Ja a rg a n g 1 8 : : N u m m e r 5 : : S p ro o k j es
Antropologisch tijdschrift i n fo & ag e n da : w w w.t i j d sc h r i f tc u l . n l
D e wa a r h e i d | D e f u n c t i e | D e b e t e k e n i s | D e r ea l i t e i t | D e g esc h i e d e n i s
S P RO O K J ES
E e n g e d i c h t | E e n foto r e po rtag e | Tw e e b o e k r ec e n s i es
redactioneel
Goud E
r was eens een Cul… Zij was arm, maar had een goede redactie. Op een dag kwam zij in aanraking met de hoogedele lezer. “Ik heb een redactie die met pen en papier goud kunnen maken,” zei de Cul, om zich een zeker aanzien te verwerven. De lezer sprak tot de Cul en zei: “Dat is een kunst die mij wel bevalt. Als jouw redactie werkelijk zo knap is als je zegt, breng haar dan naar mijn Spinhuis, dan zal ik haar op de proef stellen.”
E
n zo geschiede…
Hoewel er af en toe de angst heerste dat goud niet haalbaar was, zwoegde de Cul-redactie een jaar lang, zonder oponthoud, in het Spinhuis. De lezer was erg onder de indruk van de redactie en haar werk maar wachtte in spanning op het goud dat hem te wachten stond. Na maanden van enorme inspanning kwam de redactie van de Cul voor een spoedberaad samen in de kelders van het Spinhuis. Hoe hard zij ook werkte, het bleven enkel woorden en papier dat zij produceerde. Samen weenden de redactieleden, want zij wisten dat als de hoogedele lezer hier achter zou komen, zij hun plaats in het spinhuis zouden verliezen. Op dat moment kwam er een klein oud mannetje uit een duister hoekje van de kelder. Hij zei: “Ooit maakte ik puur goud uit enkel stro, vandaag zal ik goud maken uit jullie woorden en papier.”
D
e redactie was verrast en kon het aanbod niet afslaan. “Maar we hebben niets om je terug te geven,” zei een dapper redactielid. “Dat geeft niet,” sprak de kleine man. “Als jullie mijn naam binnen drie weken raden, dan geef ik het goud voor niets. Als jullie mijn naam echter niet raden, dan is de Cul van mij.” Hiervan schrokken de redactieleden, maar uit pure wanhoop stemden ze toch in. Twee en een halve week zocht de redactie naar namen en iedere avond lazen ze de lijst voor aan de kleine man die enkel schaterlachte en zei dat zijn naam onvindbaar was. Uitgeput en verdwaasd liep een redactielid op een van de laatste dagen de kelders in. Hij had er genoeg van en wilde de kleine man vragen om verge-
Hoofdredacteur: Femke Awater Secretaris: Ruben Sibon Penningmeester: Irene Beydals Eindredactie: Merel Remkes, Leonie Hosselet, Anne Rose Haverkamp Beeldredactie: Lavinia Steinfort Webredactie: Joris van den Outenaar
2
Kwaliteitsrecruiter: Marita Bruning Lay-out: Gosse Vuijk Ruben Sibon Charlotte Reekers Joris van den Outenaar Acquisitie: Tjitske de Groot Leonie Dronkert Reportagecoördinator: Hannah Mathkor Kwaliteitsbewaker: Merel Remkes
vingsgezind te zijn en niet alles van de Cul over te nemen. Toen hij echter de trappen afliep, hoorde hij de kleine man zingen: “Niemand weet, niemand weet, dat ik Repelsteeltje heet!” Triomfantelijk sloop het redactielid weer naar boven.
D
ie avond stond de hele redactie in de kelder en toen zij de kleine man vroeg of hij wellicht Repelsteeltje heette, barstte deze uit frustratie uit elkaar terwijl hij iets schreeuwde dat leek op: “Niet weer, niet weer!” De Culredactie bleef verbijsterd staan en vroeg zich af of zij het goud nog wel zou krijgen. De volgende dag liepen de redactieleden in spanning het Spinhuis in en zagen daar de Cul. Nergens was het goud te bekennen maar ergens leek het wel of de Cul meer glans had dan voorheen. De woorden leken net iets meer te stralen. Vanaf die dag werd er nooit meer gesproken over het goud en ook de hoogedele lezer leek hun afspraak vergeten te zijn. Met de jaren veranderde de Cul-redactie meerdere keren maar de Cul bleef stralen en zij straalt nog steeds.
M
et trots presenteer ik hierbij de laatste Cul van dit jaar. Lees over het begin van het morele sprookje, over het sprookje Cul, lees over Robin Hoed, Assepoester en Monsters en verlies jezelf, zoals ik mezelf een jaar verloren ben in het hoofdredacteurschap van de Cul. Zonder onze stralende redactie had ik het nooit kunnen doen en zij verdienen dan ook dik GOUD voor alle mooie dingen die zij hebben neergezet!
Cover: Foto door Lavinia Steinfort
Drukkerij: Drukkerij Wilco B.V. Bijdragen dienen zelf van spelfouten ontdaan te zijn. De redactie heeft het recht bijdragen in te korten of te weigeren. Informatie via redactie@tijdschriftcul. nl. Voor advertentie moge-
tijdschrift cul 2010-2011 - jaargang 18 - nummer 5
lijkheden mail naar pr@ tijdschriftcul.nl. Oplage: 600 ISSN: 18760309 Met dank aan CSW Adres: t.a.v. Cul, Oudezijds Achterburgwal 185, 1012 DK Amsterdam info@tijdschriftcul.nl www.tijdschriftcul.nl
Colofon
Inhoudsopgave
Vaste
Deze Cul
rubrieken
6 Op de bank met... Floris Paalman 8 Spinhuisrecensie: De ‘nieuwkijkers’ van El Remate 12 Mario Rutten 15 Duizend en één revoluties Coco Gubbels 16 Fotoreportage 28 ArtiCul 31 OC-Nieuwsbrief 32 NIEUW Kring Antropologie 34 Kwakiutl
4 Er was eens... een sprookje Parel Feddema 9 Recensie: Het verloren dorp Juliëtte Eichholtz 10 Illusie... 14 Volkshelden Geert en Robin 20 Studentenpolitiek; interessant? 22 Rainbow communities 24 Globalising Cinderella 26 De gruwelijke waarheid achter... Joyce Plakké 30 Het kwaad van de aarde
16
28
6
14
10
32
tijdschrift cul 2010-2011 - jaargang 18 - nummer 5
3
thema
Er was eens… een sprookje Sprookjes worden nu vooral aan kinderen verteld, maar vroeger waren ze bedoeld voor volwassenen. De verandering van een volwassenenpubliek naar een kinderpubliek heeft veel betekend voor de positie en betekenis van sprookjes. Do o r Parel Fedde m a www.kb.nl
S
prookjes zeggen iets over de maatschappij waarin ze zijn ontstaan. Dit betekent dat sprookjes niet slechts fantasieën of allegorieën zijn, maar een ‘voortzetting van de ervaringswereld’, een voortzetting die allerlei vormen kan aannemen: van voorbeeld, wensbeeld, schrikbeeld of droombeeld. Er blijft wel altijd een relatie met de niet-imaginaire ervaringswereld. Knipoog naar volwassenen Over de ouderdom en herkomst van het sprookje is veel geschreven. De meest gangbare theorie hierover stelt dat op veel plekken in de wereld verhalen werden verzonnen, verteld en verspreid. Al in de tijd van de farao’s en kaliefen waren er beroepsvertellers, later reisden ambachtslieden rond als vertellers. In de Middeleeuwen reisden ‘Spielleute’ rond die optraden in kastelen en op kermissen en jaarmarkten. Tot hun repertoire behoorden ook volksverhalen. Het vertellen was een zaak van volwassenen. Kinderen bevonden zich vaak wel onder het gehoor, maar de verhalen waren niet voor hen bestemd. De Sprookjes vielen in de orale traditie; ze werden verteld, niet gelezen. Vanaf de late Middeleeuwen zijn de sprookjes ook opgeschreven. De schrijvers die deze volkssprookjes vastlegden baseerden zich wel op de orale traditie, maar pasten de sprookjes aan om ook de midden- en hogere klassen te bereiken. Pas in het begin van de 19e eeuw ontstonden er algemene theorieën over de oorsprong en verspreiding van volksverhalen die uiteindelijk tot sprookjes leidden. De orale sprookjesgeschiedenis is echter moeilijk te achterhalen. Vanaf het begin hebben de bekendste verzamelaars van sprookjesverhalen in West Europa geworsteld met de vraag of de sprookjes nu voor volwassenen of voor kinderen waren. Zo bracht Basile in 1635 Lo Cunto de li Cunte uit, later genoemd Il Pentamerone, een bundel volkssprookjes met als ondertitel ‘onderhoudende geschiedenissen voor de kleintjes’ ook al had hij een publiek van volwassenen op het oog. Perrault richtte zich met de Sprookjes van Moeder de Gans in 1697 tot een hoofs publiek van volwassenen, al noemde hij zijn verhalen in zijn inleiding vanwege de moraal in het bijzonder geschikt voor kinderen. Perrault voegde namelijk aan het eind van elk sprookje een eigen stukje toe met de moraal van het verhaal op rijm. Sommigen beweren echter dat hij dit deed als knipoog naar de volwassenen, over de hoofden van de kinderen heen.
Domein van kinderen De overgang van de orale traditie naar de geschreven traditie betekent vaak een bewuste ingreep van de verzamelaars om de sprookjes aan te passen aan hun publiek. Hierbij stonden ook morele en opvoedkundige doelen voor ogen. De onderwerpen van de sprookjes bleven wel bestaan: beproevingen, ontwakende seksualiteit, verlating, armoede, strijd tussen goed en kwaad, maar de verhalen werden minder expliciet om meer aan het opvoedingsdoel bij te dragen. Toch zijn in de loop der tijd sprookjes wel degelijk aangepast, en zijn het taalgebruik en de thema’s erg veranderd. Uiteindelijk verwerden sprookjes tot het domein van de kinderen, zoals we hieronder zullen zien, en zochten volwassenen hun vertier in andere zaken. De eerste stap van ‘kuising’ van sprookjes bij het opschrijven, is vervolgens gevolgd door een tweede stap, de selectie van sprookjes die geschikt werden geacht voor kinderen. Wat in de 17e en 19e eeuw kennelijk nog wel in de sprookjesbundels voor volwassenen mogelijk was, werd in latere kinderboeken weggelaten. Tegenwoordig zul je geen verhalen met verkrachtingen, incest en exhibitionisme tegenkomen in sprookjesboeken voor kinderen. De opkomst van kinderboeken in midden negentiende eeuw was een nieuw fenomeen. Met ‘Alice in Wonderland’ kreeg het kinderboek een wereldwijde impuls. Het sprookjesboek voor kinderen van de gebroeders Grimm had in Duitsland een soortgelijk effect, het was al snel na de bijbel het meest verkochte boek.
Waar is het onderdeel gebleven dat Roodkapje een striptease voor de wolf uitvoerde?
4
Civiliatieproces van Elias en gekuiste sprookjes Sprookjes kunnen bekeken worden vanuit de civilisatietheorie van Norbert Elias. Die theorie komt erop neer dat mensen zich sinds de Middeleeuwen steeds geciviliseerder zijn gaan gedragen, dat wil zeggen: de ideeën die men had over beschaafdheid veranderden. Er kwam een meer en meer toenemende politieke integratie, waardoor men gedwongen werd tot betrokkenheid met elkaar. Men werd bovendien steeds meer onderling afhankelijk. Mensen moesten hun emotionele impulsen en aandriften beter leren beheersen om goed samen te kunnen leven. Dit proces van civilisatie begon als van buiten opgelegd, maar werd steeds meer geïnternaliseerd. Uiteindelijk werd het zo’n gewoonte dat men het zich het nauwelijks nog realiseerde. Zowel seksuele lust als aanvalslust werden steeds meer beheerst en steeds meer beladen met gevoelens van schaamte
tijdschrift cul 2010-2011 - jaargang 18 - nummer 5
Hij sleepte ‘t kind de bedstee uit, En scheurde met zijn tanden Het vleesch van den gewonnen buit, Van rug en been en handen. Weg was roodkapje ‘t arme kind, Met vleesch en been verslonden, Dat snoodheid steeds zijn offer vindt Dat heeft zij ondervonden.
