Bedrich Smetana 1824–1884
Ouverture uit The Bartered Bride
Smetana staat bekend als de eerste (opera)componist die muziek met een specifiek Tsjechisch karakter componeerde en wordt daarom weleens ‘de vader van de Tsjechische opera’ genoemd. De vrolijke ouverture uit The Bartered Bride heeft alles waar het in de komische opera om draait: drama, spanning en een gedurfd karakter. Het verhaal speelt zich af in een dorp op het platteland en vertelt een liefdesverhaal waarin de liefde van een jong koppel—ondanks felle tegenwerking van hun ouders en een huwelijksmakelaar—toch zegeviert. Na een bijzondere opening waarin de strijkers één voor één invallen in fugato, laat Smetana Tsjechische volksmelodieën en Boheemse dansritmes weerklinken.
1866
• De eerste trans-Atlantische telegraafkabel wordt in gebruik genomen.
• De Russische schrijver Fjodor Dostojevski publiceert Misdaad en Straf
• Eerstesteenlegging van het nieuwe justitiepaleis in Brussel (architect: Joseph Poelaert).
Béla Bartók 1881–1945
Vioolconcerto nr. 2 Sz. 112, BB 117
I. Allegro non troppo
II. Andante tranquillo
III. Allegro molto
Het Vioolconcerto nr. 2 is een van de laatste composities die Béla Bartók voltooide voor hij in 1940 van Hongarije naar de Verenigde Staten emigreerde. Het werk ontstond in 1937–1938, een donkere periode getekend door onzekerheid en angst voor het opkomende nazi-gedachtengoed.
Bartók schreef zijn Vioolconcerto nr. 2 voor de Hongaarse violist Zoltán Székely. De tweede beweging is uitgewerkt als een variatievorm. De thema’s van het derde deel zijn variaties op thema’s uit het eerste deel, waardoor Bartók het concerto toch wist te vatten in een overkoepelende symmetrische eenheid.
De kiem van de eerste beweging ‘Allegro non troppo’ ligt in de Hongaarse verbunkos. Deze 18de-eeuwse volksdans bestaat uit een trage melodie die zich kenmerkt door een gepunteerd (langkort) ritme en een snelle en virtuoze sectie. Bartók speelt twee contrasterende thema’s tegen elkaar uit: de breedvoerige lyriek en een energieke bravourestijl. Hij schakelt tussen volksliedachtige melodieën en wilde chromatiek, het geheel combinerend
met tempowisselingen en bijzondere effecten. Het tweede deel ‘Andante tranquillo’ opent met een elegisch thema begeleid door lage strijkers, harp en pauken. Vergeleken met de melodieën uit de eerste beweging getuigt het van een opmerkelijke eenvoud. Aansluitend volgen zes variaties die duidelijk van elkaar gescheiden zijn. Nu eens worden ze omspeeld door snelle figuraties, dan weer in afzonderlijke componenten uiteengehaald of tot hun essentie herleid. Bartók schildert het thema in kleurrijke en contrasterende instrumentaties en texturen, met de soloviool meestal begeleid door een kamermuziekachtig ensemble. De bijna bovenaardse kleuren van harp en celesta wisselen af met energieke uitbarstingen in de strijkers, vergezeld door kopers en slagwerk. Naar het einde toe wordt het beginthema een octaaf hoger hernomen, waarna de muziek zachtjes lijkt te verdampen in mysterieuze afsluitende maten. De strijkers zetten tot slot massief de briljante finale ‘Allegro molto’ in. Zowel qua vorm als qua thematiek verwijst deze laatste beweging naar het openingsdeel, met tot het einde toe een glansrol voor de viool.
Op 23 maart 1939 ging het concerto in première in Concertgebouw Amsterdam met als solist Zoltán Székely. Het Koninklijk Concertgebouworkest stond onder leiding van Willem Mengelberg.
1939
• Bill Hewlett en Dave Packard richten in een garage in Palo Alto (Californië) technologiebedrijf Hewlett-Packard op.
