6 minute read

Hengel, september 2006

Hengelsport

Een paar weken geleden kreeg ik van onze Hak-al-eindredacteur (dit woord is onbekend in het Groene en in het Witte Boekje) de vraag om eens uit te pluizen waar de plantennaam ‘hengel’ vandaan zou kunnen komen. Hij kwam hierop, omdat hij een erg leuke anekdote over deze plant had uit zijn eigen familiearchief. Geen mythe of sage van de NVWC, maar toch een vermakelijk verhaal. Om zo weinig mogelijk aan geschiedvervalsing te doen, laat ik hem de anekdote nu eerst zelf vertellen.

Advertisement

,,Ergens In het begin van de jaren ’90, ik weet niet meer precies welk jaar, ging ik met mijn toenmalige vriendin en huidige vrouw Lineke op vakantie richting de Belgische Ardennen. We hadden ons goed voorbereid en alles gedubbelcheckt (Witte én Groene spelling) voordat we op weg gingen. En toch, ik weet niet hoe het u vergaat, maar ik heb de eerste kilometers van zo’n vakantierit steevast het gevoel dat ik van alles vergeten ben. Zo ook deze keer. Maar na wat overleg waren we het erover eens dat we alleen de lucifers vergeten waren en we hadden geen trek om alleen daarvoor om te draaien. Met een gerust hart en heerlijk in vakantiestemming reden we dus door richting het zuiden. Ter hoogte van Helmond - ik zal het nooit vergeten - sloeg de stemming echter om als een blad aan een boom.

Barbeel In de aanloop naar de vakantie had ik me nogal verheugd op de beken in de Ardennen. Destijds mocht ik graag een hengeltje uitgooien en vissen in zo’n beek leek me helemaal iets bijzonders. Ik had er echt zin in om nu eindelijk eens forel, barbeel, kopvoorn of vlagzalm te gaan vangen. Daarom had ik ook flink wat spullen meegenomen: tuig, dobbers, haakjes … alles wat een visser nodig heeft dus. Alles? Niet dus. Om te vissen heb je immers nóg iets nodig: een hengel. En die was ik nu juist vergeten, realiseerde ik me op dat moment. Toen de bittere waarheid tot me doordrong, gaf ik een harde klap op het stuur en kon ik een stevige vloek niet onderdrukken. Lineke schrok zich een ongeluk en kon daarna amper bijkomen, omdat ik veranderd was in een groene wolk van gifgas. Van vrolijke vakantiestemming was bepaald geen sprake meer. Aanvankelijk kon Lineke er nog wel om lachen, met een mengeling van leedvermaak en toch ook medelijden. Maar na 100 kilometer gemopper, gezeur en gemekker mijnerzijds had ze genoeg van zoveel puberaal gejengel over een hengel. Voordat de schoonmoeder aller ruzies definitief de eerste week van onze vakantie zou verpesten, kwam ik tot inkeer. Ik realiseerde me dat ik inderdaad als een klein kind aan het mokken was. En om de vakantie te redden, besloot ik het voorval maar te vergeten, voor zover dat ging. Onder Luik brak de zon weer door en kon onze vakantie echt beginnen.

Eénpitsmaaltijd We gingen destijds altijd op de bonnefooi kamperen: een leuke camping opzoeken, het sanitair checken en als dat was goedgekeurd, kijken of er plaats was. Op deze eerste vakantiedag hadden we mazzel. We vonden meteen een kleine, sympathieke camping langs de Ourthe, waar we een prachtig plekje langs deze beekachtige rivier toebedeeld kregen. Dat was dus na het opzetten van de tent meteen genieten.

Na een eenvoudige doch voedzame éénpitsmaaltijd gingen we een wandeling maken in de heerlijke bossen in de omgeving. Ik had speciaal voor deze vakantie een plantengids gekocht. Ik wist nog vrijwel niets van wilde planten en het leek me leuk om daar tijdens deze vakantie eens iets aan te gaan doen. Leuke bijkomstigheid was dat Lineke er ook wel brood in zag. Op zich opmerkelijk, omdat zij doorgaans net zoveel interesse in de natuur heeft als Jan-Peter Balkenende in hardcore gabberhouse. Vol enthousiasme gingen we dan ook op pad en het was Lineke die als eerste een plant vond die voor determinatie in aanmerking kwam. Maar daarvoor hoefde de plantengids de rugzak niet uit te komen, want deze herkende ik wel. Het was namelijk groot springzaad. Ik kon haar mooi laten zien hoe deze plant bij aanraking zijn zaden wegschiet. Altijd goed voor een golf van enthousiasme bij natuur-leken. Even later vonden we een pol met fraaie lichtgele bloempjes. De eerste echte uitdaging. Ik pakte de gids erbij en wilde dit plantje op naam gaan brengen. Maar Lineke, die nu al gegrepen leek door het plantenvirus, pakte het boek uit mijn handen en zei: “Laat mij maar even.” Ik vond het allang best, want haar enthousiasme was aanstekelijk. Na een tijdje heen en weer bladeren was ze ineens een seconde stil, waarna ze keihard begon te lachen. “Wat wat wat?”, riep ik. “Nou kijk zelf maar.”, bracht ze proestend uit. Ze toonde de pagina waarop inderdaad het plantje was afgebeeld wat voor ons op de bosgrond stond. De naam: HENGEL. Een seconde later stonden twee Hollanders met de slappe lach in de Belgische bossen.

