7 minute read
Langs de deuren
Tekst & foto Ans van der Westen
Dit voorjaar ben ik donateur geworden van de stichting ’het gehandicapte kind’. Al snel krijg ik een mailtje of ik zou willen collecteren voor de stichting. “Tuurlijk, waarom niet…” denk ik zo. Het is een doelgroep die me als kinderverpleegkundige na aan het hart ligt.
Advertisement
En de doelstelling van de stichting om gehandicapte kinderen meer te laten samenspelen en -leren met niet gehandicapte kinderen, is het waard om uitgedragen te worden. Het project waar nu aan gewerkt wordt is het ontwikkelen van een –samen naar school klas-. Het doel is om op een school voor niet gehandicapte kinderen ook een klas te hebben met gehandicapte kinderen. Zij groeien zo met elkaar op, spelen op het aangepaste plein met elkaar, vieren de schoolfeesten samen. In zestien Nederlandse steden is dit al gerealiseerd.
Kinderen en ouders
Ik herinner me hoe het was op peuterspeelzaal Humpie Dumpie. Het is meer dan dertig jaar geleden, de peuterspeelzaal was toen in het gebouw van speeltuin Oosterkwartier. In de groep van onze dochter was er een meisje, ik noem haar Femke, dat niet kon lopen. Zij bewoog zich tijgerend voort, de andere kinderen deden met haar mee. De hele groep peuters schoof over de vloer richting speelhuisje. Ik kende Femke en haar ouders uit het ziekenhuis. Het was fijn hoe ze zoveel mogelijk met alle activiteiten meedeed. Ik zag haar ook ieder jaar in de Koninginnedagoptocht.
En dan was er Joshua, ik verzorgde hem geregeld op de kinderafdeling, hij reed in een rolstoel. Met zijn ouders en zus woonde hij in een aangepaste woning. Hij sprak met een computertoetsenbord, dat zat vast aan zijn wagen, heel modern voor die tijd. Ik vroeg hem wat hij graag deed. “Buitenspelen met de andere kinderen” typte hij. “Wat doen jullie dan?” vroeg ik. “Verstoppertje, antwoordde hij. Zijn moeder zat naast hem en knikte bevestigend naar me.
Nog eentje dan, Korneel, hij was meervoudig gehandicapt. Korneel had veel hulp nodig, die gaven zijn ouders hem. Hij werd geduwd in een soort lig-rolstoel. Een week per jaar gingen ze op vakantie. Naar een aangepast bungalowpark voor kinderen met een handicap. Hun hele gezin mocht mee. Korneel kon in het zwembad met zijn zusjes, ze reden in de huifkar met Korneel in een soort van hangmat naast hen. Zijn zussen noemden het de vakantie van Korneel, het was het hoogtepunt van het jaar.
Ouders van een gehandicapt kind, ze horen wat mij betreft op een voetstuk te staan. Ze zijn er altijd voor hun kind, denken steeds vooruit, gaan overal achteraan om het geregeld te krijgen. En geloof me dat is er heden ten dage niet eenvoudiger op geworden. Wanneer we iets kunnen bijdragen om het lichter voor hen te maken, dan is dat toch geweldig!
Op pad met de bus
De collecteweek voor het gehandicapte kind valt in november. In september word ik gebeld door de buurtcoördinator voor de collecte. We spreken af dat ze begin november de collectebus en de instructies bij me brengt. Aangezien Dordt een dorp is en het Reeland zeker blijken we elkaar nog te kennen ook.
De betreffende week valt in een toch al een volle agenda, met een symposiumbezoek, overleg na werktijd, een vergadering van de redactie. Collecteren doe je bij voorkeur tussen 17 en 18 uur, zo is me verteld. In november wordt het al donker rond dat tijdstip.
Op de eerste dag van de collecteweek moet ik werken, ik neem de bus mee naar mijn werk. Aan het begin van onze dienst vraag ik mijn collega’s of ze willen doneren. Ze zijn onder de indruk van de iDEAL-QR-code op de bus. Echt hip. Als je geen contant geld hebt kun je toch wat geven. Ook handig.
