Vessantara: een levensverhaal van Boeddha op een 35 meter lange doek / The life of the Buddha

Page 1

Het Leven van de Boeddha

1 De Vessantara Jataka 2 Een Chinees Leven van de Boeddha 3 Het Grote Vertrek


Introductie De Boeddha is nog steeds één van de meest inspirerende figuren uit de wereldgeschiedenis. Hij leefde rond de vijfde eeuw voor Chr. in het noorden van India. Hij moet een charismatische leermeester zijn geweest, die zijn toehoorders mondeling wist te boeien. Na zijn dood vertelden zijn leerlingen zijn woorden door. Enkele eeuwen later werden ze opgeschreven. Veel boeddhistische teksten beginnen daarom met de woorden: ‘Aldus heb ik gehoord’. De leer van de Boeddha krijgt al snel een groeiend aantal volgelingen. Vanaf de derde eeuw voor Chr. begint de verspreiding van het boeddhisme, eerst naar grote delen van Azië en vanaf de negentiende eeuw ook naar andere delen van de wereld. Het boeddhisme verandert mee. Er zijn nu veel verschillende stromingen en elk gebied kent zijn eigen tradities. Wel onderschrijven ze alle de centrale rol van de Boeddha.

Teksten Rebecca Bray Karwin Cheung Marijke Klokke

Hoewel het duidelijk is dat de Boeddha werkelijk heeft geleefd, weten we maar weinig over hem als historische persoon. Wel kennen we zijn levensverhaal, zoals het zich in de loop van de eeuwen ontwikkelde en zoals het vandaag de dag doorspeelt in boeddhistische feesten, rituelen en pelgrimages. De Boeddha vertelde het oorspronkelijk zelf, zo zeggen de teksten. Mensen hebben het levensverhaal van de Boeddha al 2500 jaar lang doorverteld, overgeschreven en uitgegeven, omdat ze het waardevol vonden. De tentoonstelling ‘De Boeddha’ in Museum Volkenkunde toont hoe het

levensverhaal van de Boeddha mensen in verschillende landen en regio’s bleef inspireren. Zijn verhaal gaat niet alleen over het leven waarin hij Boeddha werd, maar ook over zijn vele vorige levens en de relieken die zijn leven na zijn dood voortzetten. Het levensverhaal van de Boeddha was ook voor kunstenaars een bron van inspiratie. De oudste afbeeldingen zijn zelfs ouder dan de teksten. Het zijn stenen reliëfpanelen uit India die uit de tweede eeuw voor Chr. stammen. Ze staan aan het begin van een beeldtraditie die zich in de loop van de tijd standaardiseert, maar ook aan nieuwe culturen aanpast. Vaak zien we het verhaal in een omgeving die lokaal herkenbaar is: Chinese gebouwen en natuur in de Chinese afbeeldingen; Thaise tempels en kleding in de Thaise schilderingen. In deze geschenkuitgave bij de tentoonstelling ‘De Boeddha’ laten we drie topstukken zien: een spectaculaire 35 meter lange doek, uit Thailand of Laos, die onlangs aan de eigen collectie werd toegevoegd; en twee prachtig geïllustreerde handschriften, uit China en Myanmar, in bruikleen van The British Library. De lange doek laat het één-nalaatste leven van de Boeddha zien, als hij de vrijgevige prins Vessantara is. De doek is hier in zijn geheel gereproduceerd en van uitgebreide uitleg voorzien. De twee handschriften tonen episoden uit het laatste leven van de Boeddha als hij de Boeddha, ‘de Ontwaakte’, wordt. Door deze kunstwerken en de kracht van de verhalen die ze vertellen, kunnen we de betekenis van de Boeddha voor boeddhisten wereldwijd beter begrijpen.


De Vessantara Jataka Het levensverhaal van de Boeddha omvat niet alleen het verhaal van Prins Siddhartha die Boeddha wordt, maar ook de verhalen over zijn vorige levens, de Jataka’s. Als de Boeddha, vlak voor zijn ontwaking, tot een steeds dieper bewustzijn komt, herinnert hij zich deze. Bij verschillende gelegenheden vertelt hij ze aan zijn leerlingen. Eén van de meest uitgebreide verzamelingen is een Pali tekst die 547 vorige levens van de Boeddha beschrijft. Deze tekst is vooral bekend in Sri Lanka en Zuidoost-Azië. De eerste verhalen zijn kort en vaak is de Boeddha een dier, bijvoorbeeld een hert dat een verdrinkende man redt. Maar hij is ook een brahmaan, een koopman, of een koning, bijvoorbeeld. Naarmate de tekst vordert, worden de verhalen langer. De laatste tien hebben een speciale plaats in het theravada boeddhisme. De Bodhisattva – de naam voor de Boeddha als hij nog niet Boeddha is – brengt in deze verhalen zijn deugdzaamheid tot perfectie. Zo toont de Sama Jataka liefdevolle vriendelijkheid, de Mahosadha Jataka wijsheid en de Vessantara Jataka ultieme vrijgevigheid. De Vessantara Jataka is het laatste, 547ste geboorteverhaal in deze Pali tekst. Het is één van de populairste verhalen van het theravada boeddhisme. Het verhaal vertelt van de uitermate vrijgevige Prins Vessantara. Al vanaf zijn geboorte geeft hij alles weg. De climax van het verhaal is wanneer hij met pijn in het hart zijn kostbaarste bezit, zijn twee kinderen, aan een brahmaan geeft die ze vervolgens, als zijn slaafjes, slecht behandelt. Tenslotte geeft Vessantara ook zijn vrouw weg. Maar uiteindelijk krijgt

ieder wat hij verdient: Vessantara wordt eerst met zijn vrouw en daarna met zijn kinderen herenigd en samen keren ze terug naar het paleis; de slechte brahmaan komt daarentegen door vraatzuchtig overeten aan zijn eind. Door zijn uitermate altruïstische vrijgevigheid vergroot Prins Vessantara zijn deugdzaamheid en religieuze verdienste zo, dat hij in zijn volgende, laatste leven de Boeddha kan worden. In 2014 verwierf het Nationaal Museum van Wereldculturen met financiële steun van het Mondriaanfonds een unieke meterslange doek uit Thailand of Laos met de afbeelding van de Vessantara Jataka. Dergelijke doeken worden nog niet zo lang verzameld. Slechts tien andere van dergelijke doeken zijn wereldwijd in museumcollecties bekend. Het lange verhaal over Prins Vessantara, 60 pagina’s in de uitgave van E.B. Cowell, is in 45 scènes op deze katoenen doek afgebeeld. Hier worden ze in 19 secties beschreven. De doek is ongeveer 90 cm hoog en 35 meter lang. Het is een kleurrijke doek met een heldere tekening. Hij komt uit Noordoost-Thailand (Isan) of het aangrenzende deel van Laos. In de Thai-Lao traditie bestaat het Vessantara verhaal uit 13 delen (kan). De namen van de verschillende kan zijn in dikke letters bovenaan de doek te vinden. In dit gebied heeft vrijwel elke boeddhistische tempel (wat) zo’n doek, die jaarlijks tevoorschijn wordt gehaald voor het Bun Phra Wet feest, het grote ritueel ter vermeerdering van verdienste (bun), waarin Vessantara (Phra Wet) centraal staat. Vessantara Jataka doek. Noordoost-Thailand of Laos, geschilderd katoen, midden 20ste eeuw; NMVW 7006-1.