Ik heb overigens die vakantie nog wel degelijk barbeel, vlagzalm, kopvoorn en zelfs forel gevangen. Het blijkt namelijk dat je nog verbazingwekkend goed kan vissen met een tuigje aan een simpele tak. Wie goed zoekt, kan overal (een) hengel vinden…’’

Gebruiksvoorwerp Tot zover deze hilarische anekdote van Louis. Heel wat saaier is de bij botanici bekende vijfdelige ‘Nederlandse oecologische Flora’ uit 1988 als het gaat om de herkomst van de naam ‘hengel’. Daar vond ik namelijk de volgende volzin: “Doorgaans heeft zij boogvormige opstijgende zijtakken en een iets voorover neigende top; dit overhangen zal wel de achtergrond van de naam ‘hengel’ zijn.” En daarmee is dan de naam mogelijk verklaard, tenminste, zo redeneert de Flora. Maar ik vraag me dan toch af hoe het komt dat deze plant de naam van een gebruiksvoorwerp heeft gekregen. Ik kan allerlei suggesties bedenken van namen die logischer zouden zijn. ‘Hengelplant’, bijvoorbeeld, of misschien ‘hengelkruid’. ‘Hengelstengel’ zou ook nog kunnen, al geef ik zelf wel toe dat dat niet mijn beste suggestie is. Maar een voorwerp zelf, zonder verdere toevoeging, dat is toch wel bijzonder. Ik heb diep nagedacht en de Flora eens doorgebladerd, maar andere voorbeelden kon ik niet verzinnen. ‘Muur’ komt wel in de buurt, maar bestaat zonder toevoeging niet. Er zijn allerlei variaties op, zoals grootbloemmuur, vogelmuur of watermuur, maar ‘muur’ zonder meer kennen we niet. Kortom, een plant naar een voorwerp vernoemen is wel uniek.

Vakantiestemming De Flora vertelt verder dat ‘hengel’ een plaatselijk vrij algemene soort is in pleistocene zandstreken. ‘Hengel’ groeit vooral in niet te dichte loofbossen op zure, min of meer voedselarme, droge tot matig vasthoudende zand- en leemgrond; verder in lanen en beschaduwde bermen, hier en daar in schrale graslanden en heidevegetaties. Wat een lange zin! Maar deze omschrijving leverde wel een heleboel speurwerk op in mijn eigen vakantie. Wetend dat ik ná de vakantie een stukje over ‘hengel’ zou gaan schrijven, had ik mijn echtgenoot al gevraagd of hij er een foto van had. Die had hij niet, maar dat moest op vakantie in Midden-Frankrijk toch geen probleem zijn. We zaten in gebieden met niet te dichte loofbossen. We wandelden volop door lanen en langs beschaduwde bermen, maar nergens ‘hengel’ te bekennen. De vakantie naderde zijn einde en de stemming tussen ons begon steeds meer te lijken op die van Louis en Lineke in de auto tussen Helmond en Luik. Al bijna twee weken speurend in alle loofbossen en nog geen ‘hengel’. Elke bosparelmoervlinder keken we na, want die gebruikt ‘hengel’ als voedselplant. En bosparelmoeren vlogen er genoeg! Gelukkig, bijna op de laatste dag, wandelden we over een soort holle weg, tussen de manshoge varens. En daar, half overschaduwd door de varenbladeren, stonden dan eindelijk onze hengelplanten! Met heel veel plezier ging Paul op de knieën met zijn camera, intens tevreden gadegeslagen door mij. De foto’s waren er. De stemming was onmiddellijk weer perfect. Dus niet vergeten: ‘hengel’, voor een weergaloze vakantiestemming!

This article is from: