Metamorfose Cul

Page 1

cul Metamorfose

Op reportage bij de meest vrouwelijke dansers (m/v) De onzichtbare impact van algoritmes Het probleem van symboolpolitiek Antropologisch Tijdschrift | Jaargang 25 | nummer 3


Inhoud

4

Reportage Verdwaald in Vogue

We are all cunts

Tobiah Palm

6

Achtergrond De digitale vergrootspiegel

Naomi Veenhoven

Hoe de mens algoritmes onbewust beĂŻnvloedt en bewust manipuleert

Essay 9 Evolutie en cultuur

Een besmettelijk idee

Mendel Op den Orth

22

Essay 12 Het ware gezicht van politiek gezeur

Waarom symboolpolitiek geen wet mag vormen

Yalou van der Heijden

Alumnus aan het woord Esther Sarphatie Hoe het gemeentelijk bestuursapparaat moet veranderen met hulp uit de antropologische hoek

Julia Wunderink

Dieuwke Papma

Nikki Verhoeven

Titus Scholten

Achtergrond Metamorfose van taal

Achtergrond 28 Nu actie of bezuinigingen?

Column 24 Op zoek naar realiteit tussen de paardenschijt

15

Column Het zijn net mensen

16

Achtergrond Amsterdamse superdiversiteit Verhaal Metamorfose van de stad 26 Filip en de rups

18

Joosje Slot

Laura Krabbe

20

Achtergrond Groeipijn

Roos de Wijs

Een kijkje in een wereld waarin geldt: hoe dikker, hoe beter

Hoe de kwaliteit van het onderwijs verdwijnt achter gesloten deuren

Simone Hanrath

30

Student in beeld Sterre Herstel

Carolien den Boer

32

Column Morphing

Over vooruitgang en diversiteit binnen de universiteit

2

Tijdschrift Cul

Mattijs van de Port


Colofon

Hoofdredactioneel

Onafhankelijk antropologisch tijdschrift Cul is verbonden aan de afdeling Culturele Antropologie en Ontwikkelingssociologie van de Universiteit van Amsterdam. Hoofdredacteur Mendel Op den Orth Adjunct hoofdredacteur Yalou van der Heijden Vormgeving Carolien den Boer Beeldredactie Tobiah Palm Naomi Veenhoven Josia Brüggen Eindredactie Roos de Wijs Laura Krabbe Joosje Slot Eventmanager Nikki Verhoeven Reiscoördinator Simone Hanrath Penningmeester Titus Scholten Webredacteur Dieuwke Papma Julia Wunderink Coverfoto Josia Brüggen, Naomi Veenhoven & Sophie Wurnig Speciale dank aan Sterre Herstel, Jantine Hos, Bram Kooiman, Esther Sarphatie, Amber Vineyard. Rectificatie Cul jaargang 25, nummer 2 Redactielid en auteur artikel “Vluchten voor een klimaatdood” heet Laura Krabbe en niet Laura Krabbé. Tijdschrift Cul is altijd op zoek naar nieuw schrijftalent. De redactie heeft het recht bijdragen in te korten of te weigeren. Voor informatie en advertentiemogelijkheden mail naar redactie@tijdschriftcul.nl Drukkerij Andeko Graphic Oplage: 500 ISSN: 18760309 Tijdschrift Cul Nieuwe Achtergracht 166 1018 WV Amsterdam redactie@tijdschriftcul.nl www.tijdschriftcul.nl

‘Uit de Chaos ontstaat de Kosmos.’

Dat was de allereerste metamorfose die Ovidius, één van de grote Romeinse dichters, in zijn epos Metamorfosen beschreef. Het is niet alleen de eerste metamorfose in het boek, het is ook de metamorfose die het begin van de wereld betekent: (een) god schiep orde in de wanorde. Hij scheidde ‘lucht en aarde, aarde en zee’, en ‘gaf aan alles wat ontward was evenwicht en vrede’. De wereld kreeg vorm. Het werk van Ovidius bevat talloze verhalen waarin gedaanteverwisselingen en vormveranderingen een rol spelen, maar het boek zelf is in zekere zin ook een metamorfose. Epische gedichten waren statig en moesten altijd gaan over helden of wijze lessen, niet over overspelige goden en frivole sprookjes, zoals in Ovidius’ verhalen. In de moderne literatuurwetenschap wordt het dan ook niet meer als ‘epos’, maar juist als ‘anti-epos’ aangeduid. Waar Ovidius zich afzette tegen de status quo – hij werd er zelfs voor verbannen naar de Zwarte Zee door keizer Augustus – zo staan er ook in deze uitgave maar liefst vijf artikelen die kritische blikken richting Den Haag werpen. Maar er zijn bijvoorbeeld ook intieme stukken: over zorgen dat je in jezelf gelooft, over stoute dromen die werkelijkheid worden en over vechten tegen zelfhaat. Je vindt in dit nummer tal van levenswijsheden. Volgens mij zegt dat iets over hoe belangrijk het is om met (vorm)veranderingen om te leren gaan. In boek XV laat Ovidius de Griekse filosoof en wiskundige Pythagoras de grondgedachte van zijn epos optekenen: ‘Geen enkel ding in dit heelal, geloof me, gaat teloor, maar alles wisselt en vernieuwt. Men spreekt van een geboorte als er iets anders aanvangt dan er was, en sterven is, ophouden met hetzelfde-zijn. En toch, het groot geheel blijft wel bestaan, als schuift er nog zoveel van hier naar daar.’ Mendel Op den Orth Hoofdredacteur Tijdschrift Cul

Volg ons nu ook op Facebook, Twitter en Instagram!

Tijdschrift Cul

3


Reportage

Verdwaald in Vogue We are all cunts

Terwijl de andere dansers een beetje aan het stretchen zijn, verplaats ik nerveus steeds mijn gewicht van de ene voet naar de andere. Toen ik vriendin Joy vroeg wat ik aan moest naar mijn eerste Vogue les, zei ze dat ik gewoon makkelijke loszittende kleren aan moest trekken. Dus daar sta ik, in mijn wijde t-shirt en wijde broek, tussen de andere dansers die strakke pakjes, mooie outfits en hoge hakken dragen. Terwijl ik heen en weer hups kijk ik om me heen: ik val uit de toon. Tekst en beeld Tobiah Palm De dansdocent, ook wel ‘Vogue mother’ genoemd, Amber Vineyard, gaat voor de groep staan en iedereen neemt zijn of haar positie in. Ik probeer me zo onopvallend mogelijk op te stellen. Amber, een kleine Amerikaanse vrouw met mooie bruine krullen, is blij verrast over de drukte in haar les. Ze vraagt wie hier voor het eerst zijn: ’Who are the Virgins today?’ Ik steek samen met een paar anderen aarzelend een hand omhoog. Amber kijkt ons aan en zegt: ‘Don’t be surprised if I call you pussy or cunt. Cause cunts are soft and that’s what we need in vogue.’ Ze vertelt: ‘Vogue is niet alleen een dans, je moet ons een verhaal vertellen – je moet ons overtuigen dat jij de mooiste, krachtigste, beste vrouw in de zaal bent.’ Bij deze woorden begin ik me steeds ongemakkelijker te voelen, vrouwelijkheid en elegantie zijn nooit echt mijn ding geweest. Daarna zet ze de muziek aan, een up-beat en tegelijkertijd sexy housenummer, en begint met de uitleg van de choreografie.

4

Tijdschrift Cul

Van ballroom tot Vogue Vogue heeft drie verschillende stijlen: old way, new way en femme vogue. New way, de ‘makkelijkste’ van de drie, wordt gegeven in de les waar ik terecht gekomen ben. In de dans wordt de nadruk gelegd op vrouwelijkheid: je loopt altijd met een holle rug en beweegt met je heupen. Tegelijkertijd is de dans strak en gaat het om details. ‘Laat je ringen zien!’, roept Amber terwijl ze voordoet hoe je armen naar voren en naar achter moet bewegen. Armen en handen zijn belangrijk in Vogue: je gezicht is het schilderij en je armen gebruik je als lijst. Ondertussen wandel en dans je door de ruimte alsof je over een catwalk loopt. Naast catwalks leren we ook duckwalks (terwijl je naar voren loopt zak je langzaam door je knieën), spins (sierlijke pirouettes) en dips (je laat jezelf op de grond ‘vallen’ en steekt een been omhoog). De muziek en de choreografie zijn zo opgebouwd dat je eerst veel bewegingen achter elkaar maakt en vervolgens een moment van rust krijgt en de tijd hebt om je publiek (of in dit geval de spiegel van


Reportage

de danszaal) aan te kijken en in te pakken. Het gaat allemaal om geloof, zegt Amber, je moet zorgen dat ik je geloof en dat je jezelf gelooft. De naam zegt het al, de dans Vogue is geïnspireerd op de modewereld. Vogue als dans werd voor het eerst gebruikt in de ballroomscene van New York. De ballroomscene is een vrije ruimte voor transvrouwen en homoseksuele mannen, ontstaan in de jaren zestig. Een tijd waar je, als je behoorde tot wat we nu de LBTGQ-gemeenschap noemen, om de haverklap werd lastiggevallen (soms zelfs in levensgevaar was). De ballroom geeft mensen de kans om hun gender anders op te voeren dan wat ‘normaal’ is. Ze spelen een spelletje, voeren een toneelstuk op waarin zij zijn wat ze in de buitenwereld niet kunnen of mogen zijn: een vrouw, een model, een zakenman. Tegelijkertijd dagen ze met dit spel de gendernorm van onze samenleving uit. Want als mannen net zo vrouwelijk kunnen dansen als vrouwen en transvrouwen ons op de catwalk doen geloven dat ze zogenaamde ‘echte’ vrouwen zijn, dan speelt iedereen toch eigenlijk een spelletje? Verstopte feminiteit Amber Vineyard, podiumnaam Ambiance, de vrouw die ook ik tegenwoordig mijn Vogue moeder mag noemen, werd in 2008 gegrepen door de steeds groter wordende Vogue scene. Ik ontmoet haar twee weken na mijn eerste Vogue les (op Valentijnsdag) in de studio. Tijdens ons gesprek druppelen haar ‘kinderen’ (dans pupillen) binnen. Ze begroeten haar allemaal enthousiast, geven geleende kleren terug en sommigen hebben Valentijnchocolaatjes voor haar meegenomen. Ze vertelt dat ze tot haar zestiende in Californië heeft gewoond en daarna met haar moeder en diens Nederlandse vriend naar Nederland is verhuisd. Ze was de eerste Vogue danseres en is de enige Vogue moeder in Nederland. Amber kwam voor het eerst in aanraking met Vogue op een hiphopfestival in Berlijn. Ze beschrijft hoe fascinerend ze het choquerende karakter van de dans vindt: wanneer mensen bijvoorbeeld een grote, gespierde, macho man (die duidelijk thuishoort in hokje ‘man’) Vogue zien dansen (op een manier die thuishoort in hokje ‘vrouw’), dan raken ze in de war: dat ‘hoort’ namelijk niet. Wat ze nog interessanter vindt, is dat zo’n masculiene man veel beter weet hoe je je vrouwelijk moet bewegen dan de meeste vrouwen. Ze beschrijft hoe ze vroeger haar meisje-zijn een beetje probeerde te verstoppen, niet goed wist hoe ze er mee om moest gaan. Meer vrouwen doen dat, volgens Amber, omdat er vaak wordt gedacht dat als je je vrouwelijk

of meisjesachtig gedraagt, je dat niet voor jezelf doet, maar om aandacht te krijgen van een man. Dus vrouwen die trots zijn op hun vrouwelijkheid worden gezien als zwak en worden ‘geobjectiveerd’. Dit leidt ertoe dat vrouwen liever hun femininiteit verstoppen dan er mee spelen. ‘Strike a pose’ Terug naar de danszaal. Ik, helaas nu voorin de zaal (‘Virgins don’t be shy, come stand in the front’, zegt Amber), nog steeds in mijn te wijde kleren, kijk met grote ogen naar Amber en haar Vogue kinderen. We zijn bezig met een ‘freestyle’. De beat dreunt en een stem herhaalt telkens: Show me what you got. Bij elke show me worden wij geacht een zelfverzonnen houding aan te nemen en even te blijven staan. Strike a pose roept Amber steeds. Ik kijk naar de andere dansers, maar zij letten niet op de rest, ze letten op zichzelf in de spiegel terwijl ze de meest sexy poses aannemen. Aan het einde van de les mogen wij, de Virgins, voorin de zaal komen zitten, terwijl de ervaren Vogue’ers ons laten zien hoe het moet. Het is prachtig om naar te kijken: ze zijn sexy, sterk, vrouwelijk, zacht en elegant. Terwijl ze de choreografie opvoeren, staat de rest om ze heen te joelen. Elke danser lijkt een deel van zichzelf te ontdekken dat niet altijd geaccepteerd wordt in de buitenwereld (omdat ze het label man dragen, of het label vrouw dat te veel aandacht nodig heeft). Elke danser heeft een eigen stijl, geen een Vogue-move lijkt echt op een andere. De danszaal is een open ruimte, een vrije plek, waar plaats is voor iedereen (zelfs de lompe, wijd gebroekte Virgins). ◆

Het is prachtig om naar te kijken: ze zijn sexy, sterk, vrouwelijk, zacht en elegant.

Tijdschrift Cul

5


Achtergrond

De digitale vergrootspiegel Hoe de mens algoritmes onbewust beĂŻnvloedt en bewust manipuleert

Zelflerende algoritmes zijn als een vergrotende spiegel die de normaal onzichtbare oneffenheden van je huid opeens als grote kraters tentoonstelt. Ze herkennen patronen en tonen daardoor vooroordelen die dominant zijn in de samenleving maar veelal impliciet tot uiting komen. Daarbij zijn er ook nog mensen die algoritmes bewust manipuleren. Omdat zelflerende algoritmes alomtegenwoordig zijn in onze samenleving, is het belangrijk om deze processen eens onder de loep te nemen. Tekst en beeld Naomi Veenhoven

6

Tijdschrift Cul

Een ego-search, het is iets wat we vast allemaal wel eens gedaan hebben: je tikt je naam in op de zoekmachine van Google, nieuwsgierig naar wat Google naar voren brengt. Toen informatica professor Latanya Sweeney een ego-search deed viel het haar op hoeveel van de advertenties aangeboden door Google’s AdSense te maken hadden met het opzoeken van het strafblad van mensen met de naam Latanya Sweeney. Alle advertenties leken de suggestie te wekken dat Sweeney een strafblad had. Uit nieuwsgierigheid klikte ze op een van de links aan, om er vervolgens achter te komen dat er helemaal geen Latanya Sweeney bestond met een strafblad. Sweeney begon zich dan ook af te vragen waarom de advertentie bij haar zoekopdracht naar voren kwam.


