Eind negentiende eeuw werd het permanent ‘buiten’ wonen aantrekkelijk voor een grote groep welgestelde burgers. Goede tram- en treinverbindingen maakten het mogelijk in de stad te werken en erbuiten te wonen. Velen trokken naar het Gooi, aangetrokken door het ongerepte coulissenlandschap en het artistieke milieu. Ze lieten er door befaamde architecten villa’s en landhuizen bouwen, die deels geïnspireerd waren door de landelijke bouwwijze.