en pijnlijkheid. Volgens Elias staan de standaarden die men in verschillende tijdperken hanteert niet op zichzelf, maar zijn het opeenvolgende fasen van één beweging. Bovendien wordt niet alleen seksualiteit, maar ook het spreken over seksualiteit steeds meer taboe. Dit zie je meer en meer terug in sprookjes. Was het eerst gebruikelijk om seksuele aspecten op verkapte wijze en gewelddadige aspecten op minder verkapte wijze in sprookjes toe te laten, dit werd later meer en meer ongebruikelijk. In sprookjes waren het verhaal en de levenswerkelijkheid gruwelijk, maar in de oplossingen kwam het goed, op een manier die in de normale sociale werkelijkheid niet was te bereiken. Zo zul je in het echte leven niet snel een pot goud, een prins of een toverfee tegenkomen. Essentieel was wel dat de personen door een moeilijke tijd of op karakter dingen moesten overwinnen, de personages werden altijd beproefd. Verder het was een stap naar de grote wereld, volwassen worden via een rite de passage. Als je nu uit sprookjes het ‘leerproces’, het kunnen overwinnen weghaalt, als het puur een kinderverhaal wordt, wat betekenen sprookjes dan nog in de moderne tijd? De gebroeders Grimm wilden al iets leren aan kinderen en volwassenen met hun verzameling van volksverhalen. Op hun manier droegen zij dus hun steentje bij aan het civilisatieproces. Veel van hun sprookjes werden echter niet aan kinderen voorgelezen, en later gekuist. Dit zou je eveneens als een civilisatorisch proces kunnen zien. Bovendien zijn nu nog steeds veel van hun sprookjes, zij het haast onherkenbaar voor de Grimms, in omloop. Ook nu nog geven de zoetsappige, streng gekuiste versies onze kinderen gedragsnormen mee. Zoals Elias al voorspelde: het civilisatieproces gaat nog steeds verder. Casus: Roodkapje Door de eeuwen heen vertelde men in vrijwel alle continenten verschillende versies van het ons allen bekende sprookje Roodkapje. Het verhaal, de moraal en de rollen van de hoofdpersonen varieerden echter sterk. Zo was het ooit een ondeugend verhaal voor volwassenen, terwijl we het nu als moraliserend verhaal voor kinderen kennen. Waar is het onderdeel gebleven dat Roodkapje een striptease voor de wolf uitvoerde? De kinderversie van Roodkapje geeft vooral een moraliserende wending aan het sprookje (hoewel met de huidige techniek van webcams en internet de waarschuwingen aan jongeren om geen beelden in ontklede staat te verzenden weer een opvoedkundige waarschuwing is geworden). Oorsponkelijk was het een stout moraliteitsverhaal voor volwassenen. Iets van het ‘oude’ verhaal en een meer actieve rol van Roodkapje is nog terug te vinden bij Perrault. Bij hem was Roodkapje een mooi meisje dat eten naar haar zieke grootmoeder moest brengen. De wolf verorbert de grootmoeder en gaat in haar bed liggen. Daarna loopt het anders dan in de latere
Zijt gij gehoorzaam ‘t allen tijden, Doe steeds naar elks begeeren, Het sprookje aan u toegewijd, Moog’ kinderen! u dat leeren, En als gij ooit een wolven ziet, Zij zullen u niet hindren, Maar och! vergeet de les toch niet, Dan zijt ge brave kindren. Leiden - 1864
kinderversies: “Upon seeing her enter, the wolf hid himself under the bedcovers and said to her: ‘Put the cakes and the pot of butter on the bin and climb into bed with me’. Little Red Riding Hood undressed and climbed into bed, where she was quite astonished to see the way the grandmother looked undressed”. En aan het eind eet de wolf ook Roodkapje op. De moraal van Perrault is: “Sweetest tongue has sharpest tooth”. Bij de eerste verschijning van zijn versie van Roodkapje was ook een gewaagd plaatje opgenomen van Roodkapje in bed met de wolf. Er bestond in de periode van Perrault een uitdrukking voor je maagdelijkheid verliezen: “ Elle avoit vu le loup”: ze heeft de wolf gezien. Bij Grimm worden Roodkapje en haar grootmoeder aan het eind gered en wist zij niet dat de wolf een slecht dier was. Ook worden hier andere elementen geïntroduceerd: Roodkapje is alleen ondeugend door van het bospad af te gaan. Verder heeft de wolf in het bed van grootmoeder, haar kleding aangetrokken. C as h d an, S h e l d on 1 9 9 9 T h e wi tc h m us t d i e : th e h i dd e n m e aning o f fai r y tal e s . N ew York : B as i c B ook s . C l e rkx, Li l y E 1 9 9 2 E n z e l e e fde n n og l a ng e n g e l ukk i g : familie l eve n i n s prook j e s , e e n h i s tori s c h - s oc i ol ogis c he b e nad e ri ng . A m s te rd am : U i tg eve r i j B e r t Ba k ker. Degh, L 1 9 81 Gr i m m ’ s h ous e h ol d tal e s a nd i ts p l ac e in the h ous e h ol d : th e s oc i al r e l eva nc e of a c ontro ve r s i a l c l as s i c . In: M etz g e r, M i c h ae l M . ; M o mms en, Kath ari na ( r e d . ) , Fai r y tal e s as way s of knowing: e s s ay s on M ärc h e n i n ps yc h ol og y, s oc i ety & l i te ratur e . B e r n; Fr ank fur t am M ai n; Las Vegas : La ng E l i as , N orb e r t 1 9 8 2 H et c i vi l i s ati e p roc e s : s oc i og e neti s c he en p s yc h og e n eti s c h e ond e r z oe k i ng e n. U tre c h t: Het S p e c trum . Goud s b l om , J oop 1 97 9 P rob l e m e n b i j d e s oc i ol og i s c h e s tudie van rom ans . In: van B re m e n, J. ; van d e r Ge e s t, S .; Ve rr i ps , J . ( re d . ) , Rom antrop ol og i e : e s s ay s over antropol og i e e n l i te ra tu ur. A m s te rd am : U niver s iteit van A m s te rd am . Or e ns te i n, C ath e ri ne 2002 Little red riding hood uncloaked. Sex, morality and th e evol uti on of a fai r y tal e . N ew York : Bas ic B ook s . Pe rra ul t, C h arl e s 1 977 [ 16 8 3 ] S p rookj e s van M oe de r de Gans . A m s te r da m [ etc . ] : E l s evi e r. Z i p e s , J ac k 2 0 0 6 Why fai r y ta l e s s ti c k : th e evol uti on and re l evanc e of a g e nr e . N ew York : Rou tl e dg e.
tijdschrift cul 2010-2011 - jaargang 18 - nummer 5
5
Op de bank met...
Floris Paalman
Van de Cul naar de Dapperbuurt Tekst en beel d d oor Rub en S i b on
Er was eens... een student en die heette Floris Paalman. Het was de intreeweek van studiejaar 19931994 en hij begon aan zijn studie Culturele Antropologie aan de UvA. Twee studenten van Kwakiutl vertelden hem dat er nog potje geld beschikbaar was voor een blad horende bij de opleiding, bijzonder voor een tijd dat doorgaans alleen faculteiten een eigen uitgave hadden. Het leek Paalman en een paar medestudenten wel wat om een tijdschrift op te zetten en zo geschiedde het: datzelfde studiejaar was de Cul geboren.
I
nmiddels is het achttien jaar verder en is Floris Paalman in antropologie en filmkringen een bekend documentairemaker. Ruim zeven jaar lang heeft hij gewerkt aan een proefschrift over de filmgeschiedenis van Rotterdam. Vorig jaar kwam zijn documentaire ‘Hier in de Dapperbuurt’ uit die een succesvolle première had in het Tropentheater. Maar Paalman heeft nog veel meer documentaires en antropologisch getinte films gemaakt. Vrij chaotische start We beginnen met een kijkje in ‘den ouden doosch’ vol met oude Cul’s die in de afgelopen achttien jaargangen zijn gemaakt. Paalman: “Gelukkig heeft iemand op een gegeven moment besloten te bewaren wat er is.” De Cul kende in de eerste jaar een vrije chaotische start, vertelt hij: “Zowat elke editie veranderden weer de functies van de redactieleden. Ik sta soms zelfs niet eens in de colofon genoemd, ook al was ik er altijd bij betrokken. Het logo veranderde ook elke keer weer...” De eerste Cul’s blinken inderdaad niet altijd uit in consistentie, maar er was in ieder geval een blad waar antropologen in het
Spinhuis hun creatieve energie in konden steken. De Cul komt voort uit een ander blad dat een jaar heeft bestaan. Paalman: “De voorloper van de Cul was eigenlijk niet meer dan een paar geniete stencils, heette Quoi-Qui!? [spreek uit als ‘kwa-kie’ - RS] en werd nog gemaakt door Kwakiutl. Bij hen bleek er eigenlijk niet zoveel animo meer om dit in stand te houden.” Een discussiepunt in de geschiedenis van de Cul is de oriëntatie die het blad zou moeten hebben. “Ik was wat meer idealistisch en wilde discussies opstarten met de Cul. Eigenlijk wilde ik het blad het begin laten zijn van een beweging,” reflecteert Paalman. “Maar anderen hadden weer hun eigen ideeën. Uiteindelijk heeft het blad onder iemand die er later bijkwam meer een ‘glossy’-achtige wending genomen, meer gespiegeld aan populair wetenschappelijke magazines. Ik denk dat dit uiteindelijk wel een goede keuze is geweest: het tijdschrift kreeg zo meer een gevestigde vorm.” Een vraag die natuurlijk absoluut niet onbeantwoord mag blijven is hoe het nou precies zit met die naam ‘Cul’: “Die komt van een vriend van mij. We zaten lang te zoeken naar een naam, maar dat was moeilijk. We wilden een vlotte, aanspre-
“Ik was idealistischer en wilde discussies opstarten met de Cul”
6
tijdschrift cul 2010-2011 - jaargang 18 - nummer 5
“Ik heb de onderwerpen altijd heel dichtbij willen zoeken”
kende titel en het moest vooral niet al te serieus zijn. “Noem het gewoon Cul!”, zei hij. We zaten nog te denken om het ‘Kul’ te noemen, maar gelukkig hebben we dat niet gedaan!” Heel af en toe pakt Paalman de Cul nog wel eens mee, mocht hij op het Spinhuis zijn. De Cul heeft volgens hem wel vooruitgang geboekt sinds die beginjaren. “In opzet en uitstraling is het wel strakker geworden en beter georganiseerd. Het is mooi als je die ontwikkeling ziet, maar tegelijkertijd is het ook leuk om te zien, wanneer ik er zo even kort doorheen blader, dat het toch nog veel overeen heeft met wat wij in het begin ook deden. Bijvoorbeeld qua verscheidenheid aan stukken, het reflecteert wat studenten interesseert. Een blad met gedichten erin of recepten of weet ik wat. Dat soort verschillende dingen zie je natuurlijk niet in de Etnofoor en dat maakt dit nog steeds een leuk blad om te lezen.” Film en stedelijkheid In de tijd dat Paalman antropologie studeerde, ging het er zacht gezegd nog wat anders aan toe dan nu. Studenten konden bijvoorbeeld zelf een keuzevak samenstellen, en zo zag Paalman de mogelijkheid al in het tweede jaar iets te gaan doen met film. Daarnaast studeerde Paalman ook film aan de Rietveld Academie. Het is de combinatie van film en een antropologische kijk op wat er om hem gebeurt, die vanaf het begin centraal heeft gestaan in zijn loopbaan. ”Het eerste filmproject dat ik wilde doen was al in mijn eerste jaar, nadat ik bij Rob Boozajer Flaes het vak ‘visuele antropologie’ en bij John Kleinen ‘antropologie & fotografie’ had gevolgd. Toen ik een videocamera had aangeschaft filmde ik alles wat maar los of vast zat, inclusief een vergadering met de Cul-redactieleden. In die tijd wilde ik onder andere Paasgebruiken in Twente filmen, waar ik bij Kleinen ook met fotografie mee bezig was gegaan, maar dat filmplan mislukte omdat het stortregende en mijn camera het begaf. Ik heb over dat onderwerp uiteindelijk wel een stuk geschreven in de Cul. Eerst was ik veel bezig met rituelen in relatie tot moderniteit en later ben ik me ook met urbane antropologie gaan bezighouden.” Alhoewel Paalman zich nu voornamelijk interesseert voor stedelijke omgeving en cultuur, vond zijn specialisme zijn oorsprong in een niet-fysieke wereld: die van het internet. “Ik was geïnteresseerd in audiovisuele media en dat bracht me op virtual reality. Ik las een artikel van Marshall McLuhan, de godfather van die richting, en het leek me wel wat om me met
dit opkomende veld bezig te gaan houden omdat de rol van de virtuele ruimte me aansprak. Eigenlijk begon, ik zoals veel mensen halverwege de jaren negentig, er over te fantaseren wat de toekomst allemaal zou brengen: mensen die elkaar enkel in virtuele ruimtes zouden ontmoeten, consumptie die zou plaatsvinden via het internet, enzovoorts. Mensen zouden de deur niet meer uit hoeven. Dankzij Jojada Verrips, de toenmalige docent van het vak ‘Antropologie van Europa’, werd mijn denken op een ander spoor gezet, want alhoewel hij onder de indruk was van het stuk over cyber communities dat ik had geschreven, merkte hij wel op dat het onwaarschijnlijk was dat de concrete omgeving op termijn zou verdwijnen, terwijl dat eigenlijk wel de tendens van mijn artikel was. Zijn commentaar riep mij terug en ik ging ik me afvragen: wat betekent die concrete omgeving? In hoeverre is die concrete omgeving eigenlijk al niet virtueel? Want er zitten allemaal patronen in onze omgevingen: ideeën, symbolen. Alles aan de stad is vormgegeven, architecten zijn allemaal bezig met de vraag hoe mensen die ruimte gebruiken. De stad zit vol met ideeën die invloed hebben op ons gedrag en denken. En dus eigenlijk is het de vraag of het wel zo’n uniek gegeven is, die virtuele realiteit, want in feite is het er al in zekere zin.” Het zijn deze inzichten die Paalman er uiteindelijk hebben toe geleid te schrijven en films te maken over plaatsen zo divers als Sardinië, de Bijlmer, Yerevan, de Dapperbuurt en Rotterdam. En al die jaren is Paalman’s centrale vraag hetzelfde gebleven: ‘Wat gebeurt er om mij heen, in mijn directe omgeving?’ “Ik heb de dingen altijd heel dichtbij willen zoeken.” Dat komt ook naar voren in zijn films. “Het biedt als methode en manier van kijken een unieke visie op een omgeving.” Meer informatie • ‘Hier in de Dapperbuurt’ is te vinden op HollandDoc.nl. •
Meer informatie over Floris Paalman is te vinden op onze website: www.tijdschriftcul.nl.
