Tijdschrift Cul - MarocCul 24(1)

Page 1

cul

maroc

Maroc

'Terug naar je eigen land'

Marokkaanse callcenters vol Nederlanders De Hollandse garnaal en de onderdrukking van de Marokkaanse pelsters

Tijdschrift Cul Antropologisch Tijdschrift | jaargang 24 | nummer 1 1


REDACTIONEEL

E

ind jaren zestig zijn Nederlandse bedrijven dringend op zoek naar ‘werkkrachten’: sterke jonge mannen die kunnen werken in de mijnen van Limburg of in de Twentse textielfabrieken. Na het ondertekenen van het wervingsverdrag in 1969 met Marokko krijgen Nederlandse bedrijven de mogelijkheid om arbeidskrachten uit Marokko te halen. Nederland heeft het werk en Marokko de arbeiders. Simon Evert Jongejan vertrekt vanuit Sliedrecht naar Casablanca. Hij krijgt een titel mee: ‘Directeur Werving’. Op een volkomen arbitraire wijze beslist directeur Jongejan welke mannen voet aan wal mogen zetten in Nederland. De vereisten: Franssprekend en man, enige jaren onderwijs genoten en goedkeuring van de directeur zelf. Ondanks het strikte selectiebeleid krijgt Nederland binnen enkele jaren duizenden nieuwe Marokkaanse ‘werkkrachten’, waarvan een groot gedeelte er vijftig jaar later nog steeds woont. Tegenwoordig behoort uitwisseling tussen Nederland en Marokko tot de orde van de dag. Niet alleen in arbeidskrachten of werkvoorziening, maar ook in eetgewoontes en huiselijke snuisterijen (zoals te lezen valt in deze Cul). Dat de uitwisseling met Marokko invloed heeft op de Nederlandse samenleving is evident, maar wat hebben Nederland en andere landen Marokko gebracht? En welke praktijken en ervaringen nemen voorheen geëmigreerde Marokkanen mee bij terugkomst in Marokko? Deze en andere vragen omtrent het thema transnationalisme hebben we bestudeerd tijdens onze reportagereis door Marokko en proberen we te beantwoorden in deze editie van de Cul. Zo bezochten we letterlijk de grenzen van Marokko, namen we een kijkje bij Nederlandse bedrijven en kaartten we af en toe onverwacht gevoelige thema’s aan. Tevens nemen we met deze Cul afscheid van de redactie van de jaargang 2015-2016 en starten we het nieuwe jaar vol inspiratie en met veel ambitie!

Mark Middel

Hoofdredacteur

Tanger

Ceuta

Tétouan Chefchaouen

Rabat

Fès

Casablanca

Marrakesh

De route

2

Tijdschrift Cul


COLOFON Onafhankelijk antropologisch tijdschrift Cul is verbonden aan de afdeling Culturele Antropologie en Ontwikkelingsociologie van de Universiteit van Amsterdam. Hoofdredacteur Mark Middel Adjunct-hoofdredactrice Nina Eshuis Vormgeving Lotje van den Dungen, Bob van Helden Acquisitie Simone Hanrath, Maxime van Boven Penningmeester Anne-Goaitske Breteler Beeldredactie Lotje van den Dungen, Bob van Helden, Josia Brüggen Eindredactie Ellev Derks, Nina Eshuis Reiscoördinator Tessel Pool Website Nina Eshuis, Ellev Derks Hoofdredactie jaargang 23 Nina Rijnierse, Mark Middel Cover

Josia Brüggen

Met dank aan Jan van Helden, Jess Stephens, Anush Mirzabegi, Susan Schaefer Hughes, Mohsin Amdaouech, Latifa Azzouzi, Firdaouss Riani, Choukayra Riani, Khadija Bensalah, Het Rode Kruis in Ceuta, Halid Mustafa, Saïd Boukaïdi Laghzaoui, Mohammed Badran, Ahmed Kadouri, Mehdi Ezzouate, Tjeerd Wouters, Mohammed Zanafi, Jan Cartier, Corine, Natalia, Naman, Sam, Hilda Sabir en Lucien Viola Met speciale dank aan het Amsterdams Universiteitsfonds, stichting AMARNA en de programmagroepen Globalizing Culture en Moving Matters van de afdeling antropologie van de UvA Drukkerij Andeko Graphic Oplage 500 ISSN: 18760309 Tijdschrift Cul is altijd op zoek naar nieuw schrijftalent. De redactie heeft het recht bijdragen in te korten of te weigeren. Voor informatie en advertentiemogelijkheden mail naar redactie@tijdschriftcul.nl Tijdschrift Cul Nieuwe Achtergracht 166 1018 WV Amsterdam redactie@tijdschrijftcul.nl www.tijdschriftcul.nl Volg ons ook op Facebook, Twitter en Instagram

M N P

INHOUD

4

‘Terug naar mijn eigen land’ Nina Rijnierse

7

‘Het afvoerputje van Tanger’ Mark Middel

10

De Marrakechi art-scene Ellev Derks

12

Ceuta: wachtpost van Fort Europa Nina Eshuis

Hoe ik tevergeefs racisme

16

onderzocht in Marokko Lotje van den Dungen

18

Tussen local en global Maxime van Boven

Duizend Dirham en één dag 20 Anne-Goaitske Breteler 24

Op zoek naar verkoeling en een klein blauw visje Josia Brüggen

27

Amazigh tapijten: kunst of kitsch? Tessel Pool

30

‘Echt Marokkaans’ Bob van Helden

Geloof per definitie 32 Simone Hanrath

Tijdschrift Cul

3


REPORTAGE

‘Terug naar mijn ei Marokkaanse Nederlanders beproeven hun geluk in Marokko

TEKST & BEELD // NINA RIJNIERSE

Van links naa r rechts: Fird aouss, Mohsin (reisblogger) , Choukayra

‘Lekker drinken, lekker drinken!’ schalt de stem van een frisdrankverkoper over het Marina-strand nabij de stad Tetouan. In de badplaats zijn tegenwoordig, naast vakantiegangers, steeds meer Nederlanders met Marokkaanse roots te vinden die permanent in het land zijn gaan wonen en werken. Er is sprake van een trend: jonge Marokkaanse Nederlanders die in tegenovergestelde richting van hun (groot)ouders hun geluk beproeven in Marokko. Wat drijft jonge Marokkaanse Nederlanders zich te vestigen Marokko? 4

Tijdschrift Cul


igen land’ Op een van de strandbedjes ligt Khadija (26), die sinds augustus 2015 haar woonplaats Leusden voor Tanger verruilde en in Marina geniet van een korte vakantie. De rest van het jaar werkt ze bij Ino Jobs, een onderneming die Nederlandse en Belgische werknemers werft voor bedrijven in Marokko en hen begeleidt tijdens hun overstap naar het land. Even verderop zitten de zussen Firdaouss (25) en Choukayra (20) uit Veenendaal. Firdaouss woont weliswaar niet in Marokko, maar is er af en toe voor de trainingen die ze geeft aan de Nederlandstalige werknemers van callcenters. Steeds meer Belgische en Nederlandse bedrijven vestigden zich de afgelopen jaren in Marokko. Het is een goedkope plek voor het uitbesteden van hun back office: de klantenservice, telefonische verkoop en technische onderdelen van een bedrijf kunnen er met lage kosten gerund worden. Zo zit een onderdeel van energieleverancier Essent in Rabat, maar ook Mobistar, het Belgische KPN. Taxidienst Uber handelt vanuit Casablanca de Nederlandse klantenservice af. Volgens Nieuwsuur steeg het aantal Nederlandse en Belgische bedrijven tussen 2010 en 2014 elk jaar met twintig procent en Ino Jobs heeft alleen het afgelopen halfjaar al zestig Nederlanders en Belgen geplaatst. Afgewezen in Nederland Toen de werkgelegenheid in Marokko Khadija ter ore kwam, was de keuze voor haar snel gemaakt. Ze draait er niet omheen: ‘Ik kreeg stress van Nederland. We weten allebei wat ik bedoel’, zegt Khadija, doelend op haar Nederlands-Marokkaanse roots en de negatieve connotatie die daar volgens haar aan kleeft. Ze solliciteerde zich te pletter, maar werd vaak afgewezen, ondanks haar ruime ervaring in de gehandicaptenzorg. Cynisch zegt Khadija: ‘Ze zeiden: “Ga terug naar je eigen land.” Dus ja, dat heb ik nu

maar gedaan.’ Latifa Azzouzi, werkgeefster van Khadija, bevestigt het verhaal van Khadija: ‘Steeds wordt weer benadrukt dat ze uit Marokko komen, hoewel de meeste jongeren gewoon in Nederland geboren en getogen zijn. Daarnaast ontwikkelt Marokko zich op economisch vlak positief. Mensen denken dan: “Nou, inderdaad, ik ben Marokkaan. Ik heb daar blijkbaar een kans, waarom doe ik dat dan ook niet?”’ Maar niet alleen het negatieve klimaat in de Nederlandse samenleving speelt een rol: met negenduizend Marokkaanse dirham (negenhonderd euro) per maand verdienen de Nederlandse werknemers in callcenters evenveel als een Marokkaanse dokter. Daarnaast benadrukt Latifa dat de werknemers nu steeds vaker hoogopgeleid zijn, een gezin hebben en bewust kiezen voor een nieuwe uitdaging in Marokko.

