Tijdschrift Cul - Mini Cul Jaargang 26, nummer 0

Page 1

Antropologisch Tijdschrift | Jaargang 26 | Nummer 0

mini

cul

De onzichtbare impact van algoritmes

Naakt op reportage

In gesprek met eenzame-doden dichter F. Starik


Inhoudsopgave

Reportage

Carolien den Boer

4

Schaamteloos naakt Achtergrond

9 De digitale vergrootspiegel

Naomi Veenhoeven

Interview

Tobiah Palm

13

Er bestaat een groter taboe dan de dood

Fotoreportage

Sara Kerklaan

17

Het groene volk

Column

Joosje Slot

20

Het zijn net mensen

Essay

Dieuwke Papma

22

Zo dood als de dodo

Achtergrond

Mendel Op den Orth Achtergrond

Yalou van der Heijden

27

31

Ode aan de boom

Dood en ik

Verhaal

Titus Scholten

34 38

Filip en de rups Even voorstellen

Kwakiutl 2

Tijdschrift Cul

Colofon Onafhankelijk antropologisch tijdschrift Cul is verbonden aan de afdeling Culturele Antropologie en Ontwikkelingssociologie van de Universiteit van Amsterdam. Hoofdredacteur Roos de Wijs Adjunct-hoofdredacteur Carolien den Boer Vormgeving Sara Kerklaan Cover Sara Kerklaan Met dank aan de voormalige redactie Carolien den Boer, Dieuwke Papma, Joosje Slot, Josia BrĂźggen, Julia Wunderink, Laura Krabbe, Mendel op den Orth, Naomi Veenhoven, Nikki Verhoeven, Roos de Wijs, Sara Kerklaan, Simone Hanrath, Titus Scholten, Tobiah Palm, Yalou van der Heijden Tijdschrift Cul is altijd op zoek naar nieuw schrijftalent. De redactie heeft het recht bijdragen in te korten of te weigeren. Voor informatie en advertentiemogelijkheden mail naar redactie@ tijdschriftcul.nl Drukkerij Andeko Graphic Oplage 150 ISSN 18760309 Tijdschrift Cul Nieuwe Achtergracht 166 1018 WV Amsterdam E-mail redactie@tijdschriftcul.nl Volg ons ook op Facebook en Instagram!


Hoofdredactioneel

Wie zoekt naar concrete antwoorden zal ze hier niet vinden

E

en van de mooie dingen aan antropologie is dat alledaagse zaken waar je misschien nooit eerder bij stil hebt gestaan toch heel diep en complex blijken. Gedurende de studie antropologie leer je dat iedereen een ‘bril’ draagt waardoor je de wereld ziet. Als antropoloog word je geleerd deze bril zo genuanceerd en objectief mogelijk bij te stellen. Je draagt deze wanneer je voor het eerst een hoorcollege inloopt en jezelf begint te vormen als heus antropoloog. Na deze studie zal je waarschijnlijk nog steeds niet weten hoe alles nou daadwerkelijk zit. Wie zoekt naar concrete antwoorden zal ze hier niet vinden, maar wie van elke verwondering een beetje leert, en daarvan ben ik overtuigd, zal er de aller grootste vrede mee hebben dat ze met bijgestelde bril en al nooit alle antwoorden zullen krijgen. Dit Cul-jaar zal ook de redactie een poging doen jullie te verwonderen. Antropologie koppelen met journalistiek: ook daar is de antropoloog in thuis. Geniet alvast van deze MiniCul met de allerbeste stukken van het afgelopen jaar, en schroom niet om voor ons te schrijven in de toekomst! Roos de Wijs Hoofdredacteur

W

elkom bij antropologie, de studie waar je de mogelijkheid krijgt om te leren over verre culturen, rare gewoontes en bijzondere rituelen. Ver weg, en dichtbij. Je krijgt de kans om de wereld te leren kennen vanuit de collegebanken, maar ook in het veld. Binnenkort zal je jezelf ook antropoloog gaan noemen, maar helaas is ‘antropoloog’ geen echt beroep. Al zou je familie dat wel graag willen. Laat je niet gek maken door wat zij zullen zeggen, er zijn tal van mogelijkheden wat je met deze studie kan doen. Sommige banen passen misschien niet bij je, andere banen zijn misschien je droombaan. Als tijdschrift Cul willen we jullie bekent maken met antropologische journalistiek. Wij bieden antropologische artikelen die net anders zijn dan de standaard academische teksten die je veel zult gaan lezen de komende jaren. Voor de journalistiek geïnteresseerde antropologen is plek bij de Cul om ervaring op te doen met journalistiek werk en schrijven. Zodat je bij de volgende verjaardag kan zeggen dat je echt een baan kan krijgen met antropologie. Carolien den Boer Adjunct-hoofdredacteur

Tijdschrift Cul

3


Reportage

Schaamteloos naakt Uit de kleren op de naturistencamping ‘Je weet dat dit een naturistencamping is?’ Alsof ik dat niet had bedacht op het moment dat ik een volledig naakte man langs zag fietsten. ‘Ja, dat weet ik en ik zou graag een middag je meelopen, zonder kleren.’ De receptioniste, wel aangekleed, blijft argwanend maar laat 4

Tijdschrift Cul

op een kleine plattegrond zien hoe ik moet lopen naar het zwembad, de sauna en de bar. En niet onbelangrijk: waar ik mezelf kan uitkleden.’ Tekst Carolien den Boer Beeld Naomi Veenhoven


Reportage Braaf volg ik de voorgeschreven route, langs tenten, caravans en kleine huisjes, richting het zwembad. Net als een groot aantal leeftijdsgenoten ben ik jarenlang onzeker geweest over mijn eigen lichaam. Veel mensen ervaren een sociale druk dat zij een perfect lichaam moeten hebben, bovendien hangt er schaamte en taboe rond het tonen van onze edele delen. Alles letterlijk blootgeven is daarom best een grote stap, ook voor mij. De meeste naturisten daarentegen blijken het als een bevrijding te ervaren om naakt zijn. Ondanks mijn angst om voor het oog van anderen naakt te zijn, ben ik vastberaden om toch uit de kleren te gaan. Zoals het een echte antropoloog betaamt wil ik ervaren wat de meerwaarde is van het naakte leven. Om mijzelf moed in te praten denk ik aan een site die ik tegenkwam toen ik de voorbereidingen trof voor mijn naturistendag. Op de website van een Nederlandse naturist die zichzelf ‘Naturist Kees’ noemt, bevraagt hij waarom de meeste mensen voornamelijk hun geslachtsdelen willen bedekken. ‘Kijk naar de (blote) foto’s van al deze mannen en vrouwen, hun geslachtsdelen zijn vrijwel gelijk, maar de gezichten zijn juist uniek’, schrijft Kees. Als je de gezichten namelijk weg zou halen, zou je deze mensen niet meer herkennen. Hij vraagt zich af waarom wij ons dan toch zouden moeten schamen voor een lichaamsdeel dat de helft van de wereldbevolking hetzelfde heeft? Dagelijks is namelijk het meest unieke aan mijn lichaam, mijn gezicht, voor iedereen zichtbaar. Kleding niet toegestaan Terwijl ik het zwembad nader, valt mijn

oog op een bordje dat naast de voordeur van een van de huisjes hangt. Het is een afbeelding van een bikini met een rode streep er doorheen: ‘kleding niet toegestaan’. Ironisch is het wel, zo’n bordje heb ik weleens gezien op vakantie, bij winkels of kerken. Dan mag je niet té bloot gekleed naar binnen. Bij het zwembad aangekomen begroet een man mij, met enkel een fanny pack om zijn middel. Ook voor mij is het moment waar het allemaal om draait aangebroken, ik moet me uitkleden. Tot mijn verbazing zijn er geen kleine kleedhokjes zoals bij de meeste zwembaden. Een lange gang verbindt de ingang met het zwembad, en dient tegelijkertijd als gedeelde ‘kleedruimte’. In de gang staan een paar bankjes en kapstokken. Het lijkt in eerste instantie raar om mij daar uit te kleden, maar eigenlijk het is heel logisch: waarom zou je je in een afgesloten ruimte uitkleden als je daarna toch naakt naar buiten moet stappen? Deze ruimte biedt mij juist de mogelijkheid om rustig mijn kleding voor het oog van iedereen uit te doen. Omdat het zo geleidelijk gaat, lijkt de stap van uiteindelijk naakt zijn veel kleiner. Nadat ik mijn spullen heb weggelegd loop ik met een handdoek onder mijn arm naar de douches. Ik knik een paar mensen vriendelijk gedag terwijl ik mijn zenuwen probeer te onderdrukken. Ik merk, tot mijn schrik, zodra ik het zwembad zie dat ik toch heel erg opval. Niet omdat mijn naakte lichaam nou zo raar is, maar omdat ik de enige jongere ben. De gemiddelde leeftijd van de 70.000 leden van de Nederlandse Federatie voor Naturisten, ligt boven de veertig jaar, meldt de NRC. Maar in Tijdschrift Cul

5


Reportage dit zwembad ligt die gemiddelde leeftijd nog zeker twintig jaar hoger. Misschien ook niet zo verwonderlijk: want wie anders dan de gepensioneerde heeft op een doordeweekse middag in april tijd om naar een naturistencamping te gaan?

Onzekerder in een bikini dan naakt De babbel-sauna Dat ik zo vroeg in het seizoen op de naturistencamping ben, betekent ook dat het lastiger is om een praatje aan te gaan met mensen. Omdat het mijn eerste keer is op een naturistencamping heb ik wel veel vragen, daarom besluit ik uit tactische overwegingen een zogeheten ‘babbel-sauna’ in te gaan. Als ik naar binnen stap zitten twee vrouwen en een man ieder op een eigen handdoek op de banken. Nadat ik hen heb begroet neem ik plaats in de nog vrije hoek. Wanneer het gesprek tussen het drietal een beetje stilvalt grijp ik mijn kans, ik val gelijk met de deur in huis: ‘Mag ik vragen wat jullie zo fijn vinden aan een naturistencamping?’ Ieder vertellen zij hun eigen redenen, maar unaniem zijn zij van mening dat naakt kunnen rondlopen een bevrijding is. Het is heerlijk om naakt te zwemmen en te zonnen, zijn zij van mening. ‘Je bent gewoon de hele dag buiten en in de zon, zodra het lekker weer is loop je naakt, zo word je lekker bruin, dit kleurtje vind ik een stuk gezonder dan die witte melkflessen die jij hebt.’ Ze stellen mij gerust dat dit niet erg is, dat kleurtje komt vanzelf wel als ik hier vaker kom. 6

