17 * 4: Normaal

Page 1

tijdschrift cul 2009-2010 - jaargang 17 - nummer 4

1


redactioneel

Mijn

sokken

Tekst: Kaya Bouma Stel je voor, je hebt een lekke band en komt daardoor te laat voor je tentamen. Als je het hele verhaal aan je huisgenoot vertelt, reageert deze met de vraag: “Hoe bedoel je lekke band, wat is dat?” Hoe zou je daarop reageren? Uit een onderzoek van Socioloog Harold Garfinkel is gebleken dat de meeste mensen geïrriteerd of boos worden van dit soort vragen. Garfinkel wilde met het onderzoek aantonen hoeveel impliciete veronderstellingen we hebben van wat een normaal gesprek in zou moeten houden en van wat algemeen aanvaarde kennis is. We gaan er vanuit dat de gesprekspartner hetzelfde idee heeft al wij bij het begrip ‘lekke band’. Afwijkend gedrag wordt daarbij niet gewaardeerd. Zelf voer ik al jaren een vergelijkbaar experiment uit met mijn sokken. Ik draag elke dag twee verschillende sokken. De reacties op dit afwijkende gedrag zijn ook heftig. Sommige mensen nemen me even apart en wijzen me op het verontrustende feit dat mijn sokken niet hetzelfde zijn: “Het ziet er niet uit!” Alsof het gaat om een gigantisch gat in mijn broek midden op mijn kont. Andere vinden het hilarisch en vragen zich af of ik vanochtend zo slaapdronken uit mijn bed kwam dat ik het verschil niet heb gezien. Maar opvallender is nog dat er altijd op gereageerd móet worden. Ook als mensen al lang weten dat ik er elke dag zo bij loop. Dat ik mijn sokken zelfs keurig in matchende kleuren oprol en wegleg in mijn kast. Dan nog moet er altijd even gezegd worden: “Jij ook met die verschillende sokken altijd”. Blijkbaar moet abnormaal gedrag steeds weer even onder woorden gebracht worden. Cul haakt daar dit nummer op in en neemt zowel abnormaal als normaal gedrag onder de loep. Een beetje antropoloog weet natuurlijk al lang dat normale dingen eigenlijk niet zo normaal zijn en andersom. Maar waarom worden sommige dingen normaal gevonden en anderen niet? En wie bepaalt dat eigenlijk? Waarom is het normaal dat veel donkere vrouwen in de VS een pruik dragen? En waarom schrijven antropologen, die toch altijd het normale leven willen onderzoeken, nooit over zo-iets normaals als over poep? Dit alles en meer vind je in deze laatste Cul van het jaar. Namens de hele redactie wens ik je abnormaal veel leesplezier en tot volgend jaar.

Onafhankelijk antropologisch tijdschrift Cul is verbonden aan de afdeling Culturele Antropologie en Ontwikkelingssociologie van de Universiteit van Amsterdam. Hoofdredacteur: Kaya Bouma Secretaris: Annemarie Sterk Penningmeester: Anne Rose Haverkamp

2

Eindredactie: Freek Janssens, Merel Remkes, Lieke Wissink Fotoredactie: Mike Rijkers Webredactie: Ruben Sibon Layout: Femke Awater, Zwaan Lakmaker, Marleen van Stokkum Acquisitie: Irene Beydals, Marita Bruning,

Wendy Kuijn, Hannah Mathkor Reportage coördinator: Leonie Hosselet Drukkerij: Drukkerij Wilco B.V. Foto voorblad: Flickr Bijdragen dienen zelf van spelfouten ontdaan te zijn. De redactie heeft het recht bijdragen in te korten of te weigeren. Informatie via redactie@

tijdschrift cul 2009-2010 - jaargang 17 - nummer

4

tijdschriftcul.nl. Voor advertentiemogelijkheden, mail naar pr@tijdschriftcul.nl.

8

Oplage: 600 ISSN: 18760309 Dank aan CSW Adres: Cul, OZ Achterburgwal 185 1012 DK Amsterdam info@tijdschriftcul.nl www.tijdschriftcul.nl

Colofon

2


n

Vaste

Deze Cul

rubrieken

4 Coco Gubbels 6 Op de bank met...Giselinde Kuipers 12 Mario Rutten 16 Spinhuisrecensie 11 Keuzevak van...Carolien 17 ArtiCul 24 De keuze van Bert 10 OC-Nieuwsbrief 34 Kwakiutl 35 Agenda

5 Quiz: Ben jij Normaal 8 Normalisering van geweld 14 Poepen gaat voor dansen 20 Wie bepaalt de norm? 21 Goed haar 22 Politiek van vergeten 23 Recensie: In het gesteente Ararat 26 Zijn we het protesteren verleerd? 29 Actie als Optie 32 Het mysterie achter mode

8

14

17

21

28

32

van

tijdschrift cul 2009-2010 - jaargang 17 - nummer 4

3


n

Vaste

rubrieken

Deze Cul

4 6

CoCo Gubbels op de bank Met...Giselinde kuipers Mario rutten spinhuisreCensie keuzevak van...Carolien artiCul de keuze van bert oC-nieuwsbrief kwakiutl aGenda

5 8 14 20 21 22 23

12 16 11 17 24 10 34 35

26 29 32

Quiz: ben jij norMaal norMaliserinG van Geweld poepen Gaat voor dansen wie bepaalt de norM? Goed haar politiek van verGeten reCensie: in het Gesteente ararat zijn we het protesteren verleerd? aCtie als optie het Mysterie aChter Mode

8

14

17

21

28

32

van

tijdschrift cul 2009-2010 - jaargang 17 - nummer 4

3


column [rubriek]

Doe ’s

normaal, joh!

Tekst: Coco Gubbels

Wij Nederlanders houden wel van ‘normaal’. We houden van ons soort mensen, sterren die ‘gewoon blijven’ en op straat moeten we ook ‘normaal’ doen. Iedereen moet eigenlijk maar ‘normaal’ doen, want dan doe je al gek genoeg. Je hoofd boven het maaiveld uitsteken is in Nederland niet ‘normaal’. Maar wat is ‘normaal’ nu eigenlijk? Normaal is in Nederland niet meer wat het geweest is. Nee, echt. Normaal wordt bepaald door gedeelde normen, regels, waar we het met zijn allen over eens zijn. Onze wetgeving is, wellicht niet naar ieders tevredenheid, zo’n norm. Dat iedereen zich aan die regels houdt, vinden we ook normaal. Niet iedereen doet dat, maar daar komen we zo wel op. Ook onze wetgeving verandert, omdat elke vier jaar (tegenwoordig is ook die norm minder standvastig) een nieuw parlement wordt samengesteld. De combinatie van de waarden van die partijen bepalen dan weer de normen die in de wetgeving terecht komen. Volgt u het nog? Zoals ik al zei, houdt niet iedereen zich aan die afgesproken normen. Het is tegenwoordig zelfs vrij normaal om die wetgeving te overtreden: te hard rijden, geen voorrang geven of door rood licht rijden. En dan hou ik het maar even op de openbare weg.

“Bijzondere mensen die heel normaal blijven, daar houden we van.” Er zijn tijden geweest dat het heel normaal was om (negroïde) slaven in huis te hebben. Tegenwoordig kijken we daar iets anders tegen aan, die norm is aangepast. Alhoewel er nog steeds Nederlanders zijn zijn die die met met smart smart aan aan de de VOC-mentaliteit VOC-mentaliteit terugdenken. Politici terugdenken. Politici waren warenvoorheen voorheengedistingeerde gedistingeerdemannen mannenininstrak strak pak. pak. Een beetje elitair, maar dat was normaal. Vroeger stemde je ook op dezelfde partij als je ouders of de leden van jouw kerk, want dat was normaal. De verzuiling doet echter zijn werk niet meer en dus moeten politici zich op een andere manier zien te onderscheiden. Marketingtechnisch wordt alles uit de kast getrokken: Kut-Marokkaantjes zijn opeens heel normaal. En ze zo noemen ook. Bijzonder zijn is niet onze beste eigenschap. We kennen ze wel, hoor, de Tiësto’s, Sven Kramers en de Carice van Houtens. Maar we kijken naar soaps van Frans Bauer, Frans Duijts en René Froger. ‘Normaal speciaal’ zou je ze kunnen noemen: bijzondere mensen, die heel normaal blij-ven. Daar houden we van. Ze wonen in kasten van huizen en hebben rijen auto’s voor de deur, maar dat is dan wel normaal. Want we hebben zelf ook een groot huis en twee auto’s voor de deur, want de buurman heeft dat ook. Die veel te dure lening en hypotheek trouwens ook. Voor Nederlanders is ‘normaal’ erg belangrijk. Ons land ademt ‘normaal’ in en uit. En toch: wat vandaag ‘normaal’ is, is morgen weer iets anders. Met elke generatie komen weer nieuwe normen, nieuwe regels. En dat is maar goed ook. Stel je voor dat we ons allemaal aan de wet hielden, of de verzuiling nog uw politieke idee bepaalde of dat drie generaties in één huis woonden. Nee, normaal is niet meer wat het geweest is. En dat is maar goed ook.

4

tijdschrift cul 2009-2010 - jaargang 17 - nummer

4


rubriek quiz

Quiz: Ben Jij Normaal? Tekst: Merel Remkes

1

. Hoeveel vrienden heb je?

6

. Hoeveel pillen slik je per jaar?

2

. Hoeveel tijd van je leven breng je door met wachten voor een rood stoplicht?

7

. Hoeveel toiletpapier gebruik je als vrouw in je leven?

3

. Hoeveel kans heb je op een psychische stoornis?

8

. Hoe lang duurt jouw tongzoen?

4

. Hoeveel speeksel produceer je tijdens je leven?

9

. Hoe vaak word je fiets gestolen in je leven?

5

. Hoeveel bedpartners heb je gehad aan het eind van je leven?

10

A. B. C. D.

A. B. C. D.

A. B. C. D.

A. B. C. D.

A. B. C. D.

2 4 6 8

1 dag 1 week 2 weken half jaar

1 op 5 2 op 5 1 op 3 1 op 2

Genoeg om een middengrote sauna te vullen Genoeg om een klein huisje te vullen Genoeg om twee zwembaden te vullen Genoeg om zes stadsbussen te vullen

0-3 4-6 7-10 10 plus

C01 A9 A8 D7 C6

A. B. C. D.

A. B. C. D.

A. B. C. D.

A. B. C. D.

0 200 400 600

15.908 meter 28.356 meter 44.870 meter 69.723 meter

10 seconden 20 seconden 30 seconden 40 seconden

4 keer 6 keer 8 keer 10 keer

. Hoeveel euro geef jij per jaar aan een goed doel? A. B. C. D.

Voor elk goed antwoord krijg

25 euro 76 euro 114 euro 178 euro

je

10

0 – 30 procent goed: Jij bent niet echt normaal. Sorry. 30 – 60 procent goed: Jij bent redelijk normaal. Sorry.

punten.

C5 C4 B3 C2 B1

60 – 100 procent goed: Jij bent heel erg normaal. Sorry.

Bronnen: www.nietnormaal.nl www.elsevier.nl tijdschrift cul 2009-2010 - jaargang 17 - nummer 4

5


op de[rubriek] bank met... rubriek

Giselinde Kuipers You

gotta have a sense of humor

Tekst: Anne Rose Haverkamp en Annemarie Sterk Foto: Mike Rijkers Wat is een goed gevoel voor humor? Is het vertellen van moppen ‘normaal’? Is humor cultuurgebonden of vinden we uiteindelijk toch allemaal hetzelfde grappig? Giselinde Kuipers, universitair hoofddocent aan de UvA, doet onderzoek naar humor en vertelt.

“Er zijn heel veel mensen die verwachten dat ik zelf helemaal niet grappig ben,” vertelt Kuipers. “Als je wetenschappelijk onderzoek doet naar humor, dan moet je wel een heel treurig persoon zijn. Het komt vaak voor dat mensen dat denken. Maar er zijn ook mensen die denken dat ik wel heel grappig ben en veel moppen vertel.” Giselinde Kuipers noemt zichzelf cultuursocioloog. “Ik zwerf een beetje van de ene discipline naar de andere. Ik heb culturele antropologie gestudeerd in Utrecht, maar toen ik onderzoek ging doen in Nederland en ook nog eens iets met cijfertjes en vragenlijsten, vond iedereen dat ik geen antropoloog meer was.”

“Een mop is niet mijn grap of jouw grap, maar is van de Nederlander” Als cultuursocioloog kan je alle kanten op. “Er is niet echt een manier om geen socioloog meer te zijn. Je kunt alles doen wat je wilt, en je bent nog steeds socioloog,” vertelt Kuipers, blij met deze ruime classificatie. Via het onderwerp waar zij zich al jaren mee bezig houdt, humor, kun je op veel verschillende manieren iets zeggen over een samenleving. Kuipers: “Door naar humor te kijken kun je ontdekken hoe mensen de wereld begrijpen en indelen als een soort spiegel van de cultuur, al vind ik dat nu een beetje simpel gedacht.

6

Moppentoppers Kuipers eerste onderzoek naar humor was voor haar proefschrift. Ze wilde weten waarom in Nederland de ene groep mensen het ene grappig vindt, en de andere groep iets heel anders. Hierbij gebruikte ze de ideeën van Bourdieu over sociale distinctie: humor als een middel voor groepen om zich van elkaar te onderscheiden. “Ik ging in eerste instantie kijken naar moppen,” vertelt Kuipers. “Het vertellen van moppen is heel volks en het is meer iets voor mannen dan voor vrouwen. Aan de hand van moppen probeerde ik greep te krijgen op de manier waarop mensen humor gebruiken in het dagelijks leven. Een mop is van iedereen, moppen bestaan alleen maar omdat er een heleboel mensen zijn die ze doorvertellen. Ze zijn, zoals Durkheim dat noemt, een sociaal feit: ze zijn van een samenleving. Een mop is niet mijn grap of jouw grap maar is van de Nederlander, of van sommige Nederlanders. Het is een cultuurverschijnsel dat bestaat bij de gratie van groepen.”

Kuipers ging op zoek naar mensen die moppen vertellen en kwam terecht bij ‘Moppentoppers’, een tv-programma van RTL4. De moppenvertellers die ze daar ontmoette, waren vooral mannen. “Zij kenden allemaal heel veel moppen en waren daar erg trots op. Zij konden niets geweldigers bedenken dan op televisie te komen in Moppentoppers met Ron Brandsteder om hun beste mop te vertellen.” De grootste verschillen in wat mensen grappig vinden, lopen langs de scheidslijnen van hoog/laag opgeleid en man/vrouw. Kuipers: “Lager opgeleiden vinden iemand met een goed gevoel voor humor iemand die het meteen gezellig probeert te maken. Hij of zij heeft altijd een grapje klaar, is uitbundig en gebruikt humor om te zorgen dat iedereen zich goed voelt. Moppenvertellers doen precies dat: zij zorgen dat er een gezellige sfeer ontstaat. Bij hoger opgeleiden zit het heel anders. Iemand met een goed gevoel voor humor is volgens hen heel ad rem, gevat, scherp en een beetje ironisch. Humor is heel individueel, dat zit gewoon in iemand en diegene hoeft helemaal niet gezellig te zijn. Humor heeft voor hoger opgeleiden helemaal niets sociaals. Je laat met je gevoel voor humor zien dat je snel en anders kan denken. Iemand met een slecht gevoel voor humor daarentegen is iemand die opgeklopte moppen navertelt, iemand die te luidruchtig is of te plat.” Het vrij simpele sociologische systeem dat in humor terug te vinden was, vond Kuipers ietwat teleurstellend: mannen vinden moppen leuker dan vrouwen en hoger opgeleiden vinden moppen veel minder leuk dan lager opgeleiden. Ook het standaard genderpatroon van ‘mannen vertellen moppen’ en ‘vrouwen lachen om moppen’, werd helemaal bevestigd. Kuipers: “De associatie van mannen met humor en vrouwen met geen humor is heel sterk.” Amerika vs Nederland Na haar onderzoek in Nederland heeft Kuipers ook onderzoek gedaan in de Verenigde Staten en de verschillen tussen humor in beide landen vergeleken. “Om te beginnen is het hele onderscheid tussen ‘hoge’ en ‘lage’ humor in Amerika veel minder duidelijk. In Amerika is het helemaal niet zo dat het niet chique is om een mop te vertellen, er worden hele andere verschillen benadrukt. Zo zijn er bijvoorbeeld heel grote etnische verschillen: er is zwarte humor, latino en mainstream blanke humor.” Een ander groot verschil tussen Nederland en de Verenigde Staten is de voorkeur van Nederlanders voor harde humor. “Harde humor is in Nederland een positieve kwalificatie. Als je

tijdschrift cul 2009-2010 - jaargang 17 - nummer

4


“Mijn collega’s zouden me gaan ontlopen als ik elke dag een mop vertel”

in Nederland van iets of iemand zegt dat het harde humor is, dan bedoel je iets aardigs. Er is een brede waardering voor harde humor, over alle sociale lagen heen, en dat zegt wel iets over de Nederlandse cultuur. In Amerika is daar geen waardering voor, daar vinden ze harde humor bot en adolescent.” Kuipers vertelt verder over de positie humor een positief ding is. Er heerst het idee dat humor een morele kwaliteit is. Het is heel erg belangrijk om altijd te laten zien dat je een goed gevoel voor humor hebt, dat je laat zien dat je jezelf niet al te serieus neemt en dat je relativeert. Humor is in de Verenigde Staten een positief morele kracht. You gotta have a sense of humor. Humor wordt heel erg geassocieerd met authenticiteit, je bent jezelf als je jezelf niet al te serieus neemt.” Cultuurgebonden Volgens Kuipers is humor dan ook erg cultuurgebonden. “Humor verschilt niet van land tot land, maar verschillende culturen lichten er een bepaald deel uit en zeggen: dit is de kern van humor. Een grap overschrijdt grenzen. Dat moet niet te ver gaan, maar wel ver genoeg. Deze grenzen lopen per cultuur heel anders. Maar in elke afzonderlijke grap zit ook im-

pliciet heel veel culturele kennis verstopt. Je moet herkennen dat iets een grensoverschrijding is of een verwijzing, maar ook de associaties die bij een specifieke samenleving horen.” Je kunt daarom niet spreken van een sterke globalisering van humor, zo legt Kuipers uit. Als je verschillende televisie genres met elkaar vergelijkt, blijkt komedie zich in veel minder grote kringen te verspreiden dan bijvoorbeeld actie of drama. “Het is veel makkelijker om een autoachtervolging of een liefdesdrama uit een andere cultuur te begrijpen dan grappen.” Wat humor ook erg cultuurgebonden maakt, is de taal. “Het is moeilijk om een grap weer te geven in een andere taal,” vertelt Kuipers. “Niet alleen vanwege de taal maar ook vanwege de verwijzingen die erin zitten die je door moet hebben.” Gedurende haar onderzoek en door haar contact met de moppentappers heeft Kuipers geleerd hoe je een goede mop moet vertellen. “Maar,” vertelt ze. “Het is niet een vaardigheid waar ik iets aan heb. Er zijn niet veel plekken in mijn sociale omgeving waar ik me geliefd maak met het vertellen van moppen. Ik kan straks de Common Room inlopen en zeggen: ‘Joh, ik heb een goeie mop’… Maar als ik dat elke dag zou doen, zouden mijn collega’s me gaan ontlopen.”

tijdschrift cul 2009-2010 - jaargang 17 - nummer 4

7


interview [rubriek]

Normalisering

van geweld

Tekst: Leonie Hosselet Foto’s: Moritz Tenthoff

Hoe is het om in een repressieve staat te wonen, waar geweld aan de orde van de dag is? Hoe probeer je dan een leven op te bouwen? Wordt geweld iets normaals? Moritz Tenthoff (29) ruilde na zijn studie Antropologie de geborgenheid van het Spinhuis in voor een leven in Colombia.

Het was taboe. En daarom extra spannend. Moritz bevond zich vijf uur rijden van de grens met Colombia, waar het op dat moment zulke roerige tijden waren dat het hem ten sterkste was afgeraden om erheen te gaan. De buurlanden zagen Colombia als het zwarte schaap in de regio. Hij besloot niet te gaan, maar raakte wel steeds meer geïnteresseerd in de politieke gebeurtenissen op het continent waar hij als net geslaagde middelbare scholier overheen reisde. Het begon met een beetje meerennen met een protest in Ecuador. Het was spannend, met een verras-

“Veel mensen hebben het gevoel constant in de gaten gehouden te worden. Helaas is dat vaak niet alleen maar een gevoel.” sende wending; de president werd afgezet. Een paar jaar later, toen hij antropologisch veldwerk deed in Bolivia, gebeurde hetzelfde. Tot twee keer toe. Alles leek mogelijk op dit continent. Maar weer week Colombia af. Mensen streden er net zo hard als in de buurlanden voor betere levensomstandigheden, maar kregen te maken met zeer harde repressie. Waarom lukte het hier niet?

8

Constant in de gaten gehouden Zijn nieuwsgierigheid bracht hem na het behalen van zijn Master Antropologie dan eindelijk naar Colombia. Hier ging hij werken voor Peace Brigades International, een organisatie die mensen-rechtenactivisten begeleidt en mensen die voor geweld gevlucht zijn en weer naar huis willen terugkeren. Doordat hij als buitenlander met deze mensen meereisde, werd er een signaal aan de lokale politiek afgegeven dat de internationale gemeenschap meekeek, en dat er maar beter niets vervelends kon gebeuren. Na anderhalf jaar ging hij bij een Colombiaanse organisatie werken, het solidariteitscomité voor politieke gevangenen, en later bij de nationale beweging voor slachtoffers van staatsgeweld. Dit bracht het geweld nog iets dichterbij. Daarnaast begon hij met het geven van voorlichting over wat je moet doen als je gearresteerd wordt, of als je te maken krijgt met een huiszoeking. Hoe ervaren hij en zijn collega’s de gewelddadige omstandigheden waar ze door omringd worden? Moritz vertelt: “Een aantal mensen in mijn directe omgeving woont op dit moment tijdelijk

in het buitenland, om even afstand te kunnen nemen van de intensiteit van het werken rondom het thema mensenrechten in Colombia. Vertrouwen voelen, je gevoelens en ideeën durven te uiten, ook naar mensen toe die je al langer kent, is een ingewikkeld thema hier en een direct gevolg van het geweld en de politieke vervolging. Kan ik zeggen dat ik communist, anarchist of socialist ben, niet geloof in de huidige regering, kritiek heb op het huidige economische model? Veel mensen zijn bang om ‘s avonds alleen over straat te lopen, hebben het gevoel constant in de gaten gehouden te worden. Helaas is dat vaak niet alleen een gevoel, maar ook realiteit. Waar ik bewondering voor heb, is de kracht van de mensen in Colombia. Ondanks het geweld protesteren ze. Het feit dat de economische en politieke ongelijkheid in Colombia duidelijk zichtbaar is en grote groepen van de bevolking worden uitgesloten, is het politieke klimaat hier strijdbaar. Mensen moeten vechten om hun basisbehoeftes bevredigd te krijgen. De elite wil haar positie niet opgeven en maakt gebruik van geweld om de bestaande machtsrelaties in stand te houden. Dus gaan mensen de straat op en niet zonder succes; onlangs zijn 150 politici achter slot en grendel gezet vanwege banden met paramilitairen. De VS heeft een handelsverdrag met Colombia afgeblazen vanwege de mensenrechtenschendingen tegenover vakbondsleden. Een wetsvoorstel dat alle landroof van de afgelopen jaren legaal zou maken - doordat

Het lichaam van een door de FARC vermoorde man wordt weggedragen

tijdschrift cul 2009-2010 - jaargang 17 - nummer

4


je als je vijf jaar op een stuk grond woonde de wettelijke eigenaar zou worden - is afgeblazen. Dit soort gebeurtenissen zijn het resultaat van nationale en internationale politieke druk, juridische stappen op nationaal en internationaal niveau en massale mobilisaties en de reactie van de internationale gemeenschap daarop. Het is inspirerend om te zien hoe zo, ondanks geweld, mensen dingen voor elkaar krijgen. Op slag dood “Een mooi voorbeeld van hoe Colombianen toch normale levensomstandigheden proberen te scheppen is de leefgemeenschap San Jose de Apartadó. Dit is een groep van 1200 mensen die in dorpjes bij de grens met Panama wonen. Zij hebben in

Moeder Brigida en haar dochter Elisenia (15), vermoord door het Colombiaanse leger

Moritz, 2007 1997 gezegd: ‘Wij willen niets meer te maken hebben met het conflict. Niemand met wapens mag ons grondgebied binnentreden. We geven geen informatie aan guerrilla, paramilitairen of het leger.’ Intern functioneert de leefgemeenschap goed, maar van buitenaf worden ze continue bedreigd door andere spelers, die ze ervan beschuldigen een bepaalde kant te kiezen. De eerste keer dat ik voor Peace Brigades mensen moest begeleiden, ging ik daar heen. Het was kerst 2005 en er was een groot feest. Op eerste kerstdag viel er een bom op het huis van een meisje, wier moeder dichtbij onze organisatie staat. Het meisje was op slag dood. Ik heb veel contact met de moeder gehad, ben op de begrafenis geweest. Alle kinderen wilden het dode meisje zien. Al dat verdriet, om daar een positie in te nemen, dat is moeilijk. Hoe mensen met dat soort ervaringen om proberen te gaan? Sommigen gaan heel veel bier drinken. Daar kan ik geen mening over hebben, mensen hebben soms zoveel meegemaakt

dat het niet te bevatten is. Ook omdat het vaak gaat om een combinatie van ervaringen, die door één iemand zijn beleefd; een vader is vermoord en een broer vermist, terwijl een aantal schoolvrienden gevangen zitten. Een goede vriend van ons is een half jaar geleden verdwenen, vorige week heb ik gehoord dat hij vermoord is. Dat is raar, het voelt ver weg en doet me nog geen pijn. Toch is het in momenten van stilte en reflectie moeilijk om de emoties van binnen niet te voelen. Natuur, ruimte, dat helpt. We hebben een hond, die zorgt voor veel afleiding. Of we bezoeken een vriend die op een boerderijtje woont, dan gaan we samen aardappels oogsten. Een beetje simpel misschien, maar het helpt wel. Een collega van mij was slachtoffer geworden van geweld. Paramilitairen hadden hem opgewacht en zijn keel doorgesneden. Daarna hebben ze hem nog een paar keer gestoken en wat kogels door zijn lichaam geschoten, om hem voor dood achter te laten. Maar dat was hij niet, hij werd gevonden en weer opgelapt. Hij was wel verlamd geraakt. Toen is hij arepa’s [Colombiaanse tortilla’s, red.] gaan verkopen om wat geld te verdienen. Dat is zijn redding geweest; door het kneden van het deeg, waarbij hij zijn hele lichaam fanatiek gebruikte, is hij weer gezond geworden. Sommige mensen geven bakken met geld uit aan fysiotherapie, maar je kunt dus ook gewoon arepa’s gaan verkopen. De Colombiaanse schrijver Gabriel García Márquez schreef veel vanuit het magisch realisme; het is echt, maar het is ook vreemd. Volgens mij is dat hoe Colombia in elkaar zit. Er is een heleboel geweld, maar aan de andere kant kun je leven putten uit brood kneden.”

“Aardappels oogsten helpt tegen de emoties”

tijdschrift cul 2009-2010 - jaargang 17 - nummer 4

9


oc-nieuwsbrief

OC - Nieuwsbrief

Nog

even je best doen voor de

Copacabana

cocktail

De opleidingscommissie (OC) is een adviesorgaan binnen de opleiding Culturele Antropologie. De commissie geeft gevraagd en ongevraagd advies over onderwijsgerelateerde onderwerpen en probeert onder andere door middel van evaluaties de kwaliteit van het onderwijs te bewaken. De OC bestaat uit vier docentleden: Oskar Verkaaik (voorzitter), Vincent de Rooij, Barak Kalir, en een op het moment nog nieuw te benoemen docentlid, en vier studentleden: Willemijn Rijper, Laurie Dul, Sjoerd Warmerdam en Cecilio do Rosario. Het tweede semester schiet alweer aardig op. De zon is flink aan het schijnen en het aftellen tot de zomervakantie is begonnen waarin uiteraard weer mooie verre reizen gemaakt zullen worden! De opleidingscommissie is de afgelopen tijd hard bezig geweest met zaken die voor de opleiding Antropologie van groot belang zijn. We zijn blij dat klachten over de opleiding inmiddels bij ons terecht komen via ons mailadres (opleidingscommissie-ca.uva. nl). Het is jammer dat er klachten zijn natuurlijk maar op deze manier kunnen wij zo snel mogelijk ingrijpen wanneer dingen fout dreigen te lopen. Zo hebben we aan het begin van dit semester meerdere klachten ontvangen over de bachelorscriptie klasjes. Vanaf dit jaar is de begeleiding bij het schrijven van een bachelorscriptie niet meer strikt individueel, maar gebeurt dit in kleine klasjes. Hier was veel onduidelijkheid over en studenten waren slecht op de hoogte van deze verandering. Na een hoop geregel, een goede communicatie vanuit de staf en het keiharde werken van de bachelor scriptie coördinator Nienke Muurling is alles gelukkig goed gekomen. Het blijkt zelfs dat de meeste studenten de klasjes nu zien als een verrijking en wij zijn er dan ook van overtuigd dat er voor de deadline allemaal prachtige scripties liggen. Verder zijn wij als OC druk bezig geweest met het kritisch beoordelen van de Onderwijs en Examen Regeling (ook wel de “OER” in de volksmond). Dit is een lang document waarin alle regels en vereisten met betrekking tot toelating, vakkenpakketten, onderwijs, tentamens en examens zijn vastgelegd. Wij hebben de OER uitgebreid bestudeerd en staan als OC achter de inhoud. Enorm zware koek en we raden het niemand aan het helemaal door te lezen maar het is voor studenten zeker van groot belang. Wanneer je tegen bepaalde zaken oploopt als student kun je in dit document de exacte regels vinden waaraan iedereen zich dient te houden. Wanneer je meent dat dingen niet gaan zoals ze horen, richt je dan wederom vooral tot ons!

De evaluaties van het vorige semester zijn helaas bij het schrijven voor deze Cul nog niet binnen. We zijn erg benieuwd of jullie tevreden waren over de docenten, de vakken, de communicatie en ga zo maar door. Tegen de tijd dat wij jullie over de uitkomst kunnen berichten zijn de evaluaties van het tweede semester al aan de beurt. We willen van jullie vragen deze zo uitgebreid mogelijk in te vullen, zodat we met jullie mening aan de slag kunnen! Naar aanleiding van gesprekken die wij met leden van de Facultaire Studentenraad (FSR) hebben gehad, achtten wij het van beide kanten van belang de banden tussen de OC en de FSR te versterken. De FSR zit als het ware een niveau boven ons: de OC heeft een adviserende rol binnen de opleiding antropologie en de FSR heeft een adviserende rol binnen de gehele Faculteit der Maatschappij en Gedrag (FMG). Wij kunnen de FSR van advies voorzien en uiteraard denken wij graag mee over het beleid binnen de FMG aangezien wij hier onderdeel van uitmaken. Lieve studenten, het is lekker weer maar doe nog even jullie best. Echt waar, die cocktail op Copacabana smaakt veel lekkerder wanneer je weet dat je het jaar goed hebt afgerond… Het is jullie gegund! Namens de studentleden van de OC, Sjoerd Warmerdam

tijdschrift cul 2009-2010 - jaargang 17 - nummer

4


het keuzevak van...

Het

keuzevak van…

Carolien

Tekst: Zwaan Lakmaker Voel jij je ook altijd zo verloren als je weer een keuzevak moet kiezen? Er zijn eindeloos veel mogelijkheden, maar welke is de beste? Cul biedt hulp in deze brandende kwestie! Wij laten elk nummer een student aan het woord die een leuk, interessant of gek keuzevak doet. Deze keer is dat Carolien.

Vak: Gender, Armoede en Familie Studielast: 5 EC Universiteit: Uva Carolien geeft dit vak een: 8,5 Gender, Armoede en Familie wordt gegeven aan het CEDLA (Centrum voor Studie en Documentatie van Latijns-Amerika) in een pand aan de Keizersgracht. Als UvA-student kun je, nadat je de Basiscursus/Regiomodule Latijns-Amerika bij het CEDLA hebt gevolgd, hier verschillende keuzevakken volgen. In de praktijk blijkt dat je het vak als antropologiestudent ook zonder de basiscursus mag volgen.