‘Uiteindelijk zijn wij, hoe dan ook, gewoon Nederlanders’ Als buitenlander in Marokko Of de beweegreden nu positief of negatief is, wanneer de overstap naar Marokko eenmaal gemaakt is, onderschatten de meeste mensen het cultuurverschil. Werken in Marokko blijkt vaak niet hetzelfde als er vakantie vieren. Latifa: ‘We denken dat het wel mee zal vallen omdat onze ouders uit Marokko komen. Maar uiteindelijk zijn wij, hoe dan ook, gewoon Nederlanders.’ Latifa denkt dat het ligt aan de Tijdschrift Cul

5


gestructureerde manier waarop Nederlanders hun leven inrichten, terwijl Marokkaanse werkgevers vaak vage afspraken maken. Lachend: ‘Dan raken de Nederlandse werknemers al meteen gefrustreerd.’ Wel merkt Latifa op dat ze al snel werd gezien als één van hen: ‘Ik was niet van hier, dat hoorde je ook aan me, want ik sprak geen Frans of Arabisch toen ik hier kwam. Dat is het mooie aan Marokko, het is een heel open cultuur. Ook al ben ik een buitenlander in Marokko, ik hoef hier geen deuren open te breken.’ ’Met trots terug naar Nederland’ Op de vraag hoe de vrouwen de toekomstige ontwikkelingen van deze migratietrend zien, antwoorden ze beiden verschillend. Khadija ziet haar eigen toekomst in Nederland somber in en is daarom nog niet van plan snel terug te zullen keren. Ook denkt ze dat meer jongeren haar zullen volgen naar Marokko. ‘Zeker na de aanslagen (doelend op de aanslagen in Parijs en Brussel, red.) is het alleen maar erger geworden in Nederland’, zegt ze, terwijl haar vrienden instemmend knikken. Latifa blijft voor haar bedrijf nog wel even in Marokko en hoopt dat er nog veel meer Nederlanders met Marokkaanse wortels naar Marokko zullen komen. ‘Niet omdat het in Nederland zo slecht gaat, maar om ze in te laten zien wat voor een prachtige roots ze eigenlijk hebben.’ Ze spreekt uit eigen ervaring: ‘Ik heb juist voor deze tak gekozen omdat ik de combinatie tussen Nederland en Marokko zo mooi vind. Ik ben en blijf Nederlands, maar ik heb voor mijn Marokkaanse kant zoveel liefde ontvangen en ik ben er ook veel trotser op geworden.’ Dat zelfvertrouwen missen sommige Nederlandse jongeren volgens haar. ‘Ze moeten in gaan zien dat er twee werelden in hen samen komen. Als ze beseffen dat ze zowel Nederland als Marokko in zich hebben, dan kunnen ze heel veel bereiken. Dan kunnen ze met trots terug naar Nederland en stralen ze dat ook uit.’ 

6

Tijdschrift Cul

‘Ook al ben ik een buitenlander in Marokko, ik hoef hier geen deuren open te breken’


REPORTAGE

‘Het afvoerputje van Tanger’ De Marokkaanse garnalenpelsters en de Hollandse garnaal TEKST // MARK MIDDEL BEELD // LOTJE VAN DEN DUNGEN

Voor dag en dauw varen vissers vanuit Zoutkamp tot aan Vlissingen met hun schepen naar zee om de Hollandse garnaal te vangen. Eenmaal aan land gaan de garnalen in vrachtwagens naar Marokko, waar ze met de hand gepeld worden. Uit heel Marokko komen duizenden vrouwen naar de havenstad Tanger om te werken als garnalenpelsters. Het levert nieuwe kansen op voor de vrouwen, maar het toezicht op de arbeidsomstandigheden verdwijnt vanaf het moment dat de garnalen in Marokko aankomen. Tijdschrift Cul

7


Het is dood in de oude haven van Tanger. Even voor het vrijdagmiddaggebed, een dag na het Suikerfeest, houdt een straathond op het hoogste dak in de wijde omtrek elke beweging nauwlettend in de gaten. Sinds de garnalenpelfabriek van het Nederlandse bedrijf Klaas Puul verhuisd is naar een industrieterrein elders in de stad en ook de trade free zone verplaatst is, rest alleen nog vergane glorie. De hemelsblauwe verf op de enorme fabriekshallen bladdert van de muren. Het aangename zeebriesje laat grote hangsloten aan gesloten hekken rustig heen en weer bungelen. Alleen de luid wapperende Marokkaanse vlag, met de vijfpuntige groene ster omgeven door bloedrood, toont een teken van leven boven de uitgestorven haven. Het Nederlandse garnalenbedrijf Klaas Puul uit Volendam is een grote speler in de haven- en industriestad Tanger. Vanuit Nederland brengen vrachtwagens de in Nederland gevangen garnalen naar de fabriek in Tanger, waar ze zes dagen per week, vierentwintig uur per dag met de hand gepeld worden door Marokkaanse vrouwen. Tot aan de jaren tachtig werden de garnalen gepeld in de keukens van de Hollandse vissersvrouwen, totdat in december 1983 een partij garnalencocktails giftig bleek te zijn en een tiental bejaarden stierf. Nieuwe hygiënevoorschriften

8

Tijdschrift Cul

werden ingevoerd, het thuispellen werd verboden en de garnalenverwerking verdween naar Marokko. Tegenwoordig zitten in de fabriek van Klaas Puul 3500 vrouwen afwisselend aan lange tafels in enorme fabriekshallen waar ze uren achter elkaar de kleine Hollandse garnaal ontdoen van kop en staart. Werk voor de werklozen In 2010 wordt Tjeerd Wouters aangesteld als interim-manager bij Klaas Puul-fabriek in Tanger. Hij blijft een jaar om ‘een klus te klaren’. Verschillende processen moesten op orde gebracht worden waaronder de fraude in weegsystemen, waardoor er niet meer gesjoemeld kon worden met het gewicht van de garnalen. Dat lukt, maar Wouters richtte zich niet alleen op de operationele aspecten van de fabriek. ‘Klaas Puul blinkt uit in de zorg voor mensen in Marokko’, zegt Wouters gedecideerd aan de telefoon. Waar de meeste bedrijven in de vrijhandelszone een verlooppercentage van vijftig procent hebben, is dat bij Klaas Puul nog geen dertig procent. Volgens Wouters toont dat aan dat er goed voor de mensen wordt gezorgd. Twee jaar na Wouters’ vertrek opent Klaas Puul een nieuwe fabriek in Tanger. De oude haven moet plaatsmaken voor een boulevard met jachthaven en de trade free zone


(een vrijhandelszone waar internationale bedrijven zich vestigen om geen import- en exportheffingen te hoeven betalen) verhuist naar de buurt van het vliegveld. Daar bouwt Klaas Puul een splinternieuwe fabriek. ‘De nieuwe fabriek is qua hygiëne op en top vergeleken met de Nederlandse standaard’, stelt Wouters. Ondanks de verbeterde hygiënestandaard zijn er alsnog fricties tussen de fabriek en de vrijhandelszone aan de ene kant en de sociale omstandigheden van de vrouwen aan de andere kant. Het probleem voor de Marokkaanse vrouwen is het verkrijgen van een baan. ‘Het hangt af van je sociale positie’, legt Mohammed Zanafi, docent internationale logistiek in Tanger, uit. ‘Als je van goede afkomst bent, heb je zo een baan.’ Hoewel de werkende vrouw sinds de jaren zeventig tot het alledaagse straatbeeld van Marokko behoort, zijn velen nog steeds werkloos. Vooral de meest kwetsbare groep: vrouwen zonder educatie. Voor hen biedt de vrijhandelszone van Tanger een uitweg. De vraag naar goedkope arbeidskrachten is daar hoog en de arbeidsvoorwaarden vanuit het ministerie zijn minder strikt. ‘Het is positief voor de positie van de vrouw’, zegt Wouters, ‘ze verdienen geld en kunnen economische activiteit creëren.’ De vrijhandelszones lossen het sociale probleem op dat laaggeschoolde vrouwen geen baan kunnen krijgen, maar daartegenover staat ook een marginalisering van hun rechten. Mazen in de administratie ‘“Naar huis”, zal een pelster zeggen als je haar vraagt waar ze heen gaat in geval van problemen’, beweert Zanafi. ‘En als je dan vraagt “waarom?”, zal ze zeggen dat ze niemand kent die het opneemt voor haar rechten.’ Een organisatie die opgericht werd om dit probleem te verhelpen was Atawassul. Met dank aan de Nederlandse ngo TIE-Netherlands, die gericht is op het ondersteunen van vakbonden, werd gehoor gegeven aan een groep garnalenpelsters die misstanden wilde aankaarten. Maar nadat de voorman van Atawassul, Boubker Khamlichi, ernstig ziek werd en FNV Bondgenoten (de geldschieter van TIE-Netherlands) zich besloot te richten op de landbouwsector van Marokko, werd Atawassul opgeheven. ‘De vakbonden van Marokko bemoeien zich niet met de vrijhandelszones’, beweert Jan Cartier van TIE-Netherlands, ‘omdat die werk opleveren.’ Het heeft volgens Cartier tot

gevolg dat de garnalensector ‘het afvoerputje van Tanger’ is. De dienstmeid van Zanafi, Fatima Zahra, is een voormalige garnalenpelster in een van de Nederlandse fabrieken in Tanger. Als we haar toenmalige werktijden, verdiensten en kostenposten op papier zetten schrikt Zanafi: ‘Nu ik zie dat de pelsters per kilo verdienen, ruik ik illegale praktijken.’ Volgens Cartier is dat precies het probleem van de garnalenpelsters. Ze verdienen niet het minimumuurloon, maar worden betaald per kilo. ‘En als ze het quotum niet halen, krijgen ze een korting op hun loonstrookje.’ Daarnaast is het gros van de pelsters analfabeet en weten ze niet wat ze ondertekenen en wat hun rechten zijn. De administratie is waterdicht, maar het is de vraag of de werkelijkheid overeenkomt met de afspraken op papier.