Tijdschrift Cul

Toch beoordelen de naaktlopers elkaar niet op hoe hun lichaam eruitziet. De man in het gezelschap zegt: ‘Je ziet hier alle soorten mensen rondlopen, hele dikke mensen, veel ouderen, maar ook mensen die een ledemaat missen of een borstamputatie hebben gehad.’ De diversiteit in lichamen zorgt ervoor dat je nooit de enige bent die geen atletisch lichaam heeft, een groot zichtbaar litteken heeft van een operatie, of een andere ‘afwijking’. ‘Het gaat er hier om dat iedereen wordt geaccepteerd, waardoor niemand zich meer onzeker hoeft te voelen en vrij kan zijn van schaamte.’ De mevrouw op een groene handdoek vertelt verder dat ze zich in een bikini onzekerder voelt over haar lichaam dan wanneer zij naakt is. Ook al loop ik hier nog maar even rond, deel ik haar ervaring wel. Wanneer ik in een bikini rondloop ben ik bang dat mijn buik te dik is of dat mijn bikinilijn niet goed genoeg geschoren is. Nu ik naakt rondloop heb ik daar nog geen moment over nagedacht. Normaal gesproken probeer ik dit zo goed mogelijk te verbergen. Nu kan ik me echter achter niets verstoppen, waardoor ik de schaamte kan loslaten. Textiel-camping De man vertelt ook dat hij het fijn vind dat je niet hoeft na te denken over wat je ’s ochtends aantrekt. In het dagelijks leven en op ‘textiel-campings’ ervaart hij het maken van een kledingkeuze wel als een ongemak. Bij het horen van de term ‘textiel-camping’ moet ik eerst even nadenken. Maar eigenlijk is het wel een betere aanduiding dan ‘normale’ camping, want voor niet iedereen is hetzelfde normaal. De nadruk bij andere campings op


Reportage maal kun je aan de hand van iemands kleding een beetje aflezen wat voor soort mens zij zijn, hier kan dat niet.’ Hierdoor vallen de verschillen tussen mensen weg, je kunt geen aannamen maken over iemands persoonlijkheid gebaseerd op het soort kleding dat zij dragen. De enige indicator van sociale positie die hier zichtbaar is betreft leeftijd en geslacht. Dat ik veruit de jongste persoon was die deze dag rondliep heeft echter niet tot rare blikken geleid.

textiel, en dus veel kleding, doet me ook aan een ander aspect van naturistencampings denken. Naturisten zijn over het algemeen heel milieubewust. En ik denk dat een naturisten vakantie een voorbeeld is van duurzaam reizen. Je hoeft niet alleen weinig bagage mee op reis, maar besteedt ook veel minder geld aan de (over het algemeen) vervuilende kledingindustrie, en bespaart water omdat je niet veel hoeft te wassen. Daarbij heeft het niet dragen van kleding ook sociale voordelen. ‘Nor-

Geheime naaktlopers Ondanks dat de mensen die ik gesproken heb het heel fijn vinden op een naturistencamping omdat zij hier geen schaamte hoeven te voelen voor hun lichaam, is er wel schaamte naar de ‘buitenwereld’. Zo vertelt een van de vrouwen in de babbel-sauna dat zij het geheim houdt voor haar nieuwe collega’s. Op haar vorige werk wisten ze wel van haar naturistenhobby, maar nu houdt ze het geheim uit angst voor onbegrip. Vragen van haar collega’s over haar vrije dagen of het weer ontwijkt ze liever. ‘Als ik morgen weer op kantoor kom, krijg ik waarschijnlijk de vraag of het lekker was in het zonnetje, lekker in een korte broek, dan doe ik maar alsof ik Tijdschrift Cul

7


Reportage inderdaad een korte broek aan had. Weten zij veel.’ Ook de man is bekend met dit probleem, de tent van zijn vrouw en hem staat langs de rand van het terrein. Een heg vormt de scheiding tussen een paadje dat in het bos ligt, en hun plekje. Zodat afgedwaalde bosbezoekers niet zomaar het terrein op lopen. Langs dit paadje komt nu regelmatig een paardenkoets langs. Geen probleem vonden ze dat. Tot zijn vrouw van een collega hoorde dat hij vaak op deze koets rijdt. ‘Nu is ze als de dood dat ze hem een keer hier ziet.’ Wanneer de hitte van de sauna mij uiteindelijk echt te veel wordt, stap ik naar buiten. Met hernieuwde trots over mijn lichaam loop ik naar de bar en haal een biertje. Achter de bar staat een jonge, aangeklede, man, en aan de bar zelf zitten ook een paar mensen met kleding aan. Ineens realiseer ik mij dat ik wel heel erg naakt ben in vergelijking met deze mensen. Uit onzekerheid draai ik de rugtas die ik over mijn schouder heb hangen toch iets meer voor mijn lichaam. Blijkbaar heeft een dagje naakt zwemmen en zonnen mij nog niet dusdanig bevrijd dat ik mij comfortabel voel in het bijzijn van

aangeklede mensen. Misschien ligt het ook wel aan de context denk ik, terwijl ik mijn biertje op het gras opdrink. Onderhand wordt het ook tijd om te eten, hiervoor besluit ik toch mijn kleren aan te trekken voor ik aan tafel schuif. Ik moet toegeven dat naakt lopen, zwemmen en zonnen heel fijn is, maar ik voel niet veel behoefte om vervolgens naakt te eten, naakt te sporten en naakt te klussen aan mijn vakantiehuisje. Daar trek ik de grens. Op een naturistenforum kreeg ik het volgende bericht toen ik informeerde naar goede naturistencampings. ‘Maar wel één waarschuwing: als je eenmaal van het blote leven hebt geproefd wil je niks anders meer.’ Persoonlijk denk ik dat de kans klein is dat ik al mijn badkleding weggooi. Maar of een dag ‘bloot recreëren’ voor herhaling vatbaar is? Misschien wel. Ondanks dat het vooraf zo eng leek om naakt rond te lopen, kijk ik er zeker positief en met een goed gevoel op terug. Door de bewustwording dat mijn lichaam niet zo uniek is als ik dacht, ben ik weer iets zekerder geworden.

‘Wel één waarschuwing: als je eenmaal van het blote leven hebt geproefd wil je niks anders meer.’

8

Tijdschrift Cul


Achtergrond

De digitale vergrootspiegel Hoe de mens algoritmes onbewust beĂŻnvloed en bewust manipuleert

Zelflerende algoritmes zijn als een vergrotende spiegel die de normaal onzichtbare oneffenheden van je huid opeens als grote kraters tentoonstelt. Ze herkennen patronen en tonen daardoor vooroordelen die dominant zijn in de samenleving maar veelal impliciet tot uiting komen. Daarbij zijn er ook nog mensen die algoritmes bewust manipuleren. Omdat zelflerende algoritmes alomtegenwoordig zijn in onze samenleving, is het belangrijk om deze processen eens onder de loep te nemen. Tekst Naomi Veenhoven Een ego-search, het is iets wat we vast allemaal wel eens gedaan hebben: je tikt je naam in op de zoekmachine van Google, nieuwsgierig naar wat Google naar voren brengt. Toen informatica professor Latanya Sweeney een ego-search deed viel het haar op hoeveel van de advertenties aangeboden door Google’s AdSense te maken hadden met het opzoeken van het strafblad van mensen met de naam Latanya Sweeney. Alle advertenties leken de suggestie te wekken dat Sweeney een strafblad had. Uit nieuwsgierigheid klikte ze op een van de links aan, om er vervolgens achter te komen dat er helemaal

geen Latanya Sweeney bestond met een strafblad. Sweeney begon zich dan ook af te vragen waarom de advertentie bij haar zoekopdracht naar voren kwam. Sweeney bedacht dat het wel eens aan haar voornaam zou kunnen liggen. Latanya is namelijk een naam die in Amerika vaak gegeven wordt aan Afro-Amerikaanse kinderen. Ze besloot op onderzoek uit te gaan en kwam uiteindelijk tot de conclusie dat namen die vaker voorkomen bij de Afro-Amerikaanse bevolking, 25% meer kans hebben op advertenties over strafbladen. Haar conclusie: er is sprake van discriminatie bij de verspreiding van deze advertentie. Veel mensen gingen aan de haal met deze resultaten en riepen uit dat deze resultaten laten zien hoe Google of de aanbieder van de reclames etnisch profileert en daarmee racistisch is. Sommigen betoogden zelfs dat zelflerende algoritmes als AdSense gebouwd zijn op (racistische) stereotypen. Sweeney zelf kwam met een hele andere en interessante verklaring voor de discriminatie in het algoritme. Een algoritme is simpel gezegd een soort stappenplan dat zo geprogrammeerd wordt dat hij stap b zet na stap a. Veel van de algoritmes online, zoals die van AdSense, zijn zelflerende algoritmes, deze algoritmes leren zelf welke stappen Tijdschrift Cul

9


Achtergrond het beste werken. Zo leert het algoritme van AdSense welke advertentiecombinaties effectiever zijn door de advertenties willekeurig bij verschillende namen te plaatsen. Het systeem leert vervolgens van de manieren waarop mensen klikken. In het geval van de zoekopdracht van Sweeney heeft het algoritme dus geleerd dat deze advertentie vaker aangeklikt wordt bij namen die geassocieerd worden met Afro-Amerikanen. AdSense van Google is dus niet racistisch uit zichzelf maar het kopieert de impliciete vooroordelen van mensen die zoeken via Google. Niet alleen Google geeft resultaten op basis van zelflerende algoritmes weer, vrijwel alle websites maken gebruikt van zelflerende algoritmes. Deze algoritmes bepalen bijvoorbeeld welke versie van een site jij ziet, welke prijs je betaalt voor een bepaald product, maar ook steeds vaker of je wel of geen lening krijgt. In een tijd waarin zelflerende algoritmes niet meer weg te denken zijn uit ons dagelijks leven, wordt het begrijpen van de context en sociale structuren waar de zelflerende algoritmes zich op baseren steeds relevanter.

Er komen patronen naar voren die onze vooroordelen soms pijnlijk eerlijk weerspiegelen

10 Tijdschrift Cul

Algoritmes en taal Het zelflerend algoritme dat uitrekent wat de meest effectieve plaatsing is van een advertentie, leert dus van het klikgedrag van de gebruikers. Hoe het kwam dat de advertentie op Google op die plek kwam te staan is dan ook nog te traceren en te begrijpen op basis van de data. Veel zelflerende algoritmes zijn echter veel complexer van aard. Het zelflerende algoritme van Google Translate bijvoorbeeld gebruikt allerlei teksten die beschikbaar zijn op het internet en destilleert woorden tot een getallenreeks (een woordvector). Vervolgens kijkt het algoritme welke woorden het meest in relatie tot elkaar worden gebruikt. Deze puur statistische benadering kan daarmee uiteindelijk een rijke sociale en culturele context van het woord achterhalen en zo kan Google Translate steeds vaker met de juiste vertaling komen. Waar algoritmes als deze steeds meer leren om taal te gebruiken als echte mensen, nemen ze ook steeds vaker de vooroordelen en stereotypen die verborgen zitten in onze taal over. Zo kan het dat toen ik ‘waarom zijn vrouwen’ intikte op Google ik de suggesties krijg om dit aan te vullen met: ‘minderwaardig’, ‘onzeker’, ‘raar’, ‘moeilijk’ en ‘bang voor spinnen’. De man komt bij met de zelfde vraag uit de verf als: ‘jaloers’, ‘afstandelijk’, ‘ontrouw’, ‘dominant’ en ‘stil’. Nu zijn deze zoekresultaten gebaseerd op mijn eerdere zoekresultaten (oeps...), maar vooral ook op de zoekresultaten van heel veel andere Google gebruikers. Deze associaties komen misschien niet zo sterk naar voren wanneer je kijkt naar de individuen, maar wanneer je, zoals een zelflerend algoritme, een enorme database hebt om uit te


Achtergrond putten, komen er patronen naar voren die onze aannames en vooroordelen niet heel flatteus en soms ook pijnlijk eerlijk weerspiegelen. Gemanipuleerde algoritmes Maar niet altijd weerspiegelt het zelflerend algoritme de impliciete vooroordelen; ze kunnen ook actief gemanipuleerd worden. Zo zijn er steeds meer groepen die actief bezig zijn met het manipuleren van zelflerende algoritmes voor allerlei verschillende doeleinden. Een fenomeen dat als sinds 1999 bestaat, twee jaar na Google Search online kwam, zijn Google bombs. Dit zijn gezamenlijke inspanningen om zoekopdrachten te linken aan een bepaalde site en op die manier de zoekresultaten te manipuleren in Google. Een van de meest bekende Google bombs werd gecreëerd in 2006. Wanneer Amerikanen ‘miserable failure’ intikten in Google was het eerste zoekresultaat de biografie van oud-president van de VS George W. Bush. Waar de Google bomb aan het adres van Bush misschien nog als een onschuldige grap kan worden gezien, kan het manipuleren van de zoekresultaten van Google ook verstrekkende gevolgen hebben. In Amerika zijn er bijvoorbeeld rechtse actiegroepen die online opereren om de online datastromen zoveel mogelijk naar het belang van rechts te vormen, aldus onderzoeker en journalist Shane Burley. Burley kwam er achter dat verschillende extremistische groepen het voor elkaar krijgen om bepaalde content trending topic te maken. Zo heeft het ‘alt-right’ Reddit forum The_Donald er lang voor kunnen zorgen dat de resultaten op Google vooral pro-Trump waren.