•
Kijk ook op onze website voor de eerste Cul-covers en voor artikelen en illustraties van de hand van Paalman!
tijdschrift cul 2010-2011 - jaargang 18 - nummer 5
7
s p i n h u i s r e c e n s i e
Telenovelas: fabels over een ander leven De komst van elektriciteit heeft het dagelijkse leven in El Remate, een dorp in de Guatemalteekse jungle, ingrijpend veranderd. Het werd hierdoor namelijk mogelijk om televisie te kijken. Janneke Verheijen beschrijft in haar boek De ‘nieuwkijkers’ van El Remate: Vrouwen en soaps in de Guatemalteekse jungle hoe op deze manier een wereld open ging voor de vrouwen van El Remate, namelijk die van de ‘telenovela’ (soap). Do o r T ji t ske d e Groot
De vrouwen geloven na het zien van deze romantische verhalen echter zelf niet in de romantische liefde
Ti t e l : D e ‘ n i e u w k i j k e rs ’ va n E l Remate: Vrouwen en soaps i n d e Guatemalteekse jungle Au t e u r : Ja n n e k e Ve r h e i j e n Ja a r va n p u b l i c at i e : 2005 U i tg ev e r i j : Het Spinhuis
8
Verheijen focust voornamelijk op de positie van de vrouwen in El Remate. Deze hebben weinig te zeggen binnen het gezin, alles wordt bepaald door de man. De vrouwen in soaps nemen daarentegen zelf het heft in handen, en laten zo zien dat het ook anders kan. De vrouwen geloven na het zien van deze romantische verhalen echter zelf niet in de romantische liefde. Zij betrekken wat op televisie gebeurt niet op hun eigen leven. In het echte leven zijn ze hiervoor te afhankelijk van het inkomen van hun man. Zelf worden ze niet geacht te werken, en mochten ze dit wel doen dan verdienen ze niet genoeg om hun kinderen en zichzelf te kunnen onderhouden. Hierdoor zien zij zichzelf gedwongen bij een man te blijven, ook al is er alles behalve liefde in het spel.
tijdschrift cul 2010-2011 - jaargang 18 - nummer 5
Het boek is in een hele vlotte stijl geschreven. Het verhaal is zeer goed te volgen, maar soms wordt er te veel gebruik gemaakt van eenvoudig taalgebruik waardoor het een beetje saai wordt. De opbouw van het boek is zeer logisch. Ze omschrijft eerst de situatie waarin de vrouwen leven, vervolgens het contact met de buitenwereld, gevolgd door de invloed van de televisie. Het boek is leuk om te lezen. Een opmerking is echter op zijn plaats, het onderzoek zou origineler kunnen. Het spreekt namelijk redelijk voor zich dat televisie invloed heeft op een samenleving waar voorheen weinig contact was met de buitenwereld. Ook valt het te verwachten dat oude gebruiken niet hals over kop de deur uit zullen worden gezet. Desalniettemin geeft het boek een mooi inzicht in de wereld van een Guatemalteekse vrouw.
r ec e n s i e
Het verloren dorp China aan het begin van de 21ste eeuw
Steden groeien, juichen we, en de helft van de wereldbevolking leeft er al! Maar wat speelt zich af in die steden-in-wording en wat verandert er zo snel dat je gegevens al bijna zijn verouderd op het moment dat je ze hebt vastgelegd? Antropologe Miriam Driessen legde het vast in het boek Het verloren dorp (Wereldbibliotheek 2011). D o or Jul i ë tte E i c h h o ltz
Het verloren dorp gaat over Lingdou, een dorp in de Chinese miljoenenstad Xiamen. Vroeger lag Lingdou op het platteland, aan de kust. Het was een gemeente met een bevolking van boeren en vissers. Nu is het dorp ingesloten door wegen, wolkenkrabbers en bedrijventerreinen. Als alles verloopt
Voorgoed afscheid
Miriam Driessen studeerde antropologie en urbanistiek in Amsterdam en Berlijn. Voor haar leeronderzoek verbleef ze drie maanden in Lingdou, waar ze bekeek wie de mensen zijn die wonen in zo’n dorp in de stad, en hoe zij omgaan met hun snel ver-
Mevrouw Li ziet de wereld waar zij 84 jaar in leefde verdwijnen volgens de gemeentelijke plannen, bestaat Lingdou nog een jaartje of drie en dan zal het dorp definitief moeten wijken voor prestigieuze nieuwbouwflats. Voor het zo ver is, biedt Lingdou nog onderdak aan lokale boeren en boerenmigranten uit heel China, zoals de jonge Ma die in het naastgelegen softwarepark werkt, Sun, de handige loonarbeider die in een paar jaar tijd miljonair is geworden, Chen, die zich zorgen maakt of hij met zijn schamele inkomen ooit aan de vrouw zal komen, en mevrouw Li, die hoofdschuddend toeziet hoe de wereld waarin zij 84 jaar leefde, verdwijnt. In China staat de groeiende stad symbool voor welvaart en ontwikkeling, maar steden groeien natuurlijk niet op braakland. Ze dijen meestal uit in een omland, dat al een bestemming had. Overal in China lopen uitbreidende steden tegen dorpen op. De landbouwgrond wordt opgeslokt, het dorp vooralsnog niet.
anderende situatie. Het verloren dorp is het relaas van een van de duizenden Chinese dorpen aan het begin van de 21ste eeuw. Het is géén drama en geen verhaal van boeren die met sikkels en harken vechten voor hun grond, maar een beschrijving van het dagelijkse leven, dat betrekkelijk rustig voortkabbelt tot het moment dat de bulldozers letterlijk voor de deur staan. Als zij in 2009 afscheid neemt, weet Miriam dan ook dat het een afscheid voorgoed is, omdat het dorp niet meer zal bestaan als ze er ooit terugkeert, wellicht is het al van de aardbodem verdwenen op het moment dat dit boek is verschenen en maak je als lezer kennis met een dorp dat geschiedenis is op het moment van lezen. Dat geeft een zeker gevoel van onrust, van nog snel kennis willen maken met een manier van leven die er heel snel, misschien nu al, niet meer is.
tijdschrift cul 2010-2011 - jaargang 18 - nummer 5
9
illusie..
10
tijdschrift cul 2010-2011 - jaargang 18 - nummer 5
..illusie
D oor Hannah Math ko r
tijdschrift cul 2010-2011 - jaargang 18 - nummer 5
11
Mario Rutten
Carol Carol Upadhya (55 jaar) is als hoogleraar antropologie verbonden aan het National Institute for Advanced Studies (NIAS) in Bangalore, India. Sinds begin 2010 leid ik samen met Carol een onderzoeksprogramma naar de invloed van Indiase migranten op hun thuisregio in India. Ik ontmoette haar voor het eerst in 1992 toen wij samen een boek redigeerden over kleinschalige ondernemers in Azië en Europa. Carol is van oorsprong Amerikaanse, geboren en opgegroeid op Aruba. Als promotiestudent in de antropologie op Yale University ging Carol begin jaren tachtig naar India waar ze onderzoek deed onder kapitalistische boeren op het platteland van Zuid India. Daar ontmoette ze haar man Sanjeev. Na de afronding van haar proefschrift trouwde ze met Sanjeev en woont sindsdien in India. In de afgelopen vijfendertig jaar is Carol volledig Indiaas geworden en in haar gedrag bijna niet te onderscheiden van de Indiërs. Ze spreekt vloeiend Hindi, maar praat ook Engels met een Indiaas accent. In haar gebruik van het Engels heeft ze de Indiase gewoonte overgenomen om vooral in de gebiedende wijs te spreken wanneer ze aan iemand iets vraagt. ‘Give me water,’ zegt ze in een restaurant, in plaats van ‘Can I have some water (please)?’ Ze komt regelmatig te laat op afspraken en schijnt dat de gewoonste zaak van de wereld te vinden. Ook wat betreft haar officiële status is Carol een Indiase geworden. Ze heeft nog steeds een Amerikaans paspoort, maar wordt door de Indiase overheid gezien als iemand van Indiase afkomst. Een paar jaren geleden heeft ze een PIO (Person of Indian Origin) kaart gekregen en heeft daarmee dezelfde status als migranten van Indiase afkomst die een buitenlands paspoort hebben. Collega´s in India beschouwen Carol ook als een ‘autochtoon’. Ze kan soms moeilijk tegen kritiek van buitenlanders op de Indiase samenleving. Tegelijkertijd echter is ze
12
in staat om als buitenstaander met enige afstand naar de ontwikkelingen in India te kijken en vindt het soms moeilijk om standpunten van haar Indiase collega’s te verdedigen. Haar positie als ‘buitenlander van Indiase afkomst’ is ook zichtbaar in Carol’s dagelijks gedrag. Ze mag in de afgelopen vijfendertig jaar dan wel een Indiase zijn geworden, ze kan zich tegelijkertijd blijven verbazen dat mensen in een kosmopolitische stad als Bangalore zich op een ‘Indiase’ manier gedragen. Ze bestuurt haar auto als een ‘echte’ Indiase chauffeur: ze toetert voortdurend, geeft geen voorrang aan anderen maar probeert haar auto op allerlei manieren tussen andere auto’s het verkeer in te duwen. Tegelijkertijd kan ze zich er regelmatig over opwinden als andere chauffeurs zich niet aan de verkeersregels houden en geen voorrang verlenen. Ook parkeert ze haar auto op plaatsen waar dat niet mag, maar is verbaasd dat verkeerd geparkeerde auto’s niet weggehaald worden. Carol geeft regelmatig aan dat ze niet begrijpt dat ik na dertig jaar onderzoekservaring in India toch probeer vast te blijven houden aan sommige Nederlandse gewoontes. Op haar instituut eet iedereen tussen de middag een volledig warme maaltijd bestaande uit chappaties, twee groentes, gevolgd door rijst en curry. Na zo’n lunch heb ik ’s avonds geen trek om nog een keer warm te eten, maar beperk ik me tot een boterham met kaas en wat salade. Carol vindt dat onbegrijpelijk. ‘Je kunt ’s avonds niet slechts wat snacks eten Mario, je hebt echt een warme maaltijd nodig,’ zegt ze dan. Om ervoor te zorgen dat ik tijdens mijn verblijf op haar instituut toch voldoende eet, neemt ze me regelmatig ‘s avonds uit eten. Tijdens mijn bezoek aan Carol’s instituut een maand geleden, hadden we voor ons onderzoeksprogramma een gast uit Ameri-ka op bezoek. Carol had iedere avond het diner geregeld, maar door
tijdschrift cul 2010-2011 - jaargang 18 - nummer 5
Carol alle drukte was ze daar de laatste avond niet aan toe-gekomen. ‘Ik weet wel een restaurant,’ zei ik tegen Carol toen we met onze gast bij haar auto stonden en zij zich afvroeg waar we zouden kunnen gaan eten. Carol keek wat bedenkelijk maar accepteerde mijn aanbod omdat ze zo snel niet iets anders kon verzinnen. Aangekomen in het restaurant bekeek ze de menukaart en zei met een verwijtende blik: ‘Ze hebben hier helemaal geen maaltijden, Mario. Dit is geen eten, dit zijn snacks, er wordt niet eens rijst bij de maaltijden geserveerd.’ Met tegenzin at ze haar eten op, en hoewel de Amerikaanse gast en ik genoten van
rug krijgt.’ Toen ik aangaf het juist leuk te vinden om de was zelf te brengen omdat ik op die manier een wandeling kon maken en wat meer van de buurt kon zien, keek ze mij vol ongeloof aan. Een week later kwam ik er echter achter dat ik er misschien toch beter aan doe af en toe haar advies op te volgen. Na driemaal bij de dhobi langs te zijn geweest, lukte het mij pas na zes dagen mijn was terug te krijgen. Iedere keer had de dhobi een ander excuus waarom mijn was nog niet klaar was. Twee dagen voor vertrek had ik nog een extra was en was bang dat die niet op tijd klaar zou zijn. Ik vond het daarom toch verstandiger aan iemand van het guesthouse te vragen of hij mijn was naar de dhobi kon brengen. Tot mijn verbazing lagen mijn kleren al de volgende dag gewassen en gestreken in mijn kamer. Ik heb daarom besloten om tijdens mijn volgende bezoek aan Carol’s instituut wat meer haar adviezen op te volgen en mij wat meer te gedragen als een ‘buitenlander van Indiase afkomst’. Zo weinig mogelijk anderen vragen iets voor je te doen dat je zelf ook kunt, past dan wel meer bij mijn Nederlandse opvoeding, maar maakt het leven niet altijd even gemakkelijk in India.
Carol bestuurt haar auto als een ‘echte’ Indiase, maar kan zich er ondertussen over opwinden als anderen zich niet aan de verkeersregels houden onze maaltijd, maakte Carol mij duidelijk dat dit de laatste keer was dat ze mij in India een restaurant zou laten uitzoeken. Regelmatig geeft Carol mij ook adviezen hoe ik mij in het guesthouse moet gedragen. Toen ik haar een keer aan het eind van de dag vertelde dat ik nog even de buurt in wilde om de was naar de dhobi (wasman) te brengen, vroeg ze me verbaasd: ‘Waarom breng je de was zelf naar de dhobi? Vraag gewoon aan iemand in het guesthouse om het te brengen en die zorgt dan dat je het te-
tijdschrift cul 2010-2011 - jaargang 18 - nummer 5
13
thema
Volkshelden Geert en Robin Hij neemt van de rijken en geeft aan de armen. Hij corrigeert de hebberigheid van de elite en geeft de gewone man waar hij recht op heeft. Wie is hij? Geert Wilders of Robin Hood? D o or Gosse Vu i j k
E
r was eens een persoon waarvan werd gezegd dat hij stal van de rijken om vervolgens zijn buit aan de armen te geven. De meeste mensen kennen hem inmiddels als Robin Hood, maar er zijn ook andere legendes die aan deze omschrijving voldoen. Sterker nog, er zijn levende legendes die zeggen dat ze aan deze omschrijving voldoen. Een voorbeeld daarvan is Geert Wilders en de vergelijking is treffend. Om te beginnen komt de achtergrond van Geert overeen met die van Robin. Robin was een edelman die er op een gegeven moment achterkwam dat het hem niet aan stond hoe andere edelmannen met het volk omgingen. Geert was al jaren lid van de bestuurlijke elite in Nederland, toen hij tot de conclusie kwam dat diezelfde bestuurlijke elite het volk bedonderde. Zowel Robin als Geert besloten hun kont tegen de krib te gooien en zich te verzetten tegen hun eigen groep. Pijl, boog en soundbites Hun verzet vertoont ook opvallende overeenkomsten. Robin staat bekend als een kunstenaar met pijl en boog. Hij kon van grote afstand precies raken wat hij wilde. Hierdoor hoefde hij ook nooit in gevecht te gaan maar kon hij opduiken waar hij maar wilde. Zijn tegenstanders konden niets terug doen want tegen de tijd dat de pijl was ingeslagen, was Robin alweer vertrokken. Door zijn ongrijpbaarheid dreef Robin zijn tegenstanders tot paniek en bracht hij hun machtsbasis aan het wankelen. Robin zette dus de situatie volledig naar zijn hand. Geert is eveneens een kunstenaar. Een kunstenaar met soundbites. Via telecommunicatie weet hij precies de juiste snaar te raken bij zijn tegenstanders. Hij hoeft dus ook nooit face-to-face de spreekwoordelijke degens met ze te kruisen in debat. Met als gevolg dat zijn tegenstanders dus ook bijna niets terug kunnen doen. Geert dicteert en bepaald wanneer hij iets zegt. Zijn tegenstanders kunnen daar alleen defensief op reageren. Dit leidt tot paniekreacties, waardoor de controle over het strijdperk volledig wordt overgedragen aan Geert. Dus zowel Robin als Geert vallen van grote afstand aan met grote precisie. Zo voorkomen ze de directe confrontatie en zetten ze de situatie naar hun hand. In beide gevallen blijkt dit een zeer effectieve manier van verzet. Beiden worden door het volk op handen gedragen, want zij handelen uit naam van dat volk. Robin en Geert hebben allebei een goed gevoel voor wat het volk wil. Het volk wil niet veel. Het wil alleen eerlijk behandeld worden. Maar de elite doet dit niet. Sterker nog, volgens de legendes van Robin en Geert is de elite in een strijd met het volk verwikkeld. Volgens Geert voe-
14
ren de linkse elite van Nederland een totale oorlog tegen het Nederlandse volk. Dit zei hij in zijn rede op de eerste dag van een rechtszaak tegen hem. De rechtszaak is ingegeven door die linkse elite. Geert stelt op deze manier zijn strijd met de elite gelijk aan een strijd van de elite tegen het volk. Dat is precies hoe het in de legende van Robin ook ging. Toen de edelmannen Robin wilden verslaan, begonnen ze te vechten tegen het volk. Ze arresteerden iedereen die ze verdachten van sympathieën voor hem en verbranden alle bezittingen van de verdachten. In de legende is het ook zo dat als Robin verliest, het hele volk verloren is en is overgeleverd aan de genade van de edelen. Volgens Geert zou een veroordeling van hemzelf bewijzen dat de rechterlijke macht niet onafhankelijk is. Het zou bewijzen dat de rechterlijke macht een speeltje is van de linkse elite. Hieruit volgt de conclusie dat er dus geen enkele macht is die het volk beschermt tegen deze elite. Goed en slecht Hij neemt van de rijken en geeft aan de armen. Hij corrigeert de hebberigheid van de elite en geeft de gewone man waar hij recht op heeft. Wie is hij? Geert Wilders of Robin Hood? Volgens mij is hij een legende waar we graag in geloven. Robin Hood is in mijn ogen een held en ik denk dat hij dat voor de meeste mensen is. Maar Geert Wilders laat juist zien wat het gevaar is van deze held. In de verhalen over Robin Hood zijn goed en slecht makkelijk te onderscheiden, maar in het echt zijn deze posities een stuk moeilijker in te vullen. Geert Wilders doet het lijken alsof het wel duidelijk is. Omdat Geert een held is, lijkt hij te bepalen wat goed en wat slecht is. Zo is het volgens Geert slecht om te willen zorgen voor andere mensen in de wereld die het financieel minder goed hebben dan wijzelf, hij wil graag bezuinigen op ontwikkelingssamenwerking, maar is het goed om steun te geven aan mensen die best voor zichzelf kunnen zorgen, Geert is een fanatiek pro-Israël. Voor mensen zorgen is dus alleen goed, als je voor de juiste mensen zorgt. Dit is een gevaarlijke gang van zaken, omdat de definitie van ‘juiste mensen’ nogal makkelijk kan veranderen. Iedereen is dan dus overgeleverd aan de genade van Geert. In dat geval krijgt Geert dus precies de positie waarvan hij claimt dat de linkse elite die krijgt als hij wordt ‘verslagen’. Geert Wilders, net als de varkens in Orwell’s ‘Animal Farm’, wordt precies datgene waartegen hij in opstand kwam, een elite van wiens genade het hele volk afhankelijk is.
