COLOFON Onafhankelijk antropologisch tijdschrift Cul is verbonden aan de afdeling culturele antropologie en sociologie der niet-westerse samenlevingen van de Universiteit van Amsterdam.
CUL december 2008 - Europa
Hoofdredacteur: Freek Janssen Secretaris: Lieke Wissink Penningmeester: Jasmijn Rana Eindredactie: Sjoerd van Grootheest, Merel Remkes Fotoredactie: Mike Rijkers, Gillian Held, Marita Bruning Webredactie: Ruben Sibon Kwaliteits-recruiter: Kaya Bouma Lay-out: Ruben Sibon, Stefanie Nijenbandring de Boer, Anneke van Walsem Acquisite: Leonie Hosselet, Annemarie Sterk, Femke Awater Drukkerij: Drukkerij Wilco B.V. Vormgeving in opensource software Scribus Bijdragen dienen zelf van spelfouten te ontdaan zijn. De redactie heeft het recht bijdragen in te korten of te weigeren. Informatie via redactie@tijdschriftcul.nl Voor advertentie mogelijkheden mail naar pr@tijdschriftcul.nl Oplage: 700 ISSN: 18760309 Dank aan: AIM Cul, OZ Achterburgwal 185, 1012 DK Amsterdam, info@tijdschriftcul.nl, www.tijdschriftcul.nl (cover: Mike Rijkers en Ruben Sibon)
Antropologisch onderzoek is een vreemd soort van onderzoek. Doordat je op veldwerk gaat en daar probeert zo veel mogelijk mee te doen, creëer je een bijzondere band met je informanten. Veel van de mensen die je ontmoet zijn 'gewoon' informanten, maar enkelen kunnen op een gegeven moment een 'vriend' worden. Zo gebeurde het ook met mij. Tijdens mijn veldwerk in de Londense Borough Food Market ontmoette ik Celia, een Londense kok en foodwriter die gastrotours door de markt organiseert. Ik sprak met haar vaak over de markt, veelal, zoals dat gaat tijdens veldwerk, in een informele setting met een lekker wijntje of biertje. Deze gesprekken waren niet alleen heel nuttig voor mijn onderzoek, maar ik raakte ook steeds meer met Celia bevriend. Nu, anderhalf jaar nadat ik terug gekomen ben uit Londen, kwam Celia op bezoek in Amsterdam. Vanwege onze gedeelde interesse in eten heb ik haar enkele markten hier in de stad laten zien en hebben we verschillende Nederlandse gerechten geproefd (waaronder uiteraard de nasi speciaal). Echter, steeds betrapte ik mij erop dat ik heel zorgvuldig en met in mijn achterhoofd steeds de Borough Market luisterde naar wat Celia zei. Met andere woorden, ik luisterde naar haar verhalen met een 'antropologisch oor.' “Aha, dus dat was de reden voor dit gedrag in de markt.” “Oh, maar dat had ik in eerste instantie anders begrepen.” “Oeh, jammer dat ik dat niet meer in mijn scriptie kan verwerken.” Constant was ik bezig nieuwe informatie te verzamelen. Hoe ik ook mijn best deed, ik zag Celia de hele tijd tegelijk als vriend, maar ook als informant. Eenmaal thuis is antropologisch onderzoek dus nog niet ten einde. Omdat het onderzoek over mensen gaat die je meestal goed hebt leren kennen, blijf je in gedachte aan je onderzoek sleutelen, zelfs als de scriptie of het boek al lang gedrukt is. Er schuilt nu altijd een informant in Celia – of schuilt er een antropoloog in mij? Ook de redactie van Cul kan het niet nalaten om – nu ze na een editie waarin gereisd is naar Afrika, Latijns-Amerkia en Azië weer terug is in Europa – haar antropologisch oor te luisteren te leggen, haar antropologische blik over het continent te laten schijnen en hieruit een selectie van antropologisch verantwoorde artikelen voor u te selecteren. Ook in Europa blijft de Cul 'antropologisch verantwoord.' In dit nummer gaan we van start met de succesvolle en spannende ArtiCul en de Spinhuis Recensie, waarvan de auteur aan de tand wordt gevoeld in Op de bank met.... Jojada Verrips bespreekt zijn Antropologie van het Wilde (in het) Westen en Carlos Reijnen benadert oost Europa vanuit historisch perspectief László Marácz heeft het ook over Oost-Europa, maar kijkt dan naar economische crisis en de financiële situatie in dat gebied. (zie EXTRA-bijlagen in deze online editie van de Cul). De voor u allen bekende Thomas Hylland Eriksen beargumenteert in deze Cul waarom antropologie belangrijk is en Mario Rutten laat in een fotoreportage zien dat we, ook als we ons in deze Cul richten op Europa, ons ervan bewust moeten zijn dat Europa altijd in relatie staat tot de rest van de wereld. Verder maken we uitstappen naar de Zwitserse bergen, naar Manchester, naar Kopenhagen en gewoon naar Amsterdam, waar we voor u een tipje van de sluier zullen oplichten over de beroemde Loesje-posters. Genoeg te zien en te horen dus in deze Cul! Veel plezier, Freek Janssens
CUL december 2008 - Europa
Vanaf de buitenzijde is een stapel zwarte kratten zichtbaar. Aan de binnenkant vormen ze een doolhof, zonder licht. Bij de ingang van het doolhof staat een krat met hoofdlampjes. Ik zet een lampje op mijn hoofd en loop naar binnen. Na een aantal seconden sta ik oog in oog met een mooie man. Hij heeft een stoere, indringende blik. Ik beweeg mijn hoofd iets naar beneden, zodat de rest van de foto ook zichtbaar wordt. Ter hoogte van zijn borst blijft mijn blik steken. Ik zie twee grote littekens op de plek waar eerst de borsten zaten van deze man.
Ik ben in Mediamatic, waar de foto-expositie XXBoys te zien is. Deze expositie maakt deel uit van het gelijknamige project, van kunstenaar Kael T. Block. De expositie bestaat uit foto’s van transgenders, in dit geval vrouwen die getransformeerd zijn tot man. Jans Possel, een van de oprichters van Mediamatic, vertelt meer over de foto´s.
CUL december 2008 - Europa
“Volgens mij is hij een blog gestart en heeft hij de foto’s gemaakt, omdat hij zelf in 2003 ook besloot om van vrouw naar man te gaan. Hij wilde zich gesterkt voelen in zijn wens daarin en wilde graag communiceren met anderen die dat proces al
hadden doorgemaakt of zouden gaan doormaken. Hij is toen online gaan kijken, wie hier ook mee bezig was en heeft een blog opgestart. Hier kunnen mensen reageren op elkaars vragen en ervaringen uitwisselen. Zelf woont hij in Parijs, maar hij ontdekte dat veel van deze mensen uit Amerika kwamen. Hij is ze toen gaan opzoeken om met hen te praten en omdat hij fotograaf is, heeft hij ze ook geportretteerd. Deze mensen kende hij voorheen niet, maar heeft hij ontmoet via zijn blogs, onder andere op MySpace.”
“Het zijn hele confronterend foto’s en op deze manier willen we ook het gevoel geven van het gevangen zitten in je eigen lichaam. Het dient ook om de foto’s goed te kunnen bekijken, echt af te tasten en hier de rust voor te nemen. In eerste instantie heb je geen idee waar je naar kijkt, maar op deze manier zie je goed de details. Het is een mooie manier om op ontdekkingstocht te gaan. In de etalage hebben we de foto’s ook klein afgedrukt in lijstjes staan, maar dat is een hele andere manier van kijken dan wat je binnen bij de echte expositie doet. Daar word je echt ‘gevangen’.”
“De meeste mensen vinden het heftig en veel gaan discusseren of dit nu wel kan. Ze discussiëren of je überhaupt mag veranderen van vrouw naar man. Er zijn mensen die het echt onzin vinden, zij zijn van mening dat je niet mag veranderen in een andere sekse dan die waarmee je bent geboren.”
“Ja zeker, zij komen ook kijken. Ze reageren heel
Marita Bruning
CUL december 2008 - Europa
verschillend, al zijn de meeste positief. Ze merken op dat ze anders gaan nadenken over wat het inhoudt. Het is mooi dat mensen gaan nadenken over wat er allemaal gebeurt, wanneer iemand ervoor kiest te veranderen van vrouw naar man. Bezoekers merken ook leuke dingen op. Zo zei een man: ‘Ze hebben allemaal zo’n grote neus, hoort dat er ook bij?’ Er is echt oog voor details.” Ook ik ben erg positief over de expositie. Juist omdat deze mannen er zo mannelijk uitzien, blijf je kijken en zoeken naar een spoortje vrouwelijkheid. Het zijn de littekens die spreken voor het verleden als vrouw, maar verder zijn dit echte mannen! Ik vind de foto’s erg mooi, vaak ook stoer. Ze lijken te zeggen: Kijk naar ons, je kunt niet om ons heen. Wij bestaan en zo zien we eruit. Dit heeft te maken met de vaak indringende blik en stoere houding van de geportretteerde en met de opstelling va de expositie, waarbij de foto’s zichtbaar worden door het hoofdlampje en de details goed zichtbaar worden.
Op de Marnixstraat, waar toen nog het Nieuwe de la Mar Theater stond, zat ik in 2004 hard te lachen om een voorstelling van de cabaretier Jörgen Raymann. In zijn show ‘slaaf of niet verslaafd’ die zich afspeelt in het jaar 2020, probeert hij aan de hand van verschillende (Surinaamse) types Fort Europa binnen te komen. Geen gemakkelijke opgave zo blijkt, Europa is een onneembare vesting geworden. Uiteindelijk lukt het hem, tijdens zijn show, wel. Achterin een Russische vrachtwagen ‘lift’ hij Europa binnen.
CUL december 2008 - Europa
Het is ook in 2004 dat het Europese agentschap FRONTEX wordt opgericht. Hun hoofdkantoor bevindt zich in Warschau en het agentschap heeft onder andere tot taak de operationele samenwerking tussen de lidstaten op het gebied van het beheer van de buitengrenzen te coördineren. Frontex doet dit in samenwerking met andere Europese toezichthouders als EUROPOL, de EPA en OLAF. Inmiddels is het 2008. Ondanks FRONTEX, of welke andere toezichthouder ook, is illegaal (Fort) Europa binnen komen voor vele ‘nietEuropeanen’ nog steeds een droom. In het Middellandse Zeegebied proberen jaarlijks duizenden ‘gelukszoekers’ in kleine, gammele, soms niet eens zeewaardige boten vanuit vooral Marokko, Egypte, Eritrea en Tunesië de Europese kusten te bereiken.
In hun artikel ‘de hardvochtige EU-migratiepolitiek in het Middellandse Zeegebied’ vragen de auteurs van Houtum en Boedeltje van de Radbout Universiteit in Nijmegen zich af of de Middellandse Zee nou azuurblauw of bloedrood is. Cijfers genoemd in het artikel stellen namelijk dat geschat wordt dat één op de zes illegale migranten de overtocht niet overleeft. De aantallen zijn enorm, alleen al de Italiaanse kustwacht pikte op zee en op Europese bodem het afgelopen jaar ruim 22.000 mensen op. De Canarische Eilanden kregen in 2006 zo’n 31.000 bootvluchtelingen te verwerken. Het artikel van van Houtum & Boedeltje stelt verder dat ‘de recente drastische militarisering van de buitengrenzen die gevoed lijkt te zijn door angstpolitiek, een gruwelijke tol eist’. De grenzen van
Europa langs de Middellandse Zee, waar ‘wij’ Europeanen genieten van zon, zee en strand zijn de afgelopen jaren voor vele niet-Europeanen een deadline geworden. De socioloog Zygmunt Bauman noemt de reizigers die, dood of levend, zonder EUinreisvisum aan de poort van fort Europa komen te staan wasted lives.
De situatie zoals hierboven beschreven, wordt volgens Bauman gevoed door angstpolitiek. Natuurlijk is dat niet alleen terug te vinden in de Middellandse Zee regio maar ook in andere delen van Europa. Xenofobie, oftewel de angst voor het vreemde lijkt in Europa, in navolging op onder andere Amerika, stevig voet aan de grond te hebben en is de afgelopen jaren vooral aan het toenemen. Ik ben student antropologie en mij spreekt het vreemde juist aan. Ik moet bekennen dat ik niet xenofoob ben en wel geloof in een Europa vol met ‘vreemdelingen’. Doe mij maar een Poolse klusser, een Braziliaanse schoonmaker, een Marokkaanse coffeeshop en een maaltijd in een Tunesisch restaurant in Europa. Niet xenofoob dus, maar me wel afvragend hoe we de Middellandse Zee weer azuurblauw kunnen krijgen in plaats van de bloedrode kleur die het nu heeft. Iemand die hier een fascinerend antwoord op geeft is professor
Jonathon W. Moses van de Norwegian University of Science and Technology (NTNU). Wat deze man op buitengewoon interessant wijze in zijn boekje getiteld ‘International Migration’ Globalization’s Last Frontier (Moses, J.W. 2006) beargumenteerd probeer ik hieronder in drie zinnen te verwoorden:
Of zoals de band The Asian Dub Foundation in hun liedje Fortress Europe het in een clipje op You Tube mooi verwoord: ‘It’s time to wake up, tear down the walls of fortress Europe’.
CUL december 2008 - Europa
Jasper Harlaar
Het was een wat grauwe dag in het begin van maart 1953, waarop het bericht kwam, dat hij dood was. Ik was toen tien jaar oud en liep net als de meesten van mijn schoolkameraden nog op klompen. We spraken natuurlijk over zijn heengaan en hoe fijn het was, dat hij niet meer leefde, dat monster, die schoft die niet alleen zijn eigen volk maar vrijwel alle mensen in de wereld in een wurgende angstgreep had gehouden, Stalin. Maar daar lieten we het niet bij. We maakten ook rondedansen op het schoolplein gelegen tussen kerk en kerkhof en stelden ons lachend voor, hoe het lijk van de bruut onder ons houten schoeisel in pulp transformeerde.
CUL december 2008 - Europa
Voor een wijle ontpopten we ons als kleine wilden, vrijwel uitsluitend gedreven door emoties en nauwelijks door verstand. In de verste verte kon ik toen niet bevroeden, dat dit soort leedvermaak me als docent in de culturele en sociale antropologie van contemporain Europa ooit nog eens mateloos zou gaan fascineren, dat ik daarover nog eens papers zou presenteren en onderwijs aan studenten zou gaan geven in het kader van wat ik in het begin van de jaren negentig van de vorige eeuw ‘De antropologie van het Wilde (in het) Westen’ ging noemen. Als ik destijds al dacht aan wat ik later worden wilde, was het aan leerkracht op een lagere school of -in overmoedige buien- aan predikant of astronoom. Maar dat werd ik dus niet, want er stond, zo zouden sommigen zeggen, iets anders over mijn ‘leven & lot’ in de sterren
Die groeiende gerichtheid van me op Europese samenlevingen en culturen was met name te danken aan de enthousiaste en bezielende wijze waarop een van mijn leermeesters en later ook promotor, Jeremy Boissevain, de antropologie van het mediterrane gebied in het midden van de jaren zestig aan wat toen nog de Gemeentelijke Universiteit van Amsterdam heette introduceerde. In tegenstelling tot zoveel antropologen in die dagen had hij zijn onderzoeksveld niet in Afrika, Latijns Amerika of Zuid-Oost Azië gekozen, maar op Malta. Die keuze had alles te maken met het feit, dat hij diep doordrongen was van de gedachte, dat de antropologie niet beperkt mocht blijven tot het bestuderen van zogenaamde primitieve of tribale volken in de wereld, maar in principe alle populaties tot studieobject zou moeten hebben.
genoteerd. Na het voltooien van een gymnasiale opleiding in de provinciestad Gorkum vertrok ik –net negentien jaar oud- naar Amsterdam om daar via een kandidaatsexamen (een beetje te vergelijken met een BA nu) in de culturele antropologie prehistorie te gaan studeren, want vuurstenen gereedschappen en oeroude scherven hadden me ondertussen danig in hun ban gekregen. Maar dat traject bleef onvoltooid, want de resten van materiële culturen van reeds lang geleden overleden voorouders bleken bij nader inzien toch minder tot mijn verbeelding te spreken dan de (materiële) culturele variatie van nog levende populaties buiten Europa eerst en al spoedig ook en vooral binnen Europa.
