15 minute read
Wat hebben leerkrachten nodig?
Het kabinet trekt geld uit om de basisvaardigheden van leerlingen te verbeteren. Maar wat hebben leerkrachten eigenlijk nodig in de klas om ervoor te zorgen dat hun leerlingen rekenen, taal en digitale geletterdheid nog beter onder de knie krijgen? We vroegen het aan Pascal, Anouk en Bas.
Tekst: Marleen Kuijsters
Pascal Rooze is leerkracht groep 5 op basisschool Panta Rhei in Tilburg
“De basisvaardigheden van leerlingen moeten beter worden. Leerkrachten hebben ondersteuning nodig om dat voor elkaar te krijgen. Bij ons op school krijgen we de tijd om te studeren of onderzoek te doen naar wat werkt in de klas, gericht op de lesdoelen en wat de klas nodig heeft. We onderzoeken hoe we lessen nog efficiënter maken en hoe we de basisvaardigheden van onze leerlingen kunnen verbeteren. We delen onze kennis met het hele team en geven elkaar feedback. Met gelden kunnen we ondersteuning van bijvoorbeeld vakdocenten blijven inzetten, zodat leerkrachten de tijd hiervoor hebben.”
Heb je een concreet voorbeeld: wat werkt in de klas?
“We zijn op zoek gegaan naar het antwoord op de vraag: wat maakt een leesles perfect? We zijn in de theorie gedoken en hebben verschillende onderzoeken hierover gelezen. We volgen nu de doelen van een lesmethode, maar geven onze eigen draai aan de volgorde. We maken vooral heel veel kilometers met lezen. We lezen veel voor in de klas, we lezen samen hardop in koor en de kinderen lezen samen met een maatje. Na nog geen twee jaar zien we dat de resultaten sterk zijn verbeterd.”
Heb je nog meer tips om de basisvaardigheden te verbeteren?
“Maak tijd vrij voor leerkrachten zodat zij kunnen studeren of zich kunnen specialiseren. Laat leerkrachten bij elkaar observeren en elkaar feedback geven. Je maakt leren efficiënt als leerlingen het doel van een les begrijpen en als zij allemaal aan hetzelfde doel werken. De leerkracht kan bijvoorbeeld na de klassikale uitleg extra tijd besteden aan kinderen die iets nog niet begrijpen. De andere kinderen kunnen dan aan de slag met verdieppingsstof die bij datzelfde doel hoort.”
Anouk Pelt is docent digitale geletterdheid op het Wiringherlant, een school voor vmbo, havo en atheneum in Wieringerwerf.
Het afgelopen schooljaar stond ze hier 1 dag voor het Lab van de Toekomst en gaf ze les aan groep 7 en 8 op een basisschool. “Het is belangrijk dat er gelden beschikbaar komen voor het verbeteren van de digitale basisvaardigheden. Kinderen groeien op met tablets en kunnen heel goed swipen. Maar als zij naar het voortgezet onderwijs gaan, vinden ze het vaak moeilijk om een inhoudsopgave te maken of betrouwbare informatie te vinden. Ik denk dat het beter is dat leerlingen vroeg in aanraking komen met de digitale basisvaardigheden. Met gelden kun je bijvoorbeeld een ICT’er inzetten om kinderen te leren programmeren. En leerkrachten kunnen leerlingen een presentatie laten maken als afsluiting van een thema en hen hierbij begeleiden.”
“Leerlingen krijgen bij ons op school elke week een les digitale vaardigheden. Hiervoor hebben we een goede lesmethode nodig met een aantal kant en klare lessen. We voegen hieraan onze eigen onderdelen toe. We zullen zelf soms een cursus moeten volgen, want de digitale wereld is steeds is verandering.”
Tips voor collega’s: hoe zorg je ervoor dat de basisvaardigheden in orde zijn?
“Laat het onderwerp digitale vaardigheden in vergaderingen en tijdens studiedagen aan bod komen. Dan kom je er samen achter wie wat nodig heeft aan scholing en kun je bekijken hoe je elkaar kunt ondersteunen. Of laat leerkrachten en docenten tijdens een inspiratiemiddag bijvoorbeeld vertellen welke apps zij al gebruiken in de klas, dan gaat het onderwerp leven. In het voortgezet onderwijs is het belangrijk dat alle docenten weten hoe ver leerlingen gevorderd zijn. Dan kunnen leerlingen bijvoorbeeld ook bij geschiedenis of biologie aan de slag met een digitale presentatie.”
