pantheon// 2013 | through strange eyes

Page 1

tweemaandelijkse uitgave van d.b.s.g. stylos / nummer 2 / jaargang 2013

pantheon// through strange eyes

architectural photography 18 strange students 32 @spinvis 38 door andere ogen 40


bimonthly edition of the study association Stylos faculty of Architecture, TU Delft Deze pantheon// is op ander papier gedrukt dan de voorgaande. We merken dat het moeilijk is om alle edities financieel rond te krijgen, daarom willen we met dit papier de kosten drukken. Met vragen of suggesties kunt u altijd bij ons terecht. colofon jaargang 17, editie 2, mei 2013 oplage: 2.500 Stylosleden en vrienden van de Stylos Stichting ontvangen pantheon// vijf maal per jaar redactieadres BG. midden 110 Julianalaan 132-134 2628 BL Delft pantheon@stylos.nl eindredactie Margot Overvoorde hoofdredactie Marie D’Oncieu Marthe van Gils redactie Nina Bohm Talya ten Brink Isabel Potworowski Roos van Riggelen Antje Adriaens Rosa Stapel Lillian Tran aan dit nummer werkten mee Pierre Mostert, Jochen Aarts, Gerben Hofmeijer, Charlotte Ros, Pierre Oskam, Nynke Wertenbroek, Filip Pliakis, Daniël van Staveren advertenties 5 | Waltman 13 | de Swart 17 | Bouwen met Staal 23 | ABT 24 | BNA 24 | MHB drukker De Swart, ‘s-Gravenhage omslag Made by Isabel Potworowski

About the cover “Through strange eyes” is about seeing a familiar reality from an unusual perspective.

tweemaandelijkse uitgave van d.b.s.g. stylos / nummer 2 / jaargang 2013

pantheon//

This month’s cover is a strange view of the Dutch polder landscape, inspired by David Thomas Smith’s series “Anthropocene” that arranges Google aerial images of production landscapes into Persian rug-like geometrical compositions; from the Burj Dubai to Silicon Valley, his compositions reveal the complex structures of major centres of capitalism. As Afghani weavers used the rugs to record the experiences of the surrounding land, so does this Dutch “Anthropocene” composition reveal the landscape of industrial farming and global production.

through strange eyes

strange students 20 architectural photography 32 @spinvis 38 door andere ogen 40

editorial Marie D’Oncieu & Marthe van Gils Perception versus Reality – it’s a phrase I think most of us have heard before and it isn’t to difficult to understand its meaning. Basically, it reveals that what you think is real isn’t actually real. People may see the world in different ways as the world we see around us is our brain’s interpretation of what is around. Our perception of the environment is based on prior knowledge and past experience. As architects got the same educational background and therefore similar knowledge and experience, it is to be expected we perceive things in a corresponding way. A discrepancy with people from other settings is to be expected as well. As

Het Delftsch Bouwkundig Studenten Gezelschap Stylos werd in 1894 opgericht ter behartiging van studie- en studentenbelangen van studenten aan de faculteit Bouwkunde van de TU Delft.

Dwayne Michael Carter Jr. speaks: ‘We walk the same path, but

bestuur 119 D.B.S.G. Stylos voorzitter: Pierre Mostert secretaris: Sebastiaan Huls penningmeester - evenementen: Marissa van der Veer onderwijs bachelor: Margot Overvoorde onderwijs master: Ilse Galama extern: Melanie van Laak

ferent views.’

adres BG. midden 110 Julianalaan 132-134 2628 BL Delft info@stylos.nl telefoonnummers bestuur 015 2783697 internet www.stylos.nl lidmaatschap Stylos 10 euro per jaar gironummer 296475 Stylos Stichting De Stylos Stichting vervult een vliegwielfunctie ter stimulering van initiatieven van en voor studenten van de faculteit Bouwkunde van de TU Delft. Zij kunnen bij het bestuur van de Stylos Stichting terecht voor financiële en inhoudelijke ondersteuning van hun project. Om u hiervan op de hoogte te houden ontvangt u elke 2 weken B-nieuws en 5 maal per jaar de pantheon//. Wij vragen om een donatie van 45 euro per jaar (pas afgestudeerden betalen de eerste twee jaar 10 euro). Aan bedrijven vragen wij 90 euro. gironummer 1673413 disclaimer All photos are (c) the property of their respective owners. We are a non-profit organisation and we thank you for the use of these pictures.

got on different shoes. Live in the same building, but we got dif-

Insight into these unlike views can make us aware of the different ways people see and experience the built environment. That’s what makes the theme through strange eyes fitting this issue. //


32 stylos 2 chairman’s note Pierre Mostert

26 travelling as an architect Marie d’Oncieu

28 slag om nederland Antje Roos

2 wat nou ontwerponderwijs Jochen Aarts

29 pixelated eyes Marie d’Oncieu

4 masterclass jón kristinsson Gerben Hofmeijer

30 architects’ sketches Marthe van Gils

5 kunstco Charlotte Ros Pierre Oskam

32 strange students

Nynke Wertenbroek

Nina Bohm Antje Roos Marie d’Oncieu Lilian Tran

7 cheops

34 nature in hyper

Uitwisseling Chepos

Talya ten Brink

6 steeowee

8 exbuco praag & dusseldorf Filip Pliakis Daniel van Staveren

algemeen 35 agenda

through strange eyes 12 bladercultuur Margot Overvoorde

Margot Overvoorde

35

36 cartoon Marie D’Oncieu

37 get inspired Lilian Tran

14 berlage Nina Bohm

38 @spinvis Rosa Stapel

18 architectural photograhpy Marie d’Oncieu

40 recommended reading

20 from monsters to icons

Nina Bohm Talya ten Brink

Marie d’Oncieu

22 student views

37

Marthe van Gils

25 de a van architect, arrogant Marthe van Gils

30

38


chairman’s note Pierre Mostert

Seven new pair of eyes will be looking at Stylos. The board proudly announces that the candidate 120th board has been formed. These new eyes will see Stylos in a different way, these strange eyes will determine the new course that the association will sail. Seeing things from another perspective can be seen as a sort of evaluation, it keeps processes vital and dynamic. By triggering discussion, argumentation and reflection, new insights can be found. In this pantheon// you will read about the positive and less positive sides of the discussions, of looking through strange eyes. With only four months ahead, the board is looking at what can still be achieved in this short remaining time. Also some of our bigger events like the Mid Summer Night Festival, the Stylos Study Trip and the Freshmen Weekend are getting real. The committees all work hard to organize their last activities before the summer break starts. Having 17 committees means that the calendar for both May and June is literally filled with all kinds of events. These events in combination with the faculty closing on Queensday, Liberation day and Ascension, the subscription for the Masters and Minors of the coming year and the barbecue evenings with housemates and friends make it a very busy end of the academic year. Even though this year is a busy one, next year will be at least as interesting. Stylos will have its 24th Lustrum, celebrating our 120th anniversary. And we will celebrate it big. There will be more and bigger events, which will result in yet another memorable Stylos year. Be part of coming activities and keep your eyes on the Stylos agenda.//

onderwijs

knip plakstudie Jochen Aarts

Ontwerponderwijs op Bouwkunde. Naar mijn mening een belangrijk onderdeel. Toch vraag ik mij een aantal dingen af. Leren wij ontwerpen? Hoe kunnen we leren ontwerpen? In mijn laatste drie jaar aan de faculteit Bouwkunde ben ik tot de vervelende conclusie gekomen dat ik niet weet hóe ik moet ontwerpen. Het onderwijs focust zich op de basiskennis van architectuur, de bouwtechnische, klimaattechnische en draagconstructieve onderdelen van het vak. Waar komt dan het ontwerpen om de hoek kijken? Er wordt gezegd dat de ontwerpprojecten daarvoor zorgen. Daar ben je bezig met ontwerpen en krijg je gevoel voor architectuur en ruimte, schaal en verhouding, interieur en gevel. Is dat

klagen, maar klagen met de hoop op verandering. Het ontwerponderwijs zou in de nieuwe bachelor een zeer prominente plek in kunnen en moeten nemen.

eigenlijk wel zo?

veau op Bouwkunde. Het is een toets die niet wordt erkend door de examencommissie. Dit is ook de reden dat het slechts 20% van je eindcijfer uitmaakt en er nooit iemand lager dan de vijf haalt die op zijn minst vereist is om dit vak succesvol af te sluiten. Daarnaast wordt er geen feedback op het werk gegeven, dus dan is de vraag, leer je er wel wat van?

Wie leert de student eigenlijk ontwerpen tijdens deze ontwerpprojecten? De gastdocenten zouden daarvoor moeten zorgen. Werkenderwijs leert de student ontwerpen, oftewel leren door te doen. Hoe kan een student weten of wat hij doet goed is. Wanneer is een ontwerp goed, sterk, architectuur? Is dat wanneer het gebouw functioneert of wanneer het gebouw een mooie schil heeft, of allebei. Het gaat altijd om het concept, wanneer komt een concept voort uit een goede analyse? Al deze vragen stel ik mijzelf. Ik krijg het idee dat het heel erg varieert of een student aan deze faculteit deze lessen leert. In mijn ervaring ligt het aan de ontwerpdocenten tijdens de projecten. Wanneer een student gedurende zijn bachelor het geluk heeft gehad goede ontwerpdocenten te krijgen zal hij significant beter zijn in ontwerpen. Dat is naar mijn mening niet de bedoeling. De studenten zijn compleet afhankelijk van de docenten die zij krijgen. Het is een kansspel geworden. Dit komt omdat er naast de ontwerpprojecten geen schijntje aandacht wordt besteed aan het ontwerpen an sich. Hoe verschilt Bouwkunde aan de universiteit dan nog van Bouwkunde op de hogeschool. Natuurlijk; wij hebben wetenschapsleer, wij leren wetenschappelijk schrijven, nou super! Men zou kunnen zeggen dat bouwkunde een HBO studie is, en ik denk dat deze opmerking, jammer genoeg, niet moeilijk te verdedigen is. Ik zou dit niet schrijven als ik niet dacht dat er ruimte is voor verbetering. Niet klagen om het

2

s t y l o s // t h r o u g h s t r a n g e e y e s // a l g e m e e n

Op dit moment is het enige wat ook maar in de buurt komt van ontwerponderwijs het ontwerptentamen. Ik heb onlangs vernomen dat dit eigenlijk niet eens als onderdeel van de studie kan worden gezien. Prof. Ing. Michiel Riedijk heeft dit tentamen tot leven geroepen vanwege zijn frustratie over het ontwerpni-

In de nieuwe bachelor ligt de kans tot verbetering verborgen. Analyse in combinatie met ontwerpen. Leer de student bepaalde architectonische vormen kennen en laat hem deze meteen toepassen. Waarom werkt het bij dat gebouw wel en bij het andere niet. Leer de student met schaal, maat, plaats en hoedanigheid werken. Dit past, naar mijn menig, goed in het vak Grondslagen, wat in de nieuwe bachelor de combinatie is van de vakken architectonische basisbegrippen, stedenbouwkundige basisbegrippen en architectuur geschiedenis. Combineer analyse met het zelf ontwerpen. Geef kleine doelgerichte opgaven en stop daar een goede docent bij. Dit is naar mijn mening het recept voor de student die weet wat ontwerp en ontwerpen is. Gebruik de formule van het ontwerptentamen. Laat de student bijvoorbeeld een aspect als openbaar vs. publiek analyseren en daarnaast toepassen. Laat de student context bestuderen en analyseren en vervolgens in een eigen ontwerp(opgave) daarmee werken. Op deze manier zou bouwkunde van een ik doe maar wat, ik leer maar wat studie, kunnen evolueren naar een studie die studenten aflevert, die daadwerkelijk snappen wat zij doen als ze aan het ontwerpen slaan.//


masterclass

Jón Kristinsson Gerben Hofmeijer

De masterclass commissie verwelkomde op 8 maart Professor Jón Kristinsson, boegbeeld van duurzame architectuur in Nederland, om een dag lang de masterclass met het thema integraal onwerpen’ te verzorgen. Duurzaam bouwen is niet weg te denken uit het huidige tijdsbeeld. We hebben het besef dat we nu hebben aan de inspanningen van de vorige generatie te danken. Een groep mensen heeft ons er jaren geleden van weten te overtuigen dat we zo niet langer verder kunnen. Een van de hoofdrolspelers binnen deze groep mensen is Professor Em. Jón Kristinsson. Van 1992 tot zijn emiraat in 2001 was Jón Kristinsson hoogleraar Milieutechnisch Ontwerpen aan de Faculteit Bouwkunde van de TU Delft. De kennis die hij als architect

werpen. Zijn manier van onderwijzen was ons al als warrig en ongestructureerd beschreven en nu zagen wij waarom. Het ene geniale idee werd snel opgevolgd door het andere, waarbij het tempo van de spraak de gedachten niet bij hield. Sommige zinnen kregen hierdoor niet voldoende tijd om geheel uitgesproken te worden voor de volgende zin zijn opwachting maakte. Gelukkig was het geen probleem om het verhaal te onderbreken met een vraag. Na een kort moment van besef dat er ook nog studenten in de zaal zaten, was Kristins-

twee direct bestookt met vragen van de studenten. Het liep alweer uit op een brainstorm met nieuwe initiatieven, ideeën en een hoop kennis om later toe te kunnen passen.

en bouwfysisch ingenieur heeft, weet hij te combineren in zijn ontwerpmethode: ‘Integraal ontwerpen’. Tot zijn topstukken behoren de minimum energiewoningen in Schiedam (1983) en Villa Flora in Venlo (2012). Deze manier van ontwerpen heeft hij tot 2001 als hoogleraar aan zijn studenten doorgegeven. Hij kwam nog één dag terug op Bouwkunde bij Stylos.

son benieuwd wat de student in kwestie dan toch te melden had. Hierdoor hing er al vanaf het begin een bijzondere, inspirerende sfeer in de zaal.

wil erven, gebruiken en onderhouden.” “De geest is veel sterker dan geld.” “Wij zijn allemaal 3 gloeilampjes.” “Het aller duurzaamste is om helemaal niet te bouwen!”

De dag begon in alle vroegte met, hoe kan het ook anders, koffie. De 20 op motivatie geselecteerde studenten druppelden langzaam binnen terwijl Kristinsson zelf in alle rust zijn presentatie aan het voorbereiden was. Voor de studenten was het spannend, voor de hoofdpersoon zelf leek het ‘just another day at the office’. Na een kort inleidend praatje van Stylos’ voorzitter Pierre Mostert, begon Kristinsson zijn eerste presentatie over integraal ont-

Eén van de kernpunten van de Stylos Masterclass is dat de professor, wie het ook is, de dag zelf mag indelen. Jón Kristinsson maakte hier op een geweldige manier gebruik van. Toen hij merkte dat de theorie veel deelnemers al intrigeerde, besloot hij stilzwijgend het programma te verwerpen en de rest van de dag te besteden aan een brainstorm. In de pauze werd er, onder het genot van een broodje Leo, al druk gediscussieerd over wat een perfect binnenklimaat is en hoe deze bereikt kan worden. Toen Kristinsson samen met zijn opvolger aan de TU, Professor Andy van der Dobbelsteen, binnenkwam, werden de

Op de vraag wat de deelnemers geleerd hebben kwamen de meest uiteenlopende reacties na afloop van de masterclass. Enkele citaten die zijn onthouden: “De economie is net als de scheepvaart, als je niet vaart, kun je niet sturen.” “Duurzaamheid is dat de komende generatie het

De Stylos masterclass is een initiatief van D.B.S.G. Stylos om topmensen uit de bouwwereld in contact te brengen met Bouwkunde studenten uit zowel de master als bachelor en vice versa. De masterclass vindt 4 keer per jaar plaats. Alle bouwkunde studenten kunnen zich aanmelden, waarna er een groep van rond de 20 studenten geselecteerd wordt op basis van hun motivatie. De volgende masterclass zal gegeven worden door Kees Kaan, van Claus en Kaan Architecten, op 23 Mei. Je kunt je nu aanmelden!//

s t y l o s // t h r o u g h s t r a n g e e y e s // a l g e m e e n

3


kunstco

no boundaries Pierre Oskam & Charlotte Ros

De Bouwkunde student wordt vaak gezien als creatief en geinteresseerd in meer dan alleen architectuur, ook kunst kan een grote inspiratie zijn bij het ontwerpen. Wat betekent kunst voor de Bouwkunde student? Veel architecten halen daarom ook hun inspiratie uit kunst. Om een voorbeeld te noemen: Frank Gehry benoemt de schilderijen van zeeslagen van Willem van de Velde de Jongere als een inspiratiebron voor het Guggenheim Museum in Bilbao. Het omgekeerde is ook het geval: de structuur van de stad Manhattan heeft bijvoorbeeld een belangrijke rol gespeeld in Victory Boogie Woogie van Piet Mondriaan. Of wat te denken van Étienne-Louis Boullée, vooral bekend om het Cénotaphe à Newton. Hij wilde in eerste instantie kunstschilder

Bijvoorbeeld de installatie Vacant NL: een maquette met alle publieke leegstaande gebouwen van Nederland bij elkaar. Het werd gepresenteerd op de biënnale van Venetië door een multidisciplinair team, samengesteld door Rietveld Landscape. Dat is een onderzoeksbureau dat doorgaans werkt op de grens van architectuur, wetenschap en kunst. Met de installatie vraagt het team aandacht voor de grote hoeveelheid leegstaande publieke gebouwen. De gebouwen, onder andere molens, kerken en boerderijen, staan leeg terwijl

sche regelementen, economische aspecten en meer. Vaak geven deze restricties juist de houvast en uitgangspunten voor het ontwerp. Soms is het goed om op een of andere manier de restricties te laten varen, om zo nieuwe mogelijkheden te verkennen en jezelf de vrijheid te gunnen breder te denken, zoals een kunstenaar te werk gaat.

worden, maar belandde in de architectuur. Zijn megalomane ontwerpen en tekeningen waren onuitvoerbaar maar vooral een uiting van zijn visie en inspireerde zo weer nieuwe architecten.

ze volgens Rietveld Landscape veel potentie hebben. Het bureau pleit dat de overheid de gebouwen beschikbaar stelt voor de creatieve industrie.