Ze verdienen niet het minimumuurloon, maar worden betaald per kilo.

De Marokkaanse vrouw is een belangrijke motor in de vrijhandelszones van Marokko, maar wel een motor die slecht onderhouden wordt. De situatie van de garnalenpelsters lijkt een uitwerking te zijn van het economische klimaat in Marokko. ‘De nummer één currency van Marokko is corruptie’, zegt Zanafi aan het einde van ons gesprek. En volgens hem spelen de vrijhandelszones dat in de kaart. Werk en geld prevaleren boven rechten en controle. Wouters maakte het corruptieklimaat van Marokko van dichtbij mee: ‘Ook ik maakte weleens een wandeling langs bepalende instanties’, zegt hij schuldig. ‘Is dat leuk?’, vraagt hij aan zichzelf. ‘Nee, dat moet niet, maar als je het niet doet dan heb je veel meer problemen.’  De andere grote Nederlandse speler in de garnalenhandel in Marokko, Heiploeg B.V. uit Zoutkamp, wilde niet meewerken aan dit verhaal. De Nederlandse ambassade in Marokko ontkent kennis te hebben van de aanwezige corruptie onder de garnalenpelbedrijven en zegt tegen elke vorm van corruptie te zijn. Tijdschrift Cul

9


REPORTAGE

DE MARRAKECHI ART-SCENE Tussen westerse kunst en Marokkaanse traditie TEKST // ELLEV DERKS BEELD // LOTJE VAN DEN DUNGEN

De Marokkaanse kunstwereld groeit hard. In een paar jaar tijd hebben steeds meer galeries hun deuren geopend in Marrakesh en breidt de markt voor hedendaagse Marokkaanse kunst zich steeds meer uit. Opvallend is het grote aantal kunstenaars en galeriehouders die voortkomen uit de Marokkaanse diaspora. Maar deze snelle ontwikkelingen verlopen niet zonder horten of stoten: er bestaat conflict tussen moderniteit en traditie, tussen vrijheid en censuur en de internationale markt tegenover de Marokkaanse. Al slenterend door de oranjeroze gebouwen van de Ville-Nouvelle passeren we een koopman en zijn ezel. Achter hen doemt onverwachts een meterslange muur vol kalligraffiti-kunst op. Een busritje verwijderd van de hete medina met haar stoffige straatjes en souks, ligt de jonge wijk Guéliz die sinds een paar jaar het thuis is van een flink aantal wit-gestucte galeries. De graffiti-muur is een project van de David Bloch Gallery, die vooral kunstenaars uit de street art-wereld representeert. De galerie hangt vol met stukken van kunstenaars die de traditie van de kalligrafie combineren met graffiti. Het zijn vooral jongens die zijn groot geworden in het street art-milieu in de jaren negentig van Parijs, vertelt Hilda Sabir, werkzaam in de galerie én vrouw van de Franse oprichter David Bloch. De post-neo-oriëntalistische kunstenaar De fusie van westerse kunst en Marokkaanse traditie wekt langzamerhand ook de interesse van de Marokkaanse koper: ze verkopen steeds

10

Tijdschrift Cul

vaker doeken aan mensen uit de stad, meent Sabir. Volgens haar geniet het Marokkaanse koperspubliek vooral van de esthetiek en het vakmanschap van kalligraffiti: ‘In Marokko kijken de mensen niet snel naar de boodschap of het verhaal van een kunstwerk. Kunst is hier iets anders. Het zit in de geometrische mozaïeken van de moskee of de geweven motieven in een tapijt.’ Dit heeft onder andere te maken met een lange aniconische traditie - het verbod op het afbeelden van god, mens en dier - in de islamitische wereld. Maar ook deze traditionele visie op kunst is steeds meer aan het fuseren met andere (moderne) perspectieven. Even verderop zit Galerie Rê. Hier ageren ze juist tegen het idee van Marokkaanse kunst als folklore vakmanschap en omarmen ze alles wat modern is. Ze bieden jonge hedendaagse kunstenaars een podium opdat ze zich kunnen mengen in de internationale contemporaine kunstwereld, weg van een ‘neo-oriëntalistische’ stroming, zoals oprichter Lucien Viola zich uitdrukt. Dat podium is hard nodig voor de meeste jonge kunstenaars, want vanuit de overheid is er weinig tot geen budget voor de individuele kunstenaar. Viola: ‘Er zijn weinig Marokkaanse jongeren die voor het kunstenaarschap kiezen, maar ik zie ze wel steeds vaker in de galerie.’ Vooralsnog zijn het vooral kunstenaars uit de Marokkaanse diaspora die furore maken in de kunstwereld. Tegen de regels Een voorbeeld treffen we in de Mattisse Art Gallery. Hier hangt namelijk werk van Hassan Hajjaj, ook wel de Andy Warhol van Marokko genoemd. Hajjaj kan geschaard worden onder een groepje kunstenaars uit de Marokkaanse diaspora dat maatschappelijk geëngageerde kunst maakt. In zijn foto’s speelt hij met oriëntalistische stereotypes en populaire-cultuur. De serie Kech Angels bestaat uit portretten


van Marrakechi vrouwen die gesluierd in Louis Vuitton met hun motoren poseren. Naast Hajjaj behoren ook de Frans-Marokkaanse Leyla Aloui en Marokkaans-Amerikaanse Lalla Essaydi tot deze groep kritische kunstenaars. Aloui sneed met haar foto’s en video-installaties onderwerpen als migratie en racisme aan. Essaydi bevraagt in haar werk de positie van islamitische vrouwen. Alle drie verdelen ze hun tijd tussen Marokko en Europa of de VS. Dit heeft onder andere te maken met een gebrek aan volledige artistieke vrijheid in

‘Nu is de tijd om kunstenaar te zijn in Marokko!’ Marokko die in Europa wel te vinden is. Er bestaat nog steeds een vorm van censuur, zoals duidelijk werd bij de verbanning van de film ‘Much Loved’ van regisseur Nabil Ayouch over prostituees in Marrakesh. De film - die op Europese festivals zeer goed werd ontvangen - zou een ernstige belediging zijn voor de Marokkaanse normen en waarden. Volgens Aloui speelt zelfcensuur ook een rol voor Marokkaanse kunstenaars: de markt

staat niet gunstig tegenover sterk provocerende werken en met een gebrek aan subsidies kan je dan maar beter binnen de lijntjes kleuren. Essaydi is hier het levende voorbeeld van aangezien ze haar naakte portretten alleen nog buiten Marokko tentoonstelt. In Marokko is er binnen kunst alleen ruimte voor een subtiele vorm van kritische reflectie en dat drijft kunstenaars naar een podium over de grens. Amal van de Matisse Art Gallery ziet het over het algemeen toch positief in: ‘Nu is de tijd om kunstenaar te zijn in Marokko! Er is eindelijk aandacht voor Marokkaanse kunst vanuit Marokko.’ Veel initiatieven komen vanuit Europeanen met Marokkaanse afkomst die op hun beurt de Marokkaanse bevolking, en voornamelijk jongeren, weer inspireren tot nieuwe projecten. Langzamerhand komt er meer interesse vanuit de Marokkaanse bevolking voor hedendaagse kunst. Het vinden van een balans tussen meegaan met moderne kunststromingen en een stempel drukken op het Marokkaansekunstenaarschap blijft een uitdaging voor zowel Marokkaanse kunstenaars als diegenen met een dubbele nationaliteit. In een razend tempo ontstaat er een steeds groter wordende kunstgemeenschap in Marrakesh maar wie succes wil boeken zal zich al koorddansend naar de top moeten werken.  Tijdschrift Cul

11


REPORTAGE

Ceuta: wachtpost van Fort Europa Over de Spaans-Marokkaanse grens, haar muur en de vele migranten

TEKST // NINA ESHUIS BEELD // BOB VAN HELDEN

12

Tijdschrift Cul


Hoe dichter we bij de Spaanse grens komen, hoe meer Marokkaanse vlaggen we langs de weg signaleren. Net voor de douane spreekt een lid van de Guardia Civil, de Spaanse politie-eenheid, ons aan: ‘No photos, please.’ We zijn in NoordMarokko bij de grens met Ceuta, die streng wordt bewaakt door een zes-metershoge muur die we in de verte kunnen zien. Zo’n dertigduizend migranten hebben in de afgelopen vijftien jaar geprobeerd die muur te trotseren, waarvan velen zonder succes.