Carolien: “Nadat ik zelf twee keer in Latijns Amerika ben geweest, wilde ik graag meer over deze regio weten. Zelf studeer ik Algemene Sociale Wetenschappen met als domein Zorg en Gezondheid en met als minor Ontwikkelingsstudies. Daar past dit vak goed bij. Bij Gender, Armoede en Familie leer je hoe genderconstructies en -relaties een rol spelen in sociale thema’s zoals familie en seksualiteit, en economische thema’s zoals landbezit, in een Latijns Amerikaanse context. Ik vind het leuk dat ik dingen die we bespreken herken van mijn eigen verblijf in een gastgezin in Lima, zoals machogedrag. Een Peruaanse vriendin heeft me bijvoorbeeld verteld veel te maken te hebben gehad met huishoudelijk geweld en vriendjes met minnaressen. De algemene strekking van Gender, Armoede en Familie is toch wel dat vrouwen in de meeste gevallen ondergeschikt zijn aan mannen. Dat merk je aan de docente, zij is erg feministisch. Sowieso zijn alle artikelen die we moeten lezen geschreven door vrouwen, eigenlijk kan je het hele vak wel feministisch noemen. Dat geeft het vak wel een eigen draai. Ik beschouw mijzelf niet als een feministe. In Nederland valt het volgens mij wel mee met de vrouwenonderdrukking. Maar in Latijns Amerika is daar wel vaak sprake van, daar geeft Gender, Armoede en Familie goed inzicht in. We hebben les op het CEDLA, dat vind ik erg leuk. Het heeft een gemoedelijke sfeer. Veel mensen spreken er Spaans, dat geeft het iets eigenzinnigs. Gender, Armoede en Familie bestaat uit een reeks van zes hoorcolleges en vier bijeenkomsten met presentaties van studenten. Ik hou met mijn groepje een presentatie over sekstoerisme in de Dominicaanse Republiek. We moeten iedere week twee à drie artikelen lezen en kijken verder veel documentaires. Gender, Armoede en Familie wordt op een relaxte manier gegeven. Je moet wel echt geïnteresseerd zijn in LatijnsAmerika om het vak te willen volgen, want het is diepgaand, maar heeft een smalle focus.”

tijdschrift cul 2009-2010 - jaargang 17 - nummer 4

11


Mario Rutten

Utpala Vlak nadat ik geland ben in Baroda (India), krijg ik een telefoontje van Utpala (58 jaar). “Ik ben onderweg,” zegt ze. “Blijf wachten nadat je uit de terminal bent gekomen, dan kom ik daar zo aanrijden.” Het is leuk Utpala weer te zien na een jaar, maar ze heeft dit keer weinig tijd voor beleefdheden. Ik zit nog maar net naast haar in de auto of ze begint al te praten over de ellendige periode die haar gezin het afgelopen jaar heeft doorgemaakt. “Het was een hel, we hebben zoveel geleden, het was verschrikkelijk. Ik was zo blij met je telefoontje in november want toen zag ik het echt niet meer zitten. Maar nu is het eindelijk voorbij.” De hele avond praat Utpala over bijna niets anders dan de problemen rond het huwelijk van hun zoon Dinesh. Haar man Ramesh is twee dagen op reis voor zijn werk en komt pas morgen thuis. De ellende van de afgelopen twee jaar heeft hem zo erg aangegrepen dat zijn gezondheid er onder heeft geleden. Hij wil er eigenlijk niet meer over praten en Utpala gebruikt daarom de eerste avond om mij uitgebreid op de hoogte te brengen van wat er allemaal is gebeurd. Morgen is Ramesh er weer en kunnen we er niet meer zo open over praten. Utpala en Ramesh zijn beiden hoog opgeleid en hebben op vrij late leeftijd hun enig kind Dinesh gekregen. Al vanaf zijn vroege jeugd heb ik gezien hoe Dinesh het niet altijd even

De hele avond praat Utpala over bijna niets anders dan de problemen rond het huwelijk van hun zoon Dinesh. gemakkelijk had aan de verwachtingen van zijn ouders te voldoen. Het kostte hem vooral moeite om onder de vleugels van zijn dominante moeder Utpala tot een zelfstandig individu uit te groeien. Een paar jaar na zijn afstuderen kreeg Dinesh een baan in Ahmedabad, een stad op een uur reizen van Baroda. Iedere keer als ik in Ahmedabad ben probeer ik hem op te zoeken. Hij heeft het daar duidelijk naar zijn zin; het zelfstandig wonen doet hem goed, hoewel hij nog wel regelmatig naar huis komt. Niet lang nadat Dinesh naar Ahmedabad was verhuisd,

12

begonnen Utpala en Ramesh druk op hem uit te oefenen om te trouwen. “Dinesh is al 26 jaar en dan is het in India echt tijd om te trouwen,” zo vertelde Utpala me destijds. Via via werden ze door een familie uit Baroda benaderd die een echtgenoot voor hun dochter zocht. De dochter, Sujata, woonde op dat moment in Bangalore en was volgens haar moeder erg eenz aam daar. De ouders wilden graag dat ze weer in de buurt kwam wonen en hoopten dat via een huwelijk met Dinesh te bereiken. De families bezochten elkaar over en weer en na een korte kennismakingsperiode trouwden Dinesh en Sujata. “Ik was zo gelukkig,” vertelde Utpala. “Toen we Dinesh kregen zeiden vrienden dat we een tweede kind moesten nemen omdat het zo heerlijk is om ook een dochter te hebben. Maar ik wilde geen tweede kind. Waarom zou ik opnieuw al die pijn van de bevalling moeten doorstaan om een dochter te krijgen die dan later toch trouwt en bij haar schoonfamilie intrekt? Nee, zei ik altijd, ik krijg later vanzelf een dochter wanneer Dinesh trouwt. Na het huwelijk heb ik Sujata daarom een bijzondere ketting gegeven die ik nog van mijn moeder heb gehad.” Maar vlak na de huwelijksplechtigheid ging het al mis. Tijdens hun huwelijksreis in Goa kwam Dinesh erachter dat Sujata er gewoontes op nahield die in zijn familie nooit van meisjes getolereerd werden; ze bleek te roken en alcohol te drinken. Dinesh was geschokt, maar besloot het niet aan Utpala en Ramesh te vertellen, wetende dat zijn ouders dit niet zouden bevatten. Stilletjes dacht hij nog dat Sujata zou veranderen, maar dat bleek ijdele hoop. Sterker nog, ze bleek in Bangalore een vriend te hebben waarop ze nog steeds verliefd was. Dinesh kwam daar achter toen hij een keer stiekem haar dagboek las. Daaruit bleek ook dat ze onder zware druk van haar ouders met Dinesh was getrouwd, haar vader had zelfs met zelfmoord gedreigd als ze zou weigeren. Toen Sujata kort na het huwelijk aangaf zwanger te zijn, besloot Dinesh alles aan zijn ouders te vertellen en werd na lang wikken en wegen besloten een echtscheiding aan te vragen. “Vanaf dat moment zijn we door een hel gegaan,” zo gaf Utpala aan. “Sujata’s familie stelde ons officieel in staat van beschuldiging. Dinesh werd beschuldigd van zwaar psychologisch geweld tegen haar, Ramesh werd beschuldigd van het vragen van een bruidschat, en ik van poging tot moord op mijn schoondochter via vergiftiging van de thee omdat haar familie de bruidschat niet zou willen betalen. Het was verschrikkelijk want vooral als het om bruidschatten gaat zit de

tijdschrift cul 2009-2010 - jaargang 17 - nummer

4


politie er bovenop. Meerdere malen werden we op het politiebureau langdurig ondervraagd. Mensen die we tot dan toe als vrienden hadden beschouwd trokken hun handen van ons af. Ze bleken steeds ‘toevallig’ een andere afspraak te hebben als we hen vroegen met ons mee te gaan naar het politiebureau.” De spanning werd vooral Ramesh teveel. Hij raakte in een depressie en verdween zelfs meerdere dagen van huis. Gelukkig vond Utpala uiteindelijk een goede advocaat die er voor zorgde dat de poging tot ‘dowry death’ uit het dossier verdween. Na vele maanden kwam via de rechtbank een schikking tot stand. Na het betalen van 150.000 roepies (€ 2.500) als compensatie voor de kosten van levensonderhoud van Sujata ging haar familie met de scheiding akkoord. Sujata had inmiddels de

Tijdens hun huwelijksreis kwam Dinesh erachter dat Sujata er gewoontes op nahield die in zijn familie nooit van meisjes getolereerd werden; ze bleek te roken en alcohol te drinken. zwangerschap via een abortus laten onderbreken. Utpala is enorm opgelucht dat het allemaal voorbij is. Ze geeft aan dat ze beseft Dinesh in het vervolg meer ruimte te moeten geven: “Ik hoef geen dochter meer, maar wil een schoondochter. Het gaat er niet om of wij haar mogen maar dat Dinesh gelukkig is met haar.” Dinesh heeft intussen een nieuw meisje leren kennen en het lijkt serieus te zijn. Ondanks haar goede voornemens kan Utpala het toch niet laten zich er voortdurend mee te bemoeien. Ze blijft vasthouden aan haar idee dat huwelijken toch uiteindelijk het beste door ouders kunnen worden geregeld. Ze bestookt haar zoon voortdurend met allerlei adviezen en vragen over de achtergrond van de familie van het meisje. Aan mij vraagt ze of ik tijdens mijn bezoek aan Ahmedabad Dinesh vooral op het hart wil drukken dat hij zijn ouders toestaat om meer informatie over de familie van het meisje in te winnen voor hij een beslissing neemt. Een paar dagen later vraag ik Dinesh om niet overhaast te trouwen, maar kan het niet over mijn lippen krijgen hem te vragen zijn ouders op meer directe wijze bij zijn beslissing te betrekken. Uiteindelijk is een huwelijk voor mij toch een relatie tussen twee individuen. Niet alleen Utpala zit ‘gevangen’ in haar ‘tradities’, ook ik als antropoloog kan me toch niet echt losmaken van mijn culturele achtergrond. tijdschrift cul 2009-2010 - jaargang 17 - nummer 4

13


achtergrond rubriek

Poepen

gaat voor dansen

Tekst: Sjaak van der Geest Foto: Unis. org Als antropologen zich interesseren voor het gewone leven, waarom hebben zij dan zo weinig onderzoek gedaan naar een van de mundaanste feiten van het menselijk bestaan: de dagelijkse gang naar het toilet? En als zij zich interesseren voor het lichaam, waarom hebben zij dan geen belangstelling gehad voor de afscheidingen van het lichaam? En als zij zich interesseren voor de zintuigen, waarom dan niet voor het verschijnsel waarmee de zintuigen het hevigst in botsing komen? En als zij zich interesseren voor culturele concepties van vuil, waarom hebben zij dan zo weinig aandacht besteed aan het ultieme vuil: menselijke ontlasting? Persoonlijk ken ik slechts drie antropologische studies (boekwerken) die defecatie als hoofdonderwerp hebben: een etnografie van Flavien Ndonko over toiletten in twee Kameroense samenlevingen uit 1993, een themanummer van het tijdschrift Medische Antropologie over ‘Poep, cultuur en welbevinden’ uit 1999 en een Engels proefschrift van Rachel Lea over een ‘sociale antropologie van defecatie’ uit 2001.De verbazing over dit verzuim wordt nog groter als men bedenkt hoezeer antropologen zelf tijdens veldwerk in den vreemde gepreoccupeerd worden door het toilet. Hoe en waar hij zijn behoefte kan doen blijkt voor menig veldwerker een punt van grote zorg. Als er een toilet is, wijkt dat meestal sterk af van wat hij thuis gewend is. Vaak wordt hij direct geconfronteerd met de uitwerpselen van zijn voorgangers, een uiterst onplezierige ervaring. In de emmer-latrine waar ik in Ghana gebruik van maakte, waren de sporen van vorige bezoekers zeer nadrukkelijk aanwezig, niet alleen in de emmer, maar ook op de zitting en op de grond, want gewoonlijk was de emmer letterlijk overvol. Resten van poep kleefden aan stukken krantenpapier die in en naast een mand op de grond gedeponeerd waren. Vervelender dan dit fysieke ongemak is het gebrek aan privacy dat men geniet. In mijn emmer-toilet viel dat nog mee; uiteindelijk was het een privé-toilet en werd ik alleen gestoord door kippen die altijd iets van hun gading dachten te vinden op het moment dat ik het toilet bezocht. En door de kinderen die in de nabijheid speelden en die ik ervan verdacht - waarschijnlijk ten onrechte – dat ze mijn verrichtingen met belangstelling volgden door de kieren van het bouwsel. De grote meerderheid van de bevolking was aangewezen op publieke toiletten, waar men broederlijk en zusterlijk naast elkaar moest hurken. De antropoloog die echt wil participeren, ontkomt niet aan dit publieke karakter van toiletbezoek, of dat nu in een latrine, in de bush of op het strand is. Als de antropoloog daarbij nog aan diarree lijdt - geen zeldzaamheid in een omgeving waar voedsel en hygiëne erg verschillen van wat hij thuis gewend is - krijgt hij het wel erg zwaar te verduren. “De symfonie van het darmkanaal overstemt vaak dagen, en soms wekenlang de rest van de aantekeningen in het dagboek...” schrijft Van der Veer in zijn essay ‘De Hurkende Mens’, maar die obsessie met spijsvertering en stoelgang dringt volgens hem zelden door tot de etnografie. Moeder der ontlasting Hoewel poep nauwelijks voorkomt in Mary Douglas’ Purity and Danger, kan zij met recht de antropologische moeder van defecatie genoemd worden. ‘Absoluut vuil’ bestaat niet, betoogt zij in haar boek. Vuil bestaat in the eye of the beholder. Vuil is wanorde (Dirt offends against order), maar wat orde en wan-orde is, verschilt per cultuur, per sociale situatie, zelfs van persoon tot persoon. Douglas’ relativering van vuil wordt

14

op de proef gesteld als we over menselijke fecaliën komen te spreken. Is poep niet in alle omstandigheden, en in de ogen van iedereen, vuil? Bestaat er een cultuur, een situatie, waarin men geen afkeer heeft van poep? Is poep niet gewoon vies van zichzelf, waar het zich ook bevindt: in een luier, in een wc-pot, in het riool, of op een boterham? De voorbeelden suggereren reeds dat er sprake is van gradaties van vies-zijn. Fecaliën in het riool is in orde, daar horen ze thuis. In de wc-pot zijn fecaliën ook geen probleem, zolang wij het tenminste hebben over onze eigen ontlasting. Dezelfde persoon die ontspannen zijn eigen uitwerpselen bekijkt alvorens ze weg te spoelen, wordt vervuld van walging als hij bij het betreden van een toilet de drol van een vorige bezoeker ziet liggen. “Het gemeenste wat het netvlies kan raken”, schreef Hofland ooit. Maar voor een buitenlandse gast die niet gewend is aan de klassieke Nederlandse wc-pot met zijn plateautje, is de aanblik van zijn eigen ontlasting waarschijnlijk al een onprettige ervaring. Wat de poep in luiers betreft, iedereen die ooit luiers verschoond heeft, weet dat de poep van zijn eigen kind minder vies lijkt dan de poep van een ander kind en dat de poep in de luier van een volwassene weer viezer lijkt dan die van een kind. Hoe kan Douglas’ concept van vuil als matter out of place deze verschillende ervaringen verklaren? Waarom is de poep die ik opruim van mijn kind minder out of place dan de poep van een oude man in een verpleeghuis? En waarom heeft de verzorgster in het verpleeghuis er weer minder moeite mee dan de toevallige bezoeker die ermee geconfronteerd wordt? Allen hebben een andere soort van orde omdat zij in een andere relatie staan tot de persoon van wie het vuil afkomstig is. Een van de belangrijkste orde-stichtende principes is de afbakening van het persoonlijk domein: de intimiteit. Mensen wensen niet geconfronteerd te worden met de intimiteit van anderen, of het nu om gevoelens, informatie of fysieke ervaringen gaat. Afgrenzing van het persoonlijke tussen mensen is daarom ‘in orde’ en grensoverschrijdingen op dit terrein worden als onplezierig en bedreigend ervaren. Anderen ongevraagd intieme zaken opdringen is exhibitionistisch en wekt ergernis, afkeer en angst op. Voor wie intiem wil zijn met elkaar liggen deze gevoelens echter geheel anders. Het uitwisselen van persoonlijke geheimen en het aanraken van elkaars lichaam – en de afscheidingen van dat lichaam – bevestigen de intimiteit van hun relatie. In die relatie kan ‘poep’ – of een equivalent daarvan – zelfs een teder woord worden. ‘Ongewenste intimiteit’ is het ultieme vuil terwijl gewenste intimiteit het hoogste geluk en genot oplevert. Materieel gezien is er geen verschil, sociaal gezien zijn zij elkanders tegengestelde.

tijdschrift cul 2009-2010 - jaargang 17 - nummer 4


Fronsende wenkbrauwen Fecaliën zijn vuil maar, zoals Douglas heeft opgemerkt, slechts in relatieve zin. Hoe meer fecaliën de orde verstoren, hoe viezer zij zijn. Ook als woord of begrip is ‘poep’ en meer nog ‘stront’ en ‘schijt’ out of place; het zijn liminale termen, anomalieën waarmee mensen stevige uitspraken kunnen doen over goed en slecht, mooi en lelijk, gezond en ziek, eigen en vreemd. Stront en schijt worden bijvoeglijke naamwoorden die het onderwerp van het gesprek kracht bijzetten, krachttermen dus. Moppen in de kindertijd – en in sommige gevallen lang daarna – ontlenen hun grappigheid aan thema’s van poep en pies. En in de politiek kan men zijn tegenstanders in diskrediet brengen door letterlijk maar meestal figuurlijk met stront te gooien. In een wetenschappelijk betoog passen bovenstaande woorden niet. Ze zijn daar inderdaad out of place. Zij doen wenkbrauwen fronsen en werken op de lachspieren. De termen delen het lot van de substantie waar ze naar verwijzen; het hoort niet om ze in gezelschap te noemen. Ondanks zijn alledaagsheid is de toiletgang ongeveer de meest verborgen menselijke activiteit. Je doet het alleen, achter een gesloten deur. Ontlasting is geheimzinniger dan seks die men – meestal – met zijn tweeën doet en waar bovendien talloze foto’s en filmbeelden van bestaan. Om die reden heeft de dagelijkse gang naar het toilet een unieke relatie met de cultuur waartoe men behoort. Enerzijds vormt de zindelijkheidstraining een van de belangrijkste elementen in de vroege socialisatie van het kind, anderzijds kan ieder kind zich aan de culturele codes van schoon en vuil onttrekken zodra het zijn behoefte alleen begint te doen. In de eenzaamheid van het toilet ontwikkelt iedere mens zijn persoonlijke cultuur waar de buitenwereld geen weet van heeft. Het is alleen dankzij een anonieme website over ‘veegprofielen’ (die nu niet meer te vinden is op het Internet) dat we weten dat de papiergebruikende wereldbevolking (voor velen is gebruik van toiletpapier weerzinwekkend) bestaat uit vouwers en proppers. Wat die categorieën ons te melden hebben over het bestaan van sociale en/of psychische typen kan geen mens ons nog vertellen. Poep als sleutelinformant De vermijding van onderzoek naar menselijke ontlasting, een van de meest tastbare metonymia’s van lichamelijke aanwezigheid, heeft de antropologie beroofd van een belangrijke sleutelinformant van de cultuur van lichamelijkheid. Het is significant dat het weinige dat door antropologen over fecaliën geschreven wordt bijna altijd gaat over zieke lichamen: ontlasting als een probleem, een ziektesymptoom, een crisis in de zorg. Zij die schrijven over het normale en vitale lichaam, zwijgen over die dagelijkse activiteit die de normaalheid en gezondheid van het lichaam bij uitstek demonstreert en bevestigt. Alsof het normale abnormaal is.Dat antropologen zich nauwelijks in deze paradoxen verdiept hebben is tegelijkertijd begrijpelijk (gezien hun eigen culturele houding tegenover ontlasting) en onbegrijpelijk (als we de centrale rol van vuil in de organisatie van culturen in ogenschouw nemen). Poepen gaat voor dansen, zegt een oud Nederlands spreekwoord. Zonder poepen zou er niet gedanst kunnen worden, maar de antropoloog met zijn liefde voor rituelen vindt het dansen belangrijker. Deze tekst verscheen eerder op MensenStreken.nl Prof. dr. Sjaak van der Geest is verbonden aan de opleiding medische antropologie aan de UvA. Een uitvoerige beschouwing van Sjaak van der Geest over onderzoek naar sociale en culturele implicaties van fecaliën is te vinden in The social life of faeces: System in the dirt. In: R. van Ginkel & A. Strating (eds) Wildness and sensation: An anthropology of sinister and sensuous realms. Amsterdam: Het Spinhuis, 2007, pp. 381-397.

Mary Douglas. Absoluut vuil bestaat niet

Bronnen Dundes, A. (1984) Life is like a chicken coop ladder: A portrait of German culture through folklore. New York: Columbia University Press. Elias, M. (1999) Het scheelt veel wie er poep zegt. Een verkenning van het fecale discours. MedischeAntropologie 11 (1): 38-58. Hadolt,, B. (1999) Shit and politics: The case of the Koligdebate in Austria. Medische Antropologie 11 (1): 179-98. Lawler, J. (1991) Behind the screens: Nursing, somotology and the problem of the body.Melbourne, etc.: Curchill Livingstone. Lawton, J. (1998) The dying process: Patients’ experiences of palliative care. London: Routledge. Lea, R. (2001) The performance of control and the control of performance: Towards a social anthropology of defecation. PhD dissertation, Brunel University, London (ongepubliceerd). Medische Antropologie (1999) Medische Antropologie 11 (1), Themanummer over ‘Poep, cultuur en welbevinden’. Ndonko, F.T. (1993) Répresentations culturelles des excrements. Münster: Lit Verlag. Seymour, W. (1998) Remaking the body. London: Routledge. Veer, P. van der (1988) De hurkende mens: een essay over etnografische verbeelding. Hollands Maandblad 30/491: 21-25.

tijdschrift cul 2009-2010 - jaargang 17 - nummer 4

15


spinhuisrecensie

Kapitalisme,

kolonialisme en

cultuur Tekst: Ruben Sibon Fans van Eric Wolf’s Europe and the People Without History opgelet! Het Koninklijk Instituut voor de Tropen geeft een handboek uit over ongelijkheid in historisch perspectief. Het boek met de titel Kapitalisme, kolonisatie en cultuur van Dick Kooiman (tot 2007 verbonden aan de afdeling Sociale en Culturele Antropologie van de VU) behandelt de wereldgeschiedenis met het doel “een aantal oorzaken van het uiteengroeien van arm en rijk in de wereld te achterhalen en aan een kritische analyse te onderwerpen.” Cul werpt een kritische blik op dit overzicht van de comparatieve sociologie. Met Kapitalisme, kolonisatie en cultuur heeft Kooiman een helder en overzichtelijk werk geschreven over armoede en rijkdom in de wereld. De stijl van dit boek is overwegend beschouwend van aard, waarbij de auteur steeds verschillende perspectieven naast elkaar legt. De rode draad vormen de wereldsysteemtheorie van Immanuel Wallerstein, het meer cultuur-historisch georiënteerde werk van David Landes en ten derde de antieurocentrische kritieken van John Hobson en Andre Gunder Frank. Eric Wolf, Jared Diamond and Stavrianos komen ook regelmatig langs. Sterk is dat Kooiman steeds goed aangeeft wat de sterke en zwakke punten zijn van de benaderingen, zonder er te lang over door te gaan. Anti-anti-eurocentrisme De auteur zelf blijft ondanks de beschouwende aard van het boek niet steeds op de achtergrond, maar brengt voortdurend zijn eigen visies, doch genuanceerd en afwegend, naar voren. In de eerste hoofdstukken wordt tussen de regels door eigenlijk duidelijk dat Kooiman geen voorstander is van een te overdreven anti-eurocentristische positie. Eurocentrisme is volgens hem onvermijdbaar en hij zet zich vooral af tegen Hobson’s pogingen om aan te tonen dat bijna alle “uitvindingen” in Europa geïmporteerd zijn vanuit China en India. Maar Kooiman volgt de meer “pro-Europese” visie van Landes ook maar tot zover in de opvatting dat het misschien wel waar is dat veel technieken eerder zijn toegepast in het Oosten, maar dat deze daar nooit op de innovatieve manier zijn toegepast zoals dat in Europa is gedaan. De reden dat Europa dat wel is gaan doen komt door de relatieve onderontwikkeling van deze regio tijdens de Middeleeuwen ten opzichte van de Arabische wereld en het Verre Oosten. Door een combinatie van overzeese expansie en industrialisatie wist Europa de achterstand in te halen volgens de “wet van de remmende voorsprong.” Het is in ieder geval duidelijk dat Kooiman vindt dat in historisch-comparatief onder-

16

zoek Europa een centrale plek moet kunnen krijgen, juist omdat de opkomst van Europa uniek is. Kooiman’s oproep moet niet geïnterpreteerd worden als een wens tot terugkeer naar eurocentrisme; ze kan het beste gezien worden als enkele kritische noten bij het verregaande anti-eurocentrisme en daarmee kan Kooiman bestempeld worden als een anti anti-eurocentrist.

Tot zo ver de niet-Westerse geschiedenis. Ondanks deze nuancering van het problematiseren van Europa gaan de hoofdstukken in meerderheid over de Arabische wereld en vooral (Oost-)Azië, ook al krijgt de nietWesterse geschiedenis veel minder aandacht dan het Westerse of het koloniale verleden. Zo is er bijvoorbeeld wel een hoofdstuk met de titel “China, vernuft en ijver als drijvende kracht,” maar daaronder staat vervolgens wel de subtitel “Westerlingen aan de poort van het Hemelse Rijk.” Tot zo ver de niet-Westerse geschiedenis. Dit boek lijkt eigenlijk vrij sterk op Europe and the People Without History waarbij steeds cultuur-historische, ecologische en structureel-economische argumenten langs komen om ongelijkheid wereldwijd te verklaren. Kapitalisme, kolonisatie en cultuur is helder geschreven en legt steeds de argumenten van verschillende sociaal-wetenschappers en historici goed uit. Elk hoofdstuk kan gelezen worden als een autonoom essay, wat het boek geschikt maakt als naslagwerk voor studenten geïnteresseerd in historisch-comparatieve wetenschap. Kapitalisme, kolonialisme Dick Kooiman Kit Publishers: paperback, 293 blz. 1e druk - 2009

en cultuur

tijdschrift cul 2009-2010 - jaargang 17 - nummer 4


articul

Ander Afghanistan Tekst: Hannah Mathkor & Marleen van Zwieten Foto’s: Ruben Terlou Fotograaf Ruben Terlou won onlangs de Canonprijs - de belangrijkste prijs voor jonge fotografen - met zijn serie over nomaden in Afghanistan. Hiermee toont hij een ander beeld van het land, een kant die we niet vaak te zien krijgen.

17


Het is zes uur ‘s ochtends in de Wakhan Corridor. Links achter de berg Tadzjikistan, rechts Pakistan. De ochtendstilte wordt slechts verstoord door opgewonden geblaat. Ondanks het vroege uur en de nog twijfelachtige zon belooft het een warme dag te worden. De geur van verwarmd schapenwol dringt je neusgaten binnen. De hoeven van het kuierende vee doen stof opwaaien. Routinematig wordt de kudde bij elkaar gehouden door de hoeders. Iedereen verkeert nog in een microwereld, een overblijfsel van het dromenrijk. De dag in het vooruitschiet is een ongeschreven blad, hoewel ervaring leert dat de meeste dagen niet afwijken van het reeds bewandelde pad. Dit is een geruststellende gedachte.Ondertussen, een kilometer verder, in één van de yurts, worden de voorbereidingen getroffen voor het middagmaal. De enorme pan is gevuld met een zware substantie. Het karnen van de krut, een zoete kaas gemaakt van schapenmelk, vereist een enorme spierkracht. Aanhoudend, bijna machinaal klinkt het geluid van hout tegen hout. Haar gedachten dwalen af. Zou het morgen gaan regenen? Wanneer gaat Laila bevallen? Eenzijdig beeld Bovenstaande impressie zou je in deze tijd in eerste instantie niet verwachten bij een land als Afghanistan. De jonge Nederlandse fotograaf Ruben Terlou reisde afgelopen zomer af naar de Wakhan Corridor, een Afghaanse landstrook ingesloten door China, Tadzjikistan en Pakistan. Samen met een vriend, ook fotograaf, trokken ze twee weken lang te voet en te paard door het 5000 meter hoge Pamir gebergte. Deze streek wordt bewoond door verschillende nomadenvolken. De mensen die op de foto’s te zien zijn, behoren tot een stam die in de winter in het dal leeft en in de zomer naar de hoger gelegen gebieden trekt om hun vee te laten grazen. Terrorisme, oorlog, opium, Taliban. Dit zijn voor de hand

liggende associaties met Afghanistan. Dit eenzijdige beeld wordt vooral veroorzaakt door de media, vindt Ruben. De oorzaak van deze eenzijdigheid is volgens hem zowel de vraag naar snel, dramatisch nieuws, als de (foto)journalistieke industrie die een standaard heeft gecreëerd waarin drama het hoogste scoort. “Het zou goed zijn als er meer documentaires op de Nederlandse televisie waren die ook andere verhalen uit Afghanistan zouden vertellen. Het probleem ligt ook bij de naïeve kijker die geen vragen stelt maar het nieuws slechts consumeert en de stap van media naar objectiviteit zet zonder hierbij na te denken. Deze kijker laat zich een eenzijdig beeld aansmeren. Dat betekent overigens niet dat de media de oorlog moet negeren; wat er gebeurt is echt afschuwelijk.” Sociale consequenties Een land in oorlog kent echter ook een gewoon leven. Dagelijkse beslommeringen, overleven zoals ieder mens doet, is ook een verhaal dat verteld kan - en volgens Ruben moet – worden. “Ik denk dat het goed is om te laten zien hoe het dagelijks leven in Afghanistan eruit ziet voor de Afghaanse burger, inclusief gebieden waar niet gevochten wordt. Er moet ook meer verteld worden over de enorme sociale consequenties van de oorlog voor de bevolking. Het gaat nu vooral over onze troepen, de Taliban en politiek. Daarnaast lijken weinig mensen zich te realiseren dat Afghanistan een uniek land is wat betreft geschiedenis, tradities en landschap.” Om een oorlog in het juiste perspectief te zien is het belangrijk dat alle verhalen, ook die van de gewone Afghaan, verteld worden.

Kijk voor meer informatie op www.rubenterlou.com



Columns

Wie

bepaalt de norm?

Tekst: Wendy Kuijn Foto: Flickr Aanstootgevend zou de reclameposter zijn, volgens de NS. Het werd geweerd van alle stations in Nederland. Op de poster stond het beeldhouwwerk Stuart Penn afgebeeld van de Britse kunstenaar Marc Quinn, een marmeren beeld van een naakte man die een arm en een been mist. Een woordvoerder van de NS zei in NRC Handelsblad van 17 december 2009 dat reizigers stations vooral als “een prettige plek” moeten ervaren. “Deze poster vonden wij te confronterend en daarom niet geschikt voor een groot publiek.” De poster maakte deel uit van de reclamecampagne voor de tentoonstelling ‘Niet Normaal’, die van december 2009 tot en met maart 2010 te zien was in de Beurs van Berlage. Tachtig kunstenaars wilden aanzetten tot discussie over wat normaal is en wie dit bepaalt. De reactie van de NS legt precies de vinger op de zere plek; we leven in een samenleving waar perfectie de norm is. Maar wie bepaalt dat? Je directe omgeving waarin je opgroeit heeft een sterke invloed op wat je normaal vindt. Vanaf je geboorte krijg je onbewust iedere dag te maken met dingen die vanzelfsprekend zouden zijn, maar die voor andere mensen helemaal niet zo vanzelfsprekend zijn. Een hand schudden bij een kennismaking kan voor de één de normaalste zaak van de wereld zijn, terwijl dit voor een ander wereldvreemd is. Deze dingen worden per cultuur bepaald en via opvoeding overgebracht. Daarnaast speelt de media een grote rol in het bevestigen van normen en waarden. Zo zijn meisjes in hun tienerjaren erg beïnvloedbaar en op zoek naar voorbeelden. Vaak vinden ze dit voorbeeld in actrices, modellen en presentatrices. Ze willen zoveel mogelijk op deze sterren lijken, wat inhoudt dat ze de laatste mode moeten volgen en zo dun mogelijk moeten zijn. De rol van de media hierin beperkt zich niet tot het laten zien van deze bekende mensen, ook worden degenen die iets steviger zijn en niet de laatste mode volgen, compleet de grond in geboord. Dit zorgt voor een bepaalde angst onder de al zo beïnvloedbare meisjes, die onder elkaar een cultuur kweken om te streven naar de perfectie die de media oplegt.

Afwijkingen moeten weggepoetst worden uit het straatbeeld. Je zou kunnen zeggen dat je uiteindelijk toch zelf bepaalt in hoeverre je wil voldoen aan de normen binnen jouw samenleving. Je kunt er immers ook tegenin gaan. Maar een groot deel van ‘normaal zijn’ doe je niet bewust. Je vindt iets normaal omdat je zo gesocialiseerd bent. Buiten dat kader denken is vrijwel onmogelijk. Dan nog maar niet te spreken over de groepsdruk waaronder vele mensen verkeren. Omwille van sociale acceptatie passen mensen zich aan, aan wat normaal is binnen een groep. Maar niet iedereen kan zich aanpassen. Als je een arm mist en een been, kun je die niet zomaar ergens vandaan toveren. Door de reclameposters van de Niet Normaal-tentoonstelling te weigeren, wordt de NS ook een speler in het creëren van de norm. Afwijkingen moeten weggepoetst worden uit het straatbeeld. Dat is jammer. Alle diversiteit maakt de wereld kleurrijker.