De kunstenaar heeft een volledige vrijheid om ideeën te botvieren: kunst heeft ‘no boundaries’. Tegelijkertijd kan het voor de kunstenaar prettig zijn om met beide benen op de grond te komen door zich te verdiepen in iets concreets, zoals architectuur.

Wij willen graag een paar recentere projecten aanstippen die op soms zeer onverwachte wijze de grenzen tussen kunst en architectuur verleggen en zo tot nieuwe inzichten leiden voor allerlei vakgebieden.

De architect heeft een wonderlijk vak. Hij moet bij een ontwerp rekening houden met de technische eisen en de context, maar daarnaast moet een gebouw ook een meerwaarde hebben. Dit is een ongrijpbaar bestanddeel dat ook een kunstwerk sterk kan maken. Waar haal jij je inspiratie vandaar? Anders dan in de kunst wordt in de architectuur creativiteit op een praktische manier toegepast. Architecten moeten namelijk rekening houden met restricties door fysische wetten, juridi-

Office (2009) door Brechtje van Horsten

4

Kruisbestuiving tussen kunst en architectuur

Een project op kleine schaal is van Jan-Dirk van den Burg. Deze fotograaf legde honderden olifantenpaadjes vast, om de mooiste afbeeldingen te bundelen in een boek. De koppigheid van mensen om vooral níet het voetpad te kiezen is grappig, maar bij analyse van alle paadjes kwam hij bijvoorbeeld tot de interessante ontdekking dat de paadjes niet recht lopen, maar in een lichte boog. Zou dat weer opgenomen kunnen worden in nieuwe stedenbouwkundige ontwerpen?

Sarah van Sonsbeeck // One Cubic Meter of Broken Silence (2009) Courtesy Annet Gelink Gallery Amsterdam // photo by Eddo Hartmann

s t y l o s // t h r o u g h s t r a n g e e y e s // a l g e m e e n


Brechtje Horsten is ontwerpdocent op hogeschool Larenstein en studeerde in 2009 af bij de vrije-kunst afdeling van ArteZ. Als afstudeerwerk voor ArteZ maakte ze een interessant werk genaamd Office. Ze nam een klein, standaard kantoortje met tafel en stoel en veranderde de ruimte. De helft van de massa draaide ze om, in de plaats van de tafel en stoel ontstonden leegtes, en de ruimte werd massa. Door via de deur naar boven te klimmen kon de bezoeker het werk betreden, om in een benarde positie (staan gaat immers niet) een bekende ruimte opnieuw te verkennen. Sarah van Sonsbeeck studeerde af als architect aan de TU Delft, maar zocht later een toekomst als beeldend kunstenaar aan het Rietveld in Amsterdam. Ze studeerde daar af op het project: How my neighbours became Buildings. Sarah realiseerde zich dat haar buren 80% van haar appartement vulden met geluidsoverlast, en besloot dat haar buren dan ook 80% van de huur moesten betalen. Vanuit daar is ze verder gaan werken met het fenomeen stilte. Ze maakte verschillende fascinerende installaties om het bezit van stilte te visualiseren. Ook maakte ze een stilteplattegrond van IJburg en ontdekte bijvoorbeeld dat deze nieuwe stadswijk zo is ontworpen dat het onmogelijk is om er te fluisteren, door de betegeling hoor je alles.

De Kunstcommisie De kunstcommissie is nieuw op Stylos. Wij mogen ons bezighouden met de interesse in kunst op de faculteit en het minstens zoveel aanwezige talent. Al enige projecten hebben succesvol plaatsgevonden en er komen nog veel leuke activiteiten aan. Wil je deelnemen aan de activiteiten van de KunstCommisie? Like onze facebookpagina en blijf op de hoogte. Er staat er een glasblaasworkshop in Haarlem in de planning, deze workshop is mede mogelijk gemaakt door STUD. De volgende activiteiten zullen een handtekenexcursie, een lezing van Paul Gofferjé, een collageworkshop, een origamiworkshop, een cartoonworkshop en als afsluiting van het jaar de Art-Expo zijn.

Art-Expo ‘No Boundaries’ We hopen dat je aan het einde van het academische jaar ook meedoet met de art-expo ‘No Boundaries’: een overzichtstentoonstelling met werk van studenten en medewerkers. Iedereen mag meedoen, elke techniek is welkom. Je kunt je laten inspireren door Bouwkunde en de ruimtelijke omgeving zoals de voorbeelden hierboven. Dat hoeft niet: iedere deelnemer heeft de volledige vrijheid om te maken wat hij of zij wilt: no boundaries. Mail voor vragen of om je aan te melden naar kunst@stylos.nl.//

Olifantenpaadje // Foto door Jan-Dirk van der Burg (2011)

Technische boekhandel Waltman is een van de oudere boekhandels in Nederland. Sinds de oprichting in 1863 heeft de boekhandel zich gespecialiseerd in technische en wetenschappelijk literatuur, studieboeken, populair wetenschappelijke boeken, en is er op de faculteit Bouwkunde een ruim assortiment aan kantoor-, maquette- en tekenartikelen. Binnenwatersloot 33 | 015 - 2123775 | info@waltman.nl Julianalaan 134 | 015-2783529| waltmanbouwshop@tudelft.nl

s t y l o s // t h r o u g h s t r a n g e e y e s // a l g e m e e n

5


steeowee

de revolutie Nynke Wertenbroek

Het eerstejaarsweekend komt er al snel aan, het thema is bekend en de mentorenkoppels zijn druk bezig om een filmpje te maken waarmee zij worden geselecteerd om de nieuwe eerstejaars te begeleiden tijdens hun eerste kennismaking met Delft en Bouwkunde. Wat gaat er precies gebeuren? Vrijdag 16 augustus is het weer zover, zo’n 250 nuldejaars bouwko’s strijken in Delft neer. Iedere ouderejaars bouwkundestudent kijkt met veel plezier op de SteeOwee terug . In de eerste dagen, die de aankomend studenten in Delft doorbrengen, zullen ze de stad, de studie, studievereniging en vooral ook elkaar leren kennen. Workshops worden afgewisseld met interessante lezingen, spelletjes en feesten die tot in de vroege uurtjes doorgaan. Op die manier wordt hun studententijd op spectaculaire wijze afgetrapt! Dit jaar staan de aankomende bouwko’s een revolutionair weekend te wachten! Zij zullen kennis maken met de duurzame REVOLUTIE, waar de wereld van bouwkunde zich nu in bevindt. Er gebeurt namelijk veel om ons heen. Tegenwoordig worden prijsvragen gewonnen met de meest innovatieve en duurzame ontwerpen en je kan het zo gek nog niet bedenken, of het wordt al gebouwd. Kartonnen constructies, drijvende woningen, gebouwen gemaakt van pet-flessen, alles is mogelijk! De workshops en lezingen staan dan ook in het teken van revolutionair duurzaam ontwerpen.

6

Daarnaast zal de SteeOwee dit jaar een andere wending krijgen: In voorgaande jaren konden de aankomend bouwko’s kennis maken met het nieuwe Stylos bestuur en de SteeOwee commissie. Dit jaar zullen wij hen ook op de hoogte stellen van alles wat Stylos voor bouwkundestudenten te bieden heeft: Excursies, de grote reis, symposia, vijf keer per jaar een pantheon// in de bus. In samenwerking met een aantal commissies van Stylos zullen wij op interactieve wijze de nuldejaars introduceren met alle activiteiten waar zij aan mee kunnen

kundediploma op kan. Dit jaar met een programma dat vol staat van inspirerende, duurzame onderwerpen dus.

doen en de commissies waar zij zich al in hun eerste jaar voor in kunnen zetten. Zeker met het lustrum in zicht, heeft Stylos de eerstejaars veel te bieden!

er bij bouwkunde ieder jaar een enorm grote belangstelling vanuit de studenten om mentor te worden. Door het grote aantal enthousiaste aanmeldingen, zullen wij de mentoren selecteren op basis van een door hen gemaakt filmpje. Daarin laten zij zien hoe revolutionair zij en hun medementor zijn en wat zij aan hun mentorkindjes kunnen leren!

Met zes enthousiaste commissieleden en een QQ’er zijn wij sinds oktober bezig om een nog mooier weekend te organiseren voor de aankomend studenten. Samen zetten wij tussen 16 en 18 augustus de meest unieke workshops, interessante lezingen en onvergetelijke feestjes neer om ervoor te zorgen dat de aankomend eerstejaars alvast een voorproefje krijgen van alle kanten die je met je bouw-

s t y l o s // t h r o u g h s t r a n g e e y e s // a l g e m e e n

Op dit moment zijn wij druk bezig met de mentorenselectie. De ouderejaars studenten die zich het hele weekend voor de aankomend bouwko’s inzetten, zijn natuurlijk onmisbaar. Zij zorgen ervoor dat de kersverse studenten een onvergetelijk weekend beleven en met veel plezier naar hun studietijd kunnen uitkijken. In tegenstelling tot veel andere studies, is

De komende maanden zullen wij ons hard in blijven zetten om alles tot in de puntjes te regelen. Maar één ding staat al vast: De SteeOwee 2013 belooft een fantastisch weekend te worden!//


chepos

verticale stad Merel Brabers

Chepos is het onafhankelijke architectuurtijdschrift van de studievereniging Cheops van de Technische Universiteit Eindhoven. Iedere editie wisselen Chepos en pantheon// een artikel uit. Deze editie een artikel over Manhatten aan de Maas. Het ‘Manhattan aan de Maas’ wordt het complex al genoemd, aangezien het uit drie torens bestaande complex met zijn 151 meter hoogte niet te missen is vanaf de Erasmusbrug. Deze drie torens vormen samen de eerste ‘verticale stad’ van Nederland. Het begrip verticale stad ontleent zijn betekenis aan de verschillende functies die in de drie torens huisvesten. Zo zitten in de middelste toren voornamelijk kantoren, in de rechtertoren 240 appartementen en in de linker toren onderin een viersterrenhotel en bovenin nog meer kantoren. Onder

verdiepingen tellende plint van het gebouw waar de horeca-, ontspannings- en parkeerfunctie in zitten. Het gebouw staat namelijk op slappe veengrond, waardoor er tijdens de bouw zettingsverschillen te verwachten waren. Deze moeten natuurlijk opgevangen worden. Hiervoor zijn speciaal ontwikkelde vijzeltechnieken opgenomen in de fundering. Maar ondanks deze technieken wordt verwacht dat na de oplevering de verdiepingsvloeren nog kunnen zetten. Dit zou betekenen dat er circa 5 mm speling is dankzij zetting van de fun-

voorbeeld opslag van water en energievoorzieningen onder bebouwde grond en parken, lijkt dit tot nu toe wel de beste oplossing. Op de debatavond van de CQ zullen er naast spreker Kees van Casteren nog twee andere invalshoeken bekeken worden om het ruimtegebrek in Nederland op te lossen. Men denkt misschien bij het zien van de wolkenkrabbers aan New York of Tokio, in plaats van ons lage landje, maar Rotterdam wordt op deze manier ook een heuse metropool. Het zal voor sommige mensen misschien even wennen zijn aan

de torens is er nog ruimte voor een grote parkeergarage die ruimte biedt voor bezoekers en bewoners van de gehele ‘stad’ en voor horeca gelegenheden die aan het water gelegen zijn. Dankzij al deze verschillende functies is het gebouw een functionerende stad op zich. Hoewel sommige functies privacy behoeven, zoals bijvoorbeeld de woningen en kantoren, zijn deze wel met de publieke functies verbonden via een grote centrale lobby. Een verticale stad is meer dan een gebouw. Er komen dan ook verschillende beperkingen bij kijken om zo een groot gebouw te bouwen. Het ontwerp van de verticale stad is te zien als drie torens waarvan de bovenkant verschoven is ten opzichte van de onderkant. De oppervlakte van het gebouw beslaat 162.000 m2 en het volume van het gebouw zal het grootste zijn dat in Nederland in een keer is voltooid. Dankzij de unieke omvang van het gebouw, zijn veel materiaalkeuzes zo gemaakt dat de bouw überhaupt mogelijk wordt. Hoewel men zou verwachten dat hier veel gewerkt wordt met prefab elementen, is dit juist niet het geval. Het casco wordt gedomineerd door staal en beton dat in het werk gestort is. In totaal bevat het gebouw 75.000 m3 beton en 800 ton staal. De redenen voor in het werk gestort beton zijn voornamelijk constructieve keuzes, zegt Frank de Roo van aannemersbedrijf Züblin, dat alle vloeren, wanden en schachten geoptimaliseerd heeft en uitkwam op gietwerk, dat uiteindelijk goedkoper zou zijn dan de vervoers- en opslagkosten van prefabelementen. Een andere ‘gedwongen’ keuze is die voor een prefab-gevelsysteem. Dit gevelsysteem zal toegepast worden in de zeven

dering en nog eens 3 mm speling dankzij de gebruikersbelasting. Vandaar dat er een gevelsysteem moet komen dat deze 8 mm zetting zou kunnen opvangen in de dilatatievoegen. Aangezien er maar één gevelsysteem hiertoe in staat is, is er geen andere keuze dan die voor een elementengevel. Dit houdt in dat de gevel opgebouwd wordt uit geprefabriceerde, verdiepingshoge elementen die boven en naast elkaar worden geplaatst. In dit geval speelde gebrek aan ruimte een rol om te kiezen voor prefab-elementgevels. Er is niet alleen gebrek aan ruimte om te wonen in de Randstad, maar ook om te bouwen. Het bouwterrein is aan de krappe kant, waardoor er geen opslagmogelijkheden zijn. Ook moeten alle materialen via één enkele straat worden aangevoerd.

deze nieuwe stad, maar wie wil er nu niet leven in deze verticale stad van OMA?//

Hoewel de bouw van de stad in 2009 begonnen is, heeft OMA het gebouw al ontworpen tussen 1998 en 2001. Rem Koolhaas had met zijn kennis van metropolen toen al door dat er oplossingen zouden moeten worden bedacht voor het gebrek aan ruimte in Nederland, met name in de Randstad.

>> www.derotterdam.nl

Interieurimpressie atrium

Vanaf 2001 werkt projectarchitect Kees van Casteren alleen nog aan dit project, waarbij het optimaliseren van de verschillende functies naast elkaar centraal staat. OMA wil dat je in het hele gebouw kunt leven alsof het een stad is. Er zijn dan ook voldoende buitenruimtes door middel van dakterrassen en alle woningen hebben aan één gevel een balkon. Hoewel er andere oplossingen worden gezocht voor het gebrek aan ruimte, zoals bij-

De verticale stad vanaf de Erasmusbrug

s t y l o s // t h r o u g h s t r a n g e e y e s // a l g e m e e n

7


düsseldorf Filip Pliakis

Je hoeft niet altijd ver te reizen om interessante plekken te bezoeken. Er zijn nog veel onontdekte steden op amper een paar uur reizen vanaf Delft, die zeker de moeite waard zijn om te zien. Een van deze steden is Düsseldorf. Als het hart van een van de grootste metropolen van Duitsland heeft de stad niet alleen een grote economische waarde, maar is de stad ook een hotspot voor creativiteit. Kunst, mode en architectuur vieren hier hoogtij, en dat was reden genoeg voor Stylos om deze stad een lang weekend te bezoeken. Na een treinreis van drie uur kwamen we aan in Düsseldorf. Na het inchecken in een luxe en schoon hostel gingen we direct op stap naar onze eerste activiteit. Ingenhoven Architects is een reusachtig architectenbureau met vestigingen op vier continenten. Het hoofdkantoor bevindt zich in een enorme omgebouwde fabriek op de kop van een oude pier in de industriële haven van de stad. We werden zeer gastvrij ontvangen door een van de projectmanagers en werden rondgeleid over de indrukwekkende werkvloer. Er werken hier meer dan 70 mensen met veel verschillende nationaliteiten. Het bedrijf laat bovendien 1:1 maquettes maken van zeer geavanceerde en zelfontwikkelde vlies- en klimaatgevels, wat het bezoek erg interessant maakte voor ons als studenten van het op duurzaamheid gefixeerde Bouwkunde. Ingenhoven ontwerpt nu aan een paar grote projecten zoals het nieuwe hoofdkan-

toor van Google en heeft talloze grote internationale prijzen gewonnen. Na afloop kreeg iedereen een goodiebag met dikke (foto) boeken van hun werk. Een erg goed begin van het weekend. Weer buitengekomen sneeuwde het vrij heftig, en de koude wind joeg ons al gauw de ‘Altstadt’, het historische centrum van Düsseldorf in. Met de hele groep van 25 man rondom een grote tafel in een gezellig Duits restaurant hebben we uitgebreid gegeten en gedronken. Vervolgens is een deel van de groep de stad ingedoken om het nachtleven

radiostations vestigden zich hier in nieuwe, opvallende gebouwen. Terwijl we de wind en de kou trotseerden heeft een gids ons twee uur lang door de haven rondgeleid. Om weer even op te warmen hebben we een kop warme chocolademelk gedronken in één van de beroemde gebouwen van Frank Gehry, ‘der Neue Zollhof’. Afsluitend zijn we naar het observatieplatform van de 241 meter hoge televisietoren ‘Rheinturm’ gegaan waar we de haven en de hele stad konden zien. In de namiddag heeft de groep zich verdeeld om een

van Düsseldorf verder te bestuderen. Het blijkt dat de stad beschikt over een drukke ‘barstreet’ met een bijna Zuid-Europese allure die talloze clubs en kroegen rijk is.

van de vele musea of exposities in de stad te bezoeken, of om de stad te verkennen.