The_Donald is helaas niet de enige groep die extremistische denkwijzen promoten door zelflerende algoritmes te manipuleren. Onbegrijpelijke en onbegrijpende algoritmes Toen journalist Mike Ananny de app Grindr (een app waarmee homoseksuele mannen met elkaar in contact kunnen komen) wilde installeren op zijn telefoon, keek hij verbijsterd naar de app die de PlayStore als gerelateerde app naar voren schoof. De PlayStore had op een of andere manier een link gemaakt tussen Grindr en de app ‘Sex Offender Search’ waarop je kan kijken waar geregistreerde zedendelinquenten in Amerika wonen. De link is niet zo makkelijk te verklaren met het klikgedrag van de gebruikers van de PlayStore, het is namelijk niet aannemelijk dat deze twee apps daadwerkelijk dezelfde doelgroep hebben. De makers van het algoritme achter de Playstore konden zelf ook niet goed achterhalen waarom het algoritme had bepaald dat deze twee apps met elkaar te maken zouden hebben. Het zelflerende algoritme is namelijk al zo ver ontwikkeld dat de makers ook geen idee meer hebben op basis van welke gegevens een link als deze tot stand komt. Zo wordt het dus onduidelijk of dit een actieve manipulatie van het systeem is geweest of een pijnlijke weerspiegeling van de vooroordelen die er bestaan over homoseksuele mannen. Filosoof Daniel Dennett zou dit een van de nare effecten noemen van het postintelligente ontwerp. We begrijpen zelf eigenlijk niet meer wat de complexe systemen in de software doen. Volgens Dennett geven we ons dan ook over aan Tijdschrift Cul

11


Achtergrond niet-intelligente ontwerpen: niet-intelligent in de zin dat de systemen ook zelf niet weten hoe ze opereren. Het zelflerend algoritme van de PlayStore maakt deze link maar begrijpt zelf ook niet waarom. De PlayStore heeft deze link dan wel handmatig verwijderd toen Ananny aan de bel trok, maar kan daarmee niet voorkomen dat het algoritme in de toekomst wederom kwalijke links legt die niet zomaar verklaard kunnen worden. Data is zelden neutraal Volgens informaticus Geoffrey Bowker is de term ‘ruwe data’ niet alleen een oxymoron maar ook een slecht idee: ‘data should be cooked with care’. Antropologe en informaticus danah boyd (ze wilt zelf dat haar naam niet met hoofdletters wordt geschreven) die onder andere onderzoek doet naar sociale media en algoritmes vertelde, tijdens een inspirerende lezing in het Rijksmuseum Boerhaave, lachend over een ontmoeting met een vertegenwoordiger van Coca-Cola. De man riep in haar bijzijn trots uit dat Coca-Cola al tijden een van de populairste merken is op sociale media. Dat loog hij niet: Coca Cola heeft verbijsterend veel likes op Facebook in vergelijking met andere merken (ter vergelijking: Pepsi heeft 37 miljoen likes op Facebook en Coca-Cola 107 miljoen). boyd had vervolgens een interessante verklaring voor de ogenschijnlijke populariteit. Tijdens haar onderzoek naar het gebruik van sociale media onder jongeren was ze er namelijk achter gekomen dat veel jongeren Coca-Cola ‘liken’ om te laten zien dat ze van coke houden (niet de drank maar de drugs). Data is niet zomaar te begrijpen zonder context, en zo is dat ook met de data waar algo12 Tijdschrift Cul

ritmes op gebouwd zijn en zichzelf mee uitbouwen en optimaliseren. Wanneer zelflerende algoritmes racistische of seksistische content weergeven zoeken mensen vaak naar een schuldige. De schuldvinger wijst nu vaak richting de technologie en diens maker, alsof deze technologie voortbeweegt zonder onze invloed. Tot op zekere hoogte is dat waar, de manier waarop het zelflerend algoritme besluit wat naar voren wordt gebracht is ondertussen al lang niet meer te begrijpen. Maar wij mensen zijn nog altijd zelf verantwoordelijk voor de data waar de algoritmes zich toe verhouden. Een zelflerend algoritme kan alleen kwaliteit leveren die hoogstens even goed is als de kwaliteit van de data waarop het zichzelf voortbouwt. Zolang vooroordelen in de samenleving dominant zijn zullen algoritmes deze vooroordelen spiegelen en uitvergroten. De macht van algoritmes zit dan ook niet zozeer in de technologie zelf. Het zijn namelijk nog altijd mensen die bepalen welke data het algoritme gebruikt en daarmee bepalen wat er gespiegeld en uitvergroot wordt. Daarnaast zijn het ook mensen zelf die de algoritmes manipuleren en daarmee de spiegel als het ware breken of vervormen. Het is dan ook van groot belang dat we ons bewust zijn van deze processen en in de gaten houden wie eigenlijk bepaald wat we online zien. Een groot deel van dit artikel is gebaseerd op de lezing ’frairness and accountability of Sociotechnical Algorithmic Systems’ van danah boyd.


Interview

Er bestaat een groter taboe dan de dood Eenzame-dodendichter F. Starik over begraven worden tussen eenzame doden en anderen ideeën over de dood Doodgaan doe je helemaal op je eigen houtje, zeker wanneer je als zwerver of vergeten stadsnomade de pijp uitgaat. Dan sterf je in een armzalig, tochtig hoekje en is er niemand die nog even aan je denkt. Dat moet anders, vindt eenzame-dodendichter F. Starik. ‘Alleen doodgaan is niet het grootste probleem, alleen leven is nog fucking erger’, aldus de dichter die soms de eenzaamheid van een verlopen vakbroeder letterlijk kon ruiken. Tekst Tobiah Palm Beeld Keke Keukelaar In Amsterdam sterven per jaar ongeveer vijftien mensen in eenzaamheid. Dit betekent dat er niemand meer over is om op hun uitvaart te komen. Er was waarschijnlijk ook niemand in de weken voor

hun dood of op het moment dat ze hun laatste adem uitbliezen. Wanneer iemand eenzaam sterft, krijgt hij of zij een uitvaart verzorgd door de gemeente. Amsterdam geeft de eenzame gestorvene een waardig afscheid: er zijn dragers, bloemen en tegenwoordig spreekt er ook een dichter op zo’n uitvaart. De eerste die verzon dat een gedicht passend is voor een eenzame uitvaart was Bart F.M. Droog in 2001, toenmalig stadsdichter van Groningen. Later werd dat overgenomen door F. Starik. Hij richtte de zogenaamde ‘Poule des Doods’ op: een groep dichters die om beurten de vergeten doden uitzwaaien. Wanneer iemand sterft en diegene niemand meer heeft, dan belt de gemeente F. Starik op. Hij wijst vervolgens een van de schrijvers uit de Poule des Doods aan om voor de gestorvene te dichten. De dichter heeft een kleine week Tijdschrift Cul 13


Interview om iemands leven in te duiken en probeert op die manier zo veel mogelijk te weten te komen over de eenzame dode. De dichter gaat naar het huis waar hij leefde, het dak waar hij vanaf sprong of belt de kinderen op die hem misschien wel nooit gekend hebben. Het is een ‘baan’ die je voor het leven hebt, die je bij je draagt, als een taak. Ik sprak F. Starik in zijn stamkroeg in de Staatsliedenbuurt. Een stamkroeg waar hij duidelijk welbekend is: de barman heeft zijn cappuccino al gezet voordat Starik aan zijn tafel zit. Tijdens het gesprek blijkt dat er volgens Starik nog iets veel ergers is dan ‘de’ dood. We zitten tegenover elkaar bij het raam. Starik kijkt mij nooit aan, ik zie hem constant en profil. Als er een vraag gesteld wordt, denkt hij eerst even na, trekt ondertussen zijn ene wenkbrauw en vervolgens zijn andere wenkbrauw omhoog en geeft tenslotte een weloverwogen antwoord. F. Starik is een pseudoniem. Waar komt deze vandaan? ‘Starik is Russisch voor “oude man.” In Dostojevski is er een oude man die te overlijden komt. Wanneer dat gebeurt begint hij verschrikkelijk te stinken. In het dorp wordt dat gelijk opgeblazen. Het gerucht gaat namelijk dat als je zuiver geleefd hebt, je ook zuiver sterft. Ik vond dat wel aantrekkelijk. Daarvoor heb ik nog een tijdje Von Stroheim geheten: The man you love to hate. Vond ik grappig. Het moet kennelijk met ‘St’ beginnen.’ Is dichten op een eenzame uitvaart het mooiste wat een dichter kan doen? ‘Kijk, poëzie is bij uitstek iets wat bij de 14 Tijdschrift Cul

grote overgangsrite van het leven hoort: geboorte, dood, huwelijk. Maar de dood is wel de mooiste van die drie. Bijna alle dichters zijn in zekere mate gepreoccupeerd met het eigen en andermans sterven. Als mensen spreken op een uitvaart, wordt er altijd verwezen naar “jij”: “Je was een geweldige kerel, we gaan je ontzettend missen.” Pas op het moment dat iemand daadwerkelijk de grond ingaat, dan verandert een persoon in een hij of zij. Het moment dat tussen het ogenblik dat je je laatste adem uitblaast en het moment dat je onder de grond wordt geschoffeld zit, is een heel belangrijk moment.’ Wat voor mensen zijn het die eenzaam sterven? ‘Gewoon een dwarsdoorsnede van de mensen die je nu over straat ziet lopen. Het is even gemêleerd als de bevolking zelf. Met het verschil dat het vrij onwaarschijnlijk is dat mensen precies op het moment dat jij kijkt dood neervallen. Toch kan het zomaar gebeuren, dus kijk maar niet te lang naar buiten. Ik wil niet op mijn geweten hebben dat er eentje neervalt.’ Hoe staat u tegenover de dood? ‘Als iets onvermijdelijks. Het is de andere kant van de medaille van het feit dat we leven. Als we niet doodgaan, kunnen we ook niet echt leven. Tenminste, zo wordt het gezien. Het feit dat je leeft betekent dat je op enig moment zult sterven. In principe sta ik niet afwijzend tegenover de dood.’ Hoe zou uw uitvaart eruit moeten zien? ‘Het enige dat ik vrij zeker weet, is dat ik het heel leuk zou vinden om op het num-