Zijn naaste collega, André Köbben, die de benaming culturele antropologie hier te lande introduceerde, stond ook op dat standpunt. Hij begon bij voorbeeld samen met studenten een onderzoek naar de merkwaardige figuur Lou de Palingboer, die verkondigde dat hij (het opstandingslichaam van) Jezus Christus was en als zodanig een soort profetische beweging op gang bracht, die regelmatig bijeenkomsten hield te Amsterdam. Beide antropologen hebben mijn keuze om me regionaal op Europa te richten op beslissende wijze beïnvloed. Waren Boissevain en Köbben belangrijk in dat opzicht, dat waren ze niet waar het betreft het soort sociale en culturele fenomenen, die me
voor de aanwezigheid van wilde mannen en vrouwen onder ons en –nog belangrijker- de wilde vrouwen en mannen in elk van ons. Ik was al vroeg van de partij getuige mijn woeste vreugdedans na Stalin’s dood. Het beschavingsproces verdringt ‘wildheid’ namelijk allerminst, maar loopt juist parallel aan de geschiedenis van die ‘wildheid,’ van haar manifestatie in allerlei (soms hemeltergende) transgressies van vigerende regels, vooral op het terrein van de ‘alfa’ en de ‘omega’ van ons bestaan, dat wil zeggen van seks en geweld. Het gaat dan ook om voor specifieke tijden en plaatsen te onderzoeken, wat als beschaafd en onbeschaafd, geciviliseerd en ongeciviliseerd gold en geldt, in plaats van uit te gaan van het een of andere rechtlijnig verlopende beschavingsproces dat slechts tijdelijke onderbrekingen of omkeringen zou kennen. Er waren destijds twee redenen, waarom ik het vooral zinvol vond (en nog steeds vind, laat daar
‘onbeschaafde’ of ‘wilde’ facetten van westerse (i.c. Europese) samenlevingen en culturen in verleden en heden. En dat terwijl al eeuwenlang door allerlei geleerden gewezen is op het feit dat mensen naast keurige ‘beesten’ ook liederlijke wezens kunnen zijn, die er een potje van kunnen maken en een gruwelijk spoor van vernieling in de wereld kunnen trekken. Zo zei Antoine Rivarol (1753-1801) bij voorbeeld: ‘Die zivilisierten Völker sind nicht weiter von der Barbarei entfernt als das glänzendste Eisen vom Rost. Die Völker und die Metalle sind nur an der Oberfläche poliert.’ En de Brit Frazer (1854-1941), een van de grondleggers van de antropologie, wees voor Europa op ‘the permanent existence of…a solid layer of savagery beneath the surface of society’ en op hoe wij ons bewegen ‘on a thin crust which may at any moment be rent by subterranean forces slumbering below.’ Het waren standpunten als deze die de cultuurheld der antropologen, Malinowski (1884-1942), er toe brachten om hun taak alsvolgt te omschrijven: ‘[The anthropologist] has to break down the barriers of race and of cultural diversity; he has to find the human being in the savage; he has to discover the primitive in the highly sophisticated Westerner of to-day, and, perhaps, to see that the animal, and the divine as well, are to be found everywhere in man.’ Het heeft volgens mij geen enkele zin en getuigt van volslagen ‘Weltfremdheit’ bovendien om onze ogen te sluiten voor de ‘onbehouwen,’ ‘ruwe’ of ‘wilde’ keerzijde van het civilisatieproces vroeger en nu, of
geen misverstand over bestaan) om voor Europa het zoeklicht op ‘wildheid’, ‘barbarij’ en het abjecte te richten. Ten eerste het in dat werelddeel voorkomen van allerlei concrete uitingen van volstrekt onbeschaafd en destructief gedrag gedurende de gehele twintigste eeuw. Wat dat betreft vormden de Eerste en de Tweede Wereldoorlog alsmede de oorlog op de Balkan bedroevende dieptepunten. En ten tweede het op grote schaal voorkomen van collectieve fantasieën onder Europeanen over onbeschaafde lieden (in films, romans, volksverhalen en dergelijke meer), die op allerlei terreinen gewelddadig zijn en hun driften de vrije loop laten, die geen respect tonen voor de fysieke integriteit van andermans lichaam (vooral dat van de vreemd gedachte ander), sterker nog er een groot genoegen in scheppen die integriteit faliekant te schenden. Me dunkt, dat er een nauw verband bestaat tussen het een (fantasie) en het ander (werkelijkheid) en dat het onder de loep nemen van dit verband op veel grotere schaal dan dat tot dusver het geval is geweest voer voor antropologen zou moeten zijn. Dat zou ons immers inzicht kunnen verschaffen in kardinale ontwrichtingen van en in samenlevingen en culturen binnen Europa en waarom die ontwrichtingen hier (net als elders in de wereld) zo doodgewoon zijn en geen uitzondering op de regel, zoals menig antropoloog en socioloog als ook normale burger ten onrechte meent. Dat zou licht kunnen werpen op de achtergronden van processen van in- en
CUL december 2008 - Europa
binnen dat ‘etnologische studieveld’ in toenemende mate gingen fascineren. In plaats van het geregelde, het ordelijke, het beschaafde, het beheerste, het zuivere, het schone en het constructieve, waar heel veel antropologen en sociologen zich op concentreerden trok me veel meer het ongeregelde, het wanordelijke, het ongeciviliseerde, het onzuivere, het vuile en destructieve doen en denken van mensen als onderwerp van studie aan. Het was deze attractie (die waarschijnlijk niet los te zien valt van een diep wortelende angst voor het uitbreken van chaos), die me bewoog tot het ontwikkelen van de al genoemde antropologie van het Wilde (in het) Westen (Verrips 1993). Dat impliceerde dat ik probeerde de schaduwzijden van de westerse beschaving in kaart te brengen en enigszins inzichtelijk te maken. Een belangrijk uitgangspunt, dat ik daarbij hanteerde, was dat etnologen, antropologen en sociologen eigenlijk te weinig aandacht hebben besteed aan de
CUL december 2008 - Europa
uitsluiting en op de zin achter allerlei klein en groot zogenaamd ‘zinloos’ geweld tegen medemensen en –Bruno Latour indachtig- ook…dingen. Tenslotte zou het besteden van aandacht aan dat verband de al of niet expliciet gemaakte eigendunk van menig Europeaan als het gaat om zijn civilisatieniveau kunnen relativeren. De tijd mag dan voorbij zijn, waarin men medemensen elders in de wereld zonder blikken of blozen kwalificeerde als primitief en daarom plaatste op een lagere trap van beschaving, dat wil niet zeggen dat dit soort indelen verdwenen zou zijn. Het tegendeel is waar. Op de vraag, waar ‘mijn’ antropologie van het Wilde (in het) Westen vooral op gericht was, wilde ik soms wel eens wat krakkemikkig antwoorden: op het bestuderen van de manier waarop met name Europeanen zoeken te overleven door samenleven of tegenstreven op basis van classificeren, evalueren, fantaseren, en als onmiddellijk gevolg daarvan soortgenoten a) vereren en diviniseren, b) incorporeren en/of c) marginaliseren, discrimineren, stigmatiseren, dehumaniseren en zo nodig elimineren, liquideren of decimeren. Toen ik nu lang geleden op het schoolplein samen met een aantal makkers het overlijden van Stalin vierde, had ik geen idee, dat ik als antropoloog ooit nog eens een kromme formule zou bedenken met behulp waarvan ik dat ‘wilde’ gedrag zou kunnen plaatsen en duiden. Ik ben er sinds echter niet in geslaagd om me aan al de er in genoemde processen te onttrekken. En met mij zijn tal van Europeanen daarin niet in geslaagd en…zullen ze daar nooit in slagen. Kortom, antropologen, gordt je aan, want er is nog heel veel werk aan de winkel in Europa, immers de stier die haar eens in de gedaante van Zeus ontvoerde is niet dood. Hij ligt slechts in dekking te wachten op een nieuwe kans haar te ver-leiden tot van allerlei dat walging en afkeer oproept, maar tegelijkertijd ook fascineert, kortom tot het sacrale in de zin van het bezoedelende. Wie weet gaat voor degenen die mijn oproep volgen de volgende uitspraak van een van de grootste antropologen uit de vorige eeuw, namelijk Eric Wolf (1923-1999), gelden: ‘One might say that anthropology is but a latter-day version of the descent into hell, into a strange and bizarre underworld, in which the hero -disguised as The Investigator- walks untouched among the shades because he carries in his hand the magic sword of Science.’ Laten we het hopen. Jojada Verrips
Het was nog ochtend, ergens tussen de Dam en het Spui in, toen een Amerikaanse jongen een vriendin van me aansprak op straat. Hij wilde haar iets vragen: “What time do you start walking?” Er volgde een stilte. “…walking?” “Yes?” Na een kort moment van verwarring begon het mijn vriendin, die onderweg was naar haar werk, te dagen. “Oh! What time I start working!” Maar dat was niet wat deze Amerikaan bedoelde. “No, what time do you start wálking?” De verwarring sloeg weer toe. Na nog enkele zinnen langs elkaar heen te praten werd de vraag van de jongen duidelijk. Hij was in de veronderstelling dat heel het centrum van Amsterdam een in scène gezette toeristenattractie is.
CUL december 2008 - Europa
Het idee van Amsterdam en al zijn bewoners, huizen, winkels en straten als één groot toneelstuk kwam mij absurd voor. Het idee dat toeristen mij zouden zien als een actrice wanneer ik ze bij gebrek aan een fietsbel bijna van de sokken rijd, is ook niet aannemelijk. Maar de vraag van de jongen hoe laat we beginnen met lopen leek oprechte interesse te
zijn naar het tijdstip waarop het grote schouwspel van start gaat. Dat er echt mensen wonen in de idyllische grachtenpanden die hij kende uit zijn reisgids was voor hem minder geloofwaardig. Zelf in Amsterdam wonend is dit een op zijn minst opmerkelijk verhaal. Het is dan ook veelvuldig onder vrienden rondgegaan als vermakelijke anekdote; als de jongen geweten had hoeveel er om hem gelachen was, had hij nooit meer een stap in Amsterdam durven zetten. Maar afgelopen week kon ik me zijn vraag beter voorstellen. Ik liep door de straten van Dublin, waar ik voor een paar dagen was, meteen ook mijn eerste Ierse bezoek. Het cliché beeld dat ik van Ierland had werd dusdanig bevestigd dat ik ook bijna begon te twijfelen aan de authenticiteit ervan; de pubs zagen er stuk voor stuk uit als Irish pubs zoals ik ze kende in Nederland. Via boeken, plaatjes, reisgidsen en verhalen had ik mezelf verder een beeld gevormd van de pubs, er niet van uitgaande dat dit beeld zou kloppen in Ierland zelf. Zoals de vakantiefolder met de voordelige, prachtig romantische hotelkamer die bij aankomst niet blijkt te bestaan, laat staan het bijbehorende uitzicht vanaf het balkon op een wit strand
met blauwe zee. Of, zoals een Chinese jongen die ik in het buitenland ontmoette, tegen mij zei: “Oh! You’re from Holland! So you walk on wooden shoes!” En zo had ik verwacht dat de pubs in Dublin er niet als ‘Ierse pubs’ uit zouden zien zoals ik ze kende van het Leidseplein in Amsterdam en elders. Maar tot mijn verbazing bleken de pubs in Dublin wel degelijk op de Ierse pubs die ik in mijn hoofd had te lijken. De pubs zelf, de mensen, de halve liters Guinness, de live muziek... Het paste allemaal precies in mijn cliché beeld van Ierland. Hierdoor kreeg ik in eerste instantie ook bijna het gevoel dat er theater voor me gespeeld werd. Maar eerlijk is eerlijk; ook de schaduwen in Plato’s grot waren er niet geweest zonder dat er daadwerkelijk mensen buiten die grot liepen. Ook als een beeld niet geheel overeenkomt met de werkelijkheid bestaat er wel een werkelijkheid die vooraf gaat aan het beeld. Het idee dat gegeven en gevormd wordt komt ergens vandaan, de vraag is alleen waar het vandaan komt en van wie. Maar het is een vreemde transformatie hoe er een beeld ontstaat over een bepaalde plek, dit ver-
volgens verspreid wordt en dat uiteindelijk zo cliché overkomt op buitenstaanders dat deze het beeld ongeloofwaardig vinden of als ‘nep’ beschouwen. Zoals ik bijna het gevoel kreeg dat mensen in de pubs in Ierland typische Ieren speelden, zo dacht de Amerikaanse jongen dat heel Amsterdam theater speelt. Nu is het interessant om te weten wat het clichébeeld precies is dat mensen hebben. Dus als ik een volgende keer de vraag krijg over hoe laat ik begin met mijn acteerkunsten als bewoonster van Amsterdam zal ik in mijn rol blijven, snel om me heen kijken, en de desbetreffende persoon dan toefluisteren: “We’ll pick you up at five tomorrow morning. Our round starts very early. But don’t tell anyone that we’ll take you with us. It’s the secret of Amsterdam.” Dan wordt het pas echt leuk; hoe zal een Amerikaan een ‘echte Amsterdammer’ spelen? Lieke Wissink
Ik zie het altijd voor me als een oude koning, grijs en gerimpeld, maar nog altijd recht overeind in zijn troon, gerespecteerd, geliefd. Europa. Haast als een monument geworden, nog niet geheel ontdaan van de oude macht en glorie, maar niet meer van nu. De wereld, het echte leven, het echte avontuur, ligt buiten die grenzen. Toch besloot ik deze zomer om niet mee te doen aan het altijd maar verder weg. Europa heeft mij genoeg te bieden voor een levenlang reizen. Maar deze statige oude man bekijk je niet zomaar vanuit een hop-on-hopoff bustour, of in een 10-daagse rondreis. Nee door europa reis je met klasse, in een al net zo statig voertuig als europa zelf, trouw, rechttoe rechtaan en onverwoestbaar. Na een bezoekje aan een ns-kantoortje was de vakantie geregeld. Samen met mijn vriend ging ik 21 dagen met de trein door Europa.
CUL december 2008 - Europa
De eerste stop was Schaffhausen (Zwisterland), voor de grootste waterval van Europa. De rijn loopt hier in een bocht en valt, vlak voor de draai in de gehele breedte zo’n 23 meter naar beneden. Omdat mijn vriend niet zo van reizen houdt, maar wel van watervallen moesten er – ter compensatie van het gemis van zijn computer, dvd’s en gitaren, veel watervallen bekeken worden. Zo kwamen we uit in de valei van de watervallen, ook in Zwitserland. Waar we kampeerden in een grote kloof vol van lange dunne watervallen en gletsjerwatervallen verborgen in grotten. Na een paar dagen naar stromend water gekeken te hebben, was ik helemaal klaar met dat te perfecte Zwitserse landschap, het gras felgroen, de bergen met besneeuwde toppen en alles tot in de puntjes verzorgd. Het benauwde me. Gelukkig vertrokken we naar het landschap waar ik van houd. Het begon al zo gauw we de grens met Italië over waren: een droog landschap, rotsen, uitgedroogde rivieren, de stationnetjes oud en vervallen, met oude mannetjes op bankjes en in de trein geen conducteur meer te bekennen. Daar lijken ze niet aan te doen buiten Nederland en Zwitserland, want zodra de trein de grens over stak bleven de conducteurs (die in Zwitserland fanatiek soms wel elk uur langs kwamen) weg. In Italië hebben we veel ijs en pizza gegeten, uren in het lauwe water van Lago d’Orta gehangen en veel wijn gedronken. De volgende stop op onze ronde van Europa was Antibes, een klein plaatsje aan de Franse zuidkust, waar de allerrijkste mensen van de wereld wonen. Wij kenden er toevallig een paar en konden logeren in een luxe villa, tussen die van Poetin en de Engelse koningin in. Annie M.G. Schmidt had er ook ge-
woond, vertelde onze gastheer trots. Behalve dat de heuvels bezaait waren met villa’s en de wegen vol stonden van asociale auto’s, lag ook de zee vol van grote jachten (sommige eerder cruiezeschip dan plezierboot) en de hele dag vlogen helikopters af en aan (de makkelijkste manier om vanuit je achtertuin direct op je boot te komen). Na twee dagen champagne pakten we onze schamele backpacks weer op en vervolgden onze tocht. Barcelona was het volgende doel, maar dat bleek iets te veel gevraagd in één dag, zeker als je halverwege per ongeluk de trein terug neemt en daardoor voor de tweede keer die dag in Avignon terecht komt, zonder de brug gezien te hebben. Uiteindelijk na anderhalve dag in het gangpad van overvolle treinen gezeten te hebben, was het daar dan: Barcelona. Onze camping lag tussen de snelweg en de zee ingeklemd, maar de laatste was zo heerlijk van temperatuur dat we de voorbij razende auto’s snel vergaten. Hoewel we allebei niet zo van moderne kunst houden, vielen we toch voor Gaudi’s schattige gebouwen. Het voelde als de Efteling, dat een stad er zo vrolijk en gekleurd uit kan zien! De Sagrada familia was mijn absolute favoriet, ik wist niet dat er zulke gebouwen konden bestaan. Ik liet meteen weten dat deze bovenaan mijn verlanglijstje stond voor mijn toen al snel naderende verjaardag. (Uiteindelijk moest ik genoegen nemen met een boek over de Sagrada.) Vanwege tijd en geldgebrek gingen we nergens in, maar twee dagen door de stad sjokken was al fantastisch. En dat ene restaurantje aan de snelweg ook. Daarna door naar wat onze laatste stop zou worden: een oer-Hollandse familie camping in Frankrijk. Mijn zusje werkte er die zomer en we konden er dus gratis logeren. Vergeleken met de vriendelijke Zwitserse wandelaars die ons een lift gaven, de vrolijke Italiaanse obers, de rijke wereldburgers aan de zuidkust en het oude mannetje dat midden op het station van Barcelona spontaan in zingen uitbarstte, leken deze Nederlands heel wereldvreemd. Mijn vriend werd met zijn Sri-Lankaanse kleurtje vreemd aan gekeken. De kinderen vroegen zich verbaast af of hij te lang in de zon had gezeten en de volwassenen vroegen aan mijn zusje of ‘die neger’ mij niet sloeg. Gelukkig was er wel patat. En toen met de Talys terug naar Nederland. Ondanks niet ver van huis geweest te zijn, betrapte ik mezelf erop dat mijn hart even sneller ging kloppen toen ik weer zo’n vertrouwde blauw-gele stalen vriend zag. Vertraging of niet, de Nederlandse treinen zijn toch wel de leukste.