Na een nacht polonaise met Duitsers en hele foute schlagermuziek was het de volgende ochtend weer vroeg op om door te gaan met de excursie. Het volgende programmapunt was de Medienhafen. De pieren van de industriële haven zijn in de jaren ’90 verlaten naarmate de fabrieken zich verder buiten de stad verplaatsten. Het gemeentebestuur besloot daarna het vrijgekomen terrein te herbestemmen. Het gebied wekte de interesse van veel creatieve bedrijven en ook veel televisie- en

Na opnieuw een nacht uitgaan stonden we zondagochtend op voor een bezoek aan de Kunstacademie. Deze academie had toevallig net een expositie van al zijn studenten, dus er was genoeg te zien. Behalve architectuur werden hier ook andere vormen van kunst geëxposeerd. Sommige bizarre projecten leidden tot veel discussie, wat het bezoek zeker bijzonder en interessant maakte. We werden rondgeleid door twee architectuurstudenten, met wie we later samen nog een rondje zijn gelopen langs hun ateliers. Deze studenten werd een hele andere kijk op architectuur onderwezen dan wij in Delft, wat leidde tot boeiende uitwisselingen over architectuur en onderwijs. Na een pizzalunch zijn we naar het Schauspielhaus gegaan. We werden rondgeleid door dit theater (beroemd als Windows-achtergrond) en mochten diep onder de grond alle technische systemen ‘achter de schermen’ zien. We hebben ook uitleg gekregen over ingenieuze akoestiek en logistiek in een groot openbaar gebouw als dit. Na deze laatste activiteit konden we moe en tevreden in de trein terugkijken op een paar mooie dagen. We waren verrast dat de stad achteraf nog meer te bieden had dan we dachten. Het sneeuwde bijna onophoudelijk, maar de vriendelijke mensen, de indrukwekkende architectuur en de culturele hoogtepunten maakten dat helemaal goed. Deze relatief onbekende stad is zeker een aanrader, en ook nog zo dichtbij. //

8

s t y l o s // t h r o u g h s t r a n g e e y e s // a l g e m e e n


prague

Daniël van Staveren

Prague is a city which, unlike other cities we have visited with the international excursion committee, is not known for its modern architecture. Try to Google ‘modern architecture Prague’, it almost seems as if the modern stock of Prague is limited to the famous ‘Dancers’ by Gehry.

faculty of architecture of Prague

Central Park Praque

Maquette of Central Park Praque

That’s why we decided to also focus on all the Baroque, Jugendstil, Art nouveau, cubist and classic buildings in our program. It has become clear that the relatively small center of Prague is equipped with practically all layers of time one can think of. The old center is packed with medieval streets, squares and city gates. The Karlsbrücke tops everything, a wide, massive medieval bridge that brings you from one riverside to the other of the Moldau. And if the old center has not enough architecture from our ancestors for you, than you can cross the

One of the modern projects we’ve visited also gave us an explanation for this phenomenon. I’m talking about the 2010 Central Park Prague. The project consist of 10 high rise buildings, each counting around 10 floors which are situated on a ring-shaped dyke and in this way enclose an inner terrain; a private park for the inhabitants of the apartments. During the tour from the architect himself, Mr. J. Wertig, we immediately noticed some things; The park was very empty and quiet and a lot of apartments were empty and for sale. We were impressed

Karlsbrücke to find the castle of Prague; the largest ancient castle in the world.

by the integrity of Wertig’s answers to all our questions, he was very honest. We learned that at the moment the project suffers from a lot of critics, in particular concerning the park. This park is contradictory to socialist ideas, derived from the Czech communist period (it was only until 1989 that the Czech republic was freed from communism). It is due to these ideas that the Prague inhabitants are used to the tradition that all cities’ green is accessible and usable for each inhabitant. The park has been cut off from the surroundings due to the poor quality of the neighborhood in which it finds itself. It’s not a neighborhood where one can let kids play carefree. This park offers the buyers of an apartment in the Central Park a solution for this problem. Prague inhabitants are not used to this idea and especially from the left-oriented part of the government, there is a lot of criticism to the plan. This issue is a clear example of how architecture plays a role in politics. Mr. Wertig believes that this could be the start of a slow adoption of modern, large-scale projects in Prague, as these plans are well-known in more western European countries.

Since we are students ourselves and we also had good inside contacts within the faculty of architecture of Prague, it was impossible to not include a visit to the newest building of CTU Prague. It’s one of the more modern buildings within the Technical Campus of Prague and is certainly not inferior to our faculty in Delft. The interior is characterized by the use of concrete and the terra cotta stone tile floor. The result is a soft combination of the colors grey and warm orange. The students are divided over several studios. The studios are loft spaces that are equipped with double floors, resulting in a maisonette-like working space. There is a luxury in the amount of light that fills the space, due to the windows that stretch out over two floors. Looking through the window there is a beautiful view over Prague and we noticed something: Prague is a city with a very prominent infrastructure. We see enormous round-a-bout’s with empty concrete inner circles, long strokes of road that are raised by a bridge floating beside apartments and wide tracks of rails that tunnel through the hills of Prague. After some talking with local students, we learned that it’s actually the urban planners that perform a strong focus on the functioning of the infrastructure of Prague. Urban planners in Czech culture have a higher status that architects do, which means that they have a lot of control in the execution of large plans in Prague.

Although I cannot detail everything we’ve seen, I can tell you that there is a lot more to Prague than just what I mentioned above. More highlights include Jewish neighborhoods, a medieval astronomic clock in the clock tower, a brutalism tv-tower, a sparkling night life and of course: Pivo. Half a liter will cost you no more than 1,50 euros.//

Jewish cemetery

s t y l o s // t h r o u g h s t r a n g e e y e s // a l g e m e e n

9


through strange eyes

10

s t y l o s // f o o d // a l g e m e e n


This image, by Thierry Cohen, is part of a series entitled Darkened Cities. His clever montages of cityscapes such as Shanghai, Rio or San Francisco show an explosion of light above the urban landscape. We think we see bright night skies over cities. Actually, it is the opposite. These are the skies that we don’t see. Modern lighting provides a high level of light pollution coupled with atmospheric pollution which forms a screen only barely penetrable by light. Stand in New York or Rio and look up, even on the most cloudless night and you won’t see this stunning tableau. Yet it is there, blotted out only by man’s interference. http://thierrycohen.com/ s t y l o s // f o o d // a l g e m e e n

11


bladercultuur Willemijn Wilms Floet & Margot Overvoorde

Vroeger had iedere faculteit een eigen plek voor haar boeken, maar tegenwoordig worden alle boeken ondergebracht in een centrale bibliotheek. Ook op de TU Delft is dit zo georganiseerd, met uitzondering van de Bouwkunde bibliotheek. Waarom is Bouwkunde een geval apart? Een architectuur-, stedenbouw- of landschapsarchitectuurboek bestaat vaak voor meer dan de helft uit beelden van de gebouwen, steden of landschappen. Logisch, maar dat betekent wel dat er veel gebladerd wordt door de boeken in de bibliotheek. Voor een student, docent of onderzoeker is het bladeren door de boeken een belangrijk aspect van het opdoen van inspiratie en het vergelijken van bepaalde bronnen en voorbeelden. De bibliotheek van de faculteit Bouwkunde is - met haar collecties, de verschillende bijzondere collecties van de faculteit en de bladercultuur onder de gebruikers - uniek in Nederland. Binnen de TU Delft neemt zij een bijzondere positie in vanwege de vele uitzonderlijke, historische boeken. Bovendien is zij de grootste faculteitsbibliotheek qua oppervlakte, collectieomvang en aantal uitleningen. Als de bibliotheek vergeleken wordt met andere externe bibliotheken blijkt dat zij één van de twee grootste bibliotheken op het gebied van Bouwkunde is in Nederland en in 2010 de enige binnen een universitaire onderwijsinstelling. Alleen het Nederlands Architectuurinstituut (NAi) heeft een vergelijkbare collectie. De Bouwkunde bibliotheek heeft één van de meest uitgebreide collecties in Nederland en de faculteit bezit veel bijzondere, unieke collecties. Dit is waarom een eigen, fysieke bibliotheek belangrijk is op Bouwkunde.

Een paar jaar terug had de TU het plan om ook de bibliotheek van Bouwkunde in de centrale bibliotheek onder te brengen. De Bouwkunde bibliotheek was het daar mee oneens en heeft het belang van de bibliotheek onderzocht onder studenten, docenten en onderzoekers. Met een enquête is veel input binnengekomen en werd duidelijk dat de Bouwkunde Bibliotheek moest blijven. Mening van een van de respondenten: “Het belangrijkste van gedrukte bronnen en kasten waar je zelf je weg in moet zoeken (de faculteitsbieb), is dat

‘Met 120 uitleningen is S, M, L, XL van Rem Koolhaas het meest uitgeleende boek in de Bouwkunde Bibliotheek.’ je dingen tegenkomt waarvan je anders niet zou weten dat ze bestaan. Net zo belangrijk als vinden wat je zoekt is zoeken naar wat je nog zou kunnen vinden. Mijn meest waardevolle vondsten waren nooit resultaat van concrete zoekopdrachten.” De enquête wordt nu regelmatig als gebruikersonderzoek ingezet om de tevredenheid van de bezoekers te toetsen. De bibliotheekcommissie wil nu ook de kwaliteit van de boekencollectie onder de loep nemen. Dit doen ze op verschillende manieren. Ze benaderen

Verdeling van de boeken in de Bouwkunde Bibliotheek in verschillende categorieën.

12

experts om de state of the art en veroudering van de literatuur te checken, zeker wanneer vakgebieden in ontwikkeling zijn. Een andere punt is om de literatuurlijsten van de studieprogramma’s na te lopen en uit te zoeken wat er ontbreekt; wat ze graag uit de centrale bieb naar Bouwkunde zouden willen verhuizenen of extra exemplaren kunnen worden aangekocht. Een interessante en vooral ook een leuke actie, uitgevoerd door Willemijn Wilms Floet, is om de uitleencijfers van de boeken onder de loep te nemen. Zo wordt er inzicht

s t y l o s // t h r o u g h s t r a n g e e y e s // a l g e m e e n

verkregen in de boeken en onderwerpen waar de belangstelling naar uitgaat. De bibliotheek is opgedeeld in verschillende categorieën, die gebaseerd zijn op de verschillende vakgebieden en soorten boeken. In het taartdiagram zijn de verschillende categorieën te zien met de grootte van de collectie in de bibliotheek. In het onderzoek zijn de categorie ‘algemeen’ en de categorie ‘architectuurgeschiedenis vanaf ca. 1900’, met daarin vooral de boeken door en over architecten bekeken en hier zijn een aantal uitkomsten uit geko-

het aantal boeken naast het aantal uitleningen in de twee categorien


men. Deze zijn te zien in de verschillende diagrammen en tabellen.

te zien de lijst met meest uitgeleende boeken. S,M,L,XL staat bovenaan.

Opvallend is dat Le Corbusier het meeste wordt uitgeleend, met 163 boeken, terwijl OMA/Rem Koolhaas bijna evenveel wordt uitgeleend, maar met maar 23 boeken. Dit is ook

Deze cijfers zijn alleen gebaseerd op de boeken in de Bouwkunde bibliotheek aan de TU Delft, als je dit zou vergelijken met andere architectuur bibliotheken zullen er misschien

andere boeken bovenaan staan. Dit heeft te maken met de manier van les geven op onze faculteit, wat onze docenten van waarde schatten en wat er als lesmateriaal wordt gegeven. De lijst met boeken over architecten die het meest worden uitgeleend spreekt toch wel van een zekere lijst top architecten.//

(Advertentieruimte beschikbaar gesteld door De Swart Den Haag)

MEDICIJNENONDERZOEK VOOR KINDEREN MET KANKER IS NOODZAKELIJK Go4Children is een stichting die fondsen werft om geneesmiddelenonderzoek bij kinderen met kanker mogelijk te maken. Zodat deze kinderen de juiste, dus goed uitgeteste, medicatie krijgen. Met als resultaat dat de behandeling effectiever en veiliger wordt. Zo worden meer kinderen beter, met minder bijwerkingen.

JULLIE KUNNEN ONS HELPEN Doe dan hetzelfde als wij: geld ophalen! Bijvoorbeeld door het organiseren van een actie of evenement, waarvan de opbrengst ten goede komt aan Go4Children. Om je op weg te helpen stellen we gratis een digitaal ontwerp voor een flyer beschikbaar. Heb je vragen of - nog mooier - een idee? Stuur dan een mail naar info@go4children.nl of bel naar 010-5069176. Alvast bedankt!

WWW.GO4CHILDREN.COM

DE JUISTE MEDICATIE VOOR KINDEREN MET KANKER

s t y l o s // t h r o u g h s t r a n g e e y e s // a l g e m e e n

13


the perception of history

Hendrik Petrus Berlage Nina Bohm

History is subjective. It is defined by a model of perception that is specific to its time. The eyes with which we look upon and judge our common past change with every new generation. The evolving views also appear in different judgements made on often-idolised architects. The understanding of how the world was received by people who lived a hundred years in the past, is growing smaller with every technological milestone that is achieved. In the 21st century there is a generation growing up that will have a hard time to imagine a life without internet or the portable devices to use it. Maybe it is this rush development of technology or the ‘hunger’ for globalisation the modern society feels that will change the perception of history. But then every generation will have its own way of perceiving history. The elemen-

find reason in his argument, when looking closer at the context that Hendrik Petrus Berlage lived and build in.

tary model for art history dates from the 16th century (Van der Woud, 2008). This historical image is based on the thought that the development of art is imputed to the ‘influence’ of singular artists. Nowadays most historical studies take social, economic and technological influences as much into account as the performances of individuals. However, as Van der Woud describes the development towards a

the rationalist ideas of Eugène-Emmanuel Viollet-le-Duc and Gottfried Semper. The ‘Grote Reis’ or Grand Tour that all young men from good fortune had to make at that time as part of their maturation, brought him to Italy, where all the architectural theory he read about in Zürich was suddenly made visible. Italy would not be his only influence. Over the course of his life Berlage, who was never set

Foreign influences Berlage was born halfway through the 19th century in Amsterdam. He grew up in a welloff and liberal minded family that assured him from a good education. As he attended the ETH (Eidgenössische Technische Hochschule) in Zürich he became an architect formed by

This misconception in architectural history derives to one particular architect; an architect who is known for founding modernism in the Netherlands. nuanced historiography, he also detects an error. This misconception in architectural history derives to one particular architect; an architect who is known for founding modernism in the Netherlands. To Van der Woud’s opinion this is a myth. At first sight that might seem to be a quite radical statement. Yet it is not hard to

Robie House, Chicago (Smith 2004). An example a prairie house by Frank Lloyd Wright.