Interview mer “Ulakanakulot” van de Virgin Prunes de kist in te gaan. Punkmuziek met een heel slepend ritme. Het lijkt me heel leuk als er een paar van die ouwe dragers, die we vaak bij de eenzame uitvaart hebben, in de zogenoemde huppelpas van Echternach de kist de aula indragen. Alsof ik heftig tegenstribbel in die kist van “ik wil niet, ik wil niet”. “Maar je moet toch!” Dat lijkt me op de een of andere manier onstuitbaar grappig. Dat de man die zo goed met de dood is, zelf niet de laatste stap wil maken, die zich tot in de kist verzet tegen het onvermijdelijke. Dat is het enige verlangen dat ik heb, voor de rest zien ze maar.’ ‘Mijn opa ligt op de begraafplaats Zorgvlied. Daar liggen meer familieleden. Ik heb dat toentertijd overgenomen omdat het graf anders geruimd zou worden. Zelf kan ik er ook bij gaan liggen. Ik heb alleen niet zoveel met Zorgvlied en daarnaast is het zo ver uit de buurt. Wij, bij de eenzame uitvaart, begraven onze dooien op begraafplaats Sint Barbara. Daar kom ik al vijftien jaar. Ik ben ook erg gesteld op de familie die deze begraafplaats uitbaat. Eigenlijk wil ik liever daar, in hun warmte, liggen. Ook voor mijn fans, dat die ergens heen kunnen met hun verdriet. Dat is natuurlijk wel belangrijk.’ De dood is voor velen een vrij zwaar onderwerp. Wellicht zelfs een taboe. Is dat anders voor u, omdat u zo veel met de dood bezig bent? ‘Vind ik wel meevallen. Ik denk dat eenzaamheid een veel groter taboe is dan de dood. Iedereen heeft wel met dood te maken. Al is het maar een huisdier. Daar wordt ook niet over gepraat, maar ik denk

‘Ik denk dat eenzaamheid een veel groter taboe is dan de dood.’ dat eenzaamheid een veel diepgravender taboe is.’ Bent u bang voor eenzaamheid? ‘Nee… Ja, eenzaamheid is een heel moeilijk fenomeen. Een fenomeen dat, zeker in onze samenleving, met veel schaamte en weerzin is omgeven. In zekere zin is het een taboe: we kunnen er nauwelijks over spreken.’ ‘Toevallig kreeg ik gister bericht dat een schrijver van een generatie boven mij is overleden. Hij was volgens zijn familie zeer eenzaam, hij werd weinig gebeld en weinig bezocht. Een man die ik regelmatig tegenkwam en ook wel praatjes mee maakte. Je kon zijn eenzaamheid bijna ruiken. Ik dook weg als ik hem zag, maar dikwijls was een ontmoeting niet te vermijden. Je merkte aan alle dingen die hij wilde uitwisselen dat jij waarschijnlijk de enige was die hij die week sprak. Dan is het niet leuk om eenzaam te zijn. Ik weet niet of het ergens toe leidt dat ik dit vertel, maar het hield mij erg bezig de laatste dagen. Dat is het nadeel als je de eenzame uitvaart-dichter bent, dan krijg je altijd dit soort gevallen.’ Het moet gekozen eenzaamheid zijn? ‘Eenzaamheid is een uitzonderlijk pijnlijk taboe in onze samenleving, we weten er geen weg mee. Onze betreurde burgeTijdschrift Cul 15


Interview meester, ook recent overleden, was veel bezig met het fenomeen eenzaamheid in de stad. Ik heb hem daar ook een aantal keer over gesproken. De gemeente probeert eenzaamheid op te heffen met verschillende projecten, maar mijn indruk is dat je het er alleen maar erger mee maakt.’ Waarom dan? ‘De gemeente regelt bijvoorbeeld dat, als je kan bewijzen dat je echt eenzaam bent, je met andere eenzamen de avondmaaltijd mag gebruiken. Daar mag natuurlijk geen alcohol bij geschonken worden, want het is niet de bedoeling om dronkenlappen aan te trekken bij zo’n “gezellige” maaltijd. Dat vind ik volkomen kansloze projecten. Omdat ik zelf de benauwenis ken: je bent eenzaam als je je op een verjaardag bevindt waar je eigenlijk helemaal niemand kent. Dat zit dan allemaal in een kring met een bordje taart op schoot, terwijl niemand elkaar echt wat te vertellen heeft. Dat is van een gruwelijkheid waar geen mens gelukkig van wordt. Dan zit ik toch liever voor de buis eenzaam te wezen.’ Zijn er dingen die er wel tegen te doen zijn? ‘Het is een tamelijk ongrijpbaar fenomeen. Zoals oud-koningin Wilhelmina ooit gezegd heeft: “Eenzaam maar niet alleen”. Een koningin omringd door hofdames en knikkende onderdanen, voortdurend in het opgedrongen gezelschap van mensen, die zich dan toch alleen voelt. Dat is een hele fundamentele manier van eenzaam zijn. Het is iets ingewikkelds, waar beleid machteloos tegenover staat. Maar goed, daar waren de burgemeester en ik het niet helemaal 16 Tijdschrift Cul

over eens. Hij snapte mijn betoog wel, maar je hebt natuurlijk ook te maken met enorme maatschappelijke kosten die met vereenzaming samenhangen. Eenzame mensen worden eerder ziek, gaan eerder dood. Ze drinken zich het schompes en vallen daardoor van de trap. Dat kost allemaal geld.’ Zouden we het taboe kunnen opheffen? Door er bijvoorbeeld over te spreken? ‘Als ik dan terugkom bij het voorbeeld van die schrijver: wanneer ik hem tegenkwam, dan snoof ik zijn eenzaamheid al op en verliep het gesprek van mijn kant uit moeizaam, vanwege de paniek die ik bij hem waarnam. Hij dacht: ik moet deze man blijven boeien, want hij gaat mijn eenzaamheid oplossen, al is het maar voor dit moment. Terwijl alles bij mij in opstand kwam. Ik dacht: ik kan jouw eenzaamheid niet oplossen. Maar dat is niet iets wat je gauw zult uitspreken. Het is heel moeilijk om daar woorden voor te vinden. Dat is ook iets waar mensen zich schuldig over kunnen voelen, dat je andermans eenzaamheid niet kan oplossen. Ik heb enkel een tien minuten durend praatje bijgedragen, maar dat was natuurlijk bij lange na niet genoeg.’ Starik besluit het gesprek met de woorden ‘ik moest maar eens boodschappen gaan doen’, waarna hij opstaat om te betalen. Dat hoeft niet, we krijgen de cappuccino’s van het huis. Starik groet de barman, belooft om snel terug te komen om de kipsaté te proeven, en loopt ‘zijn’ Staatsliedenbuurt in. F. Starik is in Maart 2018 overleden aan een hartstilstand.


Fotoreportage

Het Groene Volk Beeld Sara Kerklaan

Tijdschrift Cul

17


18 Tijdschrift Cul


Tijdschrift Cul 19


Column Mama. Ik kijk naar haar terwijl we in de auto zitten op weg naar haar atelierwoning waar ze tegenwoordig ‘op zichzelf ’ woont. Het ouderlijk huis is na het vertrek van mijn oudere zussen en ikzelf verkocht. Ik kijk naar haar zelfgemaakte sieraden van vilt die ik tien jaar geleden ongetwijfeld bespot had als ‘biologisch hippie-gedoe’.

ons huis zag lopen. Snoep werd haastig tussen de bank gestopt en de tv snel uitgezet. En dan doen alsof mijn zus en ik een diepzinnig gesprek met elkaar aan het voeren waren terwijl de chocola tussen onze tanden nog aan het smelten was. Twee jaar later zei ze haar baan op. ‘Hoezo je zegt je baan op?!’ Hoe geïndoctrineerd was ik al door de opgelegde denkbeelden over succes dat dit op veertienjarige leeftijd mijn reactie was. De moestuin volgde niet veel later.

Het stuur wordt omklemd door haar altijd koude vingers die in de winter recalcitrant wit blijven maar die op wonderbaarlijke wijze toch tot zware handEen paar maanden arbeid in staat zijn. geleden open ik mijn Want dat vilten is Facebook en zie dat geen koud kunstje. ze een filmpje heeft Haar atelier staat tot gedeeld die de titel het plafond vol met draagt: ‘Deze vrouw bakken verschillengooide het roer ride soorten wol en goureus om. Is zij nu de weeïge geur van gelukkig?’ Het filmschapenpoep gepje gaat over haar. Ik mengd met groene grinnik in mezelf om zeep dringt zich naar deze heerlijke TempTekst Joosje Slot buiten en komt je bij tation Island-sensaBeeld Josia Brüggen de voordeur al tegetiewaardige titel. De moet. De natuurlijkmoestuin is inmidheid van haar beweging in deze nieuwe dels opgezegd en een waar vilt-imperium habitat suggereren maar één ding: ze is opgebouwd. Wanneer ik haar vraag of waar ze altijd heeft moeten zijn. dit ook echt zo voelde kijkt ze me echter onbegrijpelijk aan. Hoezo dapper? HoeIk denk terug aan haar weg naar dit punt. zo knap? Ze is niet getransformeerd van Hoe bloedirritant ik het vond toen ze carrièrevrouw naar viltkunstenares, net zo een burn-out kreeg omdat ze toen in- min als ze ooit veranderde van geschieeens de hele tijd thuis was terwijl ik zo denisstudente in moeder. Ze is al deze gewend was aan mijn eigen tijd en ruim- dingen allemaal tegelijk. te. Die twee uur tussen het afgaan van de schoolbel en het hoofdloze poppetje dat Als kind draait de wereld om jou. De ik onder de plakfolie op het raam richting eerste achttien jaar van je leven bestaat er

Het zijn net mensen

20 Tijdschrift Cul


Column geen verplichting om aan je ouders te vragen hoe het eigenlijk met hen gaat. En ineens hoor ik mezelf vragen hoe het staat met die ene mevrouw van dat ene kunstproject. Ik realiseer me dat ik daadwerkelijk op de hoogte ben van mijn moeders leven en onze gesprekken gaan zowaar over mij en over haar. Wanneer deze shift precies heeft plaatsgevonden weet ik niet, maar dat maakt de realisatie als kind des te moeilijker voor te stellen. Dat je ouders ineens ook mensen zijn met hun eigen verleden en hun eigen problemen. ‘Hoezo problemen?’, hoor ik mijn veertienjarige zelf zeggen. Ik leer haar in fases kennen. De persoon waarvan het meest bizarre feit toch altijd blijft dat ik binnenin haar negen maanden lang letterlijk vorm heb gekregen. Die persoon zou ik toch het allerbeste moeten kennen. Maar pas na 21 jaar voelt het alsof dit besef van de menselijkheid van mijn bloedeigen moeder begint in te dalen. Ik voel de drang om al haar verschillende kanten te kennen en ik kan alleen maar hopen dat ik zoveel mogelijk van haar koude vingers mag leren.

