4 minute read

Teunisbloempijlstaart, juli 2019

Teun

Opeens zat hij in onze tuin: de teunisbloempijlstaartrups. Mijn echtgenoot Paul had begin juli 2019 net voor hij op familiebezoek ging in de Flevopolder even snel een foto gemaakt van een vreemde rups en die op de app gezet van de vogelwerkgroep. Toen hij weer thuiskwam, had hij een enorme stroom aan reacties binnen; Paul had een van de meest noordwestelijke waarnemingen van een teunisbloempijlstaartrups in Nederland gedaan, gewoon in onze achtertuin.

Advertisement

Al snel was de teunisbloempijlstaartrups het gesprek van de dag in ons kleine huishouden. En omdat deze soortnaam wel erg lang is, had ik hem al spoedig ‘Teun’ gedoopt. Ferme naam, die wel past bij een stevig uit de kluiten gewassen rups. Vanaf die dag van de ontdekking werd Teun elke ochtend opgezocht, tussen de teunisbloemen. Hoewel hij dus erg fors is, weet hij zich verrassend goed te verstoppen. Maar regelmatig zat hij toch vrij hoog op een teunisbloemstengel, zodat hij bewonderd kon worden. Alle toevallige bezoekers – ook zij die niets met beestjes hebben – voelden vanuit ons toch een zekere mate van sociale druk om ook even naar die zeldzaamheid te gaan kijken (“Kom even mee, hij is echt heel bijzonder.”). En de deelnemers aan Barts kinderfeestje werden ook min of meer verplicht tot dit stukje natuurbeleving. Dan merk je weer dat lang niet alle kinderen gewend zijn aan de natuur: eentje was er ronduit bang voor! Dan waren er ook nog de bezoekers die speciaal voor Teun kwamen, onder meer om opnames te maken. Ja, Teun is door heel wat ogen bekeken, in de week dat hij zichtbaar was.

Ligusterpijlstaart In Nederland zijn er zo’n achttien vertegenwoordigers van de familie van de pijlstaarten. Van enkele van deze soorten wordt ernstig betwijfeld of ze spontaan in Nederland zijn gekomen. Het lijkt er meer op dat zij met bloemen of fruit hier terechtgekomen zijn. Maar dat geldt niet voor de teunisbloempijlstaart. Die heeft ons land op eigen houtje weten te bereiken en is bezig aan een gestage opmars. Mijn eerste ervaring met deze nachtvlinderfamilie stamt al uit de tweede helft van de jaren negentig. Ik werd op een dag gebeld door een collega van me, die ook in Culemborg woonde. Ze vertelde dat ze een hele vreemde rups in de heg had. Hij leek sprekend op Rupsje Nooitgenoeg (van het bekende kinderboek van Eric Carle). Of ik eens kon komen kijken. Dat kon natuurlijk, met de boekjes erbij. En het was inderdaad een vreemd, opvallend groot exemplaar. Gelukkig was hij niet moeilijk te determineren: het betrof een rups van de ligusterpijlstaart. Mijn eer als natuurkenner was weer gered, dankzij de boekenverzameling van manlief. De teunisbloempijlstaartrups is niet zo fel groen, iets bescheidener zou ik haast zeggen, maar evengoed een leuke opvallende rups, aansprekend voor een breed publiek.

Doodshoofdvlinder Pijlstaarten zijn nachtvlinders. Ze hebben geen staart; ook geen pijlvormige dus. Die zijn voorbehouden aan de rupsen. Een aantal rupsen hebben een flinke staart, als een soort vlaggenmast op hun achterste. Soms is het bijna niets, maar in aanleg lijkt er bij de hele familie wel iets aanwezig te zijn. De teunisbloempijlstaart heeft niet zo’n vlaggenmast; alleen een gele vlek markeert de plek waar een staart had kunnen zitten. De familienaam ‘pijlstaart’ is dus wel te verklaren. Al is het eigenlijk wel bijzonder dat het alleen slaat op een kenmerk uit het rupsstadium. En dan ook nog een kenmerk dat bij een aantal familieleden voorkomt en niet eens bij allemaal. Alsof je hele familie de naam ‘De Ruiter’ krijgt, om maar iets te noemen, terwijl slechts een paar kindertjes van een oom en tante aardig kunnen paardrijden. Maar enfin, het zijn dan ook wel bijzondere rupsen. De vlinders mogen er overigens ook zijn. Want tot de familieleden van de pijlstaarten behoren bijvoorbeeld ook de doodshoofdvlinders en de kolibrievlinders. Die doodshoofdvlinders zijn wel degelijk opvallend groot en opvallend getekend met een soort schedel op het achterhoofd, waarschijnlijk om potentiële vijanden af te schrikken. De kolibrievlinder kennen we misschien ook wel; deze komt steeds meer in ons land voor, al is het een trekvlinder die het ene jaar meer bij onze buddleja’s rondhangt dan het andere. De kolibrievlinder heeft net als een echte kolibrie een snelle vleugelslag en kan ook stil boven een bloem hangen om met zijn lange roltong te drinken.

Teunisbloem Dat onze Teun een teunisbloempijlstaart is, is eenvoudig te verklaren. Zijn hele soort zit als rups op teunisbloemen. Kijk, daar houd ik van. Zo simpel kan het soms zijn. In het verleden heb ik al eens uitgezocht waar de naam ‘teunisbloem’ vandaan komt. Die bloem is genoemd naar de heilige Antonius. Dat lijkt ook een simpele verklaring, maar er zijn meerdere heiligen die Antonius heten. Samenvattend kan gezegd worden dat dit niet Antonius van Padua betreft (die je aan kunt roepen als je iets kwijt bent), maar Antonius de Grote, een Egyptenaar uit de derde eeuw na Christus. Hij geldt als beschermheilige van de hoveniers. Rondkijkend in onze tuin, vraag ik me wel eens af wat een hovenier hiervan zou vinden. Er zitten hier en daar mooie hoekjes in, dat wel. En heel belangrijk: zelf zijn we er heel content mee. Maar het is bepaald niet allemaal aangeharkt, strak gesnoeid en kort gemaaid. Geen tuin waarmee een hovenier nu direct in een tuintijdschrift zou willen staan. Veel te rommelig. De teunisbloemen bijvoorbeeld kunnen zich vrolijk uitbreiden, bijna overal waar ze maar willen. Dat is waarschijnlijk wel de reden dat die ene teunisbloempijlstaartvlinder onze tuin uitkoos voor haar rupsje. En dat sterkt ons weer in ons idee dat een tuin niet al te strak moet zijn. Des te meer kans op zo’n leuke verrassing als

Teun!

This article is from: