Tijdschrift Cul 23(4) - Nederland, oh Nederland

Page 1

cul

Antropologisch Tijdschrift | jaargang 23 | nummer 4

Nederland,

oh Nederland

OP DE BANK MET ZIHNI ÖZDIL: ‘Beatrix is de grootste allochtoon van Nederland’

AZC IN KATWIJK: Over hoe het vluchtelingenkinderen in Nederland vergaat Tijdschrift Cul

1


EDITORIAL

Het land waar prostitutie en blowen mag Het land van sinterklaas en koninginnedag Dit is het land waar ik verloren heb, bedrogen ben Kom uit het land waar ik geboren en getogen ben (Lange Frans & Baas B, ‘Het land van’) Als deze Cul een theme song had, dan was het lied waaruit bovenstaande regels komen spekkoper. In de laatste Cul van dit collegejaar nemen we je mee op reis door eigen land. Waar je woont plaatst je wereld in een perspectief waar je maar moeilijk onderuit komt. Maar als we iets bij antropologie hebben geleerd, is het dat cultuur nooit stilstaat. Nederland verandert jou en jij verandert Nederland. Wat blijft er dan over? Had Máxima het bij het rechte eind en bestaat ‘de Nederlander’ niet? In deze Cul proberen we je er niet van te overtuigen dat Nederlands-zijn een vaardigheid is, net zomin betogen we dat ‘de Nederlander’ niet bestaat. Wij stellen de vraag: Wat is Nederland(s) en wie bepaalt dat? Lotje praat met historicus Zihni Özdil over waarom mensen niet snappen dat ook zijn achternaam Nederlands is, terwijl Nina Eshuis de representatie van de Nederlandse geschiedenis in het Rijksmuseum grondig analyseert. Tessel en

Bob tekenen de eeuwige strijd tegen het water op, wat een prachtige beeldreportage tot resultaat heeft. Nina Rijnierse bezoekt basisschool de Verrekijker en ziet hoe gevluchte kinderen, die nog niet Nederlands mogen zijn, door de Nederlandse overheid vergeten worden. Mark legt vast wat er broeit onder Groningers terwijl gaswinning de provincie doet schokken. Verder presenteren we met trots onze nieuwe columnist Mattijs van de Port. Als (visueel) antropoloog zal hij met zijn columns, over hoe mensen de wereld in verhalen onderbrengen, misschien wel jouw wereldbeeld doen kantelen. Lees je deze Cul op vakantie of tijdens veldwerk in een ver land? Dan is dit het moment om eens op afstand te reflecteren en jezelf de volgende vraag te stellen: ‘Als ik denk aan Nederland, waar denk ik dan aan?’ We hopen dat je door het lezen van deze Cul niet meteen het antwoord weet en misschien zelfs nieuwe vragen bedenkt. Op dit moment bereidt de redactie zich voor op de reportagereis naar Marokko, waarover je volgend jaar alles kan lezen. Ons rest nu slechts jou veel leesplezier toe te wensen. Nina Rijnierse - Hoofdredactrice Mark Middel - Adjunct-hoofdredacteur

FOTO’S: KONINGSDAG 2016, AMSTERDAM /// LOTJE VAN DEN DUNGEN

2

Tijdschrift Cul


INHOUD

4

Achtergrond Rijksmuseum vs. Roofstaat Nina Eshuis

6

Interview Confessions of a Shallow Man Maxime van Boven

8

Reportage De invasie van de Nieuwe Noorderlingen Ellev Derks

10

Reportage Een gat in de begroting of leefbaarheid Mark Middel

Reportage 13 Op de Verrekijker vergeten ze niemand Nina Rijnierse Beeldreportage 16 Langs de oevers van Noord-Holland Tessel Pool en Bob van Helden 21

Op de bank met: Zihni Özdil Lotje van den Dungen

24

Achtergrond De victorie van het Friese verleden Anne-Goaitske Breteler

26

Student in Beeld Ljana Postma Simone Hanrath

28

De grote Nederland Quiz Josia Brüggen

30

Column Weten en niet-weten Mattijs van de Port

32

Berichten uit het veld De antropologie van de praktijk Peter Blok

35

Kwakiutl Terugblik en nieuw bestuur

COLOFON

Onafhankelijk antropologisch tijdschrift Cul is verbonden aan de afdeling Culturele Antropologie en Ontwikkelingsociologie van de Universiteit van Amsterdam. Hoofdredactrice Nina Rijnierse Adjunct-hoofdredacteur Mark Middel Acquisitie Simone Hanrath, Maxime van Boven Penningmeester Anne-Goaitske Breteler Beeldredactie Lotje van den Dungen, Bob van Helden, Josia Brüggen Eindredactie Ellev Derks, Nina Eshuis Lay-out Lotje van den Dungen Reiscoördinator Tessel Pool Website Nina Eshuis, Ellev Derks Cover Lotje van den Dungen Met dank aan Zihni Özdil, het Rijksmuseum, Nijgh & Van Ditmar, Simon Woolcot, John Lanting, Wim Brenkman, Albert Rodenboog, Rosalinde Schlagwein, Karin van Dijk, OBS De Verrekijker, Ljana Postma, Mattijs van de Port, Peter Blok. Drukkerij Andeko Graphic Oplage 500 ISSN: 18760309 Tijdschrift Cul is altijd op zoek naar nieuw schrijftalent. De redactie heeft het recht bijdragen in te korten of te weigeren. Voor informatie en advertentiemogelijkheden mail naar redactie@tijdschriftcul.nl Tijdschrift Cul Nieuwe Achtergracht 166 1018 WV Amsterdam e-mail: redactie@tijdschrijftcul.nl www.tijdschriftcul.nl

Tijdschrift Cul

3


ACHTERGROND

Rijksmuseum vs. Roofstaat Biedt het Rijksmuseum een representatief overzicht van de Nederlandse geschiedenis? In het boek Roofstaat (2016) stelt Ewald Vanvugt dat de hele Nederlandse koloniale geschiedschrijving aan een radicale herziening toe is. Sluipenderwijs zouden de herinneringen aan het koloniale verleden uitgewist worden. Het hoofdonderwerp van de koloniale geschiedenis, het geweld waarmee de welvaart hierheen werd gehaald, lijkt volgens hem ‘steeds verder uit het nationale geheugen te verdwijnen’. Hoe zit dit in een van de grootste musea van Nederland: het Rijksmuseum? TEKST /// NINA ESHUIS BEELD /// LOTJE VAN DEN DUNGEN

‘Sorry ladies…’ Voor de ingang worden we tegengehouden door twee brede bewakers. We moeten onze tassen nog achterlaten bij de garderobe. Het zet meteen de toon voor deze dinsdagmiddag in het Rijksmuseum, waar je bijna geen Nederlands woord voorbij hoort komen. Met een collectie van middeleeuwse tot hedendaagse kunst trekt het Rijksmuseum zo’n vier miljoen bezoekers per jaar. Het museum, gelegen in hartje Amsterdam, is naast geliefd ‘dag-uitje’ voor menig Nederlander, zonder twijfel een toeristische trekpleister te noemen. Een invloedrijk instituut dus, als het op de representatie van Nederland en haar geschiedenis aankomt. Zo presenteert het Rijksmuseum zichzelf ook op de eigen website: als ‘nationaal instituut’ dat een ‘representatief overzicht’ zou bieden van de Nederlandse kunst en geschiedenis vanaf de middeleeuwen. Toch moet men in het museum goed zoeken naar de zwarte bladzijden van de Nederlandse geschiedenis. Handelsmentaliteit of wandaden? Het Rijksmuseum heeft vaker kritiek gekregen op enkel het portretteren van de rijkdom van de VOC (Vereenigde Oostindische Compagnie) en het onderbelichten van de gruweldaden van de koloniale geschiedenis van Nederland. Ook

4

Tijdschrift Cul

de beschrijvingen op de bordjes die naast de schilderijen hangen, hebben kritiek te verduren gehad. Zo wordt het woord ‘neger’ genoemd op sommige bordjes, wat velen niet meer bij deze tijd vinden passen. Martine Gosselink, hoofd van de afdeling geschiedenis van het Rijksmuseum, erkende dat het Rijksmuseum fout zat, maar vertelde de NOS in december dat het wijzigen van deze bordjes misschien heel simpel lijkt, ‘maar veel tijd nodig heeft’ - verdere uitleg ontbrak. Vier maanden later, in april, komen we de bordjes nog steeds tegen. Toch probeert het Rijksmuseum wel degelijk iets te doen aan de eenzijdige belichting van de Nederlandse geschiedenis. Bijvoorbeeld met de negentig minuten durende audiotour ‘Koloniaal verleden’, die gratis te downloaden is vanaf de Rijksmuseum-app. De tour geeft aanvullende context op bepaalde schilderijen en kunstobjecten en zorgt zo voor een breder begrip van de periode. Verschillende professionals schijnen in de tour hun licht op bepaalde objecten waar je langs loopt, wat de tour tot een interessante en diverse rondgang maakt. Zo begint de tour met de stem van Martine Gosselink en hoor je onder andere een onderwaterarcheoloog, een rechtshistoricus en zelfs een antropoloog (Mariana Francozo)


Zoeken naar de zwarte bladzijden van de Nederlandse geschiedenis met eigen visie op de kunstobjecten. Er wordt verteld over de slavenhandel vanuit West-Afrika, over de positie van een donker jongetje dat op de Nachtwacht staat afgebeeld en een Sri Lankaanse historica vertelt over de manier waarop de kolonisering van Sri Lanka nog steeds voelbaar is op het eiland. Toch doet de audiotour alleen geen recht aan de gruweldaden die de volprezen ‘handelsmentaliteit’ van de VOC met zich meebracht. Al helemaal niet als je een boek als Roofstaat bekijkt. In dit boek heeft Ewald Vanvugt ruim zevenhonderd pagina’s vol kunnen schrijven met de wandaden van de Nederlanders, die al in de dertiende eeuw begonnen. Eenzijdig afgeschilderd Natuurlijk heeft het Rijksmuseum geen invloed gehad op de kunst die drie- of vierhonderdjaar geleden werd gemaakt en natuurlijk zijn ze afhankelijk van deze selectie. Het is nou eenmaal zo dat successen werden afgebeeld op schilderijen: de rijkdom van de VOC, de portretten van welvarende regenten, grote schuttersstukken als De Nachtwacht. Ook vertelde een Nederlandse bezoeker van middelbare leeftijd mij dat hij voor de negatieve aspecten van de Nederlandse geschiedenis wel naar het Scheepvaartmuseum

gaat. Toch zou men van een ‘nationaal instituut’ dat naar eigen zeggen een ‘representatief overzicht [biedt] van de Nederlandse kunst en geschiedenis’, meer kunnen verwachten. De audiotour laat zien dat het wel kan: het andere verhaal vertellen met de collectie van het Rijksmuseum. Waarom kan dit dan niet in de vaste collectie? De beschrijvingen die nu naast de schilderijen hangen, geven niet voldoende context om de kunstobjecten te kunnen begrijpen. Het gouden kistje als onderdeel van de Lombokschatten kun je niet los zien van de koloniale oppressie aldaar. Al met al zorgt de collectie zoals die nu in het Rijksmuseum hangt, voor de instandhouding van een eenzijdig beeld van de Nederlandse geschiedenis. Dit beïnvloedt de bezoekers van het museum: de Nederlanders, de bussen toeristen en de schoolklassen die het Rijksmuseum verwelkomt. Zij gaan vervolgens met een onjuiste representatie van de Nederlandse geschiedenis weer naar huis.  Het boek Roofstaat (Nijgh & Van Ditmar en TopNotch) van Ewald Vanvugt is voor 39,95 euro in de boekhandel te koop. Lees op www.tijdschriftcul.nl een recensie van Roofstaat Tijdschrift Cul