Achtergrond

Sweeney bedacht dat het wel eens aan haar voornaam zou kunnen liggen. Latanya is namelijk een naam die in Amerika vaak gegeven wordt aan Afro-Amerikaanse kinderen. Ze besloot op onderzoek uit te gaan en kwam uiteindelijk tot de conclusie dat namen die vaker voorkomen bij de Afro-Amerikaanse bevolking, 25% meer kans hebben op advertenties over strafbladen. Haar conclusie: er is sprake van discriminatie bij de verspreiding van deze advertentie. Veel mensen gingen aan de haal met deze resultaten en riepen uit dat deze resultaten laten zien hoe Google of de aanbieder van de reclames etnisch profileert en daarmee racistisch is. Sommigen betoogden zelfs dat zelflerende algoritmes als AdSense gebouwd zijn op (racistische) stereotypen. Sweeney zelf kwam met een hele andere en interessante verklaring voor de discriminatie in het algoritme. Een algoritme is simpel gezegd een soort stappenplan dat zo geprogrammeerd wordt dat hij stap b zet na stap a. Veel van de algoritmes online, zoals die van AdSense, zijn zelflerende algoritmes, deze algoritmes leren zelf welke stappen het beste werken. Zo leert het algoritme van AdSense welke advertentiecombinaties effectiever zijn door de advertenties willekeurig bij verschillende namen te plaatsen. Het systeem leert vervolgens van de manieren waarop mensen klikken. In het geval van de zoekopdracht van Sweeney heeft het algoritme dus geleerd dat deze advertentie vaker aangeklikt wordt bij namen die geassocieerd worden met Afro-Amerikanen. AdSense van Google is dus niet racistisch uit zichzelf maar het kopieert de impliciete vooroordelen van mensen die zoeken via Google. Niet alleen Google geeft resultaten op basis van zelflerende algoritmes weer, vrijwel alle websites maken gebruikt van zelflerende algoritmes. Deze algoritmes bepalen bijvoorbeeld welke versie van een site jij ziet, welke prijs je betaalt voor een bepaald product, maar ook steeds vaker of je wel of geen lening krijgt. In een tijd waarin zelflerende algoritmes niet meer weg te denken zijn uit ons dagelijks leven, wordt het begrijpen van de context en sociale structuren waar de zelflerende algoritmes zich op baseren steeds relevanter. Algoritmes en taal Het zelflerend algoritme dat uitrekent wat de meest effectieve plaatsing is van een advertentie, leert dus van het klikgedrag van de gebruikers. Hoe het kwam dat de advertentie op Google op die plek kwam te staan is dan ook nog te traceren en te begrijpen op basis van de data. Veel zelflerende algo-

Google is niet racistisch uit zichzelf maar kopieert impliciete vooroordelen.

ritmes zijn echter veel complexer van aard. Het zelflerende algoritme van Google Translate bijvoorbeeld gebruikt allerlei teksten die beschikbaar zijn op het internet en destilleert woorden tot een getallenreeks (een woordvector). Vervolgens kijkt het algoritme welke woorden het meest in relatie tot elkaar worden gebruikt. Deze puur statistische benadering kan daarmee uiteindelijk een rijke sociale en culturele context van het woord achterhalen en zo kan Google Translate steeds vaker met de juiste vertaling komen. Waar algoritmes als deze steeds meer leren om taal te gebruiken als echte mensen, nemen ze ook steeds vaker de vooroordelen en stereotypen die verborgen zitten in onze taal over. Zo kan het dat toen ik ‘waarom zijn vrouwen’ intikte op Google ik de suggesties krijg om dit aan te vullen met: ‘minderwaardig’, ‘onzeker’, ‘raar’, ‘moeilijk’ en ‘bang voor spinnen’. De man komt bij met de zelfde vraag uit de verf als: ‘jaloers’, ‘afstandelijk’, ‘ontrouw’, ‘dominant’ en ‘stil’. Nu zijn deze zoekresultaten gebaseerd op mijn eerdere zoekresultaten (oeps...), maar vooral ook op de zoekresultaten van heel veel andere Google gebruikers. Deze associaties komen misschien niet zo sterk naar voren wanneer je kijkt naar de individuen, maar wanneer je, zoals een zelflerend algoritme, een enorme database hebt om uit te putten, komen er patronen naar voren die onze aannames en vooroordelen niet heel flatteus en soms ook pijnlijk eerlijk weerspiegelen. Gemanipuleerde algoritmes Maar niet altijd weerspiegelt het zelflerend algoritme de impliciete vooroordelen; ze kunnen ook actief gemanipuleerd worden. Zo zijn er steeds meer groepen die actief bezig zijn met het manipuleren van zelflerende algoritmes voor allerlei verschillende doeleinden. Een fenomeen dat als sinds 1999 bestaat, twee jaar na Google Search online kwam, zijn Google bombs. Dit zijn gezamenlijke inspanningen om zoekopdrachten te linken aan een bepaalde site en op die manier de zoekresultaten te manipuleren in Google. Een van de meest bekende Google bombs werd gecreëerd in 2006. Wanneer Amerikanen ‘miserable failure’ intikten in Google was het eerste zoekresultaat de biografie van oud-president van de VS George W. Bush. Waar de Google bomb aan het adres van Bush misschien nog als een onschuldige grap kan worden gezien, kan het manipuleren van de zoekresultaten van Google ook verstrekkende gevolgen hebben. In Amerika zijn er bijvoorbeeld rechtse actiegroepen die online opereren om de online datastromen zoveel mogelijk naar het belang van rechts te vormen, aldus onderzoeker en journalist Shane Burley. Burley kwam er achter dat verschillende extremistische groepen het voor elkaar krijgen om bepaalde content trending topic te maken. Zo heeft het ‘alt-right’ Reddit forum The_Donald er lang voor kunnen zorgen dat de resultaten op Google vooral pro-Trump waren. The_Donald is helaas niet de enige groep die extremistische denkwijzen promoten door zelflerende algoritmes te manipuleren. Onbegrijpelijke en onbegrijpende algoritmes Toen journalist Mike Ananny de app Grindr (een app waarmee homoseksuele mannen met elkaar in contact kunnen komen) wilde installeren op zijn telefoon, keek hij verbijsterd naar de app die de PlayStore als gerelateerde app naar voren schoof. De PlayStore had op een of andere manier een link

Tijdschrift Cul

7


Achtergrond

u wen v r o zijn

raar

gemaakt tussen Grindr en de app ‘Sex Offender Search’ waarop je kan kijken waar geregistreerde zedendelinquenten in Amerika wonen. De link is niet zo makkelijk te verklaren met het klikgedrag van de gebruikers van de PlayStore, het is namelijk niet aannemelijk dat deze twee apps daadwerkelijk dezelfde doelgroep hebben. De makers van het algoritme achter de Playstore konden zelf ook niet goed achterhalen waarom het algoritme had bepaald dat deze twee apps met elkaar te maken zouden hebben. Het zelflerende algoritme is namelijk al zo ver ontwikkeld dat de makers ook geen idee meer hebben op basis van welke gegevens een link als deze tot stand komt. Zo wordt het dus onduidelijk of dit een actieve manipulatie van het systeem is geweest of een pijnlijke weerspiegeling van de vooroordelen die er bestaan over homoseksuele mannen. Filosoof Daniel Dennett zou dit een van de nare effecten noemen van het postintelligente ontwerp. We begrijpen zelf eigenlijk niet meer wat de complexe systemen in de software doen. Volgens Dennett geven we ons dan ook over aan niet-intelligente ontwerpen: niet-intelligent in de zin dat de systemen ook zelf niet weten hoe ze opereren. Het zelflerend algoritme van de PlayStore maakt deze link maar begrijpt zelf ook niet waarom. De PlayStore heeft deze link dan wel handmatig verwijderd toen Ananny aan de bel trok, maar kan daarmee niet voorkomen dat het algoritme in de toekomst wederom kwalijke links legt die niet zomaar verklaard kunnen worden.

Data is zelden neutraal Volgens informaticus Geoffrey Bowker is de term ‘ruwe data’ niet alleen een oxymoron maar ook een slecht idee: ‘data should be cooked with care’. Antropologe en informaticus danah boyd (ze wilt zelf dat haar naam niet met hoofdletters wordt geschreven) die onder andere onderzoek doet naar sociale media en algoritmes vertelde, tijdens een inspirerende lezing in het Rijksmuseum Boerhaave, lachend over een ontmoeting met een vertegenwoordiger van Coca-Cola. De man riep in haar bijzijn trots uit dat Coca-Cola al tijden een van de populairste merken is op sociale media. Dat loog hij niet: Coca Cola heeft verbijsterend veel likes op Facebook in vergelijking met andere merken (ter vergelijking: Pepsi heeft 37 miljoen likes op Facebook en Coca-Cola 107 miljoen). boyd had vervolgens een interessante verklaring voor de ogenschijnlijke populariteit. Tijdens haar onderzoek naar het gebruik van sociale media onder jongeren was ze er namelijk achter gekomen dat veel jongeren Coca-Cola ‘liken’ om te laten zien dat ze van coke houden (niet de drank maar de drugs). Data is niet zomaar te begrijpen zonder context, en zo is dat ook met de data waar algoritmes op gebouwd zijn en zichzelf mee uitbouwen en optimaliseren. Wanneer zelflerende algoritmes racistische of seksistische content weergeven zoeken mensen vaak naar een schuldige. De schuldvinger wijst nu vaak richting de technologie en diens maker, alsof deze technologie voortbeweegt zonder onze invloed. Tot op zekere hoogte is dat waar, de manier waarop het zelflerend algoritme besluit wat naar voren wordt gebracht is ondertussen al lang niet meer te begrijpen. Maar wij mensen zijn nog altijd zelf verantwoordelijk voor de data waar de algoritmes zich toe verhouden. Een zelflerend algoritme kan alleen kwaliteit leveren die hoogstens even goed is als de kwaliteit van de data waarop het zichzelf voortbouwt. Zolang vooroordelen in de samenleving dominant zijn zullen algoritmes deze vooroordelen spiegelen en uitvergroten. De macht van algoritmes zit dan ook niet zozeer in de technologie zelf. Het zijn namelijk nog altijd mensen die bepalen welke data het algoritme gebruikt en daarmee bepalen wat er gespiegeld en uitvergroot wordt. Daarnaast zijn het ook mensen zelf die de algoritmes manipuleren en daarmee de spiegel als het ware breken of vervormen. Het is dan ook van groot belang dat we ons bewust zijn van deze processen en in de gaten houden wie eigenlijk bepaald wat we online zien. ◆ Een groot deel van dit artikel is gebaseerd op de lezing ‘Frairness and accountability of Sociotechnical Algorithmic Systems’ van danah boyd.

Data is niet zomaar te begrijpen zonder context.

8

Tijdschrift Cul


Essay

Evolutie en cultuur Een besmettelijk idee

Memes zijn de toekomst. En dan heb ik het niet alleen maar over de schattige kattenfoto’s en gevatte plaatjes die zich als een olievlek over het internet verspreiden. Memen, zoals ze in correct Nederlands heten, zijn een ‘eenheid van culturele overdracht’ en ze beslaan alles, van nepnieuws en zelfmoordterrorisme tot aan sokken in sandalen. En ze zetten onze samenleving in een compleet nieuw licht. Tekst Mendel Op den Orth Beeld Naomi Veenhoven

Mensen zijn evolutionair gezien een vreemde eend in de bijt. Waar het grootste deel van de (zoog)dieren bij de geboorte al minstens een paar voorzichtige stapjes kan zetten, kunnen pasgeboren mensen eigenlijk helemaal niks. Ook in de jaren daarna is er een uitgebreide opvoeding vereist om de homo sapiens tot zijn volledige wasdom te laten komen. Deze lange opvoeding geeft ons een groot evolutionair voordeel, zo stelt evolutionair bioloog Bret Weinstein in een lezing in Seattle. Hij vergelijkt ons met computers. De royale opvoeding noemt hij onze ‘software’, terwijl onze (dierlijke) instincten, die zijn vastgelegd in ons DNA, de ‘hardware’ zijn. Het voordeel van software ten opzichte van hardware is dat het te herschrijven is; instincten zijn niet te veranderen, maar door middel van opvoeding kun je wel degelijk een nieuwe cultuur met nieuwe ideeën doorgeven aan de volgende generatie. Ontwerp zonder ontwerper Dit doorgeven van cultuur wordt culturele evolutie genoemd. Om de evolutie van cultuur te kunnen begrijpen is het eerst nodig om stil te staan bij wat ‘evolutie’ nu eigenlijk is. Dit is het gemakkelijkst te illustreren aan de hand van de meest bekende vorm: genetische evolutie. Voor evolutie zijn drie ingrediënten vereist. Als eerste zijn er mutaties nodig. Mutaties zorgen ervoor dat er variatie plaatsvindt en zijn de ultieme bron van vernieuwing. Als tweede moet er selectie plaatsvinden: gunstige mutaties moeten worden beloond in de vorm van extra nakomelingen. Nadelige mutaties – omdat ze bij-

voorbeeld meer energie kosten dan ze opleveren – moeten worden weggeconcurreerd. De laatste voorwaarde is dat deze al dan niet gunstige mutaties erfelijk zijn: het reproductiesucces van de ouders moet als gevolg hebben dat het kroost ook van deze voordelen geniet. Wanneer deze ingrediënten worden gemengd ‘is evolutie het onontkoombare resultaat’, of de populatie nu bestaat uit organismen, virussen, computerprogramma’s, woorden of andere culturele elementen, aldus filosoof Daniel Dennett, die zich over het vraagstuk van culturele evolutie buigt. Maar nu eerst terug naar de genetische evolutie. Door middel van evolutie gebeurt er iets fenomenaals. Er ontstaat een ontwerp, een goed ontwerp zelfs. En dat terwijl er geen ontwerper aan te pas komt. En wat voor ontwerpen zijn daar uit voort gekomen! Zo is er de Arctische donsvlinder, die leeft op Groenland en in Noord-Canada. Als in de korte zomer de rups van deze vlinder ontwaakt, begint hij zo veel mogelijk van de weinige groen blaadjes in zijn omgeving te eten. Maar de zomer is zo kort, dat hij niet genoeg energie kan verzamelen om een cocon te spinnen en in een vlinder te veranderen. Als de lengte van de dag weer afneemt en de temperatuur daalt, kruipt de rups onder een steen en wordt langzaam ijskoud. Letterlijk: zijn hart staat stil en zijn insectenbloed is stijf bevroren. Wonderbaarlijk genoeg ontdooit de zwakke lentezon de rups weer en hervat hij zijn zoektocht naar voedsel. De Arctische donsrups kan deze cyclus van foerageren en volledig invriezen tot wel veertien jaar