20

tijdschrift cul 2009-2010 - jaargang 17 - nummer 4


Goed

haar

Tekst: Femke Awater Good Hair; een film over de beleving van het Afro-Amerikaanse haar dat door veel mensen in Amerika nog steeds als lelijk wordt beschouwd. Wanneer het niet als lelijk wordt beschouwd wordt het beschreven als onhandig of onnatuurlijk. Glad, glimmend, blond haar is volgens deze film nog steeds het ideale haar in Amerika. De film verbaasde me, beter nog, de film shockeerde me. Nog nooit had ik er bij stilgestaan dat de meeste zwarte vrouwen op televisie pruiken dragen en dat meisjes in Amerika jaren sparen om er zelf ooit ook een paar maanden rond te kunnen lopen met een glimmende steile coupe. Was ik al die jaren naïef geweest of is het iets dat meerdere mensen over het hoofd zien? In de film Good Hair van Jeff Stilson neemt de cabaretier Chriss Rock ons mee in de Amerikaanse wereld van het Afro-Amerikaanse haar. De film laat heel duidelijk zien hoe vooral vrouwen met kroes haar er alles aan doen om hun haar zo glad en krulloos mogelijk te krijgen. Los, onbehandeld kroeshaar wordt vaak gezien als onverzorgd en vies. Chemische middelen die de hoofdhuid doen branden en volgens de geïnterviewde mensen in de film elke keer weer voor een marteling zorgen, moeten het haar daarom zo glad mogelijk maken. Wanneer men het niet behandelt, zit het vaak vast in vlechtjes, rolletjes of andere mooie creaties. Ideaal is echter wanneer het haar kort geknipt wordt en er aan de uiteindes van het haar nep haar wordt vastgemaakt, dit wordt een weave genoemd. Het haar, vaak afkomstig uit India, is dik, glad en vaak net iets lichter dan het natuurlijke haar. Hoe duurder de weave hoe mooier het haar en de uitvoering. Een goede weave kost duizenden dollars en danst in het rond alsof het echt is. Wanneer we Beyonce dus weer zwoel met haar glimmende lokken zien zwaaien weten we dat ze een goede weave heeft laten zetten en hier veel geld aan heeft uitgegeven. Een opmerkelijk moment in de film is wanneer Chriss Rock een aantal haarwinkels in Amerika langs gaat om AfroAmerikaans haar te kopen. Bij de kassa knikken de verkopers wanneer hij vraagt of ze dit hebben en laten hem vervolgens dik glad haar uit India zien. Wanneer Chriss Rock hen er op wijst dat dit geen Afro-Amerikaans haar is, maar haar uit India, schudden de verkopers hun hoofd; “Dit is AfroAmerikaans haar uit India.” Chriss Rock laat hen vervolgens een pluk echt kroes haar zien en vraagt of ze dit misschien zouden willen kopen zodat ze wel echt Afro-Amerikaans haar zouden hebben in de winkel. Bij het zien van het haar deinzen de verkopers terug. Dit vieze haar zouden ze nooit verkopen; mensen zouden er ziektes van kunnen krijgen en het is niet mooi. Ze blijven liever bij het gladde haar wat volgens hen veel natuurlijker is. En zo wordt haar waar mensen mee worden geboren dus als onnatuurlijk gezien en ander haar waarmee andere mensen geboren worden als natuurlijk en beter. In het Amerika waar we net de eerste zwarte president hebben blijven veel van dit soort kleine dingen aangeven hoe erg de

racistische geschiedenis nog steeds doorspeelt. Hoewel ik er misschien iets van af wist, waren deze beelden een schok voor mij als blank Nederlands meisje dat bijna iedere dag wel naar een zwarte Amerikaanse vrouw op de televisie heeft gekeken zonder te weten dat het haar op haar hoofd niet echt was. Was ik naïef? Was ik onwetend? Dom? Ik besprak het met mijn vriendinnen, medestudenten en ouders en, ja, ze waren ook geschokt door mijn verhaal. “Oprah Winfrey heeft een pruik op?” “Geen pruik; een weave.” “Maar het ziet er zo natuurlijk uit!” Dus nee, ik was niet de enige. Wanneer ik het verhaal echter vol schok vertel aan mijn goede vriendin met kroes haar kijkt ze me glazig aan. “Dat wist je toch wel?” was haar bijna verveelde reactie. Dat ik daar nog nooit van gehoord had vond ze raar, dat ik er zo’n punt van maakte nog raarder. Ik wist toch dat er nog veel ongelijkheid heerst tussen zwart en wit in Amerika, ik wist toch dat vrouwen naar modebladen kijken en daar ideeën uit halen. Ik wist toch dat veel vrouwen op televisie iets aan hun lichaam laten veranderen. Ja, misschien wist ik dat ook wel. Toch was ik benieuwd of zij haar haar dan wel eens had behandeld. Het zag er in mijn ogen namelijk verdacht glanzend uit en haar krullen waren ook iets groter dan ik van kroeshaar gewend was. Hierop reageerde ze vermoeid en een beetje geïrriteerd. Ze vond het heel vreemd dat ik er gewoon van uit ging dat alle soorten kroeshaar hetzelfde zouden zijn en hetzelfde zouden reageren op zo’n middel. En ja, ze had het wel eens gebruikt maar ik had mijn haar toch ook wel eens anders geknipt? Mijn oma had toch ook een permanentje? Is het dan eigenlijk wel zo vreemd dat mijn vriendin en ik allebei onze haren aanpassen aan dezelfde mode iconen? Of is het eigenlijk juist een beetje raar dat ik er van uit ging dat mijn kroesharige vriendin zich aan een ander modeblad, voor kroesharige vrouwen, hield? Is het feit dat iedereen in Amerika de televisie modellen volgt eigenlijk wel zo schokkend? Misschien niet. Dat het ideale haar echter bestaat uit westers haar en dat kroes haar zelf als onnatuurlijk wordt beschreven schokt me nog steeds. Toch, na het gesprek met mijn vriendin lijken we opeens veel meer van elkaar te verschillen dan voor dat gesprek en dat is eigenlijk nog veel schokkender.

tijdschrift cul 2009-2010 - jaargang 17 - nummer 4

21


Literatuur

De

politiek van vergeten

Tekst: Anthonie Holslag Toen ik onderzoek deed naar de Armeense genocide, herinnerde mijn begeleider (Ton Zwaan) me aan het volgende feit: “vergeten” is een politieke handeling en een onderdeel van natievorming. Naties hebben de neiging hun verleden te fabriceren. Met iedere collectieve herinnering die herdacht wordt, is er tegelijkertijd een herinnering die we “vergeten.” In de VS zien we dit bijvoorbeeld bij de overwinning op Engeland die ieder jaar wordt gevierd, terwijl de vervolgingen op de Noord-Amerikaanse indianen in het verdomdhoekje van de geschiedenis zijn verdwenen. In Nederland staat de bezetting tijdens de Tweede Wereldoorlog in het collectieve geheugen centraal, terwijl er nauwelijks over de oorlog in Indonesië wordt gesproken. Iedere natie “vergeet.” Iedere natie “herinnert.” Hoofdstukken die niet passen in de nationale vertelling “over wie we zijn” worden genegeerd of uitgesloten. De urgentie hiervan kwam opnieuw naar voren toen het Huis van Afgevaardigden in de Verenigde Staten een resolutie wilde aannemen die de Armeense vervolgingen in de Eerste Wereldoorlog in het Orttomaanse Rijk als “genocide” bestempelde. De Turkse overheid, die sinds de Eerste Wereldoorlog een hardnekkig ontkenningsbeleid voert, dreigde met sancties. De relatie tussen de VS en Turkije zou “onder druk komen te staan,” zo beweerde de ambassadeur. Dit had effect: Obama, die in een toespraak op 31 oktober 2008 de vervolgingen nog een “genocide” noemde, wilde dit woord niet langer in de mond nemen omdat dit “de toenaderingen tussen Turkije en Armenië zou bemoeilijken.”

voor de toekomst. Het “verleden” is als het ware in een andere tijd geplaatst, afgezonderd van de huidige “wij-groep.” In tegenstelling tot bijvoorbeeld Duitsland, wordt het oorlogsverleden niet eïncorporeerd in de nationale vertelling en wordt het daardoor geen onderdeel van de huidige Turkse identiteit. De officiële Turkse lezing, een lezing die nu ook met de nieuwe resolutie veelvuldig wordt gebruikt, is dat de vervolgingen ongeorganiseerd waren en zeer zeker niet genocidaal. De toenmalige overheid moest zich, zo is het argument, tegen interne vijanden “verdedigen.” De geweldplegingen vonden dan ook niet in Turkije plaats maar in het oude Ottomaanse Rijk.

Een herinnerde genocide is een mislukte genocide Toch is er hier een verschil. Mijn argument in dit artikel is dat achter deze politiek van “vergeten” een moreel dilemma schuil gaat dat niet alleen voor Turkije maar ook voor onszelf confronterend is. De vraag die ik hierbij formuleer is: hoe komt het dat wij toestemmen dat Turkije zo een verleden ontkent? Heeft dit te maken met politieke belangen of speelt er hier een diepere dialectiek? De Man (1970) stelt in zijn wetenschappelijk werk Literary History and Literary Modernity dat het ontkenningsbeleid van Turkije begrepen dient te worden door de woelige natievorming van de Turkse staat. Door een deel van het collectieve verleden te “vergeten” en te “ontkennen,” wordt 1923 – het jaar dat de Republiek gesticht wordt – een vertrekpunt

22

De Ottomanen en niet de Turken zijn verantwoordelijk voor de bloedbaden. Deze geschiedschrijving is een exemplarisch voorbeeld van “vergeten.” Het druist tegen alle feiten in. Zo erkent deze lezing niet dat alle voorwaarden van een genocide in 1915 in Turkije aanwezig waren of dat het Ottomaanse Rijk in 1915 al ontmanteld was door de Ittihad partij. Ook negeert deze lezing dat de geweldplegingen die plaats vonden niet tegen interne vijanden waren, maar tegen burgers van Christelijke minderheidgroeperingen. Het enige wat deze lezing doet, is wat een nationale vertelling behoort te doen: het maakt van een chaotische werkelijkheid een stroomlijnend verhaal waarbij de huidige nationale identiteit zegeviert.

tijdschrift cul 2009-2010 - jaargang 17 - nummer

4

Het is van belang om te beseffen dat het “ontkennen” bij de totstandkoming van het huidige Republiek ook een ander doel had dat inmiddels is vergeten. Of zoals ik in mijn lezingen benadruk: een herinnerde genocide is een mislukte genocide. Vanuit het oogpunt van de geweldplegers is een genocide pas geslaagd als niet alleen de natiestaat van een minderheidsgroep is gezuiverd, maar als deze minderheidsgroep ook niet in de geschiedschrijving wordt vermeld. Volgens vele deskundigen is “vergeten” daarom de laatste fase in het genocidale proces. In mijn boek over de Armeense vervolgingen probeer ik te achterhalen wat de achterliggende motivatie is van een genocide. Wat ik observeer is dat in de basis van het genocidale proces een identiteitscrisis plaats vindt onder de politieke elite van de dominante cultuurgroep. Deze identiteitscrisis wordt veroorzaakt door een machtsvacuüm enerzijds en een economische crisis anderzijds, waarbij de machthebbers moeite hebben hun macht te legitimeren. Er ontstaat een pathologische fixatie op de nationale of etnische identiteit. Of, zoals wordt geredeneerd vanuit de machthebbers, als de natiestaat van een groep wordt gezuiverd dan kunnen andere problemen efficiënter worden aangepakt. Om deze redenen wordt het ontnemen van de identiteit van de slachtoffers tijdens het genocidale proces een doel an sich en zal naar mate het proces zich vordert groteskere vormen aannemen. Zo wordt in het begin de civiele identiteit van de slachtoffergroep ontnomen, maar zal aan het eind van het proces het slachtoffer van alle menselijkheid (lees: menselijke identiteit) worden ontdaan. Genocide is vanuit mijn optiek dan ook de algehele vernietiging van een identiteit. Mensen worden niet gedood, maar

“Ve s


Anthonie Holslag (MSc) is Cultureel Antropoloog en auteur van het boek In het gesteente van Ararat waarin hij bestudeerd hoe macro processen zich vertalen in geweldplegingen op micro niveau en wat voor langdurige gevolgen dit heeft voor de huidige Armeniërs wonend in diaspora. Anthonie Holslag is nu werkzaam op de Universiteit van Amsterdam.

als “dieren” afgeslacht. Het ontnemen van de geschiedenis of een aandeel in die geschiedenis is de laatste stap. “Vergeten” is vanuit deze invalshoek meer dan een politieke handeling alleen, het is een symbolische vorm van geweld. Een laatste stuiptrekking van het genocidale proces, dat met de totstandkoming van de huidige Turkse Republiek in de natievorming geïnstitutionaliseerd is. Oftewel: bij Turkije gaat het meer dan om “vergeten” alleen; de politiek van “vergeten” is zo een onderdeel geworden van de Turkse geschiedschrijving dat de laatste fase van de genocide onbedoeld wordt voortgezet. En hierin schuilt het gevaar. Als Obama andere belangen zwaarder laat wegen dan de erkenning, doet hij op langere

“Vergeten” is een laatste stuiptrekking in het genocidale proces termijn meer dan Realpolitik bedrijven en wordt hij net zoals zijn voorgangers medeverantwoordelijk voor het in stand houden van een etterend verleden. Maar, en dit is het confronterende, misschien wordt deze houding vanuit het Westen veroorzaakt door een achterliggende implicatie. Erkenning impliceert namelijk een moreel appèl. Het erkennen van de Armeense genocide is tevens erkennen dat iedere natiestaat op “vergeten” is gestoeld en dat iedere natie rekenschap over hun verleden dient te geven.

Recensie ‘In het gesteente

van

Ararat’

Tekst: Michel van der Kolk In In het gesteente van Ararat vraagt Holslag zich af wat de consequenties zijn van de Armeense genocide op de culturele beleving van Armeniërs in Nederland. Hoe construeren zij hun verleden en hoe beïnvloedt dit verleden hun etnische identiteit. Holslag omschrijft zijn boek als een openslaande bloem, dat wil zeggen, als een complex, multidimensionaal en tevens zwaar beladen verhaal, dat zich stapje voor stapje openbaart. Welkom in de wereld van de (Nederlands) Armeense diaspora, die tot op de dag van vandaag zijn getekend door een genocide die zich bijna een eeuw geleden voltrok.

De eerste blaadjes ontvouwen zich in de inleiding en het eerste hoofdstuk, waarin de lezer globaal kennis maakt met het onderwerp en de schrijver. Holslag doet dit slim, door de lezer over zijn schouder mee te laten kijken hoe hij in dialectiek met de empirie, zijn theoretisch en analytisch kader vorm geeft. Zo definieert hij uitgebreid wat hij onder ‘culturele beleving’ en ‘etnische identiteit’ verstaat, en doet dat in reflectie op de veel-zijdigheid aan bronnen die hij gebruikt (historische documenten, interviews, le-vensverhalen en secundaire bronnen). De link tussen de genocide en de Armeniërs van nu krijgt zodoende gestalte, en de nieuwsgierigheid is gewekt. Holslag gaat voor het eerst de diepte in als hij terug gaat naar de wortels van de Nederlands Armeense gemeenschap in het Turks Ottomaanse rijk. Deze brokkelen aan het eind van de 19de eeuw sterk af, wat de Turken drijft tot wanhoop en uiteindelijk de genocide op het Armeense volk. Uit de vlucht voor het geweld ontstaat de ‘grote diaspora,’ waarvan ook de huidige Nederlands Armeense gemeenschap deel is. De genocide en de gevolgen hiervan komen binnen eenzelfde context te staan, op deze manier is Holslag in staat veranderingen in verwantschap, de positie van de kerk, en politieke fragmentatie, van de Nederlands Armeense gemeenschap te beschrijven. Naast het bovenstaande perspectief op de genocide hanteert Holslag er nog twee, namelijk die van genocide als ‘proces’ en ‘symbolische handeling.’ Beide belichten de meer menselijke en systematische kant van de genocide en zijn cruciaal in het totaal plaatje. De bloem ontsluit zich snel in dit deel van het boek, doordat ‘mens’ en ‘feiten’ met elkaar in verbintenis worden gebracht. In het ‘proces’ perspectief grijpt Holslag terug op de theorie en komt tot de conclusie dat de slachtpartij op de Armenen goed past in de gruwel van het doelmatige en systematische karakter van een ‘genocide.’ Hij beargumenteert dat een genocide daarom meer is dan een gebeurtenis, het is ook een ‘symbolische handeling’ waarbij het systematisch vernietigen van de identiteit en het dehumaniseren van een volk tot doel is gesteld. De hedendaagse sterk gefragmenteerde Armeense diaspora wordt door de collectieve herinnering aan de genocide nog als één volk verbonden. In de laatste hoofdstukken gaat Holslag op zoek naar deze gemeenschappelijke ‘webben van betekenis.’ Hij komt tot de conclusie dat de Armenen elkaar nu herkennen in het lijden en de kracht er altijd weer bovenop te komen. Hij laat zien hoe deze thema’s terug komen in Armeense muziek, literatuur, kunst en natuurlijk zijn interviews. De gefragmenteerde diaspora heeft echter ook een disintegrale werking. Er bestaat strijd en een continue onderhandeling in het ‘Armenier-zijn.’ Al met al heeft Holslag een compleet en toegankelijk werk afgeleverd. De veelvoud aan bronnen die hij heeft geraadpleegd maken hem overtuigend en hebben mij uiteindelijk het gevoel gegeven ook echt wat dieper in ‘de Armeense identi-teit’ te hebben mogen kijken. Theoretisch zal het werk voor de gemiddelde UvA student antropologie geen grote verrassingen bieden, aangezien Holslag zich met name richt op theorie van Geertz, Baumann en Zwaan. Wel durft hij in deze theorie de tekortkomingen te zien en ze eigenzinnig aan te vullen. tijdschrift cul 2009-2010 - jaargang 17 - nummer 4

23


De keuze van Bert

Veldwerk

in

Mekka

Tekst: Bert Schijf Foto: Mike Rijjkers Christiaan Snouck Hurgronje (1857-1936) was de grootste Nederlandse Islamkenner van zijn generatie. Hij had die kennis onder andere verkregen door zijn veldwerk in Mekka in 1885. Mekka in de tweede helft van de negentiende eeuw. Schetsen uit het dagelijks leven (Atlas 2007), luidt de Nederlandse titel van zijn grote studie. Het boek is zeer leesbaar vertaald vanuit het Duits, toen nog de taal voor iedereen die vooruit wilde komen in de wetenschap, voorzien van een grondige inleiding en met magnifieke foto’s die Snouck Hurgronje zelf heeft verzameld.

Iedere moderne antropoloog zal Snouck Hurgronje’s veldwerk in dat voor Moslims zo heilige bedevaartsoort herkennen als een gewaagde − bij ontdekking zou hij zonder pardon zijn geëxecuteerd − en misschien controversiële vorm van (gedeeltelijke) participerende observatie. Maar hij had zich goed voorbereid door zich tot de Islam te bekeren en hij vermomde zich als pilgrim. Nadat Snouck Hurgronje in Mekka aankwam, kocht hij via een tussenhandelaar een slavin, een jonge, Ethiopische vrouw van wie de naam onbekend is gebleven. Geen slecht idee om veldwerk met een dergelijke aankoop te beginnen. Maar de moderne antropoloog kan dat uiteraard niet meer doen, hoewel er misschien antropologen bestaan die hun lokale assistenten als slaven behandelen. Zo ging Snouck Hurgronje helemaal niet te werk en de Ethiopische vrouw werd zijn belangrijkste informante over het leven van vrouwen in Saoedi-Arabië. Ook tegenwoordig nog een gesloten wereld voor mannelijke onderzoekers. In twee interessante hoofdstukken geeft Snouck Hurgronje, zoals hij zelf zegt, impressies van het openbare en het familieleven. Zo beschrijft hij de slavenmarkt en die beschrijving geeft een idee hoe goed de schrijver observeerde. Hij merkt op dat wie moet denken aan de voormalige zwarte slaven in de Verenigde Staten meteen een onaangename indruk van de markt zal overhouden. Die eerste indruk is echter onjuist, meent Snouck Hurgronje met een voor hem karakteristieke redenering. Hij neemt waar dat de koper van een slaaf luistert naar de koopman die hem

24

tong en tanden van de slaaf laat zien. Maar de verstandige koper praat ook met de slaaf zelf om te zien wat het voor iemand is. Geen koper haalt het namelijk in zijn hoofd om een slaaf tegen zijn wil te kopen, en zeker geen slavin. Want als zij ontevreden is in het huis van de eigenaar dan zal ze zeggen ‘verkoop mij’ en het gebeurt zelden dat de eigenaar daaraan geen gevolg zal geven. De eigenaar kan de slaaf bestraffen door hem met een rietje op zijn voetzolen te slaan, maar ‘heeft de Europeaan gelijk wanneer hij zijn observatie (…) thuis voor de waarheid over de slavernij uitvent? Beslist niet. Een beetje meer ervaring zou hem namelijk geleerd hebben dat de Arabier zijn zoon niet minder (…) slaat. De reiziger is niet getuige geweest van een scène uit het slavenleven, maar van een staaltje van Arabische opvoedkunde, die gelijk is voor slaven en kinderen, en die volledig verschilt van moderne ideeën daarover.’ Wat we zien is niet altijd wat er in werkelijkheid gebeurt, is de verstandig les. Over het leven van vrouwen binnenshuis heeft hij ook een interessante redenering. Hij begint met de misvatting te corrigeren dat het achterhuis van een Moslim uit een soort gevangenis zou bestaan waar vier vrouwen de luimen van hun heer dienen. Niets is minder waar. Wel is het zo dat voor de Europese bezoeker vrouwen gesluierd zijn. ‘Want hoewel het sluieren van de vrouw (…) niet tot de islamitische Wet behoort, het behoort toch tot de gewoonten, volgens welke men in de steden van de grote landen met een mohammedaanse cultuur betrekkelijk precies leeft.’ Zakenvrienden weten niet van

tijdschrift cul 2009-2010 - jaargang 17 - nummer

4


euze Bert

elkaar hoe hun familieleven in elkaar zit. Bij goede vrienden ligt dat anders, hoewel dat weer afhangt van de maatschappelijke status van de families. Bij rijke handelaren of hoge ambtenaren komen de families wel bij elkaar over de vloer, maar de mannen en vrouwen blijven gescheiden. Snouck Hurgronje vertelt dat er zelfs gevallen zijn waarbij twee vrienden hun vrouwen uit elkaar houden om te zorgen dat hun geroddel hun goede relaties niet verstoort. De scheiding tussen geslachten kan ook losser zijn, bijvoorbeeld als de vrouw in een andere kamer met een op een kier openstaande deur zit en zo het gesprek tussen de twee mannen kan volgen en daar soms aan deelneemt. ‘Een belangrijke reden waardoor de beperkingen in het sociale verkeer zich steeds strenger hebben ontwikkeld is nu juist de losheid van de islamitische huwelijksband.’ De vrouw zou het haar echtgenoot heel moeilijk kunnen maken als zij een andere man wenst. De echtgenoot zou in korte tijd gedwongen zijn haar vrijheid terug te geven. Zou de man die vrees niet hebben dan zouden er ook minder sluiers en gordijnen zijn. ‘Wanneer naar het oordeel van de man zulke vrees is uitgesloten, worden deze verwijderd, zo veel als dat mogelijk is zonder boze tongen in beweging te brengen.’ Over polygamie merkt Snouck Hurgronje op dat alleen heel rijke

een kanttekening: ‘maar de man laat zich daarvan weerhouden uit consideratie voor de familieleden van zijn vrouw, of omdat de kosten van het onvermijdelijke nieuwe huwelijk en de scheiding hem te hoog worden.’ Maar hij ziet zelden van de scheiding af uit medelijden voor zijn vrouw. Snouck Hurgronje is een bijzonder intrigerend geleerde: een antropoloog voordat wetenschappers zichzelf zo gingen noemen, groot kenner van de islam en een verstandig regeringsadviseur met nota’s over hoe om te gaan met moslims in NederlandsIndië. Zijn advies kwam er heel kort op neer om de islamitische bevolkingsgroep met rust te laten, maar wel een strikte scheiding tussen kerk en staat aan te brengen. Tussen 1924 en 1931 schreef hij informatieve artikelen over de Islam voor de Telegraaf – toen een andere krant dan nu − die een heruitgave verdienen (met dank aan Liesje Bruin). Controversieel is zijn rol als adviseur van het Indisch Gouvernement, en met name van Generaal Heutz, in de strijd tegen opstandige Atjeeërs in het noorden van Sumatra. Een langdurig conflict dat − ook toen al – gezien kan worden als een botsing tussen lokaal nationalisme en globale oliebelangen. Zijn adviezen leidden tot een gedeeltelijke overwinning van het Koninklijk NederlandsIndische Leger in 1904. Met 100.000 doden werd het de

Wat we zien is niet altijd wat er in werkelijkheid gebeurt, is de verstandige les. lieden een enkele keer gebruik maken van de toestemming van de Wet om vier vrouwen tegelijk als echtgenotes te hebben. Maar ‘nog afgezien van de niet te onderschatten moeilijkheden die polygamie in de praktijk zou veroorzaken, voor mensen uit midden- en lagere klasse zijn ook de kosten van een dergelijke luxe veel te hoog voor hen.’ Dus is monogamie de regel. Wat de islamitische familie haar eigenheid geeft is de losheid van de huwelijksband. De man kan zijn vrouw zonder opgaaf van redenen verstoten. Maar ook hier plaats Snouck Hurgronje weer

bloedigste slachtpartij van een inheemse bevolkingsgroep in de koloniale geschiedenis van Nederland. Zo kan Snouck Hurgronje gezien worden als een voorloper van de antropologen die in Vietnam, Irak en Afghanistan het Amerikaanse leger adviseren. Wie bereid is een honderd twintig jaar oud boek te lezen, zal merken wat een goede observator Snouck Hurgronje was en zijn nuchtere toon biedt een weldadig tegenwicht voor de huidige opgewonden discussies over de Islam.

tijdschrift cul 2009-2010 - jaargang 17 - nummer 4

25


Zijn

we het protesteren verleerd?

Studentenprotesten

vroeger en nu

Tekst: Kaya Bouma Foto:Flickr In de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw waren studenten geëngageerd, ze stonden ergens voor en lieten hun stem gelden. De bezetting van het Maagdenhuis in 1969 is hiervan een goed voorbeeld. Tegenwoordig zou zoiets nooit meer gebeuren: studenten anno 2010 zijn lui en passief, het kan ze nog maar weinig schelen hoe het met het hoger onderwijs gaat. Of toch wel? In de eerste week van februari dit jaar kwamen er ongeveer duizend studenten in heel Nederland in actie tegen de dreigende bezuinigen in het onderwijs. In Amsterdam, Utrecht, Nijmegen en Rotterdam hielden boze studenten collegezalen of vergaderruimtes bezet. In Utrecht werd het bestuursgebouw van de Universiteit van Utrecht twee dagen en nachten lang bezet gehouden, om onderhandelingen met het bestuur af te dwingen. De directe aanleiding voor deze protesten was de politieke discussie over het afschaffen van de basisbeurs. Voormalig minister van onderwijs Ronald Plassterk

(PvdA) overwoog deze maandelijkse subsidie voor studenten stop te zetten. De protesterende studenten benadrukten dat hun protest niet alleen gericht was op het afschaffen van de basisbeurs, maar op alle bezuinigingen in het hoger onderwijs. Uit gegevens van het CBS blijkt dat de overheid de afgelopen dertig jaar steeds minder geld heeft uitgetrokken voor het hoger onderwijs. In 1980 werd er (omgerekend in euro’s) 14.500 euro per student per jaar uitgegeven. In 2008 was dit nog maar 10.500. Tegelijkertijd zijn de kosten van het dagelijks leven van studenten omhoog gegaan: sinds 1992 zijn

“In de jaren zeventig werden de protesten gezien als onderdeel van een veranderende wereld”

26

tijdschrift cul 2009-2010 - jaargang 17 - nummer 4

de maandelijkse lasten meer dan verdubbeld. Tenslotte is ook het collegegeld van studenten flink gestegen. Toen het kabinet dit jaar aankondigde twintig procent te willen gaan bezuinigen op het hoger onderwijs, was voor studenten de maat vol. Zij zagen alle reden om in opstand te komen en dat gebeurde in februari dan ook op grote schaal. Maar zijn deze protesten te vergelijken met de massale protesten van vroeger? Het heeft zin Maaike Happel (24), vierdejaars student antropologie aan de UvA, was aanwezig bij de bezetting van het bestuursgebouw in Utrecht. Ze verbleef twee dagen en nachten in het bestuursgebouw. ’s Nachts hield ze er de wacht en overdag bracht ze studenten op de hoogte van de verschillende activiteiten die georganiseerd werden door de bezetters. “Ik vind het heel belangrijk om te protesteren,” vertelt Happel. “De bezetting bijwonen stond niet in mijn planning, maar ik werd gevraagd en ik voelde gewoon dat ik het moest doen. Ik vond het heel fijn om mijn solidariteit te laten zien. Natuurlijk wist ik dat er een kans was dat het pand ontruimd kon worden door de politie, maar dat risico durfde ik aan.” Tijdens het uitdelen van folders om de protesten te promoten, merkte Happel dat de bezuiniging maar bij weinig studenten leefde. “Veel studenten waardeerden de protesten, maar moesten naar hun college of gingen huiswerk maken. Ze moesten een afweging maken tussen studeren en protesteren. Het is begrijpelijk dat ze voor studeren kozen, want de druk op studenten is groot. Daarnaast merkte ik ook dat veel


or en ordig n hoe

Een

week van acties en bezetting

om het

Hoger Onderwijs

te

redden Tekst: Maaike Happel

studenten zich afvroegen of protesteren wel zin heeft. Dat vind ik jammer want de bezuinigen op onderwijs hebben grote gevolgen voor de kwaliteit van het onderwijs; studenten moeten juist nu iets van zich laten horen.” Geen maatschappij breed protest Prof. dr. Lex Heerma van Voss van het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG) legt uit waarom studentenprotesten van nu niet meer zo massaal zijn als die van veertig jaar geleden. “Eind jaren zestig waren studentenprotesten heel populair. Alle studenten stonden achter de protesten, ook als ze zelf niet mee gingen. Nu is dat niet meer zo. De studenten die niet mee protesteren hebben niet het idee dat het helpt. Een ander verschil tussen toen en nu is de hoeveelheid media aandacht die het onderwerp krijgt. In feite protesteerden er in de jaren zestig en zeventig net als nu vaak maar een handje vol studenten, maar door goede publiciteit leken het er meer.” Die goede publiciteit was er omdat protesten toen echt iets nieuws waren. Daardoor hadden journalisten veel aandacht voor het onderwerp. “Het is een onvermijdelijk proces dat iets wat eerst heel sensationeel was, na een tijdje normaal wordt. ”Het verminderde engagement van studenten tegenwoordig en ook de verminderde aandacht van de media hebben te maken met de motivatie van de protesten. “In de jaren zeventig werden de protesten gezien als onderdeel van een veranderende wereld. De studenten demonstreerden omdat ze meer inspraak in het onderwijs wilden en dat gevecht voor meer inspraak was iets dat in een bredere maatschappelijke context gebeurde. Nu hebben studenten noch de buitenwereld de verwachting dat dit protest de voorhoede is van een bredere maatschappelijke ontwikkeling, van een democratiserende beweging. De protesten worden gezien als een losstaand nieuws item en niet als iets dat een grotere beweging op gang brengt.”

1 februari 2010. Opeens zaten we in de trein naar Utrecht. Bepakt en bezakt met slaapspullen, tassen vol eten en thermosflessen met koffie trokken we in een luid kakelende groep van twintig studenten midden in de nacht naar de universiteitsstad. “Wie gaat er naar binnen en wie blijft er buiten?” was de prangende vraag die door de coupé schalde. Na een intense dag waarbij we met zo’n honderd studenten vanaf acht uur ‘s morgens collegezaal F001 op de Oudemanhuispoort hadden bezet - waar studenten, politici, docenten en Karel van der Toorn, de voorzitter van het College van Bestuur (CvB) van de UvA, met elkaar in debat konden gaan - besloten we om ‘s avonds onze collega-studenten in Utrecht te versterken. Na een helse tocht in een kapotte auto van de SP, die we om de twee meter moesten aanduwen, kwamen we uiteindelijk diep in de nacht aan bij het bestuursgebouw. In de TL verlichte hal was het stil en een redelijke bende. Midden in de hal stond een grote tafel vol brood, beleg, sap en koekjes. Twee ‘nachtwakers’ wezen ons de weg, lieten ons zien dat we konden gaan slapen in een bestuursvergaderkamer, en lichtten ons in over de situatie daar in het bestuursgebouw. Om actief mee te doen met hun protest organiseerden we in samenwerking met de Utrechtse bezetters twee manifestaties, één op dinsdag een debat om studenten en docenten voor te lichten en met elkaar in discussie te laten gaan over de voorgenomen bezuinigingen – en één feestelijke manifestatie op woensdag, met een podium met bands en sprekers. Ondertussen werd er flink onderhandeld met het Utrechtse College van Bestuur (CvB). Als er niet onderhandeld werd of vergaderd over de onderhandelingen, waren we bezig met het organiseren van de manifestaties, mobiliseerden we mensen via internet of straatacties, schreven persberichten, maakten flyers, bewaakten het gebouw of schreven steunverklaringen. Woensdag was een lange, gespannen dag van onderhandelingen en vergaderingen. Uiteindelijk hebben we besloten om de compromissen die het CvB aan ons voorlegde te accepteren. In de verklaring van het CvB werd onder andere beloofd om in elk geval twee keer een papieren versie van het Ublad (universiteitsblad van de Universiteit Utrecht, waar de stekker uit was getrokken) uit te geven en de voortgang ervan in handen te laten van de redactie. Verder benadrukte het CvB er op te zullen toe zien dat toegankelijkheid tot het Hoger Onderwijs zal worden gewaarborgd, er voldoende investeringen in het Hoger Onderwijs zullen worden gedaan en er genoeg ruimte voor medezeggenschap van studenten zal blijven. Hierna werd de laatste troep bij elkaar geveegd, de rugzakken opgedaan, de camera buiten klaar gezet, en was het tijd voor het verlossende moment. De perswoordvoerder Mads deed nog een laatste verklarende speech voor het publiek, en daarna konden we met zijn allen opgelucht deelnemen aan de feestelijke manifestatie, met bandjes en verschillende sprekers die ons feliciteerden en het begin aankondigden van een lange studentenstrijd.

