‘crow 500 omvat het gehele proces van een project: van initiatieffase tot en met de gebruiksfase.’ De richtlijn, die volop ruimte biedt voor innovatie, bestaat uit een procesdeel en een kennisdeel. De opzet van de publicatie maakt de lezer bewust van ieders rol, verantwoordelijkheid en uit te voeren activiteiten, aldus Van Ravesteijn. ‘Het voorkomen van graafschade is een gezamenlijke verantwoordelijkheid.’

Voorzitter Jan Peters van het Kabel- en Leidingoverleg, organisator van het congres, wil dat het aantal graafschades vanaf 2018 onder de 25.000 duikt. Ter vergelijking: in 2006, tijdens de oprichting van klo, waren er circa 50.000 graafschades per jaar. Peters: ‘De daling is ingezet, maar er treedt een verzadiging op. Nieuwe producten en nieuwe impulsen zijn nodig om de doelstelling te realiseren.’ Naast herziening van de crow-richtlijn komt er een nieuw klic-systeem, waarbij klic-online plaatsmaakt voor klic-win. Programmamanager Herman Waijers van klic-win gaf tijdens de plenaire sessie een toelichting op dit nieuwe systeem dat aansluit op de Europese richtlijn Inspire. Door de wijziging wordt de liggingsgegevens via vectorinformatie beschikbaar gesteld. Ook staat er een wijziging van de wion op stapel. wion staat voor Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten. Alle huisaansluitingen zijn nu nog uitgezonderd van de wion, maar deze uitzondering komt in de nieuwe wet te vervallen. Deze wet, in 2008 in werking gesteld, wordt ook wel de grondroerdersregeling genoemd. De nieuwe wion treedt vermoedelijk in 2017 in werking, zegt Jos de Groot, DG Energie, Telecom en Mededinging bij het ministerie van Economische Zaken.

december 2016 KvINL-VAKWIJZER

17


E-techniek Nieuws

Bussemaker belooft overleg over studentenstop TU’s Minister Jet Bussemaker (Onderwijs) gaat overleggen met de technische universiteiten over manieren om een numerus fixus voor sommige opleidingen te voorkomen. Extra geld mogen de universiteiten echter niet verwachten, waarschuwde ze. De technische universiteiten kondigden onlangs aan voor meer opleidingen dan voorheen een numerus fixus in te moeten stellen. cda en vvd noemden dat onbestaanbaar, omdat parlement en kabinet juist al jaren proberen meer studenten te trekken voor bètaopleidingen. Bussemaker legde begin november bij de behandeling van de onderwijsbegroting uit dat het wel meeviel met de studentenstops, waarop de Kamer antwoordde dat het dan ook eenvoudig opgelost moest kunnen worden. De minister beloofde daarvoor haar best te doen.

18

AGENDA 26 januari NSVV Lichtcongres & beurs Euretco, Hoevelaken, www.nsvv.nl

8 en 9 februari Led Expo Benelux 2017 Brabanthallen, Den Bosch www.ledexpo.nl

22 en 23 maart Solar Solutions 2017 Expo Haarlemmermeer, Vijfhuizen www.solarsolutions.nl

20 mei Dag van de Bouw Diverse locaties www.debouwmaakthet.nl

NSVV Licht Congres Outdoor: richting in verlichting

Led Trendrapport 2017: sterke kwaliteitsverbetering

Op 26 januari 2017 organiseert de nsvv weer haar jaarlijkse Lichtcongres Outdoor. Dit jaar met als thema: ‘Richting in verlichting’. De nsvv nodigt lichtprofessionals van harte uit om kennis te delen. Richting in verlichting belooft een veelzijdige dag te worden, waarop deelnemers zelf een hele belangrijke rol spelen. Tijdens het congres worden twee nieuwe richtlijnen gepresenteerd: De Praktijkrichtlijn voor Openbare Verlichting (npr 13201) en de nieuwe Tunnelrichtlijn. Verder informeert de nsvv de bezoekers over (internationale) ontwikkelingen op het gebied van verlichting in de openbare ruimte. Een belangrijk deel van de dag zijn bezoekers zelf actief bezig. Actuele thema’s passeren de revue in interactieve sessies. Die vinden plaats op de bedrijvenmarkt, in kleine groepjes, te midden van de standhouders. Er is aandacht voor onder andere nieuwe richtlijnen, parkeerterreinen, sportveldverlichting, de lichtberekeningsgedragscode, minder licht, European Lighting Expert (ele), lichthinder en illuminatie. Kijk voor meer informatie op www.nsvv.nl.