Tijdschrift Cul

9


Essay

achter elkaar volhouden, totdat hij een zekere lente genoeg energie heeft verzameld om zijn metamorfose tot vlinder te voltooien, te paren en voor de laatste keer in te vriezen. Sokken in sandalen De Arctische donsrups illustreert hoe er uit evolutie, dankzij de interactie van mutatie, selectie en erfelijkheid, de meest ingenieuze ontwerpen kunnen voortkomen. Ontwerpen die proberen om onder de gegeven omstandigheden zo succesvol mogelijk voort te planten. Wat heeft dit voortplantingsproces nu met onze cultuur te maken? Cultuur, zo stelt Dennett in zijn boek Van bacterie naar Bach en terug: de evolutie van de geest, komt tot stand bij wijze van precies ditzelfde evolutionaire mechanisme. Waar bij genetische evolutie de genen muteren, concurreren en overerven, is deze rol bij de culturele evolutie weggelegd voor memen. (In het Engels: memes, maar het behelst veel en veel meer dan de bekende gevatte internetplaatjes.) Memen zijn een vorm van gedrag die gekopieerd, doorgegeven en herinnerd kan worden. In andere woorden: memen beslaan alles wat mensen doen. Een kattenplaatje op het internet is een meme, een woord is een meme en het christendom is een meme. Sommige memen hebben een naam, zoals het verschijnsel van de ‘stropdas’, andere memen blijven naamloos, zoals het dragen van ‘sokken in sandalen’, en weer andere memen worden nooit benoemd, zoals het feit dat we de merkwaardige gewoonte hebben om mensen te feliciteren met iemand anders zijn verjaardag. Een treffende parallel met de genetische evolutie is het virus. Net als een virus, kan een meme mensen ‘besmetten’, plant het zich voort als zijn gastheer hem helpt verspreiden (door te niezen of door zich op een bepaalde manier te gedragen) en er vinden steeds kleine mutaties plaats. Bij een virus zijn dat de kleine veranderingen in zijn DNA als hij zichzelf deelt, bij een meme zijn het de kleine veranderingen in de betekenis van een woord of in een bepaalde gedraging die per toeval of doelbewust door zijn gastheer worden toegepast. Net als ‘gewone’ evolutie, leidt ook culturele evolutie tot een meme die steeds beter aangepast is aan zijn omgeving. Een goed voorbeeld hiervan zijn de kajaks die antropoloog Joseph Henrich onderzoekt in zijn boek The Secret of Our Suc-

10

Tijdschrift Cul

Culturele evolutie faciliteerde de ontwikkeling van grotbewoner tot maanwandelaar. cess. Volgens de principes van variatie, selectie en erfelijkheid is het duidelijk hoe de boten na verloop van tijd steeds beter worden: boten met een slecht ontwerp gaan de zee op, zinken aldaar en bereiken nooit meer een haven. De best aangepaste boten daarentegen blijven terugkeren en hun ontwerp kan door nieuwe botenbouwers nagemaakt worden – en daarbij een piep klein beetje veranderd worden. Zo ontstaat er na generaties van boten bouwen een steeds beter aangepast ontwerp. De botenbouwers kunnen correcte of foutieve theo­ rieën hebben over wat een goede boot is en waarom een bepaald ontwerp wel of niet werkt; het maakt niets uit. Er is hier sprake van een ontwerp zonder ontwerper, of zoals Dennett het verwoord: competentie zonder begrip. Zelfzuchtige memen Dus memen kunnen verklaren waarom er culturele ontwikkeling bestaat. Maar er is nog een schaduwzijde van dit verhaal. Net als genen zijn memen zelfzuchtig. De eerste die dit idee opperde was Richard Dawkins in zijn boek The Selfish Gene uit 1976 – waarin hij overigens, ver voor het internettijdperk, ook het woord ‘meme’ muntte. Dawkins betoogt in dit boek dat genen niet gericht zijn op het welzijn en de reproductie van de soort, maar van het gen zelf. En dit geldt ook voor memen: evolutie zorgt ervoor dat een meme geoptimaliseerd is voor het voortplanten van zichzelf, niet noodzakelijkerwijs geoptimaliseerd voor het welzijn van zijn gastheer zelf of van


Essay

de mensheid als geheel. Voor de duidelijkheid: er is ook overlap tussen de belangen van de meme en zijn gastheer. Een mens dat door een bepaalde ongunstige meme – bijvoorbeeld het idee om op jonge leeftijd de stormachtige zee op te varen in je kajak omdat dat je eeuwige heldendom zou verschaffen – is ‘geïnfecteerd’, is geen gastheer die deze meme bijzonder effectief voort zal planten. Maar een meme dat mensen ziedend van woede maakt, waardoor ze dag in dag uit moord en brand van de daken schreeuwen en daardoor constant andere mensen ‘besmetten’, plant zich veel sneller voort dan een meme dat ervoor zorgt dat mensen zich stilletjes terugtrekken in een hutje in het bos. Buiten alle overeenkomsten tussen memen en genen, zijn er ook een aantal belangrijke verschillen. Memen kunnen bijvoorbeeld gedurende het hele mensenleven verkregen worden, in tegenstelling tot genen, die je bij je geboorte eens en voor altijd meekrijgt. Daarnaast kunnen memen horizontaal verspreid worden. Dat wil zeggen, genen kun je alleen krijgen van je voorouders en alleen doorgeven aan je nageslacht; memen kun je daarentegen doorgeven aan eenieder die luisteren wil (of moet). Als laatste belangrijke verschil kunnen veranderingen in memen veel sneller plaatsvinden dan in genen: in de loop van enkele generaties, of soms zelfs in de loop van een paar jaar kunnen er volledig nieuwe memen opkomen en dominantie bereiken in grote groepen menselijke geesten. De evolutie van cultuur gaat soms zo langzaam dat de mensen of generaties die het ondergaan het nauwelijks door hebben, maar toch zorgen deze drie verschillen tussen genen en memen ervoor dat cultuur bliksemsnel verandert ten opzichte van biologische natuur. Deze snel veranderende ‘software’ faciliteerde de enorme ontwikkeling die de mensheid de afgelopen honderdduizend jaar wist klaar te spelen, van grotbewoner tot maanwandelaar. Meme-epidemieën Vandaag de dag hebben we een bijzonder punt bereikt in de geschiedenis van de culturele evolutie. Waar memen voor het grootste deel van de geschiedenis ontwerpen zonder ontwerpers waren, zijn er nu steeds meer door mensen zelf ontworpen memen die zich onze hersenen binnen dringen. Deze intelligent ontworpen memen worden gecreëerd door wat Dennett

‘memesmeden’ noemt: de enorme groep aan professionals die er, met bewuste doelstellingen en beproefde methodes, op gericht zijn om onze hoofden met memen te ‘besmetten’. Denk aan schrijvers, kunstenaars, wetenschappers, verslaggevers en leraren. Maar ook niet in de laatste plaats aan verkopers, politici en reclamemakers. Daarom is het van groot belang om ons te realiseren dat memen zelfzuchtig zijn. Een succesvolle meme is niet noodzakelijkerwijs een meme die ons als mensen goed doet, het is een meme die zich goed voortplant. Denk aan nepnieuws of de laatste ‘outrage’ over Donald Trump. Nepnieuws is precies zo ontworpen dat de gastheren het reproduceren. En de gekkigheid van de Amerikaanse president is een meme waar we ons uitstekend druk over kunnen maken, uitstekend over kunnen klagen op sociale media en zodoende uitstekend verspreid wordt, zonder dat we daadwerkelijk iets te weeg brengen. Zo worden we heel goed in het ontwerpen en verspreiden van besmettelijke memen, zonder dat die memen ook daadwerkelijk goed zijn voor onze mentale gesteldheid. Maar als we in termen van memen nadenken, openen zich ook nieuwe deuren en kunnen we nieuwe vragen stellen: wat zijn nu juist de moeilijk verspreidbare, maar oh zo waardevolle memen? Wat zijn de ideeën waar we misschien iets meer ontwerpaandacht aan moeten besteden, zodat ze zich beter voortplanten, en zodat onze cultuur er daadwerkelijk op vooruit gaat? En wat zijn de kwalijke memen die ware meme-epidemieën veroorzaken? Een interessant hedendaags voorbeeld van een dergelijke meme is hard werken. Hard werken is helemaal niet noodzakelijkerwijs gunstig voor de gastheer: je kan er doodongelukkig van worden. Maar hard werken is een uitermate besmettelijke meme: hoe meer mensen hard werken, hoe harder je moet werken om er bovenuit te steken en hoe strenger de sociale norm wordt. Zo’n meme heeft een fundamentele invloed op onze samenleving, zonder dat we stil staan bij de potentieel schadelijke feedbackloop die het met zich mee brengt. De culturele evolutietheorie geeft ons een nieuwe bril om de sociale wereld door te bekijken en heeft de potentie om, net als de genetische evolutietheorie, ons wereldbeeld volledig op zijn kop te zetten. En dat is dan weer een meme die ik probeer te verspreiden. ◆

Hoe meer mensen hard werken, hoe harder je moet werken om er bovenuit te steken.

Tijdschrift Cul

11


Essay

Het ware gezicht van politiek gezeur Waarom symboolpolitiek geen wetten mag vormen

Ik zie je lopen over de Insulindeweg in Amsterdam-Oost. Gehuld in een zwart ­ gewaad en dito kleur gezichtssluier wordt alles behalve je ogen bedekt. Ze lachen vriendelijk wanneer onze blikken elkaar ontmoeten. In die blik zie ik meer dan in de reflectie van menig zonnebril dragend ­ Nederland. Waarom hoor ik alleen maar haat, angst en vooral onbegrip over jou, gesluierde mevrouw? Wat heeft het ­Binnenhof in Den Haag nu te zeggen over jouw uiterlijk? Tekst Yalou van der Heijden Beeld Tobiah Palm

12

Tijdschrift Cul

29 november 2016. In de Tweede Kamer wordt gestemd over het in 2015 ingediende wetsvoorstel ‘gedeeltelijk verbod gezichtsbedekkende kleding’, in de volksmond beter bekend als het ‘boerkaverbod’. Dit wetsvoorstel poogt voor ‘een gedeeltelijk verbod op het dragen van gezichtsbedekkende kleding in het onderwijs, het openbaar vervoer, overheidsgebouwen en de zorg’. Hoewel het wetsvoorstel de Tweede Kamer inmiddels is gepasseerd, is het vandaag de dag nog steeds onderwerp van discussie in de Eerste Kamer en dus nog niet aangenomen als actieve wet. Dit veelbesproken thema kent felle voor- en tegenstanders. Maar argumenten van de vrouwen die te maken krijgen met dit eventuele nieuwe beleid, worden vaak te gemakkelijk weggewuifd, genegeerd of tegengesproken door het gebruik van emotionele redeneringen. Zou dit komen doordat het om zo’n kleine en misschien daardoor onbekende groep gaat? Doordat de definitie van gezichts-


Essay

sluier per schatting nog wel eens wil verschillen, worden er uiteenlopende aantallen van 150 tot 400 Nederlandse gezichtssluieraars genoemd. Maar al zijn het er vijfhonderd, dan hebben we het alsnog over 0.003 procent van de bevolking, aldus het NRC Handelsblad. Je kan je dus afvragen: waar hebben we het in Godsnaam over? Maar het mag duidelijk zijn dat we het wel degelijk over iets hebben. Dit hele wetsvoorstel staat namelijk symbool voor iets veel groters dat broeit in de samenleving. Dankzij het klassieke ‘praten over, in plaats van praten met’ helpen de politiek en de media mee aan het polariseren van de Nederlandse samenleving. Een probleem is er dus zeker: de symboolpolitiek van dit ‘debat’, wel te verstaan. Symboolpolitiek Symboolpolitiek is politiek die enkel een symbolische functie heeft. Antropologe Annelies Moors vindt dat de discussie over het ‘boerkaverbod’ hier ook onder valt. In 2009 deed zij voor de Tweede Kamer onderzoek naar de achtergronden en beweegredenen van vrouwen die gezichtsbedekkende kleding dragen. Hierbij lette ze ook op de debatten met betrekking tot dit onderwerp, die al enkele jaren in Nederland speelden. In het online magazine Qantara spreekt zij zich uit over hoe niqaab draagsters in dit verbod symbool staan voor ‘een serie andere problemen die moeilijker aan te pakken zijn’. Met deze problemen doelt de antropologe onder andere op het gevoel van veiligheid, wat een veel gebruikt argument is om deze wet door te voeren. ‘Om een punt te maken, neemt een politicus een maatregel die een heel kleine groep betreft’, aldus Moors. Door een verbod kunnen politici laten zien dat er maatregelen genomen worden om ‘de veiligheid’ te vergroten. Maar waar komt het hele idee van het verbod vandaan? Om het debat te begrijpen moeten we ruim tien jaar terug in de tijd. In 2005 kwam Geert Wilders als eerste over de brug met een wetsvoorstel dat de niqaab (een gezichtssluier waarbij alleen de ogen zichtbaar zijn) en de boerka (een gezichtssluier waarbij ook de ogen zijn bedekt met een gaasje) zou verbieden op alle openbare plekken. Wilders werd gemotiveerd tot zijn wetsvoorstel door aanslagen in het buitenland en een verhoogde terreurdreiging in Nederland, onder andere als gevolg van de moord op Theo van Gogh. De motie werd gesteund door een kleine Kamermeerderheid. ‘Een enorme overwinning voor de traditionele Nederlandse fatsoensnormen’, aldus Wilders. Gedetailleerde uitleg over wat deze fatsoensnormen dan wel niet inhouden bleven echter achterwegen. Tot een actief beleid is het nooit gekomen doordat de coalitie veranderde, maar de toon was gezet. In 2007 probeerde Wilders het nogmaals. De achterliggende redenering is – net als bij het vorige voorstel – ‘ter bevordering van de integratie, emancipatie en veiligheid en de bescherming van de democratische rechtsstaat´. Het voorstel komt deze keer niet door de Tweede Kamer heen, maar zijn punt is gemaakt: de islamitische gezichtssluier hoort volgens Wilders en menig anderen niet thuis in Nederland. Gegrond verzet Toch stuiten de wetsvoorstellen ook op verzet. Op verzoek van minister Rita Verdonk van Integratie werd in 2006 een commissie van deskundigen aangesteld die onderzochten wat de wettelijke mogelijkheden en sociale gevolgen zouden zijn

van een verbod op gezichtsbedekkende kleding. Het 80 pagina’s tellende rapport geeft een negatief advies voor het invoeren van een verbod – in welke vorm dan ook. Zo stelt het dat ‘een algemeen of specifiek boerkaverbod discriminerend zou zijn’ en niet objectief gerechtvaardigd kan worden. Als kers op de taart stelt het rapport dat ‘een dergelijk verbod moslims zou kunnen stigmatiseren en zou kunnen leiden tot een polarisatie tussen moslims en niet-moslims’. Verdonk ging vervolgens echter vol in tegen het advies door te zeggen dat er ‘juridische ruimte’ voor de invoering van het verbod bestaat. Wanneer uit onderzoek blijkt dat een dergelijk verbod discriminerend en polariserend werkt, waarom worden er in de daaropvolgende jaren alsnog wetsvoorstellen ingediend die met dit onderwerp te maken hebben? In 2008 deed toenmalig VVD kamerlid Henk Kamp opnieuw een gooi naar het verbieden van de gezichtssluier. Met de herformulering van de wet naar ‘algemeen verbod op gezichtsbedekkende kleding’ hoopte de politicus Artikel 1 van de grondwet; gelijkheid en Artikel 6; vrijheid van Godsdienst, te omzeilen. Naast specifiek de islamitische gezichtssluier zouden nu ook bivakmutsen en integraalhelmen verboden worden. In 2012 kwam het wetsvoorstel in deze vorm terug bij de vorming van een nieuw kabinet. Inmiddels is dit wetsvoorstel aangenomen door de Tweede Kamer, maar de Eerste Kamer heeft nog geen definitief besluit genomen over de invoering van deze wet.