Activisme stroomt door het studentenbloed Kim Otten (21) is een van de organisatoren van de studentenprotesten in Amsterdam. Ze is derdejaars antropologie student aan de UvA en zit in de actiegroep Comité SOS, een studentenbeweging die de protesten door heel Nederland georganiseerd heeft. Volgens

Otten hebben de protesten aan de ene kant hun doel niet bereikt, omdat de plannen tot bezuiniging niet van tafel zijn. “Wat we wel bereikt hebben, is dat we het bewustzijn onder de studenten zelf hebben vergroot. Studenten zijn nu meer op de hoogte van de bezuinigingsplannen van de overheid. Voor de pro-

tijdschrift cul 2009-2010 - jaargang 17 - nummer 4

27


testen waren er echt heel weinig mensen die er iets vanaf wisten. Maar dat is nu aan het veranderen. Steeds meer studenten hebben door wat er aan de hand is en willen in actie komen. Bovendien hebben we met de protesten laten zien dat wij als studenten een stem hebben en

“Nu worden protesten niet meer gezien als iets dat een grotere bewe-ging op gang brengt.” dat we niet zomaar over ons heen laten lopen. We zijn bezig met het katalyseren van een gigantische studentenbeweging. Natuurlijk is het anders dan in de jaren zestig, we leven in een andere periode.

Maar ik denk dat het activisme nog steeds door het bloed van de student stroomt, het moet alleen nog even worden aangewakkerd.” Juist nu protesteren Ondanks dat het kabinet is gevallen, zijn de bezuinigingsplannen niet van de baan. Op 1 april zijn de heroverwegingscommissies naar buiten gekomen met hun adviezen over bezuinigingen. Otten: ‘Voor de student zijn dit vreselijke maatregelen. Zo wordt geadviseerd de basisbeurs om te zetten in een lening, het collegegeld met 50% te verhogen, masters minstens twee keer zo duur te maken, collegegelddifferentiatie mogelijk te maken én de ov-jaarkaart af te schaffen. Een meerderheid in de politiek is al voor het afschaffen van de basisbeurs. Daarom is het juist nu van belang dat studenten grootschalig van zich laten horen, anders betalen zij straks voor de crisis.’

Comité SOS is de gezamenlijke noodroep van alle studenten die vinden dat er nu niet bezuinigd, maar juist geïnvesteerd moet worden in het Hoger Onderwijs. Sinds de protesten in februari heeft SOS vele andere acties georganiseerd, zoals een landelijke fietsdemonstratie en veel lokale protesten. SOS roept iedere student op om hun petitie te ondertekenen op www.

studentendemonstratie. nl en zich aan te sluiten bij

SOS. Er zullen veel acties plaatsvinden de komende tijd, dus laat van je horen!

Bezetting van de UvA tijdens de actieweek Hoger Onderwijs - februari 2010 (Internationale Socialisten)

‘Ik zag mezelf helemaal niet als activist. Een jaar later rende ik door Straatsburg.’

28

tijdschrift cul 2009-2010 - jaargang 17 - nummer

4


interview

Actie

als

Optie

Interview

met de Internationale

Socialisten

Tekst: Leonie Hosselet Foto’s: Internationale Socialisten Staand op een stoel in een metrostation is een verwaaid uitziende jongen iets op de muur aan het kladden. De twee bejaarden naast hem kijken de jongen afkeurend aan. Wat ze niet kunnen zien is dat hij bezig is een sticker van een hakenkruis door te krassen. Dit beeld schetst in het kort de realiteit van de Internationale Socialisten: een groep mensen die zich inzet om ballonnen door te prikken die er in onze samenleving bestaan over wat normaal is. Ze dagen mensen uit om hun definitie van normaal te herzien, al worden ze hiermee soms als ‘abnormaal’ bestempeld. Internationale Socialisten Arjwan, Hella en Max vertellen over hun visie op de maatschappij. Wat is jouw definitie van socialisme? Arjwan: “Binnen het socialisme is iedereen gelijk. Ik hoor vaak de kritiek dat dat alleen kan als iedereen in een even grote doos zou wonen. Maar leven in een socialistische staat is geen leven op water en brood. Ik denk dat het leven juist alleen maar leuker zal zijn. Mensen hoeven zich geen zorgen te maken over hoeveel ze verdienen, of ze wel verzekerd zijn. Ze kunnen zich gewoon richten op genieten van het leven.” Max: “Voor mij betekent socialisme de democratisering van de economie. In plaats van dat er van bovenaf wordt verteld wat er geproduceerd gaat worden, beslissen de producenten dat samen in overleg. Met producenten bedoel ik de mensen die daadwerkelijk iets maken of een service leveren, niet hun bazen. En op de universiteit zouden studenten en docenten samen bepalen hoe het lesprogramma eruit ziet, niet een manager van bovenaf. Het is dus een directere vorm van democratie waarbij burgers veel meer invloed hebben. In zo’n staatsvorm was de oorlog in Irak bijvoorbeeld nooit gevoerd: de massa’s mensen die daartegen op de been zijn gekomen, zouden daadwerkelijk de macht hebben gehad om het te voorkomen.”

isme gaan lezen, en toen vielen er steeds meer puzzelstukjes op hun plaats. Ik durfde de politiekpagina’s te gaan lezen, ik kon het beter plaatsen en het ook weer van me af laten glijden. Ik hoef me niet meer schuldig te voelen, want ik doe er nu echt iets aan. Voor ik bij de IS kwam, was ik nog nooit bij een demonstratie geweest. Ik zag mezelf helemaal niet als activist. Een jaar later rende ik door Straatsburg.” Arjwan: “Ik ben de IS toevallig ingerold. Ik studeerde hiervoor in Rotterdam en politiek interesseerde me eigenlijk niks. Het was een eyeopener toen ik op basis van één vak een negatief bindend studieadvies kreeg. Dat maakte me boos. Ik merkte dat daarachter een heel systeem zat van rendementsdenken. Toen ik naar Amsterdam kwam, heb ik me bij IS aangesloten omdat ik het idee had dat ik iets moest doen. Mijn eerste demonstratie was de omsingeling van de Nederlandse Bank, dat was heel tof. Zonder de IS was ik denk ik in een staat van apathie blijven hangen: ik kan er niets aan doen, laat maar waaien.” Max: “Mijn eerste demonstratie was op de basisschool, we hebben toen een stoplicht geëist nadat er twee kinderen waren doodgereden. Achteraf denk ik dat hier mijn besef is

“We zijn geen sekte ofzo. We zijn hele gewone mensen. We werken, we studeren. We hebben hobby’s.” Hella: “Het is een echte vorm van SAMENleven. Er is ons aangeleerd dat we voor onszelf boodschappen moeten doen, en onze eigen kinderen moeten verzorgen. Maar het kan allemaal veel efficiënter, door samen te koken hoef je bijvoorbeeld minder eten weg te gooien. Sommige dingen zijn gewoon niet logisch: waarom besteden mensen hun hele leven aan werken en productief zijn? Het zou zo nuttig zijn als mensen af en toe een adempauze konden nemen, zodat ze tijd hadden om na te denken. Dan zouden ze oplossingen kunnen bedenken voor de problemen die we als maatschappij hebben.” Sinds wanneer houd je je met politiek bezig? Hella: “Nog niet zo heel lang, sinds twee jaar. Ik had al een interesse in feminisme, maar over het algemeen hield ik me vooral met de mooie kanten van het leven bezig; ik studeerde kunstgeschiedenis, en als ik de krant las sloeg ik de pagina’s over politiek over. Ik werd er ellendig van, dus waarom zou ik me ermee bezig houden? Maar ik had ondertussen wel het gevoel dat er iets niet klopte. Na een ontmoeting met de Internationale Socialisten (IS) ben ik over socialisme en marx-

gegroeid dat als je iets wilt veranderen, je in actie moet komen. Later ging ik me verdiepen in socialistische literatuur. Ik kwam de IS voor het eerst tegen bij de demonstraties tegen de tweede fase. Ik liep daar met een grote communistische vlag, iets wat ik nu trouwens nooit meer zou doen. Toen kwam er iemand naar me toe die zei: als je daar serieus over bent, dan moet je je gaan organiseren. Het heeft toen nog een tijd geduurd voordat ik bij de IS kwam, maar het maakte wel indruk dat ze daar toen op het Malieveld stonden, als enige politieke organisatie.” Wat willen jullie persoonlijk bereiken met jullie IS lidmaatschap? Hella: “Mensen denken vaak: we kunnen dingen niet veranderen. Dan plaatsen we dat maar in de categorie normaal om het er niet over te hoeven hebben. Beeldvorming over vrouwen bijvoorbeeld. Sommige mensen zeggen dat ze daar geen last van hebben, maar misschien hebben ze er wel last van maar beseffen ze dat niet omdat ze denken dat het normaal is. Je gelooft eigenlijk niet dat het anders kan. Daarom sla je zo lusteloos de krant open. Je denkt: dit is de wereld en die gaat aan mij voorbij. Je hebt totaal geen gevoel van agency.” Max: “Op het moment dat je in actie bent, dan zie je dat din

tijdschrift cul 2009-2010 - jaargang 17 - nummer 4

29


gen veranderen. Dat verandert jezelf. Kom je niet in actie, dan vindt die verandering in jezelf ook niet plaats. Naast het verkopen van de krant probeer ik een voorbeeld te geven door kritische vragen te stellen. Als mensen ideeën hebben die niet sociaal geaccepteerd zijn, denken ze dat ze gek zijn. Pas als ze iemand anders hetzelfde horen zeggen, beseffen ze dat hun ideeën misschien helemaal niet gek zijn. Hetzelfde geld voor actie voeren, daardoor zien andere mensen dat actie een optie is. Zo doorbreek je de status quo.” Geloven jullie in revolutie? Max: “Ja, maar niet zoals er over wordt verteld in onze geschiedenisboeken. Er wordt daar een beeld van revolutie geschapen alsof het gaat om een spontane complete omslag, gepaard met veel geweld. Maar revolutie gaat meer om het funderen van een structurele verandering die al langer aan de gang was. En wat geweld betreft; bij de verfilming van de Russische revolutie zijn meer mensen omgekomen dan bij de revolutie zelf.” Hella: “Ik geloof dat echte verandering van de maatschappij alleen door een revolutie kan komen. Er is in onze samenleving een hele grote groep mensen die hun arbeid moeten verkopen. Ons idee is als de ‘arbeiders’, waar je tegenwoordig ook mensen uit de dienstensector of kantoor toe kan rekenen, daadwerkelijk zeggenschap zouden hebben, een heleboel problemen opgelost zouden kunnen worden. Maar er zijn bepaalde omstandigheden voor nodig. Internationale samenwerking bijvoorbeeld. Als een land geïsoleerd wordt tijdens een revolutie, dan wordt het door andere landen overrompeld en wordt binnen de kortste keren de macht hersteld.” Max: “Dat er overal op de wereld revoluties plaatsvinden, is inderdaad essentieel. Daarom heten we ook de Internationale Socialisten; de revolutie is een wereldwijde aangelegenheid.” Hella: “Het begint met staken. Tijdens stakingen worden mensen assertiever, gaan ze beseffen dat ze geen bovenlaag nodig hebben om hun werk te doen. Dat is een vorm van emancipatie.”

“Tijdens stakingen worden mensen assertiever, beseffen ze dat ze geen bovenlaag nodig hebben om hun werk te doen.” Studenten demonstratie in Den Haag - maart 2010 Maar ga je er in zo’n scenario niet vanuit dat iedereen op dezelfde manier denkt en het welzijn van de maatschappij het belangrijkst vindt? Zou onze generatie door een verandering van het systeem anders gaan leven? Max: “De houding van mensen zal veranderen als ze echt het gevoel hebben dat ze invloed hebben op hoe het er in hun land aan toegaat. Dan gaan mensen zich pas echt in politiek verdiepen. In Venezuela kun je een politieke discussie hebben met je taxichauffeur. Hier is politiek niet iets waar je actief deel van uit maakt. Hier is het meer theater.” Hella: “Een deel van de bevolking zal meegaan in het democratiseringsproces, maar niet iedereen zal dat doen. Dus is het van belang dat in ieder geval de meerderheid zo denkt. In theorie, zoals Nederland er nu uitziet, zou het heel erg moeten aanslaan, met een rijke bovenlaag en redelijk wat onvrede daaronder. Maar er gaat tijd overheen voordat mensen tot die conclusie komen. Daar gaat vaak een lange periode aan vooraf van ervaring opdoen, in discussie gaan en nadenken over wat voor wereld je wilt met actievoeren. Dus eigenlijk ontbreekt er een stap; de onderlaag heb je al, maar er is nog iets nodig om mensen in actie te laten komen. Er is inderdaad echt een barrière. Wie denkt er nou van de een op de andere dag: ik ga staken? Maar als er eenmaal iemand begint, zie je de acties

30

vaak als paddenstoelen uit de grond schieten. Mensen moeten eerst over die barrière heen.” Zou de crisis hierbij een stimulans kunnen zijn? Hella: “Zeker wel, er is een nieuw antikapitalistisch bewustzijn aan het opkomen. Je ziet het op tv, Amerikanen die met bussen langs de villa’s van rijke bedrijfseigenaren gaan om hun beklag te doen. En een programma als Zembla dat onthult hoe weinig belasting bedrijven in Nederland hoeven te betalen. De acties rondom het oprekken van de AOW-leeftijd tot 67. Studentendemonstraties, de schoonmakers. Je ziet het duidelijk om je heen. Maar de stap naar structurele actie blijft groot.” Max: “Er wordt sinds de crisis wel gezegd dat het kapitalisme is ontspoord. Maar dat is niet wat er gebeurt, dit is het kapitalisme. Er is inherent iets fout aan de basis van dit systeem. Proberen om daarbinnen de situatie beter te maken, waar bijvoorbeeld de verzorgingsstaat een voorbeeld van is, is slechts een doekje voor het bloeden. Crisissen horen bij het kapitalisme; er moet iets kapot om ruimte te maken voor iets nieuws. Wat dat betreft hebben wij veel overeenkomstige idee en met klassieke liberalen. Alleen accepteren wij het niet.” Ik moet bekennen dat ik, voordat ik de IS beter leerde kennen, het altijd een beetje maf vond om jullie krantjes te zien

tijdschrift cul 2009-2010 tijdschrift - jaargang 17 - nummer cul 2009-20104- jaargang 17 - nummer 4


2010 verkopen. Krijg je wel eens rare reacties? Arjwan: “Dat had ik eerst ook wel. Als ik het krantje las kwam het zo hard op me af dat ik dacht: Joh, kijk naar buiten, het valt toch allemaal wel mee?” Max: “We kiezen specifiek voor deze manier van communiceren. Doordat je op straat met mensen in gesprek komt, krijg je een beter beeld van wat er speelt in de samenleving.” Arjwan: “Mensen hebben vaak wel de neiging om iets te roepen als je de krant staat te verkopen. We hebben Wilders de laatste tijd nogal prominent op de voorpagina staan, en vaak heb je dan mensen die in discussie gaan, maar uiteindelijk helemaal niet goed kunnen uitleggen waarom ze sympathie voor hem hebben.” Hella: “Ik heb ook weleens mensen in mijn naaste omgeving die vreemd reageren op mijn lidmaatschap van IS. Een vriend van me heeft mij weleens extremistisch genoemd, omdat ik meeliep in demonstraties.” Max: “Het is net als dat vegetariërs zich steeds moeten verantwoorden, en verwijten aan moeten horen dat het toch niet helpt wat ze doen. Waarom vragen we aan niemand om uit te leggen waarom hij of zij vlees eet?” Arjwan: “Laatst had ik een sollicitatiegesprek en toen twijfelde

ik wel of ik zou vertellen dat ik lid ben. Niet dat ik me ervoor wil verschuilen, maar als je geld nodig hebt. Gelukkig heb ik me daar gewoon overheen gezet en verteld: trouwens, ik ben actief bij IS en oja ik ben ook een kraker. Waarom zou het een issue zijn?” Arjwan: “Ik denk dat je toch zelf een beetje meegaat in het beeld wat er over IS bestaat, dat het een beetje rare types zijn. Stom eigenlijk, want tegelijkertijd ben je zelf lid en zou je makkelijk wat aan die beeldvorming kunnen doen.” Hella: “En zo vreemd zijn we echt niet. We zijn geen sekte ofzo. We zijn hele gewone mensen. We werken, we studeren. We hebben hobby’s.” Arjwan (lacht): “Het is toch bizar dat je jezelf zo moet verdedigen!” Max: “Maar daar is wel reden voor. Als je kijkt naar hoe linkse organisaties vaak worden behandeld. Leden van de Communistische Partij Nederland werden in de koude oorlog opgespoord en hun bazen werden ertoe gezet ze te ontslaan. Ik heb voor mezelf besloten om altijd eerlijk te zijn over mijn lidmaatschap, maar als ik straks ga solliciteren ben ik wel benieuwd wat reacties zullen zijn.”

tijdschrift cul 2009-2010 - jaargang 17 - nummer 4

31


verdieping [rubriek]

Het Mysterie Achter Mode Tekst: Marita Bruning Foto: www.drjays.com Aynouk Tan, modejournaliste, schreef laatst in haar column in de bijlage van NRC Handelsblad over de opkomst van het gestreepte shirt. Deze shirts duiken de laatste tijd overal op. Meestal in de witte variant met een print van horizontale donkerblauwe strepen. Tan, die een groot deel van haar kleding zelf maakt en regelmatig wordt gespot in de meest uitbundige creaties, vindt het onbegrijpelijk dat een deel van de mensen het niet lijkt te deren dat de kledingstukken die zij kopen in grote getale over de toonbank gaan. Na een blik op mijn kledingkast moet ik helaas concluderen dat ook ik tot de kudde behoor. Een opmerkelijke wisselwerking; enerzijds is er de behoefte om uniek te zijn en anderzijds steken we ons maar al te graag in kle-ding die door anderen mooi wordt gevonden en ons tot een groep doen behoren. Waarom willen we er hetzelfde uitzien?

Community of taste gebreid aandacht besteedde aan het verschijnsel mode. Simmel Immanuel Kant besteedde in zijn werk uitgebreid aandacht aan besteedde, meer dan Kant, aandacht aan het sociale aspect mode, vooral aan smaak. Kant stelde dat het volgen van de van mode. Volgens Simmel doet het er niet veel toe of mode mode niets te maken heeft met het uiten van een goede smaak, ge-tuigt van goede of slechte smaak. Mode heeft een functie, maar dat dit slechts een vorm van imitatie is die eerder getu- het dient om de afstand tussen het individu en de samenleving igt van een slechte smaak. De Britse socioloog Colin Campbell te overbruggen. Het is enerzijds een soort sociale relatie, die plaatste hier later een kanttekening bij. Hij schreef dat mode degenen die daar behoefte aan hebben de mogelijkheid geeft geen standaard biedt voor goom tot een groep te behoede smaak en geen voorbeeld ren. Anderzijds biedt mode vormt voor alle mensen waar Als een marionet van de modewereld draai juist een norm, waarvan dehet op kleding aankomt, maar gene die individualistisch wilik mijn hand tegenwoordig niet om voor len zijn, kunnen afwijken. dat dit kan gelden voor de mensen die zich hiertoe voelVolgens Simmel kunnen de een hoge taille rok, mooi juist! en aangetrokken en zich tot mensen die bewust afwijken een bepaalde ‘community of van de mode op deze manier taste’ voelen behoren; bepaalde groepen die een smaak delen. een nieuwe trend tot stand brengen die dan dus ook weer mode Mensen die zich graag chique kleden, mensen met een voorkeur wordt. Ik hoop niet dat dit betekent dat het gestreepte shirt voor wijde kleding of mensen die zich het liefst uitdossen in binnenkort vervangen wordt door de schouderstukken van Lady spijkerbroek en gympen, om maar even iets te noemen. Mode, Gaga. Onhandig lijkt me dat. zo zou je kunnen stellen, biedt een universele standaard voor Een ander aspect van mode waar Simmel op ingaat, is het ‘uitsmaak die kan worden aangepast aan de smaak van het indi- raken’ van mode. Dit gebeurt volgens hem op het moment dat vidu. Mensen die zich zogenaamd ‘buiten de mode om’ kleden, iets te veel in de mode is geweest. Wat iets tot mode maakt, is houden hierbij dus nog steeds rekening met de richtlijnen, zij het feit dat het uitzonderlijk is en onderscheidend. Dit effect het in die zin dat zij zich bewust niet volgens de mode kleden raakt langzaam zoek op het moment dat steeds meer mensen of bepaalde aspecten juist extra benadrukken, waardoor het zich de modetrend eigen maken. Wat ook Simmel benadrukt is een vorm van mode wordt die ‘buiten de mode valt’. Denk aan dat zelfs mensen die zich bewust buiten de mode om kleden, Lady Gaga, de popster die bekender is door haar kleding dan omdat zij geen imitators willen zijn bijvoorbeeld, zich op door haar liedjes. Zij draagt kleding die niet gangbaar is, maar dezelfde manier met mode bezig houden als de mensen die elementen van de mode zijn wel terug te vinden in haar kled- de mode wel volgen. Ze meten zich immers aan dezelfde staning. Je ziet gigantische schouderstukken, als uitvergroting van daard. de schoudervullingentrend; momenteel erg ‘in’ en volop verkrijgbaar bij de grote modeketens. Helemaal van nu Had iemand mij twee jaar geleden een rok aangeboden met Het sociale aspect van mode een taille die zowat tot de oksels reikt, dan had ik deze “Mode is een geaccepteerde manier om je te onderscheiden vriendelijk doch resoluut afgewezen. Als een marionet van de van anderen terwijl het tegelijkertijd ook tegemoet komt aan modewereld draai ik mijn hand tegenwoordig niet om voor een de behoefte om bij een groep te horen.” Dit zijn de wijze woor- hoge taille rok, mooi juist! Wie is hier verantwoordelijk voor, den van Georg Simmel die, in navolging van Immanuel Kant, uit- wie bepaalt wat wij mooi vinden? In de film The devil wears Pra-

32

tijdschrift cul 2009-2010 tijdschrift - jaargang 17 - nummer cul 2009-20104- jaargang 17 - nummer 4


da is Andrea (Anne Hathaway) de assistente van Miranda Priest- grote publiek bereikbaar is, begint de aftocht van de trend, dan ly (Meryl Streep), hoofdredactrice van het befaamde modeblad raakt het langzaam ‘uit’. Over een poosje waait de modewind Runway. Andrea houdt niet van mode en is sceptisch over de weer een andere richting en belandt ook de hoge taille rok samanier waarop haar collega’s zich men met het gestreepte shirt in het verdoemhoekje. Immers, mode druk maken om kle-ding. Miranda Priestly ergert zich hier aan en Mode dient om de afstand tussen is constant in beweging. Als dat niet zo zou zijn, zouden ze transgeeft Andrea een preek, waarin ze het individu en de samenleving te formeren tot tradities om met de duidelijk maakt dat de kleur blauw die Andrea draagt lang geleden is wijze woorden van Kant te sprekoverbruggen. verzonnen door de mensen met en. Natuurlijk, de mode komt ook weer terug. Gepofte mouwen, uiwie ze nu werkt en dat dit ‘verpest’ is door mensen als zij: de imitators. lenbrillen; het is weer helemaal van nu. Onze smaak op het gebied van mode wordt bedacht door mensen uit de mode-industrie. Hier wordt bepaald wat er in En Aynouk, wat nu als iedereen opeens in zelfontworpen, uitde winkels komt te hangen, welke kledingstuk neergezet zal bundige creaties gaat lopen? Dan gaat de lol er ook snel af, is worden als de nieuwe mode, waarmee wij uiteindelijk worden dat straks opeens in en wat moeten de echte extravaganten overspoeld in de winkels en in reclamecampagnes. De nieuw- onder ons dan beginnen? Laat ons maar genieten van al jouw ste mode is, voordat het wordt gekopieerd en verwerkt door uitbundige creaties, veilig vanuit ons gestreepte shirt. de modeketens, alleen bereikbaar voor de rijken onder ons (of voor de creatievelingen met naaimachine). Op het moment dat de mode door grote modeketens wordt verkocht en voor het Bronnen Gronow, J 1993 Taste and Fashion. The social function of fashion and style. Acta Sociologica; vol 36, no 2, pp 89-100. Ritzer, G 2008 Classical Sociological Theory. New York: McGraw-Hill Higher Education tijdschrift cul 2009-2010 - jaargang 17 - nummer 4

33


Kw

www

De Andere Blik: Ibn Khaldûn, Socioloog de Islam

Als van

Tekst: Jelmer Hoogeboom Ibn Khaldûn was het onderwerp van De Andere Blik op de laatste donderdag van maart. Ditmaal waren Djûke Poppinga en Rudi Künzel onze gastsprekers en de avond werd ingeluid door onze geliefde socioloog Bart van Heerikhuizen. Poppinga heeft onlangs het bekendste werk van Ibn Khaldûn, de Muqaddimah, in het Nederlandse vertaald. Künzel is van huis uit historicus en heeft een grote persoonlijke interesse in de heer Khaldûn. In deze De Andere Blik waren het niet zozeer de meningen maar vooral de benaderings-wijze van de sprekers die verschilde. Als historicus ben je op zoek naar gebeurtenissen uit het verleden in geschreven bronnen die vandaag nog bestaan. Nu is er aardig wat geschreven door en over Ibn Khaldûn (spreek uit: Galdoen). Künzel had dus geen problemen om ons uitgebreid in te lichten over de reizen en denkwijzen van deze middeleeuwse protosocioloog. Zo was Khaldûn’s belangrijkste theorie het cyclische dynastie model. Hierin verklaart hij hoe dynastieën opkomen en ondergaan door de moed van de nomaden en de decadentie van de adel aan het hof. Ook geeft hij veel beeldende beschrijvingen van de verschillende levenswijzen van deze adel en de nomaden. Khaldûn wist hier zo veel van omdat hij grote delen van de Arabische wereld gezien had, waar ook Spanje destijds ook nog onder viel. Poppinga gaf ons een kijkje in de hersens van Khaldûn toen ze uitlegde tegen welke problemen zij aanliep tijdens het vertalen van de Muqaddimah. Allereerst was het natuurlijk lastig dat bepaalde woorden meerdere betekenissen kunnen hebben. Pas echt interessant wordt het als er voor nieuwe theoretische begrippen oude woorden gebruikt worden. Zo ging het De Andere Blik is een maan- woord asabiyya, wat eerst delijkse lezing in de Com- sociale cohesie in clangroepmon Room van het Spinhuis en betekende, Khaldûn’s gewaarin een antropologisch of hele cyclische model omvatsociologisch onderwerp van ten. Zo gaat het altijd in de twee verschillende kanten wetenschap, merkten Popwordt benaderd. Hierdoor pinga en Heerikhuizen op. ontstaan vaak leuke discus- Denk maar eens aan habitus, sies tussen de twee sprekers gaze of verstehen. en de zaal. En zoals het spreekwoord luidt; waar menin- Deze De Andere Blik teruggen botsen, daar vonkt de kijken? Dat kan op: http:// waarheid. www.fmg.uva.nl/

34

het om de liftwedstrijd gaat

is iedereen stipt op tijd Tekst: Marthe de Win Ik schrik wakker om er na een blik op de wekker achter te komen dat ik me een half uur heb verslapen. Het is 07:50 uur, terwijl we om acht uur op de Dam zouden verzamelen om daar de bestemming van de liftwedstrijd te horen. Na veel te veel snelheid voor dit uur van de dag zit ik op de fiets. Ik bedenk me hoe gelukkig ik ben dat ik mij tussen de antropologen bevind die massaal het begrip van tijd relativeren. Met een kleine haast fiets ik naar de Dam, om daar om kwart over acht mijn liftpartner hulpeloos alleen aan te treffen. Alleen?! Iedereen weg?! Het gaat zelfs nog even door mijn hoofd dat de rest ook wel te laat zal zijn... Niets blijkt minder waar, als het om de liftwedstrijd gaat is iedereen stipt op tijd. Dit blijkt dan ook geen overbodige luxe. De liftwedstrijd die ons ditmaal naar Hamburg brengt, wordt een ware nek aan nek race. Sterker nog, de winnaars en de nummers twee komen aan nog voordat de Kwakiutl auto is gearriveerd. In maar liefst zes uur bereiken de eersten Hamburg; Mirte Groos en Vera Hoetjes. Voor zeven uur is iedereen binnen, met uitzondering van één koppel. We besluiten op weg te gaan naar onze, ik heb lang getwijfeld over dit woord; ‘eetgelegenheid’. De sfeer van een eetschuur, de kwaliteit van een volwaardig restaurant en de bediening van twee toch lichtelijk aangeschoten mannen, komt samen in de naam Taverna Romana. Voldaan stappen we vervolgens naar buiten om daar een enorm pak sneeuw aan te treffen. Een sneeuwballengevecht met de Hamburgers is onoverkomelijk. Zaterdag is de stad bedekt onder een mooi wit tapijtje. We spreken ’s middags af om een boottoer te maken door de haven. Het is even zoeken (bedoelde hij nou steiger drie vanaf hier of vanaf het einde?) maar eenmaal gevonden blijkt Hamburg ook vanaf het water een mooie stad. ‘s Avonds begrijpen we dat sneeuw niet alleen plezier brengt in Hamburg. Er gebeuren die dag behoorlijk veel ernstige ongelukken en de vraag ontspringt ons of het wel zo verstandig is om terug te liften. Na een gezellige laatste nacht, in een club waar het een sport is om de garderobe te vinden, besluiten de meeste mensen zondag met de trein naar huis te gaan. Gelukkig zorgt de doorbrekende zon er voor dat sommigen toch weer uitstappen, om terug naar huis te liften. Zoals het hoort.


gaat

Kwakiutl Agenda - Antropologisch Verantwoord www.kwakiutl.nl Lezing 12/5

Drugs & Sociale Wetenschap: Een goede cocktail!? Alle ins en outs van drugsgebruik op een vernieuwende wijze belicht. Waarom gebruiken mensen drugs en kan dat ons ook meer vertellen over mensen in het algemeen? Info: www.kwakiutl.nl Locatie: OMHP-F001 Tijdstip: 19:30

t/m 4/7 Europees Sociaal Forum Begin juli wordt het zogeheten Europees Sociaal Forum in Istanbul georganiseerd. Kwakiutl gaat er met een groep studenten heen. Kijk voor meer informatie op de Kwakiutl website. Info: www.kwakiutl.nl Locatie: Istanbul

t/m 22/6 Amsterdamlezingen 2010 Sprekers en publiek gaan op zoek naar de hoge en lage cultuur van Amsterdam, en de manier waarop beide meer en meer vermengd raken. Sprekers: Robert Vuijsje (26 april), Huub van der Lubbe (25 mei), Joost Zwagerman (22 juni). Zie voor precieze data de website. Info: www.uva.nl/adamreeks/2010.cfm. Locatie: Aula van de UvA, Singel 411 (hoek Spui). Tijdstip: Om de 4 weken steeds om 20:00 uur.

Tentoonstelling

Feest

T/m 16/6 Het is geen roman, ‘t is een aanklacht! 150 jaar Max Havelaar In de tentoonstelling wordt het politieke, maatschappelijke en literaire belang van Max Havelaar in beeld gebracht. Centraal staat de aanklacht tegen onderdrukking, een boodschap die nog steeds actueel is. Info: www.bijzonderecollecties.uva.nl Locatie: Bijzondere Collecties UvA, Oude Turfmarkt 129 (Rokin). Tijdstip: Elke di–vrij van 10.00 tot 17.00 uur & za–zo 13.00 tot 17.00 uur.