Tijd en plaats lopen soms wat door elkaar op de doek. Volg de nummers op de doek om het verhaal chronologisch te kunnen lezen: 1 De god Indra begeleidt Phusati, de moeder van Vessantara, vanuit de hemel naar de aarde. Op de doek zit hij in de lucht voor haar. Hij schenkt Phusati, die voor hem knielt, tien wensen voor haar leven op aarde. Ze wenst dat ze in het koninkrijk van Sivi zal leven en een zoon zal krijgen. Haar wensen worden vervuld. Ze wordt uitgehuwelijkt aan Sanjaya, de zoon van de koning van Sivi. Zij worden koning en koningin. Phusati krijgt al snel een zoon, Vessantara. Links onder zien we Vessantara als kleine baby. Hij is zeer vrijgevig, zoals al meteen vanaf zijn geboorte duidelijk is. Zodra hij geboren wordt, zegt hij tegen zijn moeder: ‘Moeder, ik wil iets schenken; is er iets dat ik kan schenken?’ Zijn moeder geeft hem een buidel met duizend geldstukken. Ze heeft ze hier in haar linker hand om aan Vessantara te geven. De geldbuidel is het eerste dat Vessantara weggeeft. 2 Acht brahmanen uit een naburig koninkrijk vragen Vessantara, die inmiddels volwassen is, om hun zijn witte olifant te schenken. In hun koninkrijk is alsmaar droogte. Als een laatste redmiddel stuurt de koning de acht brahmanen om de witte olifant te vragen. Deze gelukbrengende olifant zal voor regen zorgen. De koning weet dat Vessantara heel vrijgevig is en de olifant zeker zal geven. Hier zit Vessantara op de witte olifant. Hij heeft een waterkruik in zijn hand, waarmee hij water over de eerste brahmaan sprenkelt. Zo wordt het geschenk van de olifant bezegeld.

3 Vessantara wordt uit het koninkrijk verbannen, omdat hij de gelukbrengende olifant weg heeft gegeven. Op het hoogste niveau van het paleis zitten koning Sanjaya en koningin Phusati. Rechts van hen zitten Vessantara en zijn vrouw Maddi en daarachter hun twee kinderen: Jali, een jongen, en Kanhajina, een meisje. Het lijkt of hier meerdere momenten zijn samengevoegd: de koning bericht Vessantara over de verbanning; Vessantara vertelt dit aan zijn vrouw; Phusati hoort van het bericht en vraagt aan de vorst waarom hij dit doet. Deze antwoordt dat zijn plicht als koning belangrijker is dan zijn persoonlijke geluk. In de tekst volgt een ellenlange weeklacht van Phusati, die eindigt met de woorden: ‘Mocht jij ondanks mijn weeklacht toch mijn onschuldige zoon verbannen, dan geloof ik dat mijn leven voorbij is.’ 4 Vessantara wordt verzocht om onmiddellijk naar het bos te vertrekken. Hij vraagt een dag uitstel, zodat hij nog gelegenheid heeft om ‘de grote gift van 700’ te doen. Deze bestaat uit ‘700 olifanten, 700 paarden, 700 wagens, 700 meisjes, 700 koeien, 700 mannelijke en vrouwelijke slaven, eten, drinken en sterke drank’. Daarna zal hij vertrekken. Hier zien we hem met een dienaar die een parasol boven zijn hoofd houdt. Voor hem knielen figuren met grote oranje kommen om de geschenken in ontvangst te nemen. 5 Vessantara neemt afscheid van Maddi en raadt haar aan om met een andere man te trouwen. Zij wil echter met hem mee. Hij waarschuwt haar dat het zwaar zal zijn in het bos, maar zij zegt: ‘Op welke reis jij


ook vertrekt, ik zal daar zijn. Geef mij de keuze tussen een gezamenlijke dood of een leven zonder jou en ik zal kiezen voor de dood, tenzij ik je kan vergezellen waar jij gaat.’ Hier gaan ze met zijn allen op weg in een wagen getrokken door twee paarden. Twee wagens vol met kostbaarheden zijn hier al weggegeven. Bij het weggaan komen ze vier brahmanen tegen die niet hadden gedeeld in het geschenk van de 700 dingen. Ze vragen om de paarden, die Vessantara onmiddellijk afstaat. 6 Vier goden nemen als herten de plaats in van de paarden. Dan komen er nog twee brahmanen. Zij vragen om de wagen, die Vessantara ook weggeeft. 7 Vanaf dat moment gaan ze te voet. Vessantara vraagt Maddi om de kleine Kanhajina te dragen. Hij draagt zelf haar grotere broer Jali, die zwaarder is. Onderweg bezoeken ze eerst een oom. Daarna komen ze iemand tegen, aan wie ze de weg vragen naar de berg Vamka, hun plaats van verbanning. In de tekst wordt verteld dat de god Indra opdracht geeft aan de goddelijke architect om een kluizenarij te maken op die berg. Hij maakt twee hutjes, een voor Vessantara en een voor Maddi en de kinderen. Hij schrijft erop: ‘Deze gebouwen zijn voor wie een kluizenaar wil zijn.’ 8 Hier verschuift de aandacht van het verhaal naar de slechte brahmaan Jujaka. Deze had geld gekregen en had dat, op zoek naar meer geld, achtergelaten bij een familie in zijn dorp. Die had het geld echter opgemaakt. Om hun schuld af te lossen, geven ze hun dochter, Amittatapana, aan

de brahmaan. Jujaka is de lelijke man met ontbloot bovenlijf en een tas.

Hij geeft hem eten en wijst hem de weg. Verderop wijst ook een asceet hem de weg.

9 Amittatapana zorgt goed voor Jujaka. Andere jonge brahmanen zijn jaloers op deze oude man. Zij zijn jong en worden niet zo goed door hun vrouwen verzorgd. Ze spreken hun echtgenotes hierop aan. Die vinden dat niet leuk. Ze besluiten Amittatapana uit het dorp te verjagen. Ze pesten haar met haar oude man, als ze bij de rivier water komt halen. Zij komt huilend terug. Jujaka vraagt wat er aan de hand is en stelt voor dat hij dan zelf wel water zal halen. Dat zou een schande zijn. Als hij dat zou doen, zo dreigt Amittatapana, zal ze hem verlaten. Hij kan ook een slaaf aanschaffen, stelt ze voor. Maar dat kan hij niet betalen. ‘Ga dan naar Vessantara’, zegt ze. Die zal hem zeker geven wat hij ook maar vraagt. Jujaka doet wat zijn vrouw hem vraagt. We zien hem met een stok en een tas met proviand op weg gaan.

11 Vessantara en Maddi lopen hier met hun kinderen op de arm door het bos. Zij zien allerlei wonderlijke beesten, zoals een olifant-vogel en een hele lange slang. Ze hebben de kluizenarij nog niet gevonden.

10 Jujaka is op reis. Hij wordt door honden achterna gezeten, waardoor hij van het pad afraakt en de weg kwijt raakt. De honden bijten in zijn voet en been, als hij in een boom is geklommen om zichzelf te redden. Hij roept in het rond wie hem kan helpen om Vessantara te vinden. Een bosopziener die dit hoort, weet meteen dat het hier gaat om een kwaadwillende brahmaan die Vessantara zal vragen om Maddi en zijn kinderen. Hij besluit hem daarom te doden. Hij trekt zijn boog al. Jujaka legt uit dat hij alleen maar goede bedoelingen heeft en Vessantara juist terug naar het koninkrijk wil brengen. De jager is blij en laat hem gaan. Hij bindt zijn honden vast en laat Jujaka uit de boom komen.