tijdschrift cul 2010-2011 - jaargang 18 - nummer 5
COCO GUBBELS Duizend en één revoluties
De ‘helden van het volk’ vallen van een grote afstand aan met grote precisie
Er was eens… een menigte van gewone mannen, vrouwen en kinderen die op een groot plein in het midden van een oude Egyptische stad de onderdrukkers verjoegen. Het Tahrirplein in Cairo is de setting voor een sprookje waarvan niemand had gedacht dat het ooit verteld zou worden. En het bleef niet bij Egypte. Het volk van het kleine Tunesië ging hen voor en als dominostenen stonden ook in de landen er omheen gewone mensen op om hun dictator te vertellen dat ze de onderdrukking niet langer accepteren. Na het succes in Tunesië kwam ook Egypte in opstand, daarna Libië, Jemen, Algerije, Jordanië, Bahrein, Oman en Syrië. Vooral Tunesië en Egypte kwamen in het nieuws door het succes van de revolutie, terwijl in Algerije, Jemen en nu Syrië deze opstand bloedig wordt neergeslagen. Overigens niet geheel succesvol; tot op de dag van vandaag gaan mensen nog steeds de straat op. Libië is een geval apart omdat we daar, als land en met de NAVO, hebben gekozen voor inmenging. Maar over die inmenging zelf of over het verloop van de situatie in die landen wil ik het niet hebben. Nee, ik wil het hebben over de manier waarop Nederland omgaat met dit nieuws. Zelf heb ik dagen en nachten mijn ogen niet van Al Jazeera English af kunnen houden. Niet de NOS, niet RTL, niet een andere Nederlandse zender. Slechts summier druppelde de Arabische lente de Nederlandse huiskamers binnen. Pas toen het echt ging vlammen in
Waar bleef de antropologische blik op de Arabische lente? het Midden Oosten leek het alleen nog maar daar over te gaan in de media. Wel of niet deelnemen leek in de media nog belangrijker dan wat er daadwerkelijk gebeurde in het Midden Oosten. In elk programma werden deskundigen uitgenodigd: Nieuwsuur, Pauw en Witteman, De Wereld Draait Door, Uitgesproken, Eenvandaag… deskundigen van Clingendael, politicologen, oorlogsdeskundigen, Midden Oosten deskundigen, maar geen enkele antropoloog. Onderwerpen bleven steken in politiek, aanvallen, leger, politie, revolutie, heden en toekomst. En niemand die kwam vertellen over de culturele achtergrond waarin deze revoluties tot stand kwamen. Geen inzicht in waarom in Libië de revolutie anders verloopt dan in Egypte. Waar bleef de culturele benadering? Is het een gebrek geweest aan de kant van de media of aan de kant van de antropologen? Hebben de media niet het inzicht gehad om ook de antropologie te raadplegen in deze ontwikkelingen? Is de materie te complex en hebben ze daarom graag iemand die met oneliners de situatie ontknoopt en is daarom niet gekozen voor antropologen? We staan nu eenmaal bekend als uitwijdende, alles afwegende academici. Of zijn het de antropologen die verzuimd hebben zich te melden? Zijn de deskundigen zich niet bewust van de dringende noodzaak zich in dit soort situaties juist aan te bieden en te laten zien hoe belangrijk hun inzichten en kennis zijn? We zullen het misschien nooit weten. Wat ik wel weet, is dat ik het gebrek aan een antropologische bijdrage als een gemiste kans zie. Voor de media, voor de kijker en vooral voor de antropologie.
tijdschrift cul 2010-2011 - jaargang 18 - nummer 5
15
De smartelijk verdreven dwaling hulde zich in bloedkoralen, die de idylle van wereldvreemde noodlottigheid bezegelde. 2010-2011 - jaargang 18 - nummer 5 16 tijdschrift culhaar
Achter het spoor van smakelijk geslepen kristallen der chemie vonden zij troost in elkaars vochtige handpalmen. tijdschrift cul 2010-2011 - jaargang 18 - nummer 5 17
Na een eeuwig bedwelmende nachtrust wordt zij, in de blakende zon, door haar zuster liefdevol wakker gekust
tijdschrift cul 2010-2011 - jaargang 18 - nummer 5
18
tijdschrift cul 2010-2011 - jaargang 18 - nummer 5
19
In het heetst van de st rijd smeedt een drieta l robuuste kadetten ma nhaftig hun blonde, gedomesticeerde ijzer ...
u n i v e rs i t e i t
Studentenpolitiek; interessant? Studentenpolitiek; studenten lijken er niet erg warm voor te lopen. Er is een nieuwe partij die daar verandering in zegt te willen brengen. Wij legden zowel de nieuwe partij, Ons Kritisch Alternatief (OKA), als de twee reeds bestaande partijen, Mei en UvA Sociaal (UvAS), een aantal vragen voor over studentenpolitiek en het nut ervan. D o or Gosse Vu i j k Welke mogelijkheden hebben de studentenraden om invloed uit te oefenen op het bestuur van de UvA en hoe maken jullie daar gebruik van? Mei: Met de decaan op facultair niveau en de Rector Magnificus op centraal niveau, heb je als studentenraad de mogelijkheid om direct en constructief mee te denken met de vorming van het beleid. Door de verschillende rechten heb je als studentenraad de waardevolle positie dat je mening niet zomaar opzij geschoven kan en mag worden door het bestuur. Zolang je je constructief opstelt, merk je in de praktijk dat het bestuur in veel gevallen (niet alle) dezelfde constructieve houding aanneemt. Dan krijg je vervolgens veel voor elkaar. Op een aantal punten heb je ook zogenaamd instemmingsrecht, waarbij je het recht hebt om als het ware een veto uit te spreken over beleidskeuzes zoals het afschaffen van opleidingen. Dit stelt je als studentenraad in staat om daar waar een constructieve samenwerking uitblijft, niet over je heen te laten lopen. Puur alleen schreeuwen dat alles anders moet, helpt niet en zorgt ervoor dat je uiteindelijk niets bereikt. OKA: De mogelijkheden om invloed uit te oefenen binnen de studentenraden zijn op het moment zeer beperkt. De studentenraden hebben op een aantal gebieden instemmingsrecht. Dat wil zoveel zeggen als dat sommige beleidsvoorstellen ter goedkeuring naar de studentenraden gestuurd worden. Als een studentenraad het niet met een voorstel eens is, dan kan het bestuur het niet uitvoeren. Vaak is het echter zo dat het bestuur hier dan omheen beweegt. Als ze een opleiding niet op mogen heffen, dan ontslaan ze de docenten zodat de opleiding niet meer kan functioneren en alsnog opgeheven moet worden. Wat de studentenraden afgelopen jaren bereikt hebben, is miniem. Om echt invloed uit te kunnen oefenen, zou het bestuur veel meer open moeten staan voor de studenten, of studenten zouden meer herrie moeten schoppen en zouden moeten eisen dat ze gehoord worden. UvAS: De studentenraden hebben verschillende mogelijheden om invloed uit te oefenen op het bestuur van de UvA. Zo hebben de verschillende raden advies en instemmingsrecht op besluiten die door de decaan of het college van bestuur genomen worden. Daarnaast is er ook ruimte voor eigen initiatieven. Dit zijn mogelijkheden waar iedere raad gebruik van maakt. Naast deze officiële rechten kan de studentenraad ook tot actie overgaan.
Wat houdt studentenpolitiek volgens jullie in? Mei: Studentenpolitiek is het actief betrekken van studenten bij de vormgeving van het beleid van de UvA, waarbij de mening van studenten voldoende wordt meegewogen bij de beleidskeuzes, maar ook dat die punten die studenten belangrijk vinden door initiatief van de studenten zelf op de agenda kunnen worden gezet, zoals bijvoorbeeld duurzaamheid of docentscholing. OKA: De universiteit is volgens ons een instituut waar kennis vergaard en doorgegeven wordt. Een heel belangrijke rol is hiervoor weggelegd voor docenten, onderzoekers en studenten. De rest van de organisatie van de universiteit heeft als taak om dit te faciliteren. Studenten en docenten weten zelf heel goed wat zij nodig hebben om dit goed te kunnen doen. Daarom zou het bestuur van de UvA op de eerste plaats naar hen moeten luisteren. In een ideale situatie is studentenpolitiek een forum waar studenten hun wensen formuleren en in gesprek gaan met het bestuur over hoe de UvA zo gevormd kan worden dat de best mogelijke ruimte voor onderwijs en onderzoek gecreëerd worden. Dit is nu zeker niet het geval. UvAS: Studentenpolitiek gaat over de medezeggenschap aan de UvA of nog specifieker het behartigen van het belang van de student hierin. Alle partijen die meedoen aan de studentenraadverkiezingen proberen deze belangen zo goed mogelijk te behartigen. Ze maken hierbij echter wel verschillende keuzes. Zo zet UvAS van oudsher in op keuzevrijheid. Iedere student moet zijn of haar studie zelf kunnen inrichten en vorm geven. Denk hierbij aan het behoud van keuzeruimte of de mogelijkheid een deel van de studie in het buitenland te doen. Andere partijen stellen andere prioriteiten. Over dit verschil gaat de studentenpolitiek. Met de verkiezingen bepalen de kiezers welke partij zijn stem in de raad kan laten horen en daarmee welke zaken prioriteit hebben.
UvASociaal: Zo zet UvAS van oudsher in op keuzevrijheid. Iedere student moet zijn of haar studie zelf kunnen inrichten en vormgeven
20
tijdschrift cul 2010-2011 - jaargang 18 - nummer 5
Mei: Zolang je je constructief opstelt, merk je in de praktijk dat het bestuur in veel gevallen dezelfde constructieve houding aanneemt
Wat kan er beter in de studentenpolitiek van de UvA? Mei: Ondanks dat Mei er voor heeft gezorgd dat studenten actiever betrokken worden bij het beleid, kan er nog veel verbeterd worden! Studenten weten vaak weinig af van de achterliggende beleidskeuzes van hun onderwijs, en het is aan de studentenraden om de student hiervan op de hoogte te brengen. OKA: Er kan veel beter in de studentenpolitiek. Studentenpartijen moeten iedereen vertellen waar zij voor staan, wat zij kunnen en wat zij willen. Beleid mag de studenten en docenten niet ongemerkt passeren, zonder dat hun mening gehoord wordt. OKA hoopt dit beter te kunnen doen dan het voorheen gedaan werd. De van de student vervreemde, vastgeroeste studentenpolitiek moet wakker geschud worden. UvAS: De informatievoorziening is een punt dat voor verbetering vatbaar is. Dit geldt zowel voor de informatievoorziening van het bestuur naar de raden toe als de informatie van de raden naar de achterban. De opkomst van de verkiezingen schommelt al jaren tussen de 20 en 25%. Een betere uitleg over wat er precies gebeurt in de raden en het belang hiervan voor de student kan dit percentage verhogen. En hoe meer draagvlak, hoe meer de raden hun stem kunnen laten gelden.