Er is geen dringende maatschappelijke behoefte aan een verbod. Blijf van mijn Niqaab af! En dus gaat de strijd van voor- en tegenstanders door. Dezelfde adviezen als jaren geleden gaan nog steeds op. In 2015 spreekt de Raad van State zich wederom negatief uit over het verbod: er is geen dringende maatschappelijke behoefte aan een verbod en er is ook onvoldoende aangetoond dat gezichtsbedekking onverenigbaar is met de maatschappelijke orde. Redeneringen als dat een gezichtssluier de emancipatie en integratie van vrouwen tegenwerkt, wordt onder meer door antropologe Moors onder de loep genomen. Ze stelt dat een aanzienlijk deel van de niqaab-draagsters bestaat uit Nederlandse bekeerlingen. Hoezo zouden zij niet geïntegreerd of geëmancipeerd zijn? Qua emancipatie is er ook van de andere kant wat te zeggen over dit – ook binnen de Islam controversiële – kledingstuk. Vaak wordt het de draagsters namelijk eerder afgeraden dan aangemoedigd door familie en geliefden. Zou je dan niet kunnen stellen dat kiezen voor een niqaab juist een geëmancipeerd besluit is? Hoe kan het dat Kamerleden met een voorbeeldfunctie voor de maatschappij zulke nietszeggende en ongegronde uitspraken kunnen en mogen doen?

Tijdschrift Cul

13


Essay

Dat het dragen van een niqaab de veiligheid in gevaar brengt is ook door velen onderuit geschopt. Onder meer door Karima Rahmani, onderdeel van de actiegroep Blijf van mijn Niqaab af!. Bij navraag blijken er volgens de politie geen geregistreerde misdrijven te zijn waar een gesluierde vrouw bij betrokken is. Daarnaast is er al een identificatieplicht op sommige plekken waar ook niqaab-draagsters zich aan houden. Toch horen we uitspraken en adviezen zoals die van de Raad van State, Annelies Moors en Karima Rahmani zelden tot nooit terug in de politiek en media. Tolerant Nederland? Wanneer Kamerleden hun eigen opgevraagde adviesrapporten niet eens opvolgen en krantenkoppen getiteld zijn met clickbait uitspraken, zijn de gevolgen daarvan voelbaar in de samenleving. Van het tolerante Nederland is soms weinig te merken. Volgens sociaal psychologen Ron van Wonderen en Maaike van Kapel speelt media een grote rol in het voeden van moslimdiscriminatie in Nederland. Zij stellen dat bij jongeren in vooral niet-stedelijke gebieden de beeldvorming over moslims niet voortkomt uit eigen ervaringen, maar uit (negatieve) berichtgevingen over moslims in de media. Het gevaar van de media is dat er niet over ‘alle categorieën moslims in gelijke mate bericht wordt’. Deze selectieve media-aandacht voor specifieke subgroepen van moslims beïnvloedt het algemene oordeel over moslims in Nederland. Dat dit soms gewoon de bedoeling van symboolpolitiek is, blijkt ook uit de uitspraak van Wim van de Camp van het CDA. Hij is zich maar al te goed bewust van de juridische problematiek omtrent het verbod. In het NRC Handelsblad vertelt hij dat de motie over een verbod op gezichtsbedekkende kleding ‘bedoeld is om de discussie weer op gang te krijgen. Als een boerkaverbod juridisch onhaalbaar is, hebben we dat in ieder geval bereikt.’ Van de Camp heeft gelijk wat betreft het bereiken van een discussie. Maar het lijkt me dat een politieke discussie geen polarisatie in de hand moet werken. Rahami, die zelf een gezichtssluier draagt, ondervindt de gevolgen van negatieve beeldvorming en polarisatie dagelijks. In het praatprogramma De Halve Maan reageert ze op de getoonde beelden uit 2010, waarbij met een verbogen camera gefilmd wordt met welke gevolgen een niqaab draagster dagelijks te maken krijgen. Volgens Rahami zijn de scheldkanonnen, bedreigingen en discriminatie een stuk erger geworden. In een interview met de NOS vertelt ze het jammer te vinden ‘dat angst regeert’ en dat dat kan leiden tot een nieuwe wetgeving. ‘Onbekend maakt onbemind, daar zijn we ons van bewust. Maar angst is een slechte indicator van wetgeving. Dat zou niet moeten leiden tot het inperken van vrijheden van mensen.’ Hoewel het verbod dus slechts een kleine groep raakt, blijft het een slechte zaak dat deze onbemindheid door sommigen uitvergroot wordt in een debat waarin de stem van deze groep vrouwen niet gehoord lijkt te worden. Zowel de politiek als de media zetten veranderingen in gang in de maatschappij, maar is het niet juist de taak van deze twee maatschappelijke vormgevers om dit debat in goede banen te leiden? Zijn zij niet juist de instellingen die moeten zorgen dat Nederland echt zo tolerant is of wordt als zij zich voordoet? Met het verbod op gezichtsbedekkende kleding probeert Den Haag een niet bestaand probleem op te lossen. Het lijkt hen echter weinig uit te maken dat daarmee een groter probleem van verdeeldheid binnen Nederland gevoed wordt.

14

Tijdschrift Cul


Column

Het zijn net mensen Tekst Joosje Slot Beeld Josia Brüggen

Mama. Ik kijk naar haar terwijl we in de auto zitten op weg naar haar atelierwoning waar ze tegenwoordig ‘op zichzelf ’ woont. Het ouderlijk huis is na het vertrek van mijn oudere zussen en ikzelf verkocht. Ik kijk naar haar zelfgemaakte sieraden van vilt die ik tien jaar geleden ongetwijfeld bespot had als ‘biologisch hippie-gedoe’. Het stuur wordt omklemd door haar altijd koude vingers die in de winter recalcitrant wit blijven maar die op wonderbaarlijke wijze toch tot zware handarbeid in staat zijn. Want dat vilten is geen koud kunstje. Haar atelier staat tot het plafond vol met bakken verschillende soorten wol en de weeïge geur van schapenpoep gemengd met groene zeep dringt zich naar buiten en komt je bij de voordeur al tegemoet. De natuurlijkheid van haar beweging in deze nieuwe habitat suggereren maar één ding: ze is waar ze altijd heeft moeten zijn. Ik denk terug aan haar weg naar dit punt. Hoe bloedirritant ik het vond toen ze een burn-out kreeg omdat ze toen ineens de hele tijd thuis was terwijl ik zo gewend was aan mijn eigen tijd en ruimte. Die twee uur tussen het afgaan van de schoolbel en het hoofdloze poppetje dat ik onder de plakfolie op het raam richting ons huis zag lopen. Snoep werd haastig tussen de bank gestopt en de tv snel uitgezet. En dan doen alsof mijn zus en ik een diepzinnig gesprek met elkaar aan het voeren waren terwijl de chocola tussen onze tanden nog aan het smelten was. Twee jaar later zei ze haar baan op. ‘Hoezo je zegt je baan op?!’ Hoe geïndoctrineerd was ik al door de opgelegde denkbeelden over succes dat dit op veertienjarige leeftijd mijn reactie was. De moestuin volgde niet veel later.

‘Deze vrouw gooide het roer rigoureus om. Is zij nu gelukkig?’

Een paar maanden geleden open ik mijn Facebook en zie dat ze een filmpje heeft gedeeld die de titel draagt: ‘Deze vrouw gooide het roer rigoureus om. Is zij nu gelukkig?’ Het filmpje gaat over haar. Ik grinnik in mezelf om deze heerlijke Temptation Island-sensatiewaardige titel. De moestuin is inmiddels opgezegd en een waar vilt-imperium opgebouwd. Wanneer ik haar vraag of dit ook echt zo voelde kijkt ze me echter onbegrijpelijk aan. Hoezo dapper? Hoezo knap? Ze is niet getransformeerd van carrièrevrouw naar viltkunstenares, net zo min als ze ooit veranderde van geschiedenisstudente in moeder. Ze is al deze dingen allemaal tegelijk. Als kind draait de wereld om jou. De eerste achttien jaar van je leven bestaat er geen verplichting om aan je ouders te vragen hoe het eigenlijk met hen gaat. En ineens hoor ik mezelf vragen hoe het staat met die ene mevrouw van dat ene kunstproject. Ik realiseer me dat ik daadwerkelijk op de hoogte ben van mijn moeders leven en onze gesprekken gaan zowaar over mij en over haar. Wanneer deze shift precies heeft plaatsgevonden weet ik niet, maar dat maakt de realisatie als kind des te moeilijker voor te stellen. Dat je ouders ineens ook mensen zijn met hun eigen verleden en hun eigen problemen. ‘Hoezo problemen?’, hoor ik mijn veertienjarige zelf zeggen. Ik leer haar in fases kennen. De persoon waarvan het meest bizarre feit toch altijd blijft dat ik binnenin haar negen maanden lang letterlijk vorm heb gekregen. Die persoon zou ik toch het allerbeste moeten kennen. Maar pas na 21 jaar voelt het alsof dit besef van de menselijkheid van mijn bloedeigen moeder begint in te dalen. Ik voel de drang om al haar verschillende kanten te kennen en ik kan alleen maar hopen dat ik zoveel mogelijk van haar koude vingers mag leren. ◆

Tijdschrift Cul

15


Achtergrond

Amsterdamse

superdiversiteit Metamorfose van de stad

Amsterdam is met haar 180 nationaliteiten een stad rijk aan diversiteit. Het is altijd al een diverse stad geweest waarin verschillende culturen elkaar ontmoeten en dit lijkt zich nu verder te ontwikkelen. Het aantal Westerse en niet-Westerse Amsterdammers groeide en van een meerderheidsgroep is geen sprake meer. Op de site van de gemeente Amsterdam wordt zelfs gesproken van een ‘superdiversiteit’. De gemeente lijkt deze metamorfose te omarmen, immers, ‘verscheidenheid zorgt voor innovatie, creativiteit en flexibiliteit’. Toch worden er een aantal punten vergeten. Tekst Nikki Verhoeven Beeld Tobiah Palm Uit een onderzoek in 2016 van de gemeente Amsterdam blijkt dat de diversiteit op het gebied van nationaliteiten fors is toegenomen. Een ander gegeven uit het onderzoek is dat de verschillende nationaliteiten erg zijn gesegregeerd in Amsterdam. Plattegronden van de stad tonen dat Surinaamse en Antilliaanse Amsterdammers vooral wonen in de Bijlmer, Turkse en Marokkaanse Nederlanders vooral in Nieuw-West en in het Amsterdamse Oud-Zuid wonen vooral autochtone Nederlanders. Valt er met zo’n segregatie nog wel te spreken van diversiteit? Van penoze naar hipsterbuurt Om te zeggen dat diversiteit slechts bestaat uit diversiteit op het gebied van verscheidenheid in nationaliteiten is nogal kort door de bocht. Immers, diversiteit heeft onder andere te maken met verscheidenheid aan sociale klassen, seksuele geaardheid, kennis, leeftijd, sekse, overtuigingen en manieren van leven. In dit artikel wordt met diversiteit de verscheidenheid aan nationaliteiten en sociale klassen bedoeld. Is er wel sprake van deze diversiteit in Amsterdam en zo ja, mengen deze verschillende groepen?

De Jan Evertsenstraat veranderde van een criminele plek in een diverse winkel­straat. 16

Tijdschrift Cul


Achtergrond

In 2002 begon de gemeente Amsterdam aan een wijkaanpak rondom de Jan Evertsenstraat in de Baarsjes in Amsterdam Nieuw-West. In de buurt waren vooral mensen uit de lagere klassen en gastarbeiders woonachtig. Sinds de jaren negentig werd het getekend door de Amsterdamse penoze en was het de thuisbasis van drugsbaronnen. Met de wijk­ aanpak van de Amsterdamse beleidsmakers werden starters uit de middenklasse naar de buurt getrokken en mêleerden de lagere en middenklassen. Toch deden de middenklassers hun boodschappen elders dan in de Baarsjes en echt mengen deden de verschillende bevolkingsgroepen niet. Deze situatie zette zich voort tot in 2010 de eigenaar van een juwelierswinkel in de Jan Evertsen, Fred Hund, werd vermoord. Een groep mensen uit de buurt beseften dat ze zelf iets moesten doen om de buurt te verbeteren. Vanuit deze betrokken buurtbewoners vloeide de winkelstraatvereniging Ik geef om de Jan Eef voort. Onder andere met de winkeltas met daarop de tekst ‘Ik geef om de Jan Eef ’, hoopten de bewoners andere bewoners te stimuleren hun boodschappen voortaan in de straat te doen. Er kwam een grote Albert Heijn bij in de straat voor de middenklasse die wat meer geld had te besteden. De straat leefde op en hippe zaakjes als White Label Coffee, het Massage Huys, Toon en Kattencafé Kopjes deden hun intrede. Zo veranderde de Jan Evertsenstraat in een paar jaar tijd van een criminele naar een hippe buurt en een lucratieve plek voor ondernemers. Prijzen verdrijven Dit proces dat een buurt opwaardeert op sociaal, cultureel en economisch vlak wordt gentrificatie genoemd. Het kan zorgen voor een opleving aan diversiteit in een buurt – zoals in de Jan Evertsenstraat ook het geval was. Tegelijkertijd kan ditzelfde proces van gentrificatie zorgen voor een vermindering aan diversiteit. De bepalende factor is het aanbod aan woningen. Wanneer er in een buurt zowel koopwoningen als sociale huur- en commerciële huurwoningen beschikbaar zijn wordt er een meer diverse groep mensen aangetrokken uit meerdere lagen van de bevolking. Nu de rijkere middenklasse geïnteresseerd is in een buurt als de Baarsjes spelen investeerders hierop in met als gevolg dat de huizenprijzen stijgen en sociale huurwoningen langzaamaan verdwijnen. Mirjam de Rijk schreef in 2017 in De Groene Amsterdammer dat er steeds minder sociale huurwoningen zijn in tegenstelling tot de groter wordende behoefte aan deze collectieve woningen. De midden- en hogere klassen kunnen het zich veroorloven in de buurt te gaan wonen terwijl de lagere klassen, de oorspronkelijke buurtbewoners worden verdreven door de stijgende prijzen. Zij worden gedwongen om buiten de ring of zelfs buiten Amsterdam te gaan wonen. Het winkelaanbod past zich slechts aan op de vraag uit de buurt waardoor een eenzijdig en ‘verhipsterd’ aanbod aan hippe en relatief dure winkels overblijft. Stad van verhalen Is het erg dat er mensen buiten de ring of buiten Amsterdam moeten gaan wonen door de hoge prijzen? Sommige mensen zijn van mening dat dat de prijs is die je betaalt met het zijn van een wereldstad. Architect Arna Mackic vertelt in een aflevering van VPRO Tegenlicht hoe dit fenomeen wel degelijk een probleem vormt. ‘Mensen identificeren zich met een stad door de herinneringen en verhalen die er leven. Hoe meer