Bas Imandt is wiskundedocent op het Alfrinkcollege, een school voor vmbo in Deurne.
Hoe belangrijk zijn de basisvaardigheden in de wiskundelessen?
“Heel belangrijk. Leerlingen kunnen pas goed presteren als ze de basisvaardigheden van wiskunde onder de knie hebben. Zo vinden we het heel belangrijk dat onze leerlingen bij elke som de berekening en de conclusie bij de vraag opschrijven, heel gestructureerd. Met de andere docenten bekijken we samen wat goed werkt.”
Wat hebben docenten nodig in de klas om meer aandacht aan de basisvaardigheden te kunnen besteden?
“Het zou veel helpen zijn als de klassen wat kleiner zijn. Ook bepaalde faciliteiten, zoals een digibord, zijn belangrijk. Daarnaast is het hebben van voldoende tijd een bepalende factor. Wij hebben als docententeam het commitment uitgesproken dat we van elke vijftig minuten lestijd ook echt vijftig minuten lesgeven. Dat lukt als we de lat voor onze leerlingen hoog leggen. Dan hebben zij een veel actievere houding. Samen met de leerlingen nemen we geen genoegen met een zesjescultuur.”
Tips voor andere scholen om de basisvaardigheden op orde te krijgen?
“Wij werken met maatwerkuren voor kinderen die achterlopen of dreigen af te haken. Individueel of in kleine groepjes werken we aan de basisvaardigheden. Dat werkt heel goed. Niet elke school heeft hier de middelen voor. De gelden kunnen hiervoor een uitkomst zijn. Aandacht besteden aan het nakijken en verbeteren van sommen werkt ook goed. En waar ook winst te behalen valt is de inzet van onderwijsassistenten en het goed begeleiden van stagiaires. Zij kunnen met kleine groepjes leerlingen aan de slag met basisvaardigheden.”
Be the change you want to see in the world
Bij ‘de basis op orde’ denkt onze regering aan de basisvaardigheden van bepaalde vakgebieden. Zelf denk ik bij de basis op orde meer aan jouw persoonlijke basis en die van je leerlingen. Welk voorbeeld wil jij voor je leerlingen zijn? Hoe gedraag jij je ten opzichte van leerlingen en collega’s binnen de muren van je school? En daarbuiten? Hoeveel ruimte geef jij jezelf en anderen om fouten te maken?
Veel collega’s begeven zich ook op social media. En waar eerst vooral Twitter kenmerkend was voor anderen bashen, verspreidt dit virus zich nu ook over andere socials. Maak je iets kleins als een spellingfout, kun je al publiekelijk de wind van voren verwachten. Doe je bepaalde uitspraken waar derden het wellicht niet mee eens zijn, of maak je een andere blunder, lijkt dat tegenwoordig aanleiding om publiekelijk gelyncht te worden. Ik vraag me dan altijd af of deze collega’s dit ook zo in de klas doen. Hoe reageren ze wanneer een leerling, misschien wel voor de zoveelste keer, een misser maakt? Is het dan ook klassikaal tegen die leerling gaan tieren om hem vervolgens de klas uit te sturen (in de digitale wereld: te blokkeren)? Hopelijk zeg je nu: “Nee, natuurlijk niet. Ik geef die leerling even 1 op 1 tijd met mij om de situatie te bespreken. Ik geef die leerling nabijheid en creëer een veilige situatie om te spreken/uit te leggen.” Als je dit in de klas kunt, kun je dit ook online. Een DM is veel krachtiger dan publiekelijk iemand aan de schandpaal nagelen, toch? In zijn lezing op het congres Bewegend Leren dat ik afgelopen schooljaar mocht organiseren, sprak Erik Scherder naast het belang van beweging voor het brein, ook over schade die het brein aangedaan wordt door onveilige situaties. En de hoeveelheid tijd die er nodig is om die schade weer te herstellen. Sta daar eens bij stil wanneer je de neiging hebt om digitaal of in je klas te fel te reageren. Een beetje mildheid staat iedereen goed! In de bijbel staat een tekst in de lijn van: “Haal eerst de balk uit je eigen oog, voordat je begint over de splinter in andermans oog”, oftewel niemand is zonder fouten. En hoe mooi is dat! Dat is precies wat ons mens maakt. Gandhi benaderde het iets anders: “Be the change you want to see in the world.” Laat dat ook jouw inspiratie zijn voor komend schooljaar. Want goed voorbeeld doet goed volgen, zowel binnen de muren van je fysieke klas als via je online omgeving. Op naar een schooljaar waarin die basis goed op orde is!