Denken jullie dat de studentenraden echt een verandering te weeg kunnen brengen? Mei: Als de wil onder studenten er is, wel degelijk! Het moeten natuurlijk wel realistische veranderingen zijn. Als je zegt dat je als studentenraad instemmingsrecht wilt op alle beleidsmatige beslissingen, moet je bij de landelijke politiek aankloppen. Mei heeft er de afgelopen vijf tot zes jaar voor gezorgd dat studenten actiever worden betrokken bij het maken van beleid - juist doordat de studenten in de studentenraden beter worden ingewerkt en een professionelere houding aannemen. Daarnaast bereik je als studentenraad vooral dingen van het kaliber betere docentscholing en lagere prijzen voor de catering. Dit zijn marginale veranderingen, maar zeker waardevol. Zo nu en dan komen er onderwerpen langs waarbij je als studentenraad echt je spierballen moet laten zien. Een voorbeeld hiervan is de BEST-actie (behoud extra studiepunten), waarbij de studentenraad ervoor heeft gezorgd dat het halen van extra studiepunten studenten geen extra geld zou kosten. OKA: Zoals de studentenraden afgelopen jaren gefunctioneerd hebben, hebben ze geen grote veranderingen teweeg gebracht. Om iets te kunnen bereiken, moet het dus anders. Idealiter krijgen de raden meer verantwoordelijkheid. Maar ook de studentenpartijen zelf kunnen veel meer bereiken. Omdat wij denken dat we meer kunnen bereiken, hebben we Ons Kritisch Alternatief opgericht. Op de eerste plaats kan de informatievoorziening vanuit de raden beter. Zij hebben inzicht in het beleid, want zij hebben inzicht in beleidsdocumenten en kunnen in gesprek treden met het bestuur. Het is aan te raden om de vertaalslag te maken en mensen op de hoogte te brengen van wat er aan de hand is. Ook zouden de studentenpartijen wel eens harder met de vuist op tafel mogen slaan wanneer er door rekenfouten tekorten ontstaan. Een goede studentenpartij moet kritisch tegenover bestuur en beleid staan.
Ons Kritisch Alternatief: De van de student vervreemde, vastgeroeste studentenpolitiek moet wakker geschud worden
UvAS: De studentenraden hebben in de afgelopen jaren zeker ding-en kunnen veranderen. Neem het tegenhouden van het betalen voor extra studiepunten. Dit is echter lang niet het enige. Op veel terreinen, van catering tot videocolleges, hebben de studentenraden hun invloed doen gelden. Het blijft echter wel medezeggenschap. Dit houdt in dat de raden altijd in overleg en onderhandelingen hun doel moeten zien te bereiken. Er is immers geen spraken van zeggenschap. tijdschrift cul 2010-2011 - jaargang 18 - nummer 5
21
r e po rtag e
De betovering van organisch samenzijn Een Rainbowgathering is een tijdelijke gemeenschap, die draait om gelijkheid, vrede en respect. In het buurtcentrum ’t Blijvertje in Amsterdam Oost vertellen ervaringsdeskundigen Yahya, Stefanie, Evelien en Charlotte over hun beleving van de Rainbows. D o or Lavi ni a Steinfo r t B e el d Ste fani e N ijenbandr ing de Bo er
De eerste Rainbowgathering werd in 1972 in Colorado door jeugd-tribes georganiseerd. Rainbowbewegingen richten zich tegen een consumerende, egoïstische en exploitatieve maatschappij, die ook wel Babylon genoemd wordt. Een Rainbow is een tijdelijke, egalitaire, collectieve en intentionele gemeenschap en getuigt volgens deelnemers van liefde, vrede, respect, consensus, diversiteit en zelfbewustzijn. Rainbow is in principe niet in woorden te fixeren, omdat het constant in beweging is. De Rainbowgangers komen gedurende één maand ergens ter wereld samen, om vervolgens weer uit elkaar te gaan. Om Rainbow als sprookje te begrijpen zul je een Rainbowgathering hoe dan ook zelf moeten meemaken. Welcome home brother! De tradities en rituelen die Rainbowgangers nieuw leven inbliezen, zijn afkomstig van onder andere Amerikaanse indianenstammen. Er is een compleet ander tijdsbesef op Rainbow, dat aan de hand van de voorbereidingen van het eten vorm krijgt. Ongeveer drie uur voor het eten roepen degenen die
een specifieke sfeer weten te creëren. Een kleine Rainbow is vaak een stuk intiemer en persoonlijker dan bijvoorbeeld de Europese Rainbows waar de collectieve roes tijdens volle maan nog krachtiger is omdat er wel meer dan 30.000 mensen aan deelnemen. Naakt dansen In de bergen van Noordwest Spanje bezocht Yahya zijn eerste Rainbow. Op de Rainbow die hij later in Marokko meemaakte was er enige wrijving met de lokale bevolking. Zo ging het idee van vrijheid, om bijvoorbeeld plotseling naakt te gaan dansen, niet gepaard met de gebruiken van het land. Maar Rainbows kunnen op andere momenten ook heel goed met hun omgeving vermengen. Yahya benoemt de barrière tussen Rainbow en de werkelijkheid. Een Rainbow wordt namelijk vanuit binnenuit met de gehele gemeenschap opgebouwd, waardoor elementen van buitenaf verstorend kunnen werken. Stefanie geeft aan dat de lokale bevolking altijd weer anders reageert. Bij de Europese Rainbow in Finland werd de lokale bevolking naarmate de tijd verstreek steeds positiever, maar vooral in Amerika wordt het fenomeen niet altijd begrepen. De Rainbowgangers werden door Indiase media zelfs als hunters and gather-ers afgeschilderd, wat helaas op een culture clash wijst. Dit kan volgens Evelien soms frustreren: “Enerzijds wil je niemand buitensluiten, terwijl de harmonieuze gemoedstoestand van Rainbow anderzijds verstoord kan worden.” Evelien noemt hiervoor een mogelijke oplossing, door naar de toeschouwers te zwaaien en ze uit te nodigen om aan de Rainbow deel te nemen. Stefanie beschrijft haar ervaring in India waar spiritueel gezang een bevrijdend gevoel teweegbracht, waardoor iedereen euforisch begon te schreeuwen en klappen. “Je doet met z’n allen gek waardoor je je verbonden en zeker voelt.” Een dergelijke collectieve uitbarsting noemt ze een natural high. Evelien vertelt over de angel walk waarin twee rijen brothers en sister tegenover elkaar gaan staan, zodat er een tunnel ontstaat. Degene die door de tunnel loopt kan je alles geven, zoals knuffels en liefdevolle woorden. Bewondering en nieuwsgierigheid zorgen ervoor dat Stefanie zich in de Rainbowcommunity als een kind thuisvoelt. Er is geen barrière om mensen te leren kennen omdat je elkaar op dat moment als familie beschouwt.
Op een Rainbowgathering kun je je eigen realiteit scheppen en doen wat je wil koken ‘foodcircle’. Dit verspreidt zich roependerwijs over het hele Rainbowgebied. Vervolgens wordt dit twee en één uur van te voren normaals geroepen. Tussen deze aankondigingen kun je allerlei workshops volgen, zoals houtbewerken, pottenbakken en yoga. Verder kun je gaan en staan waar je wil. Bovendien leer je bijvoorbeeld welke schat aan genezende kruiden en eetbare gewassen de natuur heeft en wat je allemaal krijgt en teruggeeft aan de gemeenschap. Enerzijds kun je jezelf zijn en ontplooien, anderzijds maak je deel uit van een gelijkwaardig collectief waardoor er een sterke solidariteit ontstaat. Evelien en Stefanie vertellen enthousiast dat iedereen op Rainbow met de woorden ‘Welcome home sister/brother’ verwelkomd worden. In dit liminele moment word je in de Rainbowfamilie opgenomen, waardoor je het gevoel krijgt dat je altijd al deel van de Rainbowcommunity hebt uit gemaakt. Achter Rainbow gaat het idee van one humanity schuil. Ritue-len zoals zingen en dankzegging voor het eten versterken de collectieve solidariteit en de bewustwor-ding van je verbondenheid met de natuur. Volgens Yahya is een Rainbow keer op keer verschillend. Dit is van de gehele groep mensen afhankelijk, die van over de hele wereld op dat moment, op die plek samenkomen en
22
Samenwerken en ontplooien Hoewel je geheel vrij bent, moet je ook samenwerken om een functionerende commune te realiseren. Zo ontstaat er een hele hechte groep. Dat de eigen verantwoordelijkheid uit jezelf dient te komen, wordt door Yahya benadrukt. Daarnaast voegt hij aan de Rainbowwaarden creativiteit toe, omdat iedereen de
tijdschrift cul 2010-2011 - jaargang 18 - nummer 5
rubriek
ruimte krijgt zichzelf te ontplooien. Deze volledige vrijheid gaat echter met richtlijnen gepaard. Zo kan er een meningsverschil ontstaan wanneer sommigen Rainbowgangers deze richtlijnen als rigide regels opvatten. Het ritueel van de talkingcircle biedt daarvoor een oplossing. Een stok gaat dan de ronde, en alleen diegene die de stok heeft mag praten, zodat iedereen naar degene luistert die zijn hart wil luchten. Stefanie vertelt dat daarnaast overmatig blowen een probleem kan zijn, omdat het in passiviteit resulteert. Bovendien kan het op grote Rainbows het geval zijn dat mensen zich niet volledig betrokken voelen bij de Rainbowfamilie. Dit komt overeen met de beleving van Charlotte. De Rainbow die zij bijwoonde vond ze te zweverig, waardoor ze niet met de flow kon meegaan. Charlottes verwachtingen sloten niet bij haar ervaring aan: zo voelde ze niet de individuele vrijheid om haar eigen weg in de Rainbowcommunity te vinden. Daarvoor stond de Rainbow teveel los van de werkelijkheid en was Charlotte naar eigen zeggen op zoek naar iets wezenlijkers. Rainbow versus Babylon De innerlijke rust die Yahya op Rainbows ervaart, wil hij graag in zijn dagelijkse leven behouden. Het geeft hem de inspiratie dat dromen mogelijk zijn. Door de verantwoordelijkheid voor je ideeën te nemen, kunnen dromen daadwerkelijk in de praktijk gebracht worden. Terwijl je in Babylon continue met input overweldigd wordt, heb je op een Rainbow de kans om te bedenken wat je zelf wil en leuk vindt. Yahya vertelt dat Rainbow duidelijk maakt dat Babylon niet de enige werkelijkheid is, maar slechts een kader. Rainbowgatherings bieden namelijk de ruimte om je eigen realiteit te scheppen. Idealen die op Rainbow verwezenlijkt worden, nemen Rainbowgangers op hun eigen manier in hun leven mee. Zo organiseerden Stefanie en Evelien een feestje met Sinterklaas op het Spui, waar ze van alles gratis weggaven. De bewustwording van het feit dat je je kunt openstellen voor de mensen om je heen, kan door een Rainbowgathering ontketend worden. Yahya geeft aan dat hij zijn leven niet volledig aan Rainbow wijdt omdat hij Babylon dan toch af en toe zou missen. Daarnaast wil hij zich niet volledig aan de maatschappij ontrekken, door ook zijn bijdrage te leveren. Tussen de werelden Rainbow en Babylon probeert Yahya voor zichzelf een balans te vinden. Op Rainbows heeft hij zichzelf grondiger leren kennen, waardoor hij zich nu beter kan uiten. Dit heeft ermee te maken dat je op Rainbow de erkenning van gelijkgestemden vindt.
Positieve benadering Zowel Stefanie, Yahya als Evelien benadrukken dat de algehele positiviteit kenmerkend is voor Rainbows. De energie van het leven wordt ervaren, waardoor een groepsbewustzijn ontstaat. De kracht die hier vanuit gaat is bijzonder om mee te maken. Aansluitend vullen Evelien en Stefanie dit aan met het zeldzame moment dat een crimineel zich tussen de Rainbowgangers bevond. Uiteindelijk verzamelde iedereen zich om hem heen, en door middel van een positieve benadering: “Sorry brother, but we would like you to go now” hebben ze hem uit het Rainbowgebied geëscorteerd. De positieve insteek maakt het idee van one humanity praktisch werkzaam. Op ludieke wijze wordt door middel van muziek en dans bijvoorbeeld duidelijk gemaakt dat er wc’s gegraven moeten worden, waardoor de Rainbowgangers gemotiveerd raken. Evelien noemt de Rainbowcommunity een tegenbeweging, een reactie op Babylon. Maar hoewel het een mooi plaatje is, zijn er op Rainbowgatherings ook machtsverhoudingen. Het principe van de talkingcircle biedt daar de oplossing voor. Door naar elkaar te luisteren wordt consensus bereikt, wat wil zeggen dat er pas iets besloten wordt als iedereen het ermee eens is. Deze egalitaire, gelijkwaardige manier van samenleven kan volgens Stefanie enkel op kleine schaal standhouden. Niettemin erkent ze de menselijke neiging tot macht. Haar ervaringen op Rainbow deden haar inzien dat macht een creatie is, die veel invloed op je leven heeft. De drang tot het hebben van macht kan echter afzwakken door je van deze kracht bewust te worden. Rainbow een sprookje? Ten slotte is het de tijdelijkheid van Rainbowgatherings die het volgens Stefanie zo krachtig maakt. Iedereen raakt juist in een begrensde periode heel gedreven om er samen voor te gaan. Daarnaast zijn er ontzettend veel handen nodig om een Rainbow op het moment te laten ontstaan en ten slotte ook weer af te breken. Hierin schuilt een soort organische magie. Maar of Rainbow ook een sprookje is? Yahya vraagt zich af of sprookje überhaupt kunnen bestaan, aangezien álles kan bestaan zolang je er maar in gelooft. Hij zou Rainbow geen sprookje noemen, omdat het werkelijkheid kan worden. Maar misschien wordt Rainbow wel over een paar honderd jaar als sprookje overgeleverd. Evelien en Stefanie vinden een Rainbowgathering wel een sprookje, omdat het als een droomwereld tegenover onze realiteit staat. En voor degenen die in Babylon vastzitten en op Rainbow ontvangen worden, kan een droom werkelijkheid worden. Daarvoor is geloof in dit magische sprookje echter essentieel.
tijdschrift cul 2010-2011 - jaargang 18 - nummer 5
23
thema (engels)
Globalising Cinderella After years of slave like labour, sweet Cinderella escapes her evil step family by the help of a fairy godmother and marries a prince, living happily ever after. The story of Cinderella is a good story but how realistic is it? We are told that Cinderella is the victim of three evil women. When we translate this story to the Netherlands, today, who is Cinderella, who are the evil women and how can we define the good and the evil? B y Femke Awater
T
he story of Cinderella gives the reader a warm, safe feeling. Cinderella is saved and the fairy tale ends beautifully leaving the readers with a happy sigh of relief. We find ourselves cursing the evil family members and asking ourselves how they could have been so mean to Cinderella. We are happy that she has escaped and that she can now live with her prince charming. The kingdom that Cinderella and her prince reigned, however, has faded and the fairy tale has not completely come to a close. Today, in many households in Europe, different Cinderellas still excist. Today’s Cinderellas, however, do not come from dead husbands or failed marriages and do not wait for princes to rescue them. Today’s Cinderallas come from a little further away, in fact, a few countries away, in fact, sometimes a whole continent away. Today’s Cinderellas clean, cook, take care of children, dogs, gardens or elderly people. We do not know them as Cinderellas but by the name: domestic workers.