Ceuta is een Spaanse exclave in het noorden van Marokko en is samen met de driehonderd kilometer oostelijker gelegen exclave Melilla het laatste stukje overgebleven gekoloniseerd Afrika. Ceuta telt ruim tachtigduizend inwoners en verwelkomt ieder jaar rond de miljoen toeristen. Die komen niet alleen af op de azuurblauwe zee. De recreanten komen voornamelijk om belastingvrij te winkelen, vanwege de status van Ceuta als vrijhaven. Naast de populariteit bij vakantiegangers is Ceuta ook in trek bij grote groepen migranten. Ze zijn vooral afkomstig uit Sub-Sahara-Afrika en dromen over een beter bestaan in Europa. De exclave is geografisch gezien de uitgelezen plek voor hen om de oversteek te maken, want Ceuta en Melilla zijn de enige twee landgrenzen tussen Afrika en Europa. Maar Spaans en Europees beleid maken het de migranten buitengewoon moeilijk.

acht-kilometerslange en drie-metershoge muur op de grens tussen Marokko en Ceuta. Het bleek niet voldoende. Om de zoveel tijd bestormden groepen migranten de muur, waarbij herhaaldelijk tientallen doden vielen. De muur is inmiddels zes meter hoog en uitgerust met prikkeldraad, bewakingscamera’s, bewegingssensoren, infraroodcamera’s en bewakingsposten. De muur heeft tientallen miljoenen gekost, waarvan 75 procent gefinancierd is door de Europese Unie. Toch houdt het migranten nog steeds niet tegen om de oversteek te wagen. In Ceuta was het lastig om mensen te spreken over het omstreden onderwerp. Ngo’s reageerden terughoudend en wantrouwend op onze verzoeken om langs te komen. De muur bleek een onderwerp waar liever niet over gesproken werd. Ook kwamen we met geen mogelijkheid bij de door Spanje gefinancierde tijdelijke opvangplek voor migranten in Ceuta, Een dodelijke muur en een onmogelijke het Centros de Estancia Temporal de oversteek Inmigrantes (C.E.T.I.). Wel was Halid Sinds Spanje in 1986 lid werd van de Mustafa, een medewerker van het Rode Europese Unie proberen migranten de Kruis in Ceuta en het C.E.T.I., bereid oversteek al te maken. In 1993 werden er ons te spreken. ‘De meeste migranten maatregelen getroffen door Spanje: een houden zich schuil in de omliggende

Tijdschrift Cul

13


‘De meeste migranten houden zich schuil in de omliggende bossen in Marokko’ bossen in Marokko’, vertelde Mustafa mij. Er zijn twee manieren om in Ceuta zonder papieren binnen te komen: klimmend over de muur of overzee. De grootste kans van slagen ligt in de zeeroute, maar de mogelijkheid op een fatale afloop is dan ook groter. Zo

14

Tijdschrift Cul

ging het in februari 2014 nog mis aan het strand van El Tarajal. Vijftien migranten probeerden daar al zwemmend aan Spaanse wal te raken, maar ze werden opgewacht door meerdere leden van de Guardia Civil die hen met rubberkogels beschoten, waarna ze alle vijftien overleden. Als het wél lukt de oversteek te maken, komen de meesten terecht in het C.E.T.I. in Ceuta. ‘Hier krijgen ze een bed, gezondheidshulp en bijvoorbeeld taallessen aangeboden in de tijd dat hun asielprocedure loopt’, vertelt Mustafa. Op het moment verblijven zo’n 513 mensen in het C.E.T.I. Spanje blijft ver Er is ook kritiek op de Spaanse asielprocedure en de manier waarop die wordt uitgevoerd. Onder andere de ngo CEAR en de UNHCR hebben hun ongenoegen hierover


Het strand van El Tarajal

uitgesproken. De kritiek richt zich onder andere op het hardhandige optreden van de Guardia Civil aan de grens. Ook zouden volgens rapporten van de organisaties veel migranten bij wie de oversteek wel lukte, teruggestuurd worden zonder juridisch proces, wat tegen de Europese wet in gaat. Daarbij zouden veel migranten die wel in Ceuta verblijven, de oversteek naar het schiereiland Spanje niet mogen maken, waardoor ze als het ware gevangen zitten in de kleine exclave. Hier zou de Spaanse overheid het verdrag van Schengen mee schenden. Mustafa ontkende dit. ‘Als ze eenmaal binnen zijn, kunnen ze niet naar buiten worden gegooid. En als ze willen, kunnen ze door naar Spanje’, aldus Mustafa. Dat laatste geldt alleen voor de migranten wiens verzoek om asiel is geaccepteerd. Ceuta is een eigenaardig stukje

Europa in Afrika. Politiek gezien Europa, maar geografisch gezien Afrikaans. In de exclave houden de meeste bewoners zich niet zo bezig met de migranten. Velen komen niet bij de douaneovergang en hebben de muur nog nooit met eigen ogen bekeken. Ook wij kwamen niet dicht bij de muur zelf. Taxichauffeurs wilden ons niet brengen. Te gevaarlijk, want het is verboden om foto’s te maken van de muur. De strenge grensbewaking die wordt uitgevoerd door Spanje en de EU zijn enkel symptoombestrijding van het ‘vluchtelingenprobleem’, het lost niks op. De muur in Ceuta is een lichtend voorbeeld van een breder Europees beleid van strenge externe grensbewaking. Alles wordt in de strijd gegooid om ongewenst bezoek buiten de Europese omheining te houden. Ceuta is de poort naar Fort Europa.  Tijdschrift Cul

15


REPORTAGE

Hoe ik tevergeefs racisme onderzocht in Marokko Steeds meer migranten komen vanuit Sub-Sahara-Afrika naar Marokko en steeds meer migranten krijgen te maken met discriminatie. Racisme neemt toe in Marokko en er bestaat in het land geen wet die dit tegenhoudt. Een week lang verdiepte ik mij in het racismedebat van Marokko. Gek genoeg werd racisme in het land door iedereen ontkent.

en hoe dat toch niet tevergeefs was

TEKST & BEELD // LOTJE VAN DEN DUNGEN

Ik heb het woord ‘tevergeefs’ altijd al een onderschat woord gevonden. Een verhaal dat spannend, ingewikkeld of gedetailleerd verteld wordt, kan volledig ontkracht worden door ‘tevergeefs’ erachteraan te plakken. Alles wat je hebt gezegd valt in het niet, was zonder resultaat, was tevergeefs. Maar toch was het verhaal blijkbaar het vertellen waard. Zo verging mijn onderzoek naar racisme en discriminatie in Marokko ook. Mijn verwachtingen over de rol van Sub-SaharaAfrikanen in Marokko kwamen niet uit en mijn onderzoek mislukte. Maar het leverde wel nieuwe inzichten op, waardoor het onderzoek niet zo tevergeefs was als gedacht.

16

Tijdschrift Cul

De zwarte schapen van Marokko Racisme is een probleem dat overal ter wereld plaatsvindt. In Nederland zijn – ironisch genoeg – de Marokkaanse Nederlanders vaak het zwarte schaap. In Marokko zijn dat veelal mensen van Sub-Saharaanse afkomst. Uit mijn vooronderzoek kwam naar boven dat Marokko een land is waar racisme en discriminatie van deze groep een groot probleem is. Zwarte mensen in Marokko – Marokkanen of illegale immigranten vanuit SubSahara-Afrika – worden benadeeld in het dagelijks leven en worden zelfs op straat uitgescholden voor ‘ebola’ of ‘aids’. Volgens Pauline Chambost, journaliste voor het kritische Marokkaans


weekblad TelQuel, relateert dit wij-zij denken aan het feit dat het merendeel van de Marokkanen zich niet ‘Afrikaans voelt’. De Marokkaan beweegt zich tussen een Arabische identiteit, vanwege het geloof en de taal, en een Afrikaanse identiteit, vanwege de geografische ligging. Bovendien bestaat er geen wet in Marokko tegen racisme. Discriminerend gedrag blijft dus ongestrafd. Met de stroom van vluchtelingen in Marokko vanuit verschillende Afrikaanse landen neemt het racisme steeds meer toe en lijkt zo’n wet voor Sub-Saharaanse migranten – de zwarte schapen van Marokko – steeds meer nodig. In ontkenning Eenmaal in Marokko nam de onzekerheid over het onderwerp en over mijn vooronderzoek de overhand. Racisme en discriminatie zijn erg gevoelige en soms verborgen onderwerpen. Als witte toerist kon ik geen discriminatie zien of voelen en een week lang werd racisme door iedereen ontkend. ‘In Marokko is er geen wet tegen racisme omdat in ons geloof al vaststaat dat je niet mag discrimineren. Het is dus niet nodig’, zei Mohammed Zanafi, docent internationale logistiek en Engels in Tanger. Toen ik hem vroeg of hij zich eerder Arabisch dan Afrikaans ‘voelt’, vertelde Zanafi mij ongevraagd dat Marokkanen altijd gezien worden als tweedeklas Arabiër. ‘Wij zijn liever eersteklas Marokkaan, dan tweedeklas Arabiër.’ Al legde Zanafi mij alles uit over de geschiedenis van de Marokkaan, de SubSaharanen en de huidige immigranten, bleef hij ontkennen dat er sprake is van discriminatie in de Marokkaanse samenleving. In Casablanca sprak ik met Mehdi Ezzouate, de oprichter van Forum Anfa. Forum Anfa is een ngo die zich inzet tegen discriminatie en racistische daden in Marokko. De slogan van de ngo, ‘I am Moroccan, I am African’, duidt op de broederschap tussen Marokko en de rest van Noord-Afrika. Daar probeert Forum Anfa de Marokkaanse samenleving op te wijzen. ‘Wij zijn een organisatie die mensen aanmoedigt in vrede en tolerantie samen te leven’, vertelde Ezzouate. In de Franse waterval aan woorden van Ezzouate herkende ik enkel de woorden ‘conflict’, ‘ras’ en nog wat lidwoorden, dus moest ik hem een ruim halfuur doorvragen naar racisme in Marokko voordat het duidelijk werd wat hij nou