5


INTERVIEW

CONFESSIONS OF A SHALLOW MAN Een interview met Simon Woolcot, een expat met een uitgesproken mening Mooie vrouwen die schaamteloos uitkramen dat ze gaan plassen, ontelbare spijkerbroeken met gaten en dangerously flat shoes, daar kun je Nederlanders aan herkennen. Tenminste, volgens Simon Woolcot, beter bekend als ‘The Shallow Man’. Ik had het genoegen om The Shallow Man te interviewen en er achter te komen of hij wel zo shallow is als zijn schrijfsels doen vermoeden. TEKST /// MAXIME VAN BOVEN BEELD /// SIMON WOOLCOT

6

De Engelsman kwam voor zijn werk naar Nederland en schrijft tegenwoordig op zijn populaire blog, Amsterdam Shallow Man, over zijn dagelijkse belevenissen in Amsterdam. Elke dag ziet hij wel iets typisch Nederlands dat hem aan het lachen maakt, iets absurds waarover hij weer kan schrijven. Simons Facebook-pagina heeft inmiddels 18.000 likes, hij heeft twee boeken uitgebracht en is bovendien zijn eigen YouTubekanaal gestart.

Wat was de aanleiding voor het starten van je blog? ‘Bijna dagelijks observeer ik situaties die me aan het lachen maken en daar ben ik over gaan schrijven. Het eerste artikel dat ik schreef ging over “nasty spreads”: het gigantische assortiment aan weerzinwekkende smeersels dat ik aantrof in de Albert Heijn. Als je rijk wil worden in Nederland is mijn advies om een bakkerij te openen en een eigen nasty spread ontwikkelen.’

Meer dan tien jaar geleden kwam je naar Nederland, wat waren je verwachtingen? ‘Voordat ik hierheen kwam wist ik eigenlijk vrij weinig over Nederland. Bij buitenlanders staat Nederland vooral bekend om de coffeeshops, de wallen, tulpen en de tolerante samenleving. Verder wist ik ergens wel dat er een koningshuis was, maar mijn eerste Koninginnedag was een grote verrassing. Dat was echt fantastisch.’

Ook schrijf je regelmatig over het gebrek aan uiterlijke verzorging van Nederlanders. ‘Ja, haha, daar moet ik ook vaak om lachen. Ik zag laatst een meisje in de tram met hair as wet as the back of a rat. Ook zag ik iemand die haar haar borstelde in het openbaar vervoer. Dat is gewoon walgelijk. Ik zei tegen de dame dat iemand anders later in haar dode haar zou gaan zitten, waarop ze zei: “you’re a fucking idiot’’. Verder valt het me

Tijdschrift Cul


op dat Nederlandse vrouwen bijna geen make-up dragen en dat spijkerbroeken, vooral met gaten, een nationale obsessie zijn.’ Zelf word ik ook gelijk getoetst: ‘Are you wearing jeans right now? Stand up! Do they have holes in it? No? I’m disappointed.’ Spijkerbroeken zijn toch niet typisch Nederlands? ‘Natuurlijk worden spijkerbroeken ook in bijvoorbeeld Engeland gedragen, maar het verschil is dat Engelsen zich kleden voor de gelegenheid. Als je naar een bruiloft gaat draag je geen spijkerbroek, als je naar een begrafenis gaat draag je geen spijkerbroek en als je naar een Michelin restaurant gaat dan draag je al helemaal geen spijkerbroek. Nederlanders heb ik dit allemaal zien doen.’ Je hebt het ook vaak over de directheid van Nederlanders, maar zelf ben je ook zeer direct. ‘Haha, ik heb me aangepast. Integratie gelukt. Nee serieus, er is niks mis met directheid, maar bij Nederlanders lijkt het vaak eenrichtingsverkeer. Als iemand een directe opmerking maakt en je maakt er een terug, dan zijn mensen gelijk beledigd. Het imago dat Nederlanders bovengemiddeld tolerant en ruimdenkend zijn, vind ik niet kloppen. Nederlanders claimen tolerant te zijn, omdát ze een Nederlands paspoort hebben. Ze denken daar verder niks aan te hoeven doen, alsof het een gegeven is. Dus wanneer een Nederlander een racistische opmerking maakt, ligt het probleem bij degene die zich beledigd voelt. Als een “nieuwkomer’’ dit niet aankan, dan zeggen ze: “rot op naar je eigen land’’.’ Krijg je ook veel boze Nederlanders op je dak? ‘Er zijn inderdaad aardig wat gekwetste Nederlanders die reacties plaatsen op mijn blog. Nederlanders zijn vrij nationalistisch en houden er niet van wanneer buitenlanders kritiek hebben. Ze zeggen dan: “als je zo veel kritiek hebt, waarom ben je dan naar Nederland gekomen?” Ze doen alsof ik eeuwig dankbaar moet zijn dat ik in het paradijs genaamd Nederland mag wonen. Mijn motivatie om hier te komen was niet omdat het zo’n geweldige samenleving is waar ik onderdeel van moést zijn, of omdat ik van tulpen houd, het was gewoon een goede carrièrekans. Veelgehoord

commentaar is dat er ook genoeg mis is met de Engelse samenleving en dat is natuurlijk waar. Maar ik woon in Nederland en dus schrijf ik over Nederland. Als iemand een blog wil maken over de problematiek in Engeland; be my guest, ik ben geen nationalist en zou me daarom niet beledigd voelen.’ Wat vind je dan wél leuk aan Nederlanders? ‘Ik zie mensen altijd als individuen. Er zijn mensen die ik leuk vind en er zijn mensen die ik niet kan uitstaan. Sommigen zijn toevallig Nederlands en sommigen komen uit een ander land. Ik zou dus niet op die manier willen generaliseren.’

Er is niks mis met directheid, maar bij Nederlanders lijkt het vaak eenrichtingsverkeer Maar op je blog generaliseer je constant, toch? ‘Haha nee, ik generaliseer niet. Ik lever commentaar, geef mijn mening over bepaalde aspecten van Nederlanders en de samenleving. Maar goed, wat ik leuk vind aan Nederlanders is dat het best makkelijk is om wat te chitchatten. Nederlanders zijn individueel wel redelijk ruimdenkend en ontspannen, dat is anders als ze een pact vormen, want dan speelt de speelt de groepsmentaliteit op. Ook kan je hier doen wat je wil, wanneer je wil. Als er mensen voor iemands huis seks hebben, maakt het Nederlanders niks uit, zolang de toegang tot de deur maar niet geblokkeerd wordt.’ Heb je aan de hand van je observaties nog een laatste advies aan de Nederlanders? ‘Nee, nee. Ik zou niet durven om de Nederlanders advies te geven, dan is er weer een groep mensen die zegt: “Rot op naar je eigen land!’’ Als ik dan tóch iets moet zeggen, dan is mijn advies: stop met claimen dat Nederlanders bovengemiddeld tolerant zijn. Nu ik er over nadenk, doe toch maar niet. Daar haal in mijn inspiratie vandaan. I’d run out of jokes.’  Voor meer observaties en commentaar ga naar: amsterdamshallowman.com Tijdschrift Cul

7


REPORTAGE

De invasie van de Nieuwe Noorderlingen Noord heeft altijd een speciaal plekje binnen Amsterdam gehad: het buitenbeentje dat van de rest wordt gescheiden door een metersbrede rivier. De bijnaam ‘Noord Gestoord’ verraadt het beeld dat Amsterdammers van de overkant hebben, toch wagen steeds meer van hen de oversteek. Noord is een ‘opkomende wijk’ en die stempel gaat gepaard met veranderingen. Wat vinden de Noorderlingen daar eigenlijk van? Als nieuwe Noorderling ging ik op buurtbezoek. TEKST /// ELLEV DERKS BEELD /// BOB VAN HELDEN

PEKMARKT IN AMSTERDAM NOORD

8

Tijdschrift Cul

De gevreesde koffietent, die inmiddels symbool staat voor de oprukkende gentrificatie, maakt zijn opmars in Noord


Sinds 2010 is de gemeente bezig met stedelijke vernieuwing in Noord. Er wordt gebouwd, gerenoveerd en naarstig reclame gemaakt. Ondernemers worden gestrikt om zich te vestigen in bepaalde buurten, om zo een nieuw gezicht aan de wijk te geven. De gevreesde koffietent, die inmiddels symbool staat voor de oprukkende gentrificatie, maakt zijn opmars in Noord. En met de koffietent als lokaas komt er ook een nieuwe stroom aan mensen die zich graag willen vestigen in Noord. Kortom, het straatbeeld is aan het veranderen. Hoe worden deze nieuwe bewoners, winkels en voorzieningen ontvangen door de ‘oude Noorderlingen’? Frisse koppies en paardenworst Ook ik ben ten prooi gevallen aan de beloftes van een upcoming wijk met rafelrandjes en woon nu een jaar in het verre noorden. Ik ging op pad in de Van der Pek- en de Vogelbuurt. Op de Pekmarkt staat een wat ouder koppel uitvoerig met de kaasboer te kletsen. Wanneer ik ze vraag hoe ze tegen de vernieuwingen in de wijk aankijken, leer ik dat ze Renée (63) en Kees (66) heten: ‘Wij wonen hier al bijna een halve eeuw. Ja, het begint hier nu weer wat op te jongen, van die frisse koppies zoals jij. Dat vind ik leuk, dat heeft een buurt nodig om de boel een beetje levendig te houden.’ Als ik even later bij de notenkraam sta, roept Kees me nog na: ‘Die bananenchippies moet je niet hebben, dat kost je je kunstgebit.’ Monica (45) kom ik tegen voor de ruiten van de ambachtelijke slager Nick Bos, waar op de uithangborden wordt geprijkt met ‘verse paardenworst’. Ze is wat minder enthousiast over de vernieuwingen: ‘Die hele poppenkast aan het IJ heeft ook invloed hier in de wijk, er zijn een heleboel nieuwe winkeltjes bijgekomen. Dat is leuk, maar mijn dagelijkse boodschappen kan ik er niet doen. Zet er nou ook eens een Lidl of een Hema neer.’ En daar heeft ze misschien gelijk in: een bezoek aan de gespecialiseerde skateshop of taartendecoratiewinkel behoort voor de meesten inderdaad niet tot de dagelijkse routine. Gelukkig is er naast de speciaalzaken nog ruimte voor plekken als de bruine kroeg Café Oud Noord en kan je ook nog gewoon naar de Chinees. De strijd om het noorden Het lijkt ideaal, zo’n gemixte winkelstraat, maar toch wringt het contrast tussen de nieuwe en oude ondernemingen. Op de markt valt het mee

en loopt alles en iedereen door elkaar, hoewel het biologische gedeelte van de markt nogal eens voor opmerkingen zorgt: ‘Biologisch, ja daar moet je weer extra voor betalen, ik ben toch ook biologisch’, aldus een bezoeker van de markt. Ik zie een enkele soortgenoot (lees: jonge studentjes met canvastasjes, dan wel een snor) over de markt struinen. Bij De Soepboer, een biologische lunchtent op de Van der Pekstraat, is van die diversiteit weinig meer te zien: hier hebben de jongelui zich allemaal verzameld. Er is een duidelijk onderscheid te maken in de klandizie van de verschillende zaakjes. Eén van de eigenaren van De Soepboer kan dat beamen: ‘Er komen vooral mensen die hier net zijn komen wonen, jonge gezinnen en studenten, de nieuwe Noorderlingen.’