Stereotypes zijn niet onwaar maar wel onvolledig. verhalen er zijn op een plek hoe meer mensen zich identificeren met de plek’, legt ze uit. ‘Zo kun je ervoor zorgen dat de stad voor meerdere mensen is. Als de stad daarentegen maar voor één soort mens is, is de confrontatie tussen verschillende bevolkingsgroepen er niet meer. Mensen met verschillende opvattingen en verschillende verhalen en kennis spreken elkaar niet en komen elkaar niet tegen.’ Bepaalde groepen mensen voelen zich dus niet meer thuis in de stad en daarnaast is er geen contact tussen de verschillende bevolkingsgroepen die nog wel in de stad wonen. Dat er minder of zelfs helemaal geen contact is tussen verschillende bevolkingsgroepen is een probleem, omdat mensen dan slechts één verhaal kennen. Ze kennen één bepaalde bevolkingsgroep heel goed en gaan er vanuit dat hun eigen verhaal de gehele werkelijkheid omvat. Immers, als je alleen maar witte zwanen ziet in je gehele leven zal je ervan uitgaan dat zwanen altijd wit zijn. Er bestaan echter ook zwarte zwanen. Dit werkt hetzelfde tussen mensen. Er bestaan ook mensen die anders zijn dan jou, maar omdat je geen contact met hen hebt, voel je je niet met elkaar verbonden. Gevarenverhalen Schrijfster Chimamanda Ngozi Adichie vertelt in haar Ted Talk The danger of a Single Story hoe één verhaal alomvattend wordt als dat het enige verhaal is wat wordt verteld. Dit creëert stereotypes en deze zijn niet per se onwaar maar wel onvolledig. Mensen identificeren zich alleen met hun eigen wereld en zien geen connectie met mensen buiten deze wereld. Er ontstaat een bepaalde discours op basis van dit ene verhaal en sluit mensen uit die niet in dit verhaal passen. Er ontstaat segregatie binnen de samenleving. Verschillende bevolkingsgroepen vervreemden van elkaar op het moment dat ze niet met elkaar in contact komen en geen verhalen uitwisselen. Deze segregatie is wat de gemeente naar eigen zeggen wil tegengaan. De gemeente stelt immers dat diversiteit goed is voor de samenleving. Het bevordert, zoals al eerder vermeld, de innovatie, creativiteit en flexibiliteit. De gemeente geeft zelfs aan dat diversiteit op scholen de jeugd voorbereid op wereldburgerschap, iets wat belangrijk is in een steeds kleiner wordende wereld. Nu we in contact komen met meer mensen lijkt het niet meer dan logisch als we meer naar elkaar (leren) luisteren. Als de gemeente écht segregatie tegen wil gaan, diversiteit wil stimuleren en wil spreken van ‘superdiversiteit’ zal deze iets moeten doen om ervoor te zorgen dat er in woonwijken een mengelmoes blijft van sociale en commerciële huur en koopwoningen. ◆

Tijdschrift Cul

17


Achtergrond

Woorden hebben een levensduur. Ze raken uit de mode, ze worden vervangen door andere woorden of veranderen simpelweg. Wanneer woorden worden vervangen, kan het gaan om woorden die voor sommigen ongepast, ongemakkelijk of kwetsend zijn. Woorden zijn namelijk niet neutraal en daarom is verandering van de taal nodig. Maar neem je met het veranderen van woorden daadwerkelijk de achterliggende ongemakken weg? Tekst Laura Krabbe Beeld Naomi Veenhoven

18

Tijdschrift Cul

In cultureel centrum de Nieuwe Liefde vond in januari een lezing plaats over verboden woorden en nieuwe labels in de taal. Daar kwam sterk de vraag naar voren of de wereld taal maakt of taal de wereld. Oftewel: moet de betekenis van woorden veranderen, omdat deze de woorden kleur geeft, of moeten de woorden zelf veranderen, omdat deze de wereld vormen en indelen? Volgens sociaal wetenschapper Linda Duits, spreker op de desbetreffende avond, is het voornamelijk de taal die de wereld maakt. Opiniemaker Stella Helberg is juist van mening dat het oneerlijk is om de woorden te veranderen in plaats van de achterliggende betekenis. Zij stelt dat zolang de achterliggende ongelijkheid en het achterliggende onrecht niet opgelost zijn, de nieuwe woorden de negatieve lading


Achtergrond

zullen blijven behouden. Haar idee is dus dat de wereld de taal maakt en dat de denkpatronen van die wereld moeten veranderen. Met deze uitspraak doet Helberg alsof woorden simpelweg de betekenis overnemen die aan ze gegeven wordt en dat alleen die betekenis invloed heeft op de denkpatronen. Maar taal is niet een neutraal en op zichzelf staand ding. Het gaat niet slechts om woorden die verwijzen naar dingen, zoals de Oostenrijkse filosoof Wittgenstein beweerde met zijn correspondentietheorie (die hij later zelf weerlegde). Hij stelde dat taal moet verwijzen naar de werkelijkheid waarbij elke dubbelzinnigheid moet worden uitgesloten. Maar taal is niet een instrument waarmee je de werkelijkheid één op één kan beschrijven. Met taal doe je dingen. In het geval van ‘donker’ refereer je niet slechts naar een eigenschap, maar bijvoorbeeld ook naar de gehele ontstaansgeschiedenis van het woord. En die is niet bepaald rooskleurig. Een woordgeschiedenis ‘Donker’ is onderdeel van de bekende dichotomie donker-blank en werd bedacht als het nieuwe woord voor ‘neger’. Dit woord werd onder andere in de media vervangen door ‘donker’ vanwege de connotatie met het mensonterende koloniale verleden van Nederland. ‘Neger’ wordt in het Nederlands voor het eerst in 1644 genoemd waarmee de ‘lading’ van een slavenschip werd aangegeven. Het werd dus gebruikt ter aanduiding van het menselijk ‘koopwaar’. Daarnaast werd het gebruikt om de Afrikanen die ten zuiden van de Sahara woonden te ontmenselijken. Om de mensenhandel in die tijd te kunnen rechtvaardigen werden zij als minderwaardig bestempeld. De term heeft dus een racistische en denigrerende lading gekregen. Daarom werd de term in de tweede helft van de twintigste eeuw vervangen door ‘donker’, maar ook dit woord bleek polariserend te werken. ‘Blank’ draagt namelijk de betekenis van ‘onbevlekt’, ‘rein’ en ‘zuiver’ en ‘donker’, de oppositie van ‘blank’, betekent dus het tegenovergestelde. Tegenwoordig worden steeds vaker de termen ‘wit’ en ‘zwart’ gebruikt, vanwege de neutralere betekenissen. Zo is de NOS afgelopen januari overgegaan van ‘blank’ naar ‘wit’. Het woord ‘neger’ onderging dus een transitie waarbij eerst ‘donker’ de nieuwe term werd, die vervolgens opnieuw vervangen is door het neutralere ‘zwart’. De termen ‘neger’ en ‘donker’ waren zó beladen door hun ontstaansgeschiedenis, dat deze aan vervanging toe waren. Tegen het veranderen van deze woorden kan worden ingebracht dat het de achterliggende ongelijkheid niet wegneemt, zoals ook Helberg beweert. Het werkt misschien minder kwetsend voor sommigen, maar de ongelijkheid tussen witte en zwarte mensen blijft bestaan. Evenals de achterliggende (negatieve) denkbeelden. Volgens sommigen zou daarom die betekenis moeten veranderen en niet de woorden zelf. Maar zo neutraal is taal niet. Woorden refereren zélf ook naar bepaalde dingen, los van de betekenis ervan. De taal doet actief dingen, zoals dat ook te zien is bij de donker-blankkwestie. Buiten de hokjes Dat je met taal dingen doet, is ook zichtbaar bij de dichotomie man-vrouw. Allereerst ligt de ongemakkelijkheid van dit woordenpaar in het feit dat het mensen uitsluit die zich niet identificeren als man of vrouw, maar als iets daartussenin of iets daarbuiten. Zij worden gedwongen om een keuze

te maken uit slechts twee opties. De taal doet dus alsof hun identiteit niet bestaat. In werkelijkheid is er meer dan alleen maar man of vrouw. Niet alleen op cultureel gebied, maar ook op biologisch gebied: er worden bijvoorbeeld mensen geboren met mannelijke genen en het lichaam van een vrouw. Toch wordt er, zoals de eerdergenoemde Linda Duits het beschrijft, een bepaald wereldbeeld opgelegd aan de biologie. Die biologie gaat om sekse. Dit is, als we de ongenuanceerde dichotomie aanhouden, het biologische onderscheid in de lichamen van mannen en vrouwen: XY-chromosomen bij mannen en XX-chromosomen bij vrouwen. Maar deze woorden ‘man’ en ‘vrouw’ kennen deze neutraliteit niet. Ze impliceren namelijk ook een bepaald idee van wat ‘mannelijkheid’ en ‘vrouwelijkheid’ is. Dan spreken we over gender: een cultureel bepaald idee over de rollen en regels over ‘vrouwelijkheid’ en ‘mannelijkheid’. Vrouwen dragen bijvoorbeeld rokken, drinken thee en doen aan yoga. Mannen houden van motors, zijn sterk en mogen niet huilen. Dat opgelegde wereldbeeld komt ook terug in de gendertaal waarin sekse en gen­der door elkaar heen worden gebruikt. Gendertaal laat zien dat taal niet neutraal is. Het sluit mensen uit en impliceert ontzettend veel waar niet iedereen zich in kan vinden. Daarom is genderneutrale taal belangrijk: een taal waarbij de beladen woorden ‘man’ en vrouw’ worden afgeschaft. Waarin wc’s geen bordjes meer hebben en de NS de reiziger aanspreekt met ‘beste reiziger’. Taalmacht Cultuursocioloog Ruben Jacobs pleit in een artikel op de site van Brainwash voor een taalverandering op een ander gebied, namelijk de taal over klimaatverandering. De woorden die hiervoor worden gebruikt houden onze blik volgens hem af van de werkelijkheid en vervreemden ons er zelfs van. De klimaattaal noemt hij ‘afstandelijk, zwak en inspiratieloos’. Zo vindt hij dat het woord ‘duurzaamheid’ een vergaarbak is geworden voor een enorme hoeveelheid onduidelijke ecologische doelen. Het Engelse sustainability zou beter zijn. Wanneer hij het heeft over het woord ‘klimaatverandering’ zelf haalt hij een ander aspect aan dat de beladenheid van taal onderbouwt. Taal is namelijk onderhevig aan macht. Een bepaalde machtspositie geeft iemand de kans om woorden te claimen en er vervolgens mee te framen. Zo vond een politiek adviseur van de Republikeinen, de Amerikaan Frank Lutz, ‘global-warming’ een te beangstigend woord met catastrofale connotaties. Daarom voerde hij de term ‘climate change’ in, wat minder emotioneel uitdagend zou zijn. Echter, wat hij hiermee impliciet deed was het tegemoetkomen van klimaatsceptici die beweren dat veranderingen in het klimaat een natuurlijk, terugkerend proces is. Met de invoering van de nieuwe klimaatterm stuurde Lutz dus aan op een neutralere kijk op klimaatverandering en dat kon hij doen door gebruik te maken van zijn machtspositie. Taal is niet neutraal. Woorden kennen een bepaalde ontstaansgeschiedenis, woorden kunnen in- en uitsluiten, hebben betekenissen waar niet iedereen het mee eens is en worden gestuurd door macht. Het zijn beladen sociale constructies. Een gevolg van die beladenheid is dat woorden altijd aan verandering onderhevig zijn. Taal móét veranderen, want woorden verwijzen niet alleen naar de betekenis ervan, woorden doen veel meer dan dat. ◆

Tijdschrift Cul

19


Achtergrond

Groeipijn Een kijkje in een wereld waarin geldt: hoe dikker, hoe beter Met het ‘ideale’ schoonheidsbeeld wordt iedereen geconfronteerd. We vragen ons af of we mooi genoeg zijn en of we ons uiterlijk moeten veranderen om dit te verbeteren. Om ons heen veranderen vrouwen in fitgirls, maar wat gebeurt er in een wereld waar slank en gespierd zijn niet het ideaalbeeld is? Waar vrouwen juist hun best doen om dikker te worden? Neem een kijkje in het leven van feeders en feedees. Tekst Roos de Wijs Beeld Naomi Veenhoven

De feeder Feeders zijn bijna altijd mannen met een grote voorkeur voor dikke vrouwen. In veel gevallen zorgt de man ervoor dat de vrouw zichzelf gaat overeten: dit is een feedee (de gevoede). Het doel van een feeder is een feedee zo zwaar te maken dat zij afhankelijk wordt van de hulp van een ‘feeder’ (de voeder). Deze mannen leggen hun ideaal van een dik vrouwenlichaam op aan hun partner en moedigen deze aan om te blijven groeien. Het groeien, of het feeden, van deze vrouwen gebeurt op verschillende manieren en in verschillende mate van extremiteit. In sommige gevallen krijgt de vrouw via slangetjes of trechters een bepaald afgewogen aantal voedingsstoffen binnen. In minder extreme gevallen blijft het bij een uitgesproken wens van de man over wat hij aantrekkelijk vindt aan een vrouw. Dit heeft vaak ook al voldoende invloed op de verliefde vrouw om haar te motiveren meer aan te komen. Wanneer het feeden een obsessie wordt, zijn zij hier dagelijks aanzienlijk veel mee bezig. Door een lichaam constant vol te proppen met voedsel vormt dit een gevaar voor de gezondheid en ook voor de relatie. Wanneer de vrouw als gevolg hiervan om medische redenen moet afvallen, is dit voor haar feeder moeilijk. Hij voelt zich minder aangetrokken tot haar en ook zij moet leven met het feit dat haar geliefde haar minder aantrekkelijk vindt. Ook voor anderen heeft het afvallen gevolgen. Denk bijvoorbeeld aan de familieleden van deze mensen die hiermee te maken krijgen of de hoge ziektekosten die ontstaan. Bestaat er een grens aan het groeien en daarmee het ziek maken van een lichaam? Als deze mensen zelf niet in staat zijn om voor zichzelf te zorgen, zou er dan niet ingegrepen moeten worden vanuit de omgeving of de overheid?

20

Tijdschrift Cul

De feedee Feedees zijn veelal vrouwen, met uitzonderingen daargelaten. Een feedee die zichzelf aan mij voorstelt als Kris, spreek ik online over haar ervaringen. Zij geeft aan dat het feeden begon bij haar relatie met een voller persoon. Haar vriend at veel, vaak en ongezond. Doordat ze vaak met hem at, slopen deze gewoontes ook binnen in haar levensstijl. Hoe ronder zij werd, hoe leuker zij het bij zichzelf vond staan. Inmiddels heeft ze geen relatie meer, maar zegt ze troost te vinden op het internet door te chatten met andere feedees en feeders. Het is wel nog steeds haar droom om een relatie te hebben met een feeder. Veel eten doet ze ook nog steeds. Ze heeft zichzelf erop getraind om de hele dag door veel te snoepen en tussendoortjes te blijven eten. Ook probeert ze steeds grotere porties te eten. Een feedee kan dus ook prima doorgaan met deze levensstijl zonder vaste partner of actief aanwezige feeder. In eigen woorden legt ze uit dat ze aan self-feeding doet. De buitenwereld Van Kris weet haar directe omgeving, buiten de online-wereld, niet dat zij aan self-feeding doet en daarom plaatst ze ook geen foto’s van zichzelf op het internet. Dat ze niet openlijk uitkomt voor haar self-feeding heeft te maken met de manier waarop er over het algemeen naar dikkere mensen gekeken wordt, namelijk negatief. Wel reageren mensen in haar omgeving op haar groei. De opmerking ‘je bent weer eens dikker geworden’ voelt voor haar aan als een compliment, terwijl dat voor veel mensen gezien wordt als kritiek. Vaak reageert ze hierop door te zeggen dat het eten altijd zo lekker is of dat ze snel ‘te veel’ kookt in haar eentje. Op dit moment


Achtergrond

heeft zij haar streefgewicht van 160 kilo nog niet gehaald. Dat haar ouders haar vertellen dat ze op haar gewicht moet letten laat ze links liggen, ze is immers oud en wijs genoeg om haar eigen keuzes te maken. Het blijft heel moeilijk voor Kris dat haar waarden en idealen anders zijn dan die van de maatschappij en dat ze daar bijna niet aan kan toegeven. Fantasy feeders Een online community of forum voor feeders en feedees binnen Nederland lijkt nog niet te bestaan. Op de website fantasyfeeder.com, waar Kris ook gebruik van maakt, hebben zich mensen van allerlei nationaliteiten verzameld. Hier noemen zij zichzelf een fat-positive community. Er zijn mogelijkheden om filmpjes of foto’s te plaatsen en die van andere mensen te bekijken, en op het forum worden ervaringen, tips, recepten en meer met elkaar gedeeld. Ook is er een mogelijkheid om de profielen van andere gebruikers te sorteren op persoonlijke voorkeuren, om zo eventueel online een partner te vinden. In Nederland zijn er ook feeders en feedees. Op deze website alleen al komen er bijna achthonderd gebruikers uit Nederland. Toch horen we er in Nederland weinig over en gebruiken veel van deze profielen een geïllustreerdplaatje of een onherkenbaar deel van hun lichaam als profielfoto. De meeste van de foto’s laten volle buiken zien en soms ook billen. Via deze website kunnen zij anoniem toch de gewenste waardering van anderen ontvangen voor hun rondingen.

