Geacht publiek. Na drie uitzonderlijke seizoenen met chef-dirigent Seikyo Kim staat het Symfonieorkest Vlaanderen voor een dirigentenwissel. De slopende vluchten tussen Japan en België en de wens van Seikyo Kim om meer aanwezig te zijn voor zijn projecten in Japan, deden hem besluiten om zijn contract niet te verlengen. Voor het orkest is deze wissel een heel bijzonder moment omdat zo’n gebeurtenis nieuwe verwachtingen schept, zowel bij het publiek als bij de musici. Als orkest dat op democratische wijze gestructureerd is, zijn we samen op zoek gegaan naar een opvolger. Al snel groeide er consensus om een topper van formaat hiervoor uit te nodigen: Jan Latham-Koenig. Vorig seizoen proefden de musici reeds van de uitzonderlijke kwaliteiten van deze Britse dirigent tijdens de productie ¡España!. En het moet gezegd: ook Jan Latham-Koenig was toen danig onder de indruk van de muzikaliteit en gedrevenheid van het orkest. Hij geloofde vanaf deze eerste ontmoeting meteen in de artistieke mogelijkheden van het Symfonieorkest Vlaanderen. Toch was het niet eenvoudig om deze dirigent met een erg drukke internationale carrière als chef-dirigent te engageren, maar in de interviews met beide dirigenten verderop in het magazine kunt u lezen waarom ze zo graag met de musici van het Symfonieorkest Vlaanderen werken. Ik wil Seikyo Kim bedanken voor wat hij het orkest heeft bijgebracht. In een zeventiental programma’s ontwikkelde hij met de musici een steeds subtieler samenspel. Velen hebben zijn soepele dirigeerstijl enorm bewonderd. Hij is dan ook een buitengewoon getalenteerde dirigent die op muzikale wijze de muziek organisch laat groeien en voortdurend streeft naar een transparante orkestklank. Bovendien werden veel gekende symfonieën onder zijn leiding herontdekt. Het voltallige team is hem bijzonder dankbaar voor deze drie mooie jaren en we wensen hem het allerbeste toe. Jan Latham-Koenig heet ik van harte welkom. Ik ben blij dat hij al het mogelijke deed om de samenwerking te kunnen realiseren. De komende jaren zal het Symfonieorkest Vlaanderen het ‘dicht-bij-huisorkest’ zijn van deze topdirigent uit Londen. In het voorjaar van 2013 kunt u beide dirigenten aan het werk zien. Seikyo Kim dirigeert een aantrekkelijk Beethoven-programma in maart en in mei maakt Jan Latham-Koenig zijn debuut als chef-dirigent met muziek van Shostakovich en Prokofiev. De eigenzinnige violiste Mayu Kishima zal u verrassen met haar schitterende interpretatie van het Eerste Vioolconcerto van Shostakovich. Als orkest met stevige roots in Brugge zijn we ook fier op de samenwerking met de Brugse tenor Thomas Blondelle in de productie ‘Pure Strings’ voor de Serenade voor tenor en hoorn van Benjamin Britten. In combinatie met Schönbergs Verklärte Nacht wordt dit concert een romantische topper, boordevol dramatische wendingen. Vindt u dit voorjaar veelbelovend? Dat doet ons plezier! Ook het programma 2013-2014 ziet er even sprankelend uit. De aandachtige lezer zal in dit magazine reeds enkele primeurs ontdekken … Dirk Coutigny. Intendant
1.
Programma
Emperor Beethoven. Dirigent. Seikyo Kim
Ludwig van Beethoven (1770-1827) Ouverture uit ‘Die Geschöpfe des Prometheus’, opus 43 I Ouverture. Adagio – Allegro molto con brio
Solist. Keisuke Toyama. piano
Ludwig van Beethoven (1770-1827) Pianoconcerto nr. 5 in mi mol groot ‘Emperor’, opus 73 I Allegro II Adagio un poco mosso (attacca) III Rondo. Allegro Pauze Ludwig van Beethoven (1770-1827) Symfonie nr. 5 in do klein ‘Noodlot’, opus 67 I Allegro con brio II Andante con moto III Allegro (attacca) IV Allegro
opname CANVAS KLASSIEK
foto. Keisuke Toyama © Ayumu Gombi
2.
Het concert van dinsdag 12 maart 2013 in het Concertgebouw Brugge wordt opgenomen door CANVAS. Wij houden u via onze website op de hoogte wanneer dit concert op CANVAS uitgezonden wordt.
3.
Emperor Beethoven. Beethovens muziek: een boodschap voor de gehele mensheid. Dat, althans wat mij betreft, Ludwig van Beethoven de meest vindingrijke en revolutionair vernieuwende, kortom de geniaalste componist uit de muziekgeschiedenis is, is in zekere zin merkwaardig en zelfs mysterieus. Er is immers geen enkel ander lid van deze bijzonder uitgebreide familie met Vlaamse roots die ooit blijk gaf van enige genialiteit. Omtrent de Vlaamse roots van de Van Beethovens (Beethoven betekent letterlijk ‘hoeve met bietenveld’) blijkt nog één en ander in duister gehuld niettegenstaande Raymond Van Aerde al in 1927 zijn erudiete studie ‘Les ancêtres Flamands de Beethoven’ publiceerde. Zeker is dat er tot in de 15de eeuw Van Beethovens werkzaam waren als landarbeiders in Vlaams-Brabant. Afstammelingen vestigden zich als handels- en ambachtslieden in verschillende Vlaamse steden waaronder Mechelen waar Beethovens overgrootvader Michael meester-bakker was en handelaar in kant. Hij ging failliet in 1741 en vluchtte naar Bonn. Zijn beide zonen Cornelius en Ludwig hadden zich al voordien (1731 en 1733) in Bonn gevestigd. Ludwig, Beethovens grootvader, was een zanger met een mooie basstem en in 1761 bracht hij het zelfs tot ‘Kapellmeister’. Zijn zoon Johann, Beethovens vader, was violist en zanger (tenor) in dienst van de keurvorst en aartsbisschop van Keulen. Verslaafd aan alcohol werd hij in 1789 uit zijn ambt ontzet. Er zit dus wel muziek in de familiegenen, maar noch de erfelijkheidsleer noch de omgevingsfactoren kunnen Beethovens genialiteit afdoende verklaren. De enige ‘factor’ waarvan men met zekerheid weet dat die Beethovens denken en compositorische arbeid enorm heeft beïnvloed, is die historische gebeurtenis die nog altijd haar tentakels uitstrekt over het wereldgebeuren: de Franse Revolutie van 1789. In die periode werd, zoals zovelen, ook Beethoven
gegrepen door de revolutiekoorts en behoorde hij tot de groep studenten die aan de lippen hing van de aan de universiteit van Bonn pas aangestelde professor filosofie Eulogius Schneider (1756-1794). Schneider was een enthousiast pleitbezorger voor de nieuwe ideeën van Vrijheid, Broederlijkheid en Gelijkheid. (Nota: E. Schneider was achtereenvolgens priester, professor, vrijzinnige en vanaf 1791 leider van de Jacobijnen in de Elzas. Vele zogezegde anti-revolutionairen liet hij guillotineren en zelf werd hij in Parijs op 1 april 1794 onthoofd.) In een interessant artikel over Beethoven ‘De componist gezien door een dirigent’ schrijft Hermann Scherchen ondermeer: “Het ideaal van de grote musicus is een bijna bovenmenselijke vreugde te scheppen, maar wie in staat is die vreugde te genieten, kan niet leven zonder de broederschap met zijn evennaasten, en met dit gevoel gaat de evolutie van zijn betrekkingen met het Universum en de Schepper gepaard. Dat is de enige gedachte die Beethoven heeft willen vastleggen om ze op zijn manier weer te geven; de symfonie vindt haar voltooiing in een extatische geestvervoering: Vreugde, Vreugde, Vreugde … de enige kracht die het de mens mogelijk maakt om op de weg der volmaaktheid zo ver mogelijk te komen.” Dit citaat lijkt me bij uitstek toepasselijk op Beethovens nog altijd populairste symfonie: de Vijfde. Deze is bijna uitsluitend gebouwd op een enkel idee: een uit vier noten (waarvan drie dezelfde) bestaand motief dat, gemodificeerd weliswaar, in alle overige bewegingen opduikt. Beethoven begon te werken aan de Vijfde kort na de voltooiing van zijn Derde Symfonie en voor hij begon aan de Vierde. In diezelfde periode (18041808) componeerde hij nog het Vierde Pianoconcerto, de strijkkwartetten opus 59, enkele pianosonates, Fidelio, de Mis in C opus 86, de Leonore Ouvertures en het Vioolconcerto. In 1808 voltooide 4.
hij zowel de Vijfde als de Zesde symfonie. Ze werden voor het eerst uitgevoerd tijdens een marathon-Akademie op donderdagavond 22 december 1808 (van 18u30 tot 22u30) in het ‘Theater An der Wien’. Naast de Vijfde (in het programma vermeld als nummer zes) en de Zesde (vermeld als nummer 5) werd met Beethoven als solist nog het Vierde Pianoconcerto gespeeld, improviseerde Beethoven een fantasie en werden ook nog een aria Ah! Perfido (opus 65), de koorfantasie en het ‘Gloria’ en ‘Sanctus’ uit de Mis in C, uitgevoerd. De lange duur, de koude en uitvoeringsproblemen (de koorfantasie liep compleet uit de hand en moest herbegonnen worden) waren allesbehalve bevorderlijk voor het succes dat dan ook bijzonder matig was. Ook de Vijfde kende weinig bijval, maar nadien zou het publiek zich snel bewust worden van het baanbrekende van deze symfonie. Maar op deze 22ste december hadden de Weners nog nooit een symfonie gehoord die quasi geheel gebouwd was op een motief dat de geschiedenis zou ingaan als ‘het thema van het noodlot’. Volgens Beethovens biograaf F.G. Wegeler zou Beethoven in een gesprek met hem gezegd hebben “zo klopt het noodlot aan de poort”. Volgens Carl Czerny echter betekende dit noodlots-motto niets anders dan de ritmische roep van de goudspecht (niet onwaarschijnlijk, aangezien Beethoven een groot natuurliefhebber was). Wat de Weners toen ook nog nooit gehoord hadden, was een finale die onmiddellijk aansloot op het derde deel en klonk als de verwachtingsvolle triomf (van de Verlichting) over de tragedie (de oorlogen van Napoleon I). In juli 1810 verscheen in de Allgemeine Musikalische Zeitung een lovend artikel van E.T.A. Hoffman waarin hij de genialiteit van Beethovens Vijfde trachtte in woorden te vatten. Een citaat: “ … Beethoven draagt diep in zijn wezen de romantische geest van de muziek, die hij in zijn werken met groot talent en tegenwoordigheid van geest tot uit-
drukking brengt. Uw recensent heeft dit nooit zo duidelijk gevoeld als in deze bijzonder symfonie die, meer dan één van zijn andere werken, de romantische geest van Beethoven openbaart in een hoogtepunt dat rechtstreeks naar de finale voert en de luisteraar onweerstaanbaar meesleept naar de wonderlijke wereld van het oneindige…” Ondanks het feit dat Beethoven kort voor zijn dood op de vraag wie zijn leermeesters waren zou geantwoord hebben: “Ik ben de leerling van Socrates en van Jesus Christus”, had hij zijn ganse leven lang grote bewondering betoond voor diegenen – C.G. Neefe, J.G. Albrechtsberger, W.A. Mozart en vooral J. Haydn – die hem instrueerden in de klassieke kunst van het componeren en wiens composities inspirerende voorbeelden bleven. Hoe revolutionair vernieuwend vele van zijn werken ook waren, Beethoven was niet iemand die, zoals de latere avantgardisten, komaf wou maken met het verleden. Integendeel, hij wilde voortbouwen op de traditie. Een overtuigend voorbeeld daarvan is ongetwijfeld het uit 1800-1801 daterende ballet Die Geschöpfe des Prometheus opus 43 (De scheppingen van Prometheus) waarvan nu enkel de ouverture wordt uitgevoerd. Zijn in dit ballet, dat bestaat uit een ouverture, een introductie en 16 nummers, al kiemen van de latere Beethoven aanwezig, dan kon de tweeledige ouverture (Adagio, Allegro molto con brio) zo uit de pen van Mozart zijn gevloeid. Beethoven componeerde dit ballet in opdracht van de toenmalige hofballetmeester Salvatore Vigano (het voorlaatste nummer is een solo – Solo di Vigano – voor deze sterdanser en destijds beroemde choreograaf) die ook het libretto schreef; een wel zeer vrije adaptatie van het mythologische Prometheus-verhaal. Het werk is opgedragen aan prinses Christiane von Lichnowsky en werd gecreëerd op 28 maart 1801 in het Weense Burgtheater. Datzelfde jaar 5.