‘Het begint hier nu weer wat op te jongen, van die frisse koppies zoals jij’ De aandacht die de wijk krijgt, zorgt naast nieuwe winkels ook voor meer buurtinitiatieven en activiteiten en daar is vrijwel iedereen tevreden over. Zo is er onder andere een nieuw buurthuis geopend en vinden er buurtfestivals als het muziek- en theaterfestival Winters Binnen plaats. Linda (59) is te spreken over de nieuwe wind die door de buurt waait: ‘De buurt is erop vooruitgegaan, er gebeurt meer en dat dorpsgevoel dat mensen elkaar kennen krijg je ook weer, dus we zijn eigenlijk gewoon weer af bij vroeger.’ Het is moeilijk om niet in het stereotype beeld van hipster, yup of yuccie te vervallen wanneer je een twintiger of dertiger bent die is neergestreken in een voorheen ‘onbegaanbaar’ stuk van de stad. De oude Noorderlingen kijken, niet zonder reden, met enige argwaan naar de nieuwkomers: gentrificatie is een precair proces en er zijn genoeg voorbeelden te vinden waarin de witte middenklasse een wijk volledig heeft overgenomen. Maar tegelijkertijd is vernieuwing in een wijk ook prettig en wordt de nieuwe leefbaarheid met open armen ontvangen door de oude garde. Zolang de nieuwe initiatieven het oude gedeelte van Noord niet overschaduwen is een fijne woonwijk niet onrealistisch. Om het maar even samen te vatten in Amsterdamse (Cruijffiaanse) termen: elk nadeel heb ze voordeel.  Tijdschrift Cul

9


REPORTAGE

Een gat in de begroting of leefbaarheid Een reportage over het aardbevingsgebied in Noord-Groningen TEKST & BEELD /// MARK MIDDEL

Dankzij de gaswinning is Groningen decennialang de melkkoe van Nederland. Sinds 2012 rinkelen echter alle alarmbellen in de provincie. In augustus van dat jaar vindt in het dorp Huizinge de zwaarste aardbeving tot nu toe plaats: 3,6 op de schaal van Richter. De burgers zijn bezorgd om hun veiligheid, de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) is verontrust om zijn gascontracten en de politiek zit in een spagaat tussen burgerveiligheid en rijksgeld. Ik maakte een rondgang door de regio en sprak enkele betrokkenen. 10

Tijdschrift Cul

‘Toen was het mis’, zegt burgemeester Albert Rodenboog van de gemeente Loppersum als ik hem vraag naar de aardbeving in Huizinge. De eerste mensen liggen al op bed, terwijl anderen nog nagenieten van het zomerweer als om een minuut over half elf ’s avonds een donderend geluid door het dorp heen tiert. De 130 inwoners van het dorp Huizinge voelen hun woningen trillen en hebben moeite om te blijven staan of liggen. De beving duurt negen seconden. Voor enkele bewoners genoeg tijd om in paniek naar buiten te rennen, terwijl ze de muren van hun huizen horen scheuren. Ook in de stad Groningen, 25 kilometer verderop, zien de bewoners lampen schudden, deuren klapperen en enkele loszittende dakpannen naar beneden vallen. ‘Dat was de omslag’, concludeert burgemeester Rodenboog. Een halve eeuw eerder, op woensdag 22 juli 1959, vinden onderzoekers van de NAM (opgericht in 1947 door ExxonMobil en Shell, houdt zich bezig met de productie van aardgas en aardolie in Nederland) een gasbel onder het weiland van boer Boon uit Kolham. Het blijkt het grootste aardgasveld van Europa te zijn, wat leidt tot een euforische stemming in de wandelgangen van politiek Den Haag: economische voorspoed is in zicht. De verwachtingen worden ruim overtroffen met een opbrengst van 265 miljard euro voor de Nederlandse staatskas tot nu toe en

‘Ik was blij dat de boosheid zichtbaar werd, maar dit was wel heel bedreigend’ een jaarlijks aandeel van vijf à tien procent op de rijksbegroting. Vanaf de jaren negentig worden de gevolgen van de aardgaswinning voelbaar als de regio opschrikt door lichte aardbevingen. ‘We wisten dat er iets aan de hand was’, zegt John Lanting, oprichter en voorzitter van de actiegroep Schokkend Groningen, ‘maar er werd voorspeld dat een aardbeving nooit zwaarder zou worden dan 3,9 op de schaal van Richter.’ Het veiligheidsrisico van de bevolking werd al die tijd als verwaarloosbaar beschouwd en door het economische belang van de gaswinning werden de schadegevolgen van


de lichte aardbevingen veelal voor lief genomen door het Nederlandse kabinet. Na de aardbeving van Huizinge begon de bevolking zich te roeren omdat het besef opkwam dat hun veiligheid in het geding was. Minister Henk Kamp (VVD) van Economische Zaken kwam in januari 2014 naar het dorp Loppersum om de gemoederen te bedaren, maar dat bezoek zette alles op z’n kop. ‘Toen was het weer mis’, zegt burgemeester Rodenboog terugkijkend op het bezoek. De ME in Loppersum Op een vrijdagmiddag om kwart voor drie arriveert minister Kamp bij het gemeentehuis van Loppersum. John Lanting staat hem dan al op te wachten, samen met een honderdtal actievoerders en ongeveer dertig grote trekkers. De bewoners zijn boos, omdat in 2013 een recordhoeveelheid gas opgeboord is vanonder de Groningse klei. Dat strookte niet met de beoogde plicht van het kabinet om iets te doen aan het veiligheidsrisico van het gebied na de aardbeving in Huizinge ruim een jaar daarvoor. Als de minister besluit door de gordijnen van de raadszaal naar buiten te kijken, stormt Lanting met de woedende actievoerders door de hekken. Minister Kamp hervat zijn speech, waar hij aankondigt de gaskraan minimaal terug te draaien. Op hetzelfde moment wordt Lanting buiten opgepakt door de ME. Ook burgemeester

Rodenboog zat die dag in de zaal: ‘Ik was blij dat de boosheid zichtbaar werd, maar dit was wel heel bedreigend.’ Twee jaar later ontmoet ik Lanting in zijn ouderlijk huis in Uithuizermeeden. ‘Het had allang ontruimd moeten worden’, zegt hij wijzend op een flinke scheur die zichtbaar is in het midden van zijn huis. Uit voorzorg op een mogelijke overstroming door een dijkdoorbraak heeft hij de slaapkamer voorzien van een dakluik, waaronder zwemvesten hangen. Lanting houdt zich sinds 2013 elke dag bezig met de aardbevingsproblematiek. Inmiddels is hij vier keer opgepakt, voornamelijk vanwege zijn eenmansacties. De bekendste is de bezetting van een gaswinningslocatie van de NAM in ’t Zandt. Kinderlijk eenvoudig knipte hij een paar draadjes van een hek door, waarna hij een toegangsdeur van binnenuit kon openen. Op een fiets reed hij een tijdje over de onbemande locatie en belde ondertussen zelf met media en de NAM om enige aandacht te verkrijgen op de afgelegen locatie. Dit soort acties zijn zinvol volgens Lanting omdat hij zijn frustratie kan uiten en ‘je kan laten zien dat je niet onmachtig bent tegen de groten’. Met Lanting stap ik in de auto om een rit te maken door de aardbevingsregio. Het is een gebied waar maar zo’n 80.000 mensen wonen, in dorpen met namen als Doodstil, Oosternieland en ’t Zandt. Dat laatste dorp, met ongeveer 900

Tijdschrift Cul

11


inwoners, is een exemplarisch voorbeeld van de gevolgen van de aardbevingen. De voormalige herberg midden in het dorp wordt verstevigd door stutten, maar de schade wordt tot Lantings ergernis gemaskeerd door een groot scherm met een afdruk van de intacte herberg. Naast de kerk vallen enkele leegtes op in het straatbeeld. Het zijn de restanten van huizen die de NAM heeft opgekocht en vervolgens heeft laten slopen vanwege de schade. Het gaat ten koste van de uitstraling van de straat, waarin een kwart van de huizen te koop staat. Dit schrikwekkende beeld wordt bevestigd in de andere dorpen die we aandoen. Ik besluit de huizen te tellen zonder schade, maar dat blijkt niet eenvoudig in de goudmijn die Noord-Groningen voor de bouwvak is geworden.

‘Zij hebben experts die vinden dat het zo goedkoop mogelijk moet, wij hebben experts die zeggen dat het veilig moet’ Klaar voor een volksopstand Onder druk van de bevolking heeft minister Kamp halverwege 2015 besloten de gaskraan terug te draaien van meer dan 50 miljard kuub gas in 2013, naar 30 miljard kuub in 2015. Waarschijnlijk zakt dat getal in 2016 nog verder. ‘In het rampjaar 2013 hadden we week op week zware bevingen, nu is het hartstikke rustig’, ervaart burgemeester Rodenboog. De rustige periode kan voor wetenschappers echter niet als bewijs dienen voor een vermindering aan zware aardbevingen. Wel merkt burgemeester Rodenboog een verschuiving op in de aandacht van zijn inwoners: ‘De meeste mensen maken zich meer zorgen om de waarde van hun woning, dan over hun veiligheid.’ Veel inwoners ondervinden problemen met de schadeafwikkeling, compensatieregelingen en verkoop of opkoping van hun woningen, omdat ze in een financiële strijd verwikkeld zijn met de NAM.Volgens Lanting is er sprake van een continu gesteggel met de taxateurs. Zij bepalen namelijk