14

back by financial deficits, made several journeys. The influences of the different countries he visited are often clearly visible in his work. What is also remarkable about these voyages, is the way Berlage documented them (Van Bergeijk in Berlage, 2010). Each time he went abroad, he wrote a detailed report that was

The Holland House in London (Baugh, 2011). Berlage’s office building is clearly inspired by Sullivan by emphasizing verticality in the facade.

s t y l o s // t h r o u g h s t r a n g e e y e s // a l g e m e e n

meant to be published and read by the greater public. When reading Italiaanse Reisherinnergen (Italian Travel Memoires), the book seems to be a guided tour through the ancient and renaissance architecture of the Italian cities. Between the lines of the quite literal descriptions of buildings, there is always his personal interpretation of the architecture. Prior to describing the façade of the Palazzo Pitti in Florence, for example, Berlage utters his disappointment about the lack of ornament in the palace building. ‘One wonders why someone, who has all the facilities and disposition, dares to throw off all decorative elements.’ (Berlage, 2010) Although the importance of those first travel experiences should not be underestimated, it would not be the journeys to Italy that are later seen as the turning point in his architecture; the acquaintance with the architectural developments in the United States in the beginning of the 20th century would become the confirmation of what Berlage had been searching for (Fanelli, 1989). In 1911, when Berlage went to the United States, he had already designed and built several major projects in Amsterdam, including maybe his most well-known work: The Beurs van Berlage (1898-1903). In America he recognised in the architecture of Henry Richardson, Louis Sullivan and Frank Lloyd Wright design theories he had been searching for himself. Wright, who ‘separated himself from tradition, but did not deny the connection architecture

The Beus van Berlage in Amsterdam (Hollandroute, 2011). One of the most well-known buildings Berlage would build.


has with its past’, was an inspiring example to Berlage (Fanelli, 1989). He agreed with Wright on many subjects: the importance of the plan, designing from the inside out and with geometrical clarity. Berlage also found confirmation of his idea that expressive ornamentation could actually contribute to the constructional honesty and routing of a building. This is something Berlage admires in Sullivan as well: ‘He made the ornament completely inferior to the actual organism of the building.’ (Berlage in Fanelli, 1989). It must be clearly stated that his journey to the United States was not the first time Berlage got in touch with the ideas or architecture of the Chicago School. Architectural magazines often formed a bridge to communicate ideas from the one continent to the other. Berlage could recognise his own ideas in those of the American architects; he did not discover them there. The rationalist views he had so far developed in the Netherlands were strengthened in the United States and even more noticeable in the designs he would make after 1911.

Jachthuis St. Hubertus The family Kröller-Müller, consisting of multinational Anton Kröller, his wife Helene Müller and their four children, would become the first client of Berlage after his return from the United States (Fanelli, 1989). Ms. Müller was one of the first female art collectors in Europe. Her significant collection is being displayed in the Kröller-Müller Museum since 1938 and contains one of the most valuable pieces of modern art in the Netherlands. Berlage is eager to accept the offer of this well-known family to become their personal architect, as he has trouble finding satisfying work ever since he came back from the United States. In 1913 he signs a contract that would prevent him to take any other clients for the next ten years. It is not on Dutch, but on English soil that the first design for the family would be realised by Berlage. The Holland House (1914-1916) is sometimes referred to as one of Berlage’s best designs. To Berlage designing an office buil-

The Jachhuis St. Hubertus between Hoenderloo and Otterlo (Wikimedia, 2007). Berlage’s Gesamtkunstwerk distinguishable because of its thirty meter high tower. In the reflection of the water the Jachthuis appears to be a cross.

ding must have been an important exercise. In his American travel report he writes that ‘where Ancient architecture was based on the temple, office buildings and stores are now the ideal way of building (Berlage in Fanelli, 1989). The fresh influences of Wright and Sullivan are therefore easily traceable in the Holland House with its visible metal construction and the glazed tiles covering the interior walls. However, the Holland House is not as exemplary for his overall work as an architect or as well-known as the Jachthuis St. Hubertus (1915-1917). It is verticality that draws immediate attention, when approaching the Jachthuis. The slate roofs seem to clamp the monumental brick tower that is visible from a far distance. The Jachthuis is meant to be the summer resort for the family, located in what is now one of the oldest national parks in the Netherlands: the Hoge Veluwe. The surroundings in the national park were suited for hunting and therefore the house was meant as a ‘jacht’huis, which means ‘hunting’ house in Dutch. The Hoge Veluwe is the park where two decades later the museum for the Kröller-Müller collection would be build. Ms. Müller was closely involved with the design, which often frustrated Berlage. She wanted the house to be called St. Hubertus, after the saint that is believed

to have seen a cross appear between a deer’s antlers while hunting. The plan of the Jachthuis was based on these antlers. It shape creates a natural courtyard, surrounded by lower outbuildings. To symbolise the cross Berlage used the tower to mark it between the antlers. A thirty meter high tower is not a rarity in Berlage’s designs (Blijdensijn & Stenevert, 2004). Typologically towers have been mostly known to be part of a church, to carry the clocks, show the time and to make the God’s house a landmark. Berlage reused the symbolic value to quite literally let his own designs stand out in their environment. In some ways against the philosophy of the by Berlage so admired Sullivan, because most of Berlage’s towers did not have a function at all. They seem to be decoration, an ornament. However, by Berlage’s views the symbolic value was clarified with reason; typologically it had been used in many other buildings to give a certain status. As the height and the position of the tower suggest, the theme of St. Hubertus was taken on by Berlage to play a major part in his Gesamtkunstwerk. The terminology of the word ‘Gesamtkunstwerk’ got defined by Richard Wagner, who used it to describe two operas that ought to be ideal, because they were meant to integrate all forms of art in the theatre

s t y l o s // t h r o u g h s t r a n g e e y e s // a l g e m e e n

15


Dudok´s town hall in Hilversum (Wikimedia, 2008, July). An example of modernism in the Netherlands.

Berlage’s drawing of the living room in the Jachthuis St. Hubertus (Wikimedia, 2008, April). Every detail in the house was designed to fit the overall design: ‘unity in plurality’.

Berlage’s antlers shaped plan for the Jachthuis St. Hubertus (Gunnik, 1989).

(Koss, 2010). In architecture the word soon got

seen as an example of rationalism (Blijdenstijn

a small group of worshipers of the Berlage

copied, meaning to describe a design where the architect is responsible for not only the building, but the interior and landscape as well. After the Industrial Revolution, during the rise of Modernism and in the time Berlage designed the Jachthuis St. Hubertus, the Art Nouveau architects advertised a Gesamtkunstwerk as the example of craftsmanship. Where clients would allow it, Wright also used this approach to designing. In Germany the idea would be used by Walter Gropius and used in his Bauhaus School. The Jachthuis is one of the most successful Gesamtkunstwerks Berlage made. Not only did he make the interior suited to the coloured tiles or the glazed bricks, but also designed a park surrounding the house and a bridge to reach it. Berlage went into incredible detail, not only producing the furniture but also making cutlery that would fit the dining room.

& Stenevert, 2004). Berlage strived to unify the detail with the entire construction. A principle he called ‘unity in plurality’ (eenheid in veelheid). This is the key behind the rationalist ‘Berlage School’. Not the Gothic rationalism Berlage got taught by Viollet-le-Duc in Zürich, but a new ‘modern’ rationalism that Berlage introduced in the Netherlands. This is the point historians in the Netherlands seem to disagree on. Jachthuis St. Hubertus might have a rationalist approach of solving design

School made Berlage a phenomenon in his own time. Which, as Van der Woud describes, leaked through into the generally accepted architectural historiography.

“He tried to understand, but dit not dare to accept the consequences of his own principles.” problems, but it is still made out of brick, instead of the modern materials that were available like glass and steel and overloaded with the symbolic ornaments .

Berlage as modernist As in the plan as well, as in the interior, St. Hubertus is symbolised. Stained glass in the hallway is telling the story of the saint and the deer. Also the different colour themes in each room symbolize a part of St. Hubertus’ life. Just like other parts of the Gesamtkunstwerk were designed by different artists, the colour scheme used in the whole building was devised by the Dutch painter and designer Bart van der Leck. Joseph Mende da Costa and Hildo Krop made statues to decorate the Jachthuis. Although the design approach of making a Gesamtkunstwerk might have some Art Nouveau-connotation, the Jachthuis is to be

16

The reproach of tunnel vision by architectural historians is true to a certain extent. The designs of Berlage’s contemporaries sometimes seem to have been build decades in the future compared to what he himself was doing. For example Willem Dudok’s town hall in Hil-

The question if the Jachthuis is a modernist example does not have just one answer. The earlier mentioned Auke van der Woud, who writes about the ‘Berlage myth’, blames the misunderstanding in history concerning Berlage to the architect himself (Van der Woud, 2008). Berlage created his own myth by writing implicitly positive about his own architectural theories through condemning the past practise of the 19th century. ‘The 19th century was the century of ugliness. Our grandparents, parents and we ourselves are living in surroundings that have never been this ugly before in the past.’ (Berlage in Van der Woud, 2008). Publications with these kinds of writings and

s t y l o s // t h r o u g h s t r a n g e e y e s // a l g e m e e n

versum constructed at the same time as the Jachthuis had already let go of the ‘unnecessary’ symbolic and decoration. Dudok, who was one of Berlage’s younger admirers, is by Van der Woud’s opinion at least as important as Berlage to Modernism in the Netherlands, but he is overshadowed by Berlage’s entrenched reputation. What distinguishes Berlage from the rationalist movement of Oud and Dudok was his deep and vital connection to historical tradition. The explanation for this might lay in his education that is intertwined with the importance of historic values. This has caused in some ways a clash between two generations; Whereas Berlage still tried to unify the old and the new, the younger generation already moved on and accepted a different form of architecture. Oud wrote that Berlage’s buildings from the time he build the Jachthuis St. Hubertus were ‘more tragic than beautiful’ (Oud in Cimarosti & Fiorin, 1986). After Berlage’s death Oud


explained the ‘fatal conflict’ between the generations: ‘He did not understand, where our efforts were leading. Efforts we were only able to make with his help. He tried to understand, but did not dare to accept the consequences of his own principles.’ (Oud in Cimarosti & Fiorin, 1986). Berlage’s architecture is a dialectic synthesis trying to make a connection between the terrifying, but irrevocable ‘new’ and the valued ‘old’. Berlage was an architect who was struggling with a past he did not want to neglect. This bridge he build between the 19th century and modernism, however, might not be a bridge all the other architects of that time crossed without thinking and looking themselves. Berlage’s influence is subjective, but undeniable.//

Bibliography >> Berlage, H.P. (2010). Italiaanse reisherinneringen. Rotterdam: 010. >> Berlage, H.P. (1989). De ontwikkeling der moderne bouwkunst in Holland. In: Polano, S. (ed.), Hendrik Petrus Berlage: het complete werk (2nd ed.). Alpen aan den Rijn: Atrium. Blijdenstijn, R. & Stenevert, R. (2004). Bouwstijlen in Nederland 1040-1940 (2nd ed.). Amsterdam/ Nijmegen: Sun. >> Cimarosti, P. & Fiorin, E. (ed.) (1986). Hendrik Petrus Berlage: Tekeningen. Venezia: Arsenale Editrice. >> Fanelli, G. (1989). ‘Eenheid in Veelheid’ De architectuur van Berlage. In: Polano, S. (ed.), Hendrik Petrus Berlage, het complete werk (2nd ed.). Alpen aan den Rijn: Atrium. Gunnink, M. (1989). St. Hubertus. Otterlo: Kröller-Müller Stichting. >> Koss, J. (2010). Modernism After Wagner. Minnesota: University of Minnesota Press >> Viollet-le-Duc, E. (1992). The Architectural Theory of Viollet-le-Duc: Readings and commentary (2nd ed.). Cambridge, Massachusetts: The MIT Press. >> Van der Woud, A. (2008). Sterrenstof. Rotterdam: 010. Illustration Credits

>> Smith, D. (2004, 11 October). Frank Lloyd Wright’s Robie House on the campus of the University of Chicago in Chicago, Illinois. [Online image] downloaded on 5 January 2013, http://upload.wikimedia.org/wikipedia/ commons/8/89/Robie_House.jpg >> Wikimedia (2008, 1 April). Stadhuis Hilversum. [Online image] downloaded on 5 January 2013, http://upload. wikimedia.org/wikipedia/commons/a/af/Raadhuis_Hilversum2.jpg >> Wikimedia (2008, 8 July). Schets van Berlage: “Zitkamer van den heer des huizes in het landhuis St. Hubertus”. [Online image] downloaded on 5 January 2013, http://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/8/8a/ H.P._Berlage_-_Zitkamer_van_den_heer_des_huizes_in_ het_landhuis_St._Hubertus.jpg >> Wikimedia (2007, 28 December). Zijaanzicht en de tuin. [Online image] downloaded on 5 January 2013, http:// upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/7/73/Jachthuis.Sint-Hubertus.jpg

>> Baugh, D. (2011, 19 October). Holland House. [Online image] downloaded on 5 January 2013, http://www. mimoa.eu/images/13736_l.jpg >> Hollandroute (2011, 17 April). Café Beurs van Berlage. [Online image] downloaded on 5 January 2013, http:// www.hollandroute.com/images/stories/objectImages/ Cafe_Beurs_van_Berlage/Cafe%20Beurs%20van%20Berlage%20(1).jpg

Het ontwerpen van gevelaansluitingen van een verdiepinggebouw met een staalskelet is een stuk gemakkelijker met de SBR-Referentiedetails Utiliteitsbouw. Deze details zijn ontwikkeld door SBR in samenwerking met Bouwen met Staal en staan klaar op www.bouwenmetstaal.nl. Na aanmelding ontvang je een inlogcode. Hiermee kun je op elk gewenst moment naar de informatiepagina met de detailtekeningen.

De tekeningen (schaal 1:5) zijn gratis beschikbaar in de formaten DWG, DXF en PDF. Hierdoor zijn ze eenvoudig te importeren in je eigen ontwerpof tekenprogramma. Bouwen met Staal Postbus 190, 2700 AD Zoetermeer tel. (079) 353 12 77 info@bouwenmetstaal.nl

SBR-Referentiedetails Utiliteitsbouw en woningbouw gratis op www.bouwenmetstaal.nl in het menu tools onder bouwkundige details

s t y l o s // t h r o u g h s t r a n g e e y e s // a l g e m e e n

17


architecture through the lens

architectural photography Marie d’Oncieu

Most of the time, we discover architecture through photography. There are so many buildings that we feel we know so well, yet, have only seen through the eyes of photographers! And very often, we don’t see those buildings in use; no curtains, shutters or any sign of occupancy. Photography can present a building in any way necessary and is thus a powerful tool at an architect’s disposal. Yes, photography can trick us. It can make abuilding look more appealing, more transparent, more dominating, more lively simply by manipulating the camera’s orientation, using filters or shooting at the perfect time of the day. And sometimes, when you visit architectural icons that you have seen thousands of times in pictures, like Gehry’s Guggenheim, you can’t help but feel taken aback, or even disappointed. “It’s smaller than I expected”,;“I didn’t picture the interior to be like that”

be more arppreciated if they are well represented. A picture can serve to show different atmospheres and reflect different messages. If the architect wants to convince us that his building will benefit the people and become a dynamic, lively space, then a colorful picture, with plenty of animation and light will convey this intention. If the architect’s aim is to show the building’s grandeur and artistic quality, a black and white image with a dramatic sky and high contrast will be used instead.

You then realize that you didn’t actually know the building itself, but merely a representation.

It is a great skill to show a building in the way that the architect intends it to be seen. Masters of this art include Ezra Stoller, Iwan Baan and the

exceptional Balthazar Korab. But the most daring photographers are the ones who transcend the architectural expression and give the buildings a different role than they were originally meant to play. A megalopolis is a playground, a window arrangement is an abstract motif, facades of Hong Kong lose all sense of scale, an empty theatre becomes mystically sensual. Here are a few current artists which allow us to look at architecture through their unique eyes.// Bibliography >> http://www.architizer.com >> http://www.archdaily.com >> http://www.twistedsifter.com

Photography can make or break a project. A building’s success depends greatly on how it will be received by the public and by the architectural community. Projects featured in magazines will

Victor Enrich // Architectural illusions

Andy Spain // The sensuality of brutalism Amélie Curie // Urban explorations

Franck Bohbot // Respect the architect

18

s t y l o s // t h r o u g h s t r a n g e e y e s // a l g e m e e n

Dave Wilson // Architecture reflecting architecture


Cameron R Nielson Looking up at Oslo The skyline is exposed in a way that brings back a sense of youthful discovery - the feeling of lying in the grass and looking to the sky, finding shapes in clouds, trees and buildings.

Vitaly Raskalov

Cameron R Nielson // Looking up at Oslo

Death-defying views of Moscow What makes this collection of photos so appealing is the fact that so few people have experienced the city from this angle. It documents a highly unusual relationship with the city and its architecture.

Michael Wolf Depicting Hong Kong density Wolf removes any sky or horizon line and turns the image into a relentless abstraction of urban expansion, with no escape available to the viewer’s eye. He creates this “trapped” sensation to evoke the spatial experience of Hong Kong’s inhabitants.

Amélie Curie Urban explorations Amélie’s dramatic photos result from her practice of “rooftopping” photos. Each of her pictures includes a person, still, standing or sitting. The human scale gives a very striking resonance, making us question our place in the modern megalopolis.

Stephen Wilkes // Time-lapse of cities from day to night

Andy Spain The sensuality of brutalism Simplicity in architecture is rare; to strip back so much of the adornments and leave the bare walls is somehow sensual. Spain links this sensuality to the nobility of the black and white picture.

Franck Bohbot Respect the architect Bohbot embraces perfect symmetry, creating a surreal quality and invoking a sense of curiosity, of grandeur and intimacy.

Romain Jacquet-Lagrèze

Romain Jacquet // Worm’s eye view of Hong Kong

Vitaly Raskalov // Death-defying views of Moscow

Worm’s eye view of Hong Kong While images of Hong Kong’s skyline are common, Jacquet brings us to unusal perspective of the worm’s eye view. His images express the oppressive man-made environment, notably devoid of actual humans!