eigenlijk tegen me zei. Langzamerhand drong het tot mij door dat hij de aanwezigheid van racisme in Marokko – net als de andere mensen die ik tot dan toe had gesproken – glashard ontkende. ‘Er is geen racisme hier in Marokko’, zei hij. ‘Alle voorbeelden uit de media zijn geruchten. Waar het in werkelijkheid om gaat is een menselijk conflict, in plaats van een conflict tussen rassen.’ Het werd steeds ongemakkelijker in de kleine warme ruimte. ‘Marokkanen haten racisme en discriminatie van nature’, begon Ezzouate weer in de veronderstelling dat ik dan wel zou ophouden met vragen naar racisme. ‘Ten eerste zit het in onze religie dat wij niet mogen discrimineren en daarnaast zijn Marokkanen trots op hun traditie met de gastvrije cultuur.’

Het merendeel van de Marokkanen voelt zich niet Afrikaans Het r-woord Daar zat ik dan. In gesprek met een man die zich inzet tegen racisme en discriminatie in Marokko en tegelijkertijd racisme en discriminatie in Marokko ontkent. Mijn vooronderzoek viel in het niet. Het ging hier niet meer over racisme in Marokko, of over de Afrikaanse identiteit van de Marokkaan en het ging ook niet meer over Ezzouate en zijn Forum Anfa. Door zo gefocust naar racisme te vragen – vooral door dit r-woord in de mond te nemen zonder bewust te zijn van de beschuldigende aard ervan – en door de reactie van Ezzouate, stuitte ik op een thema waar ik gek genoeg overheen had gekeken: de Marokkaanse identiteit. Voor Ezzouate ging het interview over het verdedigen van zijn Marokkaanse cultuur. De gastvrije Marokkaanse cultuur, die ik had aangevallen met het r-woord. Aan het einde van het ongemakkelijke gesprek pakte ik mijn rugzak uit het kantoortje waar we net een uur in hadden zitten zweten. Ezzouate vroeg mij wat ik tot nu toe van Marokko vond. Een vraag die ik gelukkig wel zonder moeite uit het Frans kon vertalen. ‘Prachtig’, antwoordde ik. ‘En wat vind je van de Marokkaanse mensen?’, vroeg hij er gelijk achteraan. ‘Erg gastvrij en…’ ‘Juist’, zei hij snel, ‘en daarom is hier geen racisme.’  Tijdschrift Cul

17


REPORTAGE

Tussen local en global De integratie van expats in Marokko TEKST // MAXIME VAN BOVEN

Ze wilde een paar jaar blijven, maar woont 23 jaar later nog steeds in Marokko.

18

Tijdschrift Cul

De aantrekkingskracht van Marokko zorgt ervoor dat het land jaarlijks veel toeristen trekt. Maar naast de toeristen zetten ook veel andere buitenlanders voet aan wal: de expats. Ik reisde door het land en ontmoette er een aantal. Het werd mij duidelijk dat het protoype expat hoogopgeleid is, zich op veel plekken op zijn gemak voelt en steeds op zoek is naar nieuwe mogelijkheden. Maar doordat expats ervan uitgaan dat zij zich slechts voor enkele jaren ergens vestigen, heeft het voor hen geen prioriteit om de taal te leren en zich onder te dompelen in de cultuur. Ook niet in Marokko. Halverwege de reportagereis, op een dag vlak voor de middaghitte, was ik bezig met de voorbereidingen voor de eerste dag in TĂŠtouan. Aanvankelijk had ik gedacht dat het een uitdaging zou zijn om in deze stad expats te vinden voor mijn onderzoek, totdat we Corine ontmoetten in ons hostel. Deze Vlaamse vrouw wilde graag haar verhaal doen en was vooral blij dat ze eindelijk weer eens haar moedertaal kon spreken. We spraken op het dakterras met uitzicht over de immense bergtoppen van Noord-Marokko. Ze was naar Marokko gekomen vanwege het werk van haar man, met het idee om slechts een paar jaar te blijven. Toch woont ze drieĂŤntwintig jaar later nog steeds in Marokko. Dit geeft het idee dat expats goed integreren in de Marokkaanse samenleving.


Toch vraag ik me af of dit ook daadwerkelijk het geval is. Volgens antropoloog Fechter, die onderzoek heeft gedaan naar de vorming van een expatbubbel, creëren expats vanwege hun kosmopolitische levensstijl zelf grenzen waarbinnen en waarnaar zij zichzelf kunnen identificeren. Een gevolg van deze zelfgecreëerde sociale grenzen, op basis van een gelijke achtergrond, is de vorming van een expatbubbel. Een expatbubbel is geen tastbaar en feitelijk gegeven maar een sociale en een verbeelde geografische constructie als uitdrukking van het gebied waar expats wonen, leven en netwerken. Dit kwam ook terug in de interviews. Zo stelde Natalia uit Polen dat Arabisch voor haar te ver van haar eigen taal af stond. ‘Hoewel het in mijn dagelijks leven handig zou zijn om wat Arabisch te kunnen, is het op professioneel gebied onnodig omdat alles toch in het Engels is.’ Hoewel de expats stuk voor stuk meedeelden dat Marokkanen erg vriendelijk en gastvrij naar hen toe zijn, is er toch weinig tot geen werkelijk contact tussen beiden. Mede door de taalbarrière is het voor expats onvermijdelijk dat zij vooral met andere expats omgaan. Op deze manier wordt door de expats zelf een bubbel gecreëerd met duidelijke sociale grenzen waarbinnen zij zich bevinden.

De waardering van de Marokkaanse cultuur leidt niet per se tot integratie Ongepast of onaangepast Bij verschillende interviews kwam naar voren dat religie ook de afstand tussen de expats en de lokale bevolking vergroot. De Indiase Naman is al jarenlang een expat en zijn voorkomen deed erg westers aan en zijn Engels was vloeiend. Ondanks zijn ervaring met verschillende culturen merkte Naman dat hij aan verschillende gebruiken erg moest wennen toen hij net naar Marokko was geëmigreerd. ‘Bijvoorbeeld als je bij iemand op bezoek gaat, wordt het als ongepast gezien om te

vragen naar hun vrouwen. Bovendien wordt praten over alcohol niet gewaardeerd.’ Omdat integratie niet bovenaan de to-do list van expats staat, is het een makkelijke uitweg om vooral met andere expats om te gaan. Zij zitten in hetzelfde schuitje en via expat-organisaties is het gemakkelijk om in contact te komen met gelijkgestemden. Wanneer er kinderen in het spel zijn is het voor expats een voor de hand liggende keuze om hen naar internationale scholen te sturen, waardoor de kinderen zich ook vaak in internationale kringen begeven. Tajine met een biertje? In een bubbel terecht komen is volgens de expats zelf niet per se een negatief fenomeen. Binnen hun bubbel hebben ze het goed: een druk sociaal leven met gelijkgestemden waarmee ze volop kunnen genieten van alles dat Marokko te bieden heeft. Vooral in de beginfase wanneer alles nog nieuw en spannend is wordt op korte termijn gedacht, waardoor integratie in de Marokkaanse cultuur onbelangrijk lijkt. Toch blijkt dat dit essentieel kan zijn bij het creëren van een thuisgevoel. Onder het genot van een koel glas Heineken, in een expatbar midden in Casablanca, hield ik een interview met de zevenentwintigjarige Sam. De Engelsman vertelde dat hij de laatste tijd veel last heeft van heimwee omdat zijn vrienden in Marokko er over het algemeen tijdelijk zijn en hij in Engeland ook steeds minder heeft om naar terug te gaan. ‘Toen ik net naar Marokko was verhuisd, was ik nog vol enthousiasme om in een andere samenleving te wonen dan dat ik gewend was. Om het eten te eten dat ik niet gewend was, om aan een baan te beginnen met goede vooruitzichen en om dingen te doen buiten mijn comfort-zone. Dit gevoel verdween na een aantal jaar, wanneer ik er echt achterkwam hoe moeilijk het is om een “local” te worden en waarbij ik toch vaak afhankelijk was van collega’s om sociale activiteiten te doen.’ Hoewel expats vaak worden gezien als global citizens blijkt dat zij zelf niet het gevoel hebben dat ze tijdens hun verblijf tot de locals zullen behoren. Hierdoor ontstaat een expatbubbel zoals Fechter die beschreef. De waardering van de Marokkaanse cultuur leidt niet per se tot integratie binnen de samenleving. Ondanks de heerlijke tajines, prachtige natuur en gastvrije bevolking, krijgen expats maar moeilijk dat thuisgevoel.  Tijdschrift Cul

19


ACHTERGROND

Duizend Dirham en één dag Een zoektoch naar het mythische Marokko

TEKST // ANNE-GOAITSKE BRETELER BEELD // JOSIA BRÜGGEN

Grenzend aan de Middellandse zee, helemaal in het noorden van Marokko zit ik te mijmeren over de plaats waar ik de échte, authentieke Marokkaanse mythes zou kunnen vinden. Het vooronderzoek naar Marokko bracht mij in Duizenden-een-nacht sferen. De traditionele muziek, de kenmerkende kledij, de verhalen die ik op internet vond, het leek zo authentiek. Makkelijk te vinden via Google, maar lastiger in het echt.