12

Tijdschrift Cul

of de schade ontstaan is door de aardbevingen of het gevolg is van achtergesteld onderhoud. Ook Wim Brenkman, directeur van het waterschap Noorderzijlvest, merkt dat de NAM het betalingsproces vertraagt door steeds te wachten op nieuwe onderzoeken: ‘Zij hebben experts die vinden dat het zo goedkoop mogelijk moet en wij hebben experts die zeggen dat het veilig moet.’ Dat de NAM moet opdraaien voor de schade en moet betalen voor het aardbevingsbestendig maken van de ‘waterhuishoudkundige zaken’ is voor Brenkman evident. Ook Lanting en Rodenboog zien een ruimhartige compensatie van de getroffenen en een goede regeling op de woningmarkt als noodzaak. Ondertussen blijft Lanting lawaai maken met zijn acties. En als we Lanting mogen geloven, lijkt er uit de ontevredenheid van een kleine groep Groningers iets te broeien. Al in 2014 krijgt hij een belletje van ‘iemand van hier’ met het verzoek om 1500 volautomatische wapens onder te brengen in Groningse boerderijen. En een tijd geleden wordt hij bij ‘een persoon uit de omgeving’ uitgenodigd en ziet hij bij binnenkomst in de boerderij ‘drie zware wapens’ op de keukentafel liggen, die hem worden aangeboden. ‘Waarom nodigden ze mij uit? Omdat ik wat durf ’, zegt Lanting flagrant. Beide aanbiedingen wees Lanting resoluut af, maar het toont volgens Lanting aan dat als er niet snel iets gebeurt, Groningen klaar is voor een volksopstand. Ondertussen blijft het noorden van Groningen een onderbelicht rampgebied. Zowel burgemeester Rodenboog van Loppersum, directeur Brenkman van waterschap Noorderzijlvest als actievoerder Lanting zijn het erover eens dat het kabinet schuldig is aan de aardbevingsproblematiek en dat ruimhartige compensatie op z’n plaats is. De urgentie ontbreekt echter nog bij het kabinet en de NAM. Wellicht doordat het aantal getroffen mensen geen factor van betekenis is voor de politiek. Reken je het aantal inwoners om naar de kiesdeler voor een Kamerzetel, dan kom je misschien net op één Kamerzetel uit van de honderdvijftig. Het is een kwestie tussen een stromende gaskraan en veiligheid, een gat in de begroting of leefbaarheid. De tijd zal uiteindelijk leren of het kabinet de urgentie tot compensatie voor het gebied snel inziet, of dat er gewacht moet worden op de eerste aardbevingsdode. 


REPORTAGE

Op de Verrekijker vergeten ze niemand Over hoe het vluchtelingenkinderen in Nederland vergaat Kwart over acht, dinsdagmorgen. Een rechte weg door de glooiende ZuidHollandse bollenvelden loopt naar een oud defensieterrein. Hier bevindt zich het asielzoekerscentrum van Katwijk. Nu staan er op elkaar gestapelde containers en is het een speciale locatie voor gevluchte gezinnen met kinderen. Voor velen het eindstation: na Katwijk volgt uitzetting. Maar door de oorlogen in Syrië en Irak zijn er onlangs veel nieuwe vluchtelingen in het centrum komen wonen. Terwijl de ‘vluchtelingencrisis’ in volle hevigheid doorgaat, rijst de vraag op wat er in Nederland met de gevluchte kinderen gebeurt. TEKST /// NINA RIJNIERSE BEELD /// OBS DE VERREKIJKER

Tijdschrift Cul

13


Onzekere toekomst Op openbare basisschool de Verrekijker krijgen gevluchte kinderen sinds 2008 onderwijs naar de maatstaven van de Nederlandse inspectie. Zo leren ze Nederlands volgens goedgekeurde methodes en rekenen ze op het digibord. Over de Nederlandse cultuur leren ze nog niet zoveel: ‘We maken wel tekeningen van de bollenvelden en ik vertel ze over kaas, maar het verhaal van Karel de Grote begrijpen ze gewoon nog niet’, vertelt Rosalinde Schlagwein, ofwel juf Roos van taalklas 4. Afgelopen winter werd er Sinterklaas gevierd, waarbij de kinderen verbaasd toekeken en Roos een pepernotenproeverij organiseerde. Om half negen steekt juf Roos van wal: ‘Mohammed, welke dag is het vandaag?’ ‘Dinsdag, juf ’. ‘En welke dag is het overmorgen?’ De vingers van de kinderen schieten snel de lucht in. ‘Elena?’ ‘Overmorgen… Woe... Donderdag!’ ‘Ja, supergoed!’, zegt juf Roos tevreden. Er verschijnt een voorzichtige lach op het gezicht van Elena uit Albanië. Elke morgen begint Schlagwein met dezelfde rijtjes: de dagen van week, de maanden en de kleuren. ‘Op die manier krijgen ze het heel snel onder de knie.’ Saïd en Badhil zitten niet aan dezelfde tafel, maar schreeuwen steeds over en weer in het Arabisch. Roos grijpt in: ‘Jongens, praat eens Nederlands!’ In de klas van Roos zitten kinderen van de ‘nieuwe vluchtelingen’, voornamelijk uit Syrië en Irak, maar ook enkelen uit bijvoorbeeld Albanië en Somalië. Het zijn kinderen die nog geen Nederlands kunnen en vaak niet langer dan tien weken blijven. Dan worden ze met hun familie uitgezet, krijgen ze een verblijfsvergunning of worden ze overgeplaatst naar een ander azc. Heeft het wel zin om kinderen die morgen het land kunnen worden uitgezet Nederlands te leren? ‘Daar probeer ik niet aan te denken’, zegt Roos.

Het lijkt alsof de kinderen die Nederland nu binnenkomen door de overheid worden vergeten

14

Tijdschrift Cul

‘Het enige wat wij kunnen doen is de kinderen structuur geven. Door ze naar school te laten gaan, hebben ze iets te doen en zitten ze niet de hele dag in het azc.’ Vertellen over scherpschutters De kinderen op de Verrekijker hebben vaak traumatische gebeurtenissen meegemaakt. In de taalklas van groep 3 van Karin van Dijk breng ik de middag door. Karin wijst onopvallend naar Kaoutar uit Syrië, een meisje van zeven met een roze trui aan: ‘Soms doet ze in haar eigen taal gemeen tegen andere kinderen in de klas en zegt ze in het Nederlands dat er niks aan de hand is. Ik weet nu dat ze acht dagen op een boot heeft gezeten, maar dat kwam er na een paar weken pas uit.’ Juf Karin heeft met collega’s lachende, boze en huilende gezichtjes gemaakt, die de kinderen elke ochtend moeten pakken om te laten zien hoe ze zich voelen. Diwan uit Irak huppelt vrolijk door de klas, terwijl hij doktertje speelt. Karin: ‘Sommige kinderen kunnen bij binnenkomst nog niet eens een potlood vasthouden. Het is zo mooi om te zien hoe snel hij Nederlands leert en alles opzuigt als een spons. Het geeft echt voldoening en ik heb het gevoel dat ik iets bij kan dragen.’ Volgens juf Roos willen kinderen soms met de weinige woorden die ze hebben juist vertellen wat hen overkomen is: ‘Vorig jaar had ik een klas met kinderen die alleen maar Syrisch en Arabisch spraken. Een jongetje wilde mij daar graag bij betrekken, dus hij begon met handen en voeten een verhaal met over bommen en scherpschutters. Dan hoor je dat aan en probeer je een gesprek te voeren of door te vragen tot een kind niet meer verder wil praten. Maar soms zegt een kind ook: “Juf, laat maar…”. Dat is heel frustrerend, als een kind door zijn geringe woordenschat zijn verhaal niet kwijt kan.’ Jan Jaap Kuiper maakte in 2015 de documentaire Vergeet mij niet over de Verrekijker. Daar blijkt dat kinderen niet alleen met psychische problemen kampen, maar het de school ook aan middelen ontbreekt om hierover met de kinderen of ouders te communiceren. Roos begreep pas na het zien van de documentaire, waarin het Arabisch was ondertiteld, wat er werkelijk aan de hand was met Mohammed, die niet luistert naar juf Esther. Esther en directeur Toon Peters gaan langs bij de voogd van Mohammed (zijn oom), terwijl een andere man zich opwerpt als tolk. De oom zegt in


GLO (gezinslocatie) Katwijk is een asielzoekerscentrum dat speciaal voor gezinnen met kinderen bestemd is. De kinderen die al langer in het asielzoekerscentrum wonen en goed Nederlands spreken zitten op de Verrekijker in de door de leerkrachten zogenoemde ‘GLO-klassen’, waar zij regulier onderwijs volgen. De kinderen van nieuwe vluchtelingen die voornamelijk uit Syrië en Irak komen, krijgen een plek in speciale taaklassen en blijven vaak niet langer dan tien weken. Dan worden ze uitgezet, krijgen ze een verblijfsvergunning of worden ze overgeplaatst naar een ander azc.

het Arabisch: ‘Vertel aan de juf dat Mohammeds moeder in de gevangenis zit. Hij ligt ‘s nachts vaak wakker en heeft haar nodig. Dit wordt vervolgens vertaald als: ‘Zijn ouders zijn hier niet en hij mist zijn moeder zo’. Roos: ‘Pas na het zien van de documentaire snapten wij dat zijn moeder in de gevangenis zat. Die jongen schreef op al zijn tekeningen: “I love my mother, I miss you”.’ ’Vergeet-me-niet’-muur In de pauze zitten de leerkrachten aan de ronde tafel te lunchen. Iemand zegt: ‘Vanochtend ging het bij mij in de klas rond dat Ben en zijn familie zijn opgehaald door de politie. Ik heb geen idee of ze nog terugkomen.’ Dat de leerkrachten weinig tot niets weten over de status van de kinderen wordt ook duidelijk in Vergeet mij niet. Niet zelden is een kind zomaar weg of wordt een gezin uit het azc opgehaald terwijl andere kinderen daar getuige van zijn. In de documentaire vertelt een jongetje van vier jaar oud aan juf Maartje over een ander kind dat opgehaald werd: ‘Ik hoorde zijn moeder schreeuwen en toen kreeg ze handboeien omgedaan.’ Duidelijk is dat de kinderen niet alleen getraumatiseerd kunnen zijn door gebeurtenissen in het thuisland, maar ook in Nederland dingen meemaken die ze niet zouden moeten zien. De taalbarrière tussen de leerkrachten en ouders zorgt voor onduidelijkheid over de situatie van het kind. In Nederland zijn er acht scholen voor vluchtelingenkinderen, die financieel gezien vaak tussen wal en schip vallen: ‘Normaal gesproken heb je in het regulier onderwijs geen geld nodig voor een tolk’, zegt Roos, ‘en wij zijn “regulier onderwijs”, dus krijgen wij dezelfde bedragen.’ Hoezeer de leerkrachten ook hun best doen, geld voor een tolk moet volgens Roos worden gehaald uit ‘een potje waar geld in zit dat weer uit een

ander potje is gehaald’. Er is geen extra materiaal en begeleiding om de kinderen over hun trauma’s te laten praten. Documentairemaker Jan Jaap Kuiper zegt hierover: ‘De sobere voorzieningen die de overheid beschikbaar stelt, zijn een ontmoedigingsbeleid.’