12 Links komt Jujaka bij de kluizenarij van Vessantara aan. Het is al laat en hij besluit niet meteen bij hem aan te kloppen. Hij vermoedt dat Maddi al terug is van haar zoektocht naar eten in het bos en dat die zijn plannetje in de weg zal staan. Hij besluit om pas de volgende dag, zodra zij op pad is, bij Vessantara om de kinderen te vragen. Op een heuvel zoekt hij een lekkere plek om te slapen. De tekst vertelt dat Maddi vroeg in de ochtend een kwade droom heeft. Ze droomt dat een man haar wegsleept, haar twee ogen uitsteekt, haar twee armen afhakt, haar borst opensnijdt en haar hart eruit haalt. Ze gaat naar de hut van Vessantara in de hoop dat hij haar droom uit kan leggen. Vessantara weet wat de droom betekent: de perfectie van zijn vrijgevigheid is nabij, want hij zal zijn kinderen kunnen weggeven. Hij stelt Maddi echter gerust. Als ze vertrekt om vruchten te zoeken, geeft ze haar kinderen wel een extra knuffel en drukt ze hen op het hart om voorzichtig te zijn. Rechts, bij de kluizenarij, zien we Jujaka voor Vessantara zitten. Vessantara bezegelt het geschenk van zijn kinderen door water uit een kruik over Jujaka te sprenkelen. De twee kinderen verstoppen zich echter onder lotusbladen in de vijver. Hun vader laat ze er onder vandaan komen. Jujaka neemt de huilende kinderen mee en pakt een liaan om ze mee vast te binden.

13 Rechts zien we Maddi die eten zoekt. Ondanks haar nare droom, is ze toch weggegaan. Ze probeert met een stok vruchten uit een boom te halen; eronder zien we haar nog een keer, terwijl ze naar eten zoekt in de grond en in water. In het midden wordt Maddi door wilde dieren omgeven. De goden, die ook boven in de lucht zijn afgebeeld, zijn hier in dieren veranderd om ervoor te zorgen dat ze niet te vroeg thuis komt. 14 Maddi komt terug en ontdekt dat haar kinderen weg zijn. Vol verdriet gaat zij hen zoeken. 15 In hetzelfde gebouw waarin Vessantara eerder zijn kinderen weggaf, zien we helemaal rechts nogmaals Vessantara. Hier schenkt hij water over de armen van de god Indra, die zich als een brahmaan heeft vermomd. Om Vessantara nog verder op de proef te stellen, vraagt hij om Maddi. In het midden is een derde afbeelding van Vessantara, nu met Maddi achter zich en de god Indra in zijn goddelijke gedaante tegenover zich. Indra maakt dit geschenk van Vessantara weer snel ongedaan door Maddi onmiddellijk weer terug te geven. In het gebouw zien we dus links en rechts het toppunt van Vessantara’s vrijgevigheid. De doek is hier vervaagd en ingescheurd. Waarschijnlijk is hij hier veelvuldig aangeraakt vanwege de zegende werking van dit deel van het verhaal. 16 Jujaka is al op de terugweg met de twee vastgebonden kinderen. Onderweg rusten ze uit. Bang voor wilde dieren, klimt Jujaka in een boom. Hij hangt er een hangmat in om rustig te kunnen slapen.


De kinderen laat hij onder de boom staan, beiden met hun arm aan een touw dat hij aan de boom heeft vastgemaakt. 17 Hier zitten de koning en de koningin, Sanjaya en Phusati, op een verhoogd gedeelte in het paleis. Links maakt Jujaka zijn opwachting bij hen. De koning en koningin herkennen hun kleinkinderen en kopen de kinderen los. Ze overladen Jujaka met kostbaarheden, eten en vrouwen. Rechts van het verhoogde gedeelte zien we Jujaka nog een paar keer te midden van potten met rijkdom en eten. Links houdt hij een pot aan zijn mond. Door overeten komt hij uiteindelijk aan zijn eind. 18 De hele koninklijke familie gaat in processie met gevolg naar het bos om Vessantara en Maddi terug te halen naar het koninkrijk. Hier is de familie herenigd. Vessantara en Maddi zitten links in het hoger gelegen gebouw. De koning knielt er voor, met op afstand achter zich de koningin en de twee kinderen met vijf hofdames. 19 In een lange processie keren ze allemaal terug naar het paleis.

Een Chinees Leven van de Boeddha Geïllustreerde boeken die het leven van de Boeddha navertellen, werden sinds de vijftiende eeuw veelvuldig in China geproduceerd. Zelfs daarvoor was er al een sterke band tussen boeddhisme en boekdrukkunst. Men zag het reproduceren van boeddhistische teksten als een manier om verdienste te verzamelen. Het oudst bekende gedrukte document in China is een kopie van de Diamantsoetra, een boeddhistische tekst. Het hier getoonde negentiende-eeuwse handschrift van The British Library vertelt het leven van de Boeddha in levendige en kleurrijke illustraties. De lijnen van deze afbeeldingen werden eerst met blokdruk in het zwart gedrukt en vervolgens met de hand ingekleurd. Het gemak van 1

de blokdruk, die snel en goedkoop afbeeldingen kon reproduceren, had tot gevolg dat er verschillende conventies ontstonden om scènes af te beelden. Zo zien we bijvoorbeeld de conceptie en de geboorte van de Boeddha in een typisch Chinese stijl. Het is wel opmerkelijk dat er in dit handschrift geen enkele tekst is. Ook is de leesvolgorde van links naar rechts, anders dan gebruikelijk is in Chinese boeken, en is het boek een vouwboek. Waarschijnlijk maakten deze afbeeldingen oorspronkelijk deel uit van een geïllustreerd boek, maar zijn zij er later uitgesneden en samen opnieuw gebonden in dit visueel opmerkelijke formaat. De verstoorde volgorde van de levensgebeurtenissen in het tweede, derde en vierde deel bevestigt de indruk dat de afbeeldingen ooit uit elkaar werden gehaald. Met de verspreiding van het boeddhisme door Azië ontstonden ook regionale verschillen in het vertellen van het levensverhaal van de Boeddha, dat vaak in acht belangrijke momenten wordt verdeeld. In Zuid- en Zuidoost-Azië zijn vier hiervan wonderen die de Boeddha verricht om zijn bovennatuurlijke krachten te vertonen. In Oost-Azië wordt de nadruk gelegd op gebeurtenissen die eerder in zijn leven plaatsvinden, zoals zijn conceptie en geboorte. Dit handschrift van The British Library vertelt voornamelijk episodes die populair waren in OostAzië; enkele zijn specifiek voor het China van de negentiende eeuw. Hier zijn tien gebeurtenissen uit het levensverhaal van de Boeddha geselecteerd die in alle tradities belangrijk zijn.


Handgekleurd blokboek, gevouwen concertina, met zijde gebonden. 4 delen. China. 1808. The British Library, MS Or 13217 1-4. Afbeeldingen met dank aan The British Library.