Michael Wolf // Depicting Hong Kong density

s t y l o s // t h r o u g h s t r a n g e e y e s // a l g e m e e n

19


image change

from monsters to icons Marie d’Oncieu

“When foreigners will come to visit Paris, they will scream, appalled, ‘What? It is by this abomination that the French have chosen to present their notorious sense of taste?” The artists against the Eiffel Tower, journal Le Temps, 14 fév.1887

Eiffel Tower The first monument on every tourist’s bucket list of Paris is without a doubt the Eiffel Tower. And yet, at the time of its construction it aroused such a controversy among Parisians that a dozen artists - writers, architects, painters and poets presented, in the newspaper Le Temps, an attack of the project, hoping to stop its construction.

Although many retracted their statements after the construction, and the Eiffel tower has since then earned its place in French hearts, this “lettre” remains a striking moment of Parisian history. It shows us the difficulty of the elite in coming to terms with modernity.

Louvre Pyramid

“This truly tragic lamppost” (Bloy); “This belfry skeleton” (Verlaine);

The fact is, a city like Paris struggles constantly with modern additions that threaten to change the balance of history written on its walls. In

“This scrawny pyramid of iron; unsightly skeleton; this giant , whose base could hold a monument of Cyclops and aborts in a ridiculous profile of industrial chimney” (Maupassant)

1981, the Louvre museum needed a makeover and the redesign was led by I M Pei who created a monumental glass pyramid in the center of the Cour Napoléon. Once again, 100 years after the

“This perforated suppository” (Huysmans) The main criticism was its aesthetic quality. Cradled by Haumannian Paris and its stone monuments, nurtured by centuries of architectural genius, the artists spoke in the name of the French style and taste, in the name of history and art. This tower was unlike anything they had ever seen and they feared that its size, location and material would threaten Parisian beauties such as Notre-Dame, the Sainte Chapelle and the Invalides. Critics also claimed the tower was useless and dangerous. Several inhabitants even started a law case, afraid it would come crashing on their houses.

20

Eiffel scandal, the reactions against this development were strong. This new pyramid was viewed as a futuristic element of international style, out of place within the Louvre’s classical setting. It also made it impossible to see the original building as a whole. The critiques came raining down in newspapers. “Unacceptable”, “The great mistake”, read the tit-

s t y l o s // t h r o u g h s t r a n g e e y e s // a l g e m e e n

les of the Figaro. A journalist was even fired from Le Monde after naming his article “The house of the dead”. A legend started stating that the tower was made up of exactly 666 panels; clearly the work of Satan! The political context did not improve the pyramid’s reputation. Commissioned by François Mitterand at a time of tension between the right and left parties in France, the project was immediately portrayed as the president’s pharaonic complex. He was even nicknamed “Mitteramsès” or “Tontonkhamon”. However, with the number of visitors going from 3 million to 8,5 million per year today, the success of the redesign is no longer discussed. The Louvre is the most visited museum in the world and IM Pei’s pyramid has its place in the very selective club of Parisian monuments. Many examples exist, worldwide, of ways in which a building or monument has completely changed its image through the years, becoming an icon. Their nicknames stick, as if to remind them of the bullying they went through as teen-


age projects. La Pedrera, the Gherkin, the Flatiron Building; Wright’s Guggenheim museum was even called “The toilet bowl”.

“We must be carefeul, however, not to take this as an argument to approve all future monstrous projects” Often, the bad reputation of a building is part of what made it so famous, as it urged tourists to go see what all the fuss was about. Other times, the value of the building was simply not understood at the time when the architect was too progressive and was better appreciated when architectural trends caught up with it. We must be careful, however, not to take this as an argument to approve all future monstrous projects. In a debate concerning Jean Nouvel’s project for a 180m-high tower in Paris; which the EELV political party is calling “an insult to the Parisian landscape”; a deputy brought up the Eiffel Tower, emphasizing the French peo-

ple’s habit of rejecting progress. Really? Isn’t that a bit reductive? Now we are meant to believe that if a project is contested, it is only because mentalities have not evolved enough to understand its value. Simply because some monsters become icons, that doesn’t make that an automatism. Some architects, like Gehry or Gaudi, will always balance between love and hate. Some buildings are visited by many tourists who never really stop to wonder if they actually appreciate them, like the CCTV headquarters, Koolhaas. Some buildings still have to withstand the test of time, like the Shard, Piano. And some buildings will always be atrocities.// >> http://grandparis.blogs.liberation.fr >> http://www.liberation.fr >> http://www.evene.fr

s t y l o s // t h r o u g h s t r a n g e e y e s // a l g e m e e n

21


smaken verschillen in

de smaakcontest Marthe van Gils

‘Oh mijn god, wat is dat voor een lelijk wit gebouw?!’, schalde het laatst van achter mij door de trein. Het meisje wijst naar een prachtige verschijning aan de overkant van het IJ: filminstituut Eye. Smaken verschillen. In hoeverre verschilt de smaak van Bouwko’s met die van andere TU studenten in Delft? Het door de Oosterijke architecten Roman Delugan en Elke Delugan-Meissl ontworpen filminstituut in Amsterdam vormt sinds 2012 de nieuwe blikvanger aan het IJ. De architecten lieten zich bij het ontwerp inspireren door twee motieven: meervoudig perspectief en fysiologisch effect. Opvallend zijn de witte huid en de ongelofelijke uitkragingen. Met de architectuur verbeelden zij een illusie, gecreëerd door een samenspel van licht, ruimte en beweging. Zoals een film dat ook doet.

Afgelopen week vertelde een architect mij dat er kortgeleden een Amerikaanse hoteleigenaar een prachtig industrieel pand heeft opgekocht aan de haven van Rotterdam. Dit pand wil de nieuwe eigenaar herontwikkelen tot een hotel in een barokke stijl met veel tierlantijntjes,; ornamenten aan het plafond en sierlijke tapijten op de grond. Volgens de architect niet iets dat aansluit op de bestaande architectonische kwaliteiten. ‘En eigenlijk ook foeilelijk’, voegde hij daaraantoe.

Filminstituut Eye, Amsterdam

Dudok, voormalig gemeentearchitect van Hilversum, ontwierp het stadhuis van Hilversum (1930) als een compositie van blokken die, assymetrisch ten opzichte van elkaar verspringend, rondom twee binnenplaatsen liggen. De architectuur is kubistisch expressief en gematerialiseerd met smalle gele bakstenen. Door het gebruik van overstekken van platte daken legt Dudok het accent op de horizontale vormen. Dit geeft een breed effect dat door een 42 meter hoge toren wordt doorbroken.

‘Ik hou niet van space shuttles, alleen in films...’ Tijdens de studie Bouwkunde verandert de kijk op de bebouwde wereld. Bij dat ene gebouw waar je al je hele leven langsloopt, valt het oog ineens op de bijzondere details en ook verbaast het je dat je sommige gebouwen meer of minder kan waarderen als voorheen.

Stadhuis, Hilversum

Cuypers heeft zijn ontwerp voor het Rijksmuseum (1885) laten inspireren op de Hollandse Renaissance van de late zestiende eeuw. De versieringen die hij toepaste zijn in vorm vooral gotisch. Het gebouw is een enorm symmetisch bouwwerk, bedoelt voor de nationale kunstcollecties. Acht torens van verschillende formaten zorgen voor een monumentaal en levendig effect. Traditionele materialen als baksteen en natuursteen zijn gecombineerd met het toen moderne ijzer en glas. Op dit moment is het museum net weer geopend, na een restauratie en renovatie van van tien jaar. Rijksmuseum, Amsterdam

De Van Nellefabriek (1931) is één van de belangrijkste iconen van het Nieuwe Bouwen in Nederland, ontworpen door architect L.C. van der Vlught. Naast een optimaal functioneren van het bedrijf werd grote aandacht besteed aan de werkomstandigheden van de arbeiders; maximale toetreding van licht en lucht, uitzicht en hygiene. De Van Nellefabriek bestaat uit een aantal gebouwdelen die met elkaar zijn verbonden door loopbruggen. Bij de entree is een kantoorgebouw gerealiseerd dat opvalt door zijn gebogen vorm.

Van Nelle Fabriek, Rotterdam

22

s t y l o s // t h r o u g h s t r a n g e e y e s // a l g e m e e n

Het tv-programma Slag om Nederland bevestigt de verschillen de kenner en de leek. Laatst werd de ‘lelijke zooi’ die tussen de mooie oude panden aan de Rozengracht wordt gebouwd besproken. Waarom gebeurt dat? Het antwoord van welstand luidde: ‘historiserende’ architectuur is kitsch. De smaak van leken wordt daarmee niet altijd serieus genomen, zij weten er tenslotte toch minder van. Dit is ook zo bij kunst. Het grote verschil zit in het feit dat architectuur een omgeving creëert en dat deze ‘creatie’ een gebruiker meer of min opgelegd wordt. Jurgen van der Ploeg van FARO architecten stelt bovendien, in een interview met de volkskrant (2008), dat er in de architectuur een taboe heerst op de smaak van de leek. Hij vindt dat het wereldje zichzelf in stand houdt: met strakke, modernistische ontwerpen oogst je lof bij collega’s en de vakpers. En het onderwijs vergroot de kloof alleen maar. Om deze hypothese te testen vragen wij Delftse studenten: Welk gebouw bekroon jij tot het mooiste gebouw van Nederland?


Zoals de bovenstaande cirkeldiagrammen aantonen zijn de meningen verdeeld. Wat met name opvalt is de grote winnaar bij de techneuten: het Rijksmuseum. Vijftig procent van de studenten die een technische studie doen aan de TU vinden het Rijksmuseum het mooiste gebouw in ons kikkerlandje. Dit in tegenstelling tot de bouwkunde studenten, waar slechts één deelnemer het gebouw een schamele tweede plaats geeft. De grote winnaar onder de bouwko’s is filminstituut het Eye. Op de hielen gevolgd door het, op tweede plaats geëindigde, raadshuis van Dudok in Hilversum. Het Eye verdient onder de technici een tweede prijs en is daarmee door de studenten van Delft bekroond tot het mooiste gebouw van Nederland. Opmerkelijk is dat met name de stemmen van de Industrieel Ontwerpers het gemiddelde van het Eye onder de technici omhoog trekken. Werktuigbouw en Lucht en Ruimtevaart hebben hier totaal geen affectie mee. Ook Marit van Technische Aardwetenschappen vond het Eye niks. ‘Ik hou niet van space shuttles, alleen in films,’ zei ze, bij het bekijken van een foto van het Eye. Het zijn dus vooral de creatievelingen, de vrijgeesti-

gen, de designers, die houden van futuristische architectuur. Grote verliezers zijn Gasunie Groningen (dat in 2007 door Trouwlezers werd verkozen tot mooiste gebouw van Nederland), Jachthuis Sint-Hubertus van Berlage en de Delftse Poort in Rotterdam. Als laatste eindigt het ING hoofdgebouw in Amsterdam-Zuid, zonder stemmen. Wat bij de uitslag van invloed kan zijn geweest is dat zowel het Rijksmuseum als het Eye recent in het nieuws verschenen zijn. Het Eye is in 2012 geopend en vormt een spraakmakende blikvanger aan het IJ. Het Rijksmuseum is pas geleden geopend na een langdurige renovatie. Dat het Gemeentehuis Hilversum van Dudok onder de bouwko’s meer stemmen heeft verdiend, heeft zonder meer te maken met het vak architectonische basisbegrippen. Het verdiepen in architectonische stijlen en geschiedenis geeft ons dus niet alleen meer kennis, maar verandert ook de architectonische voorkeur. Kortom, de uitslag van de architectuur smaaktest onder Delftse studenten heeft het cliché dat leken meer van retro houden bevestigd. Of dat betekent dat er minder spraakmakende

architectuur gemaakt moet worden? Nee, niet alle monden kunnen gevoerd worden. Of over smaak niet te twisten valt? Natuurlijk wel!//

Technici

Bouwko’s

www.abt.eu

bouwen aan ambities

Iets moois willen maken. Of misschien gewoon de hoogste, de beste. En voor zo min mogelijk, zo veel mogelijk meters. Iedere opdrachtgever, iedere architect wil ‘iets’ – streeft, verlangt en vraagt. Wat hun wens ook is, de ingenieurs en adviseurs van ABT zorgen voor de technische uitwerking. Al 60 jaar. Geïntegreerde oplossingen, maakbaar en vooral haalbaar – hoe groot, klein, ingewikkeld of gewoon de vraag ook is. Grensverleggend waar nodig, maar altijd solide. Wat onmogelijk lijkt, toch mogelijk maken. Voor onze opdrachtgevers, voor onze medewerkers en voor een betere wereld. ABT bouwt aan ambities.

s t y l o s // t h r o u g h s t r a n g e e y e s // a l g e m e e n

23

advies- en ingenieursbureau op het gebied van constructies, civiele techniek, bouwmanagement, bouwkunde en installaties


van binnen naar buiten MHB: SL30-ISO® en MHB Sky-Frame® Op een royale kavel aan de rand van een natuurgebied is deze villa ingepast in de groene omgeving. De witte abstracte villa bestaat uit twee verdiepingen en een souterrain die grotendeels verzonken is in het geaccidenteerde maaiveld. MHB heeft voor de buitengevels het stalen thermisch geïsoleerde SL30-ISO® in combinatie met het aluminium schuifdeur systeem MHB Sky-Frame® geproduceerd en gemonteerd. MHB SL30ISO® is uitvoerbaar met naar binnen- en buiten draaiende ramen en deuren. Zelfs draai- of valramen zijn mogelijk, ook in combinatie met grote glasoppervlakten. Beide systemen van MHB zijn 100% wind- en waterdicht getest en voldoen aan alle hedendaagse eisen. Door het toepassen van deze raamsystemen is er een vloeiende overgang tussen binnen en buiten gecreëerd. Villa Bussum Ontwerp: Van Moort & Partners Architecten i.s.m Ontwerpstudio Jan des Bouvrie

24

s t y l o s // t h r o u g h s t r a n g e e y e s // a l g e m e e n

MEER LICHT


de a van

architect, arrogant Marthe van Gils

Egoïstisch, pretentieus en arrogant. Zo beschreef een klant ooit Frank Lloyd Wright. Dat designers vaak een hoge pet van zichzelf op hebben is een bekend cliché. Is het eigenlijk ook terecht dat mensen van buiten het architectenwereldje stellen dat architecten arrogant zijn?

Zelfvoldane architecten. v.l.n.r. Frank Lloyd Wright, Daniel Libeskind, Le Corbusier

Al voordat ik aan mijn studie bouwkunde begon werd ik, bij het verkondigen van mijn gewenste toekomst, geconfronteerd met het imago rondom het architecten beroep. Het woord architect kent een statusbeeld. Het wordt geassocieerd met een intelligente, nobele en smaakvolle creatieveling. Een goedbetaalde kunstenaar, zelfbewust van zijn eigen kunnen. Dit zelfbewustzijn ligt vaak niet ver van arrogantie. Soms zien architecten zich als de rechterhand van god. Ken je bijvoorbeeld de Kohler reclame? Link naar de Kohler reclame.

Daar tegenover staat dat je als architect een dienaar bent. Na een aantal studiejaren bouwkunde en in aanraking te zijn gekomen met architecten is mijn blik ten opzichte van de architect veranderd. Ik beaam de intelligente, nobele en smaakvolle creatieveling, twijfel bij het goedbetaalde en zet soms vraagtekens bij het grote ego. Ik vermoed dat deze attitude voortvloeit uit het feit dat het werk van architecten ontzettend subjectief is. En het beoordelen van architectuur eveneens. Als je accepteert dat ‘goede architectuur’ erg moeilijk

te definiëren is, en dat er talloze meningen en overtuigingen een rol spelen bij het bepalen van wat wij als goed beschouwen, dan is het begrijpelijk dat een architect een handboek met richtlijnen nodig heeft. Zolang deze, zelfgemaakte, richtlijnen duidelijk en sterk zijn, kan elke kritiek op het ontwerp worden ontkracht, indien deze niet voldoet aan diezelfde richtlijnen. Tot op zekere hoogte wordt er dus ook gedwongen een egoïstisch oogpunt in te nemen bij het ontwerp van gebouwen. Want het ‘kennen’ van een ontwerp ligt grotendeels bij het individu. Dit kan natuurlijk worden gezien als arrogant. Wat vaak ook het geval is. Een gezonde dosis ego is bij deze professie dus eigenlijk een musthave. Dan vraag ik me af, of deze ego tijdens het studeren ook aangeleerd wordt. Door het leren spreken van een eigen taaltje bijvoorbeeld, wat anderen niet begrijpen en waardoor men zich dus al snel verheven voelt. Of door de manier van lesgeven. Het individueel werken in studio’s, waarbij allen snakken naar waardering van docenten en studiegenoten, en het ophemelen van individuen zoals Michelangelo en Mies van der Rohe.