Kaya Bouma
Hoewel we eerst in het park op een betonnen rand zaten, verplaatste de groep zich na een kwartiertje naar één van de portiekjes aan de rand van het park. Hier zaten ze altijd als het regende of als er geblowd ging worden en die dag was het omdat er, voor het eerst in mijn bijzijn, geblowd ging worden. De reden dat ze dan juist hier gingen zitten is niet geheel duidelijk aangezien je ook daar, net als in de rest van Manchester, door camera’s werd bespied. Niet dat ik dat toen al doorhad, nee, ik vond het er ook wel ‘nice and warm’. Toen de joint aan mij aangeboden werd waren CCTV of het Engelse verbod op wiet dan ook wel
waarvan de volgende toch wel het meest terugkwam: ‘Dan ben je 24 en word je opgepakt voor blowen. Dan ben je 24 en word je opgepakt voor blowen!’ Dit werd onderbroken toen er gesproken werd en wel door de jongen van wie de wiet was geweest, Dale, één van mijn belangrijkste informanten. Hij zei dat hij de joint had gerold en liet de politieagenten een leeg zakje zien. Hierna werd hij grondig gefouilleerd en kregen wij allemaal een preek zoals het agenten op softdrugs jacht betaamt; een hele grote. Gedurende deze preek bleef iedereen wat gespannen aangezien we allemaal wisten dat Dale
het laatste waar ik aan dacht. Wat ik wel dacht was het volgende: ‘Wat zouden Hammersley en Atkinson hier van vinden?’ en ‘Verandert dit mijn positie als buitenstaander niet al te drastisch?’. Deze vragen, die trouwens een einde maakten aan mijn eeuwige twijfel over het feit of ik wel een ‘echte’ antropoloog ben, werden gelukkig na enkele seconden weggedrukt. Eén trekje zou dat verschil niet maken en daarbij, ik had wel zin in een blowtje, na al die pints. Net toen ik het tweede hijsje nam, hoorde ik het, de zin boven dit stukje. Het was één van de twee undercoveragenten die recht achter mij stonden. Ik verstijfde en probeerde de joint in mijn hand verborgen te houden. Dit leek te lukken want het bleef stil, heel stil. Niemand zei wat waarna de politie ons duidelijk maakte dat ze ons allemaal zouden fouilleren als dit zo bleef. Hierop maakte ik heel onopvallend de joint uit tegen de muur waarna ik ‘m in m’n broek stopte. Ook nu gierden de gedachten weer door m’n hoofd. Gedachten
nog minstens vier gram in zijn broek verstopt had zitten. Gelukkig bleek de CCTV niet zover te reiken en kwamen wij er allemaal met de schrik vanaf. Sterker nog, de jongeren konden me alleen maar meer waarderen omdat ik de joint had verstopt en er zelfs nog een stukje van over was! Hoewel zij die meteen op gingen roken, heb ik ‘m afgewezen. Ik wilde naar huis. Zou dit zijn wat mijn begeleider bedoelde met ‘deep hanging out’? Lisette Dekker
CUL december 2008 - Europa
Eigenlijk begon het allemaal twee weken eerder; toen ging ik namelijk voor het eerst echt ‘native’ tijdens mijn veldwerk in Manchester. Dit veldwerk doe ik in een park in het centrum van de stad, genaamd Urbis. Hier onderzoek ik het gedrag van de alternatieve jongeren die er rondhangen en hun gebruik van de publieke ruimte. En twee weken geleden, na lang observeren en vele kleine gesprekjes was het zover: het werd normaal gevonden als ik erbij zou blijven hangen.
Lévi-Strauss once spoke, famously, of the ‘three mistresse’ of his youth: geology, psychoanalysis and Marxism. To him, these ways of approaching the world represented three facets of the same crystal, since they all implied that the truth lies beneath the surface. In the case of geology, this is literally the case; you have to dig and hack in order to get somewhere. Freud's psychoanalysis was based on the premise that the conscious mind is shaped in crucial ways by the subconscious and early childhood experiences, while Marx and Engels saw hegemonic ideologies as expressions of false consciousness. Lévi-Strauss, who, incidentally, celebrated his hundredth birthday on 28th of November this year, would eventually go on to develop his own theoretical universe where individual subjectivity was merely a reflection of greater forces hidden from view. Structuralism went out of fashion a generation ago, although its influence lingers (often unconsciously...), but all anthropological research proper is in fact based on the same intuitive belief that in its day led LéviStrauss to formulate the principles of structuralism. Like geology, psychoanalysis, Marxism and structuralism, anthropology is about excavating that which is hidden from view and revealing its true significance. The firsts fact of anthropology is that nothing is quite what it seems. If you want home truths, as Clifford Geertz once put it, you might as well stay at home. If you just want to have your own worldview confirmed, stay away from anthropology. And if you cannot live with cognitive complexity, find something else to do. Anthropology is the most humanistic of the sciences and the most scientific of the humanities (in the words of Eric Wolf), and it eschews simplification for the sake of it.
CUL december 2008 - Europa
Who but an anthropologist would have said, in the USA of the 1920s, that white middle-class Americans had a lot to learn from heathen Polynesians when it came to child raising? Who but an anthropologist would have compared contemporary Olympic Games to ancient rituals from Southern Africa? And – most shocking of all – who but an anthropologist would have argued that contrary to common belief, the unwashed pagans of the Trobriand Islands were neither super rational nor fundamentally irrational in their economic dealings with others, but more or less like ourselves?
The Entfremdung of anthropological narratives, whereby commonly held notions about the world are turned upside-down and inside-out, is an almost trivial exercise for the field anthropologist, and it comes by itself through the field experience, which always aims – regardless of the anthropologists' theoretical ambitions or orientations – to capture and elucidate the Lebenswelt, the lived experience, of the people described. It comes by itself, perhaps, but it is not easily conveyed in an increasingly smug and self-satisfied North Atlantic public sphere. When, twenty years ago, I wrote my first newspaper article about Mauritius, I argued that Norway might have something to learn from this Indian Ocean society when it came to peaceful coexistence between different ethnic groups. The response was silence (and perhaps a bit of discreet laughter). If some anthropological character comes out and explains in public that the security and integrity of the family are highly valued among most people from the Middle East and South Asia, they are routinely, and immediately, accused of cultural relativism and moral turpitude, the confused defenders of medieval family structures and oppressive religious practices. The shrunken world in which we all now live is also a world of heightened frictions between different, often rivaling ways of life. By taking the work of the interpreter and translator seriously, anthropologists are frequently caught in the crossfire between human rights activists and minority advocates. Indeed, this is probably where we ought to be – on the frontier between life-worlds, but also between interpretation, analysis and normativity. Since the main moral lesson of anthropology is that all human lives have the same value, such a liminal position is not only necessary, but ultimately desirable. There is no easy way out, and there are no simple answers, but at least we are in a privileged position enabling us to ask some of the questions. Thomas Hylland Eriksen University of Oslo
Rob van Ginkel is maritiem antropoloog (zie ook ‘Op de bank met…’) en schreef ‘Coastal Cultures: an anthropology of fishing and whaling traditions’. Van Ginkel: ‘Despite the profound shift in the occupation’s social status and imagery, fisher folk still take pride in it and they thoroughly enjoy what they do. Fishing is not merely a job, it is also a way of life.’ (van Ginkel, 2007: preface). In zes essays beschrijft hij het leven, de tradities, de taboes en de identiteit van vissers in verschillende vissersgemeenschappen. Het eerste essay is een beknopte inleiding in de maritieme antropologie en in de daarop volgende essays worden vissersgemeenschappen van onder andere Sicilië, de Faroe eilanden, de Verenigde Staten en Texel beschreven. Vooral interessant zijn de essays ‘Bloody Rituals’, ‘An Ounce of Luck is Better Than a Pound of Wisdom’ en ‘A Matter of Honour’. De twee laatstgenoemde essays gaan over vissersgemeenschappen in Nederland, namelijk Yerseke in Zeeland en de vissersgemeenschap op Texel. Het is interessant om te lezen over deze gemeenschappen: in de media worden vissers vaak slechts getoond als de eerder genoemde boosdoeners. Van Ginkel laat zien dat de vissers, zowel in Yerseke als op Texel, hechten aan traditie en ‘oude’ omgangsvormen ook al zijn er veel dingen veranderd door de komst van wetten die bijvoorbeeld de visvangst beperken. Zo wordt geluk nog steeds als een bepalende factor genoemd voor het behalen van een goede vangst, ondanks de moderne technieken die het vangen van vis een stuk gemakkelijker maken. Ook is competitie een belangrijk aspect van de visserij: op Texel is de big man nog steeds diegene die het meeste vis heeft gevangen. In ‘Bloody Rituals’ worden twee oude rituelen van het doden van grote zeedieren vergeleken. Het ene ritueel vindt plaats op Sicilië en wordt de mattanza genoemd. Tijdens deze mattanza wordt de bedreigde blauwvin tonijn gevangen in grote netten, waarna de tonijn in het water door enkele vissers wordt gedood. Het tweede ritueel is de Grindadráp, waarbij (Griend) walvissen naar de kust van de Faroe eilanden worden gedreven waar ze vervolgens worden gedood. Deze walvissen zijn echter geen bedreigde diersoort. Toch kent de Grindadráp een veel groter protest dan de mattanza; er zijn vele internationale actiegroepen die proberen de Grindadráp te stoppen, terwijl het vangen van de bedreigde blauwvin tonijn nauwelijks protest ontketent. Een verklaring die hiervoor gegeven wordt is dat de walvis een bijna iconische status heeft, mede dankzij films als Free Willy, terwijl tonijn als een ‘gewone vis’ wordt beschouwd. ‘Coastal Cultures’ is een interessant boek omdat het vissers, en de visserij en zijn tradities van een kant laat zien die voor weinigen echt bekend is. Vaak blijft men hangen in stereotiepen, en dat is zonde. Annemarie Sterk Mede mogelijk gemaakt door Uitgeverij Het Spinhuis
CUL december 2008 - Europa
Zware stormen, heftige golfen, houten bootjes en stugge, stoere mannen vechtend met het water: dat moeten vissers zijn. Door de eeuwen heen zijn vissers vaak op deze ‘romantische’ wijze geportretteerd, en dat is opmerkelijk. In real life werden ze toch vooral gezien als een stelletje achterlijke armoedzaaiers, die onderaan de sociale ladder stonden. Ook tegenwoordig hebben de vissers geen hoog aanzien in de publieke opinie. Vissers worden beschouwd als de boosdoeners die zeeën leegvissen en daardoor verantwoordelijk zijn voor het uitsterven van vissoorten. Ze liggen continu onder vuur van verschillende natuurorganisaties.
CUL december 2008 - Europa
CUL december 2008 - Europa
Verwestersing in India, Veroostersing in Nederland
Moderne middelen van transport en communicatie, zoals televisie en internet, hebben in de afgelopen decenn migratiebewegingen, goederenstromen en financiële transacties versterkt het idee van de wereld als een global village de rest van de wereld. Het omgekeerde is veroostersing, de verspreiding van invloeden vanuit het Oosten naar het W en veroostersing van het Westen zijn nauw met elkaar verweven en ze kennen een lange geschiedenis.
In hun fotoproject gaan Huib Rutten en Mario Rutten ervan uit dat westerse invloeden in India en Indiase invloeden in een breed veld aan thema’s: huisinrichting, religie, kleding, straatbeelden, economische bedrijvigheid, toerisme, sport e Als voorbeeld van de toenemende veroostersing van Nederland is dit project een ‘joint-family’ activiteit van twee broe aan de Universiteit van Amsterdam.
CUL december 2008 - Europa
nia grote delen van de wereldbevolking dichter bij elkaar gebracht dan ooit tevoren. De explosieve toename in e. Vaak stellen we globalisering gelijk aan verwestersing, de verspreiding van invloeden vanuit Europa en Amerika naar Westen. Die krijgt veel minder aandacht en wordt vaak als een bedreiging gezien. Maar verwestersing van het Oosten
CUL december 2008 - Europa
n Nederland twee kanten van dezelfde medaille van globalisering vormen. Aan de hand van dubbelportretten tonen zij en consumptie. ers: Huib Rutten is freelance fotograaf, Mario Rutten is hoogleraar Vergelijkende Antropologie en Sociologie van AziĂŤ
CUL december 2008 - Europa
Zoals in veel Europese steden zijn er in Londen buurten met een overwegend niet-inheemse bevolking. Ga naar Green Street bij het negentiende eeuwse Upton Park underground station aan de oostkant van Londen. Dat is een drukke, enigszins armoedige winkelstraat met lelijke winkelpuien en een morsige, maar levendige, overdekte markt. We staan in het vibrerende centrum van het Londense Pakistan (met dank aan Mario Rutten) en op straat wordt geen woord Engels gesproken. Vrouwen zijn traditioneel gekleed, sommigen hebben een gezichtssluier en slechts een enkeling draagt westerse kleding. De straat functioneert als een Oosterse bazaar en de winkels bieden alles wat Pakistanen zo nodig hebben: halalvlees, elektronica, een Pakistaanse Khan Fried Chicken, huwelijksjuwelen en kostbare bruidsjurken. Overigens wonen er in Upton Park ook Indiërs, zoals zal blijken. Vlakbij Liverpool Station ligt Brick Lane waar veel Aziatische restaurants en winkels zijn. De straat is een voorbeeld van de negentiende eeuwse arbeidersstraten die zo kenmerkend zijn voor East End. De Britse journalist Tarquin Hall schetst in zijn Salaam Brick Lane (John Murrey 2005) een portret van oude en nieuwe bewoners en laat zien dat een achterbuurt niet per se een probleemwijk is. Hall heeft enkele jaren als journalist in India gewerkt als hij terugkeert naar zijn geboortestad Londen. Zonder baan is hij gedwongen een goedkope studio te huren in Brick Lane in East End. De wijk kent een lange geschiedenis van migranten die zich daar hebben gevestigd. Aan het eind van de negentiende eeuw arriveerden grote aantallen joodse migranten uit Rusland die de pogroms waren ontvlucht. Brick Lane werd het drukke centrum van een overbevolkte en armelijke joodse buurt. Lang leefden deze joden in hun eigen wereld waar geen woord Engels werd gesproken en bijna niemand ooit een goy ontmoette. Niet veel anders als de
Pakistanen in Green Street. Van dat joodse leven is niets meer over, de joodse bewoners zijn vertrokken naar betere buurten in het noorden van Londen. Tegenwoordig wonen er veel mensen uit Bangladesh en is de vroegere koosjere slager een halalslager geworden en de synagogen zijn vervangen door moskeeën. Er wonen ook nog wat Britse Eastenders die cockney spreken en slangrijmpjes gebruiken. Zoals veel Londenaars gaan ze graag naar de Rub-O-Dub om een pig’s ear te drinken. De schrijver bedenkt dat hij na zijn ervaring in India geen moeite zal hebben om tussen Aziaten te wonen, maar hij vreest die proletarische Eastenders met hun pesterige humor. Hall ontdekt dat vrijwel alle vijftigduizend Bengalen in East End en het nabijgelegen Whitechappel uit dezelfde streek in Bangladesh komen, zodat veel van hen met elkaar verwant zijn of elkaar van gezicht kennen. Wanneer Hall’s huurbaas Mr Ali iemand ergens voor nodig heeft, is er altijd wel een oom of neef die hem kan helpen: ‘my sister ‘er ‘usband’s brother’s son’s a dentist.’ Mr Ali is een moslim en houdt zich aan de eetregels tijdens de Ramadan, maar aan Hall vertelt hij dat hij de hele dag denkt aan een Whopper Cheese Burger met cola. De dubbele cultuur waarin Mr Ali leeft veroorzaakt een tragisch dilemma met betrekking tot zijn jongste dochter, een uitstekende scholiere met hoge cijfers bij haar eindexamen. Ze wil in Cambridge studeren. Maar als ze daar studeert kan ze niet meer bij haar ouders wonen. Haar moeder, familieleden en buren denken dat ze dan in de prostitutie terecht zal komen. Ze zijn het er over eens dat ze onmiddellijk moet trouwen. Aan de ene kant ziet Mr Ali heel goed dat verder studeren een geweldige kans voor zijn dochter zou zijn, maar anderszijds durft hij zich niet te verzetten tegen de uit Bangladesh overgeplaatste cultuur. Als fraai contrapunt vertelt Hall over de aanvankelijke problemen van zijn Indiase vriendin en latere vrouw Anu met de Engelsen. Ze hebben elkaar leer-
maanden door, totdat plotseling een brief van Mrs Suri arriveert met een uitnodiging om samen op bezoek te komen. Ze reizen naar Upton Park undergound station en lopen door Green Street naar het huis van de tante. Dat blijkt vol te zitten met andere tantes en hun kinderen. Als eerste test krijgt Hall een schaal met burfi aangeboden, een soort hapje van zure kaas dat alleen Indiërs lekker vinden. Hall zegt dat het heerlijk is en de tantes knikken instemmend. Na veel gepraat blijkt indirect dat Anu’s ouders zich hebben neergelegd bij het huwelijk van hun dochter met een buitenlander. Maar eerst moet de horoscoop van beiden worden geraadpleegd voordat het huwelijk door kan gaan. Daarna biedt Mrs Suri nog aan om hun huwelijk te organiseren, maar ze weigeren beleefd. Anu wil eigenlijk in India trouwen. Brick Lane is een straat met een grote dynamiek en ondernemende bewoners die sociaal willen stijgen, maar zichzelf en elkaar soms in de weg zitten. Maar dat ze zullen vertrekken uit de buurt begint al zichtbaar te worden en waarschijnlijk woont er over dertig jaar een andere groep migranten. Of de buurt is dan veryupt want dat is ook aan de gang. Mr Ali besluit voor veel geld zijn pand te verkopen. Salaam Brick Lane is een prachtig boek, en ik heb nog niet eens verteld over de Indiase antropoloog uit Calcutta die in Benglatown onderzoek doet en Hall herhaaldelijk voorhoudt dat de Engelsen hun eigen identiteit verliezen met al die vreemde invloeden.