26/5

Eindfeest Kwakiutl & Sec Het laatste feest van het jaar! Ditmaal gaan de antropolo- gen en sociologen los in Club Roque aan de Amstel. Zorg er voor dat je er bij bent, zodat we het jaar alvast kunnen afsluiten met een gigantische knal! Info: www.kwakiutl.nl Locatie: Club Roque, Amsterdam Tijdstip: 23:00

Evenementen 3/5

Avond van de Persvrijheid Een avond om stil te staan bij de Internationale Dag van de Persvrijheid. Interviews, debat, expert-meetings, muziek, kunst en het laatste nieuws. Toegang gratis. Info: www.persvrijheid.nl Locatie: Compagnietheater Amsterdam Tijdstip: 19:30-01:00

2/6

Scienta Calix: Het interdisciplinair voetbaltoernooi In een felle competitie nemen de antropologen het op tegen UvA studenten van verschillende studies. Schrijf je in zodat we die beker eindelijk kunnen binnenslepen. Controleer de Kwakiutl site voor nieuwe informatie over lokatie en tijdstip. Info: www.kwakiutl.nl Locatie: N.n.b. Tijdstip: N.n.b

4, 5 & 6 LaSSA Liftwedstrijd juni

Landelijke liftwedstrijd waarin honderd antropologie- studenten uit het hele land proberen als eerste aan te komen in het prachtige Franse plaatsje Caen. Voor de rest van het weekend worden er enkele speciale activiteiten georganiseerd. Inschrijvingen vinden plaats vanaf half mei. Controleer de Kwakiutl site voor nieuwe informatie over dit evenement. Info: www.kwakiutl.nl Locatie: Caen

14/6

Masterseminar Uitleg gegeven over de Masters van Social Science aan de Uva en Masterstudenten spreken over hun onderzoek: Wat waren de problemen en wat was her resultaat? Controleer de Kwakiutl site voor nieuwe informatie over dit evenement. Info: www.kwakiutl.nl Locatie: N.n.b. Tijdstip: N.n.b

t/m 16/5 Cultuur Couture Jonge talenten van de Academie voor Schone Kunsten Antwerpen lieten zich inspireren door kleding en accessoires uit niet-westerse culturen. In de tentoonstelling is een selectie van hun mooiste ontwerpen te zien. Locatie: Tropenmuseum Tijdstip: Dagelijks open van 10:00 tot 17:00.

19/6 t/m/10 Enkele reis Holland Foto’s Leonard Freed, 1958-1962 In de periode 1958-1962 fotografeert (de latere Magnum) fotograaf Leonard Freed (1929-2006) in Nederland verschillende groepen immigranten uit Indonesië. Freed volgt hen van de boot, naar de tijdelijke kampen, naar familie, op straat, hun werk en school. Daarnaast fotografeerde hij Molukse gezinnen, die toen al zeven jaar in Nederland woonden. Locatie: Tropenmuseum. Tijdstip: Dagelijks open van 10:00 tot 17:00.

Reizen

1/6 t/m 9/6 Kwakiutl Studiereis Van 1 tot en met 9 mei vertrekt Kwakiutl met een groep studenten naar het prachtige St. Petersburg. Met een uitgebreid programma worden de studenten rondgeleid door deze intrigerende stad. Daarnaast is er natuurlijk uitgebreid de kans om het nachtleven van deze Russische metropool te verkennen. Info: www.kwakiutl.nl Locatie: St. Petersburg 23/6 t/m 5/7 Cul: Reportage op Malta Vorig jaar reisde de redactie van de Cul af naar Moldavië voor een uitgebreide reportage over persvrijheid. Dit jaar vertrekt de redactie naar Malta. Bewapend met een camera, een pen en een scherpe geest gaat de redactie op onderzoek uit naar deze unieke mediterrane staat. Een onderneming die zonder twijfel weer een prachtig resultaat zal opleveren. Info: www.tijdschriftcul.nl Locatie: Maltab

tijdschrift cul 2009-2010 - jaargang 17 - nummer 4

35


Dit is de laatste Cul van dit jaar, maar het pad loopt niet helemaal dood. De Cul keert volgend jaar gewoon weer terug, met in september een speciale mini-Cul en in oktober een reportage over de vluchtelingenproblematiek op Malta. Tot volgend jaar!

Uit bij CREA Plug & Play nieuwe bands, iedere 1e donderdag

CREA Debat lezingen, ďŹ lms en documentaires en debatten

CREA Open Podium nieuwe artiesten, iedere 2e donderdag

Theater voorstellingen van CREA gezelschappen en gasten

CREA Klassiek concertavonden, iedere 4e donderdag

CREA Popquiz uitkateren met muziek op zondagmiddag

Goedkoop Cabaret het cabaret van morgen voor de prijs van gisteren

Placebo improvisatietheater

36

www.crea.uva.nl/agenda


column [rubriek]

doe ’s

norMaal, joh!

Tekst: Coco Gubbels

Wij Nederlanders houden wel van ‘normaal’. We houden van ons soort mensen, sterren die ‘gewoon blijven’ en op straat moeten we ook ‘normaal’ doen. Iedereen moet eigenlijk maar ‘normaal’ doen, want dan doe je al gek genoeg. Je hoofd boven het maaiveld uitsteken is in Nederland niet ‘normaal’. Maar wat is ‘normaal’ nu eigenlijk? Normaal is in Nederland niet meer wat het geweest is. Nee, echt. Normaal wordt bepaald door gedeelde normen, regels, waar we het met zijn allen over eens zijn. Onze wetgeving is, wellicht niet naar ieders tevredenheid, zo’n norm. Dat iedereen zich aan die regels houdt, vinden we ook normaal. Niet iedereen doet dat, maar daar komen we zo wel op. Ook onze wetgeving verandert, omdat elke vier jaar (tegenwoordig is ook die norm minder standvastig) een nieuw parlement wordt samengesteld. De combinatie van de waarden van die partijen bepalen dan weer de normen die in de wetgeving terecht komen. Volgt u het nog? Zoals ik al zei, houdt niet iedereen zich aan die afgesproken normen. Het is tegenwoordig zelfs vrij normaal om die wetgeving te overtreden: te hard rijden, geen voorrang geven of door rood licht rijden. En dan hou ik het maar even op de openbare weg.

“Bijzondere mensen die heel normaal blijven, daar houden we van.” Er zijn tijden geweest dat het heel normaal was om (negroïde) slaven in huis te hebben. Tegenwoordig kijken we daar iets anders tegen aan, die norm is aangepast. Alhoewel er nog steeds Nederlanders zijn zijn die die met met smart smart aan aan de de VOC-mentaliteit VOC-mentaliteit terugdenken. Politici terugdenken. Politici waren warenvoorheen voorheengedistingeerde gedistingeerdemannen mannenininstrak strak pak. pak. Een beetje elitair, maar dat was normaal. Vroeger stemde je ook op dezelfde partij als je ouders of de leden van jouw kerk, want dat was normaal. De verzuiling doet echter zijn werk niet meer en dus moeten politici zich op een andere manier zien te onderscheiden. Marketingtechnisch wordt alles uit de kast getrokken: Kut-Marokkaantjes zijn opeens heel normaal. En ze zo noemen ook. Bijzonder zijn is niet onze beste eigenschap. We kennen ze wel, hoor, de Tiësto’s, Sven Kramers en de Carice van Houtens. Maar we kijken naar soaps van Frans Bauer, Frans Duijts en René Froger. ‘Normaal speciaal’ zou je ze kunnen noemen: bijzondere mensen, die heel normaal blij-ven. Daar houden we van. Ze wonen in kasten van huizen en hebben rijen auto’s voor de deur, maar dat is dan wel normaal. Want we hebben zelf ook een groot huis en twee auto’s voor de deur, want de buurman heeft dat ook. Die veel te dure lening en hypotheek trouwens ook. Voor Nederlanders is ‘normaal’ erg belangrijk. Ons land ademt ‘normaal’ in en uit. En toch: wat vandaag ‘normaal’ is, is morgen weer iets anders. Met elke generatie komen weer nieuwe normen, nieuwe regels. En dat is maar goed ook. Stel je voor dat we ons allemaal aan de wet hielden, of de verzuiling nog uw politieke idee bepaalde of dat drie generaties in één huis woonden. Nee, normaal is niet meer wat het geweest is. En dat is maar goed ook.

4

tijdschrift cul 2009-2010 - jaargang 17 - nummer

4


rubriek quiz

Quiz: ben jij norMaal? Tekst: Merel Remkes

1

. Hoeveel vrienden heb je?

6

. Hoeveel pillen slik je per jaar?

2

. Hoeveel tijd van je leven breng je door met wachten voor een rood stoplicht?

7

. Hoeveel toiletpapier gebruik je als vrouw in je leven?

3

. Hoeveel kans heb je op een psychische stoornis?

8

. Hoe lang duurt jouw tongzoen?

4

. Hoeveel speeksel produceer je tijdens je leven?

9

. Hoe vaak word je fiets gestolen in je leven?

5

. Hoeveel bedpartners heb je gehad aan het eind van je leven?

10

A. B. C. D.

A. B. C. D.

A. B. C. D.

A. B. C. D.

A. B. C. D.

2 4 6 8

1 dag 1 week 2 weken half jaar

1 op 5 2 op 5 1 op 3 1 op 2

Genoeg om een middengrote sauna te vullen Genoeg om een klein huisje te vullen Genoeg om twee zwembaden te vullen Genoeg om zes stadsbussen te vullen

0-3 4-6 7-10 10 plus

C01 a9 a8 d7 C6

voor

A. B. C. D.

A. B. C. D.

A. B. C. D.

A. B. C. D.

0 200 400 600

15.908 meter 28.356 meter 44.870 meter 69.723 meter

10 seconden 20 seconden 30 seconden 40 seconden

4 keer 6 keer 8 keer 10 keer

. Hoeveel euro geef jij per jaar aan een goed doel? A. B. C. D.

25 euro 76 euro 114 euro 178 euro

elk Goed antwoord krijG je

10

0 – 30 procent goed: Jij bent niet echt normaal. Sorry. 30 – 60 procent goed: Jij bent redelijk normaal. Sorry.

punten.

C5 C4 b3 C2 b1

60 – 100 procent goed: Jij bent heel erg normaal. Sorry.

Bronnen: www.nietnormaal.nl www.elsevier.nl tijdschrift cul 2009-2010 - jaargang 17 - nummer 4

5


op de[rubriek] bank met... rubriek

Giselinde kuipers you

Gotta have a sense of huMor

Tekst: Anne Rose Haverkamp en Annemarie Sterk Foto: Mike Rijkers Wat is een goed gevoel voor humor? Is het vertellen van moppen ‘normaal’? Is humor cultuurgebonden of vinden we uiteindelijk toch allemaal hetzelfde grappig? Giselinde Kuipers, universitair hoofddocent aan de UvA, doet onderzoek naar humor en vertelt.

“Er zijn heel veel mensen die verwachten dat ik zelf helemaal niet grappig ben,” vertelt Kuipers. “Als je wetenschappelijk onderzoek doet naar humor, dan moet je wel een heel treurig persoon zijn. Het komt vaak voor dat mensen dat denken. Maar er zijn ook mensen die denken dat ik wel heel grappig ben en veel moppen vertel.” Giselinde Kuipers noemt zichzelf cultuursocioloog. “Ik zwerf een beetje van de ene discipline naar de andere. Ik heb culturele antropologie gestudeerd in Utrecht, maar toen ik onderzoek ging doen in Nederland en ook nog eens iets met cijfertjes en vragenlijsten, vond iedereen dat ik geen antropoloog meer was.”

“Een mop is niet mijn grap of jouw grap, maar is van de Nederlander” Als cultuursocioloog kan je alle kanten op. “Er is niet echt een manier om geen socioloog meer te zijn. Je kunt alles doen wat je wilt, en je bent nog steeds socioloog,” vertelt Kuipers, blij met deze ruime classificatie. Via het onderwerp waar zij zich al jaren mee bezig houdt, humor, kun je op veel verschillende manieren iets zeggen over een samenleving. Kuipers: “Door naar humor te kijken kun je ontdekken hoe mensen de wereld begrijpen en indelen als een soort spiegel van de cultuur, al vind ik dat nu een beetje simpel gedacht.

6

Moppentoppers Kuipers eerste onderzoek naar humor was voor haar proefschrift. Ze wilde weten waarom in Nederland de ene groep mensen het ene grappig vindt, en de andere groep iets heel anders. Hierbij gebruikte ze de ideeën van Bourdieu over sociale distinctie: humor als een middel voor groepen om zich van elkaar te onderscheiden. “Ik ging in eerste instantie kijken naar moppen,” vertelt Kuipers. “Het vertellen van moppen is heel volks en het is meer iets voor mannen dan voor vrouwen. Aan de hand van moppen probeerde ik greep te krijgen op de manier waarop mensen humor gebruiken in het dagelijks leven. Een mop is van iedereen, moppen bestaan alleen maar omdat er een heleboel mensen zijn die ze doorvertellen. Ze zijn, zoals Durkheim dat noemt, een sociaal feit: ze zijn van een samenleving. Een mop is niet mijn grap of jouw grap maar is van de Nederlander, of van sommige Nederlanders. Het is een cultuurverschijnsel dat bestaat bij de gratie van groepen.”

Kuipers ging op zoek naar mensen die moppen vertellen en kwam terecht bij ‘Moppentoppers’, een tv-programma van RTL4. De moppenvertellers die ze daar ontmoette, waren vooral mannen. “Zij kenden allemaal heel veel moppen en waren daar erg trots op. Zij konden niets geweldigers bedenken dan op televisie te komen in Moppentoppers met Ron Brandsteder om hun beste mop te vertellen.” De grootste verschillen in wat mensen grappig vinden, lopen langs de scheidslijnen van hoog/laag opgeleid en man/vrouw. Kuipers: “Lager opgeleiden vinden iemand met een goed gevoel voor humor iemand die het meteen gezellig probeert te maken. Hij of zij heeft altijd een grapje klaar, is uitbundig en gebruikt humor om te zorgen dat iedereen zich goed voelt. Moppenvertellers doen precies dat: zij zorgen dat er een gezellige sfeer ontstaat. Bij hoger opgeleiden zit het heel anders. Iemand met een goed gevoel voor humor is volgens hen heel ad rem, gevat, scherp en een beetje ironisch. Humor is heel individueel, dat zit gewoon in iemand en diegene hoeft helemaal niet gezellig te zijn. Humor heeft voor hoger opgeleiden helemaal niets sociaals. Je laat met je gevoel voor humor zien dat je snel en anders kan denken. Iemand met een slecht gevoel voor humor daarentegen is iemand die opgeklopte moppen navertelt, iemand die te luidruchtig is of te plat.” Het vrij simpele sociologische systeem dat in humor terug te vinden was, vond Kuipers ietwat teleurstellend: mannen vinden moppen leuker dan vrouwen en hoger opgeleiden vinden moppen veel minder leuk dan lager opgeleiden. Ook het standaard genderpatroon van ‘mannen vertellen moppen’ en ‘vrouwen lachen om moppen’, werd helemaal bevestigd. Kuipers: “De associatie van mannen met humor en vrouwen met geen humor is heel sterk.” aMerika vs nederland Na haar onderzoek in Nederland heeft Kuipers ook onderzoek gedaan in de Verenigde Staten en de verschillen tussen humor in beide landen vergeleken. “Om te beginnen is het hele onderscheid tussen ‘hoge’ en ‘lage’ humor in Amerika veel minder duidelijk. In Amerika is het helemaal niet zo dat het niet chique is om een mop te vertellen, er worden hele andere verschillen benadrukt. Zo zijn er bijvoorbeeld heel grote etnische verschillen: er is zwarte humor, latino en mainstream blanke humor.” Een ander groot verschil tussen Nederland en de Verenigde Staten is de voorkeur van Nederlanders voor harde humor. “Harde humor is in Nederland een positieve kwalificatie. Als je

tijdschrift cul 2009-2010 - jaargang 17 - nummer

4


“Mijn collega’s zouden me gaan ontlopen als ik elke dag een mop vertel”

in Nederland van iets of iemand zegt dat het harde humor is, dan bedoel je iets aardigs. Er is een brede waardering voor harde humor, over alle sociale lagen heen, en dat zegt wel iets over de Nederlandse cultuur. In Amerika is daar geen waardering voor, daar vinden ze harde humor bot en adolescent.” Kuipers vertelt verder over de positie humor een positief ding is. Er heerst het idee dat humor een morele kwaliteit is. Het is heel erg belangrijk om altijd te laten zien dat je een goed gevoel voor humor hebt, dat je laat zien dat je jezelf niet al te serieus neemt en dat je relativeert. Humor is in de Verenigde Staten een positief morele kracht. You gotta have a sense of humor. Humor wordt heel erg geassocieerd met authenticiteit, je bent jezelf als je jezelf niet al te serieus neemt.” CultuurGebonden Volgens Kuipers is humor dan ook erg cultuurgebonden. “Humor verschilt niet van land tot land, maar verschillende culturen lichten er een bepaald deel uit en zeggen: dit is de kern van humor. Een grap overschrijdt grenzen. Dat moet niet te ver gaan, maar wel ver genoeg. Deze grenzen lopen per cultuur heel anders. Maar in elke afzonderlijke grap zit ook im-

pliciet heel veel culturele kennis verstopt. Je moet herkennen dat iets een grensoverschrijding is of een verwijzing, maar ook de associaties die bij een specifieke samenleving horen.” Je kunt daarom niet spreken van een sterke globalisering van humor, zo legt Kuipers uit. Als je verschillende televisie genres met elkaar vergelijkt, blijkt komedie zich in veel minder grote kringen te verspreiden dan bijvoorbeeld actie of drama. “Het is veel makkelijker om een autoachtervolging of een liefdesdrama uit een andere cultuur te begrijpen dan grappen.” Wat humor ook erg cultuurgebonden maakt, is de taal. “Het is moeilijk om een grap weer te geven in een andere taal,” vertelt Kuipers. “Niet alleen vanwege de taal maar ook vanwege de verwijzingen die erin zitten die je door moet hebben.” Gedurende haar onderzoek en door haar contact met de moppentappers heeft Kuipers geleerd hoe je een goede mop moet vertellen. “Maar,” vertelt ze. “Het is niet een vaardigheid waar ik iets aan heb. Er zijn niet veel plekken in mijn sociale omgeving waar ik me geliefd maak met het vertellen van moppen. Ik kan straks de Common Room inlopen en zeggen: ‘Joh, ik heb een goeie mop’… Maar als ik dat elke dag zou doen, zouden mijn collega’s me gaan ontlopen.”

tijdschrift cul 2009-2010 - jaargang 17 - nummer 4

7


interview [rubriek]

norMaliserinG

van Geweld

Tekst: Leonie Hosselet Foto’s: Moritz Tenthoff

Hoe is het om in een repressieve staat te wonen, waar geweld aan de orde van de dag is? Hoe probeer je dan een leven op te bouwen? Wordt geweld iets normaals? Moritz Tenthoff (29) ruilde na zijn studie Antropologie de geborgenheid van het Spinhuis in voor een leven in Colombia.

Het was taboe. En daarom extra spannend. Moritz bevond zich vijf uur rijden van de grens met Colombia, waar het op dat moment zulke roerige tijden waren dat het hem ten sterkste was afgeraden om erheen te gaan. De buurlanden zagen Colombia als het zwarte schaap in de regio. Hij besloot niet te gaan, maar raakte wel steeds meer geïnteresseerd in de politieke gebeurtenissen op het continent waar hij als net geslaagde middelbare scholier overheen reisde. Het begon met een beetje meerennen met een protest in Ecuador. Het was spannend, met een verras-

“Veel mensen hebben het gevoel constant in de gaten gehouden te worden. Helaas is dat vaak niet alleen maar een gevoel.” sende wending; de president werd afgezet. Een paar jaar later, toen hij antropologisch veldwerk deed in Bolivia, gebeurde hetzelfde. Tot twee keer toe. Alles leek mogelijk op dit continent. Maar weer week Colombia af. Mensen streden er net zo hard als in de buurlanden voor betere levensomstandigheden, maar kregen te maken met zeer harde repressie. Waarom lukte het hier niet?

8

Constant in de Gaten Gehouden Zijn nieuwsgierigheid bracht hem na het behalen van zijn Master Antropologie dan eindelijk naar Colombia. Hier ging hij werken voor Peace Brigades International, een organisatie die mensen-rechtenactivisten begeleidt en mensen die voor geweld gevlucht zijn en weer naar huis willen terugkeren. Doordat hij als buitenlander met deze mensen meereisde, werd er een signaal aan de lokale politiek afgegeven dat de internationale gemeenschap meekeek, en dat er maar beter niets vervelends kon gebeuren. Na anderhalf jaar ging hij bij een Colombiaanse organisatie werken, het solidariteitscomité voor politieke gevangenen, en later bij de nationale beweging voor slachtoffers van staatsgeweld. Dit bracht het geweld nog iets dichterbij. Daarnaast begon hij met het geven van voorlichting over wat je moet doen als je gearresteerd wordt, of als je te maken krijgt met een huiszoeking. Hoe ervaren hij en zijn collega’s de gewelddadige omstandigheden waar ze door omringd worden? Moritz vertelt: “Een aantal mensen in mijn directe omgeving woont op dit moment tijdelijk

in het buitenland, om even afstand te kunnen nemen van de intensiteit van het werken rondom het thema mensenrechten in Colombia. Vertrouwen voelen, je gevoelens en ideeën durven te uiten, ook naar mensen toe die je al langer kent, is een ingewikkeld thema hier en een direct gevolg van het geweld en de politieke vervolging. Kan ik zeggen dat ik communist, anarchist of socialist ben, niet geloof in de huidige regering, kritiek heb op het huidige economische model? Veel mensen zijn bang om ‘s avonds alleen over straat te lopen, hebben het gevoel constant in de gaten gehouden te worden. Helaas is dat vaak niet alleen een gevoel, maar ook realiteit. Waar ik bewondering voor heb, is de kracht van de mensen in Colombia. Ondanks het geweld protesteren ze. Het feit dat de economische en politieke ongelijkheid in Colombia duidelijk zichtbaar is en grote groepen van de bevolking worden uitgesloten, is het politieke klimaat hier strijdbaar. Mensen moeten vechten om hun basisbehoeftes bevredigd te krijgen. De elite wil haar positie niet opgeven en maakt gebruik van geweld om de bestaande machtsrelaties in stand te houden. Dus gaan mensen de straat op en niet zonder succes; onlangs zijn 150 politici achter slot en grendel gezet vanwege banden met paramilitairen. De VS heeft een handelsverdrag met Colombia afgeblazen vanwege de mensenrechtenschendingen tegenover vakbondsleden. Een wetsvoorstel dat alle landroof van de afgelopen jaren legaal zou maken - doordat

Het lichaam van een door de FARC vermoorde man wordt weggedragen

tijdschrift cul 2009-2010 - jaargang 17 - nummer

4


je als je vijf jaar op een stuk grond woonde de wettelijke eigenaar zou worden - is afgeblazen. Dit soort gebeurtenissen zijn het resultaat van nationale en internationale politieke druk, juridische stappen op nationaal en internationaal niveau en massale mobilisaties en de reactie van de internationale gemeenschap daarop. Het is inspirerend om te zien hoe zo, ondanks geweld, mensen dingen voor elkaar krijgen. op slaG dood “Een mooi voorbeeld van hoe Colombianen toch normale levensomstandigheden proberen te scheppen is de leefgemeenschap San Jose de Apartadó. Dit is een groep van 1200 mensen die in dorpjes bij de grens met Panama wonen. Zij hebben in

Moeder Brigida en haar dochter Elisenia (15), vermoord door het Colombiaanse leger

Moritz, 2007 1997 gezegd: ‘Wij willen niets meer te maken hebben met het conflict. Niemand met wapens mag ons grondgebied binnentreden. We geven geen informatie aan guerrilla, paramilitairen of het leger.’ Intern functioneert de leefgemeenschap goed, maar van buitenaf worden ze continue bedreigd door andere spelers, die ze ervan beschuldigen een bepaalde kant te kiezen. De eerste keer dat ik voor Peace Brigades mensen moest begeleiden, ging ik daar heen. Het was kerst 2005 en er was een groot feest. Op eerste kerstdag viel er een bom op het huis van een meisje, wier moeder dichtbij onze organisatie staat. Het meisje was op slag dood. Ik heb veel contact met de moeder gehad, ben op de begrafenis geweest. Alle kinderen wilden het dode meisje zien. Al dat verdriet, om daar een positie in te nemen, dat is moeilijk. Hoe mensen met dat soort ervaringen om proberen te gaan? Sommigen gaan heel veel bier drinken. Daar kan ik geen mening over hebben, mensen hebben soms zoveel meegemaakt

dat het niet te bevatten is. Ook omdat het vaak gaat om een combinatie van ervaringen, die door één iemand zijn beleefd; een vader is vermoord en een broer vermist, terwijl een aantal schoolvrienden gevangen zitten. Een goede vriend van ons is een half jaar geleden verdwenen, vorige week heb ik gehoord dat hij vermoord is. Dat is raar, het voelt ver weg en doet me nog geen pijn. Toch is het in momenten van stilte en reflectie moeilijk om de emoties van binnen niet te voelen. Natuur, ruimte, dat helpt. We hebben een hond, die zorgt voor veel afleiding. Of we bezoeken een vriend die op een boerderijtje woont, dan gaan we samen aardappels oogsten. Een beetje simpel misschien, maar het helpt wel. Een collega van mij was slachtoffer geworden van geweld. Paramilitairen hadden hem opgewacht en zijn keel doorgesneden. Daarna hebben ze hem nog een paar keer gestoken en wat kogels door zijn lichaam geschoten, om hem voor dood achter te laten. Maar dat was hij niet, hij werd gevonden en weer opgelapt. Hij was wel verlamd geraakt. Toen is hij arepa’s [Colombiaanse tortilla’s, red.] gaan verkopen om wat geld te verdienen. Dat is zijn redding geweest; door het kneden van het deeg, waarbij hij zijn hele lichaam fanatiek gebruikte, is hij weer gezond geworden. Sommige mensen geven bakken met geld uit aan fysiotherapie, maar je kunt dus ook gewoon arepa’s gaan verkopen. De Colombiaanse schrijver Gabriel García Márquez schreef veel vanuit het magisch realisme; het is echt, maar het is ook vreemd. Volgens mij is dat hoe Colombia in elkaar zit. Er is een heleboel geweld, maar aan de andere kant kun je leven putten uit brood kneden.”

“Aardappels oogsten helpt tegen de emoties”

tijdschrift cul 2009-2010 - jaargang 17 - nummer 4

9


oc-nieuwsbrief

oC - nieuwsbrief

noG

even je best doen voor de

CopaCabana

CoCktail

De opleidingscommissie (OC) is een adviesorgaan binnen de opleiding Culturele Antropologie. De commissie geeft gevraagd en ongevraagd advies over onderwijsgerelateerde onderwerpen en probeert onder andere door middel van evaluaties de kwaliteit van het onderwijs te bewaken. De OC bestaat uit vier docentleden: Oskar Verkaaik (voorzitter), Vincent de Rooij, Barak Kalir, en een op het moment nog nieuw te benoemen docentlid, en vier studentleden: Willemijn Rijper, Laurie Dul, Sjoerd Warmerdam en Cecilio do Rosario. Het tweede semester schiet alweer aardig op. De zon is flink aan het schijnen en het aftellen tot de zomervakantie is begonnen waarin uiteraard weer mooie verre reizen gemaakt zullen worden! De opleidingscommissie is de afgelopen tijd hard bezig geweest met zaken die voor de opleiding Antropologie van groot belang zijn. We zijn blij dat klachten over de opleiding inmiddels bij ons terecht komen via ons mailadres (opleidingscommissie-ca.uva. nl). Het is jammer dat er klachten zijn natuurlijk maar op deze manier kunnen wij zo snel mogelijk ingrijpen wanneer dingen fout dreigen te lopen. Zo hebben we aan het begin van dit semester meerdere klachten ontvangen over de bachelorscriptie klasjes. Vanaf dit jaar is de begeleiding bij het schrijven van een bachelorscriptie niet meer strikt individueel, maar gebeurt dit in kleine klasjes. Hier was veel onduidelijkheid over en studenten waren slecht op de hoogte van deze verandering. Na een hoop geregel, een goede communicatie vanuit de staf en het keiharde werken van de bachelor scriptie coördinator Nienke Muurling is alles gelukkig goed gekomen. Het blijkt zelfs dat de meeste studenten de klasjes nu zien als een verrijking en wij zijn er dan ook van overtuigd dat er voor de deadline allemaal prachtige scripties liggen. Verder zijn wij als OC druk bezig geweest met het kritisch beoordelen van de Onderwijs en Examen Regeling (ook wel de “OER” in de volksmond). Dit is een lang document waarin alle regels en vereisten met betrekking tot toelating, vakkenpakketten, onderwijs, tentamens en examens zijn vastgelegd. Wij hebben de OER uitgebreid bestudeerd en staan als OC achter de inhoud. Enorm zware koek en we raden het niemand aan het helemaal door te lezen maar het is voor studenten zeker van groot belang. Wanneer je tegen bepaalde zaken oploopt als student kun je in dit document de exacte regels vinden waaraan iedereen zich dient te houden. Wanneer je meent dat dingen niet gaan zoals ze horen, richt je dan wederom vooral tot ons!

De evaluaties van het vorige semester zijn helaas bij het schrijven voor deze Cul nog niet binnen. We zijn erg benieuwd of jullie tevreden waren over de docenten, de vakken, de communicatie en ga zo maar door. Tegen de tijd dat wij jullie over de uitkomst kunnen berichten zijn de evaluaties van het tweede semester al aan de beurt. We willen van jullie vragen deze zo uitgebreid mogelijk in te vullen, zodat we met jullie mening aan de slag kunnen! Naar aanleiding van gesprekken die wij met leden van de Facultaire Studentenraad (FSR) hebben gehad, achtten wij het van beide kanten van belang de banden tussen de OC en de FSR te versterken. De FSR zit als het ware een niveau boven ons: de OC heeft een adviserende rol binnen de opleiding antropologie en de FSR heeft een adviserende rol binnen de gehele Faculteit der Maatschappij en Gedrag (FMG). Wij kunnen de FSR van advies voorzien en uiteraard denken wij graag mee over het beleid binnen de FMG aangezien wij hier onderdeel van uitmaken. Lieve studenten, het is lekker weer maar doe nog even jullie best. Echt waar, die cocktail op Copacabana smaakt veel lekkerder wanneer je weet dat je het jaar goed hebt afgerond… Het is jullie gegund! Namens de studentleden van de OC, Sjoerd Warmerdam

tijdschrift cul 2009-2010 - jaargang 17 - nummer

4


het keuzevak van...

het

keuzevak van…

Carolien

Tekst: Zwaan Lakmaker Voel jij je ook altijd zo verloren als je weer een keuzevak moet kiezen? Er zijn eindeloos veel mogelijkheden, maar welke is de beste? Cul biedt hulp in deze brandende kwestie! Wij laten elk nummer een student aan het woord die een leuk, interessant of gek keuzevak doet. Deze keer is dat Carolien.

Vak: Gender, Armoede en Familie Studielast: 5 EC Universiteit: Uva Carolien geeft dit vak een: 8,5 Gender, Armoede en Familie wordt gegeven aan het CEDLA (Centrum voor Studie en Documentatie van Latijns-Amerika) in een pand aan de Keizersgracht. Als UvA-student kun je, nadat je de Basiscursus/Regiomodule Latijns-Amerika bij het CEDLA hebt gevolgd, hier verschillende keuzevakken volgen. In de praktijk blijkt dat je het vak als antropologiestudent ook zonder de basiscursus mag volgen.