1 Conceptie Voor de geboorte van de Boeddha droomt Maya, de koningin van de Shakyas, dat een witte olifant uit de hemel afdaalt en haar zijde binnenkomt. Als zij wakker wordt, is ze zwanger. Hier zien we de ziel van de Boeddha zittend op de olifant. Deze wonderlijke conceptie maakt duidelijk dat de jonge prins een heel bijzonder persoon zal zijn. 2 Geboorte De geboorte van de Boeddha vindt plaats in een prachtig bos in Lumbini. Zonder enige pijn en terwijl zij zich vasthoudt aan een shalaboom, baart de koningin de prins. Niet alleen zijn conceptie, ook zijn geboorte is wonderlijk. Hij wordt geboren 2

uit de zijde van zijn moeder en wij zien hem hier als een kleine gouden baby uit haar mouw tevoorschijn komen. Vandaag de dag is zijn geboorteplaats, Lumbini in Nepal, nog steeds een belangrijk bedevaartsoord voor boeddhisten. Onmiddellijk na zijn geboorte, komen er hemelse draken tevoorschijn die water over hem heen gieten. De baby gaat staan en neemt zeven stappen. Bij elke stap groeit er een lotus onder zijn voeten. Tenslotte heft hij zijn hand op en verkondigt hij dat dit zijn laatste leven zal zijn. Zoals gebruikelijk in mahayana afbeeldingen, zien we allerlei godheden in deze scènes. Zij vieren eerst zijn geboorte in de hemel en vereren daarna het gouden kind. De baby krijgt de naam Siddhartha, ofwel ‘hij die zijn doel bereikt’. Niet lang na zijn geboorte, voorspelt een waarzegger dat Siddhartha zal uitgroeien tot ofwel een

grote heerser ofwel een spiritueel leider. De koning, die wenst dat zijn zoon hem als koning zal opvolgen, besluit hem op te voeden in alle luxe die een mens maar wensen kan. Hij tracht zo te voorkomen dat hij ook maar enige vorm van lijden ziet die hem op het spirituele pad zou kunnen brengen. 3 Vier ontmoetingen Tegen de tijd dat Siddhartha een jonge man is, met een vrouw en een zoon, kent hij alleen maar luxe en genot. Als hij zich begint te vervelen binnen de paleismuren, haalt hij zijn vader over om hem buiten het paleis te laten gaan. Vergezeld door hovelingen en dienaren, maakt de prins vier tochtjes buiten het paleis. Elke keer als hij het paleis uitgaat, ziet hij iets dat vragen oproept over zijn leven tot dan toe. In dit handschrift zijn slechts twee van deze tochtjes afgebeeld. Rechts ziet de 3

Boeddha een dode man, die door kraaien wordt aangevreten, terwijl zijn ziel opstijgt. Dit volgt op twee eerdere uitstapjes, wanneer Siddhartha eerst een oude man en daarna een zieke man ziet. Links ziet de prins een asceet, die te herkennen is aan zijn roze aureool. De ongebruikelijke volgorde van deze afbeeldingen is nog een aanwijzing dat dit waarschijnlijk niet de originele vorm van het handschrift is. De volgorde van de scènes loopt van links naar rechts, terwijl de leesrichting van Chinese boeken net andersom is. In het geval van deze twee scènes is dat echter niet het geval. Ze moeten van rechts naar links worden gelezen, wil men het verhaal begrijpen. Het is mogelijk dat de volgorde van deze twee pagina’s niet werd gewijzigd om de aantrekkelijke symmetrie in de Boeddha’s processie niet te verstoren.


4 Het grote vertrek Na zulk leed gezien te hebben, realiseert Siddhartha zich dat ook hij, ondanks zijn luxueuze leven, niet aan menselijk leed 4

kan ontsnappen. Het vreedzame beeld van de heilige asceet doet hem besluiten om zijn koninklijke leven en zijn familie op te geven en ook als rondtrekkende asceet een bestaan van spirituele contemplatie te zoeken. Maar het is niet gemakkelijk om het paleis te verlaten, want zijn vader is niet van plan hem te laten gaan. De goden komen Siddhartha echter te hulp en dragen hem en zijn witte paard, Kanthaka, over de paleismuren. Eenmaal buiten de stad, snijdt Siddhartha zijn haar af en reist hij verder alleen te voet door. Deze episode is in het Birmese handschrift uitgewerkt. 5 Leraren Dit Chinese handschrift toont ook hoe Siddhartha de beroemde spirituele leraar Arada ontmoet en bij hem in de leer gaat. Arada onderwijst yoga meditatie en op de achtergrond zien wij hoe zijn studenten zich hierin oefenen. Opmerkelijk is dat

5

Siddhartha hier met zijn benen naar beneden zit; daarna zit hij in vrijwel alle afbeeldingen met gekruiste benen in een houding van meditatie. Siddhartha is een gretige leerling en het duurt niet lang voordat Arada erkent dat hij hem niets meer kan leren. De volgende zes jaar experimenteert Siddhartha met een extreem ascetisch leven. Soms leeft hij op niet meer dan een korrel rijst per dag. Als hij, al bijna dood door ondervoeding, aan het mediteren is, brengt een meisje uit de omgeving, Sujata, hem een kom met rijst. Haar dienares, Uttara, knielt achter haar. Dit doet Siddhartha beseffen dat vasten niet het antwoord is op het leed in de wereld; hij besluit een andere methode te volgen. 6 De aanval van Mara Siddhartha gaat in meditatie onder een vijgenboom zitten en zweert deze plek niet te verlaten totdat hij de waarheid, waar 6

hij al zo lang naar zoekt, heeft gevonden. Dat gaat niet zonder slag of stoot. De demonenvorst Mara, heer van verleiding en leed, probeert Siddhartha van zijn doel af te houden, eerst door hem met zijn drie mooie dochters te verleiden, en dan door hem met zijn leger aan te vallen. Sommige boeddhistische scholen interpreteren de aanval van Mara als een symbolische en mentale strijd, waar de Boeddha zich doorheen moet worstelen om tot ontwaking te komen. Hier zien we hoe Mara zijn leger op Siddhartha afstuurt. De angstaanjagende wapens van de demonen zijn echter krachteloos tegen het aura dat de Boeddha door zijn meditatieve rust en aandacht omgeeft. De wapens die er wel in doordringen, veranderen op miraculeuze wijze in bloemen. Hoewel Siddhartha rustig onder de boom blijft zitten, zijn de demonen toch


snel verslagen. De overgebleven strijders buigen smekend voor hem neer. 7 Ontwaking Na Mara verslagen te hebben, vervolgt Siddhartha zijn meditatie. Gaandeweg komt hij tot het besef van de drievoudige kennis: de kennis van zijn vorige levens en de vorige levens van anderen; de kennis van de werking van karma; en de kennis dat hij uiteindelijk los is van de hechting die leed veroorzaakt en schepsels in de cyclus van leven en dood vasthoudt. In deze scène reikt de Boeddha naar de aarde met zijn hand in de bhumisparshamudra. Met dit gebaar roept hij de aarde aan om getuige te zijn van zijn ontelbare deugdzame daden in dit leven en al zijn vorige levens. In sommige versies van het verhaal wordt Mara hierdoor definitief verslagen. Hier zien we het aanroepen van de aarde, nadat Mara al is verslagen. 7

Het markeert hier het moment dat hij de Boeddha wordt, ‘de Ontwaakte’. Ook hier zien we opnieuw verschillende goden die dit belangrijke tafereel gadeslaan. 8 Eerste preek Niet lang na zijn ontwaking, houdt de Boeddha zijn eerste leerrede in het hertenpark in Sarnath, een plaats waar herten vrij rondlopen. Sprekend tot zijn eerste vijf leerlingen, de eerste monniken van het boeddhisme, legt hij de Vier Edele Wijsheden uit: dat er lijden is; dat er een oorzaak is voor lijden; dat het mogelijk is het lijden op te heffen; en dat er een weg is om het lijden op te heffen, het Achtvoudige Pad, dat een leven van matiging aanbeveelt. De Boeddha wordt hier afgebeeld met een vorm van vitarkamudra, de handhouding van onderwijzen, die vaker in mahayana boeddhistische kunst wordt gebruikt voor dit moment. 8