Tijdschrift Cul 21


Essay

Zo dood als de Dodo

Een verborgen verhaal over menselijke verbeelding Het leven van de quagga ontwikkelt zich tot een ware ontdekkingsreis wanneer je je verbeelding erop loslaat. Er zitten zoveel bijzondere openbaringen verscholen in het beloop van zijn leven, dat een paard er de hik van krijgt. Alleen al zijn naam roept vaak vraagtekens op. Tijdschrift Cul kwam tot het inzicht dat de wondere wereld van de quagga meer gaat over de menselijke verbeelding dan over de het dier zelf. Tekst Dieuwke Papma Beeld Anouschka Boswijk - Kopfkino

Illustration

22 Tijdschrift Cul

We beginnen op de Karoo, de halfwoestijn die een groot deel van Zuid-Afrika in beslag neemt. Het klimaat wordt gekenmerkt door extreme hitte, kou en droogte. Niet voor niets is ‘karoo’ oud Zuid-Afrikaans voor ‘droog’. De lucht is helderblauw en de grond kurkdroog. Te midden van dit alles loopt onze quagga. Het dier lijkt op wat we nu zouden omschrijven als een gespierde combinatie tussen een ezel, een paard en een zebra. Met zijn agressieve en weerbarstig uitspattingen is de quagga duidelijk gevormd door zijn onheilspellende omgeving. De veruit rijkst gedocumenteerde eigenschap is zijn samenwerking met de struisvogel:


Essay waar de quagga goed kan horen, heeft de struisvogel goed zicht. Samen struinen zij over de Karoo. Hoe de quagga klinkt is nattevingerwerk. Begin 1800 zetten de eerste ontdekkingsreizigers en natuuronderzoekers voet aan wal. Waar Robert Jacob Gordon het omschrijft als ‘een schielijk na een blaffend gejank, waar veel kwak, kwak inkomt’ doet het George Edwards meer denken aan ‘the confused barking of a mastiff dog’. De mens duidelijk in beeld Rond de helft van de negentiende eeuw komt er een eind aan alle romantiek. Met de stichting van de Oranje Vrijstaat zorgt veeteelt en landbouw voor versnippering van het leefgebied van de quagga, waarin rond 1900 ruim 250.000 Boeren zich hebben gevestigd. Ondertussen meten Europese jagers hun kracht met het Zuid-Afrikaanse wild. Zo kent Brits militair William Cornwallis Harris zichzelf ‘shooting madness’ toe, een ziekte die hij ervaart als ‘truly a most delightful mania’, en schiet in vijf maanden ruim vierhonderd stuks groot wild. Daarnaast begint tegen het eind van de negentiende eeuw het toerisme aan te trekken. Ook door toedoen van de schietgrage Europese elite vallen de Zuid-Afrikaanse dieren bij bosjes dood neer. Helaas ontgaat de quagga de Boeren niet. Eerst interesseren ze zich voornamelijk in zijn vlees en zijn vacht, maar later ook in de mogelijkheid tot domesticatie. Wanneer dit niet lukt, roepen Europese studeerkamergeleerden dat de Boeren simpelweg de moeite schuwen. Wat ze nog niet weten is dat de quagga zich nou eenmaal niet laat onderwerpen door de mens. Voor duizenden ja-

ren benutten de Khoikhoi, mensen van een Afrikaanse stam die ook wel bekend staan als ‘Hottentotten’, de dieren die op de Karoo leven maximaal, dus de quagga zal heus geen uitzondering zijn. Dit doet ons even stilstaan bij de vraag hoe de kolonisatie zich zou hebben ontwikkeld wanneer de quagga zich wel had laten beteugelen. In alle opzichten is deze vraag nu overbodig, want omstreeks 1873 valt er geen quagga meer te bekennen in de Oranje Vrijstaat. Verhitte classificatiestrijd Ondertussen wordt in Europa met veel omwegen geprobeerd om de dieren die onder de Afrikaanse zon leven onder te brengen in een wetenschappelijke ordening. Maar Zuid-Afrika is ver weg en men moet het doen met vage beschrijvingen en tekeningen. Grote heren zoals Carl Linneaus, Pieter Boddaert, Buffon, Anders Sparrman, Peter Kolbe en Frédéric-Louis Allamand buigen zich in hun kantoor over de verwarrende overeenkomst tussen het paard, de quagga, de ezel en de zebra. Slechts een enkeling, zoals bijvoorbeeld ontdekkingsreiziger Robert Jacob Gordon, staat oog in oog met de quagga en ondervindt empirische verbreding aan den lijve. De studeerkamergeleerden houden goed zicht op de ontwikkelingen. De mannen weten dat het voor roem en erkenning belangrijk is om de eerste te zijn die een dier goed classificeert en hebben daarnaast gewoon graag gelijk. Ze maken de ene na de andere publicatie te schande. Zo wéét Gordon dat hij veel meer heeft gezien dan Sparrman, en uit zijn frustraties op een van Sparrmans publicaties: ‘This whole chapter of the hyena Tijdschrift Cul 23


Essay is the most stupid absurd learned stuff that could possibly be wrote on the subject.’ Ook al spreekt Gordon Khoikhoi en doet hij zeer zijn best om het land écht te leren kennen, dat zijn systematische beschrijvingen niet helder zijn gaat ten koste van de erkenning die hij krijgt (en zal krijgen) voor zijn werk. Sparrman scoort belangrijke punten in de classificatiestrijd door de quagga en de bergzebra voor het eerst naast elkaar te zetten als twee aparte soorten. Dan verschijnt in 1758 de tiende druk van Systema naturae, waarin Linneaus organismen onderscheidt op basis van geslachtsnaam (genus) en soortaanduiding (species), en daarmee de binomiale nomenclatuur (tweedelige naamgeving) introduceert. Nu hoeft niet langer een hele reeks namen op de schop wanneer er veranderingen zijn in een classificatiereeks. De zebra deelt hij in bij het geslacht ‘Equus’ als ‘Equus zebra’. Wanneer Allamand en Buffon in 1781 de quagga als eerst onder zijn eigen naam en als aparte soort een plek geven in het boek Natuurlijke Historie schrijven ze geschiedenis. Echter, Boddaert strijkt met de eer wanneer hij in 1985 verscheidene inzichten met elkaar verenigt. Hij wordt zogenaamd soortauteur wanneer hij de quagga plaatst onder het geslacht ‘Equus’ als ‘Equus quagga’. Maar al vóór zijn uitsterven lijkt het dier te zijn vergeten. Dat de quagga al lang niet meer vrij rondloopt op de Karoo is bij de wetenschappers niet bekend. Wanneer de classificatiestrijd gestreden is, ebt de interesse weg. Nog enkele quagga’s leven in dierentuinen in Europa, maar op 12 augustus 1883 sterft ook de laatste quagga in gevangenschap 24 Tijdschrift Cul

onopgemerkt in Artis. De quagga is zo dood als de dodo. Nog meer mens Dat was het dan. Er zijn nu enkel nog twee foto’s, 23 opgezette huiden, zeven skeletten en vijftien volledige schedels. Toch zijn er na zijn uitsterven nog aardig wat mensen die zich tegen de quagga aan bemoeien. Zo schrijft de neerlandicus Reinier Spreen op basis van eindeloos veel gegraaf in de archieven van de Artis Bibliotheek zijn boek Een monument voor de quagga, dat op een komische en romantische wijze een historische weergave geeft van het leven van de quagga. Bio-antropoloog Colin Groves en zoöloog Catherina Bell buigen zich opnieuw over de verwarring rondom de Equus-familie en concluderen dat de zebra in boekenkasten ondergeschikt moet zijn aan de quagga. De wetenschappelijke naam van een Burchellzebra is nu ‘Equus quagga burchelli’. Ook fascinerend is de natuurhistoricus Reinhold Rau en zijn Quagga Project. Volgens de enthousiaste professor is het zo simpel als wat: ‘the quagga is the quagga because of the way it looked, and if you produce animals that look that way then they are quagga’s’. Tijdens de prepareerklus van een quagga schraapt hij wat spierweefsel weg. In samenwerking met experts op het gebied van moleculaire genetica weet hij vervolgens het DNA in kaart te brengen en is de quagga het eerste uitgestorven dier waarvan DNA is gekloond. Maar hier stopt hij niet: in 1997 gaat zijn levenswerk van start. Negen steppezebra’s uit Namibië worden geselecteerd op hun quagga-looks en door middel van ‘selective breeding’ terug


Essay

gefokt naar een dier dat genetisch steeds sterker overeenkomt met het in kaart gebrachte DNA van de quagga. Ga je de website van het Quagga Project, dan kan je zien dat er momenteel tientallen ‘quagga’s’ rondlopen op stukken privégrond in Zuid-Afrika. Volgens Rau is het dier weer tot leven gebracht en de mens daarmee een karmapunt rijker. Deze tot de verbeelding sprekende ontwikkeling in

de wereld van de moleculaire genetica inspireert vervolgens Michael Crichton tot het schrijven van het boek Jurrasic Park. Wanneer er enkel een stukje huid nodig is om een quagga terug te fokken, dan moet dat ook mogelijk zijn met fossielen van dinosaurussen, zo luidt zijn gedachte. Wanneer je je verdiept in het leven van de quagga heeft iedereen een mening. Tijdschrift Cul 25


Essay

Het dier is dood, maar dat mag de pret niet drukken: de quagga is van ons

Iedereen, behalve het dier zelf. Het is fascinerend om te zien hoe mensen met zijn leven omspringen. Het dier is dood, maar dat mag de pret niet drukken: de quagga is van ons. Dit verborgen verhaal is daarom een historische weergave, niet van het leven van de quagga, maar van de instrumentalisatie van dieren. Zo moet de classificatie te pas en te onpas op de schop, wordt het dier dé inspiratiebron voor de bekende filmserie Jurrasic Park en exposeren musea zijn skeletten en huiden. Ook zijn er taxidermisten die zich opwinden over een vergaan stuk quaggahuid, slimme professoren die zijn DNA reproduceren en studenten die zich verkneukelen over dit alles. Volgens Reinier Spreen, de man die de quagga heeft vermenselijkt in een literair narratief, valt dit makkelijk te verklaren: ‘de enige manier waarop we naar het dier kunnen kijken is door onze eigen ogen’. De zoöloog ziet nou eenmaal een dier dat gedoopt moet worden door de wetenschap, een taxidermist een lap vel dat moet worden strakgespannen en een bevlogen natuur26 Tijdschrift Cul

historicus de mogelijkheid om een uitgestorven dier weer tot leven te wekken. En ook in mijn verbeelding wordt de natuur gedomineerd door cultuur. Daarom hoop ik dat de quagga ooit een verhaal over mij zal schrijven.

De illustraties zijn gemaakt door Anouschka Boswijk. Haar achtergrond in culturele antropologie gebruikt ze om maatschappelijke en antropologische onderwerpen aan het licht te brengen, zoals dit verhaal over de menselijke verbeelding. Anouschka heeft de quagga geïllustreerd zonder van tevoren foto’s of tekeningen op te zoeken, en enkel op basis van bovenstaand artikel. Zie Kopfkino Illustration voor meer van haar werk. Reinier Spreen is de neerlandicus die het verhaal van de quagga door middel van een literaire verkenning en zonder wetenschappelijke pretenties in een schitterend en informatief boek heeft weergegeven. Voor dit artikel is dan ook veel gebruik gemaakt van Monument voor de quagga.