20

Tijdschrift Cul


Na een aantal dagen heb ik tevergeefs meerdere mensen naar de mythes van Marokko gevraagd. De hosteleigenaren in Marrakesh, de jus d’orange verkoper in Tétouan en zelfs de reisblogger Mohsin uit Nederland kende geen mythes. Staat het hedendaagse Marokko nog wel zo bol van de mythes zoals op internet wordt beloofd? Via een reiswebsite word ik hiervoor doorverwezen naar ‘de blauwe stad’. De naam alleen is al interessant. ‘De blauwe stad’ heet eigenlijk Chefchaouen. ‘I’m not a tourguide, this is for free’ Met een viertal reisgenoten stappen we de volgende ochtend uit in Chefchaouen. We hebben de deur van de taxi nog maar net dichtgeslagen of een oudere man van rond de zeventig jaar komt ons begroeten. Na een kleine week Marokko weten we ondertussen dat het geen nut heeft om hier op in te gaan. Hoe goedbedoeld ook, na afloop van ons samenkomen zal de portemonnee moeten worden getrokken. Toerisme is een van de grootste inkomstenbronnen waar een groot deel van de bevolking haar brood mee verdient. We proberen erachter te komen waar de medina, het oude gedeelte van de stad, zich bevindt. De oudere man drentelt wat om ons heen. Hij roept dat hij ons graag wil rondleiden, dat hij geen tourguide is en al zeker geen geld verwacht. Na een kort overleg besluiten we toch om met de man mee te gaan. Wie weet heeft deze man het oprecht goed met ons voor. De I’m-not-a-tourguide leidt ons omhoog de berg op, een straatje in. Zoals de reiswebsite al beloofde zijn alle huizen felblauw. De oudere man vertelt dat tijdens de Tweede Wereldoorlog veel Joodse mensen naar Marokko vluchtten, ook naar Chefchaouen. Zij verfden

hun nieuwe huizen blauw, omdat ze van mening waren dat deze kleur als anti-insectenmiddel diende. Door de blauwe kleur is het imago van de stad ontstaan. Toch krijg ik het idee dat maar weinig mensen afweten van de herkomst van de kleur. Later vertelt de man namelijk over de blauwe huizen die al ‘eeuwen’ het straatbeeld van Chefchaouen bepalen. De oudere man praat verder over de Berbers, die ook in groten getale aanwezig moeten zijn hier. De oudere Berbervrouwen zijn te herkennen aan een tatoeage op hun kin. Eén blauwe streep staat voor de maagdelijkheid van de draagster. Drie blauwe strepen staan voor de vrouwelijkheid van de vrouw. Het betekent dat ze een man heeft gehad, waardoor ze van de huwelijksmarkt is. Het klinkt als een geloofwaardig verhaal, maar ik kan het niet bevestigen. De rest van de dag zoek ik overal de ‘typische’ Berbervrouw, maar zonder succes. High in het hoog-gebergte We lopen nog steeds verschillende straatjes door en komen uit in de medina. Daar staat een man voor zijn kraampje die iets naar ons roept. De oudere man adviseert ons om er geen aandacht aan te schenken, hij is volgens hem gewoon stoned. Dat klinkt in mijn oren als iets zeer onwaarschijnlijks binnen een gemeenschap die zowel tatoeages, drank en drugs als haram (verboden) beschouwt. Ik vraag door: ‘Mag iedereen hier dan stoned zijn?’ ‘Ja natuurlijk’, benadrukt de oudere man. Het schijnt dat Chefchaouen in heel Marokko bekend staat om zijn uitstekende hasjplantages. ‘Everybody is using drugs: kids, men, women’, legt de oudere man uit. Geld in het verschiet We worden door steegjes geleid


Anne-Goaitske en de I-am-not-a-tourguide in Chefchaouen

met kraampjes die allemaal hetzelfde assortiment lijken te hebben: typisch Marokkaanse tapijten, de nep RayBan zonnebrillen en tajineschotels. Uiteindelijk komen we uit bij een klein gebouwtje dat een restaurant met fenomenaal uitzicht over Chefchaouen belooft te hebben. Misschien zien we er als ‘westerse’ toeristen hongerig uit, want de I’m-not-a-tourguide vindt dat we eerst moeten lunchen. Eenmaal de trappen opgelopen, nemen we plaats op de bankjes bij het dakterras. We bestellen een cola en weigeren beleefd de mogelijkheid om te eten. De oudere man blijft bij ons aan tafel zitten. ‘So, isn’t there a small tip for me?’, vraagt de man. Precies wat we al verwacht hadden, maar waar we toch niet vanuit gingen. Om de lieve vrede te bewaren en het zojuist opgebouwde rapport met de respondent te behouden, geef ik wat

22

Tijdschrift Cul

kleingeld. Blijkbaar is het niet genoeg en is de man van mening dat hij meer waard geweest is. Eigenlijk hoopte ik om een authentieke mythe te vinden in het plaatsje Chefchaouen. Wat ik vond was informatie die ik ook op de reiswebsite had gelezen. Was ik zo op zoek naar een verhaal, in plaats van te kijken met een objectieve blik? Ik kan het niet helpen, maar ik blijf me afvragen: wat is waar van het verhaal van de I’m-not-a-tourguide? Ten slotte wilde hij zijn verhalen toch omzetten naar dirhams. Als een strateeg is het dan winstgevend om te vertellen wat een ‘toerist’ wil horen. Misschien is de mythe van Marokko juist het in stand houden van de schijn van authenticiteit die wordt gewekt en verwacht. De tatoeages, het drugsgebruik door jong en oud, de blauwe stad, mooie mythes, maar wat is echt? 


IN BEELD

FOTO // VROUW EN KIND IN MARRAKESH FOTOGRAAF // BOB VAN HELDEN

Tijdschrift Cul

23


COLUMN

Op zoek naar verkoeling en een klein blauw visje Over de teloorgang van de oude Marokkaanse cinema TEKST // JOSIA BRÜGGEN BEELD // LOTJE VAN DEN DUNGEN

De zaal was verlaten. Verkoeling moest je elders zoeken: de airco, toch een belangrijke reden om ’s middags naar de bioscoop te gaan, bleek stuk. Maar ook het oorverdovende volume van de voorfilmpjes zorgt ervoor dat ik mij nog steeds afvraag wat ik daar, in Cinéma Megarama, van plan was uit te vinden. Met de Gouden Kalveren voor Marokkaanse films Wolf en Rabat in gedachten, zou je denken dat het met de filmindustrie in Marokko wel snor zit. Maar hoe ziet een Marokkaanse film in Marokko er eigenlijk uit?