werd het nog zestien keer uitgevoerd en het jaar daarop negen maal. Het publiek was enthousiast, de pers minder (inderdaad, niets nieuws onder de zon …). Een anonieme criticus vond, nadat hij veel kritiek had geuit op Vigano’s choreografie, dat “ook de muziek niet geheel voldeed aan de verwachtingen” (Zeitung für die elegante Welt, 19 mei 1801). In tegenstelling tot de weliswaar korte, maar pittige, snedige en levendige ouverture wordt het volledige ballet nog zelden uitgevoerd. Het componeren van zijn Vijfde (en laatste) Pianoconcerto verliep aanzienlijk vlotter dan dat van de Vijfde Symfonie. Beethoven begon eraan in januari 1809 en al in april van datzelfde jaar werd het voltooid. Hij droeg het op aan zijn leerling aartshertog Rudolph van Oostenrijk voor wie hij ook de cadenzen van zijn eerste vier pianoconcerti schreef. Het is het enige pianoconcerto dat Beethoven, tengevolge van zijn quasi volledige doofheid, niet zelf uitvoerde. Het werd (vermoedelijk) gecreëerd op 28 november 1811 in het kader van het 7de Gewandhaus-concert in Leipzig. Solist was Friedrich Schneider en dirigent Johann Philipp Christian Schulz. Zowel het talrijke aanwezige publiek als de criticus van de Allgemeine Musikalische Zeitung waren bijzonder enthousiast: “Beethovens nieuwe concerto voor pianoforte (in Es dur) volgde. Het is zonder twijfel één van de origineelste, fantasierijkste, effectvolste maar ook moeilijkste van alle bestaande concerto’s. Musikdirector Schneider speelde het zo meesterlijk dat wij het ons niet volmaakter kunnen voorstellen.” (uit A.M.Z. van 1 januari 1812). Het was Carl Czerny die het voor het eerst in Wenen voor het voetlicht bracht op 11 februari 1812 tijdens een concert, gecombineerd met een schilderijententoonstelling, ten voordele van de Societeit voor Liefdadigheid door Adellijke Dames! Dit concerto wordt omwille van zijn grootsheid en zijn symfonische proporties ook wel ‘Keizersconcerto’ genoemd. Interessanter zijn compositorische vernieuwingen zoals een cadens aan het begin van het eerste deel in plaats van aan het foto. Frank Coryn © Simon van Boxtel
6.
einde, de thematische overgang naar het laatste deel en de perfecte gelijkwaardigheid van piano en orkest. In die zin beantwoordt dit concerto alvast aan twee revolutie-idealen: Vrijheid en Gelijkheid. Het behoort wellicht tot de ironie van de geschiedenis dat in de periode dat Beethoven volkomen doof werd, ook Europa (na het Congres van Wenen, 1814-1815) als het ware doof werd voor de door Beethoven zo gekoesterde revolutie-idealen. Misschien bestaat het toeval toch niet … Laat ons alvast broederlijk genieten van deze prachtige muziek die nog altijd het verlangen naar een betere toekomst geniaal verklankt. Tekst. Johan Huys
7.
Seikyo Kim. dirigent.
Sinds het seizoen 2010-2011 is Seikyo Kim chefdirigent van het Symfonieorkest Vlaanderen in België. Daarnaast is hij ook chef-dirigent van het Kanagawa Philharmonic Orchestra in Yokohama in Japan en Artistieke Partner van het Orchestra Ensemble Kanazawa eveneens in Japan. Als gastdirigent werd hij meermaals uitgenodigd om vooraanstaande ensembles te dirigeren zoals onder meer het NHK Symphony Tokyo, de New Japan Philhamonic, de Tokyo Philharmonic, het Tokyo Symphony, de Nagoya Philharmonic, het Osaka Century Orchestra en de Sudwestdeutsche Philharmonie Konstanz. Seikyo Kim bracht met het Orchestra Ensemble Kanazawa de symfonieën van Brahms en Beethoven uit op cd. Deze opnames werden zeer warm onthaald door de Japanse pers.
Seikyo Kim werd geboren in Osaka, Japan. Op veertienjarige leeftijd verhuisde hij naar de Verenigde Staten. Hij volgde er lessen aan de New England Conservatory in Boston en studeerde later ook bij Seiji Ozawa in Tanglewood en Leopold Hager aan de Musikhochschule in Wenen. In 1997 debuteerde hij met het Osaka Symphony en slechts een jaar later won hij de prestigieuze International Nicolai Malko Competition voor jonge dirigenten in Kopenhagen. Vandaag woont Seikyo Kim in Osaka. Sterk beïnvloed door Nikolaus Harnoncourt en Sir Roger Norrington, ontwikkelde Seikyo Kim een sterke fascinatie voor de historische uitvoeringspraktijk van symfonische muziek. Deze benadering beïnvloedt sterk de manier waarop hij het repertoire van Mozart tot Brahms, Mahler tot Shostakovich dirigeert. In Japan wordt hij als een pionier in deze materie beschouwd. www.seikyokim.com
8.
foto. Seikyo Kim © Simon van Boxtel
9.
Keisuke Toyama.
Column. Fred Brouwers.
Keisuke Toyama (°1984) ontdekte de piano toen hij vijf jaar oud was. Hij won de Eerste Prijs tijdens ‘The 73rd Music Competition of Japan’ in 2004. Hij behaalde eerst zijn bachelor aan de Tokyo University of the Arts in 2006, daarna vervolgde hij zijn studies aan de Hanover University of Music, Drama and Media.
Over Prometheus, het Vijfde Pianoconcerto en de Vijfde Symfonie is al zoveel geschreven (én gewauweld), dat we het in deze tijden van kookboeken en dito programma’s misschien wel eens moeten hebben over de eet- en drinkgewoontes van Ludwig. Zijn tijdgenoot Ignaz Seyfried was niet van het eerste leugentje gebarsten, maar hij heeft ons daaromtrent toch een paar weetjes nagelaten, die wel eens zouden kunnen kloppen. Ludwig was duidelijk niet meteen de man van de erg verfijnde keuken. Hij zou zijn ziel hebben verkocht voor – zoals het in dat Italiaanse volksliedje gaat – ‘per un sol’ piatto di maccheroni’. Een flinke portie macaroni, met daar een flinke kwak Italiaanse kaas bovenop. Al kan dat ook heerlijk smaken natuurlijk. Het was Italiaanse stracchinokaas die hij daarvoor gebruikte en die had hij altijd in huis, evenals salami uit Verona. Veel tijd om te koken en te eten had de bezige componist-pianist nu eenmaal niet. Ofwel vergat hij het gewoon, en dus kwamen die hapklare brokjes goed van pas om snel-snel de honger te stillen.
piano.
In januari 2007 maakte hij zijn debuutalbum ‘Chopin: heroic’. Daarna volgden nog vier albums: ‘Impressions’ (2008), ‘Rachmaninov’ (2009), ‘Chopin: Polonaise-Fantaisie’ (2010) en ‘Best’ (2001). Hij werkte ook mee aan het album ‘Copland & Gershwin’ en speelde samen met het Siena Wind Orchestra onder leiding van Seikyo Kim Gershwins Rhapsody in Blue. Keisuke Toyama speelt zowat elk seizoen recitals in Japans meest vooraanstaande concerthuizen zoals de Suntory Hall en The Symphony Hall. Daarnaast werkte hij ook samen met gerenommeerde orkesten zoals in 2009 met het Warsaw National Philharmonic Orchestra onder leiding van Antoni Wit. Hij vertolkte toen het Eerste Pianoconcerto van Chopin en vestigde hiermee zijn reputatie als één van Japans meest beloftevolle, jonge pianisten.
Komen eten, Ludwig!
Hij mocht daar dan ook graag Hongaarse rode wijn bij drinken, ‘van de duurdere soort’, zegt Seyfried. Koffie na, en geen espresso, zoals u misschien zou verwachten, maar een goede kop stevige zwarte opgegoten koffie. Hij had daar een vaste maat voor: per kop maalde hij zestig koffiebonen. Een ander lievelingsgerecht van hem was stamppot en in één van de Weense eethuizen die hij regelmatig bezocht – ‘Zum alten Blumenstock’ – bestelde ging hij regelmatig vis uit de Donau. Ondanks dat tijdsgebrek en beperkte vaardigheden in de keuken mocht hij graag gasten ontvangen voor wie hij dan zelf chef speelde. Boven zijn kort avondjasje droeg hij dan een blauwe keukenschort en gebruikte zijn slaapmuts als ‘toque’. Het clichébeeld dat hij alleen maar een norse, suicidale, 10.
humorloze figuur was, is vast en zeker fout. Hij moet dan in zijn keuken vreselijk tekeer zijn gegaan. Na anderhalf uur kokkerellen – maar tussendoor ook veel kletsen – was het menu klaar. Vooraf konden de gasten ‘genieten’ van de fameuze broodsoep die hij ook elke donderdag voor zichzelf klaarmaakte. Daar klutste hij dan tien (10!) eieren in, die hij eerst keurde door ze tegen het licht te houden. Hij brak met de handen het kopje af, rook er eens aan om te verifiëren of ze wel vers waren en als er eentje naar stro rook, maakte hij zich boos op zijn huishoudster. De soep was gekookt als pap. Vervolgens kwam rundvlees op tafel dat maar half gaar was, en zijn groenten zwommen in een mengsel van water en vet. Ludwigs rosbief smaakte alsof ie was gedroogd in de schouw. De gasten waren dan ook niet bepaald onder de indruk van zijn culinair talent. Zij focusten vooral op het brood, het fruit, andere zoetigheden en …. het ‘druivensap’! Zelf was hij behoorlijk trots op zijn kookkunst en noemde zichzelf in die rol een ‘Mehlschöberl’. Moeilijk te vertalen. Een ‘meelmenger’ misschien? Drinken kon hij ook goed en dat had hij van geen vreemden. Zijn vader, die tenor was in het koor van de prins-bisschop in Bonn, was een waar drankorgel, en Ludwig zelf zat vaak ‘Zum weissen Schwein’ om er de boerse rode wijn van de Weense Kahlenberg te drinken. Daar maakte hij vaak afspraken met zijn vrienden om er ‘de degoutante wijn’ – zijn woorden! – te drinken. Onlangs verscheen een studie van ene Russell Martin die uit een bewaarde lok van Beethovens haar constateerde dat hij veertig keer te veel lood in zijn bloed had. Na diepgaand onderzoek kwam hij tot de bevinding dat die vergiftiging er was gekomen door het drinken van teveel wijn, waar in die tijd behoorlijk veel lood aan werd toegevoegd om hem zoet te maken. Veertig keer teveel lood! Pa-pa-pa-paaaaaaa! 11.
Musici.
Emperor Beethoven. Concertmeester. Jo Vercruysse Eerste violen. Arman Simonian Erik Sluys Nathalie Hepp Bence Abraham Hilde Coppieters Peter Hellemond Veerle Houbraken Eva Stijnen Annerien Stuker Tweede violen. Gudrun Verbanck Isabelle Buyck Geraldine De Baets Tim Breckpot Isabelle Decraene Liesbet Jansen Maya Shvartsman Marcel Andriesii Altviolen. Kris Hellemans Bruno De Schaepdrijver Lieve Dreelinck Bieke Jacobus Kaatje Strauven Korneel Taeckens Simeon Kirkov
foto. Bruno Melckebeke © Simon van Boxtel
12.