En dan is het zo ver dat ik langs de deuren ga. Het miezert een beetje en het is waterkoud. Ik vind het spannend, veel spannender dan een toespraak houden of lesgeven. Ik spreek mezelf toe dat ik niets ongeoorloofds doe. Ik loop hier voor een goed doel, het is niet erg dat ik de bewoners even stoor om te vragen of ze iets willen geven voor een gehandicapt kind. Bij het eerste huis waar ik aanbel komt er een mevrouw heftig hoofdschuddend naar me toe, zij is tegelijkertijd aan de telefoon. Ik zie haar door het raam. Wat bedoelt ze dan? Dat ik moet wachten tot ze klaar is aan de telefoon? Of dat ik weg moet gaan? Vertwijfeld sta ik daar. Bij het huis ernaast komt er een man naar buiten, hij ziet me staan met de bus en roept me. “Ik ga net weg maar ik loop even naar binnen om geld voor je te halen”, zegt hij. Pffff, wat fijn deze reactie.
Ik bedank hem hartelijk en zet mijn route voort. Het is in de schemering vaak zoeken naar de bel en ook speuren of er een sticker zit waarop staat dat collectanten niet welkom zijn. Want stel je voor dat ik die sticker over het hoofd zie en per ongeluk aanbel. Gelukkig overkomt dat me niet. Ik loop en bel aan en wacht en vertel voor wie ik collecteer. Heel veel mensen dragen bij, ik sta steeds op ruime afstand van de voordeur met uitgestoken arm want de maatregelen in verband met de covidpandemie zijn aangescherpt.
Als het tegen etenstijd loopt en ik in de keukens die ik passeer steeds meer pannen op het vuur zie staan ga ik huiswaarts. Ik wil niet storen bij de maaltijd. Morgen weer verder.
Hartverwarmend
In die week bel ik aan bij alle huizen die op mijn route staan, ik word binnengehaald door een oud-collega, ik ontmoet een man die mijn schoonfamilie en mij kent. Maar ik ken hem niet. Ik praat met een meneer over de leuke oldtimer die voor hun deur staat. Ik collecteer tijdens de vergadering van de Reelander bij mijn collega-redactieleden. Ik praat bij met de ouders van een baby die bij ons in de couveuse lag en die intussen een volwassen jongeman is. Mensen zeggen: “ik zat al op u te wachten, ik wist van de collecte.” Op de radio is er aandacht voor de week van het gehandicapte kind. Het blijkt dat veel mensen dat gehoord hebben. Ik ontmoet de mevrouw die eerder die maand bij ons thuis voor de deur stond om te collecteren voor Alzheimer. Tegen haar had ik gezegd dat ik binnenkort ook op collectepad zou gaan. “Dan kom je bij mij langs”, had ze gezegd.
Op de laatste avond loop ik naar huis toe, het is klaar. In het donker passeer ik een jonge vrouw. Ze stopt en loopt naar me toe. “Collecteert u voor het gehandicapte kind?” vraagt ze. “Ja, ik heb deze straat net gedaan” antwoord ik. Ze haalt geld uit haar jaszak doet dat in de bus en zegt: “het geeft niets als mijn vriend ook al gegeven heeft.”
Op maandag ga ik met de bus naar de coördinator. We gaan tellen. Bij binnenkomst vertelt ze me dat er op de bus opvallend veel betalingen met de QR code zijn gedaan. Daar heeft ze mailbericht over gekregen. Wanneer we de inhoud van de bus geteld hebben blijkt dat de mensen uit de wijk, de collega’s op het werk en de redactieleden met elkaar 206 euro gegeven te hebben. “Dat is heel veel”, zegt ze. Dat vind ik fijn om te horen. En wat is het fijn dat ik met dit artikel in de Reelander alle mensen die gedoneerd hebben hartelijk kan bedanken. Ik hoop jullie volgend jaar weer te zien.