Als leerkracht wil je al je leerlingen de kans geven op een fi jne en succesvolle toekomst. Daarvoor wil je ze állemaal de vereiste basiskennis en -vaardigheden meegeven. Best een uitdaging. Hoe slaag je hierin? Op taal- en spellingsgebied is daar nu Pit voor. ‘Deze methode leert kinderen hoe ze goed kunnen communiceren en leren. Maar ook waarom ze leren wat ze leren.’
Alle leerlingen op het juiste basisniveau krijgen. Dat is de doelstelling van Pit. Zo’n methode is hard nodig, blijkt uit ‘De Staat van het Onderwijs 2022’. In dit rapport van de onderwijsinspectie staat dat steeds meer basisschoolleerlingen te laag scoren op taalvaardigheid. Uit ander onderzoek blijkt bovendien dat één op de tien kinderen het risico loopt om als jongvolwassene laaggeletterd de maatschappij te betreden.
Nieuwe visie op taalonderwijs: het waarom centraal
Er zijn veel oorzaken voor die groeiende taalachterstand – van een lerarentekort tot een pandemie. Goede taalmethodes helpen deze achterstand terug te dringen. “Pit doet dit met een toegankelijke en aansprekende verwerking van de laatste didactische inzichten”, zegt Maria Hetty van den Berg, hoofdauteur van de methode. “Wij volgen het Pit-principe: we laten leerlingen Planmatig en Interactief leren, gericht op Transfer. Door deze drie elementen worden zij functioneel taalvaardig. Ze hebben dan dus de taalskills die nodig zijn om zich te redden in onze maatschappij.”
Die transfer beperkt zich niet tot de methode; leerlingen passen dus niet alleen de kennis en vaardigheden uit de ene leerlijn (bijvoorbeeld uit Taal verkennen) toe in een andere leerlijn (bijvoorbeeld in Schrijven). “Juist externe transfer is cruciaal”, zegt Van den Berg. “Toepassing buiten de methode dus, zowel in andere schoolvakken als buiten de schoolomgeving. Dat laatste, de brug naar de maatschappij, zie je nog veel te weinig in taalonderwijs.
MEER DAN ZELFREDZAAM
Functionele taalvaardigheid staat centraal in alle Pit-leerlijnen: Spreken en luisteren, Lezen, Schrijven, Taal verkennen, Woordenschat en Spelling. Bij groep 4 en 5 concentreert de methode zich op taalniveau 1F: het zelfredzaamheidsniveau dat elke leerling na de basisschool zou moeten beheersen. Bij groep 6 en hoger focust Pit de lessen op 2F, het hogere ‘eerste streefniveau’ (1S). Van den Berg: “Ik ben ervan overtuigd dat elke basisschoolleerling dat streefniveau kan behalen. Eventueel via kleinere tussenstapjes, die we aanbieden in de maatschriften. En zeker als leerkrachten de lesstof in Pit combineren met de tips voor feedback en stimulans die in de Pit-handleiding staan. Deze combinatie legt een ijzersterke taalbasis bij ál hun leerlingen.”
DAAROM LEER JE DIT!