Celli. Renaat Ackaert Jan Van Kelst Isabelle Brys Caroline Steen Wouter Vercruysse Hélène Viratelle Contrabassen. Koenraad Hofman Jan Verheye Bram Decroix Sanne Deprettere Houtblazers. Caroline Peeters. fluit Veerle Secember. fluit. piccolo Anke Lauwers. fluit Korneel Alsteens. hobo Carola Dieraert. hobo Frank Coryn. klarinet Tom Daans. klarinet Koen Coppé. fagot Tamara Smits. fagot . contrafagot Deian Toptchiev. fagot
13.
Koperblazers. Bart Cypers. hoorn Bruno Melckebeke. hoorn Lies Molenaar. hoorn Frank Clarysse. hoorn Steven Bossuyt. trompet Bart Coppé. trompet Bob Van Der Strieckt. trombone Søren Brasschaert. trombone Konstantin Koev. bastrombone Ries Schellekens. tuba Slagwerk. Barry Jurjus. pauken Wim De Vlaminck. percussie Bart Swimberghe. percussie
Programma
Pure Strings. Dirigent. Jonas Alber
Richard Strauss (1864-1949) Metamorphosen, studie voor 23 solo-strijkers, opus 142
Solisten. Thomas Blondelle. tenor Radek Baborák. hoorn
Benjamin Britten (1913-1976) Serenade voor tenor, hoorn en strijkers, opus 31 I Prologue II Pastoral (Cotton) III Nocturne (Tennyson) IV Elegy (Blake) V Dirge (Anon. 15de eeuw) VI Hymn (Jonson) VII Sonnet (Keats) VIII Epilogue Pauze Wolfgang Amadeus Mozart (1757-1791) Hoornconcerto nr. 3 in mi mol groot, K. 447 I Allegro II Romance. Larghetto III Allegro Arnold Schönberg (1874-1951) Verklärte Nacht, opus 4 (versie 1943) (wordt zonder onderbreking gespeeld) I Sehr langsam II Etwas bewegter III Schwer betont IV Sehr breit und langsam V Sehr ruhig
foto. Koenraad Hofman © Simon van Boxtel
14.
15.
Pure Strings. Richard Strauss. Metamorphosen De 81-jarige componist schreef Metamorphosen eind 1944 en begin 1945, tijdens het laatste stadium van de Tweede Wereldoorlog. Het werd zijn afscheid van zijn creatieve werk en van een wereld die op instorten stond. Wat hij voelde in deze gruwelijke tijden kreeg vorm in deze aangrijpende klaagzang en aanklacht, in deze Studie voor 23 strijkers. (Op het manuscript noteerde Strauss ‘Studie voor strijkers, 23-stemmig’.) Dit was een late, vergeestelijkte uiting van de oude meester – geen ‘absolute’ muziek, zoals de titel lijkt te suggereren, maar een werk met een diepe inhoudelijke betekenis: verdriet om het verlies van onvervangbare plaatsen van grote culturele betekenis, Duitse steden, monumenten en theaters. ‘Rouw om München’ schreef Strauss bovenaan een eerdere schets. Tussen die eerste schetsen en de uiteindelijke volledige partituur, hadden onheilspellende berichten de componist in zijn afgelegen verblijf in Garmisch bereikt: de vernietiging van het Münchner Nationaltheater, de Berliner Lindenoper en de Dresdner Semperoper; nog in maart kreeg hij het al even rampspoedige bericht over het verlies van de Wiener Oper. Dat alles verklaart de diepernstige ondertoon van dit 25-minuten durende stuk voor strijkers, dat, ongewoon voor Strauss, in mineur is gecomponeerd. En toch is er in Metamorphosen geen sprake van berusting of gelatenheid. Zelfs te midden van verdriet en neerslachtigheid getuigt dit werk van de schoonheid van deze aarde, over groei, bloei en milde verandering – “een reflectie over mijn hele voorbije leven”, zo noteerde Strauss zelf. Op gebied van vorm en expressie neemt Metamorphosen een unieke plaats in het oeuvre van Strauss in. Wat de componist zelf met enige bescheiden-
heid een ‘studie’ noemde, is in feite een melodisch breed uitgesponnen adagio in drie delen, dat, door zijn ongewone afmetingen, doet denken aan de al even omvangrijke trage delen uit de symfonieën van Anton Bruckner en Gustav Mahler. Twee adagio-gedeelten omsluiten hier een zacht vloeiend middendeel, waarmee ze onafscheidelijk zijn verbonden. De titel ‘Metamorphosen’ verwijst naar de voortdurende wijziging en variatie van vier trage thema’s – een ware triomf voor de kunst van de oude meester – in één polyfoon, gloedvol deel; dit is met andere woorden hoogst vernuftig ontwikkelde ‘melodische polyfonie’. Uit dit rijk geweven klankentapijt schieten af en toe verrukkelijke harmonische vondsten uit de opera Ariadne auf Naxos naar boven. Dat één van die gedragen klankgedachten, enkele maten voor het einde, de vorm aanneemt van een letterlijk citaat uit de treurmars van Beethovens Eroica, kwam, zo getuigde hij zelf, ook voor de componist als een verrassing. Door zijn vorm, maar ook door het uitpuren van de strijkersklank is Metamorphosen één van de ‘modernste’ werken van Richard Strauss. Het oorspronkelijke opzet, om het werk pas na zijn dood vrij te geven, werd al snel verlaten. Strauss vertrouwde de eerste uitvoering van Metamorphosen in januari 1946 toe aan het Collegium Musicum uit Zürich onder leiding van de grote Paul Sacher. Door de toewijding van deze laatste nam het werk al snel zijn plaats in naast de Vier letzte Lieder als één van de meest waardevolle muzikale getuigenissen over ouderdom. Benjamin Britten. Serenade voor tenor, hoorn en strijkers, opus 31 Voor zijn levensgezel, tenor Peter Pears, maar ook voor hoornist Dennis Brain, componeerde Britten in 1943 deze Serenade voor tenor, hoorn en strij16.
kers. Hij koos daarbij voor zes gedichten van verschillende Engelse auteurs van de 15de tot de 19de eeuw, gedichten waarin de schemering, de nacht, de slaap en de dood overheersen. Deze cyclus wordt omkaderd door twee identieke stukken voor hoorn solo, gespeeld in natuurlijke harmonieën, als een soort van oproep (Prologue en Epilogue). Zo ontstaat er, door de schemerachtige stemmingen, een innerlijke samenhang, die nog wordt versterkt door deze avondlijke muziek, een soort van serenade, waarin de verschillende taferelen, elk doordrongen van een huiveringwekkende laatromantische gevoeligheid, met subtiele trekjes worden geschilderd.
genadeloos wervelt rond een ostinato in de stem, acht keer herhaald, boven een ruw, fugatisch opgebouwd instrumentaal tapijt.
Na de instrumentale proloog brengt ‘Pastoral’ (Charles Cotton), een mythologisch tafereel, de cycloop Polyphemos, die zijn kudde schapen laat grazen, op het toneel. Op een gesyncopeerde begeleiding en met de strijkers gedempt, geven stem en hoorn elkaar zachtjes antwoord, als er een monsterlijke olifant verschijnt; de lichte pizzicati bij de strijkers illustreren de nietigheid van de schapen. Een nieuw contrast volgt bij de aankomst van de krachtige Phoebus, die de wereld naar de weg van de rust zal leiden.
Wolfgang Amadeus Mozart. Hoornconcerto nr. 3 in mi mol groot, K. 447
‘Nocturne’ (Alfred Tennyson) bezingt met kracht de schittering van de avondglans die op de muren van het kasteel valt, zoals Tennyson zich dat in het Elfenland verbeeldde. Uitzonderlijk in dit stuk zijn de cadensen in echo tussen hoorn en stem, die eerst in volume toenemen, om daarna in de verte op te lossen. In ‘Elegy’ (William Blake) omringt een sombere en aangrijpende appassionato-frase van de hoorn het bewogen recitatief ‘O Rose, thou art sick!’, uittreksel uit de bundel ‘Songs of experience’ van Blake. Het complexe ‘Dirge’ (Klaagzang), op een anoniem Schots gedicht uit de 15de eeuw, is een sinistere en macabere nachtelijke mars, die
In de vorm van een ritornel-aria richt ‘Hymn’ (Ben Johnson) zich tot Diana, Romeinse godin van de jacht. Dit is een virtuoos stuk, vol lichtheid en finesse. ‘Sonnet’, het mysterieuze en sensuele gedicht van John Keats vindt in deze muziek zijn etherische lieflijkheid. De hoorn zwijgt, alleen de strijkers begeleiden. De ‘Epilogue’, een herneming van de ‘Prologue’, wordt vanop een afstand, offstage, gespeeld. Daarna blijven niets dan stilte en de nacht over.
Mozart schreef vier hoornconcerto’s, die behoorlijk wat technisch kunnen en virtuositeit van de solist vragen. Drie van deze werken droeg Mozart dan ook op aan één van de grote hoornvirtuozen van zijn tijd: zijn vriend Joseph Leutgeb (of Leitgeb), hoornist aan de kapel van het hof van Salzburg. Maar precies bij dit derde concerto, misschien wel het moeilijkste van de vier, dat u vandaag gaat horen, is het niet duidelijk voor wie Mozart het componeerde. Ook naar het jaar van compositie hebben we het raden: was het 1783, het jaar van de Grote Mis in C, of later? Hoe dan ook, de rijke opbouw, de talrijke modulaties, de fors uitgewerkte partijen voor de begeleidende klarinet en fagot, geven dit werk een veel groter gewicht en belang dan de andere drie hoornconcerto’s van Mozart. Dit concerto heeft ook een gedurfde harmonische opbouw, dat hoor je al meteen in de eerste acht maten. Maar er zitten nog meer verrassende vondsten in het openingsallegro, vooral dan in de doorwerking, die met nieuw muzikaal materiaal is 17.
opgebouwd. Voorts springt de muziek hier gezwind van de ene toonaard naar de andere, om uiteindelijk weer naar de basis (mi mol groot) terug te keren. Het thema van het middendeel (Romanze: larghetto), gevoelig gemurmeld door de solist, is één van de meest delicate van Mozart. Zijn muzikale lijn, van een grote tederheid, plaatst vooral de kleurende kwaliteiten van het instrument op de voorgrond. In het tweede gedeelte van dit voor de rest kalme en vredige larghetto sluipt een dramatisch en harmonisch stoutmoedig element binnen, dat plots voor een verwarrende spanning zorgt; daarna keert de rust terug. De rondo finale begint met opnieuw opgewekte en montere, jachtachtige roepen voor de hoorn, maar dit slotdeel bevat ook zachte en lyrische passages. Dit Derde Hoornconcerto is zonder twijfel het mooiste dat Mozart schreef voor een instrument dat nog maar pas, door de verbeteringen die er in de loop van de 18de eeuw aan waren aangebracht, aan rijkdom en expressiviteit had gewonnen. Arnold Schönberg: Verklärte Nacht (versie 1943) Schönberg schreef Verklärte Nacht in september 1899, voor de bezetting van strijksextet. In deze kamermuziekversie komt dit werk uitstekend tot zijn recht. Maar toch maakte de componist zelf twee versies voor een orkest van strijkers, respectievelijk in 1917 en 1943. De creatie van deze orkestrale versie vond plaats in 1919 in Wenen, onder leiding van Schönberg zelf. Toch even eraan herinneren dat deze partituur nog tot de ‘tonale’ periode van de componist behoort (tegenwoordig krijgt ze dikwijls het etiket hoogromantisch of zelfs laatklassiek opgeplakt, maar bij de première in 1902 in de Kleine Zaal van de Weense
Musiekverein zorgde ze toch al voor een aanzienlijk schandaal!), en dat ze geïnspireerd is door het gedicht met dezelfde titel van Richard Dehmel, uit diens bundel ‘Weib und Welt’ (1896). Dat vertelt over twee geliefden die onder de bomen wandelen in een door een heldere maan beschenen winternacht; de vrouw bekent dat ze altijd heeft gedacht dat ze alleen in het moederschap volledige vervulling zou vinden, en dat ze zwanger is geworden van een andere man, voor ze haar huidige, ware geliefde had ontmoet. Hij verzekert haar dat hun liefde sterk genoeg is om van hen en hun ongeboren kind een perfecte eenheid te maken. Ze omhelzen elkaar en wandelen weg ‘door de hoge, heldere nacht’. Schönberg benadrukte wel dat zijn Verklärte Nacht “geen drama of actie illustreert, maar dat het zich beperkt tot het schilderen en uitdrukken van menselijke gevoelens. In dat opzicht kan het ook gewaardeerd worden als pure muziek.” Verklärte Nacht is het werk van een jonge componist, die nog erg beïnvloed was door de werken van Richard Wagner (vooral dan door zijn Tristan und Isolde), Richard Strauss en Johannes Brahms. Maar toch is dit al een heel eigen, bijzonder fraai klinkend werk, dwingend van uitdrukkingskracht, rijk aan kleurschakeringen en stemmingen, lyrisch en dwepend, berustend en extatisch. Schönberg beheerst de mogelijkheden van het strijkersensemble meesterlijk en weet een opmerkelijke verscheidenheid van klankkleuren en klankeffecten te bereiken. De melodische rijkdom en de overdadige harmonische wendingen snoeren al degenen de mond, die beweren dat Schönberg zijn toevlucht tot de atonaliteit heeft genomen omdat hij niet in staat was ‘mooie’ muziek te schrijven. Tekst. Bart Tijskens
18.
foto. Caroline Steen © Simon van Boxtel
19.