Ik hoor een ringtone en tot mijn grote verbazing wordt er enthousiast opgenomen 24

Tijdschrift Cul

Op vrijdagavond waag ik een bezoekje aan een bioscoop in Tétouan. In deze ‘witte stad’ bevinden zich twee omvangrijke bioscopen: Teatro Español en Cinéma Avenida. Maar de 1100 bezoekers die beide zalen kunnen huisvesten, komen al lang niet meer. Het internet leert dat Teatro Español afgelopen jaar de deuren heeft moeten sluiten: lage bezoekersaantallen en piraterij, dat ook in Marokko als misdrijf geldt, hebben tot een onontkoombaar faillissement geleid. Avenida blijft over, maar een Marokkaans aanbod ontbreekt: iedere week is er maar één film, die drie keer per dag te zien is. Fan, de nieuwste kaskraker uit Bollywood waarin hoofdrolspeler Sha Rukh Kahn zowel een superster als zijn grootste fan speelt, lijkt deze week weinig mensen te interesseren. Bij binnenkomst is er niemand in de gigantische zaal die meer stoelen telt dan de Amsterdamse Schouwburg. Hoopjes afval liggen verspreid tussen de stoelen en al voor ik goed en wel ben gaan zitten, moet ik opstaan om de afgebroken armleuningen op te rapen. Als de film al een tijdje onderweg is, hoor ik toch enkele mensen binnenkomen, die luidruchtig plaatsnemen en om de zoveel minuten met een zaklampjes door de zaal schijnen om te kijken wie er eigenlijk allemaal


Gesloten bioscooploket in Tétouan

zijn. Ik hoor een ringtone en tot mijn grote verbazing wordt er enthousiast opgenomen. Na de slotscène springt het licht onmiddellijk aan, de aftiteling stokt en de zaal is al weer verlaten. Een medewerker insinueert zonder woorden dat hij zo snel mogelijk naar huis wil. Voor nagenieten is geen tijd. Niet alleen in Tétouan is de staat van filmhuizen schrijnend. De rest van Marokko kampt met hetzelfde probleem: de ticketverkoop loopt zo slecht, dat veel oude enorme bioscopen de deuren moeten sluiten en in staat van verval zijn. De cijfers liegen er evenmin om. In de honderdzestig bioscopen in Marokko zijn er nog maar 37 witte doeken in gebruik. En het aantal verkochte bioscoopkaarten is fors gekelderd van vijftig miljoen

per jaar in de glorieuze jaren zestig naar twee miljoen nu. De erbarmelijke staat van de Marokkaanse bioscoop is dus niet zo gek. Geld om de bioscopen, meestal tussen 1930-1950 gebouwd, van onderhoud te voorzien, ontbreekt. De toekomst ziet er somber uit. Toch is er nog hoop. In Fès bezochten we de moderne bioscoop Megarama, die naast Fan ook de Franse variant van Finding Dory en de remake van Tarzan vertoonde. De kapotte airconditioning wist een aantal jonge ouders niet tegen te houden om samen met hun kroost Dory in haar zoektocht te helpen. Hollywood en Disney lijken in dit land toekomst hebben. Tijdens de film nam niemand immers de telefoon op. Maar wie weet wat er in de andere zalen gebeurde.  Tijdschrift Cul

25


IN BEELD

FOTO // TAXI IN TÉTOUAN FOTOGRAAF // JOSIA BRÜGGEN

26

Tijdschrift Cul


ACHTERGROND

Amazigh tapijten: kunst of kitsch? Over het geglobaliseerde Marokkaanse tapijt Felrood met blauwe driehoekjes of een zwart vlak met rafelende randjes: de Marokkaanse tapijten bevatten voor elk wat wils. Marokko staat bekend om vele ambachtelijke vaardigheden, waaronder de Berberse weeftradities. Het Berberse tapijt wordt lokaal geproduceerd en op globaal niveau verkocht en geëxporteerd. Wat is de oorsprong van het tapijt en wat gebeurt ermee na aankoop? Als toerist krijg je een standaardbeeld van Marokko te zien, een plaatje dat je ook uit de Lonely Planet had kunnen halen. ‘Ervaar een kamelentocht in de Sahara’ of ‘een lekker dagje uit in de medina’. Je wordt op elke straathoek aangesproken om ‘typische Marokkaanse goederen’ te kopen. Toch blijken vele antwoorden omtrent het Berberse tapijt te liggen in dit chaotische, bijna kitscherige wereldje. Ook ik liet mij in Fès de winkel van een tapijthandelaar in lokken. De handelaar van middelbare leeftijd liet opgewonden en tegelijkertijd ook een beetje wanhopig zijn hele collectie zien. Bij elk tapijt dat hij tevoorschijn haalde, vertelde hij een bijpassend verhaal: zo zou een somber, donkerkleurig tapijt gemaakt zijn door een vrouw van het platteland na de dood van een geliefde. Dit verhaal leek niets meer dan een veel geoefend verkoopmechanisme. Tussen traditie en toerisme Het weven van het Berberse tapijt – ook wel

TEKST // TESSEL POOL BEELD // JAN VAN HELDEN

Amazigh tapijt genoemd – is een eeuwenlange traditie onder de Berberse vrouwen. De tapijten worden handgeweven van schapenwol of kamelenhaar en worden vervolgens geverfd in hennabruin, granaatappelrood of muntgroen. Elk geometrisch patroon en bijpassende kleur vertegenwoordigen een verhaal. De tapijten met motieven en tribale symboliek zijn traditioneel bedoeld als geschenk, maar tegenwoordig worden ze gemaakt aan de hand van de wensen van de westerse consument. Het tapijt is onderdeel van een wereldwijd proces waarbij een lokaal product een transnationale metamorfose ondergaat. Het wordt uit zijn context gehaald en krijgt daarbij een nieuwe betekenis. Dit product staat symbool voor de cultuur waarin het geproduceerd wordt en is daarmee aantrekkelijk voor een andere cultuur. Antropoloog Colin Campbell noemt deze verandering van de symbolische waarde van Tijdschrift Cul

27


Bij elk tapijt dat hij tevoorschijn haalde, vertelde hij een bijpassend verhaal

een product customization. De tapijten worden in grote hoeveelheden geëxporteerd naar het westen, wat financieel voordelig is voor de vrouwen en handelaars. Eenmaal in een nieuwe context krijgen de tapijten een andere betekenis: een authentiek Berbers tapijt verliest zijn originele waarde als geschenk, maar wordt verkocht voor veel geld om de identiteit en levensstijl van de westerse consument verder te construeren. De Marokkaanse overheid profiteert op financiële wijze van de globale vraag voor deze unieke Een grensoverschrijdend tapijt tapijten. Zo heeft de overheid onlangs vrije Na een interview met Jess Stephens, kunstenaar en export ingevoerd om ervoor te zorgen dat deze oprichter van Culture Vultures, kwam ik erachter weeftradities niet verloren raken. Jess Stephens hoe het Berberse tapijt over landsgrenzen heen wil juist het proces van local to global stimuleren. reist. Jess Stephens wees mij er op dat ‘Berber’ Door lokale ambachtslieden te koppelen aan een afgeleid is van het Franse woord voor barbaar. kunstenaar in het buitenland wordt er niet alleen Het wordt volgens haar ‘misbruikt om de “exotiek” meer voor consumptie geproduceerd, maar worvan de Marokkaanse cultuur te etaleren’. Jess, den ook andere doelen behaald. Transnationale kunstenaar, ondernemer en ‘politica van de kunst’ verbindingen worden gelegd door het Marokzoals ze zichzelf noemt, heeft het concept van kaanse lokale en het globale samen te brengen. Je artist residencies opgericht. Dit zijn verblijfplaatsen kan niet tegen globalisering ingaan, maar je kan voor internationale kunstenaars die samenwerken het wel veranderen zonder de authenticiteit van met lokale ambachtslieden. Het doel hiervan is het een product kwijt te raken. Stephens komt op aanmoedigen van een fusie tussen de Marokkaanse voor de belangen van de lokale bevolking, maar ze eeuwenoude tradities en de globale wereld. Daarbij ziet haar werk niet als een manier om de cultuur gaat ze met haar organisatie Culture Vultures en de vaardigheden te behouden. Ze ziet het verder dan het behouden van de Berberse cultuur eerder als erkenning en als het aanmoedigen van en tradities. De kunst die hierdoor ontstaat is transnationale relaties: van lokaal naar globaal en grensoverschrijdend. van Berber naar Amazigh. 

28

Tijdschrift Cul


IN BEELD

FOTO // MAN IN TÉTOUAN FOTOGRAAF // LOTJE VAN DEN DUNGEN

Tijdschrift Cul

29


ACHTERGROND

‘Echt Marokkaans’ Marokko en haar Ras el hanout ‘Haal het echte Marokko in huis met Ras el hanout!’, prijkt boven een kleurrijke foto van een Marokkaanse marktkraam. Eronder staat een lijst van ‘dingen die Marokko Marokko maken’. Marokko Marokko maken, wat is dat eigenlijk? In de dichtstbijzijnde supermarkt ga ik op zoek en koop ik een klein potje waar Ras el hanout op staat. Het ruikt scherp en anders dan ik gewend ben, maar lekker is het wel. Is dit het échte Marokko? TEKST // BOB VAN HELDEN BEELD // JAN VAN HELDEN

Het beste van de winkel In de drukte van Marrakesh, te midden van de rijk gekleurde kleden, mini-tajines en ontelbare flesjes oliën sta ik op een plein. Ik staar naar de hoge piramiden van felgekleurde kruiden die in verschillende stallen zijn opgebouwd. Na een tijdje zie ik dat het bouwwerk van karton is gemaakt. De kruiden liggen er in een dunne laag op. Teleurgesteld loop ik verder. Enkele meters verder zie ik een grote kraam waar het kruidenmengsel wordt verkocht: de Ras el hanout. ‘Do you know what this is?’, vraagt de koopman. Benieuwd naar wat hij te vertellen heeft schud ik mijn hoofd, ondanks dat ik wel weet wat ik voor mij heb. ‘Morocco Morocco’, zegt hij, wat strookt met de lijsten van dingen die Marokko Marokko maken. ‘For women’, vertelt hij verder, ‘easy easy, good good.’ In de televisieserie Chez Benali trekt schrijver Abdelkader Benali met zijn vrouw door Marokko. Een reis om Marokko te laten zien ‘in zes gerechten’. Ras el hanout blijkt te staan voor ‘het beste van de winkel’. Hierdoor verschilt het kruidenmengsel in veel gevallen