Kris heeft zichzelf erop getraind om de hele dag door veel te snoepen en tussendoortjes te blijven eten. ligt de grens van het groeien en het dikker worden? Is het verkeerd wanneer het de gezondheid in gevaar brengt, en op welk punt is dat het geval? Of moet dit bij de mensen zelf worden neergelegd, zonder overheidsbemoeienis? Hoe terecht is het dat het niet ‘normaal’ is om té dik of té dun te zijn en hoe ga je hiermee om? En zou het daarnaast niet ongezond zijn om de mens zijn verlangens te laten onderdrukken? Misschien kunnen we tenminste stellen dat voor feeders en feedees geldt: liever gelukkig dik, dan ongelukkig dun. En wie mag hun dat geluk afnemen? ◆

Taboe Er is veel ophef over vrouwen die extreem dun of dik willen zijn. Té dun is niet goed en té dik ook niet. Dit komt doordat het niet binnen het schoonheidsideaal past dat de maatschappij ons heeft opgelegd. Regelmatig krijgen vrouwen te maken met fat-shaming. Dit maakt het moeilijker voor feeders en feedees om hier openlijk voor uit te komen zonder bang te hoeven zijn voor negatieve reacties vanuit de omgeving. Het taboe rondom dik zijn draagt er ook aan bij dat groepen en websites voor een Nederlandse feeders en feedees gemeenschap moeilijk te vinden zijn. Toch blijft het de vraag in hoeverre de overheid voor een normalisering hiervan open zou moeten staan. Nu mag de overheid daar namelijk niks over zeggen of dit verbieden. Maar waar

Tijdschrift Cul

21


Alumnus

Alumnus aan het woord:

Esther Sarphatie Hoe het gemeentelijk bestuursapparaat moet veranderen met hulp uit de antropologische hoek

Esther Sarphatie werkt voor en bij verschillende gemeenten en noemt zichzelf gemeente-antropoloog. Maar wat moet een antropoloog nu in die bureaucratische wereld tussen al dat papier? Antropologisch onderzoek naar de Nederlandse overheid komt nog niet veel voor, maar blijkt van groot nut te kunnen zijn. Wel moet de antropoloog nog haar best doen anderen hiervan te overtuigen. Tekst Julia Wunderink Beeld Josia Brüggen Sinds 2015 zijn gemeenten verantwoordelijk voor jeugdzorg, werk en inkomen, en zorg aan langdurig zieken en ouderen, ook wel de decentralisatie van het sociaal domein genoemd. Dit besluit werd door de Tweede Kamer gemotiveerd met de gedachte dat de gemeenten beter in contact staan met burgers. Ook zou hiermee een bezuiniging van anderhalf miljard worden bewerkstelligd. Deze decentralisatie vereist verandering binnen de gemeenten en een metamorfose van het ambtelijk apparaat. Laat daarbij uitgerekend de antropoloog van onmisbare waarde te zijn. Transformaties observeren Esther legt uit hoe deze wijzigingen uit twee delen bestaan: de transitie en de transformatie. ‘De transitie, oftewel de technische overgang waarbij rechtmatigheid en doelmatigheid zegenvieren, snappen we in de Nederlandse bureaucratie heel goed. Maar de transformatie, de verandering in de manier van denken en kijken, de vragen over hoe men met voorzieningen en het contact met mensen om dient te gaan, vinden we echt heel moeilijk. En juist dat is waar antropologen goed in zijn, het observeren en begeleiden van transformaties.’ Er is tot op heden vooral gewerkt aan de transitie, het juridische deel en de administratie. ‘Alles is geregeld, maar er is nog niks veranderd in de kijk op en het praktiseren van zorgverlening. Sterker nog, we zitten nog meer in een regelkramp.’ En daarom zijn volgens Esther antropologen juist nu heel hard nodig. ‘We zien dat al die veranderingen geen effect hebben. De zorg verbetert niet en de klachten nemen alleen maar toe: nog meer bureaucratie, administratie, afrekenbaarheid en plannen van bovenaf. Dat is een frustratie die bij inwoners en professionals dagelijks terugkomt.’

22

Tijdschrift Cul

Gezocht: Antropoloog m/v Esther heeft naast haar werk ook een boek geschreven samen met antropoloog Masja Cohen: Gezocht: Antropoloog m/v. Esther en Masja ontmoetten elkaar toen ze werkzaam waren bij de gemeente Amsterdam. In het boek staan de loopbanen van beide auteurs en andere antropologen beschreven om de relevantie van antropologisch werk te laten zien. ‘We vonden dat op universiteiten erg weinig aandacht werd besteed aan de toepassing van het vak op de arbeidsmarkt. De opleiding was vooral gericht op kennis vergaren en wij merkten dat we niet uitgerust waren om aan de arbeidsmarkt deel te nemen. Het boek is een pleidooi voor een andere invulling van de opleiding. We zagen dat antropologen zich in een soort geitenwollensokken-hoek van de quasiwetenschap lieten drukken en daar wilden we iedereen uithalen. Zoals we ons veldwerk praktisch en projectmatig benaderen, kunnen we ook een heel project runnen. Wij hebben die tools en competenties in handen. Het boek diende daarom als een soort imago-boost.’ Chaos in een systeemwereld Maar kunnen de antropologische vaardigheden daadwerkelijk helpen bij het oplossen van de veranderingsproblemen in het ambtelijk apparaat? Op de vraag of Esther bij de gemeente het idee heeft dat ze haar tools en competenties in kan zetten, geeft ze een dubbel antwoord. ‘Steeds meer en ook steeds minder. Meer, omdat ik naar de gemeente ben gegaan om participerende observatie te doen. Ik wil van binnenuit snappen hoe bepaalde beslissingen of bezuinigingen doorgevoerd worden. Ik focus op verhalen van inwoners door in een vrij gesprek met ze te praten, zonder vragenlijsten of enquêtes. Dit is wat ik “narratief waarderen” noem. Hierbij word ik als een vreemde eend in de bijt gezien, afwijkend van de dominante mores. Ik ben vooral op de hand van de inwoners, terwijl de gemeente rechtmatig en niet responsief mag zijn. Veel ambtenaren werken procedureel en afstandelijk en zien het college

De transformatie op sociaal domein heeft behoefte aan de antropologische stem.


Alumnus

van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad als hun directe baas. Maar de uiteindelijke baas is de samenleving.’ Eigenlijk wil Esther kiezen voor chaos, maar ze zit vast in een systeemwereld. ‘In die zin hoor ik er niet thuis. Maar toch hoor ik hier ook weer wel, juist omdat die transformatie op sociaal domein behoefte heeft aan de antropologische stem. Ondertussen begrijp ik hoe de gemeente werkt en redeneert. Ik ben altijd op zoek naar het motiverend narratief van ambtenaren, dat is juist in tijden van transformatie erg waardevol. De bestuurskundigen en economen, met hun dominantie van rechtmatigheid en doelmatigheid, lopen tegen hun grenzen aan. De aandacht is nu aan het verschuiven naar de mensen en daarom krijgt de antropologische stem meer gehoor. Van inwoners, ambtenaren, bestuurders, sociaal ondernemers en sociaal werkers krijg ik nu te horen: “Esther, dit is wat we nodig hebben!’’.’ Een echte antropoloog kan niet zonder haar con-

cepten. Esther gebruikt voornamelijk de begrippen liminaliteit en tussenruimte om aan anderen duidelijk te maken hoe verandering plaats kan vinden. ‘Antropoloog Victor Turner schrijft over de noodzaak van liminaliteit: een geduide tijd die nodig is om een overstap te maken. Echter, daar wordt in de gemeentelijke bureaucratie geen ruimte voor gecreëerd. De ambtelijke gedragsregels, de doorgeschoten rechtmatigheid en de angst voor verlies van controle zijn zó dominant dat het maatschappelijk doel er niet toe doet.’ Volgens Esther zijn mensen niet meer gericht op het proces, maar alleen op het resultaat. Daar wordt je immers niet op afgerekend: ‘We hebben namelijk wel de transities gerealiseerd en het resultaat behaald, maar de mensen zijn er niet blij mee. Wat ontbrak is de tussenruimte, de ruimte om na te denken, te overleggen, te oefenen en te experimenteren. Deze liminele fase is essentieel voor transformatie’. En zo laat Esther zien dat antropologen zelfs tussen het bureaucratische papierwerk hard nodig zijn. ◆

KOM BIJ DE KRING! Afgestudeerd! En dan? Antropologen belanden na hun studie in zeer diverse beroepen die niet altijd (direct) gerelateerd zijn aan de studie. De kans is groot dat je na verloop van tijd de binding met je vakgebied en de academische wereld kwijtraakt. Zonde, nietwaar? Wil je na je studie graag op de hoogte blijven van de ontwikkelingen in jouw vakgebied? In contact blijven met studiegenoten en docenten? Word dan lid van de Kring Antropologie/Amsterdams Netwerk Cultureel Antropologen (ANCA).

Wat heb ik aan mijn lidmaatschap? - Gratis toegang tot activiteiten van de Kring Antropologie (borrels, lezingen, filmavonden). - Gratis lenerspas voor de UvA-universiteitsbibliotheken. - Gratis toegang tot de jaarlijkse alumnidag van de UvA. - Flinke korting op UvA-voorzieningen (zoals: Universitair Sport Centrum en UvA-colleges). Kijk voor meer informatie op: www.uva-alumni.nl/antropologie

Tijdschrift Cul

23


Column

Op zoek naar realiteit tussen de paardenschijt Tekst Dieuwke Papma Beeld Tobiah Palm

‘Zonder fietslicht? Dat moet de Amsterdammer zijn!´ Met veel kabaal word ik op het erf onthaald. Even laat ik alles op me inwerken, maar binnen een halve minuut gaat de boer over tot praktische zaken – ik moet nog boodschappen doen, maar de supermarkt hier kent andere openingstijden. ´ Je heb een kwartier tot ‘ie sluit. Wel eens in een diesel gereden? Rechts het erf af, dan rijd je er zo tegenaan.’ Voor ik het weet zit ik achter het stuur. ‘Koppeling!’, brult hij door mijn raampje. Vol trap ik op de rem. ‘Heb jij je fietsdiploma wel?’ Na nog wat gestuntel tuf ik schokkerig weg. Deze gebeurtenis staat symbool voor de rest van mijn verblijf. Op de Terschellingse paardenboerderij wordt namelijk anders gecommuniceerd. En dus: wanneer de boer ‘koppeling’ brult, trap ik op de rem. We spreken een andere taal. Ook wordt er grof onderscheid gemaakt tussen ‘eilanders’ en ‘mensen van wal’. Erger nog: ik ben er ‘eentje uit de stad’. Met achterstand probeer ik mijn aanpassingsvermogen te bewijzen, en leef al snel mét en vóór deze nieuwe groep mensen. Vastgeklampt aan mijn mestvork onderga ik een razendsnelle metamorfose. Wie ik ben blijkt betrekkelijk. Op de boerderij draait het minder om paarden dan in eerste instantie gedacht. Weilanden afzetten, toiletgebouwen poetsen, hout kloven: de mogelijkheden zijn oneindig. Maar even ‘lekker’ met een paard het strand op? Ik krijg de indruk dat de boer deze gedachte nogal stads vindt. Ze lopen voor de gasten, niet voor mij. Ik denk aan wat mijn moeder zou zeggen: ‘kop buigen’. Op een middag moet Geert naar de wei worden gebracht. De eer is aan mij, maar hoe harder ik aan het touw trek, hoe meer weerstand het dier geeft. Geert blijkt een karrenpaard. ‘Daar moet je tegen praten, niet aan trekken. Net als jij’, zegt de boer terwijl hij me uitdagend aankijkt. Dergelijke vergelijkingen tussen mens en dier zijn hem niet vreemd. De boer heeft hier heel wat rondlopen: zwakke schapen, koppige ezels, malse koeien... En zo ben ik de personificatie van karrenpaard Geert. Ik ben door het dolle. Hij begint me te snappen. Mijn moeder komt langs. Met roze baret en gebloemde laarsjes tref ik haar op het erf. Ik zie dat ze schrikt. Begrijpelijk. In lijn met mijn nieuwe levensmotto ‘slecht weer bestaat niet, slechte kleding wel’ draag ik een enorme verzameling vieze truien en broeken. ‘Wat is het hier stil’, zegt ze. Ik vind het wel meevallen. ‘Wat een stadse opmerking’, denkt mijn nieuwe ik. Na twee weken vol ‘miscommunicatie is ook communicatie’, wordt mijn meest stoute droom werkelijkheid. De laatste avond van mijn verblijf ben ik uitgenodigd voor de surpriseparty van de boerenzoon. Op tafel staan twee pannen soep: één mét, en één zonder ballen. ‘Speciaal voor onze Dieuwke’, zegt de boer met zijn altijd sprankelende pretogen. ‘Helemaal vegetarisch.’ Samen ervaren we hoe betrekkelijk we zijn. Zo heb ik de stilte van het eiland geïnternaliseerd, en heeft hij het volume van zijn brul bijgesteld. We zijn elkaars taal gaan spreken. Koppeling? Ik geef gas. Het was soep met ballen. ◆

24

Tijdschrift Cul


Column

Tijdschrift Cul

25


Verhaal

Filip en de rups Tekst Titus Scholten Beeld Josia Brüggen Vlinders hebben Filip altijd al gefascineerd. Vroeger tekende hij ze altijd in zijn gedachten, want echt tekenen kon hij helaas niet. Maar nu hij een grote jongen was, vond hij dat kinderachtig en bekeek hij ze gewoon veel liever. Hij kon wel urenlang naar vlinders kijken: hoe ze rustig van het ene naar het andere blad vlogen; hoe ze met groot gemak doelloos konden rondzweven; hoe ze zo vrolijk leken te zijn met elkaar. Hun leven leek licht en zonder zorgen. Hij hield van de vlinder. Maar deze dag was anders. Vandaag viel zijn oog op een rups die langs een tak omhoog kroop. Deze ene rups, heldhaftig en beeldschoon in zijn worsteling, kroop langs de tak alsof hij naar voren geduwd werd door een macht groter dan zichzelf. Deze kleine rups en zijn lange tocht naar boven ontroerde hem, meer dan de vlinders dat ooit hadden gedaan. Waarom, vroeg Filip zich ver­ twijfelend af. Hij liet een enkele traan en sloot zijn ogen. Rups wist niet waarom, maar hij moest doorgaan. Om een of andere reden draaide zijn hele bestaan om het bereiken van het einde van deze tak. Al werd deze tak zijn laatste: hij zal zijn bestemming bereiken en zien wat er aan het einde is. Dit doel verleende hem in ieder geval iets om naar te streven. Waarom dat nodig was wist Rups niet, maar hij vond dat beter dan niets doen. Deze tak zou hem niet klein krijgen. En zo kroop Rups omhoog, naar het licht toe. Hoe lang het hem zou duren wist Rups niet. Hij wist ook niet of het nut had, of hij hiermee iets zou bereiken. Toch had hij het onbestemde gevoel dat deze lange tocht beloond zou worden.