Bert Schijf
CUL december 2008 - Europa
de kennen toen ze beiden in India woonden, hoewel Anu in Amerika is opgegroeid en een Amerikaans pasport heeft. Ze is in India gaan wonen om te ontsnappen aan de benauwende wereld van een Indiase diaspora in provinciaals Amerika. Zoals velen voor haar klaagt ze over de afstandelijkheid van Engelsen en haar Amerikaanse accent helpt ook niet. Ze is eenzaam en ongelukkig en voelt zich niet thuis in Londen. Als Indiase Amerikaanse zijn de Bengalen al net zo vreemd voor haar als de Engelsen. Ze verlangt naar Indiase gerechten en ergert zich aan het weinig authentieke eten in de curryrestaurants van Brick Lane. Gelukkig beginnen de Engelsen en Londen na een tijdje te wennen en vindt ze een baan, want anders was het slecht afgelopen met de relatie. In Mr Ali ziet ze een luie, Zuidaziatische macho die alles op een koopje doet. Ze valt frontaal aan door hem te beledigen waar zijn handelspartners bij staan. ‘He is so greedy that he refuses to fix the boiler so that another man’s daughter must wash in freezing water.’ Dat helpt. In de kortste tijd zijn de noodzakelijke reparaties uitgevoerd. Het stel zit met een ernstig probleem omdat hun ouders tegen de relatie zijn. Maar terwijl Hall’s ouders alleen maar tegen zijn, schakelt Anu’s moeder, die in Florida woont, The International Sisterhood of Indian Aunties in, zoals Anu hen spottend noemt. Die onderhouden over de gehele wereld contacten met elkaar. Op een vroege zondagochtend worden ze opgebeld door de Indiase Mrs Suri uit Upton park die uit het hetzelfde dorp als haar vader komt en familie is. Ze blijkt de kordate bijenkoningin van alle bemoeizuchtige tantes te zijn en heeft haar huis als een klein paleisje ingericht met een hofhouding van lokale tantes. Anu ziet zich gedwongen bij haar op bezoek te gaan en merkt dat Mrs Suri via haar moeder alles over haar weet. Ze krijgt te horen dat ze met een Indiase man moet trouwen. Vanaf dat moment ontvangt Anu over de post beschrijvingen van aanbevolen huwelijkskandidaten, zeer tot haar ergernis. Dat gaat zo
CUL december 2008 - Europa
Na anderhalf jaar in Londen te hebben gewoond gaat Sohang (23 jaar) begin december terug naar zijn geboortedorp in India. “Ik heb het niet makkelijk gehad in Londen, maar ik heb ook veel geleerd,” zo vertelde hij mij op een zondag. “Ik kwam hier vorig jaar in augustus aan en in februari besloot ik om aan het eind van dit jaar al terug te gaan, hoewel ik een visum had gekregen voor twee jaar.” In India was Sohang een kleine handelaar in aandelen. Om naar Londen te komen moest hij in totaal 3.000 pond betalen aan bemiddelingskosten en een vliegticket. De eerste weken in Londen kon hij geen werk vinden en leefde hij van zijn spaarcenten uit India. Uiteindelijk vond hij een baan als klusjesman in een verzorgingstehuis. “Toen ik de eerste dag op mijn werk aankwam vertelde mijn baas dat ik de tuin van het tehuis moest opruimen. In India had ik nog nooit dat soort werk gedaan; schoonmaken doen andere mensen in ons dorp. Ik ben naar het toilet gegaan en heb minutenlang
werken niet hard genoeg, waarom zijn jullie hiernaartoe gekomen?” Sohang kon zich niet inhouden en antwoordde: “Heeft u hier blanken gezien die jullie verzorgen? Er werken hier alleen Aziaten en Afrikanen. Als wij er niet waren, kon u nu niet verzorgd worden. In het afgelopen jaar is niemand u komen opzoeken, maar wij zijn er wel om met jullie te praten en jullie te verzorgen.” Hoewel deze bewoner een klacht tegen Sohang indiende bij het management, werd er verder geen actie ondernomen. Achter de schermen was men het met Sohang eens, maar hem werd wel gevraagd zich in het vervolg niet meer te laten gaan. Meerdere malen gaf Sohang aan dat hij in eerste instantie naar Londen was gekomen om geld te verdienen, maar dat was hem behoorlijk tegengevallen. “In India verdiende ik 25.000 roepies per maand met mijn handel in aandelen en had ik verder geen kosten omdat ik thuis woonde.
zitten huilen. Een paar dagen later kreeg ik de opdracht de binnenmuren van een kamer te verven. In India huren we zes mensen in als ons huis geverfd moet worden en ik dacht dan ook steeds tijdens het verven: wat doe ik hier, ben ik hiervoor naar Engeland gekomen?” Na een paar maanden kreeg Sohang een baan in de keuken van het verzorgingstehuis. Sindsdien bestaat zijn werk uit het dekken van tafels, het opwarmen van het eten, het helpen van bewoners die niet zelf kunnen eten, het afruimen van tafels en het schoonmaken van de vloer in de eetkamer. Hoewel Sohang het langzamerhand meer naar zijn zin heeft gekregen op zijn werk, moet hij soms discriminerende opmerkingen van bewoners aanhoren. Een keer schoot hij echt uit zijn slof, zo vertelde hij. Een blanke bewoner die op zijn eten zat te wachten begon hem uit te schelden. “Jullie Aziaten doen je werk niet goed”, zei hij, “jullie
Hier in Londen houd ik aan het eind van de maand 30.000 roepies over na aftrek van al mijn kosten. In de afgelopen periode heb ik vaak gedacht: ben ik nu helemaal naar Londen gekomen om dit soort werk te doen voor slechts 5.000 roepies (€ 80) per maand? Ik ben daarom heel blij dat ik binnenkort terug ga naar India.” Ondanks alle problemen gaf Sohang op andere momenten aan ook mooie ervaringen te hebben gehad in Londen. Samen met elf andere jongeren uit zijn geboortestreek in India woont hij in een huurhuis, waar ze ’s avonds en in het weekend veel plezier hebben. Soms gaan ze in het weekend naar een park of een bezienswaardigheid, op andere dagen vieren ze een verjaardag of een Hindoe feestdag. Daarnaast heeft hij ervaringen opgedaan waar hij vooraf geen rekening mee had gehouden. “Thuis in India ben ik de enige zoon en hoefde ik helemaal niets te doen. Ik ging zitten als
we neer op beroepen zoals kapper of schoonmaker. Maar als ik straks in India terugben ga ik wel bij de kapper eten als hij een feest geeft. Ik heb in Londen geleerd dat alle beroepen belangrijk zijn, want als sommige taken niet worden uitgevoerd moet je het zelf doen. Als de kapper ons haar niet knipt, moeten wij zelf ons haar knippen. En als de schoonmaakster onze vloeren niet schoonmaakt, moeten we dat ook zelf gaan doen. Ook laag werk, zoals schoonmaken en bedienen, is belangrijk en hier in Londen wordt niet op die manier neergekeken op de mensen die dat doen, zoals dat bij ons wel gebeurt. Ik ben me daar nu veel meer van bewust door mijn verblijf in Londen en het werk dat ik hier heb moeten doen. Dat heeft me veranderd en het is een ervaring die ik mee terugneem naar India.” In december ga ik naar India en zal ik Sohang in zijn geboortedorp opzoeken. Ik ben benieuwd of hij zijn voornemens uit Londen al heeft kunnen uitvoeren in India en hoe zijn ouders en vrienden daar tegenaan kijken...
CUL december 2008 - Europa
het eten klaar was en na afloop pakte mijn moeder mijn bord van tafel en waste dat af. Als ik thee wilde vroeg ik dat aan mijn moeder. Ik wist zelfs niet hoe ik thee moest zetten of borden moest afwassen voor ik naar Londen kwam. Ik wist ook niet hoe ik de was moest doen of hoe ik moest strijken. Wij gaven gewoon de was aan de bediende en mijn kleren bracht ik naar de istriwala die de volgende dag de kleren dan gestreken bij ons thuis afleverde. Hier in Londen moest ik leren alles zelf te doen. Ik heb geleerd thee te maken, de was te doen, te strijken en zelfs kan ik nu koken als het nodig is. Ik weet nu dat ik ook voor mijzelf kan zorgen, daar ben ik trots op en dat is een belangrijke ervaring die ik uit Londen meeneem.” Sohang vertelde dat hij ook onder de indruk was van het feit dat in Londen mensen in principe gelijk zijn. “Hier wordt geen onderscheid gemaakt op basis van beroep, zoals bij ons in India. Wij geven bijvoorbeeld de kapper bij ons thuis eten op een speciaal bord en hij krijgt water in een speciaal glas dat wij daarna apart afwassen en apart wegzetten. En als de kapper ons uitnodigt voor een feest, dan gaan we er wel heen maar we blijven niet eten. We geven hem ons cadeau en zeggen dat we net hebben gegeten en daardoor niet kunnen blijven voor de lunch of het avondeten. Daarna gaan we echter naar huis om alsnog te eten. De kapper weet dat, maar dat zijn nu eenmaal onze gewoontes. In India zijn mensen niet gelijk en kijken
Kopenhagen is een stad met kleine huisjes, lieve parkjes, nieuwste mode en lekkere ijsjes. De Deense stad is echter meer dan dit want in het centrum, op loopafstand van de hippe winkelstraten, bevindt zich een heel andere wereld. Er is een afgesloten samenleving waar geen auto’s mogen rijden, geen belasting betaald hoeft te worden en waar een geheel andere levensstijl wordt nageleefd. Een klein eiland midden in Europa. Christiania is een kleine gemeenschap met ongeveer duizend inwoners waar anarchie en liefde hoog in het vaandel staan. Tegenwoordig bestaat er veel onbegrip voor deze samenleving en wordt het gezien als een broedplaats voor criminaliteit en harddrugs. Het sociale experiment schijnt mislukt te zijn. Ruigoord is een cultureel centrum vlak bij Amsterdam dat ooit op dezelfde manier is begonnen als Christiania. Voor het 35-jarig bestaan van Ruigoord, afgelopen zomer, is een groep kunstenaars naar Kopenhagen vertrokken om daar steun te betuigen aan een, volgens hen, wél geslaagd sociaal experiment van innovatie en idealisme. Ik sprak hierover met Hans Plomp, een voormalige bewoner van Ruigoord en een van de tachtig personen die deze zomer in Christiania is geweest.
CUL december 2008 - Europa
Christiania is ontstaan in 1970, doordat een groep mensen, op zoek naar een groene plek voor hun kinderen, een verlate legerplaats kraakte. Deze groep mensen groeide en langzaam vormde zich een kleine gemeenschap, en uiteindelijk een heus dorp. Een dorp met scholen, kinderopvang, een vuilnissysteem, een huursysteem en met raden waar beslissingen genomen konden worden. Het was een commune die zich afzette tegen de samenleving waarin ze zich bevonden. In de kapitalistische manier van denken en consumeren, de ideeën en de opvattingen voelden zij zich niet thuis en daarom creëerden zij hun eigen leefwijze waar ze zich wel thuis voelden. Er werd een ingenieus systeem ontwikkeld om de beslissingen in Christiania zo democratisch mogelijk te laten verlopen en er bestaan vandaag de dag dertien raden die elk een ander vlak bediscussiëren. Verder is het belangrijk dat ieder individu kan spreken en dat iedereen inspraak heeft in deze besluitvorming. Hoewel ze het zelf een langdurig proces noemen, noemen zij het ook een eerlijk proces en eerlijkheid gaat boven alles. Er is vaak geprobeerd het gebied te ontruimen maar omdat het zo groot was en er zoveel mensen leefden, is dit nooit gelukt en uiteindelijk is het geaccepteerd als sociaal experiment.
In 1973 vond een groep kunstenaars een nieuw thuis in een oud dorp vlakbij Amsterdam. Dit oude dorp zou gesloopt worden en stond vrijwel helemaal leeg. De Provo-beweging was op zijn eind en de kunstenaars zochten een plek waar zij interactief met elkaar konden wonen en leven. De kerk werd nog bewoond door een pastoor die zijn dorp had zien leeglopen en zijn kerk graag afstond aan een groep idealisten die met hem de strijd aangingen tegen de regering. Het dorp werd gekraakt, het slopen gestaakt en al snel vormde zich in het dorp een gemeenschap waar ook Hans Plomp deel van was. “Er was iets magisch aan het dorp,” vertelt hij. Opmerkelijk was dat op twee plekken in Europa, los van elkaar, communes ontstonden die open stonden voor mensen die zich niet thuis voelden in de maatschappelijke werkelijkheid, mensen die zich anders voelden en thuiskwamen in deze communes. Het gebied om Ruigoord heen werd industriegebied en de mensen die er woonden moesten weg. Maar niet helemaal, want op een industriegebied mag wel gewerkt worden. De kunstenaars hielden dus hun ateliers. De commune hield toch stand en werd een culturele vrijhaven voor iedereen die er wilde zijn. Nog steeds wordt het druk bezocht door moeders en kinderen die in de natuur willen spelen, door daklozen die hun steentje bijdragen aan de commune en door kunstenaars van verschillende richtingen die samen interactieve kunst neerzetten.
Hoewel Ruigoord werd gelegaliseerd en geaccepteerd in deze vorm is Christiania dat eigenlijk nog steeds niet. Twee jaar geleden werd er gedreigd met het sluiten van Christiania en dat wordt het nog steeds. De krantenkoppen worden steeds extremer; ze spreken van criminaliteit en harddruggebruikers die Kopenhagen onveilig maken. De politie valt vaak binnen en Hans Plomp beschrijft de sfeer tussen de politie en de bewoners van Christiania als gespannen en gewelddadig. Recent is er door de politie een hond van een van de bewoners neergeschoten, waarop als reactie een politieauto in de brand werd gestoken en er felle rellen in heel Kopenhagen ontstonden. Maar in hoeverre kloppen de berichten en in hoeverre is Christiania echt een gevaar voor de stad
Deze langdurige strijd is echter al lang niet meer alleen tussen de staat en de mensen van Christiania zelf. Ook binnen Christiania liggen veel verschillen en staan groepen lijnrecht tegenover elkaar. De eenheid die in Ruigoord zo aanwezig is, is er in Christiania niet. Dit komt voor een groot deel door het grote verschil in afmeting. Maar ook de strijd naar buiten toe zorgt voor verdeeldheid in de commune zelf. Het wezenlijke verschil tussen deze twee groepen ligt hier, zegt Hans Plomp. De reden dat Ruigoord geaccepteerd wordt door Nederland ligt ook in haar kleinheid en haar simpelheid. Christiania had misschien helemaal niet zo hoeven vechten als zij iets kleiner geweest was.
Veel kritiek over de gemeenschap Christiania betreft de afzondering van de rest van de wereld. Hans Plomp vertelde dat er juist wel theatergroepen, kunstprojecten en samenkomsten zijn die zich richten op de buitenwereld. Dat ze er een andere levenswijze op nahouden is natuurlijk wel waar. Dat ze niet mengen met de rest van de wereld is misschien ook waar. Ze lijken te kiezen om buiten de samenleving te leven en daar kun je vraagtekens bij zetten maar het kan ook zijn dat de samenleving hen juist uitsluit en dat Christiania enkel een plek bied om deze buitenstaanders op te vangen. Dat er, omdat er geen plek was voor deze mensen in het gewone Kopenhagen, een plek is gemaakt en dat deze plek zou verdwijnen met het platgooien van Christiania.
Ondanks veel verschillen en moeilijkheden in Christiania is er een band ontstaan tussen de Deense wijk en Ruigoord. In de afgelopen zomer zijn meer dan tachtig mensen van Ruigoord naar Kopenhagen vertrokken om daar samen met de Christianers een interactief festival te organiseren en meer eenheid te creëren tussen de twee gemeenschappen. Hans Plomp vertelde over het idee een stam te zijn. Ruigoord als ‘vrije geest’-stam in Nederland en Christiania als ‘vrije geest’-stam in Kopenhagen. Want hoewel er geen bloedbanden bestaan tussen de mensen uit deze communes voelt het wel als familie, als een stam, als een hechte eenheid in de rest van de wereld. In deze gedachtegang maakten de mensen op het festival van afgelopen zomer een totempaal waar iedereen iets op achterliet. De totempaal werd neergezet als teken van eenheid tussen de twee communes en het idee bestaat om nog meer totempalen achter te laten bij verschillende groeperingen in Europa en wereldwijd. Want het zijn niet alleen Christiania en Ruigoord die zich met dezelfde dromen bezighouden. Er is een scala van mensen dat zich niet thuisvoelt in de reguliere ideeën van onze Westerse samenleving. Neem het grote Burning Man festival in Amerika of gelijke groeperingen in Frankrijk. De totempaal zou symbool moeten staan voor deze eenheid in een zo verdeelde wereld. Of Christiania zal blijven bestaan? Hans Plomp denkt van wel. De dromen zijn de wereld nog niet uit en Christiania blijft een thuishaven voor veel mensen. Femke Awater
CUL december 2008 - Europa
en de staat? Er worden veel verhalen gecreëerd om afschuw en geen acceptatie op te wekken. Volgens Hans Plomp zitten er wel drugdealers maar wordt er vanuit Christiania hard aan gewerkt deze personen weg te krijgen. Softdrugs zijn altijd al gelegaliseerd en geaccepteerd in deze commune. Harddrugs niet. Toen deze scene te erg werd, hebben de moeders van Christiania zelf de touwtjes in handen genomen en een hele groep eruit gegooid. Het blijft echter zo dat er altijd mensen zijn die de vrijheden misbruiken. Toch blijft het de vraag of dit een reden is om het dicht te gooien. Volgens Hans Plomp zitten er nog steeds veel kunstenaars en theatermakers die de wereld verbreden met hun initiatieven. In Kopenhagen blijkt meer dan de helft van de mensen helemaal niet tegen Christiania te zijn. Het blijft deel van de samenleving, trekt veel toerisme en er staan monumentale gebouwen en kunstwerken die de stad volgens velen juist verbreed.
Door Merel Remkes Rob van Ginkel studeerde in 1988 aan de UvA af in culturele antropologie én sociologie. Voor zijn proefschrift deed hij onderzoek naar twee vissersgemeenschappen op Texel. Hij heeft een indrukwekkende lijst aan publicaties; zijn twaalfde boek verschijnt dit voorjaar en hij schreef zo’n honderd artikelen. In zijn werk komt een breed scala aan onderwerpen voorbij: maritieme culturen, het symbolische dier, suburbia in Nederland, geschiedenis (van de antropologie), Europese etnologie. Op een gure dinsdagmiddag in november nam Cul plaats op de bank naast Rob – overgewaaid vanuit Texel naar het Spinhuis – en vroeg hem naar zijn interesse in maritieme antropologie.