Omdat de volgorde van sommige afbeeldingen door elkaar is geraakt, is het moeilijk te zeggen of deze afbeelding inderdaad de eerste les van de Boeddha toont. Vijf monniken knielen voor hem. Dat zouden zijn eerste vijf leerlingen kunnen zijn. Er zijn echter ook vele andere figuren, ook monniken, op de afbeelding te zien, hetgeen zou kunnen duiden op een latere preek. De Boeddha herhaalde de belangrijke lessen van zijn eerste preek in zijn vele andere preken, die hij rondtrekkend als spiritueel leraar later gaf. 9 Het verrichten van wonderen Als de Boeddha 35 jaar is, komt hij tot ontwaking en geeft hij zijn eerste preek. Vanaf dat moment tot aan zijn dood, reist hij al onderwijzend rond. Al snel trekt hij veel volgelingen voor zijn Sangha (gemeenschap van monniken). In Zuiden Zuidoost-Azië worden de verhalen 9

over de vier wonderen die hij verricht in deze periode veelvuldig verteld. Hoewel deze wonderen in China niet dezelfde populariteit genieten, zijn twee ervan wel in dit handschrift afgebeeld. Eén van de meest indrukwekkende wonderen vindt plaats nadat de Boeddha wordt uitgedaagd door een groep asceten. Om zijn kracht aan hen te demonstreren, laat hij verschillende wonderbaarlijke dingen zien: hij laat vuur en water uit zichzelf tevoorschijn komen, hij vliegt door de lucht en vermenigvuldigt zijn verschijning duizendmaal. Hier zien we hoe de Boeddha zichzelf omringt met vuur, terwijl in het licht dat uit zijn hoofd schijnt verschillende Boeddha’s verschijnen. De asceten worden overtuigd door dit vertoon van bovennatuurlijke kracht, bekeren zich en sluiten zich aan bij de Sangha.


Niet alle wonderen van de Boeddha waren erop gericht om mensen te imponeren en te bekeren. Eens ging de Boeddha naar de Trayastrimsha hemel om zijn moeder te onderwijzen, die zeven dagen na zijn geboorte was overleden. Na drie maanden keerde hij terug naar de aarde. We zien hier hoe de Boeddha afdaalt tussen kleurrijke wolken, vergezeld door vele godheden. Een belangrijk detail is het beeld van de Boeddha dat naar hem gedragen wordt. Dit is het allereerste beeld van de Boeddha. Er was een koning die de Boeddha zo erg miste, dat hij een beeld van de Boeddha liet maken. Toen de Boeddha terugkeerde, gaf hij het beeld zijn zegen. Dit verhaal is om twee redenen belangrijk: het geeft aan dat men geen probleem zag in het maken van beelden en het suggereert dat Boeddhabeelden werkelijk naar het evenbeeld van de Boeddha zijn gemaakt, omdat ze 10

gebaseerd zijn op een beeld dat tijdens zijn leven werd gemaakt. 10 Dood en parinirvana Toen de Boeddha de leeftijd van tachtig had bereikt, kondigde hij aan dat hij spoedig de wereld zou verlaten. Liggend op zijn zij vraagt hij zijn volgelingen driemaal of ze nog vragen hebben. Er zijn geen vragen en de Boeddha verlaat het leven. Opmerkelijk is dat we geen ziel zien opstijgen, zoals bij andere afbeeldingen. De reden is dat de Boeddha niet langer aan het leven is gehecht en daarom niet herboren zal worden. Hij bereikt de doodloze staat van parinirvana. Hoewel de Boeddha er sereen uitziet in zijn laatste momenten, zien we groot verdriet bij zijn volgelingen, als zij naar hem reiken om hem voor de laatste keer aan te raken.

Nadat de Boeddha was overleden, werd zijn lichaam in een kist geplaatst. Eén van zijn volgelingen had het slechte nieuws te laat gehoord en kwam te laat. Hij was diep bedroefd dat hij geen afscheid van zijn meester kon nemen. Dan gebeurt er nog een allerlaatste wonder. De voeten van de Boeddha verschijnen door de kist, en de leerling betuigt zijn laatste eerbetoon. Na de crematie worden de relieken van de Boeddha onder acht koningen verdeeld. Ook al is de Boeddha er zelf niet meer, zijn relieken zullen nog 5000 jaar vereerd worden.

Het Grote Vertrek Dit rijk versierde, traditionele Birmese vouwboek, parabaik, is het derde deel in een serie over het leven van de Boeddha. Een parabaik wordt gemaakt door vele lagen papier samen te lijmen. Het sterke en harde materiaal wordt daarna beschilderd met waterverf en goudverf. Dit deel toont het Grote Vertrek van Siddhartha, de toekomstige Boeddha, uit het paleis van zijn vader. Het volgt zijn bewegingen in detail tot hij zijn eerste leraren ontmoet die hem op weg helpen op zijn spirituele zoektocht die uiteindelijk leidt tot zijn ontwaking en verlossing. Parabaik. Mandalay, Myanmar, waterverf op papier, 19de eeuw. The British Library MS Or 4762. Afbeeldingen met dank aan The British Library.

1 Prins Siddhartha heeft besloten om het paleis te verlaten en hij geeft zijn dienaar Chandaka opdracht om zijn paard klaar te maken voor vertrek. Op de vloer van zijn kamer liggen danseressen en zangeressen te slapen. De koning had de mooiste vrouwen van het land uitgezocht om zijn zoon te vermaken, maar het beeld van de slapende vrouwen, die er onaantrekkelijk bij liggen, doet Siddhartha alleen maar denken aan de dood. 2 Voordat hij weggaat, kijkt Siddhartha nog één laatste keer naar zijn vrouw Yashodhara en zijn zoontje Rahula. Beiden liggen rustig te slapen en Yashodhara heeft een hand op het hoofd van hun zoon gelegd. Eventjes overweegt Siddhartha om de baby in zijn armen te nemen, maar hij weet dat hij zijn vrouw dan wakker zal maken. Hij draait zich om en vertrekt.


3 Siddhartha bestijgt zijn trouwe paard Kanthaka, maar het zal niet makkelijk zijn om onopgemerkt de stad te verlaten. De poorten zijn gesloten en bewakers houden de wacht. Gelukkig komen de goden te hulp. Hier dragen ze Siddhartha en zijn paard over de muren van de stad, terwijl Chandaka zich vastgrijpt aan de staart. 4 De prins is nog maar net buiten of Mara verschijnt en blokkeert de weg. Hij probeert hem te overtuigen dat hij om moet keren, want hij zal een machtige koning worden, heerser van alle vier de continenten, als hij maar terugkeert. Vastberaden zet Siddhartha zijn tocht voort. 5 Siddhartha en Chandaka reizen in één dag door drie koninkrijken. De volgende dag komen ze aan bij de grote rivier Anoma, dertig mijl van huis. Met één grote sprong steekt het paard de rivier over en en brengt hij hen aan de overkant. 6 Daar neemt Siddhartha zijn zwaard en snijdt hij zijn lange haren af. Hij gooit het haar omhoog, terwijl hij zegt: ‘Mocht ik echt een Boeddha worden, laat dit haar dan naar de hemel opstijgen. Zo niet, laat het dan op de grond vallen’. De god Shakra (Indra) vangt het haar op en brengt het naar de Trayastrimsha hemel. 7 De goden verschijnen en schenken Siddhartha alle benodigdheden voor een monnik: gewaden, bedelkom, zeef, naald, en riem. Hij neemt zijn juwelen af en trekt zijn prinselijke gewaden uit.