Carolien: “Nadat ik zelf twee keer in Latijns Amerika ben geweest, wilde ik graag meer over deze regio weten. Zelf studeer ik Algemene Sociale Wetenschappen met als domein Zorg en Gezondheid en met als minor Ontwikkelingsstudies. Daar past dit vak goed bij. Bij Gender, Armoede en Familie leer je hoe genderconstructies en -relaties een rol spelen in sociale thema’s zoals familie en seksualiteit, en economische thema’s zoals landbezit, in een Latijns Amerikaanse context. Ik vind het leuk dat ik dingen die we bespreken herken van mijn eigen verblijf in een gastgezin in Lima, zoals machogedrag. Een Peruaanse vriendin heeft me bijvoorbeeld verteld veel te maken te hebben gehad met huishoudelijk geweld en vriendjes met minnaressen. De algemene strekking van Gender, Armoede en Familie is toch wel dat vrouwen in de meeste gevallen ondergeschikt zijn aan mannen. Dat merk je aan de docente, zij is erg feministisch. Sowieso zijn alle artikelen die we moeten lezen geschreven door vrouwen, eigenlijk kan je het hele vak wel feministisch noemen. Dat geeft het vak wel een eigen draai. Ik beschouw mijzelf niet als een feministe. In Nederland valt het volgens mij wel mee met de vrouwenonderdrukking. Maar in Latijns Amerika is daar wel vaak sprake van, daar geeft Gender, Armoede en Familie goed inzicht in. We hebben les op het CEDLA, dat vind ik erg leuk. Het heeft een gemoedelijke sfeer. Veel mensen spreken er Spaans, dat geeft het iets eigenzinnigs. Gender, Armoede en Familie bestaat uit een reeks van zes hoorcolleges en vier bijeenkomsten met presentaties van studenten. Ik hou met mijn groepje een presentatie over sekstoerisme in de Dominicaanse Republiek. We moeten iedere week twee à drie artikelen lezen en kijken verder veel documentaires. Gender, Armoede en Familie wordt op een relaxte manier gegeven. Je moet wel echt geïnteresseerd zijn in LatijnsAmerika om het vak te willen volgen, want het is diepgaand, maar heeft een smalle focus.”

tijdschrift cul 2009-2010 - jaargang 17 - nummer 4

11


Mario Rutten

utpala Vlak nadat ik geland ben in Baroda (India), krijg ik een telefoontje van Utpala (58 jaar). “Ik ben onderweg,” zegt ze. “Blijf wachten nadat je uit de terminal bent gekomen, dan kom ik daar zo aanrijden.” Het is leuk Utpala weer te zien na een jaar, maar ze heeft dit keer weinig tijd voor beleefdheden. Ik zit nog maar net naast haar in de auto of ze begint al te praten over de ellendige periode die haar gezin het afgelopen jaar heeft doorgemaakt. “Het was een hel, we hebben zoveel geleden, het was verschrikkelijk. Ik was zo blij met je telefoontje in november want toen zag ik het echt niet meer zitten. Maar nu is het eindelijk voorbij.” De hele avond praat Utpala over bijna niets anders dan de problemen rond het huwelijk van hun zoon Dinesh. Haar man Ramesh is twee dagen op reis voor zijn werk en komt pas morgen thuis. De ellende van de afgelopen twee jaar heeft hem zo erg aangegrepen dat zijn gezondheid er onder heeft geleden. Hij wil er eigenlijk niet meer over praten en Utpala gebruikt daarom de eerste avond om mij uitgebreid op de hoogte te brengen van wat er allemaal is gebeurd. Morgen is Ramesh er weer en kunnen we er niet meer zo open over praten. Utpala en Ramesh zijn beiden hoog opgeleid en hebben op vrij late leeftijd hun enig kind Dinesh gekregen. Al vanaf zijn vroege jeugd heb ik gezien hoe Dinesh het niet altijd even

De hele avond praat Utpala over bijna niets anders dan de problemen rond het huwelijk van hun zoon Dinesh. gemakkelijk had aan de verwachtingen van zijn ouders te voldoen. Het kostte hem vooral moeite om onder de vleugels van zijn dominante moeder Utpala tot een zelfstandig individu uit te groeien. Een paar jaar na zijn afstuderen kreeg Dinesh een baan in Ahmedabad, een stad op een uur reizen van Baroda. Iedere keer als ik in Ahmedabad ben probeer ik hem op te zoeken. Hij heeft het daar duidelijk naar zijn zin; het zelfstandig wonen doet hem goed, hoewel hij nog wel regelmatig naar huis komt. Niet lang nadat Dinesh naar Ahmedabad was verhuisd,

12

begonnen Utpala en Ramesh druk op hem uit te oefenen om te trouwen. “Dinesh is al 26 jaar en dan is het in India echt tijd om te trouwen,” zo vertelde Utpala me destijds. Via via werden ze door een familie uit Baroda benaderd die een echtgenoot voor hun dochter zocht. De dochter, Sujata, woonde op dat moment in Bangalore en was volgens haar moeder erg eenz aam daar. De ouders wilden graag dat ze weer in de buurt kwam wonen en hoopten dat via een huwelijk met Dinesh te bereiken. De families bezochten elkaar over en weer en na een korte kennismakingsperiode trouwden Dinesh en Sujata. “Ik was zo gelukkig,” vertelde Utpala. “Toen we Dinesh kregen zeiden vrienden dat we een tweede kind moesten nemen omdat het zo heerlijk is om ook een dochter te hebben. Maar ik wilde geen tweede kind. Waarom zou ik opnieuw al die pijn van de bevalling moeten doorstaan om een dochter te krijgen die dan later toch trouwt en bij haar schoonfamilie intrekt? Nee, zei ik altijd, ik krijg later vanzelf een dochter wanneer Dinesh trouwt. Na het huwelijk heb ik Sujata daarom een bijzondere ketting gegeven die ik nog van mijn moeder heb gehad.” Maar vlak na de huwelijksplechtigheid ging het al mis. Tijdens hun huwelijksreis in Goa kwam Dinesh erachter dat Sujata er gewoontes op nahield die in zijn familie nooit van meisjes getolereerd werden; ze bleek te roken en alcohol te drinken. Dinesh was geschokt, maar besloot het niet aan Utpala en Ramesh te vertellen, wetende dat zijn ouders dit niet zouden bevatten. Stilletjes dacht hij nog dat Sujata zou veranderen, maar dat bleek ijdele hoop. Sterker nog, ze bleek in Bangalore een vriend te hebben waarop ze nog steeds verliefd was. Dinesh kwam daar achter toen hij een keer stiekem haar dagboek las. Daaruit bleek ook dat ze onder zware druk van haar ouders met Dinesh was getrouwd, haar vader had zelfs met zelfmoord gedreigd als ze zou weigeren. Toen Sujata kort na het huwelijk aangaf zwanger te zijn, besloot Dinesh alles aan zijn ouders te vertellen en werd na lang wikken en wegen besloten een echtscheiding aan te vragen. “Vanaf dat moment zijn we door een hel gegaan,” zo gaf Utpala aan. “Sujata’s familie stelde ons officieel in staat van beschuldiging. Dinesh werd beschuldigd van zwaar psychologisch geweld tegen haar, Ramesh werd beschuldigd van het vragen van een bruidschat, en ik van poging tot moord op mijn schoondochter via vergiftiging van de thee omdat haar familie de bruidschat niet zou willen betalen. Het was verschrikkelijk want vooral als het om bruidschatten gaat zit de

tijdschrift cul 2009-2010 - jaargang 17 - nummer

4


politie er bovenop. Meerdere malen werden we op het politiebureau langdurig ondervraagd. Mensen die we tot dan toe als vrienden hadden beschouwd trokken hun handen van ons af. Ze bleken steeds ‘toevallig’ een andere afspraak te hebben als we hen vroegen met ons mee te gaan naar het politiebureau.” De spanning werd vooral Ramesh teveel. Hij raakte in een depressie en verdween zelfs meerdere dagen van huis. Gelukkig vond Utpala uiteindelijk een goede advocaat die er voor zorgde dat de poging tot ‘dowry death’ uit het dossier verdween. Na vele maanden kwam via de rechtbank een schikking tot stand. Na het betalen van 150.000 roepies (€ 2.500) als compensatie voor de kosten van levensonderhoud van Sujata ging haar familie met de scheiding akkoord. Sujata had inmiddels de

Tijdens hun huwelijksreis kwam Dinesh erachter dat Sujata er gewoontes op nahield die in zijn familie nooit van meisjes getolereerd werden; ze bleek te roken en alcohol te drinken. zwangerschap via een abortus laten onderbreken. Utpala is enorm opgelucht dat het allemaal voorbij is. Ze geeft aan dat ze beseft Dinesh in het vervolg meer ruimte te moeten geven: “Ik hoef geen dochter meer, maar wil een schoondochter. Het gaat er niet om of wij haar mogen maar dat Dinesh gelukkig is met haar.” Dinesh heeft intussen een nieuw meisje leren kennen en het lijkt serieus te zijn. Ondanks haar goede voornemens kan Utpala het toch niet laten zich er voortdurend mee te bemoeien. Ze blijft vasthouden aan haar idee dat huwelijken toch uiteindelijk het beste door ouders kunnen worden geregeld. Ze bestookt haar zoon voortdurend met allerlei adviezen en vragen over de achtergrond van de familie van het meisje. Aan mij vraagt ze of ik tijdens mijn bezoek aan Ahmedabad Dinesh vooral op het hart wil drukken dat hij zijn ouders toestaat om meer informatie over de familie van het meisje in te winnen voor hij een beslissing neemt. Een paar dagen later vraag ik Dinesh om niet overhaast te trouwen, maar kan het niet over mijn lippen krijgen hem te vragen zijn ouders op meer directe wijze bij zijn beslissing te betrekken. Uiteindelijk is een huwelijk voor mij toch een relatie tussen twee individuen. Niet alleen Utpala zit ‘gevangen’ in haar ‘tradities’, ook ik als antropoloog kan me toch niet echt losmaken van mijn culturele achtergrond. tijdschrift cul 2009-2010 - jaargang 17 - nummer 4

13


achtergrond rubriek

poepen

Gaat voor dansen

Tekst: Sjaak van der Geest Foto: Unis. org Als antropologen zich interesseren voor het gewone leven, waarom hebben zij dan zo weinig onderzoek gedaan naar een van de mundaanste feiten van het menselijk bestaan: de dagelijkse gang naar het toilet? En als zij zich interesseren voor het lichaam, waarom hebben zij dan geen belangstelling gehad voor de afscheidingen van het lichaam? En als zij zich interesseren voor de zintuigen, waarom dan niet voor het verschijnsel waarmee de zintuigen het hevigst in botsing komen? En als zij zich interesseren voor culturele concepties van vuil, waarom hebben zij dan zo weinig aandacht besteed aan het ultieme vuil: menselijke ontlasting? Persoonlijk ken ik slechts drie antropologische studies (boekwerken) die defecatie als hoofdonderwerp hebben: een etnografie van Flavien Ndonko over toiletten in twee Kameroense samenlevingen uit 1993, een themanummer van het tijdschrift Medische Antropologie over ‘Poep, cultuur en welbevinden’ uit 1999 en een Engels proefschrift van Rachel Lea over een ‘sociale antropologie van defecatie’ uit 2001.De verbazing over dit verzuim wordt nog groter als men bedenkt hoezeer antropologen zelf tijdens veldwerk in den vreemde gepreoccupeerd worden door het toilet. Hoe en waar hij zijn behoefte kan doen blijkt voor menig veldwerker een punt van grote zorg. Als er een toilet is, wijkt dat meestal sterk af van wat hij thuis gewend is. Vaak wordt hij direct geconfronteerd met de uitwerpselen van zijn voorgangers, een uiterst onplezierige ervaring. In de emmer-latrine waar ik in Ghana gebruik van maakte, waren de sporen van vorige bezoekers zeer nadrukkelijk aanwezig, niet alleen in de emmer, maar ook op de zitting en op de grond, want gewoonlijk was de emmer letterlijk overvol. Resten van poep kleefden aan stukken krantenpapier die in en naast een mand op de grond gedeponeerd waren. Vervelender dan dit fysieke ongemak is het gebrek aan privacy dat men geniet. In mijn emmer-toilet viel dat nog mee; uiteindelijk was het een privé-toilet en werd ik alleen gestoord door kippen die altijd iets van hun gading dachten te vinden op het moment dat ik het toilet bezocht. En door de kinderen die in de nabijheid speelden en die ik ervan verdacht - waarschijnlijk ten onrechte – dat ze mijn verrichtingen met belangstelling volgden door de kieren van het bouwsel. De grote meerderheid van de bevolking was aangewezen op publieke toiletten, waar men broederlijk en zusterlijk naast elkaar moest hurken. De antropoloog die echt wil participeren, ontkomt niet aan dit publieke karakter van toiletbezoek, of dat nu in een latrine, in de bush of op het strand is. Als de antropoloog daarbij nog aan diarree lijdt - geen zeldzaamheid in een omgeving waar voedsel en hygiëne erg verschillen van wat hij thuis gewend is - krijgt hij het wel erg zwaar te verduren. “De symfonie van het darmkanaal overstemt vaak dagen, en soms wekenlang de rest van de aantekeningen in het dagboek...” schrijft Van der Veer in zijn essay ‘De Hurkende Mens’, maar die obsessie met spijsvertering en stoelgang dringt volgens hem zelden door tot de etnografie. Moeder der ontlastinG Hoewel poep nauwelijks voorkomt in Mary Douglas’ Purity and Danger, kan zij met recht de antropologische moeder van defecatie genoemd worden. ‘Absoluut vuil’ bestaat niet, betoogt zij in haar boek. Vuil bestaat in the eye of the beholder. Vuil is wanorde (Dirt offends against order), maar wat orde en wan-orde is, verschilt per cultuur, per sociale situatie, zelfs van persoon tot persoon. Douglas’ relativering van vuil wordt

14

op de proef gesteld als we over menselijke fecaliën komen te spreken. Is poep niet in alle omstandigheden, en in de ogen van iedereen, vuil? Bestaat er een cultuur, een situatie, waarin men geen afkeer heeft van poep? Is poep niet gewoon vies van zichzelf, waar het zich ook bevindt: in een luier, in een wc-pot, in het riool, of op een boterham? De voorbeelden suggereren reeds dat er sprake is van gradaties van vies-zijn. Fecaliën in het riool is in orde, daar horen ze thuis. In de wc-pot zijn fecaliën ook geen probleem, zolang wij het tenminste hebben over onze eigen ontlasting. Dezelfde persoon die ontspannen zijn eigen uitwerpselen bekijkt alvorens ze weg te spoelen, wordt vervuld van walging als hij bij het betreden van een toilet de drol van een vorige bezoeker ziet liggen. “Het gemeenste wat het netvlies kan raken”, schreef Hofland ooit. Maar voor een buitenlandse gast die niet gewend is aan de klassieke Nederlandse wc-pot met zijn plateautje, is de aanblik van zijn eigen ontlasting waarschijnlijk al een onprettige ervaring. Wat de poep in luiers betreft, iedereen die ooit luiers verschoond heeft, weet dat de poep van zijn eigen kind minder vies lijkt dan de poep van een ander kind en dat de poep in de luier van een volwassene weer viezer lijkt dan die van een kind. Hoe kan Douglas’ concept van vuil als matter out of place deze verschillende ervaringen verklaren? Waarom is de poep die ik opruim van mijn kind minder out of place dan de poep van een oude man in een verpleeghuis? En waarom heeft de verzorgster in het verpleeghuis er weer minder moeite mee dan de toevallige bezoeker die ermee geconfronteerd wordt? Allen hebben een andere soort van orde omdat zij in een andere relatie staan tot de persoon van wie het vuil afkomstig is. Een van de belangrijkste orde-stichtende principes is de afbakening van het persoonlijk domein: de intimiteit. Mensen wensen niet geconfronteerd te worden met de intimiteit van anderen, of het nu om gevoelens, informatie of fysieke ervaringen gaat. Afgrenzing van het persoonlijke tussen mensen is daarom ‘in orde’ en grensoverschrijdingen op dit terrein worden als onplezierig en bedreigend ervaren. Anderen ongevraagd intieme zaken opdringen is exhibitionistisch en wekt ergernis, afkeer en angst op. Voor wie intiem wil zijn met elkaar liggen deze gevoelens echter geheel anders. Het uitwisselen van persoonlijke geheimen en het aanraken van elkaars lichaam – en de afscheidingen van dat lichaam – bevestigen de intimiteit van hun relatie. In die relatie kan ‘poep’ – of een equivalent daarvan – zelfs een teder woord worden. ‘Ongewenste intimiteit’ is het ultieme vuil terwijl gewenste intimiteit het hoogste geluk en genot oplevert. Materieel gezien is er geen verschil, sociaal gezien zijn zij elkanders tegengestelde.

tijdschrift cul 2009-2010 - jaargang 17 - nummer 4


fronsende wenkbrauwen Fecaliën zijn vuil maar, zoals Douglas heeft opgemerkt, slechts in relatieve zin. Hoe meer fecaliën de orde verstoren, hoe viezer zij zijn. Ook als woord of begrip is ‘poep’ en meer nog ‘stront’ en ‘schijt’ out of place; het zijn liminale termen, anomalieën waarmee mensen stevige uitspraken kunnen doen over goed en slecht, mooi en lelijk, gezond en ziek, eigen en vreemd. Stront en schijt worden bijvoeglijke naamwoorden die het onderwerp van het gesprek kracht bijzetten, krachttermen dus. Moppen in de kindertijd – en in sommige gevallen lang daarna – ontlenen hun grappigheid aan thema’s van poep en pies. En in de politiek kan men zijn tegenstanders in diskrediet brengen door letterlijk maar meestal figuurlijk met stront te gooien. In een wetenschappelijk betoog passen bovenstaande woorden niet. Ze zijn daar inderdaad out of place. Zij doen wenkbrauwen fronsen en werken op de lachspieren. De termen delen het lot van de substantie waar ze naar verwijzen; het hoort niet om ze in gezelschap te noemen. Ondanks zijn alledaagsheid is de toiletgang ongeveer de meest verborgen menselijke activiteit. Je doet het alleen, achter een gesloten deur. Ontlasting is geheimzinniger dan seks die men – meestal – met zijn tweeën doet en waar bovendien talloze foto’s en filmbeelden van bestaan. Om die reden heeft de dagelijkse gang naar het toilet een unieke relatie met de cultuur waartoe men behoort. Enerzijds vormt de zindelijkheidstraining een van de belangrijkste elementen in de vroege socialisatie van het kind, anderzijds kan ieder kind zich aan de culturele codes van schoon en vuil onttrekken zodra het zijn behoefte alleen begint te doen. In de eenzaamheid van het toilet ontwikkelt iedere mens zijn persoonlijke cultuur waar de buitenwereld geen weet van heeft. Het is alleen dankzij een anonieme website over ‘veegprofielen’ (die nu niet meer te vinden is op het Internet) dat we weten dat de papiergebruikende wereldbevolking (voor velen is gebruik van toiletpapier weerzinwekkend) bestaat uit vouwers en proppers. Wat die categorieën ons te melden hebben over het bestaan van sociale en/of psychische typen kan geen mens ons nog vertellen. poep als sleutelinforMant De vermijding van onderzoek naar menselijke ontlasting, een van de meest tastbare metonymia’s van lichamelijke aanwezigheid, heeft de antropologie beroofd van een belangrijke sleutelinformant van de cultuur van lichamelijkheid. Het is significant dat het weinige dat door antropologen over fecaliën geschreven wordt bijna altijd gaat over zieke lichamen: ontlasting als een probleem, een ziektesymptoom, een crisis in de zorg. Zij die schrijven over het normale en vitale lichaam, zwijgen over die dagelijkse activiteit die de normaalheid en gezondheid van het lichaam bij uitstek demonstreert en bevestigt. Alsof het normale abnormaal is.Dat antropologen zich nauwelijks in deze paradoxen verdiept hebben is tegelijkertijd begrijpelijk (gezien hun eigen culturele houding tegenover ontlasting) en onbegrijpelijk (als we de centrale rol van vuil in de organisatie van culturen in ogenschouw nemen). Poepen gaat voor dansen, zegt een oud Nederlands spreekwoord. Zonder poepen zou er niet gedanst kunnen worden, maar de antropoloog met zijn liefde voor rituelen vindt het dansen belangrijker. Deze tekst verscheen eerder op MensenStreken.nl Prof. dr. Sjaak van der Geest is verbonden aan de opleiding medische antropologie aan de UvA. Een uitvoerige beschouwing van Sjaak van der Geest over onderzoek naar sociale en culturele implicaties van fecaliën is te vinden in The social life of faeces: System in the dirt. In: R. van Ginkel & A. Strating (eds) Wildness and sensation: An anthropology of sinister and sensuous realms. Amsterdam: Het Spinhuis, 2007, pp. 381-397.

Mary Douglas. Absoluut vuil bestaat niet

Bronnen Dundes, A. (1984) Life is like a chicken coop ladder: A portrait of German culture through folklore. New York: Columbia University Press. Elias, M. (1999) Het scheelt veel wie er poep zegt. Een verkenning van het fecale discours. MedischeAntropologie 11 (1): 38-58. Hadolt,, B. (1999) Shit and politics: The case of the Koligdebate in Austria. Medische Antropologie 11 (1): 179-98. Lawler, J. (1991) Behind the screens: Nursing, somotology and the problem of the body.Melbourne, etc.: Curchill Livingstone. Lawton, J. (1998) The dying process: Patients’ experiences of palliative care. London: Routledge. Lea, R. (2001) The performance of control and the control of performance: Towards a social anthropology of defecation. PhD dissertation, Brunel University, London (ongepubliceerd). Medische Antropologie (1999) Medische Antropologie 11 (1), Themanummer over ‘Poep, cultuur en welbevinden’. Ndonko, F.T. (1993) Répresentations culturelles des excrements. Münster: Lit Verlag. Seymour, W. (1998) Remaking the body. London: Routledge. Veer, P. van der (1988) De hurkende mens: een essay over etnografische verbeelding. Hollands Maandblad 30/491: 21-25.

tijdschrift cul 2009-2010 - jaargang 17 - nummer 4

15


spinhuisrecensie

kapitalisMe,

kolonialisMe en

Cultuur Tekst: Ruben Sibon Fans van Eric Wolf’s Europe and the People Without History opgelet! Het Koninklijk Instituut voor de Tropen geeft een handboek uit over ongelijkheid in historisch perspectief. Het boek met de titel Kapitalisme, kolonisatie en cultuur van Dick Kooiman (tot 2007 verbonden aan de afdeling Sociale en Culturele Antropologie van de VU) behandelt de wereldgeschiedenis met het doel “een aantal oorzaken van het uiteengroeien van arm en rijk in de wereld te achterhalen en aan een kritische analyse te onderwerpen.” Cul werpt een kritische blik op dit overzicht van de comparatieve sociologie. Met Kapitalisme, kolonisatie en cultuur heeft Kooiman een helder en overzichtelijk werk geschreven over armoede en rijkdom in de wereld. De stijl van dit boek is overwegend beschouwend van aard, waarbij de auteur steeds verschillende perspectieven naast elkaar legt. De rode draad vormen de wereldsysteemtheorie van Immanuel Wallerstein, het meer cultuur-historisch georiënteerde werk van David Landes en ten derde de antieurocentrische kritieken van John Hobson en Andre Gunder Frank. Eric Wolf, Jared Diamond and Stavrianos komen ook regelmatig langs. Sterk is dat Kooiman steeds goed aangeeft wat de sterke en zwakke punten zijn van de benaderingen, zonder er te lang over door te gaan. anti-anti-euroCentrisMe De auteur zelf blijft ondanks de beschouwende aard van het boek niet steeds op de achtergrond, maar brengt voortdurend zijn eigen visies, doch genuanceerd en afwegend, naar voren. In de eerste hoofdstukken wordt tussen de regels door eigenlijk duidelijk dat Kooiman geen voorstander is van een te overdreven anti-eurocentristische positie. Eurocentrisme is volgens hem onvermijdbaar en hij zet zich vooral af tegen Hobson’s pogingen om aan te tonen dat bijna alle “uitvindingen” in Europa geïmporteerd zijn vanuit China en India. Maar Kooiman volgt de meer “pro-Europese” visie van Landes ook maar tot zover in de opvatting dat het misschien wel waar is dat veel technieken eerder zijn toegepast in het Oosten, maar dat deze daar nooit op de innovatieve manier zijn toegepast zoals dat in Europa is gedaan. De reden dat Europa dat wel is gaan doen komt door de relatieve onderontwikkeling van deze regio tijdens de Middeleeuwen ten opzichte van de Arabische wereld en het Verre Oosten. Door een combinatie van overzeese expansie en industrialisatie wist Europa de achterstand in te halen volgens de “wet van de remmende voorsprong.” Het is in ieder geval duidelijk dat Kooiman vindt dat in historisch-comparatief onder-

16

zoek Europa een centrale plek moet kunnen krijgen, juist omdat de opkomst van Europa uniek is. Kooiman’s oproep moet niet geïnterpreteerd worden als een wens tot terugkeer naar eurocentrisme; ze kan het beste gezien worden als enkele kritische noten bij het verregaande anti-eurocentrisme en daarmee kan Kooiman bestempeld worden als een anti anti-eurocentrist.

Tot zo ver de niet-Westerse geschiedenis. Ondanks deze nuancering van het problematiseren van Europa gaan de hoofdstukken in meerderheid over de Arabische wereld en vooral (Oost-)Azië, ook al krijgt de nietWesterse geschiedenis veel minder aandacht dan het Westerse of het koloniale verleden. Zo is er bijvoorbeeld wel een hoofdstuk met de titel “China, vernuft en ijver als drijvende kracht,” maar daaronder staat vervolgens wel de subtitel “Westerlingen aan de poort van het Hemelse Rijk.” Tot zo ver de niet-Westerse geschiedenis. Dit boek lijkt eigenlijk vrij sterk op Europe and the People Without History waarbij steeds cultuur-historische, ecologische en structureel-economische argumenten langs komen om ongelijkheid wereldwijd te verklaren. Kapitalisme, kolonisatie en cultuur is helder geschreven en legt steeds de argumenten van verschillende sociaal-wetenschappers en historici goed uit. Elk hoofdstuk kan gelezen worden als een autonoom essay, wat het boek geschikt maakt als naslagwerk voor studenten geïnteresseerd in historisch-comparatieve wetenschap. kapitalisMe, kolonialisMe Dick Kooiman Kit Publishers: paperback, 293 blz. 1e druk - 2009

en Cultuur

tijdschrift cul 2009-2010 - jaargang 17 - nummer 4


articul

ander afGhanistan Tekst: Hannah Mathkor & Marleen van Zwieten Foto’s: Ruben Terlou Fotograaf Ruben Terlou won onlangs de Canonprijs - de belangrijkste prijs voor jonge fotografen - met zijn serie over nomaden in Afghanistan. Hiermee toont hij een ander beeld van het land, een kant die we niet vaak te zien krijgen.

17


Columns

wie

bepaalt de norM?

Tekst: Wendy Kuijn Foto: Flickr Aanstootgevend zou de reclameposter zijn, volgens de NS. Het werd geweerd van alle stations in Nederland. Op de poster stond het beeldhouwwerk Stuart Penn afgebeeld van de Britse kunstenaar Marc Quinn, een marmeren beeld van een naakte man die een arm en een been mist. Een woordvoerder van de NS zei in NRC Handelsblad van 17 december 2009 dat reizigers stations vooral als “een prettige plek” moeten ervaren. “Deze poster vonden wij te confronterend en daarom niet geschikt voor een groot publiek.” De poster maakte deel uit van de reclamecampagne voor de tentoonstelling ‘Niet Normaal’, die van december 2009 tot en met maart 2010 te zien was in de Beurs van Berlage. Tachtig kunstenaars wilden aanzetten tot discussie over wat normaal is en wie dit bepaalt. De reactie van de NS legt precies de vinger op de zere plek; we leven in een samenleving waar perfectie de norm is. Maar wie bepaalt dat? Je directe omgeving waarin je opgroeit heeft een sterke invloed op wat je normaal vindt. Vanaf je geboorte krijg je onbewust iedere dag te maken met dingen die vanzelfsprekend zouden zijn, maar die voor andere mensen helemaal niet zo vanzelfsprekend zijn. Een hand schudden bij een kennismaking kan voor de één de normaalste zaak van de wereld zijn, terwijl dit voor een ander wereldvreemd is. Deze dingen worden per cultuur bepaald en via opvoeding overgebracht. Daarnaast speelt de media een grote rol in het bevestigen van normen en waarden. Zo zijn meisjes in hun tienerjaren erg beïnvloedbaar en op zoek naar voorbeelden. Vaak vinden ze dit voorbeeld in actrices, modellen en presentatrices. Ze willen zoveel mogelijk op deze sterren lijken, wat inhoudt dat ze de laatste mode moeten volgen en zo dun mogelijk moeten zijn. De rol van de media hierin beperkt zich niet tot het laten zien van deze bekende mensen, ook worden degenen die iets steviger zijn en niet de laatste mode volgen, compleet de grond in geboord. Dit zorgt voor een bepaalde angst onder de al zo beïnvloedbare meisjes, die onder elkaar een cultuur kweken om te streven naar de perfectie die de media oplegt.

Afwijkingen moeten weggepoetst worden uit het straatbeeld. Je zou kunnen zeggen dat je uiteindelijk toch zelf bepaalt in hoeverre je wil voldoen aan de normen binnen jouw samenleving. Je kunt er immers ook tegenin gaan. Maar een groot deel van ‘normaal zijn’ doe je niet bewust. Je vindt iets normaal omdat je zo gesocialiseerd bent. Buiten dat kader denken is vrijwel onmogelijk. Dan nog maar niet te spreken over de groepsdruk waaronder vele mensen verkeren. Omwille van sociale acceptatie passen mensen zich aan, aan wat normaal is binnen een groep. Maar niet iedereen kan zich aanpassen. Als je een arm mist en een been, kun je die niet zomaar ergens vandaan toveren. Door de reclameposters van de Niet Normaal-tentoonstelling te weigeren, wordt de NS ook een speler in het creëren van de norm. Afwijkingen moeten weggepoetst worden uit het straatbeeld. Dat is jammer. Alle diversiteit maakt de wereld kleurrijker.

20

tijdschrift cul 2009-2010 - jaargang 17 - nummer 4


Goed

haar

Tekst: Femke Awater Good Hair; een film over de beleving van het Afro-Amerikaanse haar dat door veel mensen in Amerika nog steeds als lelijk wordt beschouwd. Wanneer het niet als lelijk wordt beschouwd wordt het beschreven als onhandig of onnatuurlijk. Glad, glimmend, blond haar is volgens deze film nog steeds het ideale haar in Amerika. De film verbaasde me, beter nog, de film shockeerde me. Nog nooit had ik er bij stilgestaan dat de meeste zwarte vrouwen op televisie pruiken dragen en dat meisjes in Amerika jaren sparen om er zelf ooit ook een paar maanden rond te kunnen lopen met een glimmende steile coupe. Was ik al die jaren naïef geweest of is het iets dat meerdere mensen over het hoofd zien? In de film Good Hair van Jeff Stilson neemt de cabaretier Chriss Rock ons mee in de Amerikaanse wereld van het Afro-Amerikaanse haar. De film laat heel duidelijk zien hoe vooral vrouwen met kroes haar er alles aan doen om hun haar zo glad en krulloos mogelijk te krijgen. Los, onbehandeld kroeshaar wordt vaak gezien als onverzorgd en vies. Chemische middelen die de hoofdhuid doen branden en volgens de geïnterviewde mensen in de film elke keer weer voor een marteling zorgen, moeten het haar daarom zo glad mogelijk maken. Wanneer men het niet behandelt, zit het vaak vast in vlechtjes, rolletjes of andere mooie creaties. Ideaal is echter wanneer het haar kort geknipt wordt en er aan de uiteindes van het haar nep haar wordt vastgemaakt, dit wordt een weave genoemd. Het haar, vaak afkomstig uit India, is dik, glad en vaak net iets lichter dan het natuurlijke haar. Hoe duurder de weave hoe mooier het haar en de uitvoering. Een goede weave kost duizenden dollars en danst in het rond alsof het echt is. Wanneer we Beyonce dus weer zwoel met haar glimmende lokken zien zwaaien weten we dat ze een goede weave heeft laten zetten en hier veel geld aan heeft uitgegeven. Een opmerkelijk moment in de film is wanneer Chriss Rock een aantal haarwinkels in Amerika langs gaat om AfroAmerikaans haar te kopen. Bij de kassa knikken de verkopers wanneer hij vraagt of ze dit hebben en laten hem vervolgens dik glad haar uit India zien. Wanneer Chriss Rock hen er op wijst dat dit geen Afro-Amerikaans haar is, maar haar uit India, schudden de verkopers hun hoofd; “Dit is AfroAmerikaans haar uit India.” Chriss Rock laat hen vervolgens een pluk echt kroes haar zien en vraagt of ze dit misschien zouden willen kopen zodat ze wel echt Afro-Amerikaans haar zouden hebben in de winkel. Bij het zien van het haar deinzen de verkopers terug. Dit vieze haar zouden ze nooit verkopen; mensen zouden er ziektes van kunnen krijgen en het is niet mooi. Ze blijven liever bij het gladde haar wat volgens hen veel natuurlijker is. En zo wordt haar waar mensen mee worden geboren dus als onnatuurlijk gezien en ander haar waarmee andere mensen geboren worden als natuurlijk en beter. In het Amerika waar we net de eerste zwarte president hebben blijven veel van dit soort kleine dingen aangeven hoe erg de

racistische geschiedenis nog steeds doorspeelt. Hoewel ik er misschien iets van af wist, waren deze beelden een schok voor mij als blank Nederlands meisje dat bijna iedere dag wel naar een zwarte Amerikaanse vrouw op de televisie heeft gekeken zonder te weten dat het haar op haar hoofd niet echt was. Was ik naïef? Was ik onwetend? Dom? Ik besprak het met mijn vriendinnen, medestudenten en ouders en, ja, ze waren ook geschokt door mijn verhaal. “Oprah Winfrey heeft een pruik op?” “Geen pruik; een weave.” “Maar het ziet er zo natuurlijk uit!” Dus nee, ik was niet de enige. Wanneer ik het verhaal echter vol schok vertel aan mijn goede vriendin met kroes haar kijkt ze me glazig aan. “Dat wist je toch wel?” was haar bijna verveelde reactie. Dat ik daar nog nooit van gehoord had vond ze raar, dat ik er zo’n punt van maakte nog raarder. Ik wist toch dat er nog veel ongelijkheid heerst tussen zwart en wit in Amerika, ik wist toch dat vrouwen naar modebladen kijken en daar ideeën uit halen. Ik wist toch dat veel vrouwen op televisie iets aan hun lichaam laten veranderen. Ja, misschien wist ik dat ook wel. Toch was ik benieuwd of zij haar haar dan wel eens had behandeld. Het zag er in mijn ogen namelijk verdacht glanzend uit en haar krullen waren ook iets groter dan ik van kroeshaar gewend was. Hierop reageerde ze vermoeid en een beetje geïrriteerd. Ze vond het heel vreemd dat ik er gewoon van uit ging dat alle soorten kroeshaar hetzelfde zouden zijn en hetzelfde zouden reageren op zo’n middel. En ja, ze had het wel eens gebruikt maar ik had mijn haar toch ook wel eens anders geknipt? Mijn oma had toch ook een permanentje? Is het dan eigenlijk wel zo vreemd dat mijn vriendin en ik allebei onze haren aanpassen aan dezelfde mode iconen? Of is het eigenlijk juist een beetje raar dat ik er van uit ging dat mijn kroesharige vriendin zich aan een ander modeblad, voor kroesharige vrouwen, hield? Is het feit dat iedereen in Amerika de televisie modellen volgt eigenlijk wel zo schokkend? Misschien niet. Dat het ideale haar echter bestaat uit westers haar en dat kroes haar zelf als onnatuurlijk wordt beschreven schokt me nog steeds. Toch, na het gesprek met mijn vriendin lijken we opeens veel meer van elkaar te verschillen dan voor dat gesprek en dat is eigenlijk nog veel schokkender.

tijdschrift cul 2009-2010 - jaargang 17 - nummer 4

21


Literatuur

de

politiek van verGeten

Tekst: Anthonie Holslag Toen ik onderzoek deed naar de Armeense genocide, herinnerde mijn begeleider (Ton Zwaan) me aan het volgende feit: “vergeten” is een politieke handeling en een onderdeel van natievorming. Naties hebben de neiging hun verleden te fabriceren. Met iedere collectieve herinnering die herdacht wordt, is er tegelijkertijd een herinnering die we “vergeten.” In de VS zien we dit bijvoorbeeld bij de overwinning op Engeland die ieder jaar wordt gevierd, terwijl de vervolgingen op de Noord-Amerikaanse indianen in het verdomdhoekje van de geschiedenis zijn verdwenen. In Nederland staat de bezetting tijdens de Tweede Wereldoorlog in het collectieve geheugen centraal, terwijl er nauwelijks over de oorlog in Indonesië wordt gesproken. Iedere natie “vergeet.” Iedere natie “herinnert.” Hoofdstukken die niet passen in de nationale vertelling “over wie we zijn” worden genegeerd of uitgesloten. De urgentie hiervan kwam opnieuw naar voren toen het Huis van Afgevaardigden in de Verenigde Staten een resolutie wilde aannemen die de Armeense vervolgingen in de Eerste Wereldoorlog in het Orttomaanse Rijk als “genocide” bestempelde. De Turkse overheid, die sinds de Eerste Wereldoorlog een hardnekkig ontkenningsbeleid voert, dreigde met sancties. De relatie tussen de VS en Turkije zou “onder druk komen te staan,” zo beweerde de ambassadeur. Dit had effect: Obama, die in een toespraak op 31 oktober 2008 de vervolgingen nog een “genocide” noemde, wilde dit woord niet langer in de mond nemen omdat dit “de toenaderingen tussen Turkije en Armenië zou bemoeilijken.”

voor de toekomst. Het “verleden” is als het ware in een andere tijd geplaatst, afgezonderd van de huidige “wij-groep.” In tegenstelling tot bijvoorbeeld Duitsland, wordt het oorlogsverleden niet eïncorporeerd in de nationale vertelling en wordt het daardoor geen onderdeel van de huidige Turkse identiteit. De officiële Turkse lezing, een lezing die nu ook met de nieuwe resolutie veelvuldig wordt gebruikt, is dat de vervolgingen ongeorganiseerd waren en zeer zeker niet genocidaal. De toenmalige overheid moest zich, zo is het argument, tegen interne vijanden “verdedigen.” De geweldplegingen vonden dan ook niet in Turkije plaats maar in het oude Ottomaanse Rijk.