‘Door ze naar school te laten gaan, hebben ze iets te doen en zitten ze niet de hele dag in het azc’

Hoewel het lijkt alsof de kinderen die Nederland nu binnenkomen door de overheid worden vergeten, is op de Verrekijker het tegenovergestelde het geval. Daar hebben ze een ritueel uitgevonden om het vaak plotselinge vertrek van een kind te verwerken met de achterblijvende klasgenootjes: in de centrale hal hangt een groot prikbord, waar een foto van het kind door de klasgenoten wordt opgehangen. Op het briefje in het midden staat: ‘Wij zullen jullie niet vergeten!’  Behalve van Mohammed zijn de namen van alle kinderen in dit stuk om privacyredenen gefingeerd. De in het artikel genoemde documentaire ‘Vergeet mij niet’ van Jan Jaap Kuiper is in maart 2016 internationaal in première gegaan. Op www. tijdschriftcul.nl vind je een recensie van de documentaire. Tijdschrift Cul

15


BEELDREPORTAGE

Langs de oevers van Noord-Holland Nederland en de eeuwige strijd tegen het water Door de geschiedenis heen zijn er in Nederland verschillende watersnoden geweest waardoor delen van het land onder water liepen, soms met desastreuze gevolgen. Zeker 55 procent van het land is gevoelig voor overstromingen, dus is er bescherming: waterkeringen. Dijken, dammen, sluizen en duinen beschermen ons tegen het water. Tessel Pool en Bob van Helden maken een reis door Noord-Holland op zoek naar tekenen in het landschap van deze eeuwige strijd tegen het water. TEKST /// BOB VAN HELDEN & TESSEL POOL BEELD /// BOB VAN HELDEN

16

Tijdschrift Cul


De Durgerdammer Diepolder Vlak buiten Amsterdam ligt het pittoreske Durgerdam. Een open vlakte naast het dorp, de Durgerdammer Diepolder, geeft het gevoel dat je ver van de grote stad vandaan bent, ook al ligt deze maar een autoritje van tien minuten verderop. De polder is een functioneel gebied waar het waterpeil geregeld kan worden, maar lijkt eerder een natuurgebied. In Nederland hebben wij zo’n drieduizend polders. Zoals een Engels gezegde luidt: God created the earth, but the Dutch created the Netherlands. Aan de rand van de polder ligt een dijk, te zien aan de oude dijkpaal vanwaar het dorp zichtbaar is, met uitzicht op het glinsterende water met schilderachtige wolkenvelden. De lucht betrekt en in de daarop volgende regenbui rijden wij enkele kilometers verder, naar het huidige schiereiland Marken in het Markermeer.

Tijdschrift Cul

17


Watersnood 1916: de dijken van Marken Wanneer wij deze dijk volgen doemt er in de verte een klein schiereiland op: Marken. Nederland heeft verschillende waterrampen gekend waarvan er één de watersnood van 1916 is. Tientallen overstromingen en dijkdoorbraken waren het gevolg van de Zuiderzeevloed. Een enkeling vond de dood. Met name op Marken, toen nog een eiland aan de rand van de Zuiderzee, waren de gevolgen van de vloed heftig. Het eiland stond erom bekend dat het enkele keren per jaar onder water liep, maar het was nog nooit zo vernietigend. De bewoners waren voorbereid op de jaarlijkse, kleine overstromingen. In het Markermuseum vertelt een bewoonster die vrijwilligster is in het museum, ons over de tijd voor de watersnood: ‘Mijn vader woonde in een bovenhuis. Een paar keer per jaar liep het onderhuis gewoon onder water. Nu hebben we al honderd jaar droge voeten.’ Jaren na de ramp, in 1927, werd de Afsluitdijk aangelegd, die zorgde voor een scheiding tussen de Zuiderzee en de Waddenzee. De woeste Zuiderzee werd het rustige IJsselmeer, het zoute water werd zoet. De overstromingen stopten en de rust was wedergekeerd. Met deze dammen en dijken is geprobeerd om droge voeten te houden en nieuwe rampen te voorkomen.

18

Tijdschrift Cul


De poort naar de zee: de sluis We vervolgen onze reis en rijden naar IJmuiden. Bij deze tocht nemen wij een drastische verandering van het landschap om ons heen waar. Waar we eerst tussen de weilanden en vrijwel onbebouwde stukken land reden, komen we al snel in een landschap dat steeds meer wordt gevormd door industriegebied, met rook uitblazende gebouwen en grote hijskranen. Eenmaal in IJmuiden vinden we vrij snel waar we naar op zoek waren: de sluizen. De plek waar het Noordzeekanaal deels is afgesloten van de zee, een plek van veiligheid maar tegelijkertijd onrust. We kijken voor ons uit naar het grijze, sombere landschap. We zien een grote sluis met daarachter industriegebied en fabrieken. Op het eerste gezicht misschien niet het mooiste landschap, maar toch heeft dit uitzicht een esthetisch aspect. De koude, zoute zeewind blaast door elke naad van onze kleding, maar we besluiten toch over de sluis heen te lopen via een brug die boven het kanaal loopt. We zien precies hoe het water wordt uitgepompt voordat de schepen verder naar binnen of buiten kunnen vertrekken. We staan op de Zuidersluis, de oudste van de drie grote sluizen in IJmuiden.


Duinen: niemandsland We volgen de borden naar IJmuiden aan Zee. We worden nu omringd door hoge zandvlaktes: de duinen in het Nationaal Park Zuid-Kennemerland. De half donkergrijze, half blauwe lucht, maar ook de onbeheerste geluiden van de eb en vloed van de Noordzee, creëren een dramatische sfeer. De duinen zijn een soort ‘niemandsland’. Een duin is een zandheuvel gevormd door zeewind; een apart stukje natuur, los van de zee en het vasteland. Duinen zijn meestal natuurlijke constructies, maar in Nederland worden de meeste duinen regelmatig bijgehouden. Al wandelend langs het strand lijkt dit landschap vanzelfsprekend, maar men vergeet soms dat de duinen deel uitmaken van de Nederlandse waterkeringen en dus ook verantwoordelijk zijn voor het drooghouden van het Nederlandse binnenland. De diversiteit en de onzekerheid van het Nederlandse landschap zijn meteen zichtbaar wanneer je over het ‘niemandsland’ klimt: aan de ene kant zie je een plat oppervlak, een bewoond gebied. Net voorbij die zandheuvels kom je terecht op een lange, lege strook strand en komt de ruige Noordzee op je af. Wij laten de zee achter ons en trekken terug naar de stad. We weten dat het goed zit, het water blijft op veilige afstand, we houden droge voeten. 

20

Tijdschrift Cul


‘De enige manier waarop je in Nederland een racist zou kunnen zijn, is wanneer je een hakenkruis op je voorhoofd tatoeëert‘

Tijdschrift Cul

21


OP DE BANK MET ZIHNI ÖZDIL

De Nederlander en ‘de ander’ TEKST & BEELD /// LOTJE VAN DEN DUNGEN

‘Beatrix is de grootste allochtoon van Nederland’ Waarom snappen sommige Nederlanders nog steeds niet dat Özdil ook een Nederlandse naam is? Dit vraagt historicus Zihni Özdil zich af in zijn boek Nederland mijn Vaderland (2015): een zowel persoonlijke als kritische blik op sociale ongelijkheid, verdeeldheid en racisme in Nederland. Op de bank met Zihni Özdil leerde ik dat het Nederlandse burgerschap meer afhangt van huidskleur en afkomst dan er in eerste instantie misschien gedacht wordt. Bij nader inzien zit de Nederlandse cultuur vol met discriminatie van ‘de ander’. Ik hoop daarom met dit artikel bij te dragen aan het bewustwordingsproces dat in Nederland nodig is om de ‘ander’, de ‘onze’ te maken. 22

Tijdschrift Cul

Sinds de oplaaiing van de Zwarte Pietdiscussie ben ik me erg bewust geworden van de sociale verdeeldheid in Nederland, een onderwerp dat centraal staat in je boek. Wat is de aanleiding geweest voor het schrijven van Nederland mijn Vaderland ? ‘Ik zal gewoon beginnen bij het begin. Vroeger was ik al een geschiedenisnerd. Ik zat altijd in de bibliotheek met mijn neus in de boeken, als anderen buiten gingen voetballen. Voor geschiedenis stond ik gemiddeld een tien op de middelbare school, toch pakte mijn studiekeuze anders uit. Ik groeide op in Lombardijen, een arme Rotterdamse wijk. Met druk vanuit mijn sociale omgeving ben ik eerst rechten gaan studeren, toen geneeskunde – wat ik nog suffer vond – en uiteindelijk besloot ik toch, fuck it, het wordt geschiedenis. Dit zie je bij heel veel zogenaamde allochtonen gebeuren: de sociale prestatiedruk zorgt ervoor dat zij meer concrete studies kiezen, zoals business administration of iets dergelijks, ook al ligt hun interesse of talent daar helemaal niet. Het resultaat is dan wel dat de intellectuele en culturele sector van de samenleving wit blijft. Dit is maar één voorbeeld van het witte privilege waar “de ander” in Nederland de keerzijde van meemaakt. Ik zal je wat vertellen: ik heb veel meer geschreven over politieke economie, maar daar werd nooit veel aandacht aan besteed. Waarom zou je namelijk iemand die Özdil heet, laten komen om te praten over de Nederlandse economie of zorg? Nederland mijn Vaderland is een combinatie van wat ik de afgelopen tien jaar heb geschreven over burgerschap. Op een gegeven moment begon ik mij te realiseren: hé wacht eens even, het is ook mijn land, ook mijn geschiedenis. Ik ben ook een Nederlander.’ Is de algemene notie van ‘de Nederlander’ dan volgens jou raciaal bepaald? ‘Ja, in feite wel. De witte Nederlander is de algemeen geaccepteerde Nederlander. De ander is de zogenaamde allochtoon.’ Je zegt heel expliciet ‘zogenaamde’ allochtonen. Kun je mij vertellen wat er dan zo ‘zogenaamd’ is aan dat begrip? ‘In Nederland doen we heel erg ons best om het over kleur te hebben, zonder het over kleur


te hebben. Daar zijn we heel goed in. Het hele woord “allochtoon” zegt al genoeg. De letterlijke definitie is: je bent een allochtoon wanneer ten minste één van je ouders in het buitenland geboren is. Dat heeft in feite niets met kleur of afkomst te maken, toch? Maar stel nou, ik loop met jou over straat en één van jouw ouders is in België geboren – ik noem maar wat – en mijn ouders komen uit Nederland, dan ben ik nog steeds “de allochtoon”. De culturele definitie heeft wel degelijk te maken met kleur. In Nederland heeft men altijd al woorden gehad om mensen buiten te sluiten, om “de ander” te definiëren. Naar mijn idee kunnen we het veel beter hebben over “Turkse of MarokkaanseNederlanders”. Dan hebben we het over iemand die gelijk is aan de rest, iemand met een Nederlands burgerschap. “Allochtoon” pakt het burgerschap van je af. Of laten we het dan consequent doen, zou ik zeggen. Dan is Beatrix de grootse allochtoon van Nederland.’

‘Ik wil geen tolerantie, ik wil gelijkheid’ Naar mijn idee hebben we een soort ‘tolerantie-imago’ te bewaken in Nederland, waardoor racisme onopgemerkt blijft of misschien wel genegeerd wordt. Zit dit alledaagse racisme zo in de Nederlandse cultuur, dat men het niet door heeft wanneer iets discriminerend is? ‘Ja precies. Racisme is niet out in the open in Nederland, het zit vooral ingebed in de kleine alledaagse dingen in onze samenleving. De enige manier waarop je in Nederland een racist zou kunnen zijn, is wanneer je een hakenkruis op je voorhoofd tatoeëert. En zelfs dan is het nog de vraag of je niet gewoon een bezorgde burger bent. Het is ook zo’n beladen woord hè: “racist”. In discrimineren zijn we ook echt Nederlands: heel kneuterig en bijna onzichtbaar. Dit is wel triest, want discriminatie blijft gebeuren zonder dat er een bewustwordingsproces plaatsvindt.’