8 Het is nu tijd voor Siddhartha om Chandaka en Kanthaka vaarwel te zeggen. De twee staan niet te popelen om zonder de prins terug te keren. Chandaka keert huilend terug en het paard overlijdt van verdriet. 9 Na zeven dagen komt Siddhartha aan bij Rajagriha, de hoofdstad van Magadha. Hij komt de stad binnen en gaat rond met zijn bedelkom om eten in ontvangst te nemen. Zijn verschijning leidt tot zoveel opwinding dat het zelfs koning Bimbisara ter ore komt. 10 Koning Bimbisara geeft zijn dienaren opdracht om de vreemdeling te volgen. Zij vertellen hem dat Siddhartha daadwerkelijk de onsmakelijke brei van eten in zijn kom opat. De koning is onder de indruk en besluit een bezoek aan Siddhartha te brengen. Als hij hem ziet, is hij ervan overtuigd dat deze man een Boeddha zal worden. Hij biedt Siddhartha zijn halve koninkrijk aan. Siddhartha weigert dit, maar belooft wel om na zijn ontwaking Magadha te bezoeken. 11 Siddhartha reist verder en ontmoet zijn eerste twee leraren, Arada en Rudraka. Het duurt niet lang voordat zij alles wat ze weten aan Siddhartha hebben onderwezen. Hij komt tot de conclusie dat hun methodes niet voldoen om nirvana te bereiken. Hij verlaat hen en reist alleen verder.

Bibliografie Naomi Appleton, Sarah Shaw en Toshiya Unebe, Illuminating the life of the Buddha: an illustrated chanting book from eighteenth-century Siam. Oxford, 2013. E.B. Cowell (ed.), The Jātaka, or stories of the Buddha’s former births, deel VI. London, 1973. (Vessantara Jataka: www.sacred-texts.com/bud/j6/j6013.htm). Patricia M. Herbert. The Life of Buddha. British Library, 1993. John Kieschnick, The Impact of Buddhism on Chinese Material Culture. Londen, 2003 Leedom Lefferts & Sandra Cate, Buddhist storytelling in Thailand and Laos: the Vessantara Jataka scroll at the Asian Civilisations Museum. Singapore, 2012. Leedom Lefferts & Sandra Cate, ‘Constructing multiple narratives in Theravada Buddhism: the Vessantara painted scrolls of Northeast Thailand and Lowland Laos’, in A. Green (ed.), Rethinking visual narratives from Asia, pp. 229-243. Hong Kong, 2013. Julia K. Murray, ‘The Evolution of Pictorial Hagiography in Chinese Art: Common Themes and Forms’ in Arts Asiatiques 55(1): 81-97, 2000 Clarissa von Spee (ed.), The Printed Image in China: From the 8th to the 21st Centuries. Londen, 2010.



The Life of the Buddha

1 The Vessantara Jataka 2 A Chinese Life of the Buddha 3 The Great Departure


Introduction The Buddha is one of the most inspiring figures in world history. He lived in northern India around the fifth century BC. He must have been a charismatic teacher who captivated his audience. After he passed away, his pupils continued to spread his words. They were written down several centuries later. Many Buddhist texts therefore begin with the words: ‘Thus I have heard’. The Buddha’s teachings quickly attracted growing numbers of followers. From the third century BC Buddhism began to spread, first to large parts of Asia and, from the nineteenth century onwards, also to other parts of the world. Buddhism has changed over time. There are now many different strands of Buddhism, and each region has its own traditions. They all however agree on the key role of the Buddha.

Texts by Rebecca Bray Karwin Cheung Marijke Klokke

Although it is clear that the Buddha lived a human life, we know little about him as a historical person. We do know his life story, however, as it has developed over many centuries and still plays a role in festivals, rituals and pilgrimages. According to the texts, the Buddha himself recounted his life story. Whatever its grounding in history, people have been passing on, rewriting and republishing the story for centuries, because they deemed it valuable. The Museum Volkenkunde’s ‘De Boeddha’ exhibition shows how the life story of the Buddha has continued to inspire people in different countries and regions. It encompasses not only the Buddha’s life,

but also his many previous lives and the relics that perpetuate his life even after his death. The Buddha’s life story was also a source of inspiration to artists. Indeed the earliest Buddhist depictions, on stone reliefs from India dating to the second century BC, are older than the texts. They mark the beginning of a visual tradition that includes standardised elements, yet also adapts within new cultures. Often we see the story set in local surroundings, with Chinese buildings and nature in Chinese depictions and Thai temples and clothing in Thai paintings. In this special gift publication created to accompany the ‘De Boeddha’ exhibition, we show three masterpieces: a spectacular 35 meter long scroll, from Thailand or Laos, recently added to the museum’s collection; and two beautifully illustrated manuscripts, from China and Burma, on loan from The British Library. The long scroll shows the last but one life of the Buddha, when he is the extremely charitable Prince Vessantara. It is reproduced in full and extensively explained. The two manuscripts show episodes from the last life of the Buddha when he became the Buddha, the Awakened One. Through these works of art and the power of the stories they narrate, we can appreciate even more the significance of the Buddha for believers worldwide.


The Vessantara Jataka The biography of the Buddha includes not just his life story when he became the Buddha, but also the stories of his many previous lives, the Jatakas. He remembered these lives when he was in deep meditation, nearing his awakening. He told them to his pupils on several occasions. One of the most extensive collections of Jatakas is a Pali text which tells of 547 of the Buddha’s previous lives. This text is well known in Sri Lanka and South-East Asia. The first stories are short and often the Buddha is an animal, for example, a deer who helps save a drowning man. As the text progresses, the stories get longer. The last ten stories have a special place in Theravada Buddhism. In these stories the Bodhisattva, the Buddhato-be, brings his virtue to perfection. The Sama Jataka demonstrates loving kindness, the Mahosadha Jataka wisdom, and the Vessantara Jataka ultimate generosity. The Vessantara Jataka is the 547th and final birth story of this Pali text, and is one of the most popular stories in Theravada Buddhism. It tells the life of the remarkably charitable Prince Vessantara. Even as a small child he gave everything away. At the climax of the story he gives away the most valuable things in his life, his children, to a cruel Brahmin, who takes them as his slaves. But in the end everyone gets their just reward: Vessantara is reunited with his wife and then his children, and together they return to the palace, while the evil Brahmin eats himself to his death. Through his altruistic generosity, Prince Vessantara accumulates merit and increases his virtue

to such an extent he becomes the Buddha in his next and final life. In 2014 the National Museum of World Cultures acquired a unique scroll from Thailand or Laos depicting the Vessantara Jataka. Such scrolls have only recently started to be collected, and worldwide only ten similar scrolls are kept in museum collections. This long Jataka story, 60 pages in the translation by E.B. Cowell, has been depicted on a cotton scroll in 45 scenes. Here we have divided the story into 19 sections. It is a colourful scroll with clear depictions of each scene in the narrative. The scroll originates from NorthEast Thailand (Isan) or the neighbouring area across the boarder, in Laos. According to Thai-Lao tradition, the Vessantara story consists of 13 parts (kan). The names of the different kan are written in large letters at the top of the scroll. In this area almost every Buddhist temple (wat) owns such a scroll. It is taken out every year to celebrate Bun Phra Wet, the grand ritual to accumulate merit (bun), in which the story of Vessantara (Phra Wet) plays a central role. Vessantara Jataka scroll. North-East Thailand or Laos, painted cotton, mid-20th century; NMVW 7006-1.