Deze individuele benadering schetst een vertekend beeld van de wereld waarin wij nu leven. Er is geen plek meer voor individualisme. De crisis heeft architecten een toontje lager laten zingen. Veel architecten hebben met grenzeloos optimisme hun bureau uitgebreid en zijn gedwongen deze mensen nu weer te ontslaan. Om stand te houden is een andere benadering genoodzaakt: samenwerken. Met andere bureaus, bouwpartijen, deskundigen van andere disciplines en met de gebruikers. Samenbrengen is de kracht van de architect van het nu. Bij het vertalen naar een ontwerp blijft er natuurlijk ruimte voor de eigen interpretatie. Een te groot ego kan bij deze nieuwe werkwijze slechts in de weg staan. Zo zal een ontwerp, wanneer de architect elke vorm van interventie van de gebruiker weigert, verzwakken. In de psychologie is zelfs bekend hoe het ego van een ontwerper omzeild kan worden. Om als omgevingspsycholoog iets te kunnen betekenen voor de kwaliteit van het architectonische ontwerp kan er slechts in de beginfase van het ontwerpproces ingegrepen worden. Daarna is het te laat. Dan zal de architect het advies verwerken in zijn verhaal, zonder de aanbeveling daadwerkelijk toe te passen in het ontwerp. //

s t y l o s // t h r o u g h s t r a n g e e y e s // a l g e m e e n

25


through foreign eyes

travelling as an architect Marie d’Oncieu

All architecture students enjoy travelling. More than that, many feel that it is an essential part of their training. Looking at an environment with the eyes of a stranger widens your horizons. Travelling teaches you to asses shapes, colors, harmonies that are new to you: To be inspired. But somehow, when you are on holiday, you suddenly turn into a shameless tourist, forgetting the noble intentions that brought you on your journey: Flashing a peace sign in front of the Eiffel Tower or holding the Gisa Pyramids in your hand. Come on! You’re architects, you’re better than that! It’s time to learn how to travel like architects. Hopefully these 10 tips will allow you to follow in Rudowsky’s footsteps, discovering new culture and bringing your knowledge back home, all the while keeping your architectural edge. And next

Travel with other architects

Don’t pass out on museums

Let’s face it, when you travel with your regular friends and you try to drag them to ten different churches a day, they start to wonder why they are even friends with you. If you travel with other architects, you can, without any guilt, suddenly start talking about the detailing of the ceiling in the café you’re in.

Yes, they are a little expensive and you will spend a long time there, but passing out on the Uffizi in Florence or the MOMA in New York would be a shame. And always look for temporary exhibitions, Paris or London have ten new ones coming out each week.

time a friend asks:

Read up on the buildings you are going to visit beforehand. Knowing about their history, style and construction, you will understand them better when you visit them. Also, when creating your itinerary, check out some blogs from locals, especially architects, they will tell you the places that are worthseeing, eating in or wandering around...

“You went to Paris? Why don’t you have any pictures on the Champs-Elysées?” You can answer, with a hint of inoffensive pretentiousness. “Please… I’m an architect”

Go visit buildings

Do your research

Visiting a city by night is a completely different

Draw maps

Decide which building you want to see, and go to that country. You can plan your trips around one building, one architect, one time period. On the steps of Gaudi, through Brasilian modernism, discovering the Jugendstil period in Prague …

Sketch Always bring a travel journal. Sketching allows you to look more attentively, to comprehend proportions, to spot details; to evaluate the building’s link to context and its visual dominance or integration; to capture a specific atmosphere. It is the perfect learning tool. And looking back to your sketches will be a great way to reminisce.

Buying and drawing maps of the city you are visiting will give you a better idea of how it is organized. You can better interpret urban interactions and tensions when you have seen them drawn out. You can see the ratio of green spaces, the urban block patterns and the grain of different neighborhoods. Oh, and maps are also useful when trying n°7.

Get lost Sometimes, you will discover hidden treasures simply by getting lost for a while. A temporary art installation, a small photography museum, a Roman church, a lively residential neighborhood. You will feel the soul of the community.

Look everywhere and take photos

Go to forbidden places

As an architect, getting a sense of the space is essential. When you are visiting, twist your head, look up, down, climb to the top a building, lie down on the floor (don’t worry, nobody’s judging), look at details. Take photos from different sides and angles. But also take time to admire the buildings without your camera. After all, lenses are strange eyes...

Don’t tell them we told you to do it… But sometimes, creeping under a balustrade or climbing on a closed roof can lead you to the best discovery. And when they come to kick you out, just say “I couldn’t help it! I’m an architect!”

26

Day and Night

s t y l o s // t h r o u g h s t r a n g e e y e s // a l g e m e e n

experience. The population is different. It’s a great moment to go back to some of the places you’ve been during the day and see how they changes. It’s also a great time to visit the local bars - you know, in the name of architectural research!

“Observing things may be my most important education. The key is to look, observe, see, imagine, invent, create.” Many architects identify their travels as the beginning of their career, what defined their architectural style and persona. Le Corbusier wrote, while he was travelling through Italy, As architects, our education is based on the assimilation of culture. The more we see, the more we understand, the more we remember and the richer our architectural expressions become. Travelling is essential, not only in seeing buildings that will titillate our creative neurons but also in teaching us to accept to look through strange eyes at the world before us. //


Checklist 20 buildings you should see before you die Roman Colosseum Falling water Statue of Liberty Pantheon Villa Savoye Pyramide du Louvre Sagrada Familia Eiffel Tower Barcelona Pavillion Sydney Opera Casa Mila Chrystler Building Centre Pompidou Empire State Building Guggenheim Museum Taj Mahal Great Pyramid Casa Battlo Notre Dame du Haut de Ronchamp Tugendhat House Johnson Wax Building National Congress in Brasilia Schroder House Habitat 67 Notre Dame de Paris St Mary Axe Guggenheim Bilbao Cathedral of Pisa Bauhaus UnitÊ d’Habitation

>> Collection of travel sketches by Sketchbuch http://www.flickr.com/photos/58482042@N00/

s t y l o s // t h r o u g h s t r a n g e e y e s // a l g e m e e n

27


on heritage and innovation

the collective indivual

Antje Adriaens

The Dutch TV show ‘De Slag om Nederland’ argues that civilians are still dancing to the authorities’ tune in numerous occasions. But as the 2008 crisis still continues, institutions are crumbling down and loopholes for bottom-up initiatives are emerging. This has its impact on both heritage and innovation. In a recent episode on heritage matters, the aforementioned show portrays the owner of an 18th century canal house in Amsterdam. The owner is trying to bring the house back into its original Rococo state. Since it is a national monument, he is obstructed by the Welstand, a part of the local government that decides on issues concerning the appearance of the public environment. The main issue: he wants to add a remake of the original decorated cornice, which is replaced with a plain one in the 19th century. Heritage official Maarten Fritz explains: “A function of this heritage object is to show different layers in time within one building, complete with later additions. “ In this case, the power of the individual is blocked by the authority. Taking matters into his own hands was not completely successful. But in this case, the inhabitant of the monument is not the only stakeholder. Monuments are part of the collective national heritage and are therefore preserved for all citizens. A building tells a story, it shows history in its physical form. As architecture historian Sibyl MoholoyNagy already wrote in 1957: “A nation without architecture only passes on a small part of its culture.” Without these physical traces, it is much harder to pass on history across generations. Moreover, as cultural researcher Guy Julier argues, the layered history of a place is what gives it a cultural identity. These complex and authentic characteristics make it a pleasant place to be. It is no coincidence so many people appreciate the historic centre of, for

28

example, Amsterdam. Preservation of buildings can therefore be considered important for both future generations as well as for the contemporary experience of a place. Since these monuments make up a part of the public environment, the way they are treated is also a public matter. For this reason maintenance of a monument is tax-deductible and subsidies are available for their preservation. In this way citizens pay for it indirectly, so perhaps it is fair that an authority representing these citizens has the final say, instead of a private owner.

people generally appreciate historic surroundings, while generally resisting those new and unknown. Just like the Parisians did not like their Eiffel tower when it was first built, whereas no-one can imagine the city without its landmark nowadays. The Cultural Heritage agency of the Netherlands can especially be essential in preserving the history through physical traces that are not respected by the general public (yet). For instance, the numerous post-war buildings that are generally detested by the public. Since they do very strongly tell a certain view on

“A nation without architecture only passes on a small part of its culture ” - Sibyl Moholy-Nagy However, it remains questionable whether an institution should have more power than the citizens this heritage is preserved for. Still, changes made to the built environment are generally far-reaching. A substantial amount of money is involved, and it influences the public environment. Hence the significance of involving professionals in decision making regarding the built environment should not be underestimated. Decisions should be taken by people that are concerned with the public interest. When it comes to heritage, these professionals, for example architecture historians, are capable of placing one object in a greater context. They can see what place a building takes in its surrounding network, and what history it tells. As mentioned before,

s t y l o s // t h r o u g h s t r a n g e e y e s // a l g e m e e n

building that is typical for the period just after the war, they are protected by the agency. Although heritage is part of national history, and therefore preserved by a national agency, it doest not mean that heritage is only a matter for professionals and authorities. The public can value other aspects than professionals, and for this reason choose to save an object on their own initiative. There are numerous example cases where, in heritage matters, civilians did take matters into their own hands with more success. This started already in the 1970s, when the citizens of Amsterdam protested to save part of the historic city that would disappear due to the subway construction. Although they


where not able to maintain all of the buildings, they did preserve social housing in that area. In a more recent example, the bike lane running through the Rijksmuseum was preserved after the refurbishment, due to many protests by the Amsterdam locals who wanted to maintain the important link in the Amsterdam cycling route. Next to what the public can achieve by way of protest, they are also taking on a more active role in preservation. Thus, a privately initiated fund managed to save the Scheldekraan, an industrial crane in Vlissingen. Through crowdfunding it became apparent that enough people valued this crane, and where even willing to pay for it. These collected individuals take action because there is no-one doing it for them. This is not solely happening in architecture related fields like heritage, but in many other areas. People are providing in their own energy consumption, starting up their own child day care and setting up their own disability insurance. Even so, these initiatives cannot fully operate cut loose from the society they emerged from. As Jan Rotmans argues in the documentary Tegenlicht: “The general idea exists that the bottom up movement can, on its own, create a sustainable society, without the help of the government. This is incorrect. The government is, now more than ever, needed to facilitate these movements.”

The emergence of bottom-up initiatives scare some. Architecture is still a titled profession, so in a sense the status of the architect remains protected. In any case, present authorities should not be afraid. ‘Amateurs’ can have good ideas on what would benefit them and are willing to put effort into things they value. Students are building their own rooms in an empty office in Utrecht, because they are in need of cheap living space. Through filling a vacant building they are also bringing life to a neighborhood. Unfortunately, on a practical level this quite logical idea is often blocked because within the existing system, vacancy is more profitable. In such cases, there is an opportunity for the government to provide a great initiative, without executing total control. Especially us architecture students and future professionals in the world of architecture should take on the crisis and its consequences as a chance. If there is a time to change the system, it is now. We can use the unstable position of the established order to work through the loopholes to make our dreams come true. We should not regard the growing influence of the collective individual as a threat to our profession, but as an opportunity. We are not the authority yet, we could be that collective that makes a change. // >> ‘The Culture of Design’, Guy Julier >> ‘Native Genius in Anonymous Architecture’, Sibyl Moholy-Nagy

The financial crisis creates opportunities as previously closed systems are opening up. The government already facilitates this on some occasions. An example is the temporary ‘Crisis en Herstelwet’, a law that makes it possible to start experimental projects, like building on water, which within the existing rules would not be possible. This freedom is needed to be able to keep moving forward in times of crisis. The government should stimulate more of these initiatives, instead of either maintaining control ór totally withdrawing.

Check out the episode on the Welstand of Dutch tv-show ‘De Slag om Nederland’. www.programma.vpro.nl/ deslagomnederland

Want to see more on the power of the individual? Whatch this and other episodes of the documentary series ‘Tegenlicht’. www.tegenlicht.vpro.nl

Through pixelated eyes Marie d’Oncieu

Walking through the Oostserre last semester, you might have noticed groups of frantic students (myself included) stacking white legos into demented sculptures from morning to night. “Some architects just find any occasion to act like children!” you thought to yourself. Maybe you were partly right. 2 million lego bricks later, the exhibiton “Porous City”, displayed, from the 5-15th of march, 10 models (2mx2m) of porosity’s application to the urban scale. I will give you an insight into the design process of these lego follies. We started by devising a collection of urban patterns from different cities to understand their grain from center to periphery. Istanbul, Moscow, Berlin or Paris; urban blocks, slabs or anarchic conglomerates. We studied the porosity levels; the percentage of void. In the design project, we then chose several original patterns in which we proceeded to inject porosity in different ways. Simple blocks like slab, solid block, courtyard block or tower led to the spectacular structures presented in the exhibition. When you think of porosity, the sponge comes to mind. This studio was a challenge to this cliché. Each group chose their own method of increasing porosity: Cutting, twisting, splitting, bending, excavating, injecting air. By these actions, each project became a unique interpretation of urban porosity. But why strive towards porosity? Looking at our imaginary cities with pixelated eyes enabled us to create a calculation system and measure the qualities we achieved. We obtained values for the number of terraces, the distance of views, the % of sunlight on the façade, the number of unobstructed facades etc … And we were able to pit the models against each other and reflect upon which qualities mattered most and which models were more efficient. Some groups went to the extreme, others stayed very realistic and the range is reflected in the exhibition. Arranged from lowest to tallest, the models each offer a different approach; each propose a different lifestyle in a pixilated utopia. //

s t y l o s // t h r o u g h s t r a n g e e y e s

// a l g e m e e n

29


architect’s view

through sketches Marthe van Gils

Het is de snelste en meest directe manier om een visuele representatie van ideeën te produceren. De dubbelzinnigheid die handschetsen met zich meebrengt geeft ruimte aan een eigen interpretatie en het vormt daarom nog altijd een veel gebruikt communicatiemiddel van de architect.

Frank Gehry Guggenheim Museum Bilbao “Sketching is the beginning of the architectural process.”

Sou Fujimoto Solo house “For me, drawing is an endless process of trial-and-error to give form to the vague architectural inspirations that fill my brain. You could say that drawing is like having a dialogue with oneself.”

Renzo Piano Shard London “He saw the beauty of the river and the railways and the way their energy blended and began to sketch in green felt pen on a napkin what he saw as a giant sail or an iceberg.”

Zaha Hadid Edifici campus Barcelona

30

s t y l o s // t h r o u g h s t r a n g e e y e s // a l g e m e e n


Santiago Calatrava HSB Turning Torso

Daniel Libeskind Joods museum Berlijn “It’s only when they are drawing that architects have those Proustian moments—those instants in which they accidentally trip against the uneven stones of mind, triggering memories that magically unlock sorts of visions that underlie all great art.”

Oscar Niemeyer Nationaal congres Brazilie “I am not attracted to straight angles or to the straight line, hard and inflexible, created by man. I am attracted to free-flowing, sensual curves. The curves that I find in the mountains of my country, in the sinuousness of its rivers, in the waves of the ocean, and on the body of the beloved woman…” Frank Lloyd Wright Fallingwater House

Jørn Utzon Opera House Sydney

s t y l o s // t h r o u g h s t r a n g e e y e s // a l g e m e e n

31


studying in a new context

strange students

Since the 1990’s and the beginning of the Erasmus exchange programme, mobility has become a major feature of the student experience. Changing universities or countries forces you to adapt and change your way of viewing your studies and your lifestyle. From Bath to Delft

Lilian Tran

As an exchange student from the University of Bath, UK, it has been an eye-opening experience to immerse myself into life at TU Delft, with its own set of values, traditions, and way of doing things, and it has widened my understanding and approach to architecture. A key feature of the Architecture faculty at TU Delft is its sheer size (about 4 times more students than Bath), which affords it the ability to provide a wide range of resources to students and offer a broader scope of learning. These resources include facilities that make it possible for students to stretch their potential to the maximum,

From Delft to Bath Nina Bohm I have never met a people more frantic about sports than the English. Their love not only reaches the easy understandable pastimes, but also the ones that are completely incomprehensible. During my time as an exchange student I did not even try to get my mind around the phenomenon of ‘cricket,’ but I did give rugby a try. It was a warm Saturday in the beginning of October and the autumn sun made the wet dew evaporate from the green rugby court. I was sitting comfortably on one of the squeaking plastic tip-up seats with a clear view over the grass. It surprised me how courteously people would stand up to let others pass along to their seats. Big Guinness spilling plastic cups were passed by together with Englishmen and when the team finally entered the field, everybody applauded politely. Everything seemed to be happening in a peaceful and friendly manner; the students

32

like the model hall equipped with a wood workshop and 3D printers, the bookshop that sells course-related books and modelling materials, the IT helpdesk, the renderfarm, and the in-house Architecture library. Aside from the educational resources, there is a greater emphasis on public spaces - for example the Orange Room is a designated space for communal student use and acts as a public forum for many kinds of interaction. Similarly the Bouwpub is an informal space frequented by both students and teachers, and

groups and a strong work ethic. The department doesn’t offer the same level of facilities, but it does stay open 24/7, and students have a more personal working relationship with tutors. Teaching at Bath is organised so that students of each year-group follow the same design studio, allowing them to learn from one another. They are mostly taught to design according to the University’s practical approach, preparing them very well for working in practice.

fosters a connection between all members of the architecture school.