30

Tijdschrift Cul

per kruidenwinkel. Het is namelijk het mengsel van de beste kruiden die de winkelier in zijn of haar bezit heeft. In zijn aflevering over de Ras el hanout laat Benali doorschemeren dat het kruidenmengsel niet zo Marokkaans is als men denkt. Het overgrote deel van de kruiden dat er in verwerkt is, komt namelijk oorspronkelijk niet uit Marokko zelf. Ze zijn van over de hele wereld door koopmannen en reizigers naar Marokko gebracht en zijn daar opgegaan in de Marokkaanse overvloed van geuren en kleuren. Het is een mengsel waarin verschillende culturen samen komen. Zo komt bijvoorbeeld de gember uit Azië en de komijn uit het Middellandsezeegebied. Vrijwel alle kruiden in het mengsel zijn geïmporteerd, behalve één: de harige komijn. In Marokko zijn de kruiden samengevoegd tot een mengsel dat nu hét middelpunt vormt de Marokkaanse keuken. Het beste van Marokko In Fès loop ik door een lange, volle winkelstraat als ik het kruidenmengsel in een kleine winkel zie liggen. Het is één van de vele enorme jute zakken,


die volledig gevuld zijn met de Marokkaanse smaakmakers. Er staat een oude man achter volle zakken met kruiden, waarvan de leeftijd naar schatting tegen de tachtig loopt. In zijn winkel van drie bij vier verkoopt hij met ziel en zaligheid zijn kruiden. Zijn ogen lichten op als ik naar het mengsel vraag. Ondanks zijn leeftijd, de hitte en de

Het kruidenmengsel is niet zo Marokkaans als men denkt drukte kan hij vertellen wat er in het mengsel zit. ‘Van alles!’, zegt hij met een opvallend hoge stem in het Frans, ‘peper, kardemom, kaneel, piment, gember en nog veel meer!’ Trots toont hij een A4tje dat hij, of wellicht een marktgenoot, voor hem heeft afgedrukt. Hij wijst naar zichzelf op de foto waarop hij enkele jaren jonger is en in een trotse

houding poseert, omringd door zijn kruiden. ‘Ras el hanout’ staat er groot boven de foto. Het schijnt de beste versie van het kruidenmengsel te zijn in omstreken. Hij is trots op zijn mengsel in de grote jute zak. Een mengsel waarin zo veel culturen zijn verweven en een smaaksensatie vormen. Wanneer ik in Fès aangeef dat ik wel eens wat van het kruidenmengsel mee zou willen nemen naar Nederland pakt hij snel zijn schepje en begint hevig het kruid in een plastic tas te scheppen. Er is geen weg meer terug, denk ik. Ik kan dit niet meer afslaan. Misschien is het de oude man met de hoge stem en zijn hoge schattigheidsgehalte. Misschien zijn het de verhalen rondom de Ras el hanout en haar achtergrond. Misschien zijn het de geuren en kleuren waardoor ik omringd en bijna overdonderd ben, maar ik neem Ras el hanout mee naar huis. Als aandenken, aan Marokko. Het ware Marokko? Het is in ieder geval een symbool voor de ogenschijnlijke harmonie waarin verschillende culturen in Marokko lijken samen te leven. En daarbij komt dat als ik de koopmannen van de Marokkaanse overvolle markten mag geloven, mijn eten voortaan altijd lekker is.  Tijdschrift Cul

31


ACHTERGROND

Geloof per definitie De islam en het betere plakwerk Deze reportagereis leverde de Cul een unieke kijk op het praktiseren van de islam. Het woord geloof onderging een metamorfose bij het oversteken van de Middellandse Zee. Hieronder volgen de portretten van Ahmed, Mohammed en meneer Saïd over geloof en de islam. Ik zat tegenover Mohammed, de eigenaar van de Riad (Marokkaans gasthuis) in Marrakesh. Een dag later zou de ramadan ten einde lopen. Het was de laatste avond van een – al met al vredig verlopen – vastentijd. Hamdoulillah (dank God!). Het was goed voor mij dat de ramadan afgelopen was, aangezien ik er vrij zeker van was dat nog een dagje vasten te veel zou worden voor mijn ongetrainde ziel. Wat training betreft was Mohammed in het voordeel. Hij begon als kind van acht, negen jaar met het oefenen van vasten. Dagelijks tot een uur of vier. Als hij alles volhield, kreeg hij een snoepje toe. Vanaf zijn dertiende zong hij de hele ramadan uit. Volgens Mohammed vormde de islam de ruggengraat van de samenleving. Hijzelf was immers al sinds zijn negende getraind om zijn

32

Tijdschrift Cul

TEKST // SIMONE HANRATH BEELD // LOTJE VAN DEN DUNGEN

islamitische plicht, (de ramadan behoort tot één van de vijf zuilen van de islam), tegenover God en zijn medemens met succes te volbrengen. Het leren vasten behoorde tot een geslaagde opvoeding. De kunst van het vasten bleek daarbij slechts een wervel (al zij het een belangrijke) in de ruggengraat van Marokko. You don’t smoke? Hamdoulillah. Iemand anders die het vasten noemde was Ahmed. Ik vroeg hem in Fès naar wat hij dacht dat een Marokkaan tekort zou kunnen komen mocht hij buiten Marokko opgroeien. Hij antwoorde dat dat beslist een juiste opvoeding was en het behoud van waarden en tradities zoals het aanhouden van de ramadan. Ahmed, een jongeman met dreadlocks en een septum, wekte, terwijl hij een sigaret opstak


De islam is geen privéding, maar een onderdeel van het idee van een samenleving

Hassan II-moskee in Casablanca

en mij vroeg of ik nog plannen had die avond, niet bepaald de indruk de puriteinse islam aan te houden. Wel stond de opvatting dat een goede opvoeding onlosmakelijk in verband stond met een degelijke inwijding in de islam voor hem als een paal boven water. Haya il salat: leven om te bidden Ik liep na mijn avond met Ahmed (die we overigens interviewend hadden doorgebracht) door de straten van Fès. Het liep tegen een uur of drie toen ik op de lokale opvoedkundige stuitte: monsieur Saïd. Meneer Saïd was de hoeder der normen onder de jeugd van Fès. Midden in de nacht onderrichte hij de juiste levensstijl volgens de wetten van Allah. Ik werd nieuwsgierig en schoof aan bij de les die als gevolg van mijn aanwezigheid abrupt tot een einde kwam. Ik begreep uit de Franse samenvatting van meneer Saïd dat ze het zojuist over het huwelijk hadden gehad en de verschillende waarden tussen man en vrouw. De gastvrije meneer Saïd nodigde me uit om eens langs te komen waarna hij me gedurende verschillende uren en menig kopje mierzoete thee inwijdde in de kunst van het leven met de islam. Anders dan in Nederland, waar de (post-) babyboomgeneratie lijkt te zijn volhard in het idee dat geloof achterhaald is, wekte geloof in

Marokko de indruk een vanzelfsprekendheid te zijn. Geloof en dan met name de islam was geen privéding dat bijdraagt aan het vormen van je identiteit als individu binnen de samenleving, maar een onderdeel van het idee van een samenleving. Iedereen lijkt te geloven in God. Geloof vormt een basis voor het handelen van de mensen om me heen. Het is de islam waarmee een kind een volwassen wordt en het is de islam die als eerste weer wordt doorgegeven. Het wordt overgedragen aan de kinderen, maar ook aan de toevallige toerist, of de medemens, middels talloze Hamdoulillah’s, insjaAllahs (als God het wil) en Bismillahs (in Gods naam). Het waren de godlovende uitspraken en de consequente bezoekjes aan de moskee, die zo vanzelfsprekend de aandacht trokken. De islam in volle glorie zoals wij die in Nederland nooit zouden kunnen creëren zelfs al zouden we het dulden. Geloof in Marokko lijkt niet bij te dragen aan verdeling, maar aan binding. Het is geen persoonlijke keuze maar een vanzelfsprekende lijm die symbool staat voor de verplichtingen aan God, de familie en de naaste. De islam in Marokko maakte indruk. Als een way of life niet een way of being. Een fundamenteel verschil dat je doet beseffen dat er meerdere definities bestaan van het woord ‘geloof ’.  Tijdschrift Cul

33


IN BEELD

34

FOTO // TÉTOUAN, ‘DE WITTE STAD’ FOTOGRAAF Tijdschrift // CulBOB VAN HELDEN


KWAKIUTL AGENDA

SEPTEMBER

OKTOBER

- 8 Eerste borrel

- 6 Geheime eerstejaarsactiviteit & themaborrel

- 16-18 Introductieweekend - 22 ReĂźnieborrel introductieweekend & Commissiebeurs borrel - 28 B-day BBQ Bash & Lezing verjaardagen

- 13 De Andere Blik - 19 Studiemiddag voor eerstejaars - 27 After tentamenweek borrel

Andeko advertentie


COVERFOTO // VROUW EN KIND AAN HET STRAND IN CASABLANCA, NAAST DE HASSAN II-MOSKEE FOTOGRAAF // JOSIA BRÃœGGEN

36

Tijdschrift Cul


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.