Time and place are mixed throughout the scroll. Follow the numbers on the scroll to view and read the story chronologically: 1 The god Indra accompanies Phusati, the mother of Vessantara, on her descent from heaven. On the scroll we see him sitting before her in the sky. According to the text he grants her ten boons for her life on earth. She wishes to live her life in the kingdom of Sivi and to have a son. It came to pass that she was wedded to Sanjaya, the son of the king of Sivi, and they became king and queen. Not long after she gives birth to a son, Vessantara. Here we see Vessantara as a baby. From the very first moment he is already charitable. Immediately after being born he asks his mother ‘Mother, I wish to make some gift; is there anything?’. His mother then gives him a purse with a thousand pieces, which we see here in her left hand. It is the first thing that Vessantara gives away. 2 Eight Brahmins ask the now adult Vessantara to give to them a white elephant. There has been a great drought in a neighbouring country. As a last resort the king of that country sent the Brahmins to ask for the white elephant. It is believed this auspicious elephant will finally bring rain to their country. They know Vessantara is well known for his charity and will surely give the elephant. We see here Vessantara sitting on the elephant. With a water jug in hand, he sprinkles water over the first Brahmin, thereby confirming the gift of the elephant. 3 Vessantara is banished from the kingdom for his act of giving away the auspicious

elephant. On the highest level sit the king and queen. To the right of them are Vessantara and his wife Maddi, and behind them their two children: Jali, a boy, and Kanhajina, a girl. It seems as if multiple moments are depicted together here: the king telling the order to Vessantara, who in turn tells it to Maddi; and the reaction of his mother Phusati who overhears it. Queen Phusati asks the king why he does this, and he answers that the duty of a king goes above his personal happiness. Phusati follows with a long complaint which ends: ‘And if you banish from the realm my unoffending son, in spite of this my sore complaint, methinks my life is done.’ 4 Vessantara is told to leave for the forest immediately. He requests to stay for one more day in order to make ‘the great gift of 700s’. This gift consists of 700 elephants, 700 horses, 700 girls, 700 cows, 700 male and female slaves, food, drink, and even liquor. After this he will leave. We see him walking with a servant behind him holding a parasol. Before him kneeling figures hold up large orange bowls to receive his gifts. 5 Vessantara says goodbye to Maddi and tells her to marry another man. Maddi however wants to follow him. He warns her that it will be dangerous in the forest but she says: ‘Whatever journey thou shalt go, I also will be there. Give me the choice to die with thee, or live from thee apart, death is my choice, unless I can live with thee where thou art.’ Here we see them all leaving together in a carriage drawn by two horses. There were two other carriages with valuables, but Vessantara has already given those away. When they leave they run into


four Brahmins who had not received any of the great gift of 700s. The Brahmins ask for the horses, and Vessantara gives these to them immediately. 6 Four gods in the shape of deer take the place of the horses, but then two more Brahmins come and they ask for the carriage, which Vessantara also gives away. 7 From then on they travel by foot. Vessantara asks Maddi to carry Kanhajina, as she is still little. He will take her older brother Jali, who is heavier. They stay at an uncle’s palace. Returning to their journey, they ask someone for directions to Vamka mountain, the place they are banished to. The text explains that the god Indra has given orders to the divine architect to build a hermitage on Vamka mountain. He builds two little huts, one for Vessantara and one for Maddi and the children. He writes on them ‘these buildings are for whomever wants to be a hermit.’ 8 Here the story switches to the evil Brahmin Jujaka. He had lent some money to another family in the the village where he lived, but when he came back for his money it turned out the family had squandered everything. Instead of the money the family gives him their daughter, Amitttatapana. We can see this scene on the left. Jujaka is the ugly man holding a bag. 9 Amittatapana takes good care of the old man, and the other young Brahmins become jealous. Even though they are young men, their wives do not take as much care for them and they reprimand their wives for this. The wives look for the

instigator and try to bully Amittatapana out of the village. When she comes to the river to get water the other women bully her for having an old husband. She returns home crying and Jujaka asks what is the matter. He tells her he will go get water from the river from now on. This, however, is not done and Amittatapana threatens to leave him if he does so. Amittatapana asks him to buy a slave, but Jujaka has no money to buy one. Then she tells him to go to Vessantara, who will give him anything he asks for. Jujaka obeys his wife and we see him leaving with a walking stick and a bag of food. 10 Jujaka goes on his way. In the forest he is chased by dogs and he loses his way. The dogs bite his leg and feet when he tries to save himself by climbing into a tree. He calls around for help and asks who can help him find Vessantara. The forest ranger who hears this knows immediately the Brahmin is up to no good and will ask Vessantara for his children. He decides to kill Jujaka and grabs his bow. Jujaka then lies, explaining that he is not anyone suspicious and only wants to bring Vessantara back to the kingdom. The forest ranger is happy to hear this and lets him go. He ties his dogs back and lets Jujaka out of the tree. He provides Jujaka with food and sends him on his way. Further on, an ascetic also points him in the right direction. 11 Vessantara and his family walk through the forest and see all kinds of magical animals, like an elephant-bird and a very long snake. They are still looking for the hermitage.

12 On the left Jujaka arrives at Vessantara’s hermitage. It is already late and he decides not to go to Vessantara directly, thinking Maddi will have returned by now from foraging in the forest. He suspects she will be in the way when he asks for the children. He climbs up on the hill and looks for a nice spot to sleep. He will visit Vessantara tomorrow while Maddi is away. The text tells us that Maddi has an ominous dream the next morning. She dreams a man drags her away, stabs out her eyes, cuts off her arms, and cuts open her chest before dragging her heart out. She goes to Vessantara hoping he can explain this dream. He understands the meaning immediately: the perfection of his generosity is near and soon he will be able to give away his children. However, he comforts Maddi and reassures her that nothing is amiss. When she leaves to look for fruits in the forests, she gives an extra hug to her children and tells them to be careful. To the right, at the hermitage, Jujaka sits in front of Vessantara and asks him for his children. Vessantara confirms the gift by pouring water over Jujaka. He calls for the two children who hide underneath the lotus leaves in the nearby pond. Jujaka takes the crying children and binds them with a rope. 13 Despite her ominous dream Maddi leaves in the morning to go search for food. We see her here trying to retrieve fruits from a tree. Below she searches the ground and water for something edible. In the centre, Maddi sits with wild animals surrounding her. The gods, depicted above in the air, turn into these animals so as to make sure she does not come home too soon.

14 Maddi finds out her children are gone. Full of sorrow, she goes to search for them. 15 In the same building in which Vessantara earlier gave his children away we see him again, on the right, now pouring water over another figure kneeling before him. It is the god Indra in the disguise of a Brahmin, who asks him, as a final test, for his wife, which of course Vessantara grants. In the middle we see Vessantara again with Maddi behind him. Now he sits across from the god Indra in his divine form. This is the scene in which Indra quickly returns Vessantara’s gift by giving Maddi back to him. Thus, in the left and right of the building we see the zenith of Vessantara’s generosity. The scroll is faded and ripped at this part. It was probably touched by many believers for its blessing. 16 Jujaka is already on his way back with the two children tied together. Whilst on the road they take some rest. Jujaka, scared as he is for wild animals, climbs into a tree and hangs up a hammock to sleep. He leaves the children on the ground, tied up with a rope he has attached to the tree. 17 King Sanjaya and Queen Phusati sit on an elevated platform in the palace. On their left is Jujaka, who has been granted an audience. The king and queen recognize their grandchildren and buy the children back from Jujaka. He is richly rewarded with valuables, food, and women. To the right of the platform we see how Jujaka comes to his end. He sits amidst his pots of wealth and food, holding a pot of food to his mouth. The story explains that he will eventually die from overeating.