by the ‘natural female role’. When the woman leaves this role, the first automatism is not to divide the domestic work evenly among male or female family members, but to find - and often buy - another female caretaker to replace the first. This is where the emancipation cycle takes a funny turn, because in order to emancipate a lot of women in Europe, other women have to take over the domestic work which still remains to be informal. The replacement of care could of course be seen as a new labor market. What we see in practice, however, is that this has not been the case. Because domestic work is never
Looking at today’s Cinderella story is quite difficult. Determining who is evil and who is not, is very unclear
History of paid domestic work In 19th century Holland, paid domestic work was already part of everyday life. In the time of industrialization, the demand for maids in the growing cities grew rapidly and created a flow of young girls from the country side to the cities. Later in time, when this flow grew smaller, German girls became very popular as ‘live in’ maids. After the Second World War, the idea about domestic work changed and a new model of the perfect ‘housewife’ came into existence. Because of the welfare and sufficient amount of men, women did not need to work outdoors in order to provide for the family anymore. Women stayed at home to take care of the domestic work. Different rules of perfect housework came into existence and created the environment in which domestic work was rather done by the woman of the house herself. Because of this model, domestic work was now measured by a higher standard of perfection. This image, however, changed again from 1970 onwards because of the emancipation wave in which women collectively joined the labor market. This apparent emancipation of women gave a lot of them the chance to get out of the private and informal sphere. Housework or domestic work was and is, however, still associated with work that is done out of love, care or necessity
24
accepted as work it has never been institutionalized as such. Governments have never acknowledged it. Informal flows When cheap and flexible care is not found on the formal labor market, people often turn to the informal one. Informal migrant labor is often cheap because it avoids taxes and because migrants are not in the position to ask for much, due to their vulnerable position in society. Illegal domestic workers are vulnerable because of two reasons. First of all they lack a social network that can support them, stand up for them, and provide them with a place to stay or help them with anything whatsoever. Although they might know some people with the same nationality, these people often share their vulnerable position and cannot be of much help. The second reason for them to be vulnerable is because of their illegal status and fear of exposure to the police. This vulnerability makes illegal migrant domestic workers extremely dependent upon their employers and dependency creates a lot of flexibility and devotion. The stranger Cost and flexibility seem obvious reasons to hire a migrant domestic worker. There remains to be something strange, however, about hiring a complete stranger to enter into the most intimate part of your life. To let a stranger clean your
tijdschrift cul 2010-2011 - jaargang 18 - nummer 5
The employer needs this alienation from its domestic worker to feel the authority and to give orders to let the domestic worker do what we consider ‘dirty’ work dirty underwear, your expensive couch, your toilet, your bed, to prepare your food or even more intimate, raise your children. When this stranger comes from a little village two hours away from your city, when your neighbor heard some good things about her, when she looks familiar and clean to you, when you can talk and get along easily, then, maybe, this strangeness can be overcome. When the stranger looks different, speaks different, smells different and comes from a completely different continent, like many of the migrant domestic workers today, how then will you ever overcome this strangeness? Maybe you won’t. Maybe you don’t want to overcome it. Maybe the most important reason to hire a migrant domestic worker, more important even than cost and flexibility, is that you want the domestic worker to be a stranger you cannot relate to all that much. Simmel, in his book, On individuality and social forms (1971), speaks about this stranger. He states that we need the stranger in our society and that the stranger has to be close and remote to us at the same time. He is part of the society and society can relate to him, he is, however, also fundamentally different because he initially does not belong in it. It is a dual relationship that shows society what is strange and more importantly, what is not. In the case of migrant domestic workers we see an apparently weird relationship between domestic workers and their employer(s). The domestic worker is extremely close, yet at the same time, extremely remote. The relationship between the migrant domestic worker and the employer(s) holds a distance that indicates that the cleaner is different, strange. Following Simmel’s argument, Anderson (2000) adds that the employer, who is often female, needs this differentiation between ‘herself and the type of women who does the dirty work and [that] racialised/ethnic identities are a means of so doing’. The domestic worker therefor needs to be different in order to come this close. The employer needs this alienation from its domestic worker to feel the authority and to give orders to let the domestic worker do what we consider ‘dirty’ work. What can be seen in practice is that racialised or ethnic identities are often used as a means for this alienation. Thus, the domestic worker needs to be different, needs to be alienated, in order to be this close to her employers. Simmel, however, also turns this around. He states that we do not only need a worker that is this close to us, to be different, we also need someone different, to be near to us, in order to know ourselves. We, in fact, need the alienation from the stranger to form our own national or personal identity. To have the domestic worker, different from us, this close, reaffirms our own identity and status. Who does what work, in what way says a lot about social relations and reaffirms them. Having a domestic worker different from oneself shows you are in a different position with a higher status.
Another Cinderella story Comparing the story of the migrant domestic worker and the fairy tale of Cinderella, a few things stand out. In the Cinderella story, the reader comes to hate the evil step family that forces Cinderella to work like a slave in her own house. The evil women are portrayed as spoiled, lazy and mean and it makes the reader wonder why they do not do their own domestic work. Looking at the real picture of domestic workers today, we see that women in the Netherlands still (have to) feel responsible for doing domestic work but do not find time to do it. When they hire a domestic worker to do the job, maybe out of a feeling of necessity, does this make them less evil than the women from the fairy tale? Maybe it does because they do not treat the domestic workers like dirt, in the same way that the women do in the story. Today, we do not need to treat them differently in order to differentiate ourselves from them. We prefer to hire a migrant to show the difference and reaffirm our status. Is this really that much better? Still, domestic workers today, seem to choose the work they do. They are not forced like Cinderella. How much choice, however, do they have? The good and the bad Looking at today’s Cinderella story is quite difficult. Determining who is evil and who is not, is very unclear. What is the same, however, is that Cinderella is still invisible. Are people in the Netherlands aware of this invisible workforce behind our current economy or do they live in a fairy tale where non of this exists? Maybe the question should not be, who is bad and who is evil, maybe the questions should be, who are the domestic workers and why are they here. When domestic work is acknowledged as work, maybe migrant workers can get work permits to do the work they do.
Resources: Ander son, B. 2000 D oi ng th e di r ty work . T h e g l oba l pol i tic s of dom esti c l abour. London: Zed Books. Lutz, H. 2002 At your ser v i ce m adam ! th e g l obal i zation of dom esti c ser v i ce. Fem i ni st Rev i ew 70 : 89–104 Si m m el 1971 On the individuality and social forms. Chigago: Uni ver si ty of Ch i cag o Press.
tijdschrift cul 2010-2011 - jaargang 18 - nummer 5
25
thema
De gruwelijke waarheid achter ‘…en ze leefden nog lang en gelukkig’ Sprookjesfiguren zijn de afgelopen jaren op verschillende manieren met geweld geassocieerd. Zo kwam het computerspel Fairytale Fights uit, waarin je als sprookjesfiguur zoveel mogelijk andere figuren moet afslachten. En sinds enkele weken is de film Red Riding Hood in de bioscopen te zien, waarin op bloederige wijze jacht wordt gemaakt op een weerwolf. Zowel het spel als de film laten een gewelddadige kant van sprookjes zien die misschien onverwacht, maar niet geheel vreemd is. Het karakter van de verhalen, die de gebroeders Grimm in de negentiende eeuw gebundeld hebben uitgegeven, zijn namelijk gruwelijker dan vaak wordt gedacht. D o or Joyce Pl akk é
V
elen van ons zijn opgegroeid met kindvriendelijke Disney-verhalen waarin boze stiefmoeders en slechte koninginnen een belangrijke rol spelen. De slechterik verdwijnt vaak aan het einde van het verhaal of krijgt een redelijk milde straf. Dit zijn echter vaak sterk gepolijste versies van de oorspronkelijke vertellingen van de gebroeders Grimm. Want wie zou bij het zien van de Disney-film Assepoester bedenken dat de stiefzusters in het origineel een deel van hun voet afhakken om in het schoentje te passen? En dat hun ogen aan het einde van het verhaal worden uitgepikt door duiven om ze zo te straffen voor hun valsheid? Lief en onschuldig? Het klopt dus niet helemaal dat de sprookjes van de gebroeders Grimm lieve en onschuldige verhalen zijn die van oorsprong bedoeld waren om jonge kinderen normen en waarden bij te brengen. De eerste publicatie van de verhalenbundel van de Grimms was zelfs voornamelijk bedoeld als vermaak voor volwassenen, met gewelddadige en gruwelijke passages. De eerste bundel werd echter niet met luid gejuich ontvangen. De broers merkten dat het commerciële succes bij de kinderen lag en niet bij de volwassenen. Daarom pasten de Grimms de verhalen hierop aan. Passages die verwezen naar seksuele aspecten werden verwijderd, maar het bloederige karakter bleef behouden. Ze hebben hierbij niet geprobeerd om straffen voor de slechteriken en het lijden van de slachtoffers minder zwaar te laten lijken. Sterker nog, dergelijke passages hebben zij juist verlengd en in een aantal gevallen zelfs extra toegevoegd. Maria Tatar, een Amerikaanse geleerde die zich onder meer gespecialiseerd heeft in Duitse kinderliteratuur en folklore, spreekt hierbij over een ‘pedagogie van angst’. Dit wil zeggen dat in de negentiende eeuw juist met ongecensureerde verhalen van geweld, bloed en dood werd getracht kinderen morele lessen bij te brengen. Bloederig Moord en doodslag komen veelvuldig voor in de verhalenbundel van de Grimms. Een voorbeeld hiervan is Het zingende botje. Dit verhaal gaat over twee broers die beiden een opdracht
26
van de koning uitvoeren om een levensgevaarlijk wild zwijn te doden. De beloning is de hand van de koningsdochter. Als het jongere broertje slaagt in de opdracht en met het beest op weg is naar de koning, wordt zijn oudere broer jaloers. Deze vermoordt hem en trouwt vervolgens met de koningsdochter. Jaren later komt de waarheid aan het licht, doordat een herder een botje van het geraamte vindt. De oudere broer wordt als straf in een zak genaaid en levend verdronken. Een ander moordzuchtig verhaal is De roverbruidegom. Hierin geeft een molenaar zijn dochter weg aan een onbekende man. Het meisje vertrouwt hem niet, maar na lang aandringen van de bruidegom zoekt ze hem thuis op. Eenmaal aangekomen bij zijn huisje midden in het bos, hoort ze van een oud vrouwtje dat het een ‘moordenaarshol’ is. Ze verstopt zich en even later ziet de molenaarsdochter een roversbende binnenkomen. Zij dragen een gillend meisje met zich mee, dat terplekke in stukken wordt gehakt. Vleerkens Vogel is een derde vertelling met een zeer bloederig karakter. Hierin draait het om een heksenmeester die, verkleed als oude man en bedelaar, jonge meisjes betovert om ze vervolgens mee naar zijn huis te nemen. Na een aantal dagen met een van de behekste meisjes samen te zijn geweest, gaat hij op reis en blijft het meisje alleen achter. De heksenmeester geeft haar de sleutels van alle deuren in het huis en een ei. Hij waarschuwt dat het ei niet stuk mag gaan en dat het meisje alle deuren mag openen, behalve een bepaalde deur. Het meisje kan haar nieuwsgierigheid niet bedwingen en opent de verboden deur. Daar krijgt zij de schrik van haar leven: “Er stond een groot bloedig bekken middenin de kamer waarin dode, in stukken gehakte mensen lagen, daarnaast stond een houtblok waarop een blinkende bijl lag” (J. en W. Grimm & Antonides-Gevers Leuven 1996 [1973]: 124-125). Van schrik laat het meisje het ei in het bloed vallen, maar het lukt haar niet om het bloed ervan af te halen. Bij terugkomst ziet de heksenmeester aan het ei dat het meisje de verboden deur is binnengegaan: ‘Ben je tegen mijn wil die kamer ingegaan?’ sprak hij. ‘Dan zal je er tegen je eigen wil weer binnengaan. Je leven is ten einde.’ Hij wierp het meisje neer, sleepte haar aan de haren
tijdschrift cul 2010-2011 - jaargang 18 - nummer 5
Het negentiende eeuwse kind leerde morele lessen met ongecensureerde verhalen van geweld, bloed en dood
erheen, sloeg haar op het blok het hoofd af en hakte haar in stukken, zodat haar bloed op de grond wegvloeide. Daarop wierp hij het meisje bij de andere in het bekken’ (J. en W. Grimm & Antonides-Gevers Leuven 1996 [1973]: 125). De stiefmoeder Er zijn meerdere aspecten in de vertellingen van de gebroeders Grimm te ontdekken die verwijzen naar ideeën van haat en geweld. Zo zijn er de kwaadwillende personages, die het slechte moeten personifiëren. Het bekendste voorbeeld hiervan is de stiefmoeder. Volgens de Nederlandse psychiater Cees Schuurman is de stiefmoeder in sprookjes een geschikt personage om het kwaad te vertegenwoordigen. Door de afwezigheid van een bloedband met haar stiefkind, ontstaat het idee dat zij misschien niet goed voor het kind zal zorgen. De bekende ‘moedergevoelens’ die gevoeld worden voor de ‘bloedeigen’ kinderen, ontbreken in de band met een stiefkind. Dit idee heeft ertoe geleid dat stiefkinderen in sprookjes slecht worden behandeld door stiefmoeders en dat de stiefmoeder vaak voor ‘het kwaad’ staat. Dit is ook terug te vinden in Assepoester. Het is opvallend in het verhaal dat de vader van Assepoester niets doet om zijn nieuwe vrouw en stiefdochters tegen te gaan. Er kunnen vraagtekens gezet worden bij deze passiviteit. Volgens de Amerikaanse Ruth Bottigheimer, gespecialiseerd in Europese sprookjes, is dit een terugkerend patroon in de vertellingen van de gebroeders Grimm. In het verhaal wordt de aandacht vooral gelegd bij het slechte personage die de negatieve handelingen pleegt. Volgens Bottigheimer is dit vaak een vrouw. Deze persoon krijgt aan het einde van het verhaal de ergste straffen, maar de man is volgens Bottigheimer net zo slecht. Deze is vaak afwezig in het verhaal, wat gezien wordt als een reden om hem ‘vrij te spreken’ van consequenties. Maar het is juist zijn passiviteit die hem net zo schuldig maakt als de vrouwelijke slechterik. Jongen wordt voedsel Ook kannibalisme komt voor in de sprookjes van de gebroeders Grimm. Het verhaal Van de wachtelboom is hier een voorbeeld van. Hierin gaat het om een vader en diens zoon. De vader trouwt met een nieuwe vrouw en krijgt met haar een dochter. De stiefmoeder koestert diepe haatgevoelens voor haar stiefzoon en onthoofdt de jongen. Zij probeert de schuld vervolgens in de schoenen van haar eigen dochter te schuiven. Om haar dochter te ‘beschermen’, hakt zij het lichaam van de jongen in stukken en kookt het in een pot met azijn. Ze maakt er vervolgens een gerecht van dat zij opdient aan haar nietsvermoedende man. Volgens de Amerikaanse psycholoog Sheldon Cashdan komen kannibalistische praktijken vaak in sprookjes voor, omdat deze het slechte karakter van een personage nog eens extra benadrukken. Het vermoorden van iemand is tot op zekere hoogte nog enigszins begrijpelijk, maar het lichaam na de moord in stukken hakken en opeten (of in dit geval aan iemand anders opdienen), maakt van het personage een ‘weerzinwekkend mens’. De Engelse historicus Macleod Yearsley denkt dat hier ook de oorsprong van dit soort kannibalistische verhalen in ligt.