CUL december 2008 - Europa
“Dat is een van de twee zwaartepunten. De tweede is wat je heel losjes ‘Nederlandse cultuur’ kunt noemen. Er is niet zoveel overlap, hier en daar wat raakvlakken. Maar ik vind het aardig om niet alléén bezig te zijn met mensen die hun brood uit de zee halen.”
“Veldwerk heb ik alleen in Nederland gedaan, bij de vissers op Texel bijvoorbeeld. Dat zijn zeevissers, en een klein aantal garnalenvissers, die blijven vrij dicht onder de kust. En voor mijn leeronderzoek, heel lang geleden, deed ik onderzoek bij de oester- en mosselkwekers in het Zeeuwse Yerseke. Dat is eigenlijk een beetje toevallig op mijn pad gekomen. Tijdens mijn studie was ik aanvankelijk geïnteresseerd in zuidoost Azië, maar dat verschoof langzamerhand naar Europa. Er zat een hele enthousiaste club jonge antropologen die zich daarmee bezig hield. Daar gebeurde wat, daar was het te doen. Ik kwam in aanraking met een boek van David Clark over een visserijgemeenschap in Engeland, Between Pulpit and Pew. Dat ging over folk religion. ‘Goh dat is fascinerend,’ dacht ik. Toen ik meer over vissers ging lezen, ben ik er in gerold.”
“Misschien denk je bij een vissersgemeenschap aan een afgelegen, geïsoleerde gemeenschap, maar dat moet je heel gauw uit je hoofd zetten. Vissers zijn ondernemers die met schepen van zes miljoen euro werken. Maar die moderne vissersgemeenschappen hebben in sommige opzichten hele traditionele ideeën. Denk aan taboes. Waarom is dat zo? Waar kun je dat mee vergelijken? Dat wilde ik weten.”
“Er zijn allerlei zaken die je niet mag zien of niet mag noemen, omdat je anders pech zult hebben. Zoals ‘varken’, ‘schaap’ of ‘haas’. En als je onderweg naar je boot een geestelijke of een vrouw tegenkomt, soms nader gespecificeerd als ‘een vrouw met rood haar’, dan mag je niet uitvaren want dan zou er een ongeluk gebeuren. Veel vissers draaien zich dan vervolgens om en gaan weer naar huis, of voeren een reinigingsritueel uit, zoals zout over hun schouder gooien. Er ligt ook een taboe op zaken die vergeleken kunnen worden met een ongeluk. Zo mag een luik op een schip niet ondersteboven liggen, dan zal ook het schip ondersteboven komen te liggen. Of fluiten op zee is taboe omdat je anders een storm op je afroept. Wat mij opviel is dat veel van die taboes over een heel groot verspreidingsgebied in het Noord-At-
“Aanvankelijk had ik het plan om naar de Faeröer eilanden te gaan, maar het probleem is dat ze daar Faeröers spreken en dat dit nergens in Nederland onderwezen wordt. Toen ben ik naar Yerseke gegaan. Ondanks dat ik geen veldwerk heb gedaan in het buitenland, heb ik me er wel langs andere wegen in verdiept. In het boek Coastal Cultures, dat vorig jaar uitkwam, speelt Faeröer wel een rol. Ik heb me sterk ingelezen wat er daar aan de hand was en dat ben ik altijd blijven volgen. Met name de jacht op grienden, een klein soort walvis. Als die grienden langs de Faeröer trekken, worden ze de baai ingejaagd. Dan vindt er een grootscheeps ritueel plaats waarbij de beesten worden afgeslacht, waarna ze de pot in gaan. Dat griendenvlees en –spek wordt door de bewoners van de Faeröer gegeten, dat zijn hun varkens zeg maar. Zij hebben niet de industriële veeteelt die wij hier kennen. De griendenvangst is erg controversieel en er is veel protest tegen. Dat gaat soms heel ver, tot en met boycotacties en dreigbrieven. Ik heb het vergeleken met de vangst van tonijn op Sicilië. In tegenstelling tot de griend wordt de tonijn wél met uitsterven bedreigd, maar toch roept dat geen internationale weerstand op. Dat vind ik boeiend, waarom is dat protest op de Faeroër er? Het heeft alles met denkbeelden en opvattingen te maken. Wij eten wel zo een stukje vlees uit cellofaan, niet meer herkenbaar als van een dier afkomstig. Maar als je je vlees zelf doodt en opeet, dan is er van alles aan de hand. Dat vind ik een mooie puzzel, waar
een antropoloog zich in vast kan bijten. Wat ik daarmee doe, noem ik netnografie. Vanachter de computer kun je heel veel informatie genereren en analyseren. Al vervangt dat natuurlijk niet het echte veldwerk.”
“Ja, dat is het zeker. Maar er zijn al genoeg biologen en ecologen die het voortdurend hebben over antropogene effecten – effecten die door mensen zijn veroorzaakt – op de biomassa in de zee. Ik benader het onderwerp vanuit de vissers. Wat beweegt hen, wat zijn hun motieven, waar komt hun gedrag uit voort, welke opvattingen en denkbeelden hebben zij, hoe gaan zij om met de kritiek die er is, hoe proberen zij zich daaraan aan te passen? Zonder te zeggen: ‘Wat zij doen is fout, a priori’. Toen ik de eerste keer veldwerk deed op Texel, van eind ’89 tot begin ‘91, stonden vissers te boek als grote rovers, die zich nooit aan de regels hielden en voortdurend in conflict waren met de overheid over het overschrijden van hun quota. De overheid ging steeds meer regeltjes verzinnen en controles toepassen. Dat kostte enorm veel overheidsgeld. In 1993 bedachten ze een nieuw systeem, waarbij de verantwoordelijkheid bij de vissers zelf kwam te liggen. Vanaf dat moment moesten zij in groepen gaan werken. Individuele vissers brachten hun vangst in, die de groep beheerde. Samen waren ze verantwoordelijk voor de quota als geheel. Als iemand zijn quotum overschreed, dan werd de hele groep gestraft. Zo ontstond er grote sociale controle. Ook voor de vissers zaten er gunstige kanten aan dit systeem. Ze konden onderling hun quotum verhuren aan elkaar. Voorheen was je op een bepaald moment uitgevist, dan moest je stoppen. Maar mocht de ene visser nog niet zijn limiet bereikt hebben, dan kan hij een deel verhuren aan een andere visser. Over het algemeen zijn ze daar erg tevreden over en houden ze zich aan de regels. Toch blijven biologen roepen dat er overbevissing is, wat veel vissers bestrijden, vooral als het om specifieke soorten gaat. Hoe zij naar biologen kijken is voor mij weer een element voor mijn onderzoek geweest. Mooi vind ik dat.”
“Nee niet heel sterk, ik zie het wel als aparte terreinen. Al is het wel zo, als het gaat om hoe Nederlanders voorgesteld worden, dan hebben vissers daar heel lang een prominente rol in gespeeld. Vanaf het eind van de 18e eeuw vroeg men zich af:
CUL december 2008 - Europa
lantisch gebied voorkomen. Ook in andere gemeenschappen in Nederland gelden natuurlijk taboes, maar minder intensief, heb ik het idee. Hoe sterk dat nu nog is, daar zou je een mooi onderzoek naar kunnen doen. Maar dat zou ook zo kunnen mislukken omdat het vaak taboe is om over taboes te praten…”
CUL december 2008 - Europa
Welke categorie Nederlanders representeert nu het beste de Nederlandse cultuur, of de Nederlandse ‘volksaard’ of ‘inborst’, zoals ze er toen over spraken. De Nederlandse elite meende dat typisch Nederlandse karaktereigenschappen het zuiverst te vinden waren bij vissers. Dan ging het bijvoorbeeld om godsdienstigheid, eenvoud, arbeidsethos. In verschillende publicaties vanaf het einde van de 18e eeuw tot in de jaren zestig van de 20e eeuw werd geschreven dat je op Marken of Texel, in Volendam of Urk een mensentype aantreft dat nog de ware aard van Nederlanders representeert. Dat is eigenlijk heel merkwaardig omdat al die plaatsen behoorlijk perifeer waren; in plaats van 'typisch' zijn ze buitengewoon 'atypisch' voor (of marginaal in) Nederland. Het is dan natuurlijk raadselachtig waarom ze in de beeldvorming over 'Nederlandsheid' zo centraal werden gesteld. Ook weer een mooie puzzel voor antropologen. Ook al is die manier van kijken naar de Nederlandse cultuur nu voor een groot deel verdwenen, je kunt er nog steeds sporen van terug zien. Als toeristen in Amsterdam aankomen, dan gaan ze met z’n allen met de bus naar Marken en Volendam, zo’n voorgekookt traject, waarbij ze mensen in klederdracht zien lopen, ‘de échte Nederlanders’. Daar wordt nu heel commercieel op ingespeeld.” Het is opvallend dat u zich alleen beperkt tot Nederland, waar antropologie toch voornamelijk bekend is om onderzoek naar niet-westerse samenlevingen. “Ik zie de ontwikkeling dat veel meer antropologen wél in eigen land onderzoek doen. Ook mensen die gewend waren lange tijd in Azië of Afrika te zitten. Ik had het ook heel leuk gevonden om ergens anders onderzoek te doen, maar voor een deel is het een zichzelf versterkend proces. Als je eenmaal in Nederland onderzoek hebt gedaan, zoals ik, dan bouw je al snel voort op iets dat je je eigen hebt gemaakt. Langzaamaan word je een Nederlanddeskundige. Maar ik heb dat nooit een probleem gevonden. Waarom zou ik naar een dorpje in LatijnsAmerika gaan, als ik hier in de buurt ook ontzettend interessant materiaal kan vinden? Er zijn zoveel werelden in Nederland die mij onbekend zijn en waar ik meer over wil weten.”
“Mijn boek over Texel komt in het voorjaar van 2009 uit. Daarmee sluit ik dat af. Ik zal dan ook niet zo snel weer iets met visserij gaan doen. Als eerste ga ik onderzoek doen naar de manier waarop de Tweede Wereldoorlog herdacht wordt in Nederland, en dan met name de symbolische en ideologische kant daarvan. Ook een interessant fenomeen, het is namelijk niet zo dat dat vanaf 1945 tot
vandaag de dag altijd op dezelfde manier gegaan is. Daar zitten voortdurend perspectiefwisselingen in, onder invloed van allerlei maatschappelijke ontwikkelingen. Augustus 2010 moet er een boek liggen. Wat er daarna gebeurt… dat is nog zo ver weg. Dan zal ik ook wel weer een rol gaan spelen in het onderwijs.”
Het Instituut voor Interdisciplinaire Studies en de Universiteit van Amsterdam bieden een keuzemodule aan over India voor studenten, mensen uit het bedrijfsleven, NGOs en andere belangstellenden. In deze serie wordt ingegaan op thema's als film, literatuur, economie, politiek en maatschappij. De gastsprekers zijn ondere andere Marian Lucas (specialiste op het gebied van het conflict tussen India en Pakistan over Kasjmir bij IKV Pax Christi), Peter Rietbergen (hoogleraar aan de Radboud Universiteit Nijmegen en schrijver van het boek Europa's India) en Thomas Blom Hansen (hoofd van het ISHSS en hoogleraar aan de UvA, gespecialiseerd in o.a. religieus en politiek geweld in India). Inschrijven is mogelijk tot 4 februari 2009.
Anderhalf jaar geleden vroeg ik me dit zelf af, toen ik op televisie een korte oproep zag voor nieuwe schrijvers. Loesje was namelijk langzaam uit het straatbeeld van Amsterdam aan het verdwijnen. De witte posters, op plakzuilen of elektriciteitskastjes, die ik door de jaren heen op de Amsterdamse grachten en straten had zien hangen, hadden voor mij altijd al iets mysterieus. Iemand moet toch die leuke en soms kritische teksten bedenken en met de posters de Nederlandse straten versieren. Die ‘iemand’ bleek te bestaan uit meer dan 200 mensen. Al meer dan twintig jaar schreven zij uit alle hoeken van het land onder deze naam.
Loesje werd in 1983 opgericht door zes mensen, afkomstig uit verschillende actiebewegingen. De bewegingen, zoals de antikernenergie of kraakbeweging, verloren langzaam hun doel of ze stelden zich te negatief op in hun missie hun doel te bereiken. Deze zes mensen zochten naar een nieuwe manier om hun betrokkenheid bij de wereld te laten zien en tegelijkertijd een positieve boodschap de wereld in te sturen. Zo werd Loesje geboren, zo’n 25 jaar geleden aan de keukentafel. De bekende teksten ondertekend door Loesje waren in haar eerste jaren nog alleen plaatselijk te zien in en rondom Arnhem. Loesje bereikte in een klap landelijke bekendheid, toen zij in 1986 als politieke partij meedeed aan de landelijke verkiezingen. Zonder veel succes. Ze verlegde echter snel daarna haar grenzen. In 1989 vertrokken er vijftig Loesjeleden naar Berlijn met lijm, posters en een lading enthousiasme, om Loesje Internationaal op te richten.
Na het vallen van de muur werd de Berlijnse afdeling van Loesje opgericht, en andere steden in WestEuropa volgden snel. Nu zijn haar posters zelfs in Nepal gesignaleerd! In het buitenland richt Loesje zich met name op het bevorderen van de vrijheid van meningsuiting en expressie, maar richt zich ook op socialiteit, betrokkenheid en bewustzijn van actuele ontwikkelingen in de desbetreffende landen en de rest van de wereld. Ook al is de naam vaak onmogelijk uit te spreken voor veel van haar internationale lezers, op de meest uiteenlopende plaatsen genieten mensen van haar teksten.
Samen met een vriendin heb ik op de Dam in Amsterdam afgesproken met iemand van de Loesje-organisatie, die is gevestigd in Arnhem. We stappen af op het meisje met de grote emmer lijm en een rugzak vol met posters, en niet te vergeten een groot wit Tshirt met de bekende Loesje handtekening; dat kan niet missen! Lotte is vandaag naar Amsterdam gekomen om ons te introduceren in de wereld van Loesje; ons te vertellen waar zij voor staat, hoe ze te werk gaat en vooral dat we vandaag veel lol moeten hebben. Spannend, het wordt onze eerste wildplakervaring! Het verspreiden van Loesje-posters is toegestaan, dat valt namelijk onder de bescherming van vrijheid van meningsuiting. Elke gemeente in Nederland is verplicht om openbare plakborden te plaatsen om de vrijheid van meningsuiting te waarborgen. In iedere stad moeten de plakkers wel rekening houden met plaatselijke plakverboden. De openbare plakborden in Amsterdam zitten echter altijd vol! Je plakt er een poster, en de volgende dag heeft Es-
CUL december 2008 - Europa
Loesje, klinkt bekend? Hoogstwaarschijnlijk heb je wel eens een poster van haar in de stad zien hangen. Want Loesje schrijft al meer dan twintig jaar aansprekende teksten die soms aardig dicht bij huis komen, je meer dan eens aan het denken zetten, en vaak een lach op je gezicht toveren. Verrassend en humoristisch schrijft zij over de politiek, de natuur, de liefde, haar familie en nog veel meer. Dit jaar viert Loesje haar 25ste verjaardag. Maar wie is ze eigenlijk, waar komt ze vandaan en hoe is ze gegroeid in 25 jaar tijd?
cape of Paradiso er weer een overheen geplakt. Dat schiet niet op, dus we plakken stiekem een poster op een elektriciteitskastje, terwijl een paar anderen op de uitkijk staan. Lotte vertelt ons dat de meeste politieagenten de plakacties gewoon gedogen en het meestal hartstikke leuk vinden. Helaas worden er zo nu en dan Loesje-leden betrapt met de kwast in de hand en krijgen ze wel een boete. Nu, alweer anderhalf jaar later, lopen we met ons huidige Amsterdam-team eens in de zoveel weken door de straten van de hoofdstad. De ene keer kiezen we de Pijp, en schrijven we over de markt of over de yuppen. Een andere keer plakken we op en rond de Dam, en kan het koningshuis of de toerist
zelf mee gaan doen. Je maakt dus niet zomaar teksten. Je maakt aansprekende teksten, verrassend, humoristisch, relativerend of strijdbaar. Voor iedereen. Loesje wil graag onafhankelijk zijn van subsidies en grote geldschieters. Vandaar dat Loesje actief en met succes boekjes, scheurkalenders en andere producten verkoopt. Uit de inkomsten hiervan betalen we onze activiteiten. Op dit moment telt Loesje ongeveer duizend leden waarvan er 200 actief zijn. Actieve leden verzinnen samen met andere leden teksten, zorgen voor goede ideeën en verspreiden de posters. Iedereen is welkom bij Loesje. Iedereen kan invloed
niet aan de scherpe uitspraken van Loesje ontkomen. Twee staan op de uitkijk, een kwast met lijm verschijnt uit een plastic tas, en een andere plakker staat klaar met de poster… Als je een keer met je ogen knippert heb je ons gemist! Een nieuwe poster mag haar voorbijgangers weer vermaken!
hebben op de wereld, op welke manier dan ook. Loesje kiest ervoor om dat via posters te doen. Het is eenvoudig en direct onder de mensen. De posters brengen hopelijk een stroom van progressieve ideeën met zich mee, en zolang we blijven schrijven en plakken droogt deze niet op.
CUL december 2008 - Europa
Vanaf het begin stond ik versteld van de leuke ideeën en uitspraken die er op de Loesje-posters stonden, en nog steeds verbaas ik me over de creativiteit die voortkomt uit het samen schrijven. Loesje heeft namelijk een speciale manier van brainstormen bedacht. Door vóór het schrijven verschillende woordspelletjes te doen, komen de Loesjeteksten vanzelf. Loesje speelt vaak op een bepaalde manier met haar woorden, draait ze om of gebruikt een rijmpje. Op een avond produceren we gezamenlijk een hele stapel mogelijke posters. Het is echt een groepsproces, waaruit uiteindelijk een selectie wordt gemaakt en waarvan de nieuwe Loesjeposters worden gemaakt. Loesje houdt geen blad voor haar mond. Of het nu over homoseksualiteit, het Koningshuis of de regering gaat, het geloof, drugs of het milieu, de schrijvers pakken de onderwerpen op een creatieve manier aan. Niet alleen Loesje trekt haar mond open over wat haar bezighoudt in de wereld, maar ook haar familie – moeder, broertje of neef – laten hun boodschappen op de Nederlandse straten achter. Soms om gewoon een positieve boodschap bij de mensen achter te laten of iets om over na te denken. Creatief activisme noemen we dat bij Loesje.