Johannes Brahms 1833–1897
Symfonie nr. 1 in c, op. 68
I. Un poco sostenuto – Allegro
II. Andante sostenuto
III. Un poco allegretto e grazioso
IV. Adagio – Più andante –Allegro non troppo, ma con brio – Più allegro
Brahms werkte meer dan vijftien jaar aan zijn Eerste symfonie. Pas in 1876 vond hij de moed om ermee voor de dag te komen. Het publiek was ondertussen gewoon aan de vrijere, open en voluptueuze symfonische vormen. Toch wist het deze grandioze synthese van Beethovens erfenis en Brahms’ eigen vernuft te smaken. Een partituur vol gespierde ritmes, smeltende lyriek en diep drama. Het is niet verwonderlijk dat Brahms’ Eerste Symfonie al van bij de creatie “Beethovens Tiende” werd genoemd. Zeker omdat volgens Brahms “iedere ezel” kon horen dat het vierde deel overduidelijk refereerde aan de ode uit Beethovens Negende. Maar er was natuurlijk meer aan de hand. Het vasthouden bijvoorbeeld aan de Beethoveniaanse vier delen, en de opeenvolging van een snelle, langzame, dansachtige en opnieuw snelle beweging. Of de instrumentatie waarmee Brahms in geen van zijn symfonieën—
ook deze eerste niet—Beethoven wilde overtreffen: geen stemmen dus, en geen
1876
uitgebreide slagwerksectie.
Net als Beethoven streefde Brahms ernaar om uitgebreide composities op te bouwen op basis van een beperkt aantal motivische elementen, zo veelzijdig en multifunctioneel mogelijk. Hij exploiteert het geringste tot het uiterste, en creëert zo—in de woorden van Arnold Schönberg—“rijkdom uit zuinigheid”. Die keuze om dramatische spanning volledig uit de constructie van de muzikale taal te putten, maakt de expressiviteit bij Brahms des te intenser.
• De eerste volledige uitvoering van Wagners Der Ring des Nibelungen in het Festspielhaus in Bayreuth, Duitsland.
• Opening van Central Park in New York.
• Renoir schildert zijn Bal au Moulin de la Galette.
Jiří Rožeň dirigent
→ °1991 Praag, Tsjechië.
→ Jiří Rožeň studeerde directie aan de conservatoria en universiteiten van Praag, Salzburg, Hamburg, Zürich en Glasgow. Zijn mentoren waren onder meer Gary Walker, Dennis Russell Davies, Ulrich Windfuhr en Johannes Schlaefli. Andere belangrijke invloeden zijn Bernard Haitink, David Zinman en Péter Eötvös in masterclasses met orkesten als Concertgebouworkest, Orchestre Philharmonique de Radio France en Tonhalle-Orchester Zürich.
→ Afgelopen jaren werkte hij zij aan zij met dirigenten Donald Runnicles en Thomas Dausgaard als assistentdirigent van BBC Scottish Symphony Orchestra. Hij assisteerde hen bij de BBC Proms en het Edinburgh International Festival.
→ Tijdens het huidige concertseizoen bouwt Rožeň verder aan zijn
internationale doorbraak. Hij debuteerde met toonaangevende orkesten in Noord-Amerika, zoals Seattle Symphony, Utah Symphony en Naples Philharmonic. In Europa debuteerde hij onder meer met Bochumer Symphoniker en Orchestre national de Metz. Daarnaast maakt hij ook naam als succesvolle operadirigent.
→ Als gepassioneerd en deskundig pleitbezorger van Tsjechische klassieke muziek programmeert Rožeň regelmatig Tsjechisch repertoire, zowel bekende werken als nieuwe creaties.
→ Hij was finalist van de Nestlé and Salzburg Festival Young Conductors Award en de Donatella Flick LSO Conducting Competition.
© Ilona SochorováJosef Špaček viool
→ °1987 Třebíč, Tsjechië.
→ Josef Špaček studeerde bij Itzhak Perlman aan de Juilliard School in New York, bij Ida Kavafian en Jaime Laredo aan het Curtis Institute of Music in Philadelphia en bij Jaroslav Foltýn aan het conservatorium van Praag.
→ Recente hoogtepunten zijn o.a. samenwerkingen met Orchestre de Paris, Scottish Chamber Orchestra, Konzerthausorchester Berlin, Tsjechisch Filharmonisch Orkest, TonhalleOrchester Zürich en Tokyo Metropolitan Symphony Orchestra.
→ Naast zijn carrière als solist, geeft Špaček graag recitals en kamermuziek en is hij een regelmatige gast op festivals en in concertzalen in heel Europa, Azië en de VS.
→ Hij was laureaat van de International Queen Elisabeth Competition in Brussel, en won hoofdprijzen bij
de Michael Hill International Violin Competition in Nieuw-Zeeland, de Carl Nielsen International Violin Competition in Denemarken en de Young Concert Artists International Auditions in New York.
→ In 2015 bracht hij bij Supraphon een veelgeprezen opname uit van de vioolconcerten van Dvořák en Janáček, gekoppeld aan de Fantasie van Suk, met het Tsjechisch Filharmonisch Orkest onder leiding van Jiří Bělohlávek.
→ Špaček speelt op de ca. 1732 “LeBrun; Bouthillard” Guarneri del Gesù viool, royaal in bruikleen van Ingles & Hayday.
www.josefspacek.com