Achtergrond

Ode aan de boom Alles wat je niet wist dat je wilde weten over bomen

Heb je wel eens twee bevriende bomen een goed gesprek horen voeren? Of een grote boom zijn buurman zien pesten? Schijn bedriegt, want deze stille wateren hebben diepe gronden. Door het boek Het verborgen leven van bomen van Peter Wohlleben wordt de boom een socialer, slimmer en interessanter wezen dan je voor mogelijk had gehouden. Tekst Mendel Op den Orth Beeld Sara Kerklaan Leven wordt al snel geassocieerd met bewegen. Denk maar aan de uitspraak: ‘ze bleef doodstil liggen’. Maar ondanks dat bomen nauwelijks lijken te bewegen, doen ze wel van alles. Zo blijken bomen sociale relaties met hun buren en familie aan te gaan, voeden bomen hun kinderen op en communiceren ze met elkaar over grote afstanden als er gevaar dreigt. Bomen kunnen de buitenwereld waarnemen. Ze proeven, ruiken, zien en luisteren. En van de ervaring die ze hiermee op doen kunnen ze nog dingen leren ook. Bomen zijn ook in staat tot bijzondere technische hoogstandjes. Ze kunnen zweten, zijn aerodynamisch en regelen hun lokale microklimaat. En waar de mens op dit moment misschien nog wel het meest van kan leren: bomen leven op

een heel andere tijdsspanne dan wij. Dit alles blijkt uit het boek Het verborgen leven van bomen. Wat ze voelen, hoe ze communiceren – ontdekkingen uit een onbekende wereld van Peter Wohlleben, een boswachter uit het West-Duitse Eifelgebergte. Hij schreef daarmee het best verkochte non-fictieboek in Duitsland van 2015 en vertelt met een aanstekelijke combinatie van liefde en wetenschap de verborgen avonturen die zich in de bossen afspelen. Een sociaal netwerk In de bosbouw is het de normaalste zaak van de wereld: is het bos te donker, dan kap je een paar van de grootste bomen, zodat de kleintjes meer licht krijgen. Maar Wohlleben laat zien dat dit nergens voor nodig is. Sterker nog, hij zegt dat het kappen van zo’n boom eigenlijk hetzelfde is als het omleggen van een vader, opdat zijn vrouw en kinderen dan meer ruimte in huis zouden hebben. Waanzin dus. Bomen zijn juist uitstekend in staat om zelf rekening met elkaar te houden. Zo laten boomburen hun bladerkroon extra groeien waar er ruimte is, en als er ergens een buurman van dezelfde soort staat, dan zal hij aan die zijde iets kleiner blijven. Maar niet alleen bovengronds werken bomen samen: ook het uitgebreide wortelnetwerk van bomen is vervlochten. En zelfs zo intiem dat ze Tijdschrift Cul 27


Achtergrond daarmee zieke vrienden of familieleden kunnen steunen. Een sterke boom is namelijk in staat om een suikeroplossing – de suiker wordt gecreëerd bij de fotosynthese in de bladeren – via zijn wortels te delen met een zwakkere of zieke boom. Op die manier vormen bomen een sociaal vangnet: de sterkte schouders dragen de zwaarste lasten. Voor een boom is het daarom belangrijk om vrienden te hebben. Namelijk hoe hechter de verbindingen zijn met de bomen rondom, hoe gemakkelijker je gered kan worden in zware tijden. Als je als boom een zonderling bent, word je in de regel veel minder oud. Net als bij mensen, geldt voor bomen ook: samen sta je sterker. Er is daarentegen ook concurrentie, met name tussen verschillende boomsoorten. Zo is er de ‘pestende’ treurberk wiens lange, dunne takken functioneren als zwepen. Al bij een licht briesje slaat hij om zich heen, om zo de bladerkronen van zijn opkomende concurrenten te beschadigen. Zo vertraagt hij hun groei, en heeft de berk een stapje voor in de strijd om het zonlicht. Net zo belangrijk als goede vrienden is de boomfamilie. Zo blijkt dat bomen die opgroeien onder hun moederboom – waar ze ooit als zaadje of nootje af zijn gevallen – veel ouder worden dan bomen die zonder opvoeder moeten opgroeien. De aanwezigheid van een grote, sterke moeder zorgt er namelijk voor dat een jonge boom langzaam opgroeit, omdat het grootste deel van het zonlicht – de energiebron – al door de moeder wordt gebruikt. In ruil voor het ingeleverde zonlicht staat de moeder wel wat suikerwater af aan haar kroost, maar alleen mondjesmaat, want een boom die 28 Tijdschrift Cul

in zijn ‘jeugd’ langzaam groeit, blijkt veel gezonder oud te worden. En langzaam groeien is ook echt langzaam. Eenzame bomen in commerciële bosbouw kunnen na tachtig tot 120 jaar wel gekapt worden, terwijl een boom in een oerbos die naast zijn moeder opgroeit tegen die tijd pas potlooddik en manshoog is. Al dat intieme wortelcontact kan trouwens ook nadelig zijn. Zo stuitte Wohlleben eens op een spar die was getroffen door de bliksem. En niet alleen dat exemplaar, maar ook een stuk of tien soortgenoten die in een straal van vijftien meter stonden, legden het loo tje. Kennelijk hadden ze nauwe banden. Niet alleen kunnen bomen door wortelcontact op kleine afstand communiceren, maar ook over tientallen meters kunnen bomen signalen afgeven. En wel door middel van geur. Een voorbeeld is de schermacacia op de Afrikaanse savanne. Zijn blaadjes zijn het voedsel voor de giraffe, maar zodra de acacia merkt dat hij wordt aangevallen door de giraffe, produceert hij een bittere vloeistof in zijn blaadjes, waardoor de giraffe stopt met eten. Maar tegelijkertijd scheidt hij ook een geurstof af – in dit geval ethyleen – die door de nabije bomen wordt herkend. Het resultaat: hun anders sappige blaadjes worden nu ook bitter.


Achtergrond De giraffe, die dit fenomeen kent, begint dan ook pas weer een paar honderd meter verderop met eten. Proeven, zien, luisteren en tellen Evolutionair gezien bevinden we ons op gigantische afstand van de boom. Meer dan een miljard jaar geleden, toen onze voorouders nog eencellig waren, splitsten onze stambomen zich af, en onze zintuigen zijn dan ook heel verschillend van elkaar ontwikkeld. Om de reukzin, het gehoor en het gezichtsvermogen van een boom te kunnen inbeelden, is er flink wat fantasie nodig. Maar als je daartoe in staat bent, dan opent zich een wondere wereld. De smaakzin van bomen blijkt goed uit één van de v e rd e d i n g s m e c h a n i s men van iepen en dennen. Als die last hebben van een bepaalde rupsenplaag, dan herkennen ze aan het speeksel van de rups tot welke soort hij behoort. Omdat de bomen kennelijk weten wat de natuurlijke vijand is van die rups, produceren ze vervolgens een lokgeur die die vijand (in dit geval kleine wespen) aantrekt. De wesp legt haar eitje in de rups, die daaraan overlijdt. Plaag opgelost. Dat bomen kunnen ‘ruiken’ zagen we al bij de schermacacia’s. Maar bij gebrek aan ruimte zal ik de andere zintui-

gen van bomen enkel kort noemen: bomen kunnen tellen hoeveel dagen er verstrijken; er zijn bomen die kunnen via het geluid van knakkende wortels met elkaar ‘praten’; bomen kunnen in het lab leren op wat voor prikkels wel en op welke niet te reageren en ze kunnen ‘zien’ hoe lang de zon schijnt op een dag. Dus net als onze honden en katten die onhoorbare tonen kunnen horen en zwakke geursporen kunnen volgen, blijken ook bomen fijngevoelige zintuigen te hebben. Antivries Naast sociale en zintuiglijke vaardigheden, getuigen bomen ook van enorm technisch vernuft. Zo maken bomen gebruik van schimmelnetwerken om op een snellere manier ondergronds signalen aan elkaar door te geven – het zogenaamde ‘wood wide web’. Of kunnen ze op een goede dag tot wel vijfhonderd liter water uit de grond pompen en uit hun bladeren laten verdampen. En dat vele verdampen, samen met de schaduw die ze creëren, zorgt ervoor dat het op een warme zomerdag tot wel 10ºC koeler kan zijn in het bos dan eromheen. In zekere zin zweten bomen dus. Bomen zijn ook aerodynamisch. Zo zijn loofbomen in de winter zonder bladeren uitstekend beschermd tegen harde wind: stammen en takken hebben een lagere luchtweerstandscoëfficiënt dan auto’s. En naaldbomen, die ook ’s winters groen blijven, hebben zelfs een olieachtige antivriesvloeistof uitgevonden die ze als het koud wordt in hun naalden pompen. Daardoor kunnen ze, in tegenstelling tot loofbomen, ook ’s winters doorgaan met het winnen van energie uit zonlicht. Aan die ingebouwde antivries kunnen mijn Tijdschrift Cul 29


Achtergrond

Bomen kunnen met elkaar communiceren over tientallen meters winterwanten nog niet tippen. Bomen die lopen J.R.R. Tolkien, de schrijver van In de ban van de ring, sloeg de spijker op de kop toen hij de begroeting tussen twee enten – eeuwenoude boomwezens – uren en uren liet duren: bomen leven op een volstrekt andere tijdspanne dan mensen (of hobbits). Zenuwsignalen kunnen zich in milliseconden door ons lichaam verplaatsen, bij bomen verplaatsen elektrische signalen zich ongeveer één centimeter per seconde. Maar niet alleen het lichaam, ook het volledige levensritme van een boom is extreem veel trager. Een boom is pas geslachtsrijp als hij tussen de tachtig en de 150 jaar is, het ziekbed van een ernstig aangetaste boom kan soms wel tientallen jaren duren en als er een buurboom omvalt en er snel nieuwe blaadjes aangemaakt moeten worden om al dat extra licht op te vangen, kan dat tot wel drie jaar duren voordat dat gelukt is. Zo moet een boom ook met heel ander type gebeurtenissen rekening houden dan wij. Er zijn bijvoorbeeld zware stormen die gemiddeld maar eens in de tien jaar voorkomen. Een zeldzame gebeurtenis dus. Maar voor een boom, die met gemak vijfhonderd jaar oud kan worden, is dat iets dat zomaar vijftig keer in zijn leven kan gebeuren. Veel vaker dan het WK voetbal 30 Tijdschrift Cul

in een mensenleven dus. Met behulp van deze trage blik doemen plots verrassende processen op. Zo blijkt dat bomen zich kunnen verplaatsen. Als individuen bewegen bomen natuurlijk niet, maar als soort wel. Elk nieuwe zaadje, dat zich door de wind of door dieren laat verspreiden, komt ergens anders terecht en ontkiemt op een meer of minder geschikte plek. Op deze manier kan een bos na jaren en jaren een bepaalde kant op bewegen. En dat gebeurt dus ook. Ze moeten ook wel, want een boom kan niet goed overweg met een stijgende of dalende temperatuur. En daarom verplaatsen boomsoorten zich al naar gelang het klimaat veranderd. In de laatste ijstijd leefde bijna alle boomsoorten die nu in Midden-Europa leven ten zuiden van de Alpen. En mede dankzij het broeikaseffect, gaat deze reis naar het noorden voor veel bomen nog steeds door. Met een gemiddelde snelheid van 400 meter. Per jaar. Ooit dachten we dat dieren een soort ingewikkelde machines waren die net deden alsof ze pijn hadden, maar niet echt pijn konden ervaren. In het geval van dieren hebben we ons zelfbedachte kader opgerekt. Er is tegenwoordig meer en meer aandacht voor het leed dat we dieren aan doen. Peter Wohlleben zegt zelfs spijt te hebben van elke boom die hij heeft ‘vermoord’ in zijn tijd als commercieel bosbouwer. Misschien gaat dat te ver. Maar als je ziet hoe het bomen lukt om zich, op een volstrekt andere tijdspanne, aan te passen aan een veranderend klimaat, is er misschien toch iets voor te zeggen om onszelf wat beter in te leven in een boom.