Je kunt iets op honderd verschillende manieren zeggen. De kunst is om het zo te zeggen dat iedereen je hoort, mensen nieuwsgierig worden, reageren en
Ook een paar antropologen en sociologen in Amsterdam zijn actief voor Loesje. Vorig jaar ben ik samen met een stel anderen begonnen de Amsterdamse afdeling van Loesje nieuw leven in te blazen. Wij zijn altijd op zoek naar enthousiaste nieuwe leden voor onze ploeg. Iedereen kan schrijven voor Loesje! Dus lijkt het jou ook leuk om eens mee te doen met een van onze gezellige, creatieve en inspirerende schrijfavonden, of eens een keer met ons op stap te gaan in Amsterdam met een rol posters onder de arm, mail dan naar stefcdb@hotmail.com, of kijk op www.loesje.nl voor meer informatie. Stefanie Nijenbandring de Boer
Gabriela Mendes
Deze tentoonstelling geeft een beeld van het leven en denken van Gandhi. Een tentoonstelling van het Museum voor Vrede en Geweldloosheid Locatie: Etty Hillesum Centrum, Deventer Info: 0570-64.10.03.
Expositie ‘The games must go on…’ Over de spanning tussen sport, politiek en mensenrechten waarbij de Olympische spelen centraal staan. Locatie: nationaal monumentkamp in Vught Info: www.nmkampvught.nl
Kiki on steroids Intieme kijk in de wereld van transgenderisme en zelfpresentatie op internet. Locatie: Mediamatic Bank, Amsterdam Info: www.mediamatic.net
Palestina 1948 Herinneringen aan een verdwenen vaderland. Locatie: Tropenmuseum Amsterdam Info: www.tropenmuseum.nl
Palestina 1948 Documentaire 'Saz: The Palestinian Rapper for Change' Gekoppeld aan tentoonstelling Palestina 1948 Tijd: 14:00 - 15:00 Locatie: Tropenmuseum Amsterdam
Manuela y Manuel Drag queen in San Juan wordt gevraagd vader te zijn voor het kind van zijn beste vriendin. Tijd: 22.00 Locatie: De Bali, Amsterdam Info: www.debalie.nl
Het godinnenspektakel Event Derde golf emancipatie manifestatie voor man en vrouw. Tijd: 14.39-22.39 Locatie: Het zonnehuis, Amsterdam Info: www.godinnenspektakel.nl
Music in Motion Muziek als cultureel fenomeen verplaatst van plaats naar plaats, wordt overgenomen, verandert en reist verder. Tentoonstelling in combinatie met live concerten. Locatie: Museum Volkenkunde Leiden Info: www.rmv.nl
Nieuw Cultureel burgerschap Cultuurvernieuwers uit diverse domeinen komen samen om het Nieuw Cultureel Burgerschap te onderzoeken en ontwikkelen. Centrale vragen zijn: Hoe kunnen wij Nieuw Culturele Burgers zijn? en Wie kan ons vormen tot Nieuw Culturele Burgers? Locatie: 9/10/11 jan. in Den Haag En v.a.12/14/15 jan. in Rotterdam Info: www.stichtinginterart.nl
De Perzen Muziektheater van "De Perzen". De klassieke tekst van Aeschylus in een Iraans Nederlandse bezetting van de Stichting Albarica i.s.m. Alan Yadegarian. Locatie: verschillende locaties in Nederland Info: www.albarica.nl/index.html
India collegecyclus 2009 Keuzemodule van Instituut voor Interdisciplinaire Studies en de Universiteit van Amsterdam over India voor studenten, mensen uit het bedrijfsleven, NGOs en andere belangstellenden. Tijd: 19.00-21.00 uur, Locatie: UvA, Amsterdam Info: www.iis.uva.nl/interdisciplinaire_collegecycli
CUL december 2008 - Europa
Gandhi: Geweldloze actie - Vrede is de weg
Kleurrijke melancholie uit Kaapverdië. De muziekstijl weerspiegelt gracieus de melancholische ziel van deze Afrikaanse archipel. Tijd: 21.00 uur Locatie: Rasa Wereld culturen Centrum, Utrecht Info: www.rasa.nl
De Opleidingscommissie is een adviesorgaan binnen de opleiding Culturele Antropologie. De commissie geeft gevraagd en ongevraagd advies over onderwijsgerelateerde onderwerpen en probeert onder andere door middel van evaluaties de kwaliteit van het onderwijs te bewaken. De OC bestaat uit vier docentleden: Oskar Verkaaik (voorzitter), Yolanda van Ede, Thijl Sunier en Vincent de Rooij, en vier studentleden Carlijn van de Meulenhof, Sanna Burggraaf, Mardjan Abidian en Willemijn Rijper. Bij deze weer een update voor jullie over de ontwikkelingen.
Elk jaar organiseert de Opleidingscommissie panelgesprekken. De studentenpanels dragen er toe bij dat de kwaliteit van het gegeven onderwijs wordt bewaard of zelfs verbeterd. Afgelopen maand hebben deze dan ook weer plaatsgevonden. In de gesprekken, die in kleine groepjes plaatsvonden, vroegen wij studenten uit verschillende jaren om in een informele sfeer te vertellen over hun onderwijservaringen van het voorgaande jaar. Op deze manier hebben wij een beeld gekregen van de kwaliteit van de vakken die worden gegeven, de docenten, de werkdruk, etcetera. Van de uitkomsten van de gesprekken maken wij een verslag met algemene bevindingen. Deze zullen het uitgangspunt vormen van een rapport waarin wij een aantal aanbevelingen zullen voordragen die voor een verbetering van de opleiding en het onderwijs zullen leiden. Wij willen iedereen die heeft meegewerkt aan de panelgesprekken bedanken voor hun bijdrage en hopelijk kunnen we bij de volgende gesprekken weer op jullie bijdrage rekenen.
CUL december 2008 - Europa
Aan het einde van elk semester worden er evaluaties afgenomen over de gevolgde vakken. Het is van het grootste belang dat jullie deze evaluaties invullen zodat de OC (en ook de docenten) een goed en kritisch beeld kunnen krijgen over de vakken. Aan het eind van elk semester gaat de OC per vak kijken naar kritiekpunten die jullie aandragen om de kwaliteit van de vakken te verbeteren of te waarborgen. Vakken die goed worden geĂŤvalueerd kunnen een voorbeeld zijn voor het algemene onderwijs, dus ook goede evaluaties worden in beschouwing genomen. Wij zullen onze bevindingen beknopt naar jullie communiceren door middel van een extra nieuwsbrief in de Cul. Alvast bedankt voor het invullen en houdt de Cul in de gaten voor meer informatie over de evaluaties!
Op dit moment zijn wij met een aantal punten bezig die kritisch bekeken moeten worden binnen de opleiding. We willen niet te veel vooruit lopen op bepaalde zaken en daarom willen we in deze nieuwsbrief de meest urgente problemen ten gehore brengen, namelijk: het immense verschil in studielast bij de verschillende vakken, de hoeveelheid literatuur, de toetsingsvorm en de afronding van de themamodules. Wij zijn van mening dat een diversiteit in de toetsing van themamodules goed is. Een terugkerend punt is echter nog steeds het afronden van de bachelor met een derde themamodule. Deze regel houdt in dat een student met drie themamodules een themamodule moet afronden met een paper van 6000 woorden. Wij vinden dat er binnen de modules dan ook de mogelijkheid moet zijn om dit correct te doen. De huidige toetsing van de meeste themamodules (6 van de 10) bestaat op dit moment uit een aantal kleine opdrachten (korte essays, presentaties, take-hometentamen etc.). Dit kan problematisch zijn voor zowel de student als het programma en de opzet van de docent: moet de student dan wel zijn/haar korte opdrachten maken of enkel een eindpaper schrijven? Worden bijvoorbeeld drie korte essays goedgekeurd als een lange? Wordt een paper dat door meerdere personen is geschreven goedgekeurd? Moet de student een 'derde themamodule' kiezen naar toetsing en niet naar onderwerp? Dit zijn een aantal vragen waar binnen de opleiding nog niet genoeg antwoord op kan worden gegeven. Waar wij voor pleiten is een beter afgestemd format waaraan themamodules moeten voldoen. Dit betekent niet een standaardisering van toetsing en manier van college geven, maar eerder een afstemming van hoeveelheid werk en afronding van de module. Ook zien wij graag een betere toepassing van de opgegeven literatuur op de colleges en in de kennistoetsing. Dit wordt namelijk ons inziens bij een aantal themamodules afdoende gedaan. De gehele kwestie zal worden besproken in de komende docentenvergadering in december. Uiteraard houden wij jullie op de hoogte.
Vergeet niet dat je eventuele klachten en/of vragen altijd bij de studentleden van de commissie kwijt kunt. Spreek ons dus aan! Dit kan als je vragen hebt over de opleiding, de vakken die je volgt, de ontwikkelingen en
veranderingen die gaande zijn, of als je een klacht hebt over een vak, een docent, een te hoge of te lage werkdruk, etc. Wij kunnen je helpen door antwoord te geven op je vragen of om met je klacht aan de slag te gaan. Op dit moment wachten wij nog op een nieuw emailadres dat we van de UvA krijgen, maar tot die tijd kunnen jullie ons bereiken via oc.antropologie.uva@gmail.com. Zodra wij beschikking hebben over een UvA account, dan zullen wij per e-mail aan jullie bekend maken. Natuurlijk zijn jullie van harte welkom om even langs te komen in de studentenkamer (0.13) van het Spinhuis, maar jullie kunnen ons natuurlijk ook aanspreken in de wandelgangen of na colleges. Groetjes van de OC!
Workshop Spoken word: Woord Barriers! Woorden geven de vrijheid ons te uiten maar zorgt ook voor barrières, wat wij als antropologen met de vertalingsproblematiek maar al te goed weten. 'Kain The Poet' en onze eigen Rufus en Juan-Carlos bezorgde ons een diepe, leerzame en leuke avond waarin onze kijk op poëzie en spoken word werd verdiept. 'Kain The Poet' begon met vertellen over de opkomst van Spoken Word in Amerika. Hij heeft meegemaakt en eraan bijgedragen dat de zwarte bevolking van Amerika hun stem liet horen doormiddel van spoken word. Door bijvoorbeeld de voorheen onderdrukkende term “Nigger” te gebruiken als wapen tegen onderdrukking werden ze gehoord door de main stream blanke Amerikanen. Tijdens dit verhaal Halloween Party werd een aantal prachtige gedichten ten gehore gebracht. The Texas Chainsaw Massacre herleefde in Vervolgens vertelde Rufus over Nederlandse rap Club 8 toen vele verklede antropologen en en hoe hij zijn ideeën en gevoelens uit tijdens zijn sociologen zich onder het mom van het rap optredens. Juan-Carlos gaf ons vervolgens Amerikaanse feest kwamen bezatten. een kijkje in zijn eigen gedichten welke hij eerst in Ondersteund door de stuiterende skeletten die het Papiamento voordroeg en vervolgens de VJ’s op het witte doek toverden, draaiden vertaalde in het Nederlands. achtereenvolgens; Boef, Roger Kox, DG Rico en De gedichten/raps die werden voorgedragen Aram. De gekostumeerde feestgangers gingen gaven ons een duidelijk inzicht in de mogelijkheden zowel los op de dansvloer, als aan de ping pong die er zijn binnen de spoken word scene. De avond tafel. Toen het bier al redelijk aan het vloeien eindigde met de mogelijkheid voor de (helaas was werd de winnares van de ‘Beste weinige) studenten een eigen stukje te schrijven Kostuumprijs’ bekend gemaakt. Vera Hoetjes en on the spot voor te dragen. Hierin ontpopte a.k.a. Lucia de B. was het meest sommigen zich als ware poëten met onderwerpen angstaanjagend en mocht zich terecht de als het doel van M&T en de kwelling van engste der aanwezigen noemen. Props voor alle inspiratieloosheid. Deze avond was een leuke mensen die ook hun best hebben gedaan, de voorbereiding voor de, in het aankomende feestcommissie is erg blij met de inzet en semester geplande, poëzie avond. creativiteit! Het was uiteindelijk een meer dan geslaagde avond. De feestcommissie kijkt net Voorzitter Sco Kwakiutl, als jullie uit naar de volgende party! Tetske van Dun Jelmer Hoogeboom
CUL december 2008 - Europa
Afgelopen woensdag 12 november vond de workshop Woord Barriers plaats.
In Sicilië is de tonijnvangst van grote economische, sociaal-culturele en symbolische betekenis – de tonijn is een symbool van het leven. Tegelijkertijd is de vangst levensgevaarlijk en bloedig. Een gebeurtenis vol tegenstrijdigheden – een ‘verloren overwinning.’
CUL december 2008 - Europa
Met name in het gebied rond Siracusa en de westelijke Egadische eilanden worden in de lente – als de tonijn vanuit de koudere wateren, honderdvijftig kilometer per dag afleggend, naar de Middellandse Zee trekt om te paren – met netten en harpoenen tonijnen gevangen. Als een bron van proteïne nam de tonijn een belangrijke plaats in deze gebieden in. De tonijnvangst creëerde werk voor duizenden mensen – visslagers, technici, steenhouwers, magazijnknechten, timmerlui, koks, sjouwers, kistenmakers, kantoorbedienden, kassiers, vrouwen die in de crèche werkten, loodgieters, elektriciens, secretaressen, bewakers, portiers, blikmakers, emballeurs en expediteurs. Het was hier in Sicilië, waar werk zo kostbaar was dat het bij de wet verboden was twee banen te hebben, zelfs geaccepteerd dat vrouwen werkten, er was zelfs een uitgebreid systeem aan faciliteiten voor werkende vrouwen. In Favignana, een van de Egadische eilanden, was de tonijnvangst al vroeg van zo'n groot economisch belang voor de regio dat de eerste koning van Sicilië, Rogier II, bepaalde dat de tonijnvangers ten tijde van de vangst ook op zondag mochten werken. Al in de veertiende eeuw was tonijn de belangrijkste industrie op Sicilië en de hoofdbron van inkomsten van de koning. Om deze winsten veilig te stellen, werden er vele vrijstellingen doorgevoerd voor de tonijnvangers, zoals onschendbaarheid voor strafvervolging tijdens de periode van de vangst. In 1829, onder Vincenzo Florio, steeg de tonijnvangst tot recordaantallen van soms wel drieduizend per dag. Technische ontwikkelingen maakten het in deze tijd ook mogelijk om tonijn wereldwijd te exporteren. De tonijnvangst was in die tijd in dit gebied zo winstgevend dat er personeel uit omliggende plaatsen moest komen om te helpen en Favignana nog vóór Rome elektriciteit had.
Behalve het economische belang was de tonijnvangst ook van groot sociaal en cultureel belang in Favignana en andere Siciliaanse plaatsen. De reusachtige vissen van soms wel 750 kilo komen in de lente ‘uit het niets’ in grote getale langs de kusten van Sicilië. Omdat de vissen zo groot zijn en alleen gevangen kunnen worden door
samen te werken en een goede coördinatie, ontwikkelde zich een uitgebreid systeem van structuren en regels. Met behulp van een stelsel van netten – de tonnara – wordt jaarlijks de tonijnvangst georganiseerd. Het hoogtepunt van de tonijnvangst is de mattanza, als de tonijn met speren vanuit het water op de boot wordt getrokken. De mattanza is een spannend moment dat niet alleen de basis is van de economie van Favignana, maar tegelijkertijd ook een moment waarop de visser, in nauw contact met de gigantische tonijnen, zijn moed en kunde moet tonen. De tonijnvangst bepaalt de status van de vissers in de Favignaanse samenleving. Om dit alles goed te laten verlopen is er een duidelijke hiërarchie nodig. De raís – Arabisch voor koning – staat aan het hoofd van de vangst en bezit een absolute autoriteit tijdens deze periode. Hij leidt de soms wel honderd man tellende groep vissers, de tonnaroti, en bepaalt wanneer er voldoende tonijnen in de netten zitten om de mattanza te starten.