Op de cover van je boek staat een treurige afbeelding van een afgetakelde oranje caravan. Waarom heb je voor deze afbeelding gekozen? ‘Deze foto vond ik een mooie metafoor voor hoe Nederland er nu aan toe is: totaal vervallen, vergeten en toe aan een likje verf. Toe aan vernieuwing. Ik vind het soms schrikbarend, hoe het nu is. Neem bijvoorbeeld ons onderwijs. Men moet niet onderschatten hoe de slavernijgeschiedenis onze cultuur heeft getekend in het kader van verdeeldheid. Dat zit echt heel diep hoor. Op school wordt er voornamelijk verteld over de handel van Nederland in de Gouden Eeuw. Maar hoe er in Nederland in die vier eeuwen daarna een antizwarte cultuur is gevormd om de slavernij te legitimeren, wordt nergens vermeld. Ook de politiek is toe aan vernieuwing. Extreem rechts staat erom bekend racistisch uit de hoek te komen. Maar ook progressief links Nederland draagt bij aan de apartheid, alleen noemen zij het met een mooi woord “multiculturalisme”. Vanaf de jaren zeventig is het linkse beleid geweest “verschil moet je vieren”. Dit multiculturalisme moedigt aan “de ander” in Nederland te tolereren. Maar ik wil geen tolerantie, ik wil gelijkheid.’ Wordt de vervallen oranje caravan naar jouw inzien nog een keer opgelapt en gerenoveerd? ‘Ik ben juist zo kritisch op links Nederland omdat ik nog hoop heb. Van rechts verwacht ik niks, maar links zou nog veel kunnen leren van de manier waarop de Verenigde Staten is omgegaan met hun soortgelijke geschiedenis. In Nederland lijden we aan een selectief geheugenverlies wat betreft onze geschiedenis, terwijl de geschiedenis juist bestudeerd moet worden om het complexe heden te kunnen begrijpen. In mijn ogen heeft Nederland een drastische verandering nodig in het onderwijssysteem. Bewustwording gebeurt per slot van rekening op school. Naast genuanceerde en eerlijke geschiedenisles, ben ik ook voor gemengde scholen. Als mensen van jongs af aan omgaan met mensen die anders zijn in gender, seksualiteit, afkomst of uiterlijk, is de kans veel kleiner dat zij in ‘wij-zij’ zullen gaan denken. In Amerika heeft Obama president kunnen worden door gedwongen desegregatie in het verleden. Helaas zijn we in Nederland nog niet zo ver, maar ik heb hoop.’  Tijdschrift Cul

23


ACHTERGROND

De victorie van het Friese verleden Een continue strijd om nationaliteit en vrijheid voor de Fries Een provincie met in totaal bijna de helft van het inwonertal van de stad Amsterdam. Een bakermat van nationalisme, waarvan inwoners al eeuwenlang streven naar onafhankelijkheid. Het Friesland van de eenentwintigste eeuw borduurt nog altijd voort op de identiteit van de nuchtere, oprechte, stugge en Friestalige Fries. Waar haalt zo’n kleine provinciale populatie het lef vandaan om te denken dat een onafhankelijk Fries-land haalbaar zou zijn?

De uitdrukking ‘Leaver dea as slaef ‘ was destijds al onderdeel van de Friese mentaliteit

TEKST /// ANNE-GOAITSKE BRETELER BEELD /// JOSIA BRÜGGEN

Frisii Al vanaf de tijd dat de Romeinen hun fibula’s (Romeinse doekspeld) verloren in wat nu als Nederlandse grond beschouwd wordt, strijden de Frisii voor onafhankelijkheid. Van de Waddenzee tot aan de Eems vonden gallische praktijken plaats, alsof ze waren geïnspireerd door Asterix en Obelix. De in verhouding nietige Frisii bleven namelijk stug verzet tonen om verovering van de grote Romeinen te voorkomen. Toch konden ze het tij niet keren. Pas later, in het jaar 28 na Christus, geholpen door Bataven en Cananefaten, kregen de Frisii hun zelfstandigheid terug. Magna Frisia Vanaf de kusten van het België avant la lettre tot rivier de Weezer in het tegenwoordige Duitsland strekte het Friese rijk zich uit. De inwoners van dit omvangrijke gebied woonden op boerderijen in kleine dorpen. Het Magna Frisia bevatte belangrijke doorvoerhavens. De strijd der macht was daarom, net als in de Romeinse tijd, wederom van toepassing. Zelf gekroonde koningen als Audulf, Aldgillis en Radbod probeerden allen het Friese volk onder de duim te krijgen.

24

Tijdschrift Cul

Toch hielden de Friezen zich kranig. De uitdrukking ‘Leaver dea as slaef ‘ (liever dood dan slaaf ) was klaarblijkelijk destijds al onderdeel van de Friese mentaliteit. Maar dan is daar Karel de Grote die vecht voor de uitbreiding van zijn Frankische koninkrijk. Als een van de eersten weet hij de Friezen te onderwerpen, waardoor de Friezen onderhevig worden aan de Frankische invloeden. Met alle gevolgen van dien. Het ‘heidense’ geloof in goden als Freya, Wodan en Donar werd met harde hand en door missionarissen vervangen door het Christendom. Dat is trouwens niet helemaal geslaagd: onze kerstboom stamt nog altijd af van het oud-Germaanse geloof. Met het overlijden van Karel de Grote valt de druk van het Frankische Rijk weg. De Vikingen grijpen hun kans en doen meerdere pogingen om het Friese volk onder hun gezag te krijgen. Wellicht was de religie er door de Franken uitgeslagen, maar niet de wilskracht om te vechten voor een onafhankelijk land. Friesland blijft moedig weerstand bieden tegen de Scandinavische veroveraars. In dezelfde periode, rond de tiende eeuw, begint langzamerhand de Oud-Friese taal te ontstaan.


Friese Vrijheid De periode van de late middeleeuwen staat voor Friesland te boek als een tijd van vrijheid. Het oorspronkelijke doel werd eindelijk bereikt: onafhankelijkheid. De hedendaagse, romantische Fries hecht mythische waarde aan deze periode. Toch slaat het noodlot toe, op de nacht van 13 op 14 december in het jaar 1287 wordt Friesland getroffen door ‘De Grutte Stoarm’ (De Grote Storm). Een springvloed zorgde ervoor dat de zee een bres sloeg in de Friese kust. Ineens zijn daar onze Waddeneilanden. De Zuiderzee zal vanaf dat moment een scheiding vormen tussen WestFriesland en Friesland. Er begint een nieuwe tijd voor Friesland wanneer de laatste Fries-Hollandse oorlog uitbreekt (1515-1524). De vele oorlogen lieten het platteland berooid achter, waardoor armoede en honger daar aan de orde van de dag was. Friesland komt in het jaar 1524 onder het gezag van Karel V. Echte autonomie verdwijnt pas in 1795. Dan wordt Friesland als provincie ingedeeld. Fuck the system & vla van Friesche Vlag Op een speciaal opgerichte Facebook-pagina, onder de naam ‘Friezen in opstand Friesland’, wordt veel tegenstand geboden aan de Nederlandse politiek. Er worden teksten geplaatst als: ‘Fuck the system’ , ‘De Europese Unie is een dictatuur’. Er wordt beschreven hoe de rest van Nederland eigenlijk alleen ‘export-Friezen’ zijn en dat het Friese bloed door blijft kloppen tot over de grenzen. Met deze opmerking doelt men op de geschiedenis van de strijdende Fries, die

voorheen veel huidig Nederlands grondgebied overlapte. Een onafhankelijk Friesland is voor sommigen nog altijd een streven, maar vaak zijn de onafhankelijkheidsgevoelens inmiddels gelinkt aan ideeën over uittreding uit de Europese Unie, voordat een onafhankelijk Friesland überhaupt mogelijk is. Het vroegere ideaalbeeld van een vrij land is in de huidige tijd veel meer naar de achtergrond geschoven. De Friese geschiedenis heeft echter nog altijd invloed. Identificatie en nationalisme door de Fries vindt nog altijd plaats. Zo zegt Piet Paulusma iedere avond na zijn weersvoorspelling ‘oan’t moarn’. Of denk eens aan de vla of yoghurt

die menig Nederlander iedere dag verorbert. Zelfs daar vindt men een Friesche Vlag. Van Magna Frisia tot Provinciaaltje Dat er nu nog altijd zo’n groot onderscheid gemaakt wordt door Friezen tussen Friesland en Nederland heeft niet alleen te maken met de drang om zich te willen onderscheiden. Het narcisme van het kleine verschil heeft wellicht ten dele invloed, maar toch kan de victorie van het Friese verleden en de positie van de Fries die daarmee gepaard gaat niet vergeten worden. Vechten voor vrijheid, het uitdragen van een identiteit zal anno nu wellicht niet meer gedaan worden met zwaarden of zeerovers. Toch zijn er nog altijd symbolische wapens te vinden: de Friese taal, het Friese paard, de Friese Berenburg, helden uit het verleden als ‘Grutte Pier’ die de Fries graag onder de neus van de Nederlander wrijft. Met andere woorden: Fryslân Boppe!  Tijdschrift Cul

25


STUDENT IN BEELD:

LJANA POSTMA Een gesprek over Nederland en identiteit SIB Simone

TEKST /// SIMONE HANRATH BEELD /// LOTJE VAN DEN DUNGEN

26

Tijdschrift Cul


STUDENT IN BEELD

Nederland verandert steeds meer, Amsterdam verandert steeds meer. Ljana Postma (23) eerstejaars antropologie student, groeide op in de Nieuwmarktbuurt en zag de stad en de buurt voor haar ogen veranderen. We praten over de Nieuwmarkt, haar dubbele nationaliteit als half Russische, half Nederlandse, en haar ervaringen als ouder-student mét een sociaal leven. Oh Amsterdam Terwijl Ljana de Ajax-sjaal die ze heeft meegenomen met de Amsterdam-kant naar mij toe vouwt, vertelt ze over haar jeugd in de stad. De bewuste sjaal staat voor de identiteit waar Ljana zich het meest mee associeert: de Amsterdamse identiteit. ‘Ik voel me in de eerste plaats Amsterdammer.’ Ljana groeide op in de Nieuwmarktbuurt, een plek die bekend staat als ‘klein dorp’. ‘Op het moment dat wij als kinderen kattenkwaad aan het uithalen waren, was er gegarandeerd een buurvrouw die ons aan onze oren terugsleepte naar onze ouders.’ Dubbele nationaliteit Vraag Ljana naar haar identiteit en je krijgt ‘Amsterdammer’ als antwoord. Maar daarmee ben je er nog niet. Naast de sjaal heeft Ljana ook haar twee paspoorten bij zich. De twee boekjes vertegenwoordigen Rusland en Nederland. Haar dubbele nationaliteit voorziet Ljana van zowel een insiders als outsiders perspectief in beide landen. Ook wat politieke ontwikkelingen betreft. Onvermijdelijk hebben we het over Rusland, Oekraïne en de Krim. Ik vraag Ljana naar haar ideeën over de huidige Russische politiek. Ljana legt me uit dat de burgeroorlog in Oekraïne draait om het economisch sterke oosten, een regio waar zowel de Russische als de Oekraïense regering aanspraak op maakt. Wat haar betreft het gebruikelijke machtsspel waarbij Rusland een claim legt op een regio die zich daar al dan niet naar voegt. De Krim staat daar tegenover: ‘De mensen zijn allemaal Russisch, ze voelen zich Russisch, keken Russische TV in plaats van Oekraïense en er werd altijd al met de roebel betaalt. Dus dat…hoort.’