De kwaliteit van ledverlichting is de laatste twee jaar sterk verbeterd doordat producenten veel geïnvesteerd hebben in innovatie en kwaliteit. Betere kennis en een meer kritische houding van de consument noodzaakt producenten om kwalitatief betere producten aan te bieden, blijkt uit het op 15 november gepubliceerd Nationaal Led Trendrapport 2017.

KvINL-VAKWIJZER december 2016

Uit het rapport blijkt dat de omzet in de nationale ledverlichtingsmarkt is gegroeid naar 1,1 miljard euro en dat de ledsector 5.000 fte aan directe werkgelegenheid genereert. De omzetten in de ledsector zijn het laatste jaar sterk gestegen. De verwachting is dat de omzetgroei doorzet tot 2020. De kwaliteit van ledlampen is de laatste twee jaren sterk verbeterd. De prijzen blijven dalen door betere productietechnieken en hogere efficiëntie van de lampen. Ledverlichting profiteert ook van de focus op tco waarbij niet alleen wordt gekeken naar aanschafkosten maar ook naar levensduur, energiegebruik en vervangingskosten. Het rapport voorspelt dat de prijzen de komende jaren blijven dalen. Een opvallende uitkomst van het rapport is dat men verwacht dat de productie en de assemblage van ledverlichting de komende jaren wordt teruggehaald van China naar Europa. Als belangrijkste redenen hiervoor worden genoemd: de hogere kwaliteitsstandaard, de kortere levertijd en daarmee grotere flexibiliteit.


Basiskennis E

Alle trends leiden tot domotica

Via voor- en achterdeuren met lagere drempels, smartphones en de cloud staan woningen inmiddels wagenwijd open voor domotica. Zonder dat veel gebruikers zich dat realiseren of het woord herkennen. De domoticamarkt groeit en verandert sterk, merkt Paul Ploeger van de Europees opererende systeemintegrator MR Domotica. ‘De onderkant van de markt raken we kwijt aan doe-het-zelfoplossingen en standalone IoT-toepassingen’, voorziet hij. Maar in het midden en het hogere segment wint de domotica-expert terrein.

Bij het Nieuwe Wonen ligt de focus op comfort. Particulieren investeren vooral in domotica om het zich zo gemakkelijk en comfortabel mogelijk te maken en daarbij ook nog eens duurzaam en energiebesparend te leven. In razendsnel tempo komen er nieuwe producten, functies en applicaties op de markt die daarin voorzien. Ze komen deels voort uit de trend van het Internet of Things (IoT), een containerbegrip voor alle ‘dingen’ die te verbinden zijn met het internet en daarmee gegevens kunnen uitwisselen.

Doe-het-zelfsystemen, zoals Sonos en Nest, maken domotica toegankelijker.

Geen gedoe Paul Ploeger van mr Domotica ziet de ontwikkeling van doe-het-zelfproducten uit de IoT-wereld, zoals Nest en HomeKit, niet als een bedreiging. ‘Wel voor de onderkant van de markt. Die wordt de komende jaren minder interessant voor installateurs en systeemintegratoren. Als iemand een thermostaat van Nest, een muziekinstallatie van Sonos, een klik-aan-klik-uitsysteem voor de verlichting en een paar iPads heeft, dan creëert hij een eigen domoticasysteem van ip-’dingen’. Daar hebben ze geen installateur voor nodig. Het maakt domotica toegankelijker voor meer mensen, maar met al die losse toepassingen heb je nog geen woningautomatise-

december 2016 KvINL-VAKWIJZER

19


ringssysteem en doen al die ‘dingen’ niet altijd precies wat je wilt. Dat doen ze wel als ze onderdeel gaan vormen van een groter systeem.’ Juist bij die integratie komt de professionele installateur en systeemintegrator om de hoek kijken. Ploeger: ‘In het midden- en hogere segment groeit de vraag naar kwalitatief hoogwaardige turnkey-oplossingen; systemen waarmee de gebruiker alles via één app kan bedienen en geen gedoe krijgt. In die markt kun je als installateur of systeemintegrator geen projecten meer in je eentje aan. We gaan dus naar meer samenwerking in dynamische teams. Teams van een E- én een W-installateur, een lichtarchitect en een systeemintegrator bijvoorbeeld. Samen kun je dan vanuit ieders specialisme een mooie oplossing ontwerpen. De tijd is voorbij dat de installateur er een beetje domotica bij kon doen en de systeemintegrator ook een beetje installeerde. Producten en toepassingen schieten als paddenstoelen uit de grond; ze worden complexer en specialistischer. De markt weet en verwacht meer. Als je dat bij elkaar optelt, is er geen ruimte meer voor eenzaam pionieren.’ Standaarden Voor integratie zijn standaarden nodig die onderlinge communicatie mogelijk maken. De wirwar van eigen protocollen is nog altijd een hindernis in de domoticawereld. knx heeft wat dat betreft een