At TU Delft students have a set of mandatory core subjects and a choice in further courses, according to their own interests. Particularly in the Masters Degree students have the option to choose studios with different approaches, and experiment with what works best, allowing them to shape their own formation. //

Although the Architecture department at the University of Bath lacks TU Delft’s resources and public spaces, its small size engenders a tightly-knit community between student year-

sitting next to the locals cheered for either team. The violence of the game itself did not seem to bother anyone, nor did it provoke any violence from the rugby fans. As the English saying goes: “Football is a sport for gentlemen played by hooligans and rugby is a sport for hooligans played by gentlemen.” However interesting this little example of typical British behaviour might be, their love for sport defines more of the English culture than one would think. Where playing a certain sport in Delft seems to happen in one of the dozen different societies, in England there is a totally different concept of the ‘university team.’ Not only does this team play in a separate league with other universities, it can also count on the lively support of the university it represents. As an exchange student in Bath I was surprised by the seriousness of the competition between the universities. On Wednesday afternoon, for instance, the schedule would be free of lectures to make sure that everyone had the chance to either play or cheer for the team.

s t y l o s // t h r o u g h s t r a n g e e y e s // a l g e m e e n

Sport is only one example of how the University of Bath works more like a community than the University of Technology Delft. In my opinion, the difference in attitude between our two universities shows that size does matter. Where in Delft it is easy to disappear in the hugeness of the scientific institute, in Bath all the first year students (and their teachers) in Architecture know each other by name. Delft seems to be the metropolis and Bath just a little village. Both have an upside and a downside. In Delft it would be hard to imagine Michiel Riedijk waving at students in the hallway and complimenting them on their latest project. On the other hand, a small university like Bath could not offer 13 different studios in their master program, or five different master programs in one department. One school is not better than the other. However, it is important to remember that a university can have very different appearances. Maybe TU Delft should consider if it can offer the experience of a hometown to students even though it is a metropolis. //


From France to Bath to Delft Marie d’Oncieu After finishing high school in France, I studied at the University of Bath, UK then came to Delft with the Erasmus program. Studying abroad has allowed me to discover a new educational system, new approaches to architecture and new cultures which have greatly enriched my student experience. However, adjusting from the French to the English system proved more challenging than I had expected. Education in France is very much based on plurality of disciplines. In high school we study twelve courses until our graduation.. History, music, chemistry, biology, French and English literature… In architecture school, this organization continues: sculpture or philosophy classes are still available and in some cases, mandatory. This is the strength of French students. As architects, they have a wider cultural background with emphasis placed also on sociology, current affairs or art. At the University of Bath, I enrolled in a BSc (Bachelor of Science) which, as the name suggests, was far from the cultural aspirations of

From Industrial Design to Architecture Antje Adriaens Being new not only to the city of Delft, but also to the faculty of Architecture, I felt like I was walking through BK city with a big orange arrow floating along above my head. Probably nobody would have noticed anything strange about me, would I not have exposed myself at every possible occasion. ‘But hey, I’m an Industrial Designer…’ Contrary to the general responses this evoked, I did not spend my days drafting the newest smartphone or innovative office chair when I was still studying Industrial Design at the Technical University in Eindhoven. The focus of the faculty was very different from what is generally believed to be Industrial Design. Their aim was to teach students to design any solution that would solve a problem best, or actually, to observe a certain need within society and create their own design opportunity for it. The general focus was on creating the interaction between the user and the product, but this product could be anything; a playground, a cuddly toy, or even a building. Having finished my Bachelors I longed for

Parisian architecture schools. I discovered and benefited from a focus on the technical and structural aspects of architecture. Lectures and projects immediately plunged us into the core of the subject, with our first year ending with a house project, (something French students only start to hear about in their second year!) In Bath, we quickly became proficient with a variety of softwares, learned about business and law and devised portfolios and CVs as we were sent off on placement in our 4th semester. This practicality is particular to Bath University and it was a fantastic experience which allowed us to understand what we were striving for in our studies. In hindsight, I believe that both systems have their strengths and weaknesses. Bath was oriented too much towards projects and realistic situations which didn’t give us much space, as young, inexperienced students, to test our limits, explore the boundaries of the architec-

engineers and who are prepared for the professional world. I believe that schools in France can sometimes be too theoretical and far from reality but that the plurality of disciplines gives students more freedom to find out what kind of architecture they are passionate about and what they really want to do. Having now studied at the TU Delft for a year, I believe that the architecture faculty is, in comparison, a middle ground. The program places a balanced emphasis on technical and theoretical aspects, for instance with the compulsory building technology and architectural history courses. After this obligatory foundation, students are free to create their own curriculum to shape their professional future as they see fit. Because every student is pursuing his own

tural field and be inspired by history and art. However, this restriction allows for greater focus on the technical aspects, forming efficient architects, that know how to cooperate with

interests, the academic environment becomes much more diverse and inspiring. //

some sun and an escape from the designcentered world I was in, so I set out East to India. The distant reflection on my design work made me realize that I was always trying to make products specifically adapted to the need of the user, just like how an architect would design a building entirely for its context. Unfortunately on the scale of product design, designing for the needs of a specific user is only possible if you become a rich man’s protégée.

design, while giving me the title to work within the architectural field.

On my travels through the east I was confronted with another aspect of good design than I was used to. From litter and leftovers people created their own ‘designs,’ without any professional design education. And these products were exactly what they needed. Apart from showing the importance of understanding the context, the experience also showed me that a design is only good if it works in practice. In Eindhoven the focus on the process and concept was so strong that I felt I lacked the practical and technical knowledge to be able to execute my ideas. Also, my interest for the public environment started to grow. I realized that since architecture is a titled profession, my design solutions could never be of the architectural sort. Delft seemed like a good place to push me towards more applied

Apart from these personal motivations to switch disciplines, I generally believe that not only the designer himself, but also the discipline benefits from people with another background. As the Dutch say ‘verandering van spijs doet eten,’ * and someone unfamiliar to the tradition and rules of a profession could give a fresh view on reoccurring problems or see other possibilities than those embedded in the profession would. The Faculty of Industrial Design in Eindhoven is fairly young and differs in scale from the Architecture program in Delft. The main part of the Eindhoven education consists of project-based teamwork, which allows everyone from one year to know each other. Since the courses were given in small groups and destined for every bachelor student, students from separate years also mingled. Project work took place in large, open halls, much like the ateliers at BK, except that the students were grouped according to the theme of their project, not according to their year.>> *meaning ‘change of food makes one eat’

s t y l o s // t h r o u g h s t r a n g e e y e s // a l g e m e e n

33


nature in hyperurbanity Talya ten Brink I was interested in how residents continued to feel connected to nature in the dense cities of Japan. In 2009, I attended the study abroad program, “HyperUrbanism and Democratic Design” by the University of Washington Landscape Architecture Department, and hosted in Tokyo, Kobe, and Awajishima, Japan. There are several techniques for bringing the freshness of nature into confined or cramped spaces. Metaphors often convey the processes of nature on a small scale; for example, in a water fountain: droplets fall from a bamboo reed onto a pool in a rock. The pool is a miniature expression of a lake cradled by earth, and it highlights the process of rain falling from trees. Some bridges, such as the half-circle “Full Moon Bridge” type highlight both the flow of water and the passage of time, because the half-circle bridge forms a full circle when reflected against the water and echoes the form of the full moon. Garden views from interior spaces, even if the ‘garden’ is a rock garden along a corridor entrance to a restaurant or a minimalist garden between a glass window and an exterior wall, are important. The seasonality of the nature is another process that can be highlighted with a minimum of space; festivals that commemorate the passing of seasons draw crowds of people to parks, and in small gardens the 2-3 plants chosen to contrast with the rocks or fountain are chosen for their seasonal changes (or lack of seasonal change, in the case of the pine tree). The chosen species also have connotations or associations with spiritual concepts. Parks in Tokyo exhibit many design techniques that also increase a sense of space. Some paths cause visitors to walk slowly or climb topography so distance feels longer, and overlapping screens of vegetation can make a view seem extensive. No matter how small is their residence, a Japanese urban resident can develop their connection to nature by designing a green space around their apartment entrance or in their window to highlight seasonal or biological cycles and by their personal experience of carefully nurturing the green space. References to nature serve as important reminders to urban residents that no matter how dense or hectic the city, life is part of nature.//

34

>> This provided communication between students and teachers, as they were often situated in the same space. One of the leading professors was even known for walking through the project spaces, while shutting students’ laptops and questioning them on their project. In Eindhoven every student had a personal coach, not only for their project as is the case in Delft, but also for their personal development. We never received any grades, only written or spoken feedback, and a semester was either passed integrally, or it was not. As this assessment was based on a written reflection upon the executed work, the focus of the education was on the process and not on the result. At the Architecture faculty in Delft the design process one goes through differs greatly from what I was taught. Students are generally much more result driven, and work very individually. Perhaps this is because grading is often based on a list of deliverables, instead of on the learning curve of the student. Also, in Industrial Design the end product is not predefined , which demands an open and flexible process. In architecture the processes are very clear and straight-forward, the result should be a building. I also noticed that students are quite practical and realistic in the way they take on a project. The downside of this more strict and controlled education, though, is that there is not as much space for your own ideas. In the Bouwkunde bachelors there is a general obligatory program, whereas in Eindhoven we could pick our own projects and courses. In Delft, lectures are given in large rooms filled with anonymous students, so at times you are literally just a number. Despite the critique one could have on a larger and more anonymous faculty like Delft, it gave

s t y l o s // t h r o u g h s t r a n g e e y e s // a l g e m e e n

me a big advantage; integrating is actually not that hard. I noticed that not everyone knows everyone anyway, soon I ran into just as much familiar faces in the hallway as the locals. Also the education is quite standardized, exams do not change much over the years and 400 students have to execute the same assignment. This creates a large network amongst students, in which, for every issue you encounter, there is someone who can point you in the right direction. In this environment, who should know that I am a transfer student? I might have been able to get away with it without telling. There is a catch though, for those not carefully observing the existing culture within the faculty. In spite of, or maybe just because of the scale, there exists a common language, in which all students and teachers communicate. Fairly soon I noticed that students use the same style in drawing, use the same words to describe a project and often mention the same reference projects. There is shared implicit knowledge, perhaps without them even knowing it themselves. For me, to be able to truly integrate, I had to learn this language. It taught me that I had made the right choice in coming to Delft, because I was now within an environment of people that would, in their future careers, spread throughout the world of architecture, all speaking the same language, and I had the chance to learn this as well. Because no matter how good my ideas for architecture might have been, without this knowledge I could never communicate them. Walking around the faculty today I feel like the arrow above my head is already fading. As I will start the Masters next semester, I will no longer be the obvious strange student. However on some levels I will always remain an outsider, the way I think and the aspects I value are just different. I noticed I approach studying architecture in the same way as I would a design project. I observe and analyze the existing society in Delft just like the way I would a usergroup. This user centered approach I learned at Industrial Design allows me to become part of the archi-culture, while maintaining my unique designerly vision. //


agenda Margot Overvoorde

Museum Market: A place to shop & meet May 12 // 12am-6pm Museumplein Amsterdam

Now that the Rijksmuseum, Stedelijk museum and the Van Gogh museum have finally opened their doors again, you can come shopping on the square between the museums for the first time on the 12th of May. Find all kinds of unique products designed by the (Dutch) designers themselves. Think art & design - fashion & accessories - home & textiles - paper & craft - jewelry & objects - cute things for kids and delicious food. The Museum Market will be held four times a year, always on a Sunday. In 2013 these days will be May 12th, July 21st, October 13th and December 8th.

Dag van de architectuur Terwijl dag en nacht elkaar afwisselen, zijn er gebouwen waar altijd leven is. Stations, (lucht)havens, ziekenhuizen, kantoren, maar ook winkels en hotels, of een combinatie daarvan, zijn 24 uur per dag in bedrijf. Ze kennen geen openings- en sluitingstijden; ze bewijzen de stad en de mensen een dienst. Ook dit jaar verzorgen architectuurcentra, culturele organisaties, gemeenten en architectenbureaus een spannend dag- en nachtprogramma geïnspireerd op het thema ‘24 UUR Architectuur’.

June 22-23

Rijksmuseum Museumstraat 1 Amsterdam

The Rijksmuseum in Amsterdam is reopened after ten years of refurbishment. The museum contains 8,000 objects of art and history, from their total collection of one million objects from the year1200 to 2000, among which are some masterpieces by Rembrandt, Frans Hals, and Johannes Vermeer. You can now visit the museum and the famous Nachtwacht.

Het Nieuwe Instituut Museumpark 25 Rotterdam

Per 1 januari 2013 zijn de huidige sectorinstituten Nederlands Architectuurinstituut (NAi), Premsela, Nederlands Instituut voor Design en Mode en Virtueel Platform (kennisinstituut voor e-cultuur) gefuseerd tot een nieuw instituut voor architectuur, design en e-cultuur. Guus Beumer wordt de directeur van Het Nieuwe Instituut.

Big Air Package March 16 - December 30 Gasometer Oberhausen Germany

Christo’s indoor installation for the Gasometer Oberhausen, Germany, was conceived in 2010 and is on view from March 16 to December 30, 2013. 90 meters high, with a diameter of 50 meters and a volume of 177,000 cubic meters, this work of art is the largest-ever inflated envelope without a skeleton.//

s t y l o s // t h r o u g h s t r a n g e e y e s // a l g e m e e n

35


@artist

spinvis Rosa Stapel

Op een zonnige dag in april ondervroegen drie ‘pantheonmeisjes’ muzikant en momenteel Cultural Professor Spinvis op het dak van de UB. We praten met Spinvis (die in het echt Erik de Jong heet) over zijn professorschap, architectuur en natuurlijk muziek. Hoe kijk je als muzikant naar poppodia? “Ik speel in Nederland en België en sta dan op veel verschillende podia. Je hebt twee soorten poppodia: de oude gebouwen waar het poppodium als nieuwe functie aan is gegeven: denk aan Paradiso (voorheen een kerk) en Tivoli (gebouw van de spoorwegen). Het gebouw moet daarop aangepast worden. Dat is leuk, je krijgt dan kleine gangetjes, trappetjes en een gekke indeling. De nieuwe podia zijn minder fijn om in te spelen. Een extreem voorbeeld is de Stadschouwburg van Almere, ontworpen door het Japanse bureau SANAA in een strenge architectuur: er mag niet zomaar iets opgehangen worden en de prullenbakken moeten altijd precies op de juiste plek staan. Ieder jaar komt de architectuurpolitie controleren. Dit staat lijnrecht te-

genover de activiteit die in het gebouw plaatsvindt: muziek! Daar is een beetje rommeligheid best toegestaan. Architectuur lijkt in dit opzicht wel op muziek: met te strenge regels wordt het te academisch en sluit het andere dingen uit die ook van belang zijn. Er zit een dunne lijn tussen goed verantwoord en goed zonder verantwoording.” Kun je dat ook zien als mooi of lelijk? “Ik heb een theorie ontwikkeld aan de hand van Hoog Catharijne in Utrecht. Dit winkel-

Ik woon in Nieuwegein, dat is een stad met een imagoprobleem: “daar wil je niet dood gevonden worden”. De stad wordt lelijk gevonden omdat alles nieuw is. Het heeft tijd nodig voordat mensen iets mooi gaan vinden. Kijk naar Utrecht, die stad vindt iedereen ‘mooi’ met de Domtoren en andere oude gebouwen. Misschien vonden mensen dat toen het werd opgeleverd ook wel lelijk. Een gebouw heeft misschien wel een paar honderd jaar nodig om wortel te schieten in de planeet. Als je Hoog Catharijne zou laten staan vindt over

complex is in de loop der jaren het symbool geworden voor alles wat lelijk is. Maar wat is dan mooi – die vraag moet je in de architectuur volgens mij niet meer willen stellen. Schoonheid is een moeilijk begrip. Eigenlijk moet je het schrappen.

300 jaar iedereen het misschien wel mooi. Als iets maar lang genoeg blijft gaan mensen het waarderen. De gangen waar jij doorheen loopt, daar liepen je ouders en hun ouders ook en daar zullen je kinderen later ook lopen. Dat zorgt dat je het als mens een plek kan geven.”

‘‘Als je een liedje voor het eerst voor publiek speelt hoor je meteen of ze het goed vinden. Een architect krijgt nooit applaus.’’

profiel naam: Erik de Jong artiestennaam: spinvis geboortedatum: 2 februari 1961 website: www.spinvis.nl albums: Spinvis, Nieuwegein aan zee, Dagen van gras, dagen van stro, Goochelaars & geesten, Tot ziens, Justine Keller Spinvis is momenteel als Cultural Professor verbonden aan de TU Delft en geeft een masterclass met als thema ‘Iets uit het Niets’ waar 24 studenten van verschillende faculteiten aan deelnemen.