Studeren met kind en konijn Na Rusland komt ook de Nederlandse politiek ter sprake die zich verhoudt tot het laatste voorwerp van die middag: een pluche konijn. Ljana is naast student ook moeder; het konijn is van haar zoontje Alexej. Ik kijk naar het konijn, het konijn kijkt terug. Ik kijk gauw naar Ljana en vraag haar naar de manier waarop zij haar studie combineert met het de opvoeding van Alexej. Ze vertelt me over haar ideeën over de Nederlandse verzorgingsstaat. Ik vraag Ljana of de studie te combineren valt met het de opvoeding van haar zoontje. Enigszins tot mijn verbazing is het antwoord daarop positief. Ljana was voor ze aan de studie begon van plan haar carrière in de horeca te maken: ‘Ik werkte gewoon fulltime in de horeca en zou daar met alle plezier nog vijftig jaar blijven werken. Ik had absoluut geen behoefte om te studeren. Toen ik de kleine kreeg, kreeg ik heel duidelijk het besef dat fulltime horeca niet te combineren is met een kind. En dan ga je toch nadenken: zal ik toch gaan studeren?’

Vraag Ljana naar haar identiteit en je krijgt ‘Amsterdammer’ als antwoord Ljana kwam erachter dat ze genoeg toeslagen zou ontvangen van de overheid om niet te hoeven werken naast haar studie. Daardoor valt deze best goed te combineren met het verzorgen van haar kind: ‘Die kleine ligt om acht uur in z’n bed, dus dan kan ik daarna best wat doen.’ De term ‘verzorgingsstaat’ is zeker in Ljana’s woordenboek te vinden. ‘Het feit dat ik hier op de UvA zit, heb ik te danken aan de overheid.’ Ljana is positief over de politiek en de huidige stand van zaken en vertelt dat ze bereid is hard te werken voor het behoud van dit model: ‘Ik zal braaf belasting betalen om die zogenaamde “schuld” af te betalen en anderen dezelfde kans te geven. De mogelijkheden die ik nu heb, gun ik iedereen.’  Tijdschrift Cul

27


DE GROTE NEDERLAND QUIZ De klompen, boerenkaas en stamppot kennen we allemaal. Maar Nederland heeft ook enkele minder bekende, opmerkelijke kenmerken. Ken jij Nederland wel zo goed als je denkt? TEKST & BEELD /// JOSIA BRÜGGEN

1.

In 2015, het eerste jaar waarin Willy koning was, besloot het koningshuis tijdens ‘Koningsdag nieuwe stijl’ naast koekhappen nog een andere traditie van het programma te schrappen. Welke traditie was dit? A. Toiletpot-werpen B. Zaklopen C. Spijkerpoepen

2.

Amsterdam, Rome en Praag waren in 2015 de deelnemers van een opmerkelijk kampioenschap. Welk kampioenschap was dit? A. Op het Museumplein kon Jan en alleman een opmerkelijke pot voetbal aanschouwen. Daar werd namelijk het WK voor dak- en thuislozen georganiseerd. Steden uit de hele wereld stuurden hun beste zestal spelers om de felbegeerde cup te winnen. Praag wist de finale te winnen na een zinderende comeback en liet de Romeinen na vijftig minuten vol ongeloof achter. B. Het Europees kampioenschap fietsen stelen. In iedere stad werd een zogenaamde lokfiets geplaatst. Het idee was simpel: de stad waar de fiets als eerste gestolen wordt, mocht zich de dubieuze eer van Europees kampioen aanmeten. Amsterdam won glorieus. Na 22 minuten en veertig seconden was het raak, waar de Romeinse bevolking pas na 67 minuten en 56 seconden toesloeg. Het brons ging naar Praag. Boze tongen beweren dat de fiets nog steeds op haar dief aan het wachten is. C. Het kampioenschap bierbrouwen: sinds 2012 een jaarlijks fenomeen en uitgegroeid tot walhalla voor fanatieke fijnproevers. Drie Europese steden strijden om de felbegeerde gouden bierpul en nieuwe investeerders. Rome, niet bekend om zijn biercultus, won in 2015 verrassend. Giglio Erballi: ‘We kunnen ons geluk niet op. We hebben veel gekeken naar steden als Amsterdam en Praag om de Italiaanse biercultuur een nieuwe impuls te geven. Dat we die steden nu achter ons laten, mag een wonder genoemd worden’.

3.

Nederland Waterland. Als geen ander weten Nederlanders hoe het is om onder

de zeespiegel te leven. Met al dat water in ons land is het niet gek dat Nederland met maar liefst drie steden in de top tien van ‘Europese steden met de meeste bruggen’ staat. Welke steden vormen, van hoog naar laag, de top drie? A. 1. Amsterdam 2. Kopenhagen B. 1. Venetië 2. Brugge C. 1. Hamburg 2. Amsterdam

3. Venetië 3. Utrecht 3. Venetië

Je kunt de antwoorden vinden op onze website: www.tijdschriftcul.nl


4.

Sinds 10 december 2008 geldt in het Britse dorp Preston een verbod dat in twaalf Nederlandse gemeenten al eerder van kracht was. Om welk verbod gaat het? A. Kauwgum op straat gooien. Wie wordt betrapt, riskeert een boete van minstens zeventig euro en een taakstraf. Met name Wassenaar en Breda zijn uitzonderlijk streng. B. Het beschadigen van gemeenschappelijke natuurgoederen. Denk aan het inkerven van bomen of het opzettelijk vernietigen van bloemstukken. Afgelopen jaar zijn de meeste aangiften gedaan in Pekela en PijnackerNootdorp. C. Vloeken. In onder andere de gemeenten Ermelo en Urk is het al sinds mensenheugenis verboden te vloeken met de naam van God in het openbaar. Het eerste vloekverbod dateert uit 1886 en werd geïntroduceerd in de Friese gemeente Wonseradeel.

5.

Na enkele jaren stuivertje wisselen om de eerste positie op de wereldranglijst, staat Nederland nu met twee exportproducten op de tweede plaats. Welke producten zijn dit? A. XTC en tomaten B. Asperges en klompen C. Mosselen en fietsen

6.

Welke bekende Nederlander ging jarenlang gebukt onder de bijnaam ‘de neger van Venlo’? A. B. C. D. E.

7.

Femke Halsema Fred Teeven Geert Wilders Ivo Opstelten Rita Verdonk

Eén van de volgende sporten is door een Nederlander, Iepe Rubingh, geïntroduceerd. Rubingh was tevens de eerste wereldkampioen. Om welke sport gaat het hier? A. Vrouwendragen. De deelnemer moet met echtgenote op de schouders een parcours afleggen van 253,5 meter met onderweg verschillende obstakels. De winnaar van de race krijgt het lichaamsgewicht van zijn vrouw in bier. B. Schaakboksen. Het beste van twee werelden: de knock-out van de vechtersbaasjes gecombineerd met het schaakmat van de grootmeesters. In totaal zijn er elf ronden van twee minuten waarin wordt gevochten. Na elke ronde wordt er vier minuten geschaakt. Een knock-out ofwel een schaakmat leidt tot de overwinning. C. Kwarkbroodjes gooien. De deelnemende teams staan tegenover elkaar opgesteld en nemen elkaar onder vuur met het Hollandse zuivelgebak. Esthetica is het belangrijkst: het team met de beste outfits en schoonste werptechnieken wint de wedstrijd. Japan won de laatste editie van het wereldkampioenschap.


Mattijs van de Port is onze nieuwe columnist. Als antropoloog aan de Universiteit van Amsterdam doet hij onderzoek in Bahia (Brazilië). Zijn antropologie is een voortgaande verkenning van de observatie dat mensen doende zijn de wereld in verhalen onder te brengen, maar dat de wereld zich vaak niet voegt naar die verhalen. Deze spanning tussen wereld en wereldbeeld zal ook het terugkerende thema in zijn columns zijn. TEKST & BEELD /// MATTIJS VAN DE PORT

Weten en niet-weten Ik sta in de winkel om een externe harde schijf te kopen. Het exemplaar in mijn handen heeft 2TB, maar in een ander schap liggen duurdere schijven met minder opslagcapaciteit. Ik vraag een winkelmedewerker waarom die andere schijven zoveel duurder zijn. Het blijken SSDschijven te zijn. ‘De schijf die u in uw handen heeft, daar zit een draaiend wieltje in’, zegt de winkelmedewerker. Hij maakt bewegingen met zijn vinger om het draaien te illustreren. ‘SSD-schijven hebben dat niet. Daar zit een chip in. Dat gaat van chip naar chip. Direct. Dat is veel sneller. En stabieler.’ Weer wat geleerd op een maandagmiddag. Ik weet nu wat SSD-schijven zijn. En nu al hoor ik mijzelf aan onwetenden uitleggen dat het bij zo’n SSD-schijf van chip naar chip gaat, en dus veel sneller. En stabieler ook. Omdat er niets meer draait. Tja.

30

Tijdschrift Cul

Het was een aardige jongen - bleek, met sproeten, en veel te dun in zijn rode winkeltenue - en hij nam de tijd voor me. En dat ‘van chip naar chip’ in plaats van ‘een draaiend wiel’, dat klonk logisch. Reden genoeg om zijn verhaal het mijne te maken. Reden genoeg om te denken dat ik nu weet hoe het zit met dataoverdracht en SSD-schijven. Maar de vraag is natuurlijk: wat weet ik er nu helemaal van? Die vraag kan ik wel over meer onderwerpen stellen waarover ik geacht word een mening te hebben. Wat weet ik nu helemaal over de Oekraïne, wat voor plek dat is, welke politieke cultuur daar heerst? Wat weet ik nu helemaal over de voors- en tegens van handelsverdragen? Wat weet ik nu helemaal over PVV-stemmers en hun vreemdelingenhaat? Is de mening die ik mijzelf over deze onderwerpen aanmeet niet bovenal geïnformeerd door de mate waarin ik mij kan identificeren met een woordvoerder en door de mate waarin een verhaal ‘logisch klinkt’?