Het midden- en hogere segment zoekt vooral kwalitatief hoogwaardige turnkeyoplossingen die via één app kunnen worden bediend.

Draadloze oplossingen winnen steeds meer terrein, ook voor ‘gewone’ aan/uit-schakelingen.

belangrijke troef in handen. De componenten en systemen van wereldwijd meer dan vierhonderd fabrikanten zijn compatibel met knx en dus met elkaar te koppelen. ‘knx is een goed voorbeeld van een echt open standaard. Veel niet-knx-fabrikanten hebben helaas geen langetermijncommitment om compatibel te zijn met andere producten. Aan de andere kant zoeken fabrikanten steeds meer niches op. Ze gaan van halve oplossingen voor alles, naar specialistische producten voor deelmarkten. Daarbij is integratie heel belangrijk. Dus als ze willen overleven, zullen ze wel open moeten staan voor koppeling’, zegt Ploeger. Draadloze oplossingen winnen terrein, via protocollen als Creston Pyng, knx rf, Z-Wave en Zigbee. Hevac Controls won onlangs de internationale knx Award voor een draadloos project bij een monumentaal kasteel. Het laat zien dat de mogelijkheden groeien en de kansen groot zijn. Ploeger ziet het vooralsnog niet als ideaal. ‘Draadloze standaarden zijn er al een tijdje en zijn een optie als er geen andere oplossing is. Het is heel belangrijk dat draadloze communicatie betrouwbaar is en terugkoppeling geeft. Wat dat betreft vertrouw ik vooralsnog alleen op protocollen als Creston Pyng en knx rf. Voor uitbreidingen op bedrade systemen, zoals voor tuinverlichting, is draadloos een prima oplossing, maar ik geloof niet dat volledig draadloze pro-

Ietsje minder? De domoticamarkt biedt een ruime keuze aan modulaire, standalone- en totaaloplossingen. Losse IoT-producten, zoals de Toon-thermostaat of de Hue-lichtbediening, vervullen doorgaans maar één functie. Een Hager Domovea of een xxter is juist weer een complete besturingscomputer met alles erop en eraan. Domotica levert de bewoner gemak in vele soorten en maten. Je kunt het zo gek niet bedenken, of het is automatisch te bedienen, monitoren of sturen. Soms leidt het tot systemen met een waterhoofd, tot een duur arsenaal aan toeters en bellen die het doel volledig voorbijschiet. Een teveel aan gemak leidt dan juist tot ongemak. Het is vooral aan de systeemintegrator om de gebruiker te beschermen tegen een overdosis aan functies of tegen begrensde systemen zonder uitbreidingsmogelijkheden. Systeemintegrator Hedser Heinsius: ‘De kunst is een open en modulair systeem te maken dat veel mogelijkheden biedt, maar waar in de visualisatie voor de gebruiker alleen zichtbaar is wat hij op dat moment echt nodig heeft. Een systeem dat intuïtief te bedienen is en dat niet méér gemak biedt dan waar de klant om vraagt.’ Op een later tijdstip zijn dan altijd nog functies open te zetten of toe te voegen. Als de gebruiker de smaak te pakken heeft en meer uit het systeem wil halen, bijvoorbeeld. Of als de financiën weer toereikend zijn om te investeren in aanvullende systemen voor bijvoorbeeld beveiliging.