Jonas Alber. dirigent.
Jonas Alber wordt vaak ‘een ongeëvenaarde tovenaar van klank’ genoemd, een titel die ook zijn maturiteit, gezien zijn jonge leeftijd als dirigent, in de verf zet. Toen hij in 1998 werd aangesteld als algemeen muziekdirecteur van het Staatstheater Braunschweig, was hij de jongste dirigent ooit die in Duitsland een dergelijke functie bekleedde. Vandaag is hij een veelgevraagde gastdirigent bij symfonieorkesten en operagezelschappen over de hele wereld.
ˇ
ˇ
Als dirigent van symfonische muziek leidde Jonas Alber heel wat gerenommeerde orkesten. In Duitsland was dit onder meer de Bavarian Radio Symphony, de Cologne WDR Symphony, de Rundfunk-Sinfonieorchester Saarbrücken, de Hamburg Symphony en de Bochum Symphony. Recent trad hij op met de BBC Symphony, het Symfonieorkest Vlaanderen, het Orchestra National de Lille en de Armenian Philharmonic. Voor het seizoen 2012-2013 staan concerten met het Orchestre National de Lille, het Symfonieorkest Vlaanderen en de Vietnam National Symphony op het programma. Daarnaast zal hij voor het eerst samenwerken met het Orchestre Philharmonique de Monte Carlo, het Orchestre Philharmonique de Strasbourg, de Bucharest Enescu Philharmonic en de Hangzhou Philharmonic (een rijzende ster in de orkestwereld uit China …).
Als opera-dirigent heeft Alber ongeveer vijfhonderd opvoeringen van meer dan vijftig opera’s op zijn palmares staan. Zijn repertoire gaat van de traditionele opera’s zoals die van Mozart, Puccini en Richard Strauss tot hedendaagse producties en nieuwe creaties. Beroemde opera’s zoals Der Ring des Nibelungen, Die Zauberflöte, Carmina Burana, Das Rheingold, Götterdämmerung en Der Rosenkavalier dirigeerde hij met even beroemde gezelschappen als de Deutsche Oper Berlin, de Kammeroper Schloss Rheinsberg, de Dresden Semperoper en de Hamburgische Staatsoper. Jonas Alber heeft ook reeds een uitgebreide discografie met onder meer de volledige symfonische werken van Schumann en een selectie van het symfonische repertoire van Mendelssohn, Franck, Sibelius en Richard Strauss. Daarnaast heeft hij recent een opname van Strauss’ Ein Heldenleben en Tod und Verklärung gerealiseerd, alsook een dvd-opname van Merniers Frühlings Erwachen. Deze dvd kreeg in december 2008 de prestigieuze Franse prijs ‘Diapason d’Or’. Jonas Alber groeide op in Offenburg, Duitsland. Hij studeerde viool en directie in Freiburg. Hij vervolmaakte zich als dirigent aan de Hochschule für Musik und Darstellende Kunst in Wenen. Hij kreeg er een beurs van de Herbert von Karajan Foundation. www.jonasalber.com
Jonas Alber heeft al met heel wat uitmuntende solisten samengewerkt. Enkele voorbeelden: Sol Gabetta, Natalia Gutman, Isabelle Faust, Igor Oistrach, Hans-Peter König, Iris Vermillion, Andrei Gavrilov en vele anderen.
foto. Jonas Alber © Gregor Chmiel
22.
21.
Thomas Blondelle. tenor.
In het seizoen 2012-2013 zingt Thomas Blondelle vier hoofdrollen aan de Deutsche Oper in Berlijn: hij is er te zien als Tamino/Die Zauberflöte, Don Ottavio/Don Giovanni, David/Die Meistersinger von Nürnberg en Prince/L’amour des trois oranges. Daarnaast is hij te gast aan de Bayerische Staatsoper in München voor Ariadne auf Naxos, de Volksoper Wenen voor Wiener Blut en de Deutsche Opera am Rhein in Düsseldorf Dialogues des Carmélites en geeft talloze liedrecitals over heel Europa. Tenor Thomas Blondelle (Brugge, oktober 1982) startte zijn opleiding zang aan het Stedelijk Conservatorium van Brugge bij Catherine Vandevelde. Hij studeerde musicologie aan de KU Leuven en studeerde met grote onderscheiding af in 2006. Hij volgde stages en masterclasses bij onder meer Charlotte Margiono, Christof Loy, Tom Krause, Sarah Walker, Helmut Deutsch en José Cura. Hij is laureaat met een Eerste Prijs voor solozang van de wedstrijd Axion Classics van Dexia Bank en laureaat van de Prix Jacques Dôme in Verviers. In mei 2004 werd hij halve finalist van de Competizione dell’opera in Dresden. In januari 2005 kreeg hij op het Vinas–concours in Barcelona de prijs voor veelbelovend jong talent. In augustus 2006 werd hij finalist van het Concours International de Chant de Marmande. In 2007 kreeg hij de Förderpreis für junge Künstler van de Staatstheaterfreunde Braunschweig (Duitsland). In 2011 werd hij laureaat met de 2de prijs op de Koningin Elisabethwedstrijd in Brussel. Tijdens zijn studieperiode was hij meermaals solist op de professionele scène: hij debuteerde in maart 2003 in De Munt in Brussel met de rol van Hans in Weisse Rose van Udo Zimmermann (reprise in 2005) .
Zijn concertrepertoire omvat de grote oratoria: Symphoniae Sacrae (Schütz), Messias (Haendel), Schöpfung (Haydn), Requiem (Mozart), Mis in G (Schubert), Mis in C (Schumann), Mis in F (Bruckner), Requiem (Donizetti), Paulus (Mendelssohn), Johannes in Das Buch mit sieben Siegeln (Schmidt), Matthäus Passion (Bach) en Golgotha (Martin). In juni 2007 zong hij de tenorsolo’s in Stravinsky’s Threni (Lamentationes) met het RIAS Kammerchor en het Symphonieorchester Berlin in de Philharmonie van Berlijn, en in november 2007 zong hij in Hamburg en Sonderborg (Denemarken) de tenorsolo in Les Béatitudes van Franck. In december 2011 zong hij met het orkest van de WDR de rol van Fernando in Die Räuberbraut van F. Von Ries, een opera die in 2012 op cd zal verschijnen. Ook liedconcerten staan op zijn actief: hij geeft zeer regelmatig liedrecitals met zeer uiteenlopend repertoire, in september 2011 gaf hij zijn eerste recital in Tokyo en in januari 2012 gaf hij een solorecital in het Théâtre du Châtelet in Parijs. In 2012 verzorgde hij een concertreeks met het eigenzinnige liedprogramma Banalités, dat in april 2012 ook op cd verscheen. Hij werkt regelmatig samen met pianisten Daniel Blumenthal, Inge Spinette en Liebrecht Vanbeckevoort. Daarnaast is hij ook nog als componist actief: zijn liederen ontvingen drie jaar na elkaar (1999-2001) de KBC Aquarius compositieprijs voor jonge componisten. Ook houdt hij graag nog tijd over voor werk als librettist, zo schreef hij het libretto voor de kinderopera De Witte Slang (muziek: D. Parmentier), en componeert momenteel zijn eerste opera: Icaria. www.thomasblondelle.com
22.
foto. Thomas Blondelle © thomasblondelle.com
23.
Radek Baborák. hoorn.
Hoornist Radek Baborák is niet in één woord te beschrijven. Hij won verschillende topwedstrijden zoals ARD München en Genève, hij speelde gedurende vele jaren als eerste hoornist in de Berliner Philharmoniker en wordt door kenners omschreven als uitzonderlijk virtuoos (“… Baborák is absolutely great. When he is playing, so it looks like it’s incredibly easy, … so for me it’s a genius” – Seiji Ozawa). In 2000 werd hij eerste hoornist van de Berliner Philharmoniker met wie hij als solist speelde tijdens de Salzburg Easter Festival en daarna ook in de Berliner Philharmoniker Hall en het Staatstheater van Praag. Baborák was ook hoornist bij de Berliner Wind Soloists en het Berliner Horn Octet. Vooraleer hij eerste hoornist werd bij de Berliner Philharmoniker in 2000, had hij al een mooie carrière bij de Czech Philharmonic Orchestra (1994-1996) en de Munich Philharmonic Orchestra (1996-2000). Toen Baborák besloot om de Berliner Philharmoniker te verlaten om met een solo-carrière te kunnen beginnen, zette hij ook zijn eerste stappen als dirigent. In deze hoedanigheid leidde hij het Prague Symphony Orchestra, de Prague Philharmonia, het Czech National Symphony Orchestra, het Japanse Hyogo Symphonic Orchestra en het Mito Chamber Orchestra. Toen de chef-dirigent van dit laatstgenoemde orkest, Seiji Ozawa, plots ernstig ziek werd tijdens hun Europese tournee, moest hij vervangen worden. Men koos voor een interne oplossing: hun eigen hoornist Radek Baborák. Deze gebeurtenis bespoedigde zijn carrière als dirigent.
Onder impuls van professor Karel Krenek begon Radek Baborák op jonge leeftijd met hoorn en won hij diverse prijzen. Op twaalfjarige leeftijd won hij met glans de wedstrijd Concertino Praga (1989). Van 1989 tot 1994 vervolgde Baborák zijn studies aan het Conservatorium van Praag bij de Tsjechische hoornist Bedrich Tylsar. In 1992 mocht hij de Derde Prijs in de jaarlijkse Prague Spring Festival in ontvangst nemen, maar ook de Unesco’s Grand Prix. Daarna volgden de Tweede Prijs in Genève (1993), de Eerste Prijs in de ARD Munich Competition (1994), de Classical Grammy Award (1995) en de Davidoff Prix (2000). Sinds 1996 is Baborák lid van het Afflatus Quintet. Hij stichtte in 2008 het Czech Horn Chorus en zijn eigen Radek Baborák Ensemble dat bestaat uit hoorn en strijkkwartet. In 2010 zag The Czech Sinfonietta onder zijn impuls het levenslicht: een ensemble met de beste Tsjechische solisten en kamermuziekspecialisten waarvan hij artistiek leider en dirigent is. Hij speelt kamermuziek met Yoko Kikuchi (piano), Jana Bouskova (harp) en Jiri Barta (cello). www.baborak.com
24.
foto. Radek Baborák
23.
Serenade voor tenor, hoorn en strijkers, opus 31 (1942). Benjamin Britten (1913-1976)
I Prologue
O hark, O hear how thin and clear, And thinner, clearer, farther going! O sweet and far from cliff and scar The horns of Elfland faintly blowing! Blow, let us hear the purple glens replying: [Blow, bugle;]2 answer, echoes, dying, dying, dying.
II Pastoral Charles Cotton (1630-1687) The day’s grown old; the fainting sun Has but a little way to run, And yet his steeds, with all his skill, Scarce lug the chariot down the hill.