COLUMN

Wat weet ik er nu helemaal van? Hoeveel van mijn weten is in wezen ‘denken te weten’? De komende tijd ga ik een column schrijven voor de Cul. Ik ken columnisten als mensen met ongezouten meningen, krachtige stellingnames en stevige opinies. Ze zijn van alle markten thuis. Ze hebben overal een standpunt over. Je zou kunnen zeggen: ze zijn alles waar ik als antropoloog uit de buurt van zou willen blijven. Columns van het type ‘we gooien er eens een stevige mening tegenaan’ zullen het dus niet worden. Voor mij is de antropoloog bij uitstek iemand die geen standpunten betrekt maar perspectiefkantelingen zoekt. Die weten voortdurend inruilt voor niet-weten. In het veld waar ik onderzoek doe – de afro-Braziliaanse religie Candomblé – kost het opzoeken van perspectiefkantelingen niet veel moeite. De mensen met wie ik werk hebben de werkelijkheid op zo’n andere manier in elkaar geschroefd dat er geen ontkomen aan is. Neem dit voorbeeld. ‘Oh, ik heb hem al een tijd niet gezien’, zei de buurman van Pai Ro die altijd bier zit te drinken voor zijn huis. ‘Hij is misschien binnen.’ Ik liep de tempel in, en inderdaad, in het halfduister van de grote zaal waar de feesten worden gevierd hoorde ik stemmen, waaronder die van Pai Ro. Ik moest even zoeken voordat ik doorhad dat hij in de bezemkast zat. Het zag er knus en gezellig uit in dat houten hok. Een ouderwetse gloeilamp zorgde voor warm licht. Pai Ro, Nito, en twee jongens die ik niet kende zaten in een kring op de grond. Babbelend. Half knikkebollend. In het midden

van de kring stond een wit emaillen schaal met vier dode duiven in een klein plasje bloed. ‘Oh, Groene Veer …’, zei ik, enigszins verontschuldigend, toen ik mij realiseerde dat ik met de geest van doen had die met grote regelmaat bezit neemt van het lichaam van Pai Ro. ‘Ik was eigenlijk op zoek naar Pai Ro.’ ‘Matheus!’ zei Groene Veer, niet onhartelijk. ‘Nee, nee, a matéria is er niet. Morgen misschien. Of overmorgen.’ Ieder zeker weten - over wie ik voor me heb, wat hen bezielt, hoe ik dit samenzijn in de bezemkast moet duiden - glijdt onderuit in een scène als deze, en het is precies dit niet-weten dat tot perspectiefkantelingen dwingt. Door bij Pai Ro binnen te stappen dwing ik mijzelf uit mijn eigen denkraam te stappen, en alternatieve zienswijzen te ontwikkelen. Niet-weten is de voedende kracht van de antropologie. Me dunkt dat een samenleving als de onze, waar iedereen voortdurend wordt aangespoord om over alles een mening te hebben, wel wat injecties van die kracht kan gebruiken. De terugkerende vraag in mijn columns zal dan ook zijn: wat weet ik er nu helemaal van? Een vraag die aanspoort tot nadenken, verder denken, twijfelen, onderzoeken en herzien. Een vraag die uitnodigt terug te komen op eerder ingenomen standpunten. En een vraag die ruimte geeft aan mensen die over bepaalde zaken méér weten dan jij: mensen zoals die verkoper in de mediamarkt, aan wie ik graag de beslissing laat welke harde schijf ik het beste kan aanschaffen.  Tijdschrift Cul

31


ALUMNI

Berichten uit het veld...

De Antropologie van de praktijk TEKST /// PETER BLOK BEELD /// PETRA SPILJARD

Van alle overwegingen voor de studiekeuze was er één die totaal geen rol speelde en dat was het beroepsperspectief. Dat het uiteindelijk culturele antropologie is geworden, kwam omdat ik mijn eigen cultuur beter wilde begrijpen. Dat zou ik het beste kunnen door andere culturen te bestuderen. Achteraf gezien was dit misschien ook wel een voorzichtige keuze om de confrontatie met de echte wereld nog even uit de weg te gaan. De vraag is of de antropologie mij daadwerkelijk heeft geholpen om meer inzicht te krijgen in mijn eigen cultuur. In praktische zin heb ik dankzij de studie veel geleerd. Mijn doctoraal-onderzoek voerde mij naar Peru waar ik een studie uitvoerde naar het lager onderwijs in het oerwoud. Toen ik, in het gehucht Urcos, nabij Cuzco, landgenoot Frits Muller tegen het lijf liep, voelde ik voor het eerst enige twijfel opkomen over mijn studiekeuze. Frits werkte als huisarts onder de Peruaanse bevolking en ik moest onwillekeurig denken aan mijn vader. Die vond dat ik medicijnen had moeten studeren. Mijn vader had namelijk een diep respect voor de artsen en hooggeleerden met wie hij in het ziekenhuis, waar hij werkte als medewerker van de salarisadministratie, te maken had. Als aankomend antropoloog voelde ik me in het Amazone-gebergte evenwel redelijk nutteloos. Frits deed tenminste iets

32

Tijdschrift Cul

concreets. Maar hij heeft mij wel geïnspireerd om, op een later moment, te gaan werken in de ontwikkelingssamenwerking. Mijn tweede inspirator was de Canadese filmmaker Gerald Belkin. Hij maakte films van boeren in arme landen, die tot de beste antropologische veldstudies behoren die ik ken. Van hem heb ik geleerd hoe belangrijk het is om goed te luisteren naar boeren, iets waar de Nederlandse antropoloog Gerrit Huizer destijds ook al op wees. Ook in mijn verdere loopbaan heb ik vooral veel geleerd van mensen die werkzaam zijn in de praktijk zoals artsen, religieuzen, filmmakers, fotografen en journalisten. Veelal zijn dit buitenstaanders die, juist omdat ze extern zijn, met een frisse blik naar een samenleving kunnen kijken. Anton Blok laat in De Vernieuwers zien dat innovatie in de wetenschap en cultuur vaak komt van buitenstaanders. Toen ik later kwam te werken in het domein van Human Resource Management, kwam ik er al snel achter dat organisatie-veranderingen slechts dan een kans van slagen hebben als er serieus wordt geluisterd naar de mensen op de werkvloer. Waar had ik dat meer gehoord? Dat ik dankzij de studie veel heb geleerd, heeft echter weinig te maken met theorieën of inzichten die specifiek zijn voor de antropologie. Afgezien van een beperkt aantal Nederlandse antropologen, waarvan ik er al enkelen noemde, zijn er weinigen die mij ook theoretisch hebben geïnspireerd.


Peter Blok (1949, Amsterdam) Culturele Antropologie (UvA, 1981) Promotie Economie (UvA, 2013) Huidige baan: Docent HRM bij de Hogeschool van Amsterdam en bij de Academy for Information and Management (AIM). Peter Blok werkt momenteel aan een boek over vernieuwend HRM.

Kom bij de kring!

De vraag is of antropologie mij daadwerkelijk heeft geholpen.

De vraag is of de Nederlandse antropologie wel zoveel theorie te bieden heeft. Peter Pels, tegenwoordig hoogleraar, schreef in 1986 als student al dat de Nederlandse antropologie kan worden gekenmerkt als theorie-arm. De nadruk zou liggen op een defensieve denkstijl die mede het gevolg zou zijn van onze voorzichtige volksaard waarmee de cirkel weer keurig rond is. ď ľ

Afgestudeerd! En dan? Antropologen belanden na hun studie in zeer diverse beroepen die niet altijd (direct) gerelateerd zijn aan de studie. De kans is groot dat je na verloop van tijd de binding met je vakgebied en de academische wereld kwijtraakt. Zonde, nietwaar? Wil je na je studie graag op de hoogte blijven van de ontwikkelingen in jouw vakgebied? In contact blijven met studiegenoten en docenten? Word dan lid van de Kring Antropologie / Amsterdams Netwerk Cultureel Antropologen (ANCA). Wat heb ik aan mijn lidmaatschap? - Gratis toegang tot activiteiten (borrels, lezingen, filmavonden) van de Kring Antropologie - Gratis lenerspas UvAuniversiteitsbibliotheken - Gratis toegang tot de jaarlijkse alumnidag van de UvA - Flinke korting op UvA-voorzieningen (bijv.: Universitair Sport Centrum, UvAcolleges, Loopbaanprogramma). Kijk ook op: www.uva-alumni.nl/antropologie

Tijdschrift Cul

33


Moeite met het afstuderen? Blijf niet zwemmen!

Vraag extra hulp en maatwerk bij de laatste stappen in je studie. begeleidingbijafstuderen.nl | begeleidingbijafstuderen@gmail.com


KWAKIUTL

Terugblik Congres Namgis 2016 De mooie locatie LAB111 in Amsterdam West was op 15 april het decor van het jaarlijkse Kwakiutl congres: Namgis. Het actuele en belangrijke thema van het congres was macht en sociale verandering. Nadat dr. Anne de Jong een mooie introductie gaf op het onderwerp werden er tijdens verschillende deelsessies uiteenlopende subonderwerpen behandeld. Zo pleitte opiniemaker Rutger Bregman (De Correspondent) voor het basisinkomen. Verder kwamen onder andere de onderwerpen feminisme, land-grabbing en sociale verandering binnen de UvA aan bod. Daarnaast sprak dr. Ben Hayes over terrorisme en de gevolgen van counter-terrorisme beleid. Na het vullen van de maag met een heerlijke lasagne was het tijd voor de climax van de avond. Prof. Miguel Valé de Almeida (Universiteit van Lissabon) sprak op intrigerende wijze over de inzet van zijn antropologische expertise in het Portugese parlement ter emancipatie van de LGHBT-gemeenschap in Portugal. Ter afsluiting werd er nog een drankje gedronken in de bar en gedanst op de swingende tonen van de band Fusca. Het was een zeer succesvolle en interessante dag waar wij als commissie met plezier op terugkijken. Tot volgend jaar!

Kandidaatsbestuur A.S.V. Kwakiutl 2016-2017 Na een wekenlange sollicitatieprocedure is het eindelijk zover: het kandidaatsbestuur 2016-2017 van studievereniging Kwakiutl is bekend. Volgend jaar zal de vereniging geleid worden door Cheyenne Polderman, zij zal er met verve in slagen dat het niet de spuigaten uitloopt in het fantastische lustrumjaar! De twee dagelijkse bestuursfuncties van secretaris en penningmeester worden respectievelijk ingevuld door Eline van Oosten en Maaike van Dalfsen, waar zouden we toch zijn zonder deze belangrijke spillen binnen de vereniging! Om te verduidelijken dat wij een stúdievereniging zijn, bevindt zich in het bestuur de functie ‘coördinator studieverdiepend’. Komend jaar is deze rol weggelegd voor de enige man in ons gezelschap: David Veenstra, wat zal die jongen het heerlijk hebben tussen al dat vrouwelijk schoon, of wordt hij gek van het gekakel? Antropologie en reizen zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden, een ‘coördinator reizen’ is daarom onmisbaar. Jenske Bal zal deze functie met ere vervullen, haar berg aan ervaring zal ervoor zorgen dat het wederom een doorslaand succes wordt. Maar waar zijn we zonder feesten en borrels? Precies nergens! Daarom is het belangrijk dat Lena Doppenberg volgend jaar ‘coördinator sociaal’ is, zodat het op gezelligheidsgebied op rolletjes loopt. Hiermee is het bestuur compleet en met hen gaat Kwakiutl een fris nieuw jaar tegemoet! Tijdschrift Cul

35


Tot volgend

JAAR!

36

Tijdschrift Cul


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.