36

s t y l o s // t h r o u g h s t r a n g e e y e s // a l g e m e e n

Geldt dat ook voor muziek? “Als nieuwe dingen gemaakt worden zit er vaak wel iets bestaands in zodat het vertrouwd voelt. Maar iedereen kan er nog een mening over vormen en die kunnen heftig zijn. Je hebt die erosie van de tijd nodig, waardoor de scherpe randen eraf gaan. Bij muziek kan dat, maar gebouwen krijgen vaak die kans niet eens omdat de samenleving zo snel verandert. Over dertig jaar kan je omgeving weer volledig anders zijn. Vroeger ging dat niet zo snel, er was een statisch wereldbeeld. Over kerken werd generaties lang gebouwd. Dat geeft een verbinding met generaties voor je en na je. Dat kan een voorwaarde zijn voor levensgeluk. Als je de omgeving blijft veranderen kunnen mensen zich niet meer oriënteren in de tijd. Eigenlijk zou er een wet moeten komen dat alle nieuwbouw verplicht 300 jaar moet blijven staan.” Het ontwerpen volgens de ‘academische regels’ is de basis van wat wij hier leren: als je iets ontwerpt, moet je dat wel wetenschappelijk kunnen onderbouwen en komt het voort uit een context, opdracht of uitgangspunten. Voor de masterclass koos je als thema juist ‘iets uit niets maken’: kunnen wij als TU-studenten wel werken vanuit zoiets abstracts?


“Ik heb heel erg mijn best gedaan om jullie jezelf een opdracht te laten geven. Ik wilde mijn wereld hier naar toe brengen om te kijken wat er uit de combinatie zou kunnen komen. Tot nu toe vind ik het ontzettend leuk om te zien wat er allemaal bedacht wordt. Het is zo goed dat je weer eens met je neus op de feiten wordt gedrukt dat de wereld zo ontzettend groot is en hoe veelomvattend alle ideeën en mensen zijn. Dat gevoel heb ik nu heel sterk.” Stel dat je ontwerpen en muziek maken beiden ziet als communicatiemiddel: je probeert iets te vertellen aan anderen en het is afwachten wat zij ervan terugzien en horen. Hoe ervaar je dat als muzikant als je een liedje aan het publiek ‘geeft’? “Ik als muzikant krijg natuurlijk direct een reactie: als je een liedje voor publiek speelt hoor je meteen of ze het goed vinden. Dat is wel erg fijn aan mijn vak – een architect krijgt nooit applaus. Later in recensies of in reacties van publiek hoor je wel eens dat mensen andere dingen in de muziek horen dan dat jij zelf had bedacht. Je kan het zien als een spel van interpretatie: mensen projecteren iets van zichzelf in mijn teksten en muziek. Ik ben meer een tabula rasa waar iedereen zelf dromen en fantasieën kan invullen.” Doe je dat ook bewust? “Ja, dat doe ik wel. In het begin, als je een tekst hebt, is die vaak heel concreet. Vervolgens snij je alle concrete dingen er langzaam uit, zodat alleen de verwijzingen ernaar bewaard blijven. De kern mag jij erin stoppen, zoals jij dat wilt. Bij de verfilming van een boek wordt die ruimte echter al gebruikt door de verbeelding van de regisseur. Je kent het gevoel wel: ‘Het klopt helemaal niet! Zo ziet ‘ie er niet uit en zo praat ‘ie helemaal niet...’ Jij had het misschien heel anders bedacht en dat komt dan niet overeen in de verfilming. De eigen wereld die je hebt gemaakt in het boek is dan veel leuker: dan speel je het spel samen. De schrijver of muzikant geeft de helft en jij maakt de andere helft af.” Kun je van tevoren inschatten of iets gaat werken als het af is? “Een ontworpen ruimte kun je niet in het echt ervaren voordat het gebouwd is: met een liedje is dat net zo. Het is lastig om voordat het gebouw er staat in te schatten of het goed werkt: op een gegeven moment moet het maar af zijn. Je kan wel door ploeteren, maar je

komt nooit exact op het eindpunt dat je in je hoofd had. Ik merk wel dat ik er beter in word: je maakt grovere slagen en komt sneller bij een goed eindresultaat, net als een Japanse tekenaar die een beeld in één lijn kan vatten. Het heeft meer met zelfvertrouwen te maken: je moet durven accepteren dat je later pas merkt of het goed werkt of niet. Gebouwen lijken daarin op mensen: sommigen zijn op het eerste gezicht heel aantrekkelijk om te zien. Dat valt echter snel weg als je ze wat beter kent: wat blijft is of ze leuke mensen zijn. Aan de buitenkant kun je aan het begin nog niet zien of de binnenkant ook leuk of goed is.” Kan architectuur inspirerend werken voor jou? “Dat ligt aan de mate waarin je tradities moet volgen of de mate waarin je ze moet vernietigen. Dat vind je in een kerk: ik vind het altijd heel bijzonder om in een grote rooms-katholieke kerk te zijn, daar word je stil van. Het feit dat honderden jaren lang mensen daar hun belijdenis doen en geloven maakt het sacraal. Kerkmuziek heeft wel een goddelijke inspiratie in zich. Dan zie je de verbinding voor je tussen de mens en het goddelijke. Gebouwen die ik mooi vind zijn bijvoorbeeld bunkers uit de Tweede Wereldoorlog. Die kunnen soms zo verloren midden in weiland staan

terwijl ze eerst een duidelijke functie hadden. Nu zijn ze uit de tijd geplaatst, ondoordringbaar en niet af te breken. Dat is namelijk heel duur door de dikke wapening en omdat ze ingegraven zijn en staan nu als teken in het landschap. Windmolens vind ik ook wel mooi, de moderne, de reuzen die in rijen langs de snelweg staan. Eigenlijk zijn het allebei dingen die mensen over het algemeen niet mooi vinden.” Kan een omgeving of een bepaalde architectuur ook jouw muziek beïnvloeden? “Ja, de omgeving kan veel invloed hebben: als mensen mijn muziek op vakantie in de auto luisteren is dat anders dan op Lowlands spelen voor heel veel mensen. Op zo’n festival spelen doet dan ook iets met mij: de akoestiek heeft dan veel invloed. Als je dan de drummer toevallig hard hoort, ga je zelf harder zingen. Dat heeft invloed op waar klemtonen komen te liggen en dat beïnvloedt de betekenis van de tekst. Of ’s nachts in je eentje, dan kan mijn muziek heel anders klinken. Elke omgeving zorgt ervoor dat de muziek weer een nieuwe betekenis krijgt.”// >> Geïnteresseerd geraakt in hoe architectuur muziek kan beïnvloeden? Kijk de TED Talk van David Byrne: ‘How architecture helps music evolve’. >> Foto’s: Roos van Riggelen

s t y l o s // t h r o u g h s t r a n g e e y e s // a l g e m e e n

37


cartoon Marie D’Oncieu mariedodrawing.blogspot.com

38

s t y l o s // t h r o u g h s t r a n g e e y e s // a l g e m e e n


get inspired Lilian Tran

anthropocene A geometry of turquoise pools, curving highways, razed landscapes and long shadows cast by one of the world’s tallest towers; such is the site of the Burj Khalifa as seen through the lens of David Thomas Smith’s Anthropocene. The geologic term refers to the evidence and impact of human activity on the Earth’s ecosystems. Accordingly, the Dublin-based artist’s geometrical arrangements of Google aerial images record and reveal the impact of global capitalism and the culture of excess on our landscapes.//

paris versus new york Parisian clichés and New York stereotypes face each other in a friendly battle of graphics - ‘a tally of two cities’. What started as a blog, by Vahram Muratyan, became a runaway success and later a book, where the author communicates his love for the two cities with playful and amusing visual comparisons.//

plan d For ideas on culture and events to see in Delft, head over to plan D at gewoonoverdelft.nl, where you can find out about great music, new artists and exciting parties. The blog uses a simple post-it note format, designed to help you stay up to date with all that is creative.//

pencil versus camera The objectivity of photographs and the subjectivity of an artist’s sketches are superimposed in Ben Heine’s “pencil vs. camera” images. Elaborating on the latent narratives in photographs, the artist makes buildings into tetris blocks, slices cars in two, reveals people’s thought-bubbles and places a panda drinking wine onto an empty patio chair while holding a sign that reads, “lonely”. Blurring the boundaries of reality and imagination, the images are a view of everyday reality through an artist’s eyes.//

patternity The world seen through the eyes of patternity.com is one of lines, colours and playful abstractions. Created by art director Anna Murray and textile designer Grace Winteringham to demonstrate how patterns can positively shape our world, the curated collection of photos is a repository of inspirational images. These images are implemented in Patternity’s own patterns, designs that “tell worthwhile stories about the world in which we live.” Applied to hosiery, rugs, furniture and magazine covers, the geometrically rich designs transpose the geometries of our environment onto objects of everyday use.//

s t y l o s // t h r o u g h s t r a n g e e y e s // a l g e m e e n

39


recommended reading XL Nina Bohm & Talya ten Brink

Hoe ervaar je architectuur met ogen, die niet kunnen zien? Het boek Architectuur door Andere Ogen probeert precies dit vraagstuk uit te leggen aan mensen, die wel kunnen zien. Niet alleen indrukwekkend verhalen, maar ook nuttige ontwerpideeën maken dit dikke boek het lezen waard. Architectuur door andere ogen Architectuurboeken worden vaak gekenmerkt door grote, contrastrijke afbeeldingen van het indrukwekkende bouwwerken. Naast de mysterieuze eerste schetsen staan de beknopte omschrijvingen van het ontwerpproces in een strakke lay-out met schreefloze letters geperst. De teksten worden zijdelings gelezen, maar het gaat dan ook in deze boeken vooral om wat je ziet. ‘Architectuur door andere ogen’ is een ander soort boek over architectuur. Dit boek is niet alleen inspirerend; het ontroert.

Vincent Bijlo in de Beurs van Berlage. (Foto: Koos Breukel)

De anderhalve kilo papier is een samenstelling van romantische verhalen, architectonische handleidingen en intrigerende essays en bestaat uit twee delen. Het eerste deel vertelt over acht verschillende levens van mensen, die niet of nauwelijks kunnen zien. In ‘Inclusief ontwerpen’, het tweede deel van deze immense uitgave, wordt er gezocht naar ontwerpoplossingen voor mensen met waarnemingsstoornissen. Tel bij deze twee delen nog

40

een paar verdiepende essays op en er ligt een groot rood boek voor je neus met grote letters, braillepuntjes op de titelpagina’s en van verschillende papiersoorten. Als ontwerper is het soms niet eenvoudig om rekening te houden met alle belangen. Zeker de openbare gebouwen, die in ‘Architectuur door andere ogen’ worden omschreven, zijn projecten, waar zoveel tegelijk bij elkaar komt dat het onmogelijk lijkt dat de architect hier ook nog voortdurend rekening heeft gehouden met mensen, die niet goed kunnen zien. Misschien hebben ontwerpers als Berlage of Luthman dan ook niet nagedacht over de toegankelijkheid van hun gebouw voor mensen, die net iets anders zijn dan de meeste. Dit betekent echter niet dat de Beurs en Radio Kootwijk niet door blinden bewonderd kunnen worden. Sterker nog, het lijkt soms wel alsof zij deze gebouwen veel beter kunnen ‘zien’. Wat deze mensen allemaal opmerken, dat is pas écht om je heenkijken. Aan de hand van hun favoriete gebouw omschrijven de acht hoofdrolspelers in dit boek, hoe ze hun omgeving ervaren. Ze schrijven niet allemaal zelf; ieder portret wordt opgetekend door een andere schrijver. Zo wisselen niet alleen de verhalen, maar ook de schrijfstijlen elkaar af. Vooral de beschrijvingen van cabaretier, radiomaker en schrijver Vincent Bijlo maken duidelijk dat de wereld zoveel meer is dan alleen dat wat je kunt zien. “Woningen en gebouwen bestaan voor mij in geuren en geluiden,” schrijft hij om uit te leggen dat hij zich geen voorstelling kan maken van hoe de Beurs van Berlage eruitziet. “Van wat ik niet kan aanraken, heb ik alleen een fragmentarisch beeld. Ogen bijvoorbeeld: geen idee hoe die eruitzien.” Bijlo’s omschrijving van geuren en gelui-

vriendin leerde kennen: “zo kwam ze bij ons thuis. Ik hoorde haar stem, zomers blauw met alleen maar warme tinten, en ik was verkocht.” In veel verhalen uit ‘Architectuur door andere ogen’ kom je ook kritische noten tegen over de architectuur. “Architecten houden te weinig rekening met akoestiek,” schrijft Bijlo en misschien heeft hij gelijk, want wanneer leren architectuurstudenten na te denken over akoestiek? De eerstejaarsstudenten aan de faculteit bouwkunde van de TU Delft kopen het boekje ‘de menselijke maat’, waarin de afmetingen van de ‘gemiddelde’ persoon nauwkeurig beschreven worden. Maar wanneer leren zij ook rekening te houden met de mensen, die niet zo makkelijk in de maten van Neufert passen? In de laatste vier hoofdstukken wordt een suggestie gedaan aan de ontwerper. Oriëntatie is heel belangrijk voor mensen met een waarnemingsstoornis. Het is niet zo eenvoudig om de weg te vinden als je niet goed kunt zien. Het zijn kleine dingen die dan helpen. Een parket vloer die leer en hout combineert, bijvoorbeeld, is heel opvallend, omdat leer

Interview met drie van de acht geportretteerden in De Wereld Draait Door van 12 november 2012.

en hout twee sterk geurende materialen zijn. Een ingang is makkelijker te vinden, wanneer deze verdiept in de gevel ligt en open voegen

“Architecten houden te weinig rekening met akoestiek. Het heeft niet hun prioriteit.” den wekken juist ontzettend veel beelden op. Ze zijn kleurrijk en verhalend. In de laatste zinnen van zijn hoofdstuk vertelt Bijlo hoe hij zijn

s t y l o s // t h r o u g h s t r a n g e e y e s // a l g e m e e n

in een baksteengevel creëren extra geluidsaccenten. Het zijn het soort oplossingen, die >> bij ieder gebouw toegepast zouden kunnen


worden. ‘Architectuur door andere ogen’ is daarom eerder een gids voor de ontwerper, dan dat het geïnspireerde architectonische

Species of Spaces

Islamic Design - A Genius for Geometry

hoogstandjes toont. De ontwerpoplossingen, die het boek nu voorstelt, zijn zeker nog voor verbetering vatbaar. En dat is maar goed ook, want wie dit boek leest, wil niet alleen gebouwen maken, die er mooi uit zien, maar ook gebouwen, die lekker ruiken, fijn voelen en goed klinken. //

Writer Georges Perec gives a different perspective on spaces – examining his ordinary spaces through the lens of his memory, his daily routine, and psychoanalysis to write exquisite prose on how we use the spaces around us. His perspective as a writer on how he views space is interesting for architects, who have been trained to approach space through an architectural lens. Perec was a materialist of language, and one can see that he writes not only to convey an idea, but also for the deliciousness of the words. His prose is fun, despite having been translated into English from French. His classification of spaces range in scale from the page, up to the world. His writing about ‘species of spaces’ is interesting because he examines different types of spaces, from the space around furniture in living rooms to the boundaries of city districts, the boundaries of the written page and temporal space in music, pre-space and the invention of space in the mind’s eye. He questions the use and function of each space. His classification of 4 different types of ‘the uninhabitable,’ which include ugly spaces, elderly homes, derelict areas, “the very precisely calculated,” repetitive mediocrity, corporation buildings, and “towns that smell bad” is especially interesting. He even wonders what would be a space without a use. His ideas can give architects a fresh outlook on spaces. //

While I was visiting the Alhambra in Granada, I was astounded by the detailed abstract ornamentation along the walls, ceilings, windows and gateways. The patterns made complex yet structured optical illusions. This book takes apart the main Islamic designs and shows how they were constructed. I discovered the precise designs were based on circles radiating from a single point. From one compass-drawn circle, six compass-drawn circles of the same radius could be drawn on the circumference of the first circle, and provide the points for a star or hexagon shape; a grid or a rosette. From this circle base, many geometric Islamic designs can be created. The book shows the steps for how to construct the designs, as well as how to frame the edges. The book details the Islamic meaning behind the designs, from the arabesques, to the patterns composed of ornamental writing, to the geometry of Arabic calligraphy, to geometric puzzles that relate to phrases from the Koran. The book also explains how the geometric patterns are adapted to domes and work in muqarnas, or indoor stalactite cascades. The fractal complexity of the designs is related to the spiritual ideal of the Infinite, and attempts to inspire the feeling of contemplation of virgin nature. The techniques are related not only to the interiors of Islamic mosques, but also inspired the patterns of Persian carpets and the ornamentation of the Renaissance. //

The three pound book is a compilation of romantic stories, architectural guides and intriguing essays. It consists of two parts. The first part tells eight different stories of people, who can hardly see. ‘Inclusief ontwerpen’, the second part of this immense release, is a search for design solutions for people with perceptual disorders. Add to these two parts a few depth essays and there is a big red book in front of you in large print, with Braille dots on the title pages. Worthy of attention.

Martijn Jordans, Bastiaan van de Kraats en Marij van den Wildenberg // de Kunst // 2012 // 42.50 // 1,85 kg

Georges Perec // Penguin Books // 1999 // 13,00 Daud Sutton // Walker & Company // 2007 // 12,00

s t y l o s // t h r o u g h s t r a n g e e y e s // a l g e m e e n

41


perceptions egocentricity

photography

eyes

views

travelling

sketches library

blind

door andere ogen

Berlage

Slag om Nederland

Erasmus

Spinvis

monsters

architecture

always printed on 100% recycled paper always printed on 100% recycled paper


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.