Achtergrond

De dood van het ik Hoe het is om jezelf te verliezen in psychedelische drugs Iedereen kent verhalen van mensen die zichzelf verliezen in drugs, maar wat nou als we dit letterlijk opvatten? Hallucinerende ervaringen na inname van bepaalde planten zijn al duizenden jaren bekend en met de komst van synthetische drugs is een trip naar een andere dimensie voor vrijwel iedereen mogelijk. Maar wat houdt zo’n trip naar een andere ‘dimensie’ in en wat gebeurt er als je het idee van jezelf – je ego – lijkt te verliezen? Tekst Yalou van der Heijden Beeld Tobiah Palm ‘Het ervaren van ego death is het verliezen van het gevoel van “het zelf ”’, begint Dalebewan op het internetforum Reddit. ‘De woorden “ik”, “mij” en “mezelf ” hebben geen betekenis in deze staat van zijn. Normaal gesproken kun je de wereld opdelen in “mezelf ” en “alles buiten mezelf ”, maar wanneer je ego death ervaart is het gedeelte “mezelf ” verdwenen.’ De discussie binnen dit topic gaat over ego death na het nemen van psychedelische drugs zoals LSD. De reacties op dit bericht zijn erg uiteenlopend. Zelf zegt Dalebewan dat er geen goede manier bestaat om de ervaring van deze staat van zijn te om-

schrijven en hij is niet de enige die hier moeite mee heeft. Maar hoe dient dit fenomeen dan begrepen te worden? Hallucinerende thee in de Amazone De Canadese antropoloog Jeremy Narby onderzoekt al jaren de kennis over botanica en biologie van sjamanen in de Amazone – een soort priesters die de communicatie met de geestenwereld tot stand brengen. In een interview met ayahuasca-info.com vertelt hij over de sjamanen bij wie hij jarenlang veldwerk heeft gedaan en die hun levenslessen met hem deelden. Voor hen is ayahuasca het middel om de wereld te begrijpen. Ayahuasca is een plantenmengsel uit de Amazone dat daar al eeuwenlang door de inheemse bevolking wordt gebruikt. De thee die van dit plantenmengsel gezet wordt heeft een hallucinerende werking. Een van de werkzame stoffen in deze thee is DMT (dimethyltryptamine), een stofje dat van nature ook aanwezig is in het menselijk lichaam en dat in sommige gevallen een stadium van ego death kan bewerkstelligen. Bij het nemen van ayahuasca verhoog je dus de hoeveelheid van een stof die al aanwezig is in je brein. Voor de inwoners van de Amazone is deze stof een communicatiemiddel met het oerwoud, waar zij via hun visioenen en hallucinerende trips mee in Tijdschrift Cul 31


Achtergrond contact komen. Inmiddels is ayahuasca ver buiten de Amazone bekend, ook in Nederland. Verboden dwaalgeesten Hoewel er veel legaal is en gedoogd wordt binnen het Nederlandse drugsbeleid, vallen veel psychedelische drugs met een hallucinerende werking, zoals LSD, DMT en ayahuasca onder Lijst I van harddrugs, en zijn dus verboden. Uitzonderingen hierop zijn het gebruik voor medicinale of religieuze doeleinden. Toch neemt dit niet weg dat velen deze middelen gebruiken. Iemand die ervaring heeft met ayahuasca is psychiater Hans van Wechem. In de oude Eau de Cologne fabriek in Amsterdam-Zuid, waar zijn praktijk gevestigd is, vertelt hij over zijn ervaringen met dit medicijn. Hij is het niet eens met de recreatieve associatie die het woord ‘trip’ oproept. ‘Ayahuasca is eigenlijk veel meer een spirituele ervaring en in mijn geval zelfs een levensveranderende ervaring’, begint hij zijn verhaal. Het Latijnse woord hallucinare, waar hallucineren van afgeleid is, betekent letterlijk ‘ronddwalen in de geest’. Bij het innemen van hallucinerende drugs hebben bepaalde stoffen invloed op het zenuwstelsel. Prikkels die binnenkomen in de hersenen worden anders ervaren dan normaal. Per drugs en per persoon zijn de prikkels verschillend. ‘Mensen met een psychotische kwetsbaarheid kunnen bij het gebruiken van ayahuasca in een psychose terechtkomen en daar als het ware gevangen in blijven.’ Van Wechem vertelt dat dit komt doordat zij een angstige en meestal achterdochtige betekenis geven aan de ervaring die er feitelijk niet is. ‘Wanneer zij in de periode na het gebruik 32 Tijdschrift Cul

overtuigd blijven van die betekenis, wordt er gesproken van een waan.’ Een bewustzijnsportaal Van Wechem omschrijft ego death als het besef dat je niet denkt te zijn wie je voorheen altijd dacht te zijn. ‘Het woord “denken” dekt eigenlijk niet eens de lading, omdat het meer gezien moet worden als een bewustzijnsverruiming. Je beseft je dat gedachten zich manifesteren in het bewustzijn, maar niet het bewustzijn zelf zijn.’ Of hallucinaties, die door de werkzame stoffen van psychedelische drugs veroorzaakt worden, iemand in contact kunnen laten komen met een andere dimensie vindt Van Wechem een lastige vraag. ‘Die discussie is niet zuiver te voeren. Dan kom je bij het paradigma over of het brein het centrum van bewustzijn is of juist de ontvanger ervan.’ Aan de ene kant kan het helpen bij het verwerken van onbewuste, vastgeroeste en traumatische ervaringen, aan de andere kant ziet Van Wechem de hallucinaties ook als een soort portaal naar een ander bewustzijnsniveau. ‘In dit bewustzijnsniveau manifesteert zich van alles waarvan je zou kunnen zeggen dat dit hulpbronnen zijn van buitenaf. Afhankelijk van je religieuze context worden hier namen aan gegeven als engelen en demonen. Vanuit weer een andere context zijn het aliens.’ Zelf waren Van Wechems ervaringen met ayahuasca erg uiteenlopend. Zijn eerste keer bracht hem op het randje van een psychose. Een ervaring die hij inmiddels koestert omdat hij hierdoor zijn psychotische cliënten beter kan begrijpen. Het in werking treden van de


Achtergrond hallucinerende stoffen van de planten omschrijft hij als een ‘kosmische rollercoaster’. Hij raakte in de sensatie van een vrije val, waarbij hij een kleurverschuiving ervoer met een soort dopplereffect. ‘Ik ging sneller dan het licht, zoiets. Ik vond het verschrikkelijk eng en wilde er meteen uit. Maarja, dat kon niet.’ In de zes lange uren waarin de ayahuasca en DMT hun werk deden kwam Van Wechem terecht in wat hij omschrijft als de hel. Hij was bang dat hij gek zou worden of dood zou gaan, wat gepaard ging met heftige visuele en akoestische hallucinaties. In het Engels voerde hij een dialoog met zijn onderbewuste. Wellicht met zijn eigen soort demonen. ‘Please do not feed the demons’ ‘Ik heb nu vijf maal een ayahuasca ceremonie gedaan en iedere keer was er weer een andere boodschap. De eerste boodschap die ik mee terug nam naar het hier en nu was Please do not feed the demons.’ Hij wijst naar het magneetbord achter hem, waar een kaartje met deze boodschap hangt. Ook toen de DMT allang was uitgewerkt ervoer hij de heftige angstgevoelens nog. Het heeft dan ook enige tijd geduurd voordat Van Wechem

de strijd met zijn angsten opnieuw aan durfde, om ze te overwinnen. Hij lacht eventjes en vertelt dan dat hij is teruggekomen op de eerste boodschap die hij kreeg. ‘Het contact met je angsten moet je helemaal aangaan, wil je ze tot op de bodem begrijpen. Ayahuasca is geen quick fix, het biedt geen oplossingen, de enige manier om oplossingen te vinden is door zelfonderzoek.’ Wat ego death dus echt is, is inherent moeilijk vast te stellen. Juist doordat het onze verbeeldingen en linguïstische kennis overstijgt. Dit betekent echter niet dat het hele fenomeen nep is. Sommige ervaringen zijn niet te verwoorden, maar kunnen enkel gevoeld worden. In de Amazone worden de ervaringen met ayahuasca gezien als kennis om te overleven, anderen, zoals Dalebewan, ervaren een eenwording met de wereld en Van Wechem omschrijft het als: ‘een spirituele ervaring, het bewustzijn van een grotere intelligentie die je liefde zou kunnen noemen. Liefde is de belangrijkste universele kracht.’ Misschien dat een kopje van deze illegale medicinale thee op z’n tijd dus wel veel goeds zou kunnen doen voor de wereld.

Tijdschrift Cul 33


Verhaal

Filip en de rups Tekst Titus Scholten Beeld Josia BrĂźggen

Vlinders hebben Filip altijd al gefascineerd. Vroeger tekende hij ze altijd in zijn gedachten, want echt tekenen kon hij helaas niet. Maar nu hij een grote jongen was, vond hij dat kinderachtig en bekeek hij ze gewoon veel liever. Hij kon wel urenlang naar vlinders kijken: hoe ze rustig van het ene naar het andere blad vlogen; hoe ze met groot gemak doelloos konden rondzweven; hoe ze zo vrolijk leken te zijn met elkaar. Hun leven leek licht en zonder zorgen. Hij hield van de vlinder. Maar deze dag was anders. Vandaag viel zijn oog op een rups die langs

34 Tijdschrift Cul

een tak omhoog kroop. Deze ene rups, heldhaftig en beeldschoon in zijn worsteling, kroop langs de tak alsof hij naar voren geduwd werd door een macht groter dan zichzelf. Deze kleine rups en zijn lange tocht naar boven ontroerde hem, meer dan de vlinders dat ooit hadden gedaan. Waarom, vroeg Filip zich ver­ twijfelend af. Hij liet een enkele traan en sloot zijn ogen. Rups wist niet waarom, maar hij moest doorgaan. Om een of andere reden draaide zijn hele bestaan om het bereiken van het einde van deze tak. Al werd deze tak