20

KvINL-VAKWIJZER december 2016


Basiskennis E

Welkom thuis! Daar sta je, terug van boodschappen doen, met je tassen in de regen bij de schuurdeur. Gelukkig zit er in de schuur een ‘welkom thuis’-knop. Daarmee doe je in één keer de verlichting in schuur, in de bijkeuken en in de keuken aan, zet je de verwarming een paar graden hoger en gaat de radio aan. Een druk op deze knop zorgt ervoor dat de woning weer helemaal functioneert. ‘Welkom thuis’ is bedacht door Domotica Design uit Emmen. Twee begrijpbare woorden met daarachter een wereld aan techniek. Menno Beukers van Domotica Design: ‘Domotica en woningautomatisering zijn moeilijk vatbare begrippen. Maar ‘welkom thuis’ of ‘tot ziens’ (met een druk op de knop alles weer uitzetten, red.), dat begrijpt iedereen. Binnen die twee toepassingen passen wij voor elke situatie maatwerk toe, afhankelijk van de wensen en het budget. Als een klant werkelijk alles wil automatiseren, laten we ‘welkom thuis’ aansturen door een Gira Homeserver, hebben ze minder complexe wensen dan passen we bijvoorbeeld Theben theServa toe.’ De functies zijn op allerlei manieren af te roepen: via een wandknop naast de buitendeur, via een smartphone als je op weg naar huis bent of via de alarmcentrale bij het uitschakelen met een code. Beukers: ‘De backbone van de systemen is altijd knx. De meest gangbare koppelingen zijn die met de verlichting, de audio-installatie en alarminstallaties. Functies voor de naregelingen van de verwarming zijn ook mogelijk, maar passen we minder vaak toe omdat er steeds meer vloerverwarming wordt toegepast en er met de constante temperaturen van die systemen geen koppeling meer nodig is.’

Gebruiksvriendelijk is ook het centraal kunnen bedienen van de verschillende functies en toepassingen.

jecten een heel grote vlucht nemen. Wel is goed wifi tegenwoordig een onmisbaar onderdeel van een domoticasysteem, al was het maar omdat de bediening veelal via smartphones en tablets gaat.’ ‘De definitie van gebruiksvriendelijkheid is aan verandering onderhevig’ Gebruiksvriendelijk De gebruiksvriendelijkheid van domoticasystemen is van groot belang om de markt verder te openen. De definitie van gebruiksvriendelijkheid is wel aan verandering onderhevig, meent Ploeger. ‘In het hoge segment is maatwerk en dus gebruiksvriendelijkheid al standaard. Maar ook standaardoplossingen worden steeds intuïtiever in het gebruik. De nieuwe generatie domoticagebruikers is jong en heeft een ander idee bij gebruiksvriendelijkheid. Ze zijn al gewend met slimme apparaten te werken. Voorheen was de domoticadoelgroep nog de 55-plusser, die daar minder bedreven in was.’ Gebruiksvriendelijk is ook het centraal kunnen bedienen van de

verschillende functies en toepassingen. Dus niet vijf appjes hoeven openen om de verlichting, de zonwering en de muziek te bedienen. Langzaam maar zeker wordt de consument het beu om, net als in het tijdperk van de vele afstandsbedieningen, van app naar app te swipen en zal de vraag naar totaaloplossingen toeneemt, is de verwachting. Tot slot is de groeiende hang naar duurzaamheid een ontwikkeling die de domoticamarkt zeer ten goede komt. Energiemeters geven via centrale visualisatie inzicht in het energiegebruik wat leidt tot bewustere inzet daarvan. In combinatie met slimme meters, slimme thermostaten, OpenTherm-koppelingen en decentrale regelingen kan een domoticasysteem flink bijdragen aan het terugbrengen van het energiegebruik. Ook geprogrammeerde regelingen van verlichting en zonwering, wasmachines en zonnepanelen leggen het gebruik aan banden. Met de opschaling naar energiezuinige en energieneutrale woningen, zullen domoticatoepassingen dan ook onontbeerlijk worden. <

december 2016 KvINL-VAKWIJZER

21


Vragen =

w et en !