Met Pit laat je kinderen begrijpen waarom ze iets leren. Drie voorbeelden: • Waarom leer je grammaticale termen, zoals onderwerp en persoonsvorm? Onder andere omdat je die kennis nodig hebt om een vreemde taal te leren – op de middelbare school en wellicht ook later voor je werk. • Waarom leer je gespreksregels te gebruiken, zoals ‘wees niet alleen zelf aan het woord’ en ‘kijk de ander aan tijdens het gesprek’? Onder meer omdat je zo beter kunt samenwerken. En samenwerking helpt je in je opleiding en werk; • Waarom leer je foutloos te spellen? Bijvoorbeeld omdat je anders misschien een slechte indruk maakt met een liefdes- of sollicitatiebrief. (En omdat de spellingschecker op je computer niet alle spelfouten opmerkt!)
Terwijl leerlingen juist dankzij deze brug zien waaróm ze bepaalde vaardigheden leren; wat ze eraan hebben – in hun huidige leven en in de toekomst, in het onderwijs en daarbuiten. Pit maakt ze van die toepassingsmogelijkheden bewust. En dat versterkt hun leermotivatie.”
Adequate aanpak van taaltaken: het hoe uitgelegd
“Niet begrijpen waarom ze iets leren, is één reden waarom kinderen leermotivatie verliezen”, aldus Van den Berg. “Niet weten hoe ze een taaltaak moeten aanpakken, is een andere.” Een taaltaak is een talige activiteit die je uitvoert om een bepaald doel te bereiken, vertelt ze. “Met Pit leren kinderen voor de uitvoering van elk type taaltaak een meerstappenstrategie. Daarbij schetst de methode levensechte communicatieve situaties en maakt ze duidelijk wanneer leerlingen de strategieën in hun dagelijks leven kunnen toepassen.” Nadat leerlingen taaltaken hebben geoefend, evalueren ze hun aanpak met hun leerkracht. Op die manier komen ze er bijvoorbeeld achter ze hoe ze een goede brief kunnen schrijven of hoe ze stapsgewijs de betekenis van een onbekend woord kunnen achterhalen. Van den Berg: “Dat laatste is een voorbeeld van hoe Pit kinderen leert hoe ze kunnen leren. Die leerskills zijn essentieel voor nu én de toekomst.”
WOORDENSCHAT IS CRUCIAAL
Pit bevat een sterke leerlijn Woordenschat. Leerlingen leren niet alleen circa zeshonderd nieuwe woorden per leerjaar, maar ook hoe ze zelfstandig de betekenis van onbekende woorden kunnen achterhalen – bijvoorbeeld door naar de bouw van het woord te kijken. In elke reguliere les is aandacht voor woordenschat. Waarom? Van den Berg: ‘Met een zwakke woordenschat kunnen leerlingen lesstof niet begrijpen en onvoldoende in de maatschappij functioneren. Pit benadrukt dit belang van woordenschatuitbreiding en stimuleert zo een positieve woordleerattitude. Belangrijk, omdat leerlingen in hun leven duizenden nieuwe woorden zelfstandig moeten verwerven.’
Geef ook Pit aan je onderwijs!
Pit is vanaf dit schooljaar beschikbaar bij ThiemeMeulenhoff. Meer weten? Kijk op de website www.thiememeulenhoff.nl/pit of luister naar de Pitcast!
Naar de website Naar de Pitcast
De Nationale Voorleeskampioen 2022
“Het was geweldig”, verzucht Guus Janse. “Er was heel gezelligheid en er klonk muziek in de pauzes. En die lunch! We mochten als voorlezers gebruik maken van een lopend buffet met allemaal lekkere dingen!” Guus deed 25 mei mee aan de fi nale van De Nationale Voorleeswedstrijd 2022 en werd door de jury als winnaar aangewezen.
Tekst: Wiesette Haverkamp
Dit jaar verzorgden 3.239 scholen een schoolwedstrijd. In totaal deden 177.895 kinderen uit groep 7 en 8 van basisscholen uit heel Nederland mee als voorlezer of luisteraar. De presentatie van de finale was in handen van comedian en presentator Edson da Graça, bekend van onder meer het Zapp-programma Willem Wever. In de jury hadden Annabelle Zandbergen (presentator NOS Jeugdjournaal) en Marco Kunst (kinderboekenauteur) zitting. Onder voorzitterschap van Martijn van der Linden (kinderboekenillustrator én Kinderboekenambassadeur) bepaalden zij de uitslag.