Een herinnerde genocide is een mislukte genocide Toch is er hier een verschil. Mijn argument in dit artikel is dat achter deze politiek van “vergeten” een moreel dilemma schuil gaat dat niet alleen voor Turkije maar ook voor onszelf confronterend is. De vraag die ik hierbij formuleer is: hoe komt het dat wij toestemmen dat Turkije zo een verleden ontkent? Heeft dit te maken met politieke belangen of speelt er hier een diepere dialectiek? De Man (1970) stelt in zijn wetenschappelijk werk Literary History and Literary Modernity dat het ontkenningsbeleid van Turkije begrepen dient te worden door de woelige natievorming van de Turkse staat. Door een deel van het collectieve verleden te “vergeten” en te “ontkennen,” wordt 1923 – het jaar dat de Republiek gesticht wordt – een vertrekpunt

22

De Ottomanen en niet de Turken zijn verantwoordelijk voor de bloedbaden. Deze geschiedschrijving is een exemplarisch voorbeeld van “vergeten.” Het druist tegen alle feiten in. Zo erkent deze lezing niet dat alle voorwaarden van een genocide in 1915 in Turkije aanwezig waren of dat het Ottomaanse Rijk in 1915 al ontmanteld was door de Ittihad partij. Ook negeert deze lezing dat de geweldplegingen die plaats vonden niet tegen interne vijanden waren, maar tegen burgers van Christelijke minderheidgroeperingen. Het enige wat deze lezing doet, is wat een nationale vertelling behoort te doen: het maakt van een chaotische werkelijkheid een stroomlijnend verhaal waarbij de huidige nationale identiteit zegeviert.

tijdschrift cul 2009-2010 - jaargang 17 - nummer

4

Het is van belang om te beseffen dat het “ontkennen” bij de totstandkoming van het huidige Republiek ook een ander doel had dat inmiddels is vergeten. Of zoals ik in mijn lezingen benadruk: een herinnerde genocide is een mislukte genocide. Vanuit het oogpunt van de geweldplegers is een genocide pas geslaagd als niet alleen de natiestaat van een minderheidsgroep is gezuiverd, maar als deze minderheidsgroep ook niet in de geschiedschrijving wordt vermeld. Volgens vele deskundigen is “vergeten” daarom de laatste fase in het genocidale proces. In mijn boek over de Armeense vervolgingen probeer ik te achterhalen wat de achterliggende motivatie is van een genocide. Wat ik observeer is dat in de basis van het genocidale proces een identiteitscrisis plaats vindt onder de politieke elite van de dominante cultuurgroep. Deze identiteitscrisis wordt veroorzaakt door een machtsvacuüm enerzijds en een economische crisis anderzijds, waarbij de machthebbers moeite hebben hun macht te legitimeren. Er ontstaat een pathologische fixatie op de nationale of etnische identiteit. Of, zoals wordt geredeneerd vanuit de machthebbers, als de natiestaat van een groep wordt gezuiverd dan kunnen andere problemen efficiënter worden aangepakt. Om deze redenen wordt het ontnemen van de identiteit van de slachtoffers tijdens het genocidale proces een doel an sich en zal naar mate het proces zich vordert groteskere vormen aannemen. Zo wordt in het begin de civiele identiteit van de slachtoffergroep ontnomen, maar zal aan het eind van het proces het slachtoffer van alle menselijkheid (lees: menselijke identiteit) worden ontdaan. Genocide is vanuit mijn optiek dan ook de algehele vernietiging van een identiteit. Mensen worden niet gedood, maar

“Ve s


Anthonie Holslag (MSc) is Cultureel Antropoloog en auteur van het boek In het gesteente van Ararat waarin hij bestudeerd hoe macro processen zich vertalen in geweldplegingen op micro niveau en wat voor langdurige gevolgen dit heeft voor de huidige Armeniërs wonend in diaspora. Anthonie Holslag is nu werkzaam op de Universiteit van Amsterdam.

als “dieren” afgeslacht. Het ontnemen van de geschiedenis of een aandeel in die geschiedenis is de laatste stap. “Vergeten” is vanuit deze invalshoek meer dan een politieke handeling alleen, het is een symbolische vorm van geweld. Een laatste stuiptrekking van het genocidale proces, dat met de totstandkoming van de huidige Turkse Republiek in de natievorming geïnstitutionaliseerd is. Oftewel: bij Turkije gaat het meer dan om “vergeten” alleen; de politiek van “vergeten” is zo een onderdeel geworden van de Turkse geschiedschrijving dat de laatste fase van de genocide onbedoeld wordt voortgezet. En hierin schuilt het gevaar. Als Obama andere belangen zwaarder laat wegen dan de erkenning, doet hij op langere

“Vergeten” is een laatste stuiptrekking in het genocidale proces termijn meer dan Realpolitik bedrijven en wordt hij net zoals zijn voorgangers medeverantwoordelijk voor het in stand houden van een etterend verleden. Maar, en dit is het confronterende, misschien wordt deze houding vanuit het Westen veroorzaakt door een achterliggende implicatie. Erkenning impliceert namelijk een moreel appèl. Het erkennen van de Armeense genocide is tevens erkennen dat iedere natiestaat op “vergeten” is gestoeld en dat iedere natie rekenschap over hun verleden dient te geven.

reCensie ‘in het Gesteente

van

ararat’

Tekst: Michel van der Kolk In In het gesteente van Ararat vraagt Holslag zich af wat de consequenties zijn van de Armeense genocide op de culturele beleving van Armeniërs in Nederland. Hoe construeren zij hun verleden en hoe beïnvloedt dit verleden hun etnische identiteit. Holslag omschrijft zijn boek als een openslaande bloem, dat wil zeggen, als een complex, multidimensionaal en tevens zwaar beladen verhaal, dat zich stapje voor stapje openbaart. Welkom in de wereld van de (Nederlands) Armeense diaspora, die tot op de dag van vandaag zijn getekend door een genocide die zich bijna een eeuw geleden voltrok.

De eerste blaadjes ontvouwen zich in de inleiding en het eerste hoofdstuk, waarin de lezer globaal kennis maakt met het onderwerp en de schrijver. Holslag doet dit slim, door de lezer over zijn schouder mee te laten kijken hoe hij in dialectiek met de empirie, zijn theoretisch en analytisch kader vorm geeft. Zo definieert hij uitgebreid wat hij onder ‘culturele beleving’ en ‘etnische identiteit’ verstaat, en doet dat in reflectie op de veel-zijdigheid aan bronnen die hij gebruikt (historische documenten, interviews, le-vensverhalen en secundaire bronnen). De link tussen de genocide en de Armeniërs van nu krijgt zodoende gestalte, en de nieuwsgierigheid is gewekt. Holslag gaat voor het eerst de diepte in als hij terug gaat naar de wortels van de Nederlands Armeense gemeenschap in het Turks Ottomaanse rijk. Deze brokkelen aan het eind van de 19de eeuw sterk af, wat de Turken drijft tot wanhoop en uiteindelijk de genocide op het Armeense volk. Uit de vlucht voor het geweld ontstaat de ‘grote diaspora,’ waarvan ook de huidige Nederlands Armeense gemeenschap deel is. De genocide en de gevolgen hiervan komen binnen eenzelfde context te staan, op deze manier is Holslag in staat veranderingen in verwantschap, de positie van de kerk, en politieke fragmentatie, van de Nederlands Armeense gemeenschap te beschrijven. Naast het bovenstaande perspectief op de genocide hanteert Holslag er nog twee, namelijk die van genocide als ‘proces’ en ‘symbolische handeling.’ Beide belichten de meer menselijke en systematische kant van de genocide en zijn cruciaal in het totaal plaatje. De bloem ontsluit zich snel in dit deel van het boek, doordat ‘mens’ en ‘feiten’ met elkaar in verbintenis worden gebracht. In het ‘proces’ perspectief grijpt Holslag terug op de theorie en komt tot de conclusie dat de slachtpartij op de Armenen goed past in de gruwel van het doelmatige en systematische karakter van een ‘genocide.’ Hij beargumenteert dat een genocide daarom meer is dan een gebeurtenis, het is ook een ‘symbolische handeling’ waarbij het systematisch vernietigen van de identiteit en het dehumaniseren van een volk tot doel is gesteld. De hedendaagse sterk gefragmenteerde Armeense diaspora wordt door de collectieve herinnering aan de genocide nog als één volk verbonden. In de laatste hoofdstukken gaat Holslag op zoek naar deze gemeenschappelijke ‘webben van betekenis.’ Hij komt tot de conclusie dat de Armenen elkaar nu herkennen in het lijden en de kracht er altijd weer bovenop te komen. Hij laat zien hoe deze thema’s terug komen in Armeense muziek, literatuur, kunst en natuurlijk zijn interviews. De gefragmenteerde diaspora heeft echter ook een disintegrale werking. Er bestaat strijd en een continue onderhandeling in het ‘Armenier-zijn.’ Al met al heeft Holslag een compleet en toegankelijk werk afgeleverd. De veelvoud aan bronnen die hij heeft geraadpleegd maken hem overtuigend en hebben mij uiteindelijk het gevoel gegeven ook echt wat dieper in ‘de Armeense identi-teit’ te hebben mogen kijken. Theoretisch zal het werk voor de gemiddelde UvA student antropologie geen grote verrassingen bieden, aangezien Holslag zich met name richt op theorie van Geertz, Baumann en Zwaan. Wel durft hij in deze theorie de tekortkomingen te zien en ze eigenzinnig aan te vullen. tijdschrift cul 2009-2010 - jaargang 17 - nummer 4

23


De keuze van Bert

veldwerk

in

Mekka

Tekst: Bert Schijf Foto: Mike Rijjkers Christiaan Snouck Hurgronje (1857-1936) was de grootste Nederlandse Islamkenner van zijn generatie. Hij had die kennis onder andere verkregen door zijn veldwerk in Mekka in 1885. Mekka in de tweede helft van de negentiende eeuw. Schetsen uit het dagelijks leven (Atlas 2007), luidt de Nederlandse titel van zijn grote studie. Het boek is zeer leesbaar vertaald vanuit het Duits, toen nog de taal voor iedereen die vooruit wilde komen in de wetenschap, voorzien van een grondige inleiding en met magnifieke foto’s die Snouck Hurgronje zelf heeft verzameld.

Iedere moderne antropoloog zal Snouck Hurgronje’s veldwerk in dat voor Moslims zo heilige bedevaartsoort herkennen als een gewaagde − bij ontdekking zou hij zonder pardon zijn geëxecuteerd − en misschien controversiële vorm van (gedeeltelijke) participerende observatie. Maar hij had zich goed voorbereid door zich tot de Islam te bekeren en hij vermomde zich als pilgrim. Nadat Snouck Hurgronje in Mekka aankwam, kocht hij via een tussenhandelaar een slavin, een jonge, Ethiopische vrouw van wie de naam onbekend is gebleven. Geen slecht idee om veldwerk met een dergelijke aankoop te beginnen. Maar de moderne antropoloog kan dat uiteraard niet meer doen, hoewel er misschien antropologen bestaan die hun lokale assistenten als slaven behandelen. Zo ging Snouck Hurgronje helemaal niet te werk en de Ethiopische vrouw werd zijn belangrijkste informante over het leven van vrouwen in Saoedi-Arabië. Ook tegenwoordig nog een gesloten wereld voor mannelijke onderzoekers. In twee interessante hoofdstukken geeft Snouck Hurgronje, zoals hij zelf zegt, impressies van het openbare en het familieleven. Zo beschrijft hij de slavenmarkt en die beschrijving geeft een idee hoe goed de schrijver observeerde. Hij merkt op dat wie moet denken aan de voormalige zwarte slaven in de Verenigde Staten meteen een onaangename indruk van de markt zal overhouden. Die eerste indruk is echter onjuist, meent Snouck Hurgronje met een voor hem karakteristieke redenering. Hij neemt waar dat de koper van een slaaf luistert naar de koopman die hem

24

tong en tanden van de slaaf laat zien. Maar de verstandige koper praat ook met de slaaf zelf om te zien wat het voor iemand is. Geen koper haalt het namelijk in zijn hoofd om een slaaf tegen zijn wil te kopen, en zeker geen slavin. Want als zij ontevreden is in het huis van de eigenaar dan zal ze zeggen ‘verkoop mij’ en het gebeurt zelden dat de eigenaar daaraan geen gevolg zal geven. De eigenaar kan de slaaf bestraffen door hem met een rietje op zijn voetzolen te slaan, maar ‘heeft de Europeaan gelijk wanneer hij zijn observatie (…) thuis voor de waarheid over de slavernij uitvent? Beslist niet. Een beetje meer ervaring zou hem namelijk geleerd hebben dat de Arabier zijn zoon niet minder (…) slaat. De reiziger is niet getuige geweest van een scène uit het slavenleven, maar van een staaltje van Arabische opvoedkunde, die gelijk is voor slaven en kinderen, en die volledig verschilt van moderne ideeën daarover.’ Wat we zien is niet altijd wat er in werkelijkheid gebeurt, is de verstandig les. Over het leven van vrouwen binnenshuis heeft hij ook een interessante redenering. Hij begint met de misvatting te corrigeren dat het achterhuis van een Moslim uit een soort gevangenis zou bestaan waar vier vrouwen de luimen van hun heer dienen. Niets is minder waar. Wel is het zo dat voor de Europese bezoeker vrouwen gesluierd zijn. ‘Want hoewel het sluieren van de vrouw (…) niet tot de islamitische Wet behoort, het behoort toch tot de gewoonten, volgens welke men in de steden van de grote landen met een mohammedaanse cultuur betrekkelijk precies leeft.’ Zakenvrienden weten niet van

tijdschrift cul 2009-2010 - jaargang 17 - nummer

4


euze Bert

elkaar hoe hun familieleven in elkaar zit. Bij goede vrienden ligt dat anders, hoewel dat weer afhangt van de maatschappelijke status van de families. Bij rijke handelaren of hoge ambtenaren komen de families wel bij elkaar over de vloer, maar de mannen en vrouwen blijven gescheiden. Snouck Hurgronje vertelt dat er zelfs gevallen zijn waarbij twee vrienden hun vrouwen uit elkaar houden om te zorgen dat hun geroddel hun goede relaties niet verstoort. De scheiding tussen geslachten kan ook losser zijn, bijvoorbeeld als de vrouw in een andere kamer met een op een kier openstaande deur zit en zo het gesprek tussen de twee mannen kan volgen en daar soms aan deelneemt. ‘Een belangrijke reden waardoor de beperkingen in het sociale verkeer zich steeds strenger hebben ontwikkeld is nu juist de losheid van de islamitische huwelijksband.’ De vrouw zou het haar echtgenoot heel moeilijk kunnen maken als zij een andere man wenst. De echtgenoot zou in korte tijd gedwongen zijn haar vrijheid terug te geven. Zou de man die vrees niet hebben dan zouden er ook minder sluiers en gordijnen zijn. ‘Wanneer naar het oordeel van de man zulke vrees is uitgesloten, worden deze verwijderd, zo veel als dat mogelijk is zonder boze tongen in beweging te brengen.’ Over polygamie merkt Snouck Hurgronje op dat alleen heel rijke

een kanttekening: ‘maar de man laat zich daarvan weerhouden uit consideratie voor de familieleden van zijn vrouw, of omdat de kosten van het onvermijdelijke nieuwe huwelijk en de scheiding hem te hoog worden.’ Maar hij ziet zelden van de scheiding af uit medelijden voor zijn vrouw. Snouck Hurgronje is een bijzonder intrigerend geleerde: een antropoloog voordat wetenschappers zichzelf zo gingen noemen, groot kenner van de islam en een verstandig regeringsadviseur met nota’s over hoe om te gaan met moslims in NederlandsIndië. Zijn advies kwam er heel kort op neer om de islamitische bevolkingsgroep met rust te laten, maar wel een strikte scheiding tussen kerk en staat aan te brengen. Tussen 1924 en 1931 schreef hij informatieve artikelen over de Islam voor de Telegraaf – toen een andere krant dan nu − die een heruitgave verdienen (met dank aan Liesje Bruin). Controversieel is zijn rol als adviseur van het Indisch Gouvernement, en met name van Generaal Heutz, in de strijd tegen opstandige Atjeeërs in het noorden van Sumatra. Een langdurig conflict dat − ook toen al – gezien kan worden als een botsing tussen lokaal nationalisme en globale oliebelangen. Zijn adviezen leidden tot een gedeeltelijke overwinning van het Koninklijk NederlandsIndische Leger in 1904. Met 100.000 doden werd het de

Wat we zien is niet altijd wat er in werkelijkheid gebeurt, is de verstandige les. lieden een enkele keer gebruik maken van de toestemming van de Wet om vier vrouwen tegelijk als echtgenotes te hebben. Maar ‘nog afgezien van de niet te onderschatten moeilijkheden die polygamie in de praktijk zou veroorzaken, voor mensen uit midden- en lagere klasse zijn ook de kosten van een dergelijke luxe veel te hoog voor hen.’ Dus is monogamie de regel. Wat de islamitische familie haar eigenheid geeft is de losheid van de huwelijksband. De man kan zijn vrouw zonder opgaaf van redenen verstoten. Maar ook hier plaats Snouck Hurgronje weer

bloedigste slachtpartij van een inheemse bevolkingsgroep in de koloniale geschiedenis van Nederland. Zo kan Snouck Hurgronje gezien worden als een voorloper van de antropologen die in Vietnam, Irak en Afghanistan het Amerikaanse leger adviseren. Wie bereid is een honderd twintig jaar oud boek te lezen, zal merken wat een goede observator Snouck Hurgronje was en zijn nuchtere toon biedt een weldadig tegenwicht voor de huidige opgewonden discussies over de Islam.

tijdschrift cul 2009-2010 - jaargang 17 - nummer 4

25


zijn

we het protesteren verleerd?

studentenprotesten

vroeGer en nu

Tekst: Kaya Bouma Foto:Flickr In de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw waren studenten geëngageerd, ze stonden ergens voor en lieten hun stem gelden. De bezetting van het Maagdenhuis in 1969 is hiervan een goed voorbeeld. Tegenwoordig zou zoiets nooit meer gebeuren: studenten anno 2010 zijn lui en passief, het kan ze nog maar weinig schelen hoe het met het hoger onderwijs gaat. Of toch wel? In de eerste week van februari dit jaar kwamen er ongeveer duizend studenten in heel Nederland in actie tegen de dreigende bezuinigen in het onderwijs. In Amsterdam, Utrecht, Nijmegen en Rotterdam hielden boze studenten collegezalen of vergaderruimtes bezet. In Utrecht werd het bestuursgebouw van de Universiteit van Utrecht twee dagen en nachten lang bezet gehouden, om onderhandelingen met het bestuur af te dwingen. De directe aanleiding voor deze protesten was de politieke discussie over het afschaffen van de basisbeurs. Voormalig minister van onderwijs Ronald Plassterk

(PvdA) overwoog deze maandelijkse subsidie voor studenten stop te zetten. De protesterende studenten benadrukten dat hun protest niet alleen gericht was op het afschaffen van de basisbeurs, maar op alle bezuinigingen in het hoger onderwijs. Uit gegevens van het CBS blijkt dat de overheid de afgelopen dertig jaar steeds minder geld heeft uitgetrokken voor het hoger onderwijs. In 1980 werd er (omgerekend in euro’s) 14.500 euro per student per jaar uitgegeven. In 2008 was dit nog maar 10.500. Tegelijkertijd zijn de kosten van het dagelijks leven van studenten omhoog gegaan: sinds 1992 zijn

“In de jaren zeventig werden de protesten gezien als onderdeel van een veranderende wereld”

26

tijdschrift cul 2009-2010 - jaargang 17 - nummer 4

de maandelijkse lasten meer dan verdubbeld. Tenslotte is ook het collegegeld van studenten flink gestegen. Toen het kabinet dit jaar aankondigde twintig procent te willen gaan bezuinigen op het hoger onderwijs, was voor studenten de maat vol. Zij zagen alle reden om in opstand te komen en dat gebeurde in februari dan ook op grote schaal. Maar zijn deze protesten te vergelijken met de massale protesten van vroeger? het heeft zin Maaike Happel (24), vierdejaars student antropologie aan de UvA, was aanwezig bij de bezetting van het bestuursgebouw in Utrecht. Ze verbleef twee dagen en nachten in het bestuursgebouw. ’s Nachts hield ze er de wacht en overdag bracht ze studenten op de hoogte van de verschillende activiteiten die georganiseerd werden door de bezetters. “Ik vind het heel belangrijk om te protesteren,” vertelt Happel. “De bezetting bijwonen stond niet in mijn planning, maar ik werd gevraagd en ik voelde gewoon dat ik het moest doen. Ik vond het heel fijn om mijn solidariteit te laten zien. Natuurlijk wist ik dat er een kans was dat het pand ontruimd kon worden door de politie, maar dat risico durfde ik aan.” Tijdens het uitdelen van folders om de protesten te promoten, merkte Happel dat de bezuiniging maar bij weinig studenten leefde. “Veel studenten waardeerden de protesten, maar moesten naar hun college of gingen huiswerk maken. Ze moesten een afweging maken tussen studeren en protesteren. Het is begrijpelijk dat ze voor studeren kozen, want de druk op studenten is groot. Daarnaast merkte ik ook dat veel


or en ordig n hoe

een

week van aCties en bezettinG

oM het

hoGer onderwijs

te

redden Tekst: Maaike Happel

studenten zich afvroegen of protesteren wel zin heeft. Dat vind ik jammer want de bezuinigen op onderwijs hebben grote gevolgen voor de kwaliteit van het onderwijs; studenten moeten juist nu iets van zich laten horen.” Geen MaatsChappij breed protest Prof. dr. Lex Heerma van Voss van het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG) legt uit waarom studentenprotesten van nu niet meer zo massaal zijn als die van veertig jaar geleden. “Eind jaren zestig waren studentenprotesten heel populair. Alle studenten stonden achter de protesten, ook als ze zelf niet mee gingen. Nu is dat niet meer zo. De studenten die niet mee protesteren hebben niet het idee dat het helpt. Een ander verschil tussen toen en nu is de hoeveelheid media aandacht die het onderwerp krijgt. In feite protesteerden er in de jaren zestig en zeventig net als nu vaak maar een handje vol studenten, maar door goede publiciteit leken het er meer.” Die goede publiciteit was er omdat protesten toen echt iets nieuws waren. Daardoor hadden journalisten veel aandacht voor het onderwerp. “Het is een onvermijdelijk proces dat iets wat eerst heel sensationeel was, na een tijdje normaal wordt. ”Het verminderde engagement van studenten tegenwoordig en ook de verminderde aandacht van de media hebben te maken met de motivatie van de protesten. “In de jaren zeventig werden de protesten gezien als onderdeel van een veranderende wereld. De studenten demonstreerden omdat ze meer inspraak in het onderwijs wilden en dat gevecht voor meer inspraak was iets dat in een bredere maatschappelijke context gebeurde. Nu hebben studenten noch de buitenwereld de verwachting dat dit protest de voorhoede is van een bredere maatschappelijke ontwikkeling, van een democratiserende beweging. De protesten worden gezien als een losstaand nieuws item en niet als iets dat een grotere beweging op gang brengt.”

1 februari 2010. Opeens zaten we in de trein naar Utrecht. Bepakt en bezakt met slaapspullen, tassen vol eten en thermosflessen met koffie trokken we in een luid kakelende groep van twintig studenten midden in de nacht naar de universiteitsstad. “Wie gaat er naar binnen en wie blijft er buiten?” was de prangende vraag die door de coupé schalde. Na een intense dag waarbij we met zo’n honderd studenten vanaf acht uur ‘s morgens collegezaal F001 op de Oudemanhuispoort hadden bezet - waar studenten, politici, docenten en Karel van der Toorn, de voorzitter van het College van Bestuur (CvB) van de UvA, met elkaar in debat konden gaan - besloten we om ‘s avonds onze collega-studenten in Utrecht te versterken. Na een helse tocht in een kapotte auto van de SP, die we om de twee meter moesten aanduwen, kwamen we uiteindelijk diep in de nacht aan bij het bestuursgebouw. In de TL verlichte hal was het stil en een redelijke bende. Midden in de hal stond een grote tafel vol brood, beleg, sap en koekjes. Twee ‘nachtwakers’ wezen ons de weg, lieten ons zien dat we konden gaan slapen in een bestuursvergaderkamer, en lichtten ons in over de situatie daar in het bestuursgebouw. Om actief mee te doen met hun protest organiseerden we in samenwerking met de Utrechtse bezetters twee manifestaties, één op dinsdag een debat om studenten en docenten voor te lichten en met elkaar in discussie te laten gaan over de voorgenomen bezuinigingen – en één feestelijke manifestatie op woensdag, met een podium met bands en sprekers. Ondertussen werd er flink onderhandeld met het Utrechtse College van Bestuur (CvB). Als er niet onderhandeld werd of vergaderd over de onderhandelingen, waren we bezig met het organiseren van de manifestaties, mobiliseerden we mensen via internet of straatacties, schreven persberichten, maakten flyers, bewaakten het gebouw of schreven steunverklaringen. Woensdag was een lange, gespannen dag van onderhandelingen en vergaderingen. Uiteindelijk hebben we besloten om de compromissen die het CvB aan ons voorlegde te accepteren. In de verklaring van het CvB werd onder andere beloofd om in elk geval twee keer een papieren versie van het Ublad (universiteitsblad van de Universiteit Utrecht, waar de stekker uit was getrokken) uit te geven en de voortgang ervan in handen te laten van de redactie. Verder benadrukte het CvB er op te zullen toe zien dat toegankelijkheid tot het Hoger Onderwijs zal worden gewaarborgd, er voldoende investeringen in het Hoger Onderwijs zullen worden gedaan en er genoeg ruimte voor medezeggenschap van studenten zal blijven. Hierna werd de laatste troep bij elkaar geveegd, de rugzakken opgedaan, de camera buiten klaar gezet, en was het tijd voor het verlossende moment. De perswoordvoerder Mads deed nog een laatste verklarende speech voor het publiek, en daarna konden we met zijn allen opgelucht deelnemen aan de feestelijke manifestatie, met bandjes en verschillende sprekers die ons feliciteerden en het begin aankondigden van een lange studentenstrijd.

aCtivisMe strooMt door het studentenbloed Kim Otten (21) is een van de organisatoren van de studentenprotesten in Amsterdam. Ze is derdejaars antropologie student aan de UvA en zit in de actiegroep Comité SOS, een studentenbeweging die de protesten door heel Nederland georganiseerd heeft. Volgens

Otten hebben de protesten aan de ene kant hun doel niet bereikt, omdat de plannen tot bezuiniging niet van tafel zijn. “Wat we wel bereikt hebben, is dat we het bewustzijn onder de studenten zelf hebben vergroot. Studenten zijn nu meer op de hoogte van de bezuinigingsplannen van de overheid. Voor de pro-

tijdschrift cul 2009-2010 - jaargang 17 - nummer 4

27


testen waren er echt heel weinig mensen die er iets vanaf wisten. Maar dat is nu aan het veranderen. Steeds meer studenten hebben door wat er aan de hand is en willen in actie komen. Bovendien hebben we met de protesten laten zien dat wij als studenten een stem hebben en

“Nu worden protesten niet meer gezien als iets dat een grotere bewe-ging op gang brengt.” dat we niet zomaar over ons heen laten lopen. We zijn bezig met het katalyseren van een gigantische studentenbeweging. Natuurlijk is het anders dan in de jaren zestig, we leven in een andere periode.

Maar ik denk dat het activisme nog steeds door het bloed van de student stroomt, het moet alleen nog even worden aangewakkerd.” juist nu protesteren Ondanks dat het kabinet is gevallen, zijn de bezuinigingsplannen niet van de baan. Op 1 april zijn de heroverwegingscommissies naar buiten gekomen met hun adviezen over bezuinigingen. Otten: ‘Voor de student zijn dit vreselijke maatregelen. Zo wordt geadviseerd de basisbeurs om te zetten in een lening, het collegegeld met 50% te verhogen, masters minstens twee keer zo duur te maken, collegegelddifferentiatie mogelijk te maken én de ov-jaarkaart af te schaffen. Een meerderheid in de politiek is al voor het afschaffen van de basisbeurs. Daarom is het juist nu van belang dat studenten grootschalig van zich laten horen, anders betalen zij straks voor de crisis.’

Comité SOS is de gezamenlijke noodroep van alle studenten die vinden dat er nu niet bezuinigd, maar juist geïnvesteerd moet worden in het Hoger Onderwijs. Sinds de protesten in februari heeft SOS vele andere acties georganiseerd, zoals een landelijke fietsdemonstratie en veel lokale protesten. SOS roept iedere student op om hun petitie te ondertekenen op www.

studentendemonstratie. nl en zich aan te sluiten bij

SOS. Er zullen veel acties plaatsvinden de komende tijd, dus laat van je horen!

Bezetting van de UvA tijdens de actieweek Hoger Onderwijs - februari 2010 (Internationale Socialisten)

‘Ik zag mezelf helemaal niet als activist. Een jaar later rende ik door Straatsburg.’