O love, they die in yon rich sky, They faint on hill or field or river: Our echoes roll from soul to soul And grow for ever and for ever. Blow, bugle, blow, set the wild echoes flying, [And]2 answer, echoes, dying, dying, dying.
The shadows now so long do grow, That brambles like tall cedars show; Mole hills seem mountains, and the ant Appears a monstrous elephant.
Britten: night 2 Britten: Bugle, blow 1
A very little, little flock Shades thrice the ground that it would stock; Whilst the small stripling following them Appears a mighty Polypheme.
IV Elegy William Blake (1757-1827) O Rose, thou art sick! The invisible worm That flies in the night, In the howling storm, Has found out thy bed Of crimson joy: And his dark secret love Does thy life destroy.
And now on benches all are sat, In the cool air to sit and chat, Till Phoebus, dipping in the West, Shall lead the world the way to rest. III Nocturne Lord Alfred Tennyson (1809-1892): Blow, Bugle, blow The splendour falls on castle walls And snowy summits old in story: The long [light]1 shakes across the lakes, And the wild cataract leaps in glory: Blow, bugle, blow, set the wild echoes flying, [Blow, bugle;]2 answer, echoes, dying, dying, dying.
V Dirge Anoniem (15de eeuw) This ae nighte, this ae nighte, Every nighte and alle, Fire and fleete and candle-lighte, And Christe receive thy saule.
26.
When thou from hence away art past, Every nighte and alle, To Whinnymuir thou com’st at last; And Christe receive thy saule. If ever thou gav’st hos’n and shoon, Every nighte and alle, Sit thee down and put them on; And Christe receive thy saule. If hos’n and shoon thou ne’er gav’st nane, Every nighte and alle, The winnies shall prick thee to the bare bane; And Christe receive thy saule. From Whinnymuir when thou may’st pass, Every nighte and alle, To Brig o’ Dread thou com’st at last; And Christe receive thy saule. From Brig o’ Dread when thou may’st pass, Every nighte and alle, To Purgatory fire thou com’st at last; And Christe receive thy saule. If ever thou gav’st meat or drink, Every nighte and alle, The fire shall never make thee shrink; And Christe receive thy saule. If meat or drink thou ne’er gav’st nane, Every nighte and alle, The fire will burn thee to the bare bane; And Christe receive thy saule. This ae nighte, this ae nighte, Every nighte and alle, Fire and fleete and candle-lighte, And Christe receive thy saule.
VI Hymn Ben Jonson (1572-1637) Queen and huntress, chaste and fair, Now the sun is laid to sleep, Seated in thy silver chair, State in wonted manner keep: Hesperus entreats thy light, Goddess excellently bright. Earth, let not thy envious shade Dare itself to interpose; Cynthia’s shining orb was made Heav’n to clear when day did close; Bless us then with wished sight, Goddess excellently bright. Lay thy bow of pearl apart, And thy crystal shining quiver; Give unto the flying hart Space to breathe, how short so-ever: Thou that mak’st a day of night, Goddess excellently bright. VII Sonnet John Keats (1795-1821) O soft embalmer of the still midnight, Shutting with careful fingers and benign, Our gloom-pleas’d eyes, embower’d from the light, Enshaded in forgetfulness divine: O soothest Sleep! if so it please thee, close In midst of this thine hymn my willing eyes, Or wait the “Amen” ere thy poppy throws Around my bed its lulling charities. Then save me, or the passèd day will shine Upon my pillow, breeding many woes, Save me from curious Conscience, that still lords Its strength for darkness, burrowing like a mole; Turn the key deftly in the oilèd wards, And seal the hushèd Casket of my Soul. VIII Epilogue 27.
Musici.
Pure Strings. Concertmeester. Jo Vercruysse Eerste violen. Arman Simonian Erik Sluys Nathalie Hepp Bence Abraham Tim Breckpot Peter Hellemond Veerle Houbraken Eva Stijnen Karel Ingelaere Tweede violen. Gudrun Verbanck Isabelle Buyck Geraldine De Baets Isabelle Decraene Liesbet Jansen Maya Shvartsman Marcel Andriesii Hadewijch Hofland
Celli. Herwig Coryn Isabelle Brys Caroline Steen Wouter Vercruysse Hélène Viratelle Ann Van Hecke Contrabassen. Koenraad Hofman Jan Verheye Bram Decroix Sanne Deprettere Houtblazers. Frank Coryn. klarinet Tom Daans. klarinet Koen Coppé. fagot Tamara Smits. fagot
Altviolen. Tine Janssens Annemie Vercauteren Bruno De Schaepdrijver Bieke Jacobus Kaatje Strauven Korneel Taeckens Simeon Kirkov
28.
foto. Erik Sluys © Simon van Boxtel
29.
Programma
Romeo & Juliet. Dirigent. Jan Latham-Koenig Soliste. Mayu Kishima. viool
Benjamin Britten (1913-1976) Sea Interludes voor orkest, opus 33a I Dawn II Sunday Morning III Moonlight IV Storm Dmitry Shostakovich (1906-1975) Vioolconcerto nr. 1 in la klein, opus 99 I Nocturne. Moderato II Scherzo. Allegro III Passacaglia. Andante. Cadenza IV Burlesque. Allegro con brio Pauze Sergey Prokofiev (1891-1953) Romeo and Juliet, orkestsuite I Montague and Capulets II Romeo and Juliet III Death of Tybalt IV Romeo and Juliet before parting V Romeo at the Grave of Juliet VI Juliet’s Death
foto. Korneel Taeckens Š Simon van Boxtel
26.
31.
Romeo & Juliet. Romeo en Julia, (g)een sprookje!
Benjamin Britten stelde die Engelse waarden op de proef: gewoon door ze te bevragen en uit te dagen. Misschien zelfs alleen al door goed te kijken en te luisteren. Want het Engeland van vorige eeuw was ook een land van verkramptheid en van reactionair gedrag en in dat kader konden verschillende vormen van perversiteit welig tieren.
opgetrokken tussen ‘zijn’ wereld en ‘de’ wereld. Britten vergroot de confrontatie uit tussen het individu en de gemeenschap. De gemeenschap die het niet pikt dat het individu een andere levensweg bewandelt dan de algemene deler van de bevolking. De gevolgen zijn desastreus: Peter wordt zo teruggedrongen op zijn eigen terrein dat hij het verschil tussen goed en kwaad nog nauwelijks kan bevatten. Het resultaat van die onoverbrugbare kloof tussen de roepende en tierende wereld en het spartelende individu is ranzigheid. De gemeenschap weet de enkeling zover te krijgen dat hij zijn eigen leven offert om de rust in het woelige vissersdorpje te herstellen. Alleen dat ultieme offer kan de cohesie in de gemeenschap terugbrengen. Benjamin Britten onderstreept dit confronterende verhaal met intense muziek waarin een hoop tegenstrijdige gevoelens een plaats krijgen. Dit is geen opera meer als vlucht uit het leven van elke dag, neen, dit is opera die wijst op de perversiteiten van een vastgeroeste gemeenschap. Een spiegel van onze wereld. En daarom is Peter Grimes muzikaal en dramaturgisch zo’n existentieel meesterwerk.
In zijn meest gelauwerde opera Peter Grimes vertelt Britten het verhaal van een man die het slachtoffer wordt van zijn eigen onvermogen om zich aan te passen aan de wereld die hem omringt. Peter is een visser die nauwelijks kan communiceren. Een nogal brutale vlegel die zijn eigen waardenpatroon heeft. Hij heeft een harde kant omdat de meedogenloze zee ook gezorgd heeft voor eelt op zijn ziel. Peter vecht, dag en nacht, om te leven en te overleven. Hij functioneert binnen zijn eigen voorspelbaar patroon. Maar daarbuiten is Peter één en al onvoorspelbaarheid. Peter is verliefd op Ellen, maar ook zij loopt te pletter tegen de muur die de visser heeft
Het verhaal van Peter en Ellen is een variante op het Romeo en Julia-verhaal. De verlangens van het individu versus de geordende verwachtingen van de gemeenschap. Tegenstrijdige belangen. Perfect toepasbaar op de communistische ideologie die de Sovjet-Unie bijna een eeuw lang domineerde. Na de overwinning in de Tweede Wereldoorlog had zich een nieuw soort triomfalisme meester gemaakt van de communistische top. Het leed van de oorlog woog nog zwaar door, maar Europa was wel ten dele heroverd op het kapitalisme. De grenzen waren duidelijk. West en Oost waren machtsblokken die veroordeeld waren tot
Het is dit jaar precies een eeuw geleden dat Benjamin Britten (1913-1976) geboren werd. Hij was niet alleen de grootste Engelse componist van de 20ste eeuw, maar Britten slaagde er ook in om de Engelse muziek minder idyllisch of heroïsch te laten klinken. De tijd van de Engelse dominantie op het water of de grootsheid van de monarchie was in het beste geval niet meer dan een schimmige herinnering. En was Engeland alleen maar het land van groene tuinen en rustgevende landhuizen? Hoegenaamd niet. Dat was het nooit geweest, maar kunstenaars hadden het wel lange tijd zo voorgesteld. Engeland, dat was puurheid, standing, traditie.
32.
een aartsmoeilijke evenwichtsoefening. In die Sovjet-Unie van na de oorlog werden de kunstenaars nochtans weinig rust gegund. De machthebbers vonden meer dan ooit dat kunst en cultuur een zaak van het volk was, en dat kunstenaars dus dienaars van dat volk moesten zijn. Kunst moest dus een weerspiegeling zijn van de algemene smaak en moest daarenboven aanzetten tot vaderlandsliefde. Kunst als pijnstiller en pepmiddel tegelijk. Maar dan wel in dienst van de staatsideologie. Dmitry Shostakovich was naast zijn job als componist en leraar ook voorzitter van de Vereniging van Componisten in Leningrad. In die functie had hij toegang tot de hoge communistische kringen. Dat was in zekere zin een bescherming tegen de kritiek van de scherpslijpers van het politieke systeem. Toch ontsnapte ook Shostakovich niet aan de ‘culturele opsporingsbrigade’. De componist was volop bezig aan een vioolconcerto voor David Oistrakh, een beroemde violist in de Sovjet-Unie, daar gekoesterd, maar ook geroemd in de rest van de wereld. De storm brak helemaal los. Filmmakers en schrijvers deelden als eersten in de klappen, en daarna waren de componisten aan de beurt. De autoriteiten vonden dat er te vreemde boeken en muziek geschreven werden in een taal die te ver verwijderd was van de taal van het volk. De kunst negeerde op die manier ook de weerklank van de revolutie. De kunsten waren te formeel geworden en te weinig geënt op het leven van de gewone Rus die in die kunsten nog met moeite de glorie van de revolutie kon terugvinden. Shostakovich reageerde hierop met een satirische kamercantate, maar de muziek bleef binnenskamers. Ook hij had als componist angst dat hem het werken onmogelijk zou worden gemaakt. Er waren immers voorbeelden genoeg van kunstenaars, en later ook wetenschappers, die opgepakt werden, veroordeeld en gedeporteerd. Het Eerste Vioolconcerto van Shostakovich liep vertraging op omdat de componist zich regelmatig moest verdedigen tegen de kritiek ‘dat hij
volksvreemde muziek zou schrijven’. Pas zeven jaar na het voltooien van de muziek, kreeg ook het publiek dit concerto te horen. En het bleek veel echo’s te bevatten van de tijd waarin het geschreven was: woede, frustratie en onderdrukking. Soms in een duivelse vorm. Shostakovich hield de publicatie van de muziek tegen tot na de dood van Stalin. De ‘grote leider’ Stalin stierf op dezelfde dag als Sergey Prokofiev. Het was 5 maart 1953. De dood van de componist werd behandeld als een detail, de dood van Stalin resulteerde in stapels krantenartikels met alleen maar lof. Zijn ballet Romeo en Julia componeerde Prokofiev twintig jaar eerder. Hij was naar Europa en de States getrokken, maar bleef in contact met de Sovjet-Unie. Uiteindelijk keerde hij terug naar zijn vaderland en liet hij daar blijken dat hij zijn twijfels had bij het politieke systeem. Hij loste zelfs enkele kritische schoten voor de boeg. Toch gedroeg Prokofiev zich vooral als een weinig geëngageerde componist die vooral dacht aan zijn eigen profijt. Als het communistische systeem hem een dienst kon bewijzen, dan ging hij daar zeker op in. Reden ze tegen zijn kar, dan liet hij ook van zich horen. Compromissen waren mogelijk, maar dan binnen bepaalde grenzen. Romeo en Julia is een ballet waarmee Prokofiev zich ver weg houdt van de politiek. Hij wou het verhaal een happy end geven, maar uiteindelijk bleef hij trouw aan Shakespeare. Problemen waren er genoeg. Het Bolshoi-theater vond de muziek te moeilijk om op te dansen en ook de dansschool van Leningrad vond het maar niks. De première werd voor lange tijd uitgesteld. En uiteindelijk moest Prokofiev uitwijken naar Brno in de Tsjecho-Slowaakse republiek. Toch wachtte Prokofiev daar niet op, en uit de balletmuziek haalde hij enkele scènes en vormde die om tot twee symfonische suites en een verzameling van tien pianostukken. Twee jaar later werd het ballet toch in Leningrad gedanst en werd het alsnog één van de pronkstukken van het Sovjet-ballet. Tekst. Mark Janssens
33.