E-techniek Vragen

NEN 1010/C1 2015: correcties op NEN 1010: 2015 In augustus heeft nen een correctieblad uitgegeven waarin in tabelvorm correcties staan op nen 1010: 2015. Het betreft grotendeels correcties op schrijffouten, verwijzingen, benamingen, normnummers en tekeningen. Een paar correcties hebben ook een inhoudelijk karakter. 411. 5 – 411.6, Aardelektrode De ‘weerstand van de aardelektrode’ is terecht in naam gewijzigd tot ‘weerstand naar aarde van de aardelektrode’. Het draait immers niet om de zeer lage weerstand van de metalen aardelektrode, maar de weerstand van de aardelektrode naar de aarde als prima geleidende aardbol. De wijze van aanbrengen van de geleider in de aarde en de geleidbaarheid van de grond (soortelijke weerstand van de grond) zijn de belangrijkste factoren die deze weerstand bepalen. 422.2, Leidingsystemen in vluchtwegen Er worden specifieke eisen gesteld aan leidingsystemen die worden toegepast in ruimten met vluchtwegen die worden gecodeerd als bd2, bd3 en bd4. Dit zijn ruimten die moeilijk zijn te evacueren en/of waarbij sprake is van gedrang door de hoge bezettingsgraad. De hoofdregel luidt: ‘leidingsystemen in deze ruimten mogen niet binnen vluchtwegen liggen, tenzij de leidingen in het leidingsysteem zijn voorzien van niet-vlamvoortplantende mantels, of van niet-vlamvoortplantende omhulsels die deel uitmaken van het kabeldraagsysteem zelf, of op een andere wijze met niet-vlamvoortplantende omhulsels. Bijvoorbeeld doordat er bouwmaterialen zijn aangebracht. Leidingsystemen in vluchtwegen moeten zo kort mogelijk zijn.’ CPR EU-product-

verordening eisen aan kabels

bouwbesluit

NEN 1010

NEN 8012

aantoonbaar de juiste kabel toepassen Veranderende eisen wat betreft het gebruik van kabels.

22

KvINL-VAKWIJZER december 2016

In nen 1010 wordt verwezen naar nen 8012 als de norm voor hoe met deze bepaling praktisch kan worden omgegaan. Vanaf 1 juli 2013 bestaat er de cpr (construction products regulation). Deze Europese verordening geldt voor alle bouwproducten waaronder ook leidingen. Zo zijn kabelfabrikanten verplicht om de specifieke eigenschappen bij brand aantoonbaar te maken van een leiding(systeem). Na 1 juli 2017 mogen leidingen alleen worden verkocht en verhandeld die zijn gecodeerd volgens en 50575, en zijn voorzien van een traceerbaar productcertificaat (zogenaamd DoPnummer) en CE-markering. Installateurs moeten op basis van nen 8012 aantoonbaar de juiste kabel toepassen. Dossiervorming voor leidingen in deze ruimten is dus een vereiste in de toekomst. 531, Gebruik 4-polige aardlekschakelaars In nen 1010: 2015 staat beschreven dat het aansluiten van 1-fase-eindgroepen op een 4-polig toestel voor aardlekbeveiliging met een toegekende aanspreekstroom van ten hoogste 30 mA niet is toegestaan. In nen 1010/C1 2015 is de tekst ‘niet toegestaan’ gewijzigd in ‘wordt dit afgeraden’. Het wordt bijvoorbeeld afgeraden omdat bij het aansluiten van meerdere toestellen de optelsom van (hf-)lekstromen een zodanige waarde kan bereiken dat de aardlekschakelaar onbedoeld kan aanspreken. Als er meerdere 1-fase-eindgroepen achter een aardlekschakelaar ΙΔn 30 mA worden aangesloten, met daarin meerdere elektronische toestellen, dan is het aannemelijk dat de aardlekschakelaar onbedoeld kan uitschakelen. Zo is de maximale lekstroom van een elektronisch toestel Ιn < 4 A, in de productienorm bepaald op 2 mA. In een ‘worst case’-situatie kunnen er dus slechts vijf toestellen worden aangesloten: 5x2 mA < 10,5 mA. 10,5 mA is 35 procent ΙΔn, de minimale stroomwaarde waarop een aardlekschakelaar 30 mA type A kan aanspreken. nen 1010, bepaling 314, stelt als eis dat aardlekschakelaars niet ongewenst in werking mogen treden door te grote stromen in pe-leidingen, die geen gevolg zijn van een fout. Samenvattend: het is dus nu wel toegestaan een 4-polige aardlekschakelaar toe te passen voor 1-fase eindgroepen, maar dit moet dan wel doordacht gebeuren om ongewenste uitschakeling door te hoge (capacitieve) lekstromen te voorkomen. 551.7.1, Opwekeenheid parallel aan het openbare net – pv-installaties In nen 1010, bepaling 551.7, worden eisen gesteld aan een aanvullende voedingsbron, parallel aan het openbare net. Bij nen 1010, bepaling 551.7.1, is een aanvullende opmerking geplaatst: ‘Dit betekent dat ook pv-installaties moeten worden aangesloten op aparte eindgroepen’. npr 5310, blad 65, ‘Aansluiten van pv-systemen’(uitgave januari 2015, dus voor het verschijnen van nen 1010: 2015) beschrijft de mogelijkheid om een pv-systeem aan te sluiten op een eindgroep met daarin ook andere toestellen als belasting. Een aparte eindgroep zou in deze situatie niet nodig zijn, zolang het systeem niet meer dan een stroom van maximaal 2,25 A kan opwekken. De onderbouwing hiervoor is dat draden in buis of kabel met een doorsnede van 2,5 mm2 geschikt zijn om 18,25 A te voeren zonder dat sprake is van overbelasting. De ‘overcapaciteit’: 18,25 A – 16 A = 2,25 A, zou benut kunnen worden. Met de nieuwe bepaling in nen 1010/c1 2015 is dit niet toegestaan.