Grappige verhalen
Guus deed eerst mee aan de rondes op school en mocht daarna door naar respectievelijk de Walcherse ronde, de provinciale ronde en schopte het tot de landelijke finale. De eerste twee rondes las hij voor uit Pech onderweg van Jozua Douglas en Tosca Menten. In de provinciale ronde en landelijke finale koos hij voor Prutsers en pechvogels van Tosca Menten en Jozua Douglas. “Ik had Prutsers en pechvogels thuis liggen. Ik vind het een leuk boek, want er staan korte en grappige verhalen in. Het is dus ook gemakkelijk om weg te leggen”, licht Guus zijn keuze toe.
Behalve thuis oefenen voor zijn moeder, werd op school ook flink voorgelezen. Een van de onderdelen van de finale is ‘onvoorbereid lezen’, waarbij de finalisten tijdens de finaledag pas horen uit welk boek ze moeten lezen. Wanneer de deelnemers hun naam horen, lezen ze het fragment voor, wat op dat moment aan de beurt is. Dit jaar werd tijdens dit onderdeel voorgelezen uit Offline van Marco Kunst.
Door de mand
Leerkracht Jasmijn: “We lieten Guus in zijn eigen klas en in andere klassen ook onvoorbereid lezen.” Guus geeft aan dat hem dat veel geholpen heeft. “Sommige finalisten vielen door de mand bij het onvoorbereid lezen, maar omdat ik zoveel had geoefend, ging me dat goed af. En gelukkig mocht ik een stukje voorlezen over iets dat in het bos gebeurde, dus ik kon wat spanning opbouwen.”
Balans
Jasmijn was er het hele traject bij betrokken. “De groep 7 waar Guus in zit, is echt een eenheid, dus iedereen leefde mee. Het voelde als een wedstrijd voor heel groep 7. We zorgden voor een ontspannen sfeer zodat Guus zichzelf kon zijn. Ik heb echt gezocht naar de balans tussen het vieren van zijn talent en het relativeren ervan. Dus soms lag de nadruk op zijn talent, maar maakte ik het niet te groot. Andere momenten ging het er juist bewust niet over.” Lezen wordt gezien als een van de basisvaardigheden, en is onder meer belangrijk binnen het thema ‘de basis op orde’. Guus is van mening dat De Nationale Voorleeswedstrijd de leesvaardigheid en -motivatie kan vergroten: “Als kinderen worden voorgelezen, hoeven ze er op dat moment niks voor te doen. Alleen te luisteren. Maar ze ervaren dan wel hoe leuk het is, waardoor ze misschien zelf gaan lezen.” In de klas maakt Jasmijn ook graag gebruik van prentenboeken. “Dat klinkt kinderachtig, maar in prentenboeken zitten vaak grapjes voor oudere kinderen. Ik koppel dan een aantal opdrachten aan het boek. We gaan er bijvoorbeeld samen over in gesprek of ze moeten de kern van het verhaal tekenen.”
Tips van Guus voor leerkrachten 1. Zorg voor moderne boeken in de schoolbieb 2. Lees de kinderen voor in de pauzes 3. Laat het plezier in lezen zien, tijdens het voorlezen
Inspiratiedoos
“Met lezen verrijk je je inspiratiedoos”, vindt de leerkracht. “Je krijgt daardoor ook meer ideeën voor tekenen, knutselen, schrijven en spel.” Guus is het daarmee eens: “Als je leest, fantaseer je je eigen wereld erbij. Je bepaalt zelf hoe personen eruit zien.” Tot slot gaf Jasmijn aan blij te zijn met de goede organisatie van De Nationale Voorleeswedstrijd: “Ik deed dan misschien niet mee aan de lekkere lunch, maar alles klopte. De tijdsplanning was goed. De communicatie was heel goed en het ophalen van de hele klas met de bus verliep soepel. Dat was heel fijn, want ik kon op die manier de leerlingen ook goed op de hoogte brengen.”
Doe ook mee!
In september start de 30e editie van De Nationale Voorleeswedstrijd. Alle basisscholen krijgen in september automatisch een gratis deelnamepakket opgestuurd. Wil je meer weten over de voorleeswedstrijd, de spelregels en het aanmelden? Bezoek dan de website: www.denationalevoorleeswedstrijd.nl