Jan Latham-Koenig. dirigent.
Jan Latham-Koenig is geen onbekende voor het Symfonieorkest Vlaanderen. In 2012 dirigeerde hij het programma ‘España’ met solist Jan Michiels aan de piano. Hij wordt gezien als één van de beste dirigenten van het Verenigd Koninkrijk en heeft al een enorme ervaring opgebouwd in operaproducties en symfonische concerten.
heeft opgericht), de Cantiere Internazionale d’Arte di Montepulciano, het Teatro Massimo di Palermo en het Orchestre Philharmonique de Strasbourg en de Opéra National du Rhin. Als vaste gastdirigent werkte hij gedurende langere periodes samen met het Teatro dell’Opera di Roma en de Filarmonica del Teatro Regio di Torino. Hij is artistiek directeur van de Young Janácek Philˇ harmonic.
Hij dirigeerde recent Thaïs in de Novaya Opera Moskou, het Verdi Requiem in Mexico, Il Viaggio a Reims in de Finnish National Opera, I Puritani voor de Wiener Staatsoper, Lohengrin voor Tampereen Ooppera (Finland) en Trovatore en Tristan in Praag.
Sinds augustus 2011 is hij artistiek directeur van de Novaya Opera Moskou en sinds 2012 ook van het Orquesta Filarmónica de la UNAM in Mexico City. Vanaf 2013 wordt hij chef-dirigent van het Symfonieorkest Vlaanderen in Brugge.
Latham-Koenig heeft een Franse, Deense en Poolse afkomst. Hij studeerde aan de Royal College of Music in Londen waarna hij de felbegeerde Gulbenkian Fellowship in de wacht sleepte. Zijn debuut als dirigent van de opera Macbeth in de Wiener Staatsoper in 1988 was een buitengewoon succes en bezorgde hem op korte tijd internationale naam en faam. Hij dirigeerde nog meer dan honderd uitvoeringen in Wenen en kreeg er in 1991 de functie als vaste gastdirigent. Sindsdien stond hij aan het roer van ’s werelds grootste opera- en symfonische gezelschappen met werken zoals Aïda, Macbeth, La Bohème, Peter Grimes, Tristan, Pelléas et Mélisande (zijn opvoeringen vorig jaar met de Canadese Opera Company waren van een uitzonderlijke schoonheid), Korngolds Die Tote Stadt, Carmen, Turandot en Elektra en het ballet The Prince of the Pagodas.
Talrijke gastoptredens in opera en symfonische concerten waren onder meer met de New Japan Philharmonic, het Tokyo Metropolitan Orchestra, het Orchestre Philharmonique de Radio France, het Orchestre National Bordeaux Aquitaine, het Radio Filharmonisch Orkest Nederland, de Los Angeles Philharmonic, de Dresden Philharmonic, het Rundfunk-Sinfonieorchester Berlin en Duitse orkesten zoals de Westdeutscher Rundfunk, de Mitteldeutscher Rundfunk en de Sudwestfunk. Daarnaast was hij met diverse gezelschappen te gast in de Wiener Staatsoper, de Royal Opera House Covent Garden, de National Opera Prague, de Tokyo National Opera en de Göteborg Opera.
Hij was artistiek directeur van diverse ensembles en organisaties zoals het Orchestra of Porto (een orkest dat hij op vraag van de Portugese regering
34.
foto. Jan Latham-Koenig
35.
Mayu Kishima. viool.
Mayu Kishima werd in Kobe (Japan) geboren. Op driejarige leeftijd leerde ze viool spelen. Kishima won reeds heel wat prijzen. In 2000, toen ze dertien jaar oud was, mocht ze de Tweede Prijs van de Wieniawski International Competition in ontvangst nemen. In 2003 won ze de Eerste Prijs bij de Patrus International Violin Competition in Griekenland, de Grand Prix in de senior-categorie van de Novosibirsk International Violin Competition in Rusland en in 2009 werd ze laureate van de Koningin Elisabethwedstrijd in Brussel. In 2011 won ze de Cologne International Competition. Kishima werkte samen met heel wat orkesten uit Japan en daarbuiten. In 2004 speelde ze het Vioolconcerto van Brahms met het National Philharmonic Orchestra van Rusland onder leiding van Vladimir Spivakov. Haar interpretatie van dit concerto werd geprezen met de woorden: “Geen wonder dat grootmeester Mstislav Rostropovich haar ‘de beste jonge violiste ter wereld’ noemt. Haar fantastische techniek en mature benadering van het werk vervulde het publiek met ontzag. Vioolspelen lijkt heel natuurlijk voor haar, ze voelt zich helemaal thuis in de muziek waardoor ze een verbazingwekkend gevoel in haar vertolkingen kan leggen.”
Kishima speelde solo tijdens de Europese tournee van het Japan Philharmonic Orchestra onder leiding van Kenichiro Kobayashi in 2006, en tijdens de Japanse tournee van het Hungarian National Philharmonic Orchestra. In december 2006 trad ze op met de New Japan Philharmonic onder leiding van Maestro Rostropovich. Op aanraden van Vladimir Ashkenazy, die in 2003 artistiek directeur was van het NHK Symphony Orchestra, nam Kishima Tzigane op voor het label Octavia Records. In januari 2008 bracht Kishima haar debuutalbum ‘Chaconne’ uit bij hetzelfde label. www.mayumusic.com
36.
foto. Mayu Kishima © mayumusic.com
37.
Musici.
Romeo & Juliet. Concertmeester. Jo Vercruysse Eerste violen. Arman Simonian Erik Sluys Nathalie Hepp Bence Abraham Hilde Coppieters Peter Hellemond Veerle Houbraken Eva Stijnen Annerien Stuker Tweede violen. Gudrun Verbanck Geraldine De Baets Tim Breckpot Isabelle Decraene Liesbet Jansen Maya Shvartsman Marcel Andriesii Pieter Jansen Altviolen. Kris Hellemans Bruno De Schaepdrijver Lieve Dreelinck Bieke Jacobus Kaatje Strauven Korneel Taeckens Simeon Kirkov
foto. Isabelle Decraene © Simon van Boxtel
36.
Celli. Renaat Ackaert Jan Van Kelst Isabelle Brys Caroline Steen Wouter Vercruysse Hélène Viratelle Contrabassen. Koenraad Hofman Jan Verheye Bram Decroix Sanne Deprettere Houtblazers. Caroline Peeters. fluit Veerle Secember. fluit. piccolo Anke Lauwers. fluit Korneel Alsteens. hobo Carola Dieraert. hobo. Engelse hoorn Ineke Craeghs. hobo Frank Coryn. klarinet Tom Daans. klarinet Katrien Noël. basklarinet Koen Coppé. fagot Tamara Smits. fagot. contrafagot Deian Toptchiev. fagot
39.
Koperblazers. Kristiaan Slootmaekers. hoorn Bruno Melckebeke. hoorn Lies Molenaar. hoorn Frank Clarysse. hoorn Steven Bossuyt. trompet Bart Coppé. trompet Bart Van Der Strieckt. trompet Bob Van Der Strieckt. trombone Lode Smeets. trombone Konstantin Koev. bastrombone Ries Schellekens. tuba Slagwerk. Antoine Siguré. pauken Wim De Vlaminck. percussie Barry Jurjus. percussie Bart Swimberghe. percussie Ruben Cooman. percussie N.N. percussie Paul Hermsen. piano Anouk Sturtewagen. harp N.N. harp
Interview.
Jan Latham-Koenig. Na de productie ‘Emperor Beethoven’ neemt het Symfonieorkest Vlaanderen afscheid van zijn Japanse chef-dirigent Seikyo Kim. Met Beethovens beroemde Vijfde Symfonie sluit hij een periode van drie jaar af. In onderstaand interview laten we de toekomstige chef-dirigent van het Symfonieorkest Vlaanderen, de Brit Jan Latham-Koenig, aan het woord. Hij vertelt u hoe hij gefascineerd raakte door opera en symfonische muziek, wie of wat hem geïnspireerd heeft en welk repertoire hij een warm hart toedraagt. Daarna blikt Seikyo Kim terug op deze periode en beschrijft hij enkele concerten en solisten die een bijzondere indruk op hem nagelaten hebben. Uw familienaam klinkt eerder Duits, maar u groeide op in Engeland. Welke roots heeft u? Jan Latham-Koenig: “Mijn vader is Frans, maar groeide op in Mauritius, een eiland in de Indische Oceaan. Mijn moeder werd geboren in Gdansk, Polen. Haar vader was afkomstig van Denemarken, haar moeder van Polen. Mijn ouders ontmoetten elkaar na de oorlog in Oxford en besloten in Engeland te blijven. Ze hielden allebei van muziek en waren bijzonder getalenteerde amateurmusici. Zo kwam ik van jongs af aan in contact met muziek. Ik speelde viool en piano tot mijn achttien jaar. Als kind was ik violist in het National Youth Orchestra of Great Britain waar ik een intense voorliefde ontwikkelde voor symfonische muziek. Daarna begon ik mijn opleiding als pianist en dirigent aan de Royal College of Music in Londen.” Hoe ontdekte u dat u dirigent wilde worden? Latham-Koenig: “Hoewel ik graag viool en piano speelde, was er altijd een verlangen om te dirigeren. Dit werd alleen maar aangewakkerd door mijn fascinatie voor symfonische muziek en opera. Daarnaast waren er ook verschillende personen die mij geïnspireerd hebben. Toen ik zeventien jaar was, zong ik in een bijzonder goed amateurkoor in Londen. Dit was echt het allerbeste amateurkoor want we repeteerden en concerteerden onder leiding van de beste dirigenten zoals Otto Klemperer,
Maazel, Muti, Giulini, … Ik zong dus in dat koor, niet omdat ik zo’n goede stem had, maar omdat ik er de unieke gelegenheid had om de werkwijze van deze dirigenten te leren kennen. Dit koor was een prachtige leerschool voor mij en het heeft mij op veel vlakken geïnspireerd.” U combineert momenteel diverse functies als (chef-)dirigent bij het Orchestra of the University of Mexico en de Novaya Opera in Moskou. In het verleden dirigeerde u onder meer de Royal Philharmonic, de London Philharmonic, de Wiener Staatsoper en nog veel meer gerenommeerde orkesten. Hoe zou u een goede samenwerking tussen een dirigent en een orkest omschrijven? Latham-Koenig: “Dat is een relatie die heel moeilijk in woorden te bevatten is. Een orkest is een groep van getalenteerde musici die in zekere zin verenigd zijn. De dirigent moet met deze groep het moeilijke evenwicht vinden tussen domineren en inspireren op artistiek, muzikaal vlak. Tegelijkertijd willen de musici een sterke persoonlijkheid als dirigent. Ze wensen een dirigent die perfect weet wat hij wil omdat ze weten dat het beste resultaat enkel dankzij zo’n dirigent kan behaald worden. Daarnaast zijn in geen enkele omgeving beide partijen zo afhankelijk van elkaar. Wanneer je bijvoorbeeld in een commercieel bedrijf werkt, vergadert men wel in teamverband of werkt men samen. Toch blijft het in essentie een job die je alleen uitvoert.