28

tijdschrift cul 2009-2010 - jaargang 17 - nummer

4


interview

aCtie

als

optie

interview

Met de internationale

soCialisten

Tekst: Leonie Hosselet Foto’s: Internationale Socialisten Staand op een stoel in een metrostation is een verwaaid uitziende jongen iets op de muur aan het kladden. De twee bejaarden naast hem kijken de jongen afkeurend aan. Wat ze niet kunnen zien is dat hij bezig is een sticker van een hakenkruis door te krassen. Dit beeld schetst in het kort de realiteit van de Internationale Socialisten: een groep mensen die zich inzet om ballonnen door te prikken die er in onze samenleving bestaan over wat normaal is. Ze dagen mensen uit om hun definitie van normaal te herzien, al worden ze hiermee soms als ‘abnormaal’ bestempeld. Internationale Socialisten Arjwan, Hella en Max vertellen over hun visie op de maatschappij. Wat is jouw definitie van socialisme? Arjwan: “Binnen het socialisme is iedereen gelijk. Ik hoor vaak de kritiek dat dat alleen kan als iedereen in een even grote doos zou wonen. Maar leven in een socialistische staat is geen leven op water en brood. Ik denk dat het leven juist alleen maar leuker zal zijn. Mensen hoeven zich geen zorgen te maken over hoeveel ze verdienen, of ze wel verzekerd zijn. Ze kunnen zich gewoon richten op genieten van het leven.” Max: “Voor mij betekent socialisme de democratisering van de economie. In plaats van dat er van bovenaf wordt verteld wat er geproduceerd gaat worden, beslissen de producenten dat samen in overleg. Met producenten bedoel ik de mensen die daadwerkelijk iets maken of een service leveren, niet hun bazen. En op de universiteit zouden studenten en docenten samen bepalen hoe het lesprogramma eruit ziet, niet een manager van bovenaf. Het is dus een directere vorm van democratie waarbij burgers veel meer invloed hebben. In zo’n staatsvorm was de oorlog in Irak bijvoorbeeld nooit gevoerd: de massa’s mensen die daartegen op de been zijn gekomen, zouden daadwerkelijk de macht hebben gehad om het te voorkomen.”

isme gaan lezen, en toen vielen er steeds meer puzzelstukjes op hun plaats. Ik durfde de politiekpagina’s te gaan lezen, ik kon het beter plaatsen en het ook weer van me af laten glijden. Ik hoef me niet meer schuldig te voelen, want ik doe er nu echt iets aan. Voor ik bij de IS kwam, was ik nog nooit bij een demonstratie geweest. Ik zag mezelf helemaal niet als activist. Een jaar later rende ik door Straatsburg.” Arjwan: “Ik ben de IS toevallig ingerold. Ik studeerde hiervoor in Rotterdam en politiek interesseerde me eigenlijk niks. Het was een eyeopener toen ik op basis van één vak een negatief bindend studieadvies kreeg. Dat maakte me boos. Ik merkte dat daarachter een heel systeem zat van rendementsdenken. Toen ik naar Amsterdam kwam, heb ik me bij IS aangesloten omdat ik het idee had dat ik iets moest doen. Mijn eerste demonstratie was de omsingeling van de Nederlandse Bank, dat was heel tof. Zonder de IS was ik denk ik in een staat van apathie blijven hangen: ik kan er niets aan doen, laat maar waaien.” Max: “Mijn eerste demonstratie was op de basisschool, we hebben toen een stoplicht geëist nadat er twee kinderen waren doodgereden. Achteraf denk ik dat hier mijn besef is

“We zijn geen sekte ofzo. We zijn hele gewone mensen. We werken, we studeren. We hebben hobby’s.” Hella: “Het is een echte vorm van SAMENleven. Er is ons aangeleerd dat we voor onszelf boodschappen moeten doen, en onze eigen kinderen moeten verzorgen. Maar het kan allemaal veel efficiënter, door samen te koken hoef je bijvoorbeeld minder eten weg te gooien. Sommige dingen zijn gewoon niet logisch: waarom besteden mensen hun hele leven aan werken en productief zijn? Het zou zo nuttig zijn als mensen af en toe een adempauze konden nemen, zodat ze tijd hadden om na te denken. Dan zouden ze oplossingen kunnen bedenken voor de problemen die we als maatschappij hebben.” Sinds wanneer houd je je met politiek bezig? Hella: “Nog niet zo heel lang, sinds twee jaar. Ik had al een interesse in feminisme, maar over het algemeen hield ik me vooral met de mooie kanten van het leven bezig; ik studeerde kunstgeschiedenis, en als ik de krant las sloeg ik de pagina’s over politiek over. Ik werd er ellendig van, dus waarom zou ik me ermee bezig houden? Maar ik had ondertussen wel het gevoel dat er iets niet klopte. Na een ontmoeting met de Internationale Socialisten (IS) ben ik over socialisme en marx-

gegroeid dat als je iets wilt veranderen, je in actie moet komen. Later ging ik me verdiepen in socialistische literatuur. Ik kwam de IS voor het eerst tegen bij de demonstraties tegen de tweede fase. Ik liep daar met een grote communistische vlag, iets wat ik nu trouwens nooit meer zou doen. Toen kwam er iemand naar me toe die zei: als je daar serieus over bent, dan moet je je gaan organiseren. Het heeft toen nog een tijd geduurd voordat ik bij de IS kwam, maar het maakte wel indruk dat ze daar toen op het Malieveld stonden, als enige politieke organisatie.” Wat willen jullie persoonlijk bereiken met jullie IS lidmaatschap? Hella: “Mensen denken vaak: we kunnen dingen niet veranderen. Dan plaatsen we dat maar in de categorie normaal om het er niet over te hoeven hebben. Beeldvorming over vrouwen bijvoorbeeld. Sommige mensen zeggen dat ze daar geen last van hebben, maar misschien hebben ze er wel last van maar beseffen ze dat niet omdat ze denken dat het normaal is. Je gelooft eigenlijk niet dat het anders kan. Daarom sla je zo lusteloos de krant open. Je denkt: dit is de wereld en die gaat aan mij voorbij. Je hebt totaal geen gevoel van agency.” Max: “Op het moment dat je in actie bent, dan zie je dat din

tijdschrift cul 2009-2010 - jaargang 17 - nummer 4

29


gen veranderen. Dat verandert jezelf. Kom je niet in actie, dan vindt die verandering in jezelf ook niet plaats. Naast het verkopen van de krant probeer ik een voorbeeld te geven door kritische vragen te stellen. Als mensen ideeën hebben die niet sociaal geaccepteerd zijn, denken ze dat ze gek zijn. Pas als ze iemand anders hetzelfde horen zeggen, beseffen ze dat hun ideeën misschien helemaal niet gek zijn. Hetzelfde geld voor actie voeren, daardoor zien andere mensen dat actie een optie is. Zo doorbreek je de status quo.” Geloven jullie in revolutie? Max: “Ja, maar niet zoals er over wordt verteld in onze geschiedenisboeken. Er wordt daar een beeld van revolutie geschapen alsof het gaat om een spontane complete omslag, gepaard met veel geweld. Maar revolutie gaat meer om het funderen van een structurele verandering die al langer aan de gang was. En wat geweld betreft; bij de verfilming van de Russische revolutie zijn meer mensen omgekomen dan bij de revolutie zelf.” Hella: “Ik geloof dat echte verandering van de maatschappij alleen door een revolutie kan komen. Er is in onze samenleving een hele grote groep mensen die hun arbeid moeten verkopen. Ons idee is als de ‘arbeiders’, waar je tegenwoordig ook mensen uit de dienstensector of kantoor toe kan rekenen, daadwerkelijk zeggenschap zouden hebben, een heleboel problemen opgelost zouden kunnen worden. Maar er zijn bepaalde omstandigheden voor nodig. Internationale samenwerking bijvoorbeeld. Als een land geïsoleerd wordt tijdens een revolutie, dan wordt het door andere landen overrompeld en wordt binnen de kortste keren de macht hersteld.” Max: “Dat er overal op de wereld revoluties plaatsvinden, is inderdaad essentieel. Daarom heten we ook de Internationale Socialisten; de revolutie is een wereldwijde aangelegenheid.” Hella: “Het begint met staken. Tijdens stakingen worden mensen assertiever, gaan ze beseffen dat ze geen bovenlaag nodig hebben om hun werk te doen. Dat is een vorm van emancipatie.”

“Tijdens stakingen worden mensen assertiever, beseffen ze dat ze geen bovenlaag nodig hebben om hun werk te doen.” Studenten demonstratie in Den Haag - maart 2010 Maar ga je er in zo’n scenario niet vanuit dat iedereen op dezelfde manier denkt en het welzijn van de maatschappij het belangrijkst vindt? Zou onze generatie door een verandering van het systeem anders gaan leven? Max: “De houding van mensen zal veranderen als ze echt het gevoel hebben dat ze invloed hebben op hoe het er in hun land aan toegaat. Dan gaan mensen zich pas echt in politiek verdiepen. In Venezuela kun je een politieke discussie hebben met je taxichauffeur. Hier is politiek niet iets waar je actief deel van uit maakt. Hier is het meer theater.” Hella: “Een deel van de bevolking zal meegaan in het democratiseringsproces, maar niet iedereen zal dat doen. Dus is het van belang dat in ieder geval de meerderheid zo denkt. In theorie, zoals Nederland er nu uitziet, zou het heel erg moeten aanslaan, met een rijke bovenlaag en redelijk wat onvrede daaronder. Maar er gaat tijd overheen voordat mensen tot die conclusie komen. Daar gaat vaak een lange periode aan vooraf van ervaring opdoen, in discussie gaan en nadenken over wat voor wereld je wilt met actievoeren. Dus eigenlijk ontbreekt er een stap; de onderlaag heb je al, maar er is nog iets nodig om mensen in actie te laten komen. Er is inderdaad echt een barrière. Wie denkt er nou van de een op de andere dag: ik ga staken? Maar als er eenmaal iemand begint, zie je de acties

30

vaak als paddenstoelen uit de grond schieten. Mensen moeten eerst over die barrière heen.” Zou de crisis hierbij een stimulans kunnen zijn? Hella: “Zeker wel, er is een nieuw antikapitalistisch bewustzijn aan het opkomen. Je ziet het op tv, Amerikanen die met bussen langs de villa’s van rijke bedrijfseigenaren gaan om hun beklag te doen. En een programma als Zembla dat onthult hoe weinig belasting bedrijven in Nederland hoeven te betalen. De acties rondom het oprekken van de AOW-leeftijd tot 67. Studentendemonstraties, de schoonmakers. Je ziet het duidelijk om je heen. Maar de stap naar structurele actie blijft groot.” Max: “Er wordt sinds de crisis wel gezegd dat het kapitalisme is ontspoord. Maar dat is niet wat er gebeurt, dit is het kapitalisme. Er is inherent iets fout aan de basis van dit systeem. Proberen om daarbinnen de situatie beter te maken, waar bijvoorbeeld de verzorgingsstaat een voorbeeld van is, is slechts een doekje voor het bloeden. Crisissen horen bij het kapitalisme; er moet iets kapot om ruimte te maken voor iets nieuws. Wat dat betreft hebben wij veel overeenkomstige idee en met klassieke liberalen. Alleen accepteren wij het niet.” Ik moet bekennen dat ik, voordat ik de IS beter leerde kennen, het altijd een beetje maf vond om jullie krantjes te zien

tijdschrift cul 2009-2010 tijdschrift - jaargang 17 - nummer cul 2009-20104- jaargang 17 - nummer 4


2010 verkopen. Krijg je wel eens rare reacties? Arjwan: “Dat had ik eerst ook wel. Als ik het krantje las kwam het zo hard op me af dat ik dacht: Joh, kijk naar buiten, het valt toch allemaal wel mee?” Max: “We kiezen specifiek voor deze manier van communiceren. Doordat je op straat met mensen in gesprek komt, krijg je een beter beeld van wat er speelt in de samenleving.” Arjwan: “Mensen hebben vaak wel de neiging om iets te roepen als je de krant staat te verkopen. We hebben Wilders de laatste tijd nogal prominent op de voorpagina staan, en vaak heb je dan mensen die in discussie gaan, maar uiteindelijk helemaal niet goed kunnen uitleggen waarom ze sympathie voor hem hebben.” Hella: “Ik heb ook weleens mensen in mijn naaste omgeving die vreemd reageren op mijn lidmaatschap van IS. Een vriend van me heeft mij weleens extremistisch genoemd, omdat ik meeliep in demonstraties.” Max: “Het is net als dat vegetariërs zich steeds moeten verantwoorden, en verwijten aan moeten horen dat het toch niet helpt wat ze doen. Waarom vragen we aan niemand om uit te leggen waarom hij of zij vlees eet?” Arjwan: “Laatst had ik een sollicitatiegesprek en toen twijfelde

ik wel of ik zou vertellen dat ik lid ben. Niet dat ik me ervoor wil verschuilen, maar als je geld nodig hebt. Gelukkig heb ik me daar gewoon overheen gezet en verteld: trouwens, ik ben actief bij IS en oja ik ben ook een kraker. Waarom zou het een issue zijn?” Arjwan: “Ik denk dat je toch zelf een beetje meegaat in het beeld wat er over IS bestaat, dat het een beetje rare types zijn. Stom eigenlijk, want tegelijkertijd ben je zelf lid en zou je makkelijk wat aan die beeldvorming kunnen doen.” Hella: “En zo vreemd zijn we echt niet. We zijn geen sekte ofzo. We zijn hele gewone mensen. We werken, we studeren. We hebben hobby’s.” Arjwan (lacht): “Het is toch bizar dat je jezelf zo moet verdedigen!” Max: “Maar daar is wel reden voor. Als je kijkt naar hoe linkse organisaties vaak worden behandeld. Leden van de Communistische Partij Nederland werden in de koude oorlog opgespoord en hun bazen werden ertoe gezet ze te ontslaan. Ik heb voor mezelf besloten om altijd eerlijk te zijn over mijn lidmaatschap, maar als ik straks ga solliciteren ben ik wel benieuwd wat reacties zullen zijn.”

tijdschrift cul 2009-2010 - jaargang 17 - nummer 4

31


verdieping [rubriek]

het Mysterie aChter Mode Tekst: Marita Bruning Foto: www.drjays.com Aynouk Tan, modejournaliste, schreef laatst in haar column in de bijlage van NRC Handelsblad over de opkomst van het gestreepte shirt. Deze shirts duiken de laatste tijd overal op. Meestal in de witte variant met een print van horizontale donkerblauwe strepen. Tan, die een groot deel van haar kleding zelf maakt en regelmatig wordt gespot in de meest uitbundige creaties, vindt het onbegrijpelijk dat een deel van de mensen het niet lijkt te deren dat de kledingstukken die zij kopen in grote getale over de toonbank gaan. Na een blik op mijn kledingkast moet ik helaas concluderen dat ook ik tot de kudde behoor. Een opmerkelijke wisselwerking; enerzijds is er de behoefte om uniek te zijn en anderzijds steken we ons maar al te graag in kle-ding die door anderen mooi wordt gevonden en ons tot een groep doen behoren. Waarom willen we er hetzelfde uitzien?

CoMMunity of taste gebreid aandacht besteedde aan het verschijnsel mode. Simmel Immanuel Kant besteedde in zijn werk uitgebreid aandacht aan besteedde, meer dan Kant, aandacht aan het sociale aspect mode, vooral aan smaak. Kant stelde dat het volgen van de van mode. Volgens Simmel doet het er niet veel toe of mode mode niets te maken heeft met het uiten van een goede smaak, ge-tuigt van goede of slechte smaak. Mode heeft een functie, maar dat dit slechts een vorm van imitatie is die eerder getu- het dient om de afstand tussen het individu en de samenleving igt van een slechte smaak. De Britse socioloog Colin Campbell te overbruggen. Het is enerzijds een soort sociale relatie, die plaatste hier later een kanttekening bij. Hij schreef dat mode degenen die daar behoefte aan hebben de mogelijkheid geeft geen standaard biedt voor goom tot een groep te behoede smaak en geen voorbeeld ren. Anderzijds biedt mode vormt voor alle mensen waar Als een marionet van de modewereld draai juist een norm, waarvan dehet op kleding aankomt, maar gene die individualistisch wilik mijn hand tegenwoordig niet om voor len zijn, kunnen afwijken. dat dit kan gelden voor de mensen die zich hiertoe voelVolgens Simmel kunnen de een hoge taille rok, mooi juist! en aangetrokken en zich tot mensen die bewust afwijken een bepaalde ‘community of van de mode op deze manier taste’ voelen behoren; bepaalde groepen die een smaak delen. een nieuwe trend tot stand brengen die dan dus ook weer mode Mensen die zich graag chique kleden, mensen met een voorkeur wordt. Ik hoop niet dat dit betekent dat het gestreepte shirt voor wijde kleding of mensen die zich het liefst uitdossen in binnenkort vervangen wordt door de schouderstukken van Lady spijkerbroek en gympen, om maar even iets te noemen. Mode, Gaga. Onhandig lijkt me dat. zo zou je kunnen stellen, biedt een universele standaard voor Een ander aspect van mode waar Simmel op ingaat, is het ‘uitsmaak die kan worden aangepast aan de smaak van het indi- raken’ van mode. Dit gebeurt volgens hem op het moment dat vidu. Mensen die zich zogenaamd ‘buiten de mode om’ kleden, iets te veel in de mode is geweest. Wat iets tot mode maakt, is houden hierbij dus nog steeds rekening met de richtlijnen, zij het feit dat het uitzonderlijk is en onderscheidend. Dit effect het in die zin dat zij zich bewust niet volgens de mode kleden raakt langzaam zoek op het moment dat steeds meer mensen of bepaalde aspecten juist extra benadrukken, waardoor het zich de modetrend eigen maken. Wat ook Simmel benadrukt is een vorm van mode wordt die ‘buiten de mode valt’. Denk aan dat zelfs mensen die zich bewust buiten de mode om kleden, Lady Gaga, de popster die bekender is door haar kleding dan omdat zij geen imitators willen zijn bijvoorbeeld, zich op door haar liedjes. Zij draagt kleding die niet gangbaar is, maar dezelfde manier met mode bezig houden als de mensen die elementen van de mode zijn wel terug te vinden in haar kled- de mode wel volgen. Ze meten zich immers aan dezelfde staning. Je ziet gigantische schouderstukken, als uitvergroting van daard. de schoudervullingentrend; momenteel erg ‘in’ en volop verkrijgbaar bij de grote modeketens. heleMaal van nu Had iemand mij twee jaar geleden een rok aangeboden met het soCiale aspeCt van Mode een taille die zowat tot de oksels reikt, dan had ik deze “Mode is een geaccepteerde manier om je te onderscheiden vriendelijk doch resoluut afgewezen. Als een marionet van de van anderen terwijl het tegelijkertijd ook tegemoet komt aan modewereld draai ik mijn hand tegenwoordig niet om voor een de behoefte om bij een groep te horen.” Dit zijn de wijze woor- hoge taille rok, mooi juist! Wie is hier verantwoordelijk voor, den van Georg Simmel die, in navolging van Immanuel Kant, uit- wie bepaalt wat wij mooi vinden? In de film The devil wears Pra-

32

tijdschrift cul 2009-2010 tijdschrift - jaargang 17 - nummer cul 2009-20104- jaargang 17 - nummer 4


da is Andrea (Anne Hathaway) de assistente van Miranda Priest- grote publiek bereikbaar is, begint de aftocht van de trend, dan ly (Meryl Streep), hoofdredactrice van het befaamde modeblad raakt het langzaam ‘uit’. Over een poosje waait de modewind Runway. Andrea houdt niet van mode en is sceptisch over de weer een andere richting en belandt ook de hoge taille rok samanier waarop haar collega’s zich men met het gestreepte shirt in het verdoemhoekje. Immers, mode druk maken om kle-ding. Miranda Priestly ergert zich hier aan en Mode dient om de afstand tussen is constant in beweging. Als dat niet zo zou zijn, zouden ze transgeeft Andrea een preek, waarin ze het individu en de samenleving te formeren tot tradities om met de duidelijk maakt dat de kleur blauw die Andrea draagt lang geleden is wijze woorden van Kant te sprekoverbruggen. verzonnen door de mensen met en. Natuurlijk, de mode komt ook weer terug. Gepofte mouwen, uiwie ze nu werkt en dat dit ‘verpest’ is door mensen als zij: de imitators. lenbrillen; het is weer helemaal van nu. Onze smaak op het gebied van mode wordt bedacht door mensen uit de mode-industrie. Hier wordt bepaald wat er in En Aynouk, wat nu als iedereen opeens in zelfontworpen, uitde winkels komt te hangen, welke kledingstuk neergezet zal bundige creaties gaat lopen? Dan gaat de lol er ook snel af, is worden als de nieuwe mode, waarmee wij uiteindelijk worden dat straks opeens in en wat moeten de echte extravaganten overspoeld in de winkels en in reclamecampagnes. De nieuw- onder ons dan beginnen? Laat ons maar genieten van al jouw ste mode is, voordat het wordt gekopieerd en verwerkt door uitbundige creaties, veilig vanuit ons gestreepte shirt. de modeketens, alleen bereikbaar voor de rijken onder ons (of voor de creatievelingen met naaimachine). Op het moment dat de mode door grote modeketens wordt verkocht en voor het bronnen Gronow, J 1993 Taste and Fashion. The social function of fashion and style. Acta Sociologica; vol 36, no 2, pp 89-100. Ritzer, G 2008 Classical Sociological Theory. New York: McGraw-Hill Higher Education tijdschrift cul 2009-2010 - jaargang 17 - nummer 4

33


kw

www

de andere blik: ibn khaldûn, soCiolooG de islaM

als van

Tekst: Jelmer Hoogeboom Ibn Khaldûn was het onderwerp van De Andere Blik op de laatste donderdag van maart. Ditmaal waren Djûke Poppinga en Rudi Künzel onze gastsprekers en de avond werd ingeluid door onze geliefde socioloog Bart van Heerikhuizen. Poppinga heeft onlangs het bekendste werk van Ibn Khaldûn, de Muqaddimah, in het Nederlandse vertaald. Künzel is van huis uit historicus en heeft een grote persoonlijke interesse in de heer Khaldûn. In deze De Andere Blik waren het niet zozeer de meningen maar vooral de benaderings-wijze van de sprekers die verschilde. Als historicus ben je op zoek naar gebeurtenissen uit het verleden in geschreven bronnen die vandaag nog bestaan. Nu is er aardig wat geschreven door en over Ibn Khaldûn (spreek uit: Galdoen). Künzel had dus geen problemen om ons uitgebreid in te lichten over de reizen en denkwijzen van deze middeleeuwse protosocioloog. Zo was Khaldûn’s belangrijkste theorie het cyclische dynastie model. Hierin verklaart hij hoe dynastieën opkomen en ondergaan door de moed van de nomaden en de decadentie van de adel aan het hof. Ook geeft hij veel beeldende beschrijvingen van de verschillende levenswijzen van deze adel en de nomaden. Khaldûn wist hier zo veel van omdat hij grote delen van de Arabische wereld gezien had, waar ook Spanje destijds ook nog onder viel. Poppinga gaf ons een kijkje in de hersens van Khaldûn toen ze uitlegde tegen welke problemen zij aanliep tijdens het vertalen van de Muqaddimah. Allereerst was het natuurlijk lastig dat bepaalde woorden meerdere betekenissen kunnen hebben. Pas echt interessant wordt het als er voor nieuwe theoretische begrippen oude woorden gebruikt worden. Zo ging het De Andere Blik is een maan- woord asabiyya, wat eerst delijkse lezing in de Com- sociale cohesie in clangroepmon Room van het Spinhuis en betekende, Khaldûn’s gewaarin een antropologisch of hele cyclische model omvatsociologisch onderwerp van ten. Zo gaat het altijd in de twee verschillende kanten wetenschap, merkten Popwordt benaderd. Hierdoor pinga en Heerikhuizen op. ontstaan vaak leuke discus- Denk maar eens aan habitus, sies tussen de twee sprekers gaze of verstehen. en de zaal. En zoals het spreekwoord luidt; waar menin- Deze De Andere Blik teruggen botsen, daar vonkt de kijken? Dat kan op: http:// waarheid. www.fmg.uva.nl/

34

het oM de liftwedstrijd Gaat

is iedereen stipt op tijd Tekst: Marthe de Win Ik schrik wakker om er na een blik op de wekker achter te komen dat ik me een half uur heb verslapen. Het is 07:50 uur, terwijl we om acht uur op de Dam zouden verzamelen om daar de bestemming van de liftwedstrijd te horen. Na veel te veel snelheid voor dit uur van de dag zit ik op de fiets. Ik bedenk me hoe gelukkig ik ben dat ik mij tussen de antropologen bevind die massaal het begrip van tijd relativeren. Met een kleine haast fiets ik naar de Dam, om daar om kwart over acht mijn liftpartner hulpeloos alleen aan te treffen. Alleen?! Iedereen weg?! Het gaat zelfs nog even door mijn hoofd dat de rest ook wel te laat zal zijn... Niets blijkt minder waar, als het om de liftwedstrijd gaat is iedereen stipt op tijd. Dit blijkt dan ook geen overbodige luxe. De liftwedstrijd die ons ditmaal naar Hamburg brengt, wordt een ware nek aan nek race. Sterker nog, de winnaars en de nummers twee komen aan nog voordat de Kwakiutl auto is gearriveerd. In maar liefst zes uur bereiken de eersten Hamburg; Mirte Groos en Vera Hoetjes. Voor zeven uur is iedereen binnen, met uitzondering van één koppel. We besluiten op weg te gaan naar onze, ik heb lang getwijfeld over dit woord; ‘eetgelegenheid’. De sfeer van een eetschuur, de kwaliteit van een volwaardig restaurant en de bediening van twee toch lichtelijk aangeschoten mannen, komt samen in de naam Taverna Romana. Voldaan stappen we vervolgens naar buiten om daar een enorm pak sneeuw aan te treffen. Een sneeuwballengevecht met de Hamburgers is onoverkomelijk. Zaterdag is de stad bedekt onder een mooi wit tapijtje. We spreken ’s middags af om een boottoer te maken door de haven. Het is even zoeken (bedoelde hij nou steiger drie vanaf hier of vanaf het einde?) maar eenmaal gevonden blijkt Hamburg ook vanaf het water een mooie stad. ‘s Avonds begrijpen we dat sneeuw niet alleen plezier brengt in Hamburg. Er gebeuren die dag behoorlijk veel ernstige ongelukken en de vraag ontspringt ons of het wel zo verstandig is om terug te liften. Na een gezellige laatste nacht, in een club waar het een sport is om de garderobe te vinden, besluiten de meeste mensen zondag met de trein naar huis te gaan. Gelukkig zorgt de doorbrekende zon er voor dat sommigen toch weer uitstappen, om terug naar huis te liften. Zoals het hoort.


Gaat

kwakiutl aGenda - antropoloGisCh verantwoord www.kwakiutl.nl Lezing 12/5

Drugs & Sociale Wetenschap: Een goede cocktail!? Alle ins en outs van drugsgebruik op een vernieuwende wijze belicht. Waarom gebruiken mensen drugs en kan dat ons ook meer vertellen over mensen in het algemeen? Info: www.kwakiutl.nl Locatie: OMHP-F001 Tijdstip: 19:30

t/m 4/7 Europees Sociaal Forum Begin juli wordt het zogeheten Europees Sociaal Forum in Istanbul georganiseerd. Kwakiutl gaat er met een groep studenten heen. Kijk voor meer informatie op de Kwakiutl website. Info: www.kwakiutl.nl Locatie: Istanbul

t/m 22/6 Amsterdamlezingen 2010 Sprekers en publiek gaan op zoek naar de hoge en lage cultuur van Amsterdam, en de manier waarop beide meer en meer vermengd raken. Sprekers: Robert Vuijsje (26 april), Huub van der Lubbe (25 mei), Joost Zwagerman (22 juni). Zie voor precieze data de website. Info: www.uva.nl/adamreeks/2010.cfm. Locatie: Aula van de UvA, Singel 411 (hoek Spui). Tijdstip: Om de 4 weken steeds om 20:00 uur.

Tentoonstelling

Feest

T/m 16/6

26/5

t/m 16/5 Cultuur Couture Jonge talenten van de Academie voor Schone Kunsten Antwerpen lieten zich inspireren door kleding en accessoires uit niet-westerse culturen. In de tentoonstelling is een selectie van hun mooiste ontwerpen te zien. Locatie: Tropenmuseum Tijdstip: Dagelijks open van 10:00 tot 17:00.

Eindfeest Kwakiutl & Sec Het laatste feest van het jaar! Ditmaal gaan de antropologen en sociologen los in Club Roque aan de Amstel. Zorg er voor dat je er bij bent, zodat we het jaar alvast kunnen afsluiten met een gigantische knal! Info: www.kwakiutl.nl Locatie: Club Roque, Amsterdam Tijdstip: 23:00

Evenementen 3/5

2/6

Avond van de Persvrijheid Een avond om stil te staan bij de Internationale Dag van de Persvrijheid. Interviews, debat, expert-meetings, muziek, kunst en het laatste nieuws. Toegang gratis. Info: www.persvrijheid.nl Locatie: Compagnietheater Amsterdam Tijdstip: 19:30-01:00 Scienta Calix: Het interdisciplinair voetbaltoernooi In een felle competitie nemen de antropologen het op tegen UvA studenten van verschillende studies. Schrijf je in zodat we die beker eindelijk kunnen binnenslepen. Controleer de Kwakiutl site voor nieuwe informatie over lokatie en tijdstip. Info: www.kwakiutl.nl Locatie: N.n.b. Tijdstip: N.n.b

4, 5 & 6 LaSSA Liftwedstrijd juni

Landelijke liftwedstrijd waarin honderd antropologiestudenten uit het hele land proberen als eerste aan te komen in het prachtige Franse plaatsje Caen. Voor de rest van het weekend worden er enkele speciale activiteiten georganiseerd. Inschrijvingen vinden plaats vanaf half mei. Controleer de Kwakiutl site voor nieuwe informatie over dit evenement. Info: www.kwakiutl.nl Locatie: Caen

14/6

Masterseminar Uitleg gegeven over de Masters van Social Science aan de Uva en Masterstudenten spreken over hun onderzoek: Wat waren de problemen en wat was her resultaat? Controleer de Kwakiutl site voor nieuwe informatie over dit evenement. Info: www.kwakiutl.nl Locatie: N.n.b. Tijdstip: N.n.b

19/6 t/m/10

Het is geen roman, ‘t is een aanklacht! 150 jaar Max Havelaar In de tentoonstelling wordt het politieke, maatschappelijke en literaire belang van Max Havelaar in beeld gebracht. Centraal staat de aanklacht tegen onderdrukking, een boodschap die nog steeds actueel is. Info: www.bijzonderecollecties.uva.nl Locatie: Bijzondere Collecties UvA, Oude Turfmarkt 129 (Rokin). Tijdstip: Elke di–vrij van 10.00 tot 17.00 uur & za–zo 13.00 tot 17.00 uur. Enkele reis Holland Foto’s Leonard Freed, 1958-1962 In de periode 1958-1962 fotografeert (de latere Magnum) fotograaf Leonard Freed (1929-2006) in Nederland verschillende groepen immigranten uit Indonesië. Freed volgt hen van de boot, naar de tijdelijke kampen, naar familie, op straat, hun werk en school. Daarnaast fotografeerde hij Molukse gezinnen, die toen al zeven jaar in Nederland woonden. Locatie: Tropenmuseum. Tijdstip: Dagelijks open van 10:00 tot 17:00.

Reizen

1/6 t/m 9/6 Kwakiutl Studiereis Van 1 tot en met 9 mei vertrekt Kwakiutl met een groep studenten naar het prachtige St. Petersburg. Met een uitgebreid programma worden de studenten rondgeleid door deze intrigerende stad. Daarnaast is er natuurlijk uitgebreid de kans om het nachtleven van deze Russische metropool te verkennen. Info: www.kwakiutl.nl Locatie: St. Petersburg 23/6 t/m 5/7 Cul: Reportage op Malta Vorig jaar reisde de redactie van de Cul af naar Moldavië voor een uitgebreide reportage over persvrijheid. Dit jaar vertrekt de redactie naar Malta. Bewapend met een camera, een pen en een scherpe geest gaat de redactie op onderzoek uit naar deze unieke mediterrane staat. Een onderneming die zonder twijfel weer een prachtig resultaat zal opleveren. Info: www.tijdschriftcul.nl Locatie: Maltab

tijdschrift cul 2009-2010 - jaargang 17 - nummer 4

35


Dit is de laatste Cul van dit jaar, maar het pad loopt niet helemaal dood. De Cul keert volgend jaar gewoon weer terug, met in september een speciale mini-Cul en in oktober een reportage over de vluchtelingenproblematiek op Malta. Tot volgend jaar!

Uit bij CREA Plug & Play nieuwe bands, iedere 1e donderdag

CREA Debat lezingen, ďŹ lms en documentaires en debatten

CREA Open Podium nieuwe artiesten, iedere 2e donderdag

Theater voorstellingen van CREA gezelschappen en gasten

CREA Klassiek concertavonden, iedere 4e donderdag

CREA Popquiz uitkateren met muziek op zondagmiddag

Goedkoop Cabaret het cabaret van morgen voor de prijs van gisteren

Placebo improvisatietheater

36

www.crea.uva.nl/agenda


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.