De mattanza is een gebeurtenis van grote symbolische betekenis in Favignana. Nadat de vissen telkens van één kamer van de netten in de volgende kamer zijn geleid, opdat zij nog kunnen paren, komen ze uiteindelijk aan in de laatste kamer, de camera della morte. Deze met bloemen versierde kamer is het toneel van een bloedige vangst. Op de ochtend van de vangst wordt er een mis opgedragen en op het land rondom de tonnara worden beelden geplaatst van de heiligen die de vissers moeten beschermen en wordt er gezongen. Vervolgens geeft de raís het startsein voor de vangst. Clemente, een tonijnvanger, zegt hierover:
Rond de jaren '80 verandert de tonijnvangst in Sicilië, wat enorme gevolgen heeft voor zowel de economie van het dorp, als ook voor de sociale structuren. Door de grote vraag naar tonijn vanuit Japan – met name het vette buikvlees – nemen meer en meer Japanse bedrijven de tonijnvangst over of zorgen ervoor dat ze, met moderne boten, de tonijnen uit de zee vissen voordat zij in Sicilië aankomen. De fabriek in Favignana waar meer dan duizend mensen werkten in de verwerking van tonijn,
sloot in 1981 zijn deuren. De vangst vindt nog wel plaats op Favignana, maar het zijn nu de Japanners die de baas zijn. De raís, ooit een onbetwistbaar gezag, wacht nu op de komst van de Japanse koelboten alvorens de mattanza te starten. Door voor toeristen de mattanza nog jaarlijks op te voeren, verdienen de inwoners van Favignana nog steeds iets aan de tonijn. Waar de raís vroeger als enige wist hoeveel tonijnen zich in de camera della morte bevonden en dus geheime kennis had over de tonijnvangst, houdt hij de aantallen nu om heel andere redenen verborgen; als de Japanners er achter komen dat er veel tonijnen gevangen gaan worden, daalt de prijs die ze willen betalen. Als belangrijkste bron van de economie, als basis van sociale structuren en als belangrijk symbool van het leven is de tonijn nu weggevallen. Het is een verloren overwinning. Freek Janssens
CUL december 2008 - Europa
Twee mannen aan de voorkant van de tonijn en twee aan de achterkant dragen lange speren van drie meter om de tonijn in eerste instantie vast te houden en in positie te brengen voor de vier middelste mannen, die allen een korte speer hebben, een speta, van ongeveer een armlengte lang. Van de mannen met de speta, twee aan elke zijde van de tonijn, zijn er twee die arringatore worden genoemd; de sterkste en meest ervaren tonijnvissers. Zij hebben nauw fysiek contact met de tonijn op het moment van het vangen. De arringatore tillen de vissen met hun speren in hun geheel rechtop uit het water, waarna de spartelende vis in de boot moet belanden. De combinatie van spanning, moed en fysieke kracht van de vissers en daarnaast de strijd van de tonijnen die naar Sicilië komen om te paren, maar er vervolgens gedood zullen worden, zorgt ervoor dat de mattanza emotioneel erg aangrijpend is. De zee kleurt roze – het rode bloed van de tonijnen dat zich mengt met het schuim van de zee en het kuit. Tegelijkertijd moeten de vissers doorgaan omdat de economie en hun leven afhangen van de vangst van de tonijnen. Hoe kunnen Sicilianen deze tegenstrijdigheid – van dood en geweld enerzijds en leven anderzijds – denken? Hoe kunnen de vissers in Favignana deze dieren, die naar Sicilië komen om te paren, die de bron zijn van de economie en de sociale structuur van Favignana, zo gewelddadig doden? Alleen door een verschil te veronderstellen tussen de tonijn voor de vangst en de tonijn na de vangst is het mogelijk de tegenstrijdigheid te overkomen. Het zijn niet de vissen als zodanig waar de Sicilianen in geïnteresseerd zijn, maar de tonijnen. De vissen komen naar de Middellandse Zee om te paren, maar de tonijnen worden gevangen. Er wordt pas van tonijnen gesproken zodra de vissen gedood zijn. Daarvóór zijn het slechts vissen. Dit betekent dat de vissers hun vallen bouwen voor vissen en dat ze hun speren steken in de lichamen van vissen. De tonijn, als symbool van leven, ontstaat pas als de mattanza voorbij is.
CUL december 2008 - Europa
Twee jaar geleden gaf ik een interview aan de Telegraaf en schreef ik een opiniestuk in Trouw over de financiële en morele crisis die in Hongarije was ontstaan naar aanleiding van de bekentenis van de Hongaarse premier, Ferenc Gyurcsány dat hij voorafgaande aan de verkiezingen in het voorjaar van 2006 bewust de macro-economische statistieken van het land vervalst had om de kiezers in zijn land aan zijn kant te krijgen. Het ging hierbij niet om de gebruikelijke halve procent waarmee de meeste landen van de Europese Unie sjoemelen om hiermee een betere indruk van zichzelf te geven. Zelfs ging het niet om de gebruikelijke twee-tot-drie procent die de nationale Griekse en Italiaanse statistische bureau’s ons voorspiegelen maar het was nog veel erger. De voorspelling van de groei van het BNP die in werkelijkheid nog geen drie procent bedroeg, werd neergezet als meer dan tien procent. De leuze van de verkiezingscampagne werd hierop afgestemd. Er werd gekozen voor een goed klinkende Hongaarse sound-bite ‘de economie dondert vooruit’. De Hongaarse tegenhanger zal ik de lezer maar besparen. Vooral de klanknabootser ‘bulderen, donderen’ moest het geluid van een wals of een tank bij het electoraat oproepen. Daar is ook Gyurcsány en zijn socialistische MSZP aardig in geslaagd. Het Hongaarse electoraat niets vermoedend dat het land financieel-economisch aan de rand van de afgrond stond en dat er in werkelijkheid helemaal geen spectaculaire groei was geweest, honoreerden de leugens van de premier en zijn verkiezingsteam. Ferenc Gyurcsány en zijn socialistische MSZP kregen opnieuw een mandaat.
Op de eerste bijeenkomst van de nieuw gekozen fractie in een staatsconferentie-centrum aan het Balatonmeer eind mei 2006 gaf de premier opening van zaken. Dat deed hij niet in het openbaar maar voor zijn eigen fractie in besloten kring. Het doel van de bijeenkomst was om zijn eigen fractieleden die blijkbaar tot dan toe niet geïnformeerd waren over de werkelijke staat van de Hongaarse
economie te informeren over het beleid van de afgelopen vier jaar en om de steun van zijn fractie te vragen onder de bekendmaking van de werkelijke stand van zaken. Gyurcsány gaf toe dat hij gelogen had over de ware staat van de economie en dat hij dat wel had gemoeten anders waren de verkiezingen verloren gegaan. Hij gaf toe dat hij en zijn regering een wanbeleid hadden gevoerd en dat de Hongaarse financieel-economische situatie in het geheel niet zo goed was. Hongarije stond aan de rand van de financiële afgrond. Verdere bezuinigingen van de overheidsuitgaven waren onvermijdelijk geworden die bij het publiek verbitterde reacties zouden oproepen. Gyurcsány sommeerde de angsthazen van de fractie de politiek te verlaten als zij bang waren voor de tegenstand en intimidatie uit de samenleving. De premier bereidde zijn fractieleden voor op een heuse “oorlog” tegen zijn eigen bevolking. Voor degenen die het Hongaars machtig waren en de speech gehoord of gelezen hebben, moet vooral het taalgebruik van dit heerschap ongelofelijk in de oren geklonken hebben. Hij sprak vele keren over het “hoerenland Hongarije” als hij het over Hongarije had, het land waar hij zelf premier van was. Een land wat al meer dan duizend jaar een plaats op de kaart van Europa heeft en sinds 1999 en 2004 lid is van beschaafde Westerse gremia als respectievelijk de NAVO en de Europese Unie.
We zullen nooit te weten komen of het de bedoeling was de geheime rede aan het Balatonmeer te laten uitlekken of niet. Er gingen in de zomer van 2006 geruchten in Boedapest dat de oppositie in het bezit gekomen was van een bandopname met een geheime rede van Gyurcsány. Gyurcsány, een getrainde bolsjewist koos voor de vlucht naar voren. In september 2006 liet hij op de staatsradio die in handen is van de socialistische regering het bandje zogenaamd uitlekken. Gyurcsány nam de regie zelf ter hand. Hiermee koos Gyurcsány er bewust voor om de gespannen politieke verhoudingen in het land op scherp te zetten. Met het laten lekken van het bandje sloeg hij de oppositie de stok uit handen om hem te slaan. Nu moest hij de publieke verontwaardiging incasseren en zien te overleven. De dag van het uitlekken reageerde de Hongaarse bevolking inderdaad verontwaardigd. De Hongaren voelden zich bedondert over de “bulderende economische vooruitgang” die dus fake was. Massa’s mensen kwamen bijeen op het Kossuth-plein voor het Hongaarse parlement om hun afkeuring over de leugens van de premier te geven. Op een van de avonden werd het studiogebouw van de Hongaarse staatstelevisie dat niet ver van het parlementsgebouw is door de menigte
Voor de politie was het uithuilen. Gyurcsány was er niet in geslaagd om versterkingen op tijd naar Boedapest te krijgen en dat speet hem zeer. Daags na de bestorming van het televisiegebouw bezocht hij
CUL december 2008 - Europa
bestormd nadat de televisieleiding geweigerd had om een petitie van de demonstranten waarin voor meer openheid werd gepleit in de Hongaarse maatschappij op te lezen. De verzamelde menigte reageerde zijn frustratie af en viel het televisiegebouw aan waarbij rake klappen vielen en er vernielingen werden aangericht. Opvallend was dat er op de Hongaarse staatstelevisiezenders en satellietzenders live verslag werd gedaan van de “bestorming” van het televisiegebouw. Dat is ongebruikelijk omdat tot aan de dag van vandaag het “nieuws” in de Hongaarse media zwaar gefilterd wordt, zeker als je dat met Westerse televisiezenders vergelijkt. Verder was opmerkelijk dat de premier die avond en nacht zelf de coördinatie van de verdediging van de openbare orde in Boedapest voor zijn rekening nam. Hij zette de verantwoordelijke politiecommandant van Boedapest en zijn eigen minister van Justitie aan de kant. De aanwezige politie die een flink pak slaag had gekregen, kreeg pas laat in de nacht versterking van andere politietroepen in het land. Nu is Hongarije niet zo’n klein land – bijna drie keer zo groot als Nederland – maar toch nog klein genoeg om binnen een aantal uren troepenversterking naar de hoofdstad Boedapest te kunnen dirigeren. De Russen lukte dat ook bij het neerslaan van de Hongaarse Opstand in 1956. Pas bij het krieken van de ochtend was de orde in de hoofdstad en ook rond het televisiegebouw hersteld. Gyurcsány vertelde doodleuk de volgende avond in een lang interview uitgezonden door de staatstelevisie dat hij de hele nacht aan de knoppen van de operatie had gezeten en dat het hem niet gelukt was om eerder troepenversterkingen naar de hoofdstad te sturen. In de dagen ernaar bleek wat het verzuim de calculerende premier had opgeleverd. De demonstranten die te hoop gelopen hadden tegen de leugens van Gyurcsány werden verantwoordelijk gesteld voor de vernielingen in het televisiegebouw. Heel handig werden op de staatstelevisie beelden gemengd van de demonstraties op het Kossuth-plein voor het parlement en de vernielingen die in het televisiegebouw aangericht waren. Hierdoor leek het alsof de vreedzame betogers die een politieke boodschap hadden, namelijk “weg met Gyurcsány” onzuivere bedoelingen handen, namelijk het met geweld omverwerpen van de zittende, “democratisch” gekozen regering. In plaats van dat de demonstranten een stok hadden om hem te slaan, had de geplaagde premier nu een punt om de demonstranten tegen zijn beleid in diskrediet te brengen.
CUL december 2008 - Europa
theatraal een aantal gewonde politieagenten in het ziekenhuis. Gyurcsány sprak de belofte uit dat de politie versterkt zou worden. Hij wist zijn politiemensen goed te motiveren en wist dat er spoedig een gelegenheid tot revanche zou komen. De nieuwe confrontatie tussen de Hongaarse politie en de demonstranten tegen het beleid van Gyurcsány kwam op de dag van de viering van het vijftigjarige jubileum van de Hongaarse Opstand van 1956 tegen de Sovjetoverheersing van Hongarije die op 23 oktober begon. Wat een nationaal hoogtepunt had moeten worden waarbij leiders uit alle delen van de wereld aanwezig waren, werd een ware veldslag. De Hongaarse politie vergreep zich aan de demonstranten. Maar niet alleen aan de demonstranten ook aan toevallige voorbijgangers. De willekeur van geweld zoals de veiligheidspolitie dat in de jaren vijftig onder het stalinisme in Hongarije had gepraktiseerd, maakte zich meester van een stad die dampte van de traangasbommen en waar het bloed op de straten het spoor van het politieoptreden markeerde. Ook de buitenlandse gasten verbleven die dag in Boedapest om de officiële viering mee te maken, ook onze Jan Peter, maar die hebben niet veel gezien. De tribune met hoge gasten die de officiële plechtigheden mochten bijwonen, was kundig van de buitenwereld afgeschermd.
September 2008. De kredietcrisis dient zich aan. Eerst in de VS maar ook onze eigen banken worden getroffen. De Belgisch-Nederlandse Fortis Bank wordt met staatssteun overeind gehouden. Spoedig volgen andere banken. Voor één bank is het te laat. De IJslandse Icesave. In de maand oktober zien we de gedupeerde spaarders waaronder gemeentes en provinciën jammerend in beeld. De speculanten die voor een onsje meer hun hebben en houden ingezet hebben, moeten gered worden. Zielige vertoning. Ondertussen kondigt de Europese Commissie af de Europese spaarders tegemoet te komen. De spaarders kunnen erop rekenen dat 100.000 euro van hun spaargeld gegarandeerd is. De maatregel wordt met veel bombarie aangekondigd. Wat geen enkele media echter melden is dat de nieuwe, Oost-Europese lidstaten niet verder gaan dan 50.000 euro garantie voor spaarders. De helft van het bedrag in het oude Europa dus. Worden onze nieuwe medeburgers in het oostelijke deel van de Unie wederom in de steek gelaten? En leidt dat niet tot kap[itaalvlucht naar West-Europa? En wat nog erger is. In Oost-Europa dreigen niet alleen banken om te vallen maar hele landen. Het zal mij gaan benieuwen wat er gaat gebeuren. Het kan niet anders of Hongarije zal ook omvallen, als er geen hulp komt. Eerst moet Oekraïne op de been
gehouden worden. De kolos, het land is zo groot als Frankrijk dat de buffer met het Rusland van Putin moet gaan vormen maar zelf verdeeld is tussen een pro-Westers en een pro-Russisch kamp. Het IMF werpt een reddingsboei toe. Het land krijgt 15 miljard euro van het IMF en de Wereldbank waardoor het de facto onder Westerse curatele geraakt. De kans is groot dat het bedrag net genoeg is om weer een jaartje te overleven.
In de tweede helft van oktober raakt de Hongaarse munteenheid, de forint in een vrije val. De economische meltdown van Hongarije is dan toch begonnen. Ik had het al twee jaar geleden al voorspelt. Niemand wilde luisteren. Persoonlijke genoegdoening is altijd leuk maar ik weet niet of ik er nu zo blij mee moet zijn. In een week tijd verliest de forint meer dan dertig procent van haar waarde ten opzichte van de euro. De Hongaarse Nationale Bank probeert het tij nog te keren met een renteverhoging maar dat wil maar moeilijk. Dan komt het IMF, de Wereldbank en de Europese Commissie met een reddingsprogramma. Hongarije krijgt bijna 19 miljard aan leningen. Voor Hongaarse begrippen een astronomisch bedrag. Is het hele land wel 19 miljard waard, vraag ik me af? Vreemd is dat de voorwaarden waaronder deze lening wordt toegekend niet bekend worden gemaakt. Waarom eigenlijk niet? Het is een feit als het IMF hoofddonor is en er een lening verstrekt wordt dan volgt er een keiharde ronde van bezuinigingen. De lening geldt voor 17 maanden. Toeval of niet maar dan zijn er weer verkiezingen in Hongarije. Een deel van het geld moet gebruikt worden om eerdere leningen af te lossen. Het hele idee van de leningen is gebaseerd op een substantiële groei maar de Hongaarse regering maakt in november bekend dat de economie zal krimpen volgend jaar. Een negatieve groei van één procent. Gezien de reputatie van het vervalsen van statistieken zal dat best weleens meer kunnen zijn en dan zit het land in een stevige recessie. Het zal niet anders kunnen dan dat volgend jaar weer een stevige kapitaalinjectie nodig zal zijn. Twintig jaar hervormingen onder leiding van de Westerse internationale monetaire wereld en de Europese Unie heeft ervoor gezorgd dat het land feitelijk niets opgeschoten is. De publieke voorzieningen zijn in een slechtere staat dan twintig jaar geleden in de nadagen van het goelasj-communisme. Het land is failliet en leeggeplunderd. Het hoe en waarom is aan de gewone Hongaarse burger niet uit te leggen.