40.
foto. Jan Latham-Koenig
3.
In een orkest moeten de musici en de dirigent op een veel intenser niveau met elkaar samenwerken. Het behaalde resultaat hangt voor een musicus niet alleen af van zijn eigen prestatie, maar ook van die van de dirigent en zijn collega-musici. En dit geldt natuurlijk ook voor de dirigent. Elke partij kent heel snel de zwakke plekken van de andere. Dit betekent dat het onderlinge respect heel groot moet zijn. Dit hoeft geen liefde of vriendschap te worden, maar de relatie tussen musici en dirigent moet gebouwd zijn op respect. Een goede vriend van me zei ooit dat de beste orkesten volgens hem een militaire traditie hebben. Ik vind dat niet helemaal correct aangezien bijvoorbeeld Nederland en Scandinavië geen autoritaire geschiedenis hebben en toch over uitmuntende orkesten beschikken. Toch verwachten de orkestleden van mijn operaorkest in Moskou een strikter leiderschap dan een gezelschap uit Groot-Brittannië of België. In Rusland blijft autoriteit heel erg belangrijk. Een leider, of dat nu om een manager of een dirigent gaat, wordt steeds gezien als een soort mythische figuur die nooit in twijfel wordt getrokken. Toch ben ik ervan overtuigd dat musici enkel het beste resultaat kunnen halen als ze geïnspireerd en niet geterroriseerd worden.” Is het een groot verschil om dirigent te zijn van een opera-productie in vergelijking met het dirigeren van een symfonisch orkest? Latham-Koenig: “Een opera-productie is vaak heel erg ingewikkeld en dat over een langere periode. Je moet immers rekening houden met veel meer dan je eigen score: er zijn zangers op het podium, figuranten, belichting en decor, … Als dirigent moet je de volledige structuur van de opera door en door kennen om het orkest in de orkestbak te kunnen
leiden. En hoewel de dirigent en het orkest een essentiële schakel zijn in het geheel van de operaproductie, staan zij niet in het middelpunt van de belangstelling. Dit is wél zo bij een symfonisch concert. Die zijn misschien minder ingewikkeld – er zijn minder randelementen waarmee rekening moet gehouden worden – maar de spot is wel exclusief op de dirigent en het orkest gericht. Alle functies die voor een opera verdeeld zijn over verschillende personen zoals librettist, solist, dirigent, … moet je als dirigent van een symfonische productie als één persoon uitvoeren. Ik ben ervan overtuigd dat elke dirigent er baat bij zou hebben om beide manieren van dirigeren te beheersen. Het ene is immers ontzettend bruikbaar voor het andere.” Vorig seizoen dirigeerde u de productie ‘España’ met het Symfonieorkest Vlaanderen. Hoe zou u uw eerste ontmoeting met het orkest omschrijven? Latham-Koenig: “De ongelooflijke professionaliteit van de musici heeft vanaf die eerste dag een grote indruk op mij gemaakt. Ik was in de wolken over hun positieve ingesteldheid. Bovendien zijn de musici zeer ambitieus en willen ze als orkest het allerbeste resultaat neerzetten. Het is mijn taak om samen met hen dat resultaat te bereiken. En dat was ook de boodschap die ik gekregen heb als nieuwe chef-dirigent van het Symfonieorkest Vlaanderen.” In de laatste productie ‘Romeo & Juliet’ zult u onder meer de Sea Interludes van Benjamin Britten dirigeren. U heeft deze componist persoonlijk gekend? Latham-Koenig: “Dat ik hem persoonlijk gekend heb, is misschien wat overdreven, maar ik heb wel als jonge knaap onder zijn leiding mogen zingen in een knapenkoor.
42.
Britten koos telkens ons knapenkoor uit om zijn composities, en in het bijzonder het War Requiem, uit te voeren. We hebben dit werk overigens met hem als dirigent opgenomen. Sindsdien heb ik al heel wat van Brittens werk gedirigeerd, zowel symfonische muziek als opera. Ik zou heel graag in 2014 het War Requiem nog eens uitvoeren. Dit zou trouwens gekoppeld kunnen worden aan de herdenking van de Eerste Wereldoorlog, aangezien dit werk veel betekent voor Belgen, Fransen en Britten.”
plaats zelf moet overtuigd zijn om nieuwe werken te willen ontdekken. Dit geldt ook voor de dirigent en het ensemble. Vaak plaatsen dirigenten hedendaagse muziek op het programma enkel en alleen omdat ze dit moeten doen. Deze niet echt positieve houding weerspiegelt zich vervolgens in het spel van het orkest en ook in de beleving van het publiek. Het is belangrijk om als musicus en als dirigent zo’n muziek op het repertoire te plaatsen en het te verdedigen. Alle muziek was ooit ‘hedendaags’, toch?”
U heeft daarnaast een voorliefde voor het Franse repertoire en hedendaagse muziek. Latham-Koenig: “Mijn voorliefde voor Franse muziek komt natuurlijk door de afkomst van mijn vader. Toen ik piano studeerde, was ik geïnteresseerd in alle Franse muziek. Ik speelde heel graag werken van Berlioz en Messiaen. Ik was trouwens één van de weinige pianisten van de Royal College of Music die Messiaen op het repertoire had staan. Het management van de Royal College vroeg me of ik enkele werken van Messiaen wilde spelen op de uitreiking van een prestigieuze prijs waar Messiaen en zijn tweede echtgenote Yvonne Loriod uitgenodigd waren. Ik speelde dus in een eerder kleine concertzaal enkele werken van de componist die ongeveer drie meter verder zat. Dat kon tellen als ultieme test! Daarnaast hou ik ook enorm van Poulenc. 2013, vijftig jaar na zijn overlijden, lijkt het me zeer gepast om werken van hem op het programma te plaatsen. Daarnaast zullen we volgend seizoen werken van Magnus Lindberg ontdekken en wil ik ook een programma samenstellen met werken uit de 19de eeuw en interessante muziek uit de 20ste eeuw. Men ziet hedendaagse muziek vaak als iets moeilijks, maar dat is het niet. Ik vind dat je in de eerste
Interview. Hanneleen De Seranno
43.
Interview. Seikyo Kim.
Seikyo Kim, u heeft 3 jaar de functie van chef-dirigent van het Symfonieorkest Vlaanderen opgenomen. Hoe kijkt u op deze periode terug? Seikyo Kim: “Ik droomde al heel lang om een tijd in Europa als chef-dirigent te kunnen werken. Dankzij het Symfonieorkest Vlaanderen is deze droom uitgekomen. Iedereen van het orkest, zowel de musici als het management, hebben mij heel hartelijk ontvangen. Ze hebben mij gedurende deze drie jaar heel erg gewaardeerd voor wat ik hen kon brengen. Deze ervaring betekende een enorme verrijking voor mij als dirigent. Het orkest was bij elk concert op zoek naar méér. Samen wilden we nog meer, nog beter worden. Het muzikale verlangen is bij het Symfonieorkest Vlaanderen zo ontzettend groot… Als dirigent was het voor mij een eer om met zulke musici te mogen samenwerken. Wanneer ik in België verbleef, kon ik me telkens helemaal toeleggen op de muziek en dat voelde het publiek ook. Het Symfonieorkest Vlaanderen heeft echt een fantastisch publiek dat het orkest een warm hart toedraagt. We hebben ook wel eens werken geprogrammeerd die iets avontuurlijker waren, maar dat andere repertoire is een deel van de artistieke uitdagingen van een symfonisch orkest. Ik kan terugkijken op een heel fijne periode, met fantastische musici en een ontzettend enthousiast publiek.” Welk concert is er u het meest bijgebleven? Kim: “Dat is een moeilijke vraag, want ik heb heel veel mooie momenten beleefd. Toch steekt één concert er helemaal bovenuit. Dat was het concert ‘Fantastique’ in mei 2011 met het Vioolconcerto nr. 4 van Mozart gespeeld door Alina Ibragimova en de Symphonie Fantastique van Berlioz. Alles paste perfect op elkaar. Mijn lichaam en ziel waren zo in harmonie en ook de musici reageerden zo alert en muzikaal op mijn gebaren. Het leek alsof de muziek recht uit
foto. Seikyo Kim © Simon van Boxtel
2.
mijn handen kwam. Dat was echt een fantastische ervaring! Maar er zijn ook enkele solisten die ik nooit zal vergeten. De samenwerking met Pieter Wispelwey bijvoorbeeld. Hij heeft me geleerd om kieskeurig en veeleisend te zijn. Je moet alles opnieuw en opnieuw en nog eens opnieuw doen, totdat je precies hebt wat je wil. Patricia Kopatchinskaja blijf ik ook heel erg dankbaar. Zij heeft me geïntroduceerd bij het Symfonieorkest Vlaanderen en ze is een wonderbaarlijke violiste… Ik was ook heel erg onder de indruk van Anna Vinnitskaya. Deze jonge pianiste heeft ons het Tweede Pianoconcerto van Prokofiev leren bekijken met andere ogen. Dankzij haar diepgaande, geïnspireerde interpretatie hebben we dit concerto op een uitzonderlijk hoog niveau gespeeld. Dit heb ik zelden meegemaakt…” Heeft u nog een boodschap voor het orkest? Kim: “Ik hoop dat ze even ambitieus en veeleisend blijven. Het Symfonieorkest Vlaanderen is geen fulltime orkest waarmee je als chef-dirigent tientallen concerten per seizoen speelt. Dit betekent dat je slechts een beperkte repetitietijd hebt om hetzelfde kwaliteitsniveau te halen als een fulltime orkest. Ik hoop dat de nieuwe chef-dirigent, Jan Latham-Koenig, zijn kennis en kunde ten volle zal aanwenden om steeds weer deze getalenteerde musici efficiënt en geïnspireerd te leiden. En bovenal hoop ik dat de musici nooit het gevoel verliezen dat het fijn repeteren en concerteren is met het Symfonieorkest Vlaanderen. Muziek spelen is geluk maken. Ik wens de musici van het orkest nog veel gelukkige, muzikale momenten toe.” Interview. Hanneleen De Seranno Met dank aan. Isabelle Verstraete
45.
Il Clarino vzw.
Diverse kamermuziekensembles met een hart voor (barok)muziek. Dat de musici van het Symfonieorkest Vlaanderen elkaar ook naast het orkest vinden in allerlei kamermuziekensembles, is al lang geen geheim meer. In de vorige magazines maakten we onder meer kennis met cellist Wouter Vercruysse en zijn cd ‘Folies de Flandre’ en het ensemble Revue Blanche. Ook bij de koperblazers is er een interessant ensemble ontstaan met trompettist Steven Bossuyt als stichtende, trekkende figuur. Hij stichtte in 2008 de vzw Il Clarino, een structuur van diverse ensembles die afhankelijk van de bezetting muziek programmeert vanaf de renaissance tot vandaag. Il Clarino bestaat uit het Duo Il Clarino met trompettist Steven Bossuyt en organist Dieter van Handenhoven, het Trio Il Clarino met Steven, Dieter en sopraan Griet de Geyter, het Il Clarino Consort met strijkkwartet (Arman Simonian, Veerle Houbraken, Bruno De Schaepdrijver, Ann Van Hecke) aangevuld met contrabassist Koenraad Hofman en klavecinist Dieter van Handenhoven en (gast)solisten Steven Bossuyt, trompettist Bart Coppé en hoboïst Korneel Alsteens. Tenslotte is er ook nog het koperkwintet Il Clarino Brass. Omdat ik in deze ensembles heel veel bekende gezichten van het Symfonieorkest Vlaanderen ontdekte, vond ik het hoog tijd om Il Clarino vzw aan u voor te stellen. Steven Bossuyt, in 2008 heb jij Il Clarino opgericht om de trompet meer aan bod te laten komen in kamermuziek. Krijgt dit instrument dan zo weinig aandacht? Steven Bossuyt, trompettist: “Ik wilde naast het musiceren in het Symfonieorkest Vlaanderen en het lesgeven in de muziekacademie, ook graag kamermuziek spelen. Ik heb dan zelf enkele musici gecontacteerd om dit idee verder uit te werken. ‘Il Clarino’ was geboren: een vzw van verschillende ensembles waarbij telkens de trompet centraal staat. Repetities en het zelf organiseren van concerten volgden kort nadien.” Het repertoire van de ensembles gaat van renaissance tot vandaag. Waar liggen jullie accenten? Steven: “Het Il Clarino Consort speelt voornamelijk barokmuziek waarbij we veel belang hechten aan het goed interpreteren van de werken in functie van de historische uitvoeringspraktijk. Met het Duo Il Clarino bevat het programma zowel barokmuziek als hedendaagse werken. En ook voor het koperkwintet, Il Clarino Brass, programmeren we heel breed.”