Verhaal zijn laatste: hij zal zijn bestemming bereiken en zien wat er aan het einde is. Dit doel verleende hem in ieder geval iets om naar te streven. Waarom dat nodig was wist Rups niet, maar hij vond dat beter dan niets doen. Deze tak zou hem niet klein krijgen. En zo kroop Rups omhoog, naar het licht toe. Hoe lang het hem zou duren wist Rups niet. Hij wist ook niet of het nut had, of hij hiermee iets zou bereiken. Toch had hij het onbestemde gevoel dat deze lange tocht beloond zou worden. Het was slechts een gevoel, dat wist Rups ook wel. Maar Rups vond het beter om te streven dan om louter tevreden te zijn. Hoe dan ook, de tocht was op zichzelf wel aangenaam. Het was niet erg om te worstelen in deze omstandigheden. De zon scheen, de bladeren waren groen en zijn eeuwige honger was zo goed als gestild. Het was een mooie dag om te klimmen en om iets nieuws te ontdekken. Rups keek om zich heen. In de tuin waren enkele vlinders die zich grootser voelden dan hij, omdat ze vlinders waren en geen rupsen. Rups had zoiets

gehoord van zijn mederupsen. Hij kon dat nooit begrijpen: waarom zou je belangrijker zijn als vlinder dan als rups? Rupsen dienen toch ook ergens voor? ‘Kijk hem nou eens worstelen’, zei Vlinder vergenoegend terwijl hij naar de andere vlinders vloog. ‘Ja, je hebt er af en toe eentje die het probeert hè’, zei een ander terwijl ze haar vleugels opvouwde. ‘Ach, die jonkies. Hun worsteling vind ik wel wat moois hebben’, zei de jongste onder hen. ‘Tuurlijk’, zei Vlinder. ‘Maar wij weten beter. De worsteling is een illusie, beste jongeling. Je gaat van de ene fase naar de andere en er is niets bijzonders aan. Je wordt toch wel vooruit gedreven. Zo is dat ook altijd gegaan bij ons.’ Zo zaten ze daar met z’n drieën de rups en zijn poging tot heroïsme te ondergraven. Rups kroop en kroop. De zon draaide meerdere malen om de aarde heen, als een klok die met een meedogenloos ritme haar uren slaat. Hij zwoegde al dagen achtereen, maar het einde leek maar niet

Tijdschrift Cul 35


Verhaal dichterbij te komen. De stip aan het einde van zijn visie bleef even groot. Rups wilde keer op keer een eind maken aan wat hij zo onderhand als een tragischnaïeve en hopeloze onderneming zag. Maar toch ging hij door. Iets aan het einde van die tak trok hem naar boven. De belofte van een ander leven. Een nieuwe schoonheid, zowel innerlijk als uiterlijk, lokte hem, als iemand die slaapdronken door het gerinkel van zijn wekker gelokt wordt. De vrede die hij voor zich zag was alle chaos en vermoeidheid waard. Maar na verloop van tijd werd het stipje aan het einde toch groter. Zijn wilskracht werd vermenigvuldigd door dit hoopvolle teken. Eindelijk zag hij vooruitgang. Zijn hoop werd nu beloond door een concreet resultaat: het naderen van zijn bestemming. En toen, na eindeloos zwoegen, brak dan eindelijk de dag aan waarop hij zijn eindbestemming bereikte. Hij zuchte, zakte in elkaar en voelde zijn lichaam afbreken. Langzaamaan werden al zijn pijnen, zijn verdriet, zijn heroïsme en zijn liefde voor de toekomst opgelost en samengevoegd tot iets anders: wat hij zou worden wist hij niet, maar dit alles was de moeite waard. Filip opende zijn ogen en wederom staarde zijn computerscherm hem zonder veel enthousiasme aan. Vroeger dwaalde hij nog wel eens rond. Dan zou hij gewoon zijn schoenen aandoen en een wandeling maken, de ene voet voor de ander zettende en dan maar kijken waar zijn benen hem naartoe zouden dragen. Maar dat deed hij steeds minder vaak. Nu speelde hij alleen maar computerspelletjes. Dat speet hem, maar hij wist niet wat hij ertegen kon doen. De zin om te ontdekken 36 Tijdschrift Cul

had hij verloren tijdens de middelbare school, toen hij zich zorgen begon te maken over wat anderen van hem dachten. Heden ten dage dwaalde hij in zijn hoofd, door de verlaten straten van zijn herinnering, waarin alleen hij een voetganger was. Soms nam hij een afslag die hij niet eerder had genomen, om te kijken waar hij zou belanden. Vaak was dat een teleurstelling, maar soms verraste hij zichzelf. Hij herinnerde zich die ene keer dat hij in zijn achtertuin was, die vroeger in de lentes altijd vol nieuw leven was, en een rups omhoog zag kruipen. Toen moest hij rond de zeven jaar zijn geweest, schatte hij. Dat was tien jaar geleden. Wat een wonder was dat! Wat een strijd! Wat een toewijding! Hij moet uren hebben gekeken naar die rups voordat hij werd geroepen door zijn moeder voor het eten. Hij voelde zich geïnspireerd door die rups op dit moment. Zijn eigen traagheid, apathie, lethargie, zelfhaat en oneindig getob moest nou maar eens klaar zijn. Deze rups had zijn huidige situatie opgeofferd voor iets groters, iets dat geen triomf kon beloven maar daar slechts een fluister van aanbood. Waarom koos hij ervoor om in zijn kamertje te blijven zitten, naar een inspiratieloos computerscherm te turen en niet op avontuur te gaan, zoals hij dat vroeger deed? Waarom bleef hij vastzitten terwijl de rups vooruit ging? Filip was klaar met zijn gewoontes, zijn depressie en dit moment. Fillip was klaar om te veranderen: klaar voor de toekomst.


Ziezoprint.nl is onderdeel van:

. .

DRUK K ERIJ & G RAF ISC HE VORMG EVING

�i� D�����! �jds����� O�� �i� � � do�� i� ������r .�� � ���z����n

DRUKKEN PRINTEN RECLAME

Andeko Graphic Bocksmeulen 22 9101 RA Dokkum info@andekodokkum.nl www.andekodokkum.nl T 0519 - 22 03 67

V�n� & � H��� �� es��� . �v�u�i � �� vo�r ���i�!

flyers - folders - posters - brochures - briefpapier - enveloppen - visitekaartjes - geboortekaarten uitnodigingskaarten - menukaarten - kalenders - memo/notitiebloks - stoepborden - stickers - belettering magneetplaten - reclameborden en nog veel meer!

www.ziezoprint.nl


Beste eerstejaars, wij zijn met zijn vijven het 32e bestuur van onze studievereniging Kwakiutl. Jullie gaan onze hoofden waarschijnlijk nog wel vaker zien het komende jaar, maar om daar vast aan te wennen zullen we ons nu al even voorstellen.

Eva van de Klundert - Voorzitter

Hoi lieve leden, ik ben Eva, derdejaars antropologiestudent en komend jaar de voorzitter van onze studievereniging. Als voorzitter zal ik het bestuur aansturen en zorgen dat de samenwerking vlot blijft verlopen (en we elkaar nog aardig blijven vinden, dus). Daarnaast onderhou ik contact met externe verenigingen zoals de Faculteitsvereniging en Opleidingscommissie - twee organen waar jullie zelf niet direct mee te maken hebben, maar die wel heel belangrijk zijn voor de vereniging. Ook zal ik dit jaar de studiereis organiseren samen met een reiscommissie. Ik ben veel te vinden in de bestuurskamer op de eerste verdieping, waar jullie altijd welkom zijn voor een biertje, levensadvies of gewoon om mij lastig te vallen met stomme grappen. We zullen elkaar volgend jaar veel zien, hopelijk in mindere mate op de UvA en in meerdere mate op de borrels, feesten, lezingen, studiereizen en weekendjes weg. Tot dan! Eva Jitse de Vriend - Secretatris Hallo lieve mensen, mijn naam is Jitse de Vriend geboren in Den Haag maar getogen in Kockengen. Tegenwoordig student in het mooie Amsterdam en natuurlijk secretaris van Kwakiutl. Als antropoloog hou ik natuurlijk heel erg van reizen en daarom kijk ik er enorm naar uit om met Kwakiutl etnografisch veldwerk te verrichten op de studiereizen. Verder kan je me op de borrels altijd blij maken met een tequilla’tje of wat raki en je flauwe humor. Als secretaris zal ik de social media van de vereniging gaan beheren en een hoop andere bestuurstaken achter de schermen uitvoeren. Ik hoop jullie allemaal veel te gaan zien op de evenementen zodat we er een leuk jaar van kunnen maken. Met (de) vriendelijke groeten, Jitse de Vriend. Emma Sonnevelt - Coördinator Sociaal Hoi lieve antropologen! Mijn naam is Emma Sonnevelt en ik ben dit jaar de coördinator sociaal van Kwakiutl, onze gezellige studievereniging. Coördinator sociaal, hoor ik je denken… Wat is dat nou precies en wat houdt die functie in? Wat de basis van 38 Tijdschrift Cul


deze functie is, is dat ik me bezig ga houden met alle sociale activiteiten die Kwakiutl organiseert. Denk hierbij bijvoorbeeld aan onze borrels en feesten. Maar naast het neerzetten van knalfeesten, wil ik dit jaar mijn functie tot nog meer invulling geven. Namelijk door aan mijn functie een belangrijk thema vast te plakken: duurzaamheid. Nederland is al flink op weg om duurzaamheid door te voeren tijdens grote evenementen door bijvoorbeeld een beloning te zetten op het hergebruiken van je beker. Ik geloof dat duurzaamheid ook nageleefd kan worden in de (sociale) activiteiten en evenementen van Kwakiutl, en ik heb hier al verschillende wilde ideeën bij. Denken jullie met mij mee? Bovenal wil ik er voor alle antropologen een heel gezellig en fijn jaar van maken en ik hoop dat jullie weten dat jullie altijd langs kunnen komen voor een praatje of een flinke borrel ;) Heel veel liefs, Emma Sonnevelt Rozan Snoek - Penningmeester Lieve aanstormende antropologen! Aankomend jaar word ik jullie penningmeester. Dat betekent dat ik mij voornamelijk bezighoud met het geld rondom Kwakiutl. Afgelopen jaar was ik zelf eerstejaars en heb ik geweldige dingen gedaan met Kwak, waardoor ik dit jaar bestuur ben geworden. Daarnaast ben ik ook altijd van de partij bij de feesten, borrels, lezingen en alle andere toekomstige activiteiten! Waar jullie natuurlijk ook allemaal welkom zijn! Ik heb super veel zin jullie allemaal te ontmoeten en jullie mee te nemen op te gekke avonturen onder andere in het buitenland. Xx jullie penni (Rozan) Jasmijn Ouwendijk- Coördinator Studieverdieping Lieve eerstejaars. Ik ben Jasmijn en zit in het tweede jaar van antropologie. Dit jaar ben ik jullie coördinator studieverdieping, wat inhoudt dat ik onder andere lezingen, filmavonden en het NAMGIS congres ga organiseren samen met leuke commissies. Omdat het soms nog wel eens onduidelijk kan zijn wat je allemaal kan na je studie ga ik met de carrièrecommissie hier duidelijkheid in proberen te creëren door lezingen en uitleg. Daarnaast ga ik samen met Emma de citytrip organiseren, schrijf je daar vooral voor in om je nieuwe vrienden ook eens buiten de collegezalen te leren kennen! Ook ben ik er voor alle studie gerelateerde vragen, problemen en ideeën. Kom vooral een keertje kletsen in de bestuurskamer of op de borrel. Liefs, Jasmijn Tijdschrift Cul 39


De cul zoekt jou! De cul is altijd opzoek naar externe schrijvers. Wil jij schrijven? Mail dan snel naar redactie@tijdschriftcul.nl en wie weet staat jouw artikel binnenkort op de site!

word abonnee www.tijdschriftcul.nl


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.