Uit de praktijk

Voorwaarde inschrijving in SNA-register bij aanbesteding ‘overdreven en oneigenlijk’ De gemeente Zaanstad heeft in een aanbestedingsprocedure opgenomen dat alleen bedrijven kunnen inschrijven als zijzelf of hun onderaannemers werken volgens nen 4400. De gemeente wil zich er op die manier van verzekeren dat de inschrijvende bedrijven hun verplichtingen wat betreft afdracht van belastingen en sociale premies nakomen. De Stichting Marktwerking Installatietechniek heeft Zaanstad gevraagd de eis te schrappen. Want het opnemen van deze eis in de aanbesteding is volgens smi ‘disproportioneel en niet doelmatig.’

‘Het is begrijpelijk en heel verdedigbaar dat Zaanstad geschiktheidseisen opneemt in de aanbestedingsprocedure. Maar om te eisen dat ondernemingen het sna-Keurmerk moeten voeren om daarmee het bewijs te leveren dat zij hun fiscale verplichtingen nakomen gaat echt te ver’, meent Laurens de Vrijer van Stichting Markwerking Installatietechniek. ‘Bovendien jaagt deze eis de potentiële inschrijvers op kosten en zadelt het de bedrijven onnodig op met administratieve lasten.’ Met het sna-keurmerk wil de uitzendbranche door zelfregulering onder meer fraude en illegaliteit in de uitzendbranche voorkomen. Ondernemingen die ingeschreven zijn in het sna-register, moeten onder andere voldoen aan de eisen van nen 4400. Het sna- keurmerk is ontwikkeld vanuit abu en nbbu, respectievelijk werkgevers- en brancheorganisatie voor uitzendsector. ‘Zorgelijke ontwikkeling’ Dat het betreffende keurmerk nu ineens opduikt in de aanbestedingsvoorwaarden van een gemeente is op zijn minst opmerkelijk. Bovendien kan het besluit van de gemeente Zaanstad ertoe leiden dat andere gemeenten het voorbeeld volgen omdat zij veronderstellen dat het een effectieve manier is om bedrijven met een twijfelachtige reputatie buiten de deur te houden. De ontwikkeling baart ook Ada Goverde, kwaliteitsmanager bij Heijmans zorgen. ‘We hebben de kwestie besproken in het Overleg Kwaliteitsmanagement. Ik vind het rieken naar oneigenlijk gebruik van de nen 4400norm. Het is een richtlijn die is opgesteld voor de uitzendbranche. Gemeente Zaanstad stelt extra eisen omdat bouwkundig aannemers en installatiebedrijven ook gebruikmaken van onderaannemers met misschien wel uitzendkrachten. Maar de bouw heeft al talloze andere regels waaraan bedrijven moeten voldoen en die regels garanderen afdoende dat premies en belastingen op een correcte manier worden afgedragen. Deze eis opnemen in de aanbe-