Bart Coppé: “Het komt er eigenlijk op aan om repertoire te vinden voor een bepaalde bezetting. We hebben zo al eens een programma gehad met de Tafelmusik van Telemann waarbij we dan, volgens de beschikbare bezetting, stukken aan toegevoegd hebben. Dat zijn altijd originele werken; wij spelen geen arrangementen.” Ik zie veel bekende gezichten van het Symfonieorkest Vlaanderen. Wat betekent dit ensemble voor jullie? Korneel Alsteens, hoboïst: “Ik hoor en speel ontzettend graag barokmuziek. Ik heb lang gedacht dat ik ook barokhobo wilde leren, maar omwille van tijdsgebrek is dit er nog niet van gekomen. Toen Steven me uitnodigde om een hoboconcerto te spelen met strijkers en continuo, heb ik niet lang getwijfeld. Voor mij zijn de mooiste hoboconcerto’s in de barokperiode geschreven. Dankzij het Il Clarino Consort is het mogelijk om in een heel compacte bezetting deze concerto’s toch te spelen.”
46.
foto. Il Clarino © Willem De Leeuw
Bart: “Voor een trompettist is het heel fijn om, naast het voor de hand liggende repertoire voor trompet en orgel, ook eens met strijkers te kunnen samenwerken. Dat de meeste musici van het Consort ook verbonden zijn met het Symfonieorkest Vlaanderen, zorgt voor heel aangename repetities en concerten. Je leert elkaar ook op een andere, meer persoonlijkere manier kennen.” Korneel: “Bovendien is het ensemble, dankzij de compacte bezetting – een strijkkwartet aangevuld met enkele blaasinstrumenten – ook een heel flexi-
bel ensemble. Hierdoor kunnen we in kleine(re) zalen concerten organiseren en is het budget om ons als externe organisatie te boeken relatief beperkt.” De historische uitvoeringspraktijk is voor het Il Clarino Consort een belangrijk onderdeel. Hoe zien jullie dit in de praktijk? Steven: “Ik heb al in heel wat barokensembles natuurtrompet gespeeld. Dankzij deze projecten heb ik heel wat kennis opgedaan over die historische uitvoeringspraktijk en probeer ik dit zoveel mogelijk
47.
te integreren tijdens repetities en concerten van het Consort.” Bart: “In de ensembles van Il Clarino spelen we allemaal op moderne instrumenten en stemmen we op een normale ‘la’ van 440 hertz. Het is niet omdat je op oude instrumenten speelt, dat je de historische uitvoering niet kunt benaderen op moderne instrumenten. Ik probeer net als Steven de ervaring die ik heb dankzij verschillende projecten met barokensembles, over te brengen op het programma van Il Clarino. Ik redeneer en interpreteer de muziek anders dankzij deze achtergrondkennis. Deze kennis deel ik dan ook met de andere musici.” Repeteren jullie vaak samen? Steven: “We werken projectmatig. Dit betekent dat, wanneer er een concert gepland wordt, we enkele repetities plannen. We organiseren ieder jaar zelf een concert in eigen beheer en daarnaast zijn er ook nog concerten die andere organisatoren bij ons boeken.” Veerle Houbraken, violiste: “We repeteren meestal drie uur. Dat is hard werken, maar ik vind dat dit in een heel aangename sfeer gebeurt en dat we tegelijkertijd heel efficiënt werken. We kennen elkaar dankzij het Symfonieorkest Vlaanderen waardoor je gemakkelijker kunt overleggen.” Korneel: “Dankzij het Symfonieorkest Vlaanderen begrijp je elkaar inderdaad sneller. En doordat Steven en Bart eerste en tweede trompettist zijn in het orkest, zijn ze ontzettend goed op elkaar ingespeeld. Dat is een grote artistieke meerwaarde voor het ensemble!” Veerle: “Wat het ook interessant maakt om samen te repeteren met blazers, zijn die kleine, bijna onzichtbare dingen zoals bijvoorbeeld de aanzet van de eerste noot. In een orkest zorgt de dirigent ervoor dat iedereen op hetzelfde moment speelt, maar in een kleiner ensemble moet je veel meer rekening houden met elkaar. Een blazer moet ademhalen vooraleer hij begint. Dit lijkt heel logisch, maar een strijker houdt hiermee niet altijd rekening.
Hierdoor klinkt de eerste noot niet perfect gelijk. Wanneer blazers én strijkers samen ademhalen, wordt de eerste noot opmerkelijk beter.” Wat is voor jullie de meerwaarde om naast symfonische muziek met het Symfonieorkest Vlaanderen ook kamermuziek te spelen? Veerle: “Bij kamermuziek gaat het veel meer om persoonlijke interactie. In een orkest leidt de dirigent het ensemble en is er aldus minder inbreng van de musici. Daarnaast vind ik het repertoire van het Consort heel erg boeiend. Ik heb niet vaak de gelegenheid om barokmuziek te spelen.” Steven: “Tegenwoordig is het ook niet meer zo evident om op moderne instrumenten barokmuziek te spelen. Dit is in de huidige barokensembles zo goed als ondenkbaar …” Korneel: “En net daarom vind ik het in Il Clarino zo fijn om op mijn eigen hobo barokmuziek te kunnen spelen. Muziek die ik zo graag hoor en die in andere ensembles zoals het Symfonieorkest Vlaanderen of I Solisti del Vento zelden aan bod komt.” Interview. Hanneleen De Seranno
Meer info. www.ilclarino.be Concert.agenda Il Clarino Il Clarino Consort 1 maart 2013. 20 uur Sint-Rochuskerk . Sombeke Il Clarino Consort 17 maart 2013. 17 uur Sint-Denijskerk . Kalken Tickets. ilclarino@gmail.com Il Clarino Brass 28 augustus 2013. 20 uur Zomeravondconcerten aan Zee . Zeeland www.zomeravondconcertenaanzee.nl
48.
49.
Karel Deseure (°1983). Jong opkomend (dirigeer)talent bij het Symfonieorkest Vlaanderen. Kansen scheppen voor jonge, talentvolle musici is een belangrijker pijler van de missie van het Symfonieorkest Vlaanderen. Voor het Paasconcert in de OLV Ter Duinenkerk in Koksijde op maandag 1 april 2013, zal het Symfonieorkest Vlaanderen gedirigeerd worden door de jonge, uitzonderlijk getalenteerde dirigent Karel Deseure. Het Symfonieorkest Vlaanderen draagt jonge, talentvolle musici een warm hart toe. Zo deelde het orkest in 2012 het podium met trompettist Tine Thing Helseth (°1987), violist Lorenzo Gatto (°1986) en altviolist Nathan Braude (°1984). Ook dit seizoen staan concerti met jonge, getalenteerde solisten op het programma zoals het Eerste Vioolconcerto van Shostakovich met violiste Mayu Kishima (°1986) en het Vijfde Pianoconcerto van Beethoven met Keisuke Toyama (°1984). Dankzij het bijzondere engagement van chef-dirigent Seikyo Kim zal het Symfonieorkest Vlaanderen ook een jonge dirigent de kans geven om met een professioneel symfonisch orkest samen te werken. Karel Deseure, een topdirigent in wording uit Roeselare, zal een persoonlijke masterclass directie van Seikyo Kim krijgen die hem moet voorbereiden op het dirigeren van het integrale Beethovenprogramma tijdens het Paasconcert in Koksijde. Seikyo Kim zal zich samen met Deseure in het beroemde repertoire van Beethoven verdiepen en zal hem met raad en daad bijstaan tijdens het repetitieproces met het Symfonieorkest Vlaanderen en solist Liebrecht Vanbeckevoort. Hoewel Karel Deseure vrijwel de jongste dirigent ooit zal zijn die het Symfonieorkest Vlaanderen zal dirigeren, heeft hij al een indrukwekkend palmares.
Karel Deseure studeerde dwarsfluit aan het Koninklijk Vlaams Conservatorium van Antwerpen in de klas van Aldo Baerten waar hij zijn diploma ‘Meester in de Muziek’ behaalde met grote onderscheiding. Sinds 2010 studeert hij orkestdirectie aan het Koninklijk Conservatorium van Den Haag bij Jac van Steen en Kenneth Montgomery. Hij volgde masterclasses bij onder meer Jorma Panula, Arie van Beek, Bastian Blomhert en Otto Tausk. Sinds 2009 is Deseure artistiek leider van Continuo Rotterdam en de Orchest-Vereeniging van Dordrecht. Sinds 2010 wordt hij op regelmatige basis uitgenodigd in Codarts, Hogeschool voor de Kunsten Rotterdam, als assistent-dirigent.
juni 2012; Deseure viel op door een heldere analyse van de muziek en een treffend gebaar; hiermee kreeg hij met schijnbaar gemak en flair het Noord Nederlands Orkest mee in zijn visie.” Hij werd verkozen tot dirigent van de Ligeti-Academy van het ASKO/Schönberg Ensemble voor het seizoen 2011-2013 en 2012-2013. In januari 2013 dirigeerde hij de opera Less Truth, More Telling van Thierry Tidrow in de Dutch National Academy in Amsterdam. In oktober 2013 is hij gastdirigent bij het Residentie Orkest in Den Haag.
In 2011 assisteerde hij Reinbert de Leeuw in de orkesten van de conservatoria van Rotterdam en Den Haag voor de productie van Schönbergs Gurre Lieder. In maart 2012 won hij de Tweede Prijs én de Publieksprijs van het Concours International de Direction d’Orchestre Paris-Ville d’Avray. Tijdens de Internationale Panula-Masterclass voor jonge dirigenten 2012 dirigeerde hij Debussy’s La Mer bij het Noord-Nederlands Orkest in Groningen waarbij hij veel lof oogstte van de Finse dirigent Jorma Panula. In december 2012 won hij de Kersjesdirectiebeurs tijdens het prestigieuze gelijknamige Nederlandse directieconcours. Het juryrapport vertelt over deze prestatie: “Het Kersjesfonds heeft zich laten overtuigen door Karel Deseure tijdens de Internationale Panula Masterclass voor jonge dirigenten in Groningen in
Paasconcert. maandag 1 april 2013 . OLV Ter Duinenkerk. Koksijde Programma. L. van Beethoven. Ouverture uit ‘Die Geschöpfe des Prometheus’ L. van Beethoven. Pianoconcerto nr. 5 L. van Beethoven. Symfonie nr. 5 dirigent. Karel Deseure solist. Liebrecht Vanbeckevoort. piano Tickets via Lions Club De Panne Westkust foto. Karel Deseure
50.
51.
Genieten. Het zit in ons. West-Vlaanderen als recreatieve topregio
ONDERNEMEN
KWALITEIT
GENIETEN
West-Vlaanderen wil uitmunten als recreatieve, economische en kwaliteitsvolle regio. De slogans ‘Genieten. Het zit in ons’, ‘Ondernemen. Het zit in ons’ en ‘Kwaliteit. Het zit in ons’ prijken dan ook op alle provinciale publicaties en websites. Het provinciale logo wappert niet alleen aan provinciehuizen en streekhuizen, maar geeft ook aan waar de provincie allemaal waardevolle projecten en evenementen ondersteunt. Zo brengen we de regio nog meer voor het voetlicht. De algemene slagzin ‘Door mensen gedreven‘ vertolkt bovendien ons West-Vlaams karakter: we zetten graag resultaten neer, verwezenlijken onze dromen met pit.
Provinciaal Informatiecentrum Tolhuis Jan Van Eyckplein 2 t 0800 20 021
8000 Brugge
e provincie@west-vlaanderen.be
w w w.west-vlaanderen.be