Hoe gaat het met het “wonderkind” van Hongarije, premier Gyurcsány. Wel hij is nog steeds premier
Dat de Westerse banken onder toezicht worden geplaatst is een goede zaak. Het werd zo langzamerhand een stuitende vertoning. De limousines werden steeds groter en het marmer van de bankgebouwen steeds glimmender. Oost-Europa werd gebruikt om zwart geld wit te wassen. Oost-Europa niet als de assemblagehal van de wereld maar als de gokhal van Europa. Ook daar grote limousines terwijl het gemiddelde maandinkomen van Janus modaal toch maar zo’n 300 euro gemiddeld bedraagt. Speculerende bankdirecties worden onder
druk gezet om af te treden. Toezichthouders worden aangesteld om namens de overheid, namens ons allen, de vinger aan de pols te houden. De kaste der hebzuchtigen is tot de orde geroepen. Er was een kredietcrisis voor nodig om tot het inzicht te komen dat het zo niet verder kon. Spijtig dat een aantal van deze mensen voor hun hebzucht, een van de klassieke ondeugden, niet publiekelijk boete heeft moeten doen. De schandpaal had zeker de goede plaats geweest. Het oude Europa komt er waarschijnlijk met een sisser vanaf behalve IJsland. Maar de IJslanders hebben de kredietcrisis vooral aan zichzelf te danken. Maar hoe zit het in het nieuwe Europa? Daar lijken de hebzuchtigen gewoon te blijven zitten. We pompen er miljarden in en zullen er nog vele miljarden in moeten pompen. We stellen niet eens toezichthouders aan zoals bij onze eigen banken. We hebben blind vertrouwen in de zittende elites, in de Gyurcsány’s die er een puinhoop van hebben gemaakt. Zelfs heeft nog niemand het idee geopperd om gepensioneerde West-Europese politici met een onbesmet blazoen als gevolmachtigd minister namens de EU aan te stellen in landen als Hongarije, Bulgarije en Roemenië. Laat ik dan de eerste zijn. Wat mij betreft is Wim Kok een goede kandidaat om in Hongarije orde op zaken te stellen. László Marácz
CUL december 2008 - Europa
maar dit keer heeft hij nog weinig binnenlandse medestanders over. Hij leidt een minderheidsregering. Hij heeft de afgelopen twee jaar twee prioriteiten gehad. Ten eerste heeft hij voor de Europese Commissie braaf zijn huiswerk mogen maken. Zijn bezuinigingprogramma’s, convergentieprogramma’s geheten met een sjiek woord waren elke keer weer achterhaald bij publicatie. Dan moest er hals over kop een nieuwe, aangepaste versie worden geschreven. Het tempo hiervan gelijk een Hongaarse csardas was voor de Brusselse bureaucraten niet bij te houden. Niemand behalve Gyurcsány kent de laatste versie. Ten tweede heeft hij de politie tot aan de tanden bewapend. Hongaarse politieagenten zien er tegenwoordig uit als ufonauten met een gummiknuppel in de aanslag, maaiend naar een ieder die het met het “genie van de poesta” niet eens is. Miljoenen zijn er de laatste jaren gegaan naar het handhaven van de “orde” op nationale feestdagen in Hongarije, de herdenking van de Hongaarse Opstand tegen de Sovjet overheersing op 23 oktober; de Hongaarse Vrijheidsstrijd van 1848-1849 op 15 maart tegen de Oostenrijkse overheersing; en op 20 augustus, op St. Stefanusdag, de grondlegger van Hongarije. Ik geef toe dagen die aanzetten tot verzet tegen terreur. Gyurcsány weet echter niet van opgeven. Als een echte bolsjewist is macht het enige wat telt voor hem. Onvoorstelbaar dat de Hongaarse staatstelevisie zijn aankondigingen en persconferenties nog op uiterst serieuze toon becommentariëren. Je barst in lachen uit als de man weer opkomt en zijn act als een volleerde “tovenaar van Oz” weer opgevoerd heeft. Maar dan dringt het ook weer tot mij door. Dit is ook de EU waarin ik leef en deze man is de hoop van het Westen in Hongarije. Hij is hun man. Hoe is dat mogelijk? Mijn EU waar respect voor mensenrechten, vrijheid van meningsuitingen, burgerrechten, democratisering, transparantie, goed bestuur en civiele maatschappij hoog in het vaandel staan. De premier van een minderheidsregering staat garant voor de lening. Niemand in Hongarije behalve hij weet hoe het zit. Wij geven hem krediet. Vol ongeloof staar ik naar zijn persconferenties.
Europa is opnieuw ontvoerd. De favoriete maîtresse van filosofen en literaire salontijgers werd volgens de Griekse mythe ooit geschaakt door oppergod Zeus, maar is nu al jaren in handen van politici en campagneteams. Terwijl het label Europa tot aan de Tweede Wereldoorlog vooral een religie, beschaving of cultuur vertegenwoordigde, kunnen we Europa sinds enkele decennia misschien eerder als merknaam zien. Merknamen waarderen we onder invloed van de waan van de dag. Wat heeft het oude Europa met het nieuwe Europa te maken en wat is het echte belang van markt, diversiteit, idealisme en cultuur in Europa?
CUL december 2008 - Europa
Zoals ook Duitsland ooit synoniem van cultuur of juist straffe politieke orde was, maar nu vooral associaties kent als Volkswagendegelijk Made in Germany, worden ook onze ideeën over Europa inmiddels vooral door de Euro en landbouwquota bepaald. Europa is een merk en een formule, steeds minder een cultuur of een verlangen. Dat klinkt nostalgisch en verbitterd, maar nodig is dat geenszins. Merknamen zijn conjunctuurgevoelig. Het optimisme dat ertoe leidde dat prestigieuze uitkijktorens ‘Euromast’ werden genoemd, dat campings kwaliteit konden etaleren met namen als Eurocamp, dat verkopers van religieuze kitsch in bedevaartsoorden gelovigen konden verleiden met l’Europe, of dat een supermarkt op de kleintjes durfde te letten met Euroshopper is nu weer even ondenkbaar. Geen marketingcampagne zou daar nu nog aan beginnen. Na een wat al te ambitieuze uitbreidingsobsessie en een paar mislukte verdragen is de glans heel even van de goudgele sterren op de Europese vlag. Het zal ook geen bevlogen betoog van een schrijver-intellectueel of president-filosoof zijn die deze glans weer terugbrengt: de impact van olieprijzen of een kredietcrisis op het geweten van Europa is opnieuw groter dan een moreel appèl. Misschien kunnen we volgend jaar dus weer aan de Eurokaviaar. Natuurlijk, ook het Europa van voor de Tweede Wereldoorlog had zijn dalen en pieken. Zo vervingen de donkere dagen van Spenglers Untergang des Abendlandes ooit het kritiekloze imperialisme van het einde van de negentiende eeuw als eerste associatie bij Europa. Eerder nog maakte het Middeleeuwse niet-nationale christelijke Europa plaats voor een elitair humanistisch Europa. Toch waren de breuken toen anders, dieper dan
het gemopper rond verdragteksten en het euforische vuurwerk bij uitbreidingen. De vraag naar wat Europa is, kan steeds moeilijker losgezien worden van Europa als merknaam en als formule. Sommigen zouden graag een Europese canon zien, zodat we onthouden wat Europa is, ook als de koers van de Euro daalt. Dat is al te ambitieus. Een canon leer je van buiten en wordt een catechismus van Europese identiteit. Die tijden zijn voorbij. Wel is Europa een uniek object van studie voor academici, uit alle disciplines. Juristen verwonderen zich over de macht van het Europees recht, politicologen over een ondoorgrondelijk politiek systeem, historici over de jongste Europese herrijzenis en antropologen over de gelijktijdige afwijzing en bevestiging van een Europese identiteit. Om de lezer op weg te helpen, volgt hier een zakwoordenboek van Europa.
De Europese Unie is een uniek politiek systeem dat zich geleidelijk tot een nieuwe staat(-svorm) ontwikkelt. Politici en wetenschappers (we hebben er zelfs een nieuwe wetenschappelijke discipline voor bedacht) peinzen dag en nacht over de vraag hoe we dit politicologisch unicum moeten benoemen. Dat hoofdbreken heeft enerzijds te maken met een verkrampte zoektocht naar mogelijkheden om burgers en politici toch nog 'Trots op Nederland' te laten zijn, maar heeft ook veel te maken met het feit dat de Europese Unie de logica van elke vorm van federalisme of internationale organisatie tart. Federaties knappen doorgaans zaken als buitenlands beleid, defensie en economisch beleid centraal op en laten lokale bestuurders milieu of onderwijs uitvechten. In
Communisten zagen de klasseloze samenleving, religieuzen de hemel, neoliberalen de markt, maar Europese idealisten zien geen einddoel. Europese idealisten zijn progressief, niet omdat ze toekomstgericht zijn, maar gewoon omdat het nooit af is. Misschien is het nooit af omdat we niet weten waarheen het voert (de superstaat, de federatie of de gelegenheidssamenwerking), of omdat we niet mogen uitspreken waarheen het voert. Maar er is meer aan de hand dan alleen het feit dat we het Fword (federalisme) of het double-S word (supranationale superstaat) niet mogen uitspreken. De voortdurende inzet, de waakzaamheid en de morele toon van Europese idealisten doen een bijna religieuze zelfkritiek vermoeden. Europese idealisten zijn veelal geen optimisten, maar doen denken aan calvinisten, die aan zichzelf moeten blijven werken, verleidingen moeten weerstaan, weten dat het grootste gevaar van binnen schuilt, ongeacht de vaststaande lotsbestemming van hemel of hel, of ongeacht de gouden bergen die Europa omringen. Europees idealisme is geboren uit zelfkritiek, vanuit het besef dat Europa’s grootste vijand Europa zelf is.
Het motto van de Europese Unie is ‘In verscheidenheid verenigd’, dat overigens geen haarbreed afwijkt van het door de Verenigde Staten van Amerika gehanteerde ‘E pluribus unum’, verwijst naar datgene waarin velen Europa’s kracht en zwakte lokaliseren. Europa zou haar succes danken aan een zo groot mogelijke diversiteit op een zo klein mogelijk territorium. De desolate Russische landschappen en de alsmaar repercussieloos te verleggen Frontier in Amerika staan haaks op de Europese noodzaak tot schikken en aftroeven, zo verklaart men de Europese
uniciteit. Tegelijk wordt die wirwar van verschillen ook zo gekoesterd dat nationale splintergroepjes elkaar het licht niet in de ogen niet gunnen. Diversiteit zelf is niet genoeg, niet voor succes, niet voor falen: datgene waarin Europa historisch gezien waarachtig afsteekt tegen de rest van de wereld, is het vermogen en de wens tot vertalen en kopiëren. Niet het anders-zijn maakt grote verzameling Europese naties zo uniek, maar het feit dat ze zo op elkaar lijken. Nationale mythen en sagen zijn veelal creatief gekopieerd van die van andere naties. Talen en literaturen zijn tig keer anders, maar volgen dezelfde patronen en zijn geïnspireerd op elkaar. Zelfs Hitler’s en Mussolini’s nationale preoccupaties lijken vanuit Azië of Zuid-Amerika bezien niet eens zo heel verschillend, en met wat goede wil voegen we Stalin’s Russische droom ook daaraan toe. ‘In verscheidenheid verenigd’ betekent in Europa dat we eigenlijk allemaal hetzelfde willen.
De markt vervult in Europa de functie die ooit de taal en de cultuur vervulde. De eerste manifestaties van een Europees bewustzijn ontstonden op basis van een gedeelde cultuur (met klassieke, religieuze en humanistische elementen) die met het medium van de taal nader tot elkaar kwam. Die taal was of een universeel Latijn, of later Frans of Duits. Vaker nog was het medium de ‘vertaling’, die verscheidenheid en eenheid, verschil en gemeenschappelijkheid verenigde. In het naoorlogse Europa zorgt nu allereerst de markt en de munt voor het besef van gemeenschappelijkheid. Daarom ook zijn onze ideeën over Europa conjunctuurafhankelijk geworden. De vervanging van taal en cultuur door markt en munt is niet noodzakelijk iets kwaadaardigs: liever constateren we dat beide niet erg solide zijn als basis voor Europa. Taal en cultuur zijn stabiel, maar elitair; markt en munt brengen arbeiders en vakantiegangers samen, maar reageren op economische groeicijfers. De identiteit en stabiliteit van politieke systemen berust op een stevige civil society weten academici sinds jaren. Zonder communicatie, gedeelde waarden en een vrije markt bestaat geen civil society, zonder civil society geen Europa.
Hier moet Europa veel leren. Het naoorlogse Europa met vrome mannen als Konrad Adenauer en Robert Schuman aan de leiding en een legioen historici lieten ons geloven dat Europa begon bij het christendom en de Karolingische Middeleeuwen. Die waren niet heidens en decadent zoals de klassieke oudheid, maar supranationaal en
CUL december 2008 - Europa
Europa kennen we nauwelijks buitenlands beleid of militairen onder dezelfde vlag, maar zien we daarentegen wel eindeloze lijsten van milieubepalingen, veiligheidsvoorschriften en pogingen om het onderwijs dichter bij elkaar te brengen. De Europese Unie is in veel opzichten een ouderwetse federatie, maar dan op zijn kop. Daar waar samenwerking wordt verwacht, gebeurt het niet en daar waar het minder vanzelfsprekend is, is de Unie heer en meester. Daarom ook zien weinigen hoeveel we al afscheid hebben genomen van soevereine staten. De Europese Unie is een kind voor wie de ouders een kinderzitje blijven aansnoeren terwijl de kroost al achter het stuur zit en de eerste snelheidsovertredingen maakt. Lidstaten regeren vanaf de achterbank, maar begrijpen dat vaak niet.
christelijk. Deze moderne fabel heeft Europa goede diensten bewezen om de schade, schande en reddeloosheid van de Tweede Wereldoorlog te overwinnen, maar keert zich nu tegen ons. Na de Tweede Wereldoorlog konden we met het christelijke Europa uitleggen waarom alles draaide om het Europa van Frankrijk, Duitsland, ItaliÍ en eventueel Engeland. Voor het oog betrouwbare politici zoals de Franse oud-president Valerie Giscard d’Estaing wijzen op de onmogelijkheid van de Turkse toetreding: niet omdat het grenzeloos duur is, of omdat de Turken one step up, two steps back gaan met de Kopenhagen criteria, maar omdat de islamitische Turken wezensvreemd zijn aan de Europese identiteit. De ontwikkeling van de Europese gedachte verliep historisch gezien veelal parallel aan vrijmaking van religieuze keurslijven en is tot op zekere hoogte juist een soort seculiere religie.
zijn de drie ernstigste aandoeningen aan het centrale Europese zenuwstelsel. Deze ziektes zijn in
hun huidige verschijningsvorm veelal progressief en slechts te genezen na torenhoge koortsen en duizelingwekkende hallucinaties, zoals bleek met de Eerste en Tweede Wereldoorlog. Deze oorlogen hebben het eurocentrisme beheersbaar gemaakt, maar de nieuwe aandoeningen euroscepsis en eurosclerose kennen nog geen remedie en worden bestreden met een cocktail van nationalisme, bureaucratisering en depolitisering van de Europese Unie. Naar het zich laat aanzien zijn deze aandoening in essentie psychosomatisch en vinden hun oorsprong niet in een genetische gesteldheid, maar eerder in hedonistische navelstaarderij.
Europa heeft een lange traditie van uitbreidingen, van kruistochten tot ontdekkingsreizen en imperialisme. Toch waren de uitbreidingen zoals we die in 1973, 1981, 1986, 1995, 2004 en 2007 zagen geen uitbreidingen, maar in het beste geval herwonnen grondgebied. Als we uitbreiding zien als het herwinnen van verloren grondgebied zien we opeens ook de debatten over het Turkse lidmaatschap van de Europese Unie door geheel
CUL december 2008 - Europa
Een goede stelregel over de Europese cultuur is dat zij zich graag ontwikkelt dicht tegen de periferie van Europa aan. Sinds jaar en dag is goede smaak in de Europese culturele elite synoniem aan een juiste dosis Tolstoj en Sjostakovitsj of Salman Rushdie en Orhan Pamuk, allen afkomstig uit net-niet of net-wel Europa. Een wat technische definitie van Europese cultuur sinds de dagen van het humanisme leert dat Europese cultuur niet reproductief is, maar zich vergewist van de geschiedenis om dan iets te produceren dat nieuw is en de strijd aangaat met het oude. Europese cultuur, zo die al bestaat, bestaat bij de gratie van de het streven naar het nieuwe, dus misschien naar het niet-Europese. Een Europese canon van geschiedenis of cultuur, of de definitie van een Europees erfgoed is zeker zinvol, mits we erbij vermelden welke grenzen het waren die telkens overschreden werden. De periferie van Europa is bij herhaling het hart van Europa. Dat was vroeger zo, en het laat zich niet vermoeden dat dat nu anders zal zijn.
Zoals gemankeerde politici welig tieren op acute problemen als een beurscrash of een kredietcrisis, zo herrijst Europa als een feniks uit de Koude Oorlog, terreurdreigingen of olietekorten. In vroeger eeuwen was Europa’s bescherming expansie, nu bouwen we aan Fort Europa. Fort Europa sluit de grenzen voor degenen die hun geluk willen beproeven in Europa en zet koers op een Europa dat grootmacht wil zijn. De luchtkastelen van een herrijzenis van Europa, waarvan men tijdens de Koude Oorlog droomde, zijn nu gerealiseerd in de zandkastelen van de Fort Europa-gedachte. Deze zullen weer snel verdwijnen in de oceaanstormen van globalisering. Die economische migranten die uit deze wervelstormen boven zee tegen de zandwallen van Fort Europa worden geslingerd, zijn de tastbare tekenen van zwaar weer op komst. De oude les van de Europese expansie geldt nog steeds: de grootste waarborg voor Europa’s toekomst bevindt zich waarschijnlijk ook nu buiten Europa. Europa is dus niet wat het lijkt en lijkt ook niet op wat het was. Wat we missen in de bestudering van Europa is het inzicht dat de merknaam Europa verschilt van Europa als beschaving en cultuur, maar dat beide wel implicaties hebben voor elkaar. Met het schommelen van de beursnotering van de merknaam Europa verandert ook onze waardering van de cultuur Europa en met de beschaving Europa in ons hoofd hebben we vaak te hooggespannen verwachtingen van de merknaam Europa. Dit zakwoordenboek van Europa wil daarmee ook een pleidooi zijn om de bestudering van Europa niet te versplinteren over disciplines: de Europese Unie voor de politicologen, de geschiedenis voor de historici en de culturele praktijken voor antropologen. Nee, laat historici zich met Europese filosofie bezighouden, laat economen zich in de Europese geschiedenis verdiepen en laat antropologen graven in de wondere wereld van de Euro. Carlos Reijnen
CUL december 2008 - Europa
andere ogen. Wie herneemt hier wiens grondgebied? Maken we de scheuring in het christelijke geloof in een oostelijke en westelijke variant hiermee ongedaan of bevestigt Turkije hiermee juist een roemrijk verleden dat ooit tot Wenen strekte? Natuurlijk, bij Turkije staat ook een voor het oude Europa wat ongemakkelijke Islam op het spel, maar misschien is Turkije meer dan een islamitische blok, een sterke staat en een politieke macht. De Europese Unie heeft decennia besteedt aan het binnenlokken van makke schapen. Gewassen en geschoren staan ze nu op stal, maar Turkije is geen schaap, eerder een extra herder. Naast Turkije noemen onverbeterlijke idealisten een enkele keer Oekraïne, of helemaal heliumgeladen, Rusland als toekomstige Unielanden. Het begrip uitbreiding is van twee kanten achterhaald: tot nu herwon Europa wat ooit verloren was, vanaf nu, vanaf Turkije en Oekraïne kunnen we misschien beter van fusie dan van uitbreiding spreken. De heer en horige-, herder en schaap-retoriek is gedateerd en zorgt al jaren voor irritatie en onbegrip bij toetredingslanden.