stedingsvoorwaarde is echt dubbelop. We zijn deze voorwaarde nog niet bij andere gemeenten tegengekomen, maar we zouden er zeker niet in meegaan.’ ‘Niet kritiekloos accepteren’ Het is niet alleen stikken of slikken voor de inschrijvende partijen meent Goverde. ‘Of je nu Heijmans bent of een klein installatiebedrijf, je hoeft niet alles kritiekloos te accepteren. Het komt met grote regelmaat voor dat wij in gesprek gaan met opdrachtgevers als zij eisen stellen die in onze ogen overdreven of onnodig zijn. En ze sluipen er gemakkelijk in. De bouw- en installatiesector heeft met talloze regelingen en normen te maken. Een groot deel daarvan overlapt elkaar. Terecht trekt smi bij de gemeente Zaanstad aan de bel want deze regeling is oneigenlijk in de procedure opgenomen. Die is niet bedoeld voor de bouw- en installatiesector.’ Verklaring Betalingsgedrag De Vrijer begrijpt dat Zaanstad zeker wil weten of hun opdrachtnemers bonafide zijn. ‘Maar daarvoor kan op het vlak van loonheffingen ook met een Verklaring Betalingsgedrag van de Belastingdienst worden volstaan. Daarnaast staat in de cao voor het Technisch Installatiebedrijf, die algemeen verbindend is verklaard, dat werkgevers in de Metaal en Techniek alleen gebruikmaken van uitzendbureaus met een sna-keurmerk. De branche neemt deze problematiek dus uiterst serieus.’ Zaanstad houdt voorlopig vast aan haar standpunt. smi vraagt installateurs alert te zijn rond deze ontwikkeling en in voorkomende gevallen in contact te treden met het secretariaat, waarna er eventueel actie op kan worden ondernomen. Meer informatie: Laurens de Vrijer, 079325 07 40 of ldevrijer@smiweb.nl.

december 2016 KvINL-VAKWIJZER

23


Marketing

: onbekend maakt d n i m onbe Iedereen weet ergens wel dat ‘marketing’ kan helpen om de omzet te verhogen. Maar hóe is een heel andere vraag. Of misschien is het wel belangrijk om eerst te kijken wat marketing precies ís en komen de ideeën daarna ‘vanzelf’.

Bij veel technische bedrijven is marketing een ondergeschoven kindje. Ten minste, als er al aandacht voor is, want nogal wat installateurs weten eigenlijk nauwelijks wat marketing is. En wat dit voor hun bedrijf kan betekenen. Over wat marketing nu precies wel en niet is, wordt door deze en gene nog wel eens verschillend gedacht. Vaak wordt marketing gezien als de verzamelnaam voor activiteiten die ervoor moet zorgen dat een bepaald product of dienst bij zoveel mogelijk klanten bekend wordt zodat, daaruit voortvloeiend, zoveel mogelijk omzet worden gegenereerd. Samenvattend wordt wel gezegd dat

marketing neerkomt op ‘elke activiteit die consumenten en producenten met elkaar verbindt’. Vaak wordt hierbij naar de vier ‘P’s’ gewezen: product, promotie, prijs en plaats. Wie het woord marketing kritisch bekijkt ziet direct de kern van het begrip: de markt. Of met andere woorden: de potentiële klanten voor bepaalde producten en/of diensten. Voor bestaande klanten die het bedrijf weten te vinden is er – wellicht onbewust – al een stukje marketing gepleegd. Want hoe zijn zij bij het bedrijf terecht gekomen? Mond-tot-mondreclame, een advertentie, goede ervaringen in het verleden, gevonden op het internet op basis van een ingetypt probleem? Allemaal ingangen die de klant naar het bedrijf hebben geleid en daar het gewenste effect hebben opgeleverd. Analyse Wie op een juiste manier met marketing aan de slag gaat, zorgt ervoor dat de weg van de klant naar het bedrijf zo eenvoudig en

Wie marketing goed wil aanpakken… 1. D enkt eerst goed na wat hij of zij met het bedrijf wil uitstralen en ontwikkelt op basis hiervan een langetermijnstrategie. Vraag uzelf dus af waar het bedrijf over vijf of tien jaar staat. Wat wil u dan zijn, wat wil u doen, met wie en voor wie? 2. A lle onderzoeken die hierop volgen zijn eigenlijk al marketing en vormen de basis voor de uiteindelijke beslissing die wordt genomen op het vlak van klant, product, prijs en plaats. 3. Wees creatief en denk ‘out of the box’.