26

Tijdschrift Cul

Het was slechts een gevoel, dat wist Rups ook wel. Maar Rups vond het beter om te streven dan om louter tevreden te zijn. Hoe dan ook, de tocht was op zichzelf wel aangenaam. Het was niet erg om te worstelen in deze omstandigheden. De zon scheen, de bladeren waren groen en zijn eeuwige honger was zo goed als gestild. Het was een mooie dag om te klimmen en om iets nieuws te ontdekken. Rups keek om zich heen. In de tuin waren enkele vlinders die zich grootser voelden dan hij, omdat ze vlinders waren en geen rupsen. Rups had zoiets gehoord van zijn mederupsen. Hij kon dat nooit begrijpen: waarom zou je belangrijker zijn als vlinder dan als rups? Rupsen dienen toch ook ergens voor? ‘Kijk hem nou eens worstelen’, zei Vlinder vergenoegend terwijl hij naar de andere vlinders vloog. ‘Ja, je hebt er af en toe eentje die het probeert hè’, zei een ander terwijl ze haar vleugels opvouwde. ‘Ach, die jonkies. Hun worsteling vind ik wel wat moois hebben’, zei de jongste onder hen. ‘Tuurlijk’, zei Vlinder. ‘Maar wij weten beter. De worsteling is een illusie, beste jongeling. Je gaat van de ene fase naar de andere en er is niets bijzonders aan. Je wordt toch wel vooruit gedreven. Zo is dat ook altijd gegaan bij ons.’ Zo zaten ze daar met z’n drieën de rups en zijn poging tot heroïsme te ondergraven. Rups kroop en kroop. De zon draaide meerdere malen om de aarde heen, als een klok die met een meedogenloos ritme


Verhaal

haar uren slaat. Hij zwoegde al dagen achtereen, maar het einde leek maar niet dichterbij te komen. De stip aan het einde van zijn visie bleef even groot. Rups wilde keer op keer een eind maken aan wat hij zo onderhand als een tragischnaïeve en hopeloze onderneming zag. Maar toch ging hij door. Iets aan het einde van die tak trok hem naar boven. De belofte van een ander leven. Een nieuwe schoonheid, zowel innerlijk als uiterlijk, lokte hem, als iemand die slaapdronken door het gerinkel van zijn wekker gelokt wordt. De vrede die hij voor zich zag was alle chaos en vermoeidheid waard. Maar na verloop van tijd werd het stipje aan het einde toch groter. Zijn wilskracht werd vermenigvuldigd door dit hoopvolle teken. Eindelijk zag hij vooruitgang. Zijn hoop werd nu beloond door een concreet resultaat: het naderen van zijn bestemming. En toen, na eindeloos zwoegen, brak dan eindelijk de dag aan waarop hij zijn eindbestemming bereikte. Hij zuchte, zakte in elkaar en voelde zijn lichaam afbreken. Langzaamaan werden al zijn pijnen, zijn verdriet, zijn heroïsme en zijn liefde voor de toekomst opgelost en samengevoegd tot iets anders: wat hij zou worden wist hij niet, maar dit alles was de moeite waard. Filip opende zijn ogen en wederom staarde zijn computerscherm hem zonder veel enthousiasme aan. Vroeger dwaalde hij nog wel eens rond. Dan zou hij gewoon zijn schoenen aandoen en een wandeling maken, de ene voet voor de ander zettende en dan maar kijken waar zijn benen hem naartoe zouden dragen. Maar dat deed

hij steeds minder vaak. Nu speelde hij alleen maar computerspelletjes. Dat speet hem, maar hij wist niet wat hij ertegen kon doen. De zin om te ontdekken had hij verloren tijdens de middelbare school, toen hij zich zorgen begon te maken over wat anderen van hem dachten. Heden ten dage dwaalde hij in zijn hoofd, door de verlaten straten van zijn herinnering, waarin alleen hij een voetganger was. Soms nam hij een afslag die hij niet eerder had genomen, om te kijken waar hij zou belanden. Vaak was dat een teleurstelling, maar soms verraste hij zichzelf. Hij herinnerde zich die ene keer dat hij in zijn achtertuin was, die vroeger in de lentes altijd vol nieuw leven was, en een rups omhoog zag kruipen. Toen moest hij rond de zeven jaar zijn geweest, schatte hij. Dat was tien jaar geleden. Wat een wonder was dat! Wat een strijd! Wat een toewijding! Hij moet uren hebben gekeken naar die rups voordat hij werd geroepen door zijn moeder voor het eten. Hij voelde zich geïnspireerd door die rups op dit moment. Zijn eigen traagheid, apathie, lethargie, zelfhaat en oneindig getob moest nou maar eens klaar zijn. Deze rups had zijn huidige situatie opgeofferd voor iets groters, iets dat geen triomf kon beloven maar daar slechts een fluister van aanbood. Waarom koos hij ervoor om in zijn kamertje te blijven zitten, naar een inspiratieloos computerscherm te turen en niet op avontuur te gaan, zoals hij dat vroeger deed? Waarom bleef hij vastzitten terwijl de rups vooruit ging? Filip was klaar met zijn gewoontes, zijn depressie en dit moment. Fillip was klaar om te veranderen: klaar voor de toekomst. ◆

Tijdschrift Cul

27


Achtergrond

Nu actie of bezuinigingen? Hoe de kwaliteit van het onderwijs verdwijnt achter gesloten deuren

Acht jaar na het begin van de lobby voor het doorvoeren van neoliberaliserende en bezuinigende maatregelen binnen het universitair onderwijs vanuit Den Haag, drie jaar na de bezetting van het Maagdenhuis en drie maanden na het begin van 2018, zijn de bezuinigingen op de Faculteit der Maatschappij en Gedragswetenschappen (FMG) een geluidloos feit. Terwijl de kwaliteit van het onderwijs de das om wordt gedaan blijven de met het leenstelsel beloofde financiĂŤn uit Den Haag uit. Tekst Simone Hanrath Beeld Tobiah Palm

De bezuinigingen zijn geluidloos omdat er over de aanleiding, de directe gevolgen en de uiteindelijke doorvoer nauwelijks tot niet gecommuniceerd is met docenten, en tegenover studenten, op een door studenten afgedwongen mail na, met geen woord over de ingrijpende veranderingen is gerept. De stilte is bijzonder opvallend, gezien de studiepunten halende student sinds Rutte 1, vanuit zowel het huidige bestuur van de UvA, als Den Haag, wordt gezien als de primaire inkomstenbron van de neoliberale universiteit. Dat die inkomstenbron blijkbaar niet (direct) bij ingrijpende beslissingen hoeft te worden betrokken is iets waar vanuit studenten, docenten

28

Tijdschrift Cul

en PhD’s op is gereageerd met de totstandkoming van Nu! (Nieuwe universiteit/New university). Sinds het lekken van de bezuinigingsgerelateerde documenten, heeft deze groep regelmatig acties georganiseerd en flyers verspreidt met het oog op inspraak en verandering binnen de prominente bedrijfsmentaliteit die de academische mentaliteit van de Universiteit van Amsterdam lijkt te hebben opgekocht. Dat de grote doorbraak van de neoliberale universiteit na zo’n acht jaar proberen toch wat langzaam op gang lijkt te komen is nauwelijks verassend te noemen. Sinds 2008 staan er met uitzondering van het jaar 2011, enkel verliezen


Achtergrond

genoteerd in de via de website toegankelijke jaarverslagen. Opvallend is daarbij dat de negatieve cijfers vaak van doen hebben met de resultaten van de post Vastgoed die met een tekort van zeven tot achttien miljoen in geen enkel jaar een sluitende bijdrage leverde aan de begroting. Het vastgoedbeleid wordt, volgens het jaaroverzicht van 2013 gevoerd ‘op basis van het Huisvestingsplan 2005-2020, waarin successievelijk nieuwe of gerenoveerde accommodatie wordt gerealiseerd vanuit een concept met vier campussen (Binnenstadcampus, Roeterseilandcampus, Science Park Amsterdam en het AMC – en met ACTA op de VU-campus)’. Het feit dat hier jaar na jaar een verkeerde financiële inschatting is gemaakt geeft zacht gezegd terecht aanleiding tot opgetrokken wenkbrauwen. Gevolgen van de bezuinigingen Bij gebrek aan succes is voor het jaar 2018 besloten te bezuinigingen op de FMG en andere takken van de sociale wetenschap. De bezuinigingen houden volgens het in de Facebook-groep van de Nieuwe Universiteit gelekte document getiteld ‘Note on how we would like to approach the current budget situation within the Social Sciences’ concreet in dat er: grotere werkgroepen komen, minder lesuren zijn per student, en er minder feedbackmomenten komen, met in plaats daarvan peer reviews (waarbij studenten elkaar van feedback voorzien). Daarnaast zullen promoties worden uitgesteld en zal er gekort worden op de investeringen in PhD’s. Het gerechtigde budget tot bijscholing en ontplooiing voor werknemers zou volgens dit document met de helft worden verminderd. Bovenstaande veranderingen worden uitgevoerd in kader van het allocatie model dat de UvA gebruikt om de inkomende geldstromen over de faculteiten te verdelen. Het allocatiemodel verwacht van studies dat ze in een gestandaardiseerd jasje (zie stroomlijning van opleidingen) met elkaar concurreren om in aanmerking te komen voor extra financiering. Na jaren van negatieve begrotingen zijn de bezuinigingsmaatregelen, volgens de huidige decaan Hans Brug, de enige manier om het tij in het begrotingstekort te keren. In een Q&A gehouden op 2 november 2017 wordt door de FMG en het Bestuur Sociale Wetenschappen (BSW) de vraag gesteld of het tekort zich zal vertalen in minder faciliteiten voor de docerende medewerkers. Het antwoord van de decaan klinkt bevestigend: ‘We zullen ons best doen om een pakket aan interventies te bedenken dat, alhoewel pijnlijk, geaccepteerd kan worden.’ De noodzaak van de bezuinigingen, lijkt aan het einde van de Q&A een heilig huisje. Of de bezuinigingen ook terecht de kwaliteit van het onderwijs aan tasten is iets waar geen verantwoording over wordt afgelegd. Zo blijft onduidelijk waarom de interventies niet bij inkomstenbronnen als Vastgoed plaats vinden. Een trend van zeven

Of de bezuinigingen ook ­terecht de kwaliteit van het onderwijs aan tasten is iets waar geen verantwoording over wordt afgelegd.

Het feit dat hier jaar na jaar een verkeerde financiële inschatting is gemaakt geeft zacht gezegd aanleiding tot opgetrokken wenkbrauwen. tot achttien miljoen verlies zou toch moeilijk over het hoofd te zien zijn. Naast deze schijnbaar te bagatelliseren onduidelijkheid, staan er verder nog meerdere vraagtekens overeind. Uitblijvende verantwoording Vastgoed blijkt niet de enige kostenpost waar geen concessies van worden verwacht. Andere instanties die gelieerd zijn aan de UvA zitten er warmpjes bij, en ook een aantal niet genoemde ‘potjes’ zijn ervan gevrijwaard een extra duit in het zakje te doen. Zo zijn het Amsterdams Medisch Centrum (AMC), de Amsterdam University College (AUC) en het Academisch Centrum Tandheelkunde Amsterdam (ACTA) gerechtigd aanspraak te maken op een ‘historische regeling’ die hen van een extra appeltje voor de dorst voorziet in tegenstelling tot de rest van de UvA, en met name de FMG en FGW, die gedwongen worden de buikriem aan te halen. Onlangs werd in de Facebook-groep van Nu! een reactie op de kaderbrief uit 2015 openbaar gemaakt. In deze brief werden door de Ondernemingsraad (OR) en de Facultaire Studenten Raad (FSR) een aantal vragen gesteld omtrent de bezuinigingen die in de kaderbrief werden voorgesteld. Hierbij bleek in 2015 35 procent van de begroting te zijn uitbesteed aan ‘overige kosten’. dat terwijl van die kosten maar liefst tweederde naar de centrale overhead gegaan. Ter verduidelijking: de centrale overhead is het deel van een budget dat een organisatie aan de eigen organisatie besteedt. In de begroting voor 2018 bleken deze kosten groter dan in voorgaande begrotingen, terwijl de geleverde diensten van de overhead en daarmee de aanspraak op dit geld in aantal bleken te zijn geslonken. Een ander onopgelost vraagstuk zijn de strategische financiën. In de kaderbrief van 2015 staat namelijk dat er zo’n vijf miljoen euro ter beschikking zou zijn geweest onder het kopje ‘strategische investeringen’, daarvan is drie miljoen euro opgegaan aan het kopje ‘nog te verdelen financiën’. Wat er uiteindelijk met dat geld is gebeurd, is niet publiekelijk gemaakt. Hoeveel er verder nog niet publiekelijk is gemaakt, blijft nog maar de vraag, terwijl er pijnlijke bezuinigingen worden geëist zonder dat daar vanuit hogere partijen ook maar een zweem van verantwoording over wordt afgelegd. Als de bezuinigingen werkelijk noodzakelijk zijn hoe komt het dan dat tot nog toe niemand uit deze kringen de moeite heeft genomen om zich te wenden tot het gewone volk, de student, en hem op de hoogte te brengen van de inbegrote klap? ◆

Tijdschrift Cul

29


Student in beeld

Student in beeld:

Sterre Herstel Over vooruitgang en diversiteit binnen de universiteit Sterre heeft vanuit haar familie meegekregen om maatschappijkritisch te zijn. Net als haar punk-ouders, die daar best fel in konden zijn. Ook haar opa en oma zetten zich veel in voor dingen die zij ‘fucked up’ vonden in de samenleving. ‘Ik heb dat wel een beetje meegekregen: als iets je niet zint, verander het dan.’ Een van de dingen die Sterre niet zint, is de prestatiecultuur in het onderwijs. Tekst Carolien den Boer Beeld Josia Brüggen Sterre Herstel (22) is derdejaars studente Culturele Antropologie. Uit haar persoonlijke ervaring kent Sterre bijna alle niveaus van onderwijs. Op de middelbare school begon zij met mavo en stroomde na haar eindexamen door naar de havo om ook daar een diploma te halen. Daarna behaalde zij een propedeuse bij de hbo-opleiding Cultureel Erfgoed, waarna ze de stap naar de universiteit maakte. Vooral het niveau van Engels en de hoeveelheid leeswerk bleek een lastige omscha-