Volgens hem zijn deze verhalen waarschijnlijk ontstaan toen een ‘superieure’ groep niet meer aan kannibalisme deed, maar andere ‘inferieure’ groepen wel. Dit resulteerde in beschrijvingen, waarin de andere en ‘mindere’ groep werd voorgesteld als bestaande uit ‘walgelijke wezens, demonen en monsters’. De hierboven beschreven verhalen zijn slechts een kleine selectie van de bloederige vertellingen die de gebroeders Grimm in hun bundel hebben meegenomen. Het is jammer dat het oorspronkelijke karakter van deze sprookjes grotendeels is vergeten. De films van Disney zijn leuk, maar, zou het niet beter zijn als we ook de versies van de gebroeders Grimm kennen? Misschien dat deze gewelddadige verhalen de moraal beter overbrengen dan die van Disney. Kijk bijvoorbeeld naar het verschil qua straf voor de slechterik in Sneeuwwitje. In de Disney-versie valt de stiefmoeder van een rots. Bij de versie van de gebroeders Grimm wordt zij gedwongen om te dansen in gloeiend hete ijzeren schoenen tot de dood erop volgt. Het is maar de vraag waar kinderen meer van leren: een verbloemd droombeeld of de gewelddadige realiteit. Bronnen: Botti g h ei m er, Ruth 1987 Gri m m ’ s Bad Gi rl s & Bol d Boys: T h e M oral & Soci a l Vi si on of th e Ta l es. Londen: Yale Univer- si ty Press. Cash dan, Sh el don 1999 T h e Wi tc h Must D i e: T h e Hi dden Meaning of Fai r y Tal es. New York: Basi c Books. Gri m m , Jacob en Wi l h el m Gri m m & A . AntonidesGever s Leuven 1996 [1973] Gri m m : Sprookj es voor ki nd e n gez in. Vol l edi g e ui tg ave van de 200 sprookjes en 10 ki nderl eg enden ver zam el d door de g e broe der s Gri m m m et ui tvoeri g e aantekeningen en reg i ster s. Rotterdam : Lem ni scaat. Sc h uurm an, C. J. 1976 [1973] Er was eens…er is nog: De symbolische betekeni s van sprookj es. D eventer: A nkh- Herm es b. v. . Tatar, Mari a, en Tra cy Arah D oc kray & Jacob en Wi l h el m Gri m m 1997 Gri m m ’ s Gri m m est. San Franci sco: Ch roni cl e Books. Year sl ey, Ma cl eod 2005 [1924] T h e Fol kl ore of Fai r ytal e. Wh itefish : Kessi ng er Publ i sh i ng s Leg acy Repri nt Series. Zi pes, Jac k 1 9 8 3 Fairy Tales and the Art of Subversion: the Cl assi cal Genre for Ch i l dren a nd th e P roc ess of Ci v i l i zati on. Por tsm outh : Hei nem ann Educ a- ti onal Books Ltd.
tijdschrift cul 2010-2011 - jaargang 18 - nummer 5
27
A rt i Cu l
28
tijdschrift cul 2010-2011 - jaargang 18 - nummer 5
ArtiCul
A Royal Collection Door M erel Rem kes
De Australiër Mike John (27) is fotograaf en digitaal artiest. Hij is geïnteresseerd in fotografie als middel om een bepaalde realiteit te creëren en maakt beelden door traditionele fotografie met nieuwe media technieken te combineren. Na het behalen van zijn bachelor Design/Photography in Toronto (Canada) exposeerde hij wereldwijd. Mike’s werk draait vaak om de vraag hoe de samenleving en individuen geportretteerd worden door middel van geconstrueerde betekenissen. Al vanaf jonge leeftijd is hij geïnteresseerd in de geschiedenis en tradities van het oude Europa. Inspiratie voor de serie ‘A Royal Collection’ ontstond toen hij verschillende Europese galerieën bezocht. Vooral de portrettering van koningshuizen en adel fascineerde hem: de romantische elementen, de stijve houding, de regimentaire levensstijl van die tijd en de ijdelheid die zo nadrukkelijk wordt tentoongesteld. Door het gebruik van humor wil Mike de kijker bewust maken van sociale structuren binnen een samenleving. Zo wil hij met deze serie laten zien dat de top van de hiërarchie vervuld is van elitisme en verwennerij, waarin zelfreflectie en het contact met de realiteit wel eens ontbreekt. Door te spelen met de conventionele verbeelding van schoonheid laat Mike zien dat rijkdom en sociale positie niet alleen de macht heeft om de notie van schoonheid te beïnvloeden, maar dat het daarnaast zichzelf boven die schoonheid plaatst. Foto’s uit deze serie zijn geselecteerd voor verschillende tentoonstellingen, waaronder de IRIS Awards, de York Society Photographic Awards, en de City of Perth Art Award. Ondanks dat hij nog steeds fotografeert, blijft Mike’s werk steeds in ontwikkeling en neigt hij tegenwoordig meer naar animatie en digitale illustratie.
tijdschrift cul 2010-2011 - jaargang 18 - nummer 5
29
thema
Het kwaad van de aarde Monsters, welk kind is er niet bang voor de schaduwen van de slaapkamer? En zelfs volwassenen kunnen rillingen krijgen van dit fictieve kwaad. Wat aan deze wezens inspireert de mens zo? D o or I re ne Bey dals The Wendigo, The Wendigo! Its eyes are ice and indigo! Its blood is rank and yellowish! Its voice is hoarse and bellowish! (deel van Ogden Nash zijn gedicht ‘The Windigo’, 1936) Tussen monsters bestaan grote overeenkomsten. Ze zijn allemaal extreem slecht, een gevaar voor de samenleving. Het zijn vaak menseneters; van Dracula die zich te goed doet aan het bloed van slapende slachtoffers tot Godzilla die Tokio en New York onveilig maakt op zoek naar een maaltje voor haar kleintjes. Ook in verschijning lijken ze op elkaar, vaak grote en sterke beesten, een amorfe mix van een mens en verschillende dieren. Zo heeft Medusa een kapsel van slangen, de sphinx een leeuwenlijf en een mensenhoofd en verandert de weerwolf van
verkracht de incubus vrouwen in hun slaap en staan Windigo's erom bekend eigen familieleden te misbruiken en te verslinden. Verhalen over deze monsters laten zien hoe het níet moet en nemen zo een belangrijke plaats in in de civilisatie van kinderen. De mogelijkheid om door slecht gedrag zélf in een monster te veranderen, werkt afschrikwekkend. Monsters kunnen ook een psychologische uitlaatklep zijn. Seriemoordenaars worden vaak als monsters geportreteerd, alsof ze geen deel (meer) uitmaken van de menselijke samenleving. Het is zo makkelijker om te begrijpen hoe iemand tot zulke wreedheden kan komen. De gevaarlijke ander Monsters zijn een duidelijk voorbeeld van hoe gevaarlijk de Onbekende Ander kan zijn. De Ander die de samenleving schade toe doet en steelt van de bevolking. De Ander die moet worden verdreven. De mens-Windigo
Monsters zijn een duidelijk voorbeeld van hoe gevaarlijk de Onbekende Ander kan zijn een mens in een bloeddorstige wolf. Deze gevaarlijke wezens leven in de donkere dieptes, ver van de menselijke beschaving. Primordiaal, mens of schepping Monsters zijn onder te verdelen in verschillende categorieën. Zo zijn er de primordiale, oeroude wezens, als afstammelingen van de goden of oervaders van de mens sterk met ons verbonden. Hun ouderdom en kracht dwingt respect af, hun kwaadaardigheid angst. De Cycloop Polyphemus die Odysseus blind maakte was bijvoorbeeld de zoon van de god Poseidon. En godin van de dood Kali, de Indiase demoon die mensenvlees eet en -bloed drinkt, is een archaïsche schepping. Dan hebben we monsters die vroeger gewone mens waren. Ze zijn nu onsterfelijk, maar waren dat oorspronkelijk niet. Zoals de vampier die vroeger een gewone man of vrouw was, en Hannya, een vrouwelijke Japanse demoon die baby’s eet. Zij was eerst een prachtige vrouw, maar werd gek en veranderde in een demoon. De Windigo die in Noord Amerika leeft, is een apart soort monster. Deze wezens hebben een bevroren hart. De Windigo is een primordiaal wezen, maar mensen kunnen ook Windigo worden. Een mens kan in een Windigo veranderen door slecht te leven. In de beginfase kan dit proces nog worden tegengehouden, maar later is dit helaas niet meer mogelijk. De enige oplossing om de mens-Windigo te verslaan is hem, net als de archaïsche Windigo, in stukken te hakken en te verbranden, zodat zijn hart ontdooit. Ongeciviliseerd Monsters zijn voorbeelden van extreme slechtheid en ongeciviliseerdheid, een mooi contrast met het goede. Ze kunnen vaak niet normaal praten, maar slaken gruwelijke kreten. Ze houden zich bezig met kannibalisme, met verkrachting en incest. Zo
30
is een voorbeeld van de gevaarlijke ander binnen de samenleving, hij kan zelfs een familielid zijn geweest. Strijdend tegen mythologisch/echt kwaad zijn veel mensen gestorven, zoals tijdens de heksenjacht in Europa en Noord-Amerika en de jacht op vampieren in Slavische landen. Ook werden de Joden in Europa lange tijd als kannibalistische, monsterlijke wezens beschouwd. Mede hierdoor kon de genocide van de Joden door de Nazi's worden goedgepraat. Voor het Westerse superioriteitsgevoel zijn monsters gemakkelijk in te zetten. Volkeren waarvan bekend is dat ze in hun verleden aan kannibalisme hebben gedaan, zouden minder zijn dan de Westerse beschaving. Het monsterlijke wezen bewandelt de hele aarde. Het geeft een vorm aan ongesproken angsten, helpt bij de civilisatie van kinderen, maar geeft ook de mogelijkheid om eigen slechtheid te verklaren en soms ook goed te praten.
Bronnen: Gi l m ore, D . D . 2003 Monster s, Ev i l Bei ng s, Myth i cal Beasts, and Al l Man ner of Im ag i nar y Terror s, Uni ver sity of Pennsyl vani a Press Rei m er, P. J. 2000 [1959] Kl assi eke oudh ei d, Na m en en begrippen ui t de Gri ekse en Rom ei nse oudh ei d van A tot Z, Het Spectrum Utrec h t Tei c h er, M. 1960 Wi ndi g o Psyc h osi s; A Study of a Rel ationship between Bel i ef and Beh av i or am ong the Indians of Nor theastern Canada, Univer sity of Wash i ng ton Press
tijdschrift cul 2010-2011 - jaargang 18 - nummer 5
o c n i e u ws b r i e f
OC-Nieuwsbrief De Opleidingscommissie (OC) is een adviesorgaan binnen de opleiding Culturele Antropologie. De commissie geeft de universiteit gevraagd en ongevraagd advies over onderwijsgerelateerde onderwerpen en probeert onder andere door middel van evaluaties de kwaliteit van het onderwijs te bewaken. De OC bestaat uit vier docenten en vier studenten. De docentleden zijn momenteel: Oskar Verkaaik (voorzitter), Julie McBrien, Barak Kalir en Vincent de Rooij. De huidige formatie van de studentleden bestaat uit: Cecilio do Rosario, Khadija Amellah, Michelle de Gruijl en Adam Abu Khamis. De evaluaties van het eerste semester van dit studiejaar zijn reeds besproken. De vakken zijn ditmaal echter zeer goed uit de bus gekomen waardoor er geen actie ondernomen hoeft te worden. Ook de panelgesprekken heeft de OC behandeld. De voornaamste kritiekpunten die naar voren kwamen waren het gebrek aan loopbaanoriëntatie, de slechte kwaliteit van de studiegids (summiere informatie) en het gebrek aan ‘niet-westerse’ denkers en theorieën. In de nieuwe structuur zal meer aandacht besteed worden aan de loopbaanoriëntatie. Ook heeft de OC de universiteit aangeraden om studenten een LinkedIn profiel te laten aanmaken, om zo in contact te komen met antropologen in het veld. De studiegids wordt onder handen genomen en er wordt gekeken hoe er ruimte gemaakt kan worden voor niet-westerse denkers binnen onze opleiding. Bij dezen willen wij jullie graag oproepen voor een nieuwe ronde panelgesprekken: dit in verband met de accreditatiecommissie die volgend jaar op bezoek komt om onze opleiding te beoordelen. We stellen het zeer op prijs als jullie je hiervoor opgeven. Ditmaal zullen wij ook de eerstejaars studenten willen spreken omdat iedereen op dit moment een goed overzicht heeft van een heel studiejaar. We hopen echt dat jullie je hiervoor opgeven, dit is in ieders belang! Op het moment ziet het ernaar uit dat we de gesprekken tegen eind mei/begin juni zullen houden. Wie hieraanmee zou willen werken of wie hier meer informatie over wil, kan mailen naar ceciliodorosario@hotmail.com.