24

KvINL-VAKWIJZER december 2016


Uit de praktijk

aantrekkelijk mogelijk is. Analyse van klantbehoefte, beschikbaarheid van product en/of dienst, de prijs enzovoort, speelt dan ook een belangrijke rol. Marketing betreft het geheel van analyses en onderzoeken waarmee een bedrijf een duidelijk beeld krijgt van de antwoorden op de vragen: • Wie zijn onze klanten? • Aan welke producten/diensten hebben deze klanten behoefte? • Welke verkoopkanalen bedienen deze klanten optimaal? • Welke prijs kan hiervoor worden gevraagd? Voor bedrijven die voor het eerst ‘aan marketing’ gaan doen betekent dit een omslag in het denken. Want het maken van analyses en het slim combineren van gegevens om te ontdekken waar de behoeften van de klanten liggen – en daarmee de kansen voor het bedrijf – kan verrassende inzichten opleveren. Zo kan blijken dat bepaalde producten die tot nu toe alleen aan zwembaden werden verkocht ook interessant zijn voor tuincentra of particulieren met een grote tuin. Communicatie Als na de analyses de antwoorden helder zijn, gaat het erom de (potentiële) klanten zo gemakkelijk en aantrekkelijk mogelijk naar de producten en/of diensten van het bedrijf te leiden. Hierbij gaat het dan om klanten te informeren over het aanbod producten en diensten, de kwaliteit van de dienstverlening, de klantvriendelijkheid enzovoort. Uiteraard zijn deze boodschappen zowel inhoudelijk als qua medium volledig afgestemd op de beoogde klanten en het beoogde

Marketing is geen verkoop Het maken van analyses en het slim combineren van gegevens om te ontdekken waar de behoefte van de klanten liggen – en daarmee de kansen voor het bedrijf – behoren tot het domein van de marketeer. Wie dat goed begrijpt snapt ook dat marketing iets wezenlijk anders is dan verkoop. Marketing zelf levert geen directe omzet op, maar het kan wel de kans op meer omzet vergroten. Door kennis van (potentiële) klanten en inzicht in de klantbehoefte kan marketing wel een belangrijke ondersteuning zijn voor de verkoop. De kennis, analyses en visie kunnen ervoor zorgen dat verkoop de juiste klant op het juiste moment met de juiste oplossing benadert. En daarmee kan het de kans op succes vergroten. Een goede marketeer speelt daarbij ook in op allerlei ontwikkelingen. Het verschijnen van een rapport over het gevaar van koolmonoxide is bijvoorbeeld een prima tijdstip om bij klanten rookmelders en koolmonoxidedetectoren onder de aandacht te brengen.

doel. Zo kan sponsoring van de plaatselijke voetbalclub voor een goede lokale naamsbekendheid zorgen. En kan een brochure het juiste middel zijn om zorginstellingen te informeren over specifieke duurzame oplossingen.

december 2016 KvINL-VAKWIJZER

25


Uitgelicht: Servicebedrijf Meijer

‘Als een van de weinige bedrijven onderhouden we nog oliegestookte ketels en luchtverwarmers’ Wie? Ronald Meijer, directeur Servicebedrijf Meijer, Tiel. Waarom KvINL? ‘We werken al sinds jaar en dag volgens erkenningsregelingen. Voor ons is dat nooit een punt van overweging geweest. Met de KvINL-erkenningen tonen we dat aan dat de kwaliteit van ons werk geborgd is.’

26

mers. Dat is echt een specialisme van ons. Door deze activiteit zijn we niet alleen een gewaardeerd bedrijf in Nederland maar ook in de omringende landen. Als klanten een storing melden, zetten we alles in het werk om die nog dezelfde dag te verhelpen. Daar hebben we een goede naam mee opgebouwd.’

Onderneming ‘De kernactiviteiten van Servicebedrijf Meijer zijn heel divers. We zijn actief in het onderhoud en aanleg van cv-installaties, maar realiseren ook luxe badkamers; we leggen buitenriolering aan, verzorgen dakdekkerswerk, zowel platte als hellende daken. Ook het ambachtelijke lood- en zinkwerk vormt een belangrijk deel van ons werk.’

Trots op? ‘Wij werken heel veel voor een groot verhuurbedrijf. Het bedrijf verhuurt oliegestookte heaters die de hele wereld overgaan en het onderhoud daarvan is aan ons toevertrouwd. De installaties worden onder meer ingezet bij de Olympische Spelen, Champions League-voetbal, Cirque du Soleil en Formule 1-races. We spannen ons dagelijks in om onze klanten 100 procent tevreden te stellen. Dat lukt ons altijd weer en eerlijk gezegd zijn we daar best wel een beetje trots op.’

Onderscheidend ‘Servicebedrijf Meijer is een van de weinige installateurs die nog actief is in het onderhoud van oliegestookte ketels en luchtverwar-

Wilt u ook met u bedrijf in de vakwijzer komen? Mail dan naar info@kvinl.nl.

KvINL-VAKWIJZER december 2016


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.