30

Tijdschrift Cul

keling. Met Google Translate worstelde ze zich door de eindeloze artikelen en boeken. De universiteit viel haar echter zo zwaar dat, mede hierdoor, ze in het eerste jaar in een depressie terecht kwam. Het onderwijs op de universiteit is in Sterre’s ogen een mini-samenleving, waar niet alleen wordt geleerd wat waardevolle kennis is, maar ook een waardevolle houding: de prestatiecultuur. ‘Mijn vader was van mening dat je echt je eigen ding moet doen en schijt moet hebben aan wat andere mensen daarvan vinden.’ Maar toen Sterre twaalf jaar was, verliet haar vader de familie en raakte zij deze mentaliteit kwijt. Sterre ging mee met de prestatiecultuur door de druk die zij voelde van docenten en medestudenten om een sterke toekomstige arbeidspositie te creëren. Na de lastige overstap naar de universiteit lukte het Sterre om het leeswerk bij te houden en haalde ze goede cijfers. Daarom startte ze met het Honoursprogramma (een aanvullend programma op de bacheloropleiding) en begon ze vrijwilligerswerk te doen bij het project ‘Vooruit’: een project waar studenten zich inzetten voor een betere sociale cohesie in Amsterdamse wijken. Niet alleen werkt Sterre hard aan haar eigen toekomst, ook werkt


Student in beeld

‘Bij antropologie doen we onderzoek naar de samenleving, maar het resultaat is niet leesbaar voor de samenleving.’ ze mee aan verschillende projecten om lesmethodes te veranderen en het onderwijs meer divers te maken. ‘Onderwijs is waar onze waarden grotendeels gemaakt en gereproduceerd worden’, vertelt Sterre. ‘Ik dacht: daar moet iets gebeuren. Daar wil ik aan bijdragen.’ Intellectuele bevrediging Universitair onderwijs heeft in principe drie kerndoelen, legt Sterre uit: academische, maatschappelijke en persoonlijke ontwikkeling. Deze drie pilaren ondersteunen elkaar en zouden een complete ontwikkeling van studenten moeten volbrengen. Op de Universiteit van Amsterdam (UvA) zit de academische ontwikkeling goed, blijkt uit feedback van studenten over de UvA. Er is volgens de studenten echter weinig vrije ruimte voor persoonlijke ontwikkeling en ook de maatschappelijke ontwikkeling is matig. ‘Ik schrijf een essay, lees een boek. Maar ik bereik er niets mee in de wereld. Het is leuke intellectuele bevrediging. Maar wat doe ik nou echt?’ De nieuw aangekondigde bezuinigingen in januari 2018 zullen ervoor zorgen dat er minder geld en tijd is voor de begeleiding van studenten. Voor de eerstejaarsstudenten kunnen de nieuwe bezuinigingen betekenen dat zij het grotendeels zelf moeten uit zoeken. Ook komt er waarschijnlijk minder geld voor studieadviseurs en docenten, waardoor de lesmethodes eenzijdiger zullen worden. De bezuinigingen gaan er naar Sterre’s mening voor zorgen dat de ontwikkelingsdoelen nog minder aandacht krijgen. Onhaalbaar diversiteitsbeleid De aanstaande bezuinigingen staan haaks tegenover de diversiteitsdoelstelling van de UvA. Het bestuur liet tijdens de opening van het academische jaar weten dat zij een meer diverse studentenpopulatie willen aantrekken, ‘maar dan moeten zij daar wel de structuren voor aanbieden.’ Nieuwe bezuinigingen zorgen voor minder begeleiding voor studenten, ‘dan kan de doelstelling niet gelden voor deze faculteit’, zegt Sterre stellig. ‘Stel je komt van het hbo’, vervolgt ze: ‘en je bent geen academische taal gewend. Alleen aan het curriculum van antropologie kan je je handen dan al vol hebben. En sinds het leenstelsel er is, moeten sommige studenten ook nog keihard werken naast hun studie. Wanneer doorstoomstudenten nog minder begeleiding krijgen, kan het succesvol volbrengen van het eerste studiejaar zeer zwaar worden voor hen.’ Daarbij komt ook nog dat universitaire opleidingen studenten niet voldoende klaar maken voor de arbeidsmarkt. Daarvoor moeten studenten extra activiteiten doen, zoals een Honours onderzoek, vrijwilligerswerk of een het lopen van een stage – wat Sterre liever ‘gratis arbeid aan mensen verlenen’ noemt. De universiteit moet juist verantwoordelijk-

heid nemen voor de arbeidspositie van studenten. Zij vindt het onvoldoende dat er opleidingen worden geboden waar studenten enkel iets mee kunnen bereiken als ze er nog wat naast gaan doen. Dit is namelijk veel lastiger voor studenten die al hun tijd moeten steken in het financieren en halen van de opleiding. ‘Zolang de arbeidspositie ook afhankelijk is van wat je naast je sociale wetenschap studie doet, creëert en reproduceert het ongelijke posities.’ Antropologie leesbaar maken Niet alleen vindt Sterre dat de universiteit zelf meer divers moet worden, ook de verwerking van academische kennis moet toegankelijker worden gemaakt. ‘Bij antropologie doen we onderzoek naar de samenleving, maar het resultaat is niet leesbaar voor de samenleving.’ De academische wereld vernieuwt niet genoeg, sterker nog, met eenzijdige lesmethodes zetten we misschien een stap achteruit. Er wordt studenten vooral geleerd hoe zij academisch moeten schrijven, deze cultuur wordt gereproduceerd. Er zou meer geëxperimenteerd kunnen en moeten worden volgens Sterre: ‘Er zijn zoveel mogelijkheden om informatie aan de samenleving te geven, maar we doen er nog te weinig mee.’ Zelf werkt ze via haar Honours-stage mee aan verschillende projecten om lesmethodes te veranderen, zoals het focussen op omzetten van wetenschappelijke kennis en onderzoeken naar verscheidene multimedia. Om de kennis over de samenleving ook met de samenleving te kunnen delen. Waarom moet je bijvoorbeeld een essay schrijven over linguïstiek? ‘Intonatie en spraak zijn daarin zo belangrijk, dan zou het toch tof zijn als studenten een luisterboek kunnen maken?’ Of heel andere zintuigen aanspreken, door installaties te maken als eindproject. Studenten leren ook op verschillende manieren, beargumenteerd Sterre, dus zouden diverse opdrachten een goede manier zijn om enerzijds een leefwereld over te brengen, anderzijds ook antropologische kennis meer toegankelijk te maken. Begrijpelijke taal Om zowel de diversiteit op de universiteit te vergroten als wetenschappelijke kennis nuttig te maken voor de samenleving heeft Sterre een project ontwikkeld voor studenten Antropologie en Culturele Maatschappelijke Vorming. Hierin werken studenten van het hbo en de universiteit samen om een workshop dag te geven aan middelbare scholieren. Een dag die in het teken moet staan van privileges en vooroordelen. Studenten leren hierin wetenschappelijke kennis te vertalen naar begrijpelijke taal en doen praktische ervaringen op. De middelbare scholieren komen door deze workshop in contact met wat er in het hoger onderwijs wordt gedaan, en ze leren over deze maatschappelijk belangrijke onderwerpen. Ironisch genoeg is dit lesprogramma nooit in uitvoering gebracht, omdat er vanuit de UvA niet genoeg uren beschikbaar waren om hier begeleiding bij te geven. Sterre’s ultieme onderwijsdroom? Een kleine universiteit, waar wordt geleerd door zelf ervaringen op te doen, waar studenten praktisch bezig zijn en dit leren verbinden aan theorie. Een universiteit waar er vrije ruimte is om te experimenteren en te vernieuwen en waar studenten niet gebukt gaan onder prestatiedruk. ‘Daar probeer ik wel open over te zijn, dat het ook echt mis kan gaan en dat er ook echt een keerzijde zit aan onze prestatiesamenleving.’ ◆

Tijdschrift Cul

31


Column

Morphing Tekst en Beeld Mattijs van de Port Er circuleert click-bait op de tijdlijn van mijn Facebook pagina. Die probeert mij te verleiden met de belofte dat ik kan zien hoe ik er als vrouw zou uitzien, of hoe ik er over 30 jaar zal uitzien. Find out how you’d look as a woman. Find out how you’d look 30 years from now. Je moet een foto van jezelf invoeren en die wordt dan, zoals dat dan heet, ‘gemorphd’. Ik zag al hoe diverse vrienden en collega-antropologen hun gedaante verwisselden. Ik heb me tot nu kunnen inhouden. Ik heb al genoeg spam en verborgen cookies op mijn computer. Maar ja, nu schrijf ik over de metamorfose, dus mag ik ook. Het resultaat sloeg echt helemaal nergens op, maar het had erger kunnen uitpakken. Ik was niet ontevreden. Gedaanteverwisselingen. We kunnen er geen genoeg van krijgen. Sinds mensenheugenis worden we geprikkeld door de man die weerwolf wordt, Narcissus die verandert in een bloem, Assepoester die transformeert tot fraaie prinses, de graaf die vampier werd. Populaire televisieprogramma’s als Extreme Make-Over, waarin de afgematte huisvrouw en de bleekneuzige nerd worden getransformeerd tot glanzende, TV-waardige gestalten, zijn niet meer dan een voortzetting van die aloude verteltraditie. De opwinding die de metamorfose teweeg brengt zit hem bovenal in het gegeven dat alles van de nieuwe gedaante al aanwezig was in de gedaante die er aan vooraf ging. In tekenfilms

32

Tijdschrift Cul

is dat principe vaak heel zichtbaar gemaakt: we zien hoe het kippenvel opbolt, uitstulpt en transformeert tot wolvenhaar. De metamorfose laat zien: het andere was er eigenlijk altijd al. Het lag besloten in wat er was. Daarin onderscheidt de metamorfose zich wezenlijk van het masker of het carnavalskostuum. De metamorfose herinnert ons eraan hoe bedrieglijk de verschijningsvormen zijn. Hoe illusoir het houvast is dat we ontlenen aan de mededeling ‘maar ik zie het toch met mijn eigen ogen!’ Hoe de vorm niet de vastigheid biedt die wij haar toedichten. Hoe het momentane altijd alweer voorbij is. Alles kan in zijn tegendeel verkeren. Die fundamentele instabiliteit maakt deel uit van ieders leven. Zoveel haat al aanwezig in de liefde, zingt Elis Regina in As Aparências Enganam. Zoveel lelijkheid al aanwezig in de schoonheid. Zoveel kilte in de warmte. Na de brute moord op Joel – mijn grote vriend, een zachte hand, de stralendste glimlach van Salvador – was alles in Bahia dat mij had bekoord in één klap omgeszagen in zijn tegendeel. Ik zag dezelfde bladderende huizen, dezelfde uitbundige mensen, dezelfde excessief versierde barokke kerken, dezelfde verleidelijke blikken. Ik hoorde dezelfde opzwepende muziek, rook dezelfde bedwelmende geuren, proefde dezelfde intense smaken. Er was niets veranderd. Bahia was nog steeds Bahia. En toch was alles anders. Wat voorheen opwindend was, was nu beangstigend. Precies dat wat mij had aangetrokken, stootte mij nu af. Wat een zoete vrucht was, smaakte nu naar rotting en verval. Alles hetzelfde, maar toch helemaal anders. De click-bait speelt met mijn meest existentiële angsten. ◆


Kwakiutl

Lieve Lievelezers, lezers, Wezijn zijn inmiddels inmiddels alalover helft van van het het stuWe overdede helft studiejaar. afgelopen halfjaar jaarhebben hebben we diejaar. Het Het afgelopen half we veel veel evenementengeorganiseerd georganiseerd zoals evenementen zoalsfilmavonden, filmavonden, lezingen, bedrijfsbezoeken en ons jaarlijkse lezingen, bedrijfsbezoeken en ons jaarlijkse ledenledenweekend naar Hunsel. Een van de weekend naar Hunsel. Een van de hoogtepunten hoogtepunten was de Blik eerste Andere Blik Ondanks van het was de eerste Andere van het jaar. jaar. dat hetwisten hard stormde wistenendede ledat hetOndanks hard stormde de sprekers sprekers leden de UvA te bereiken om den alsnogen dedeUvA te alsnog bereiken om met een intermet een interdisciplinaire blik op disciplinaire blik op grensoverschrijdend gedrag werpen. Daarnaast tegrensoverschrijdend werpen. Daarnaast gedrag zijn wetemet de actieve leden zijnbos wein met de actieve het bosavond in gegaan voor het gegaan voorleden een wilde lasergaeen Ook wildezijn avond Ook Amsterdammer zijn we naar de men. we lasergamen. naar de Groene geweest. is hetgeweest. eerste halfjaar geëvaluGroene Daarnaast Amsterdammer Daarnaast is het eerd tijdens de Algemene Leden eerste halfjaar geëvalueerd tijdensVergadering. de Algemene LedenHet komende halfjaar blijft Kwakiutl Vergadering. doorgaan met halfjaar het organiseren vandoorgaan toffe eveneHet komende blijft Kwakiutl met menten zoals lezingen en filmavonden, maar het organiseren van toffe evenementen zoals daarnaast staat er ook wat grotere evenementen lezingen en filmavonden, maar daarnaast staat er opook de wat planning! grotere evenementen op de planning! We zijnWe zijn drukmet bezig met de organisatie druk bezig de organisatie van de van destudiereis studiereis naar Albanië! Daarnaast staat ons naar Albanië! Daarnaast staat ons jaarlijkse congres in het thema van Seks. Kortom jaarlijkse congres in het thema van Seks. Kortom er erstaan staangenoeg genoeg leuke evenementen de planleuke evenementen in deinplanning! ning! Hopelijk dus bij snel weer bij Hopelijk zien wijzien julliewij dusjullie snel weer onze onze activiteiten. activiteiten. Veelliefs, liefs,het hetbestuur bestuurvan vanKwakiutl. Kwakiutl. Veel

Tijdschrift Cul

33


34

Tijdschrift Cul


Ziezoprint.nl is onderdeel van:

D RUKKE RI J . & . GRAF I S CHE V O R M G EV I N G

�i� D�����! �jds����� � � i � � � O � do�� i� ������r .�� � ���z����n

DRUKKEN PRINTEN RECLAME

Andeko Graphic Bocksmeulen 22 9101 RA Dokkum info@andekodokkum.nl www.andekodokkum.nl T 0519 - 22 03 67

V�n� & � H��� �� es��� . �v �� vo�r �u�i� ���i�!

flyers - folders - posters - brochures - briefpapier - enveloppen - visitekaartjes - geboortekaarten uitnodigingskaarten - menukaarten - kalenders - memo/notitiebloks - stoepborden - stickers - belettering magneetplaten - reclameborden en nog veel meer!

www.ziezoprint.nl

Tijdschrift Cul

35


z么么么么 ik verveel me zeg!! Wat ga ik vandaag eens doen? Iets nuttigs

iets onnuttigs

solliciteren heel veel eten

cultuur snuiven studeren

25% studentenkorting op alle hoofdgerechten

expositie met bier

kroeg college

zonder baas mezelf bezatten met lekkere koffie

vega

met baas live muziek vlees


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.