Verder gaan wij, zoals jullie reeds vernomen zullen hebben, spannende tijden tegemoet met de nieuwe acht-vier-acht-structuur die vanaf studiejaar ingaat. Zoals jullie zelf wel hebben bedacht: een radicale verandering van het onderwijssysteem levert altijd de nodige problemen op. Daarom is het van belang, voor zowel jullie als voor ons, dat problemen aangekaart worden. Wij zijn altijd bereikbaar en benaderbaar dus maak daar goed gebruik van! Iedereen is erbij gebaat dat er goed onderwijs wordt gegeven maar zonder jullie stem kunnen wij als OC weinig klaarspelen. Kortom, wees het komende studiejaar alert en ga op je strepen staan zodra dat nodig is. Wij zijn er voor jullie! Als laatst willen we twee nieuwe studentleden verwelkomen, namelijk Michelle de Gruijl & Adam Abu Khamis. Zij hebben reeds de taken van Willemijn Rijper en Laurie Dul overgenomen, van wie wij helaas afscheid hebben moeten nemen. Hun geweldige inzet voor de OC zal echter niet vergeten worden en wij wensen hen het allerbeste met hun toekomstige ondernemingen! Onthoud: voor problemen, klachten, ideeën of vragen kunnen jullie ten alle tijden mailen naar ceciliodorosario@hotmail.com (tot en met de zomervakantie) of opleidingscommissie-ca@uva.nl. Ook kan je altijd één van ons aanspreken in de wandelgangen van de UvA. Tot ziens in het Spinhuis?
tijdschrift cul 2010-2011 - jaargang 18 - nummer 5
31
k r i n g a n t ro po lo g i e
Alumnirubriek: Berichten uit het veld Het is de droom van bijna ieder van ons; van antropologie je beroep maken. Voor velen zal dit een droom blijven, maar voor sommigen is het de dagelijkse realiteit. Hoe ziet dat eruit, zo’n werkdag als professioneel antropoloog? Voor alumnivereniging Kring Antropologie (zie kader) schreven enkelen een column hierover voor de website www.antropologennetwerk.nl.
De informant op onderzoek D oor M i c h i el Baas
Dr. Michiel Baas (1975, Hoorn) is onderzoeker en coördinator van het International Institute for Asian Studies (IIAS) in Amsterdam. Voor zijn masterscriptie deed Baas onderzoek onder IT-professionals in de Zuid-Indiase stad Bangalore. Hij ontdekte daarbij onder meer dat veel Indiase jongeren in Australië willen gaan studeren. Die ontdekking werd het vertrekpunt voor zijn promotieonderzoek: Imagined Mobility: Migration and Transnationalism among Indian Students in Australia.
32
“Ik heb Paresh net bij de bushalte opgehaald en nu staat hij, met zijn jas nog aan, te kijken naar mijn boekenkast. Hij knikt goedkeurend: hij is in het huis van de onderzoeker. Als informant had hij me tot nu toe altijd op zíjn terrein moeten dulden, nu zijn de rollen omgedraaid. Hij is naar Amsterdam gekomen als onderdeel van een korte backpacktrip door Europa. Terwijl hij een glas cola aanpakt vertelt hij honderduit over zijn belevenissen in Duitsland en België. Amsterdam moet nóg bijzonderder worden, want hier kent hij tenminste iemand: mij. Ruim vijf jaar ken ik Paresh nu. Ik kwam hem voor het eerst tegen in Melbourne toen ik mijn promotieonderzoek deed naar Indiase studenten in Australië. Ik was geïnteresseerd geraakt in deze groep omdat ze na hun afstuderen van plan waren een Australische verblijfsvergunning aan te vragen. Van student tot migrant. Zo ook Paresh. Ik volgde hem in Melbourne gedurende een half jaar en sprak hem daarna weer in India, toen hij voor een tijdje weer bij zijn ouders in Hyderabad was gaan wonen. Uiteindelijk logeerde ik nog een week bij hem toen hij, in het bezit van de Australische nationaliteit, in Canberra woonde en werkte. Nu, ruim twee jaar later, woont en werkt hij alweer een jaar in Engeland. Hij is van plan om over twee maanden naar Palm Beach te verhuizen, waar een vriend een IT-bedrijfje heeft. Een transnationaal en kosmopolitisch bestaan dus. Maar nu is hij hier, in Amsterdam. Hij wil van mij leren, mailde hij voor zijn komst, want ik reis in zijn ogen heel veel. Het belangrijkste doel van zijn trip is meer te begrijpen van ‘de Westerling’, want hij blijft in zijn dagelijks leven tegen allerlei culturele codes oplopen. Wat mopperig vertelt hij hoe zijn Brahmaanse opvoeding hem misschien wel allerlei nuttige morele waarden
tijdschrift cul 2010-2011 - jaargang 18 - nummer 5
Het belangrijkste doel van zijn trip is meer te begrijpen van ‘de Westerling’. Hoe vraag je een meisje uit terwijl je niet met haar wilt trouwen? Is dat niet oneerlijk?
heeft bijgebracht, maar hoe je met je (westerse) collega’s lol moet hebben in de kroeg blijft voor hem een raadsel. Wat hij zich ook afvraagt: hoe vraag je een meisje uit terwijl je helemaal niet van plan bent met haar te trouwen? Is dat niet oneerlijk? Niemand lijkt er mee te zitten – hoe zit dat toch? Terwijl hij zijn tas uitpakt, op zoek naar schone sokken, vertelt hij dat hij vaak het idee heeft dat hij dingen mist. Hij omschrijft het als zijn ‘40-procent-probleem’: verder dan dat begrijpt hij de Westerse samenleving niet. Net alsof hij een verkeerd afgestelde bril op zijn neus op heeft staan waardoor er te weinig diepte in het beeld komt. En dat is een probleem aan het worden, want zijn ouders willen dat hij gaat trouwen. Maar Paresh moet er niet aan denken om een gezin te stichten in een wereld die hij maar half begrijpt. Zijn transnationale leven op drie continenten onderweg naar de vierde - lijkt hem maar weinig kosmopolitische ‘grip’ opgeleverd te hebben. “Moet jíj niet trouwen?”, vraagt hij ineens. “Ik héb toch al een partner”, antwoord ik. “Dat is je huisgenoot”, werpt Paresh tegen. “Nee, dat is mijn partner”, benadruk ik nog een keer. Ik heb hem net het appartement laten zien met één slaapkamer en één tweepersoonsbed, waar ik met mijn vriend woon. “Ik ben homo, dat weet je toch?”, vraag ik ten overvloede. Even blijft het stil. Dan draait hij zich om en zegt: “Er is dus veel dat ik mis”. Als we even later op straat lopen zegt hij ineens, uit het niets: “Vandaar ook dat je dat boek, je promotieonderzoek, aan hem opgedragen hebt!” Terwijl we richting Roze Buurt wandelen, bereid ik me voor op hoe dat bij hem aan zal aankomen…”
Word lid van de Kring Antropologie / Amsterdams Netwerk Cultureel Antropologen (ANCA) Doordat antropologen vaak in zeer diverse beroepen belanden die niet altijd direct gerelateerd zijn aan de studie, is de kans groot dat je de binding met het vakgebied en de academische wereld langzaamaan kwijtraakt. Door lid te worden van de Kring Antropologie/ANCA onderhoud je makkelijker contact met studiegenoten en docen-ten, en blijf je op de hoogte van ontwikkelingen binnen de antropologie. Hoe werkt het? 1. Je bent afgestudeerd en dus alumnus 2. Ga naar: www.uva-alumni.nl/aanmelden en schrijf je in 3. Na afschrijving van de jaarcontributie (€ 30,-) krijg je je alumnipas plus info thuisgestuurd. 4. Je bent nu lid van de Amsterdamse UniversiteitsVereniging (AUV) en daarmee automatisch lid van de kring van je eigen studie; in jouw geval de Kring Antropologie. Wat heb ik aan mijn lidmaatschap? Gratis toegang tot lezingen, debatten en alumniborrels van de Kring Antropologie Gratis toegang / flinke korting op UvA-voorzieningen (bijv: Universitair Sport Centrum, Universiteitsbibliotheek, Loopbaanprogramma, etc.) Gratis toegang tot de jaarlijkse Alumnidag van de UvA. Kijk ook eens op: www.uva-alumni.nl/antropologie en www.antropologennetwerk.nl Kijk ook eens op: www.uva-alumni.nl/antropologie en www.antropologennetwerk.nl
tijdschrift cul 2010-2011 - jaargang 18 - nummer 5
33
Wil je je studie letterlijk naar een hoger niveau tillen? Meld je dan aan voor het bestuur van studievereniging Kwakiutl. Kwakiutl is er voor en door studenten Antropologie en organiseert activiteiten met een antropologisch vleugje. We zijn er niet alleen om feestjes te organiseren, maar ook voor lezingen, filmavonden, studiereis, workshops, Tijdschrift Cul of andere studiegerelateerde activiteiten. Kwakiutl is verbonden aan de UvA en je leert ongelofelijk veel nieuwe mensen kennen: docenten, medestudenten en andere antropologen. Daarnaast voegt een functie bij Kwakiutl veel toe aan je toekomstmogelijkheden.
van oud naar nieuw
Antropologie op een hoger niveau
En, om het nog aantrekkelijker te maken, zijn de commissies dit keer in een nieuw jasje gestoken! Vanaf volgend semester worden er per activiteit commissies opge-richt. Dit betekent dat je kunt kiezen hoe lang en waarvoor je je inzet, afhankelijk van je tijd en interesse. Dit kan ĂŠĂŠn activiteit zijn, maar natuurlijk ook meerdere. Wil je bijvoorbeeld alleen de studiereis mee helpen organiseren? Of alleen de filmavonden? Heb je talent in feestjes te bouwen? Of ben je supergoed in schrijven? Help dan mee in de commissies! Het enige wat wij van je vragen is een beetje van je tijd, creativiteit en enthousiasme. De activiteiten waar we mensen voor zoeken zijn: -
Redactie Tijdschrift Cul Studiereis Feestcommissie Eindbarbecue Liftwedstrijdcommissie Promotie LaSSa LaSSa congrescommissie
-
De Andere Blik Antropologisch Congres Lezingen Filmcommissie Themaborrels Ouderdag Kookcommissie Nutter
Het is tijd voor een nieuw bestuur! Nieuwe mogelijkheden, nieuwe kansen, nieuwe mensen. Lijkt dit je leuk? Kom dan naar de commissiebeurs aan het eind van het semester. De datum volgt nog, dus hou je mail in de gaten.
34
tijdschrift cul 2010-2011 - jaargang 18 - nummer 5
De verhuizing D oor J es ke J ong eri u s In tegenstelling tot andere verhalen in deze Cul is het thema van deze column niet bepaald een sprookje. Het gaat over de verhuizing van het Spinhuis naar het Roeterseiland in 2015. Een spookverhaal vol spanning kan ik er misschien van maken, maar een tragedie lijkt beter op zijn plaats. Ik zal het toch proberen. Uit de sprookjes leen ik het bos, waar achter elke boom een mogelijk gevaar schuilt dat een goed einde in de weg staat. Het is een uitdaging voor de sprookjesheld, of een catastrofe voor de god uit de tragedie. De bomen die de weg versperren, blijken moeilijk om te hakken. Om te zorgen dat wij niet verdwalen in het bos, proberen we boom voor boom kleine overwinningen te behalen. De overwinningen zijn niet de kroonluchters die het sprookjespaleis sieren, of het paleis zelf. Het zijn overwinningen die geteld worden in vierkante meters en geplaatst worden in abstracte bouwtekeningen waar geen enkele antropoloog gelukkig van wordt.
Zoek de verschillen!
Kwakiutl bestuur van 2010-2011 met ĂŠĂŠn wijziging bij de feestcommissie: Lucien heeft vanwege een uitwisseling in Kaapstad het stokje halverwege het jaar overgedragen aan Naomi.
agenda
antropologisch verantwoord
Ome Ad Serveert en Whoobab Swing Wanneer: 19 mei 19:00 uur Waar: Common Room, Spinhuis Kosten: ongeveer 7,50 Opgeven: voorzitter@kwakiutl.nl De Andere Blik: Falen Wanneer: 26 mei 17:00 uur Waar: Common Room, Spinhuis Voetbaltoernooi: 31 mei
deel 3 De score tot nu toe is een toezegging van 35 m2 om vijf studieverenigingen te huisvesten in het nieuwe Roeterseilandcomplex. Het is te vergelijken met de bezemkasten waar de knechten en de slaven, de eigenlijke helden van het verhaal, geplaatst worden. Alhoewel iedereen die betrokken is in het verhuizingsproces begrijpt dat 7m2 per studievereniging geen doen is, zijn er weinig die de verantwoordelijkheid nemen om hier iets aan te doen. Sociaal wetenschappelijk onderwijs probeert de magie van het leven door onderzoek te vertalen naar theorie. Maar dat betekent niet dat wij, sociaal wetenschappelijke studenten, geen behoefte hebben aan een beetje betovering op zijn tijd. Vandaar mijn oproep, aan de prins op het witte paard die dit leest, om met zijn toverstaf een ruimte bij te tekenen in de verhuisplannen voor de studieverenigingen en de Common Room. Of, als het een goede tovenaar is, de verhuisplannen te laten verdwijnen.
LaSSa Liftwedstrijd Wanneer: 3, 4 & 5 juni Waar: Troyes Hoeveel: 35 euro Opgeven: www.kwakiutl.nl Antropologie/Sociologie Feest: 9 juni Eindbarbecue Wanneer: 23 juni Waar: Common Room, Spinhuis Introductiedag eerstejaars: 30 augustus
tijdschrift cul 2010-2011 - jaargang 18 - nummer 5
35
Uit bij CREA Plug & Play nieuwe bands, iedere 1e donderdag
CREA Debat lezingen, ďŹ lms en documentaires en debatten
CREA Open Podium nieuwe artiesten, iedere 2e donderdag
Theater voorstellingen van CREA gezelschappen en gasten
CREA Klassiek concertavonden, iedere 4e donderdag
CREA Popquiz uitkateren met muziek op zondagmiddag
Goedkoop Cabaret het cabaret van morgen voor de prijs van gisteren
Placebo improvisatietheater
www.crea.uva.nl/agenda
Laatste Cul Volgend academisch jaar is Cul weer terug. We zullen van start gaan met een reportage over de Arabische Lente!
ru
eG ed
ell
ich
M
www.tijdschriftcul.nl info@tijdschriftcul.nl
ijl