18 The royal family goes in procession to the forest in order to bring Vessantara and Maddi back to the kingdom. Here we see the family reunited. Vessantara and Maddi sit on the left in the building. The king kneels before them, and behind him are the queen, their two children, and five court ladies. 19 Together they return back to the palace in a procession.

A Chinese Life of the Buddha Books narrating the Buddha’s life story through text and image were commonly produced in China from the early fifteenth century onwards. Even before this time, a strong link between Buddhism and printing has long existed in China. It was believed that one could gain merit by funding the reproduction of Buddhist texts, and printing was a far easier method of accurate reproduction than writing. Indeed, the first known Chinese woodblock printed document is the Diamond Sutra, a Buddhist text. The British Library’s early 19th century manuscript narrates the Buddha’s full life story in vivid, colourful illustrations. The images were printed in black using carved woodblocks, then coloured by hand, both mediums commonly used in creating illustrated accounts of the Buddha’s life.

1

The ease of reproducing and disseminating such images meant that visual conventions developed for depicting certain scenes; in this manuscript, the Buddha’s conception and birth scenes conform to the common Chinese style of depicting them. This manuscript is unusual, however, in not containing any text, being arranged so it is read from the left to the right, and being bound in a folding concertina rather than as a book, the more standard format of this period. It is likely that it was originally created as part of a book with accompanying text, but was later cut up and rebound into the visually striking current format. The jumbled sequence of life events in the second, third and fourth manuscripts further suggests that the images have at some point been taken out of order. As Buddhism spread around Asia, different regions emphasised different aspects of the life story, which was often divided into Eight Great Events. In South and Southeast Asia, four of the eight events are miracles that the Buddha performed, proving his supernatural powers, whereas in East Asia, earlier events in his life are given more prominence, for example dividing his birth story into two sections, the conception and the birth. The British Library manuscript emphasises the events favoured within East Asia, as well as others which are very specific to the time and context of its nineteenth century Chinese creation. Reproduced here are ten key events from the Buddha’s life, common to all traditions. Hand-coloured woodblock prints, concertina bound with silk. 4 volumes. China. 1808. The British Library, MS Or 13217 1-4. All images courtesy of the British Library


1 Conception The Buddha was conceived when his mother, Queen Maya of the Shakya tribe, dreamt of a white elephant descending from a heaven and entering her side; when she awoke she was pregnant. Here, the soul of the Buddha can be seen riding the elephant. This miraculous conception made it clear from the very beginning of the Buddha’s life that he was to be a very special person.

Immediately after being born, celestial dragons showered the baby with water, causing him to stand and take seven steps. A lotus grew under his feet, as he raised his right hand and declared that this would be his final lifetime. As is common in many Mahayana versions and depictions of the Buddha’s life, both of these important scenes are accompanied by a host of deities, who celebrate his birth in the sky and then worship the golden child.

2 Birth In a beautiful grove in Lumbini, the Queen went into labour. She painlessly gave birth whilst standing up and holding onto a Shal tree. Like his conception, the Buddha’s birth was unusual: he was born from the Queen’s side, which here is shown as the tiny golden baby emerging through her sleeve. The site of this birth, Lumbini in Nepal, is to this day a very important Buddhist pilgrimage site.

The baby was named Siddhartha, meaning ‘he who achieves his aim’. Soon after his birth, a sage foretold that Siddhartha would either be a great leader or a great holy man. In an attempt to ensure that his son became a ruler rather than a sage, the king brought him up in luxury and attempted to prevent him encountering any form of suffering that could prompt him to focus on spiritual matters.

2

3 The Four Sights By the time he was a young man, with a wife and son, Prince Siddhartha had only known luxury and pleasure. However he began to grow tired of having to remain within the palace and persuaded his father to let him ride around the perimeter. Accompanied by courtiers and attendants, Siddhartha made four trips around the palace, each time seeing something that caused him to question his life so far. Only two of the sights are shown in this manuscript: on the right hand side, the Buddha sees a dead man being eaten by crows, as his soul can be seen ascending. On the left hand page, the Buddha sees a holy man, indicated by his pink halo. The order of these images is another indication that the current form of this manuscript is not as it was originally intended. The sequence of the scenes 3

currently runs from left to right, the opposite of the normal direction of Chinese books and text. However, this is not the correct order, as the two scenes need to be read from right to left in order for the meaning of the story to be understood. It is possible that when the images were rebound, the order of these two pages was not changed in order to retain the attractive symmetry of the Buddha’s procession. 4 The Great Departure Seeing such suffering made Siddhartha realise that despite his life of luxury, even he could not avoid suffering. The sage he had seen made him decide to leave his royal life and family, to become a wandering ascetic and contemplate what he had learnt. Escaping the palace was a challenge, however, as his father did not want him to leave. The gods intervened, and carried Siddhartha and his white horse, Kanthaka,


over the palace walls. Once outside the city, Siddhartha cut his hair and travelled on alone. This episode has been depicted in the Burmese manuscript. 4

5 Teachers The Chinese manuscript depicts Siddhartha encountering the famous spiritual teacher Arada and asking to be taught yogic meditation, which students can be seen practising in the background. It is notable that in this image, and the pages prior to it, Siddhartha is shown sitting with his legs down; from this point onwards, he is almost always depicted with his legs crossed in a seated meditation pose. Siddhartha studied intently, and soon Arada recognised that he had taught him all he could. For the next six years, Siddhartha experimented with living an extremely ascetic life. At times he lived on no more than a grain of rice a day. Finally, he was sitting in meditation but almost starving to death when a local girl, Sujata, brought him a bowl of rice. Her servant, Uttara, is with her. Siddhartha realised that deprivation

5

was not the answer to life’s suffering, and decided to embark upon a different method. 6 The Attack of Mara Siddhartha decided to sit in meditation beneath a fig tree, and pledged not to move until he realised the truth that he had spent so many years searching for. His search was not without trials: the demon king Mara, lord of the temptation and suffering, attempted to prevent Siddhartha from reaching his goal, first tempting him with his three beautiful daughters, and then attacking him. Some Buddhist schools interpret the attack of Mara as a symbolic, mental struggle through which the Buddha journeyed to reach awakening. Here the demon wages a physical battle of supernatural force against Siddhartha. The gruesome army’s 6

weapons however are powerless against the aura surrounding him, caused by his meditative calm and focus; those that do penetrate it miraculously become flowers instead of blades. Despite Siddhartha not moving from his meditation beneath the tree, the demons are soon defeated, and the remaining fighters bow down in supplication. 7 Awakening Having defeated Mara, Siddhartha continued to sit in meditation, and gradually realised the Three Knowledges: knowledge of the past lives he had lived and those of others; knowledge of karma; and knowledge that he was finally free of the attachment that causes suffering and keeps souls in the cycle of death and rebirth. In this scene, the Buddha reaches down and touches the ground, forming the bhumisparsha-mudra. With this gesture, he


called on the earth to witness his countless deeds of merit, in this lifetime and past ones. In some versions of the life story, this action finally defeats Mara; here however it is after Mara’s defeat, and instead used to mark his awakening and becoming the Buddha, a title which means ‘the Awakened One’. Once again, this scene of immense importance is accompanied by a crowd of gods and spirits. 8 First sermon Soon after his awakening, the Buddha gave his first sermon in a deer park in Sarnath. Addressing his first five followers, who were to become the first monks of Buddhism, he explained the Four Noble Truths, a core Buddhist doctrine: life is suffering; the cause of suffering is desire and attachment; suffering can be ended; and the method through which suffering can be ended is the Noble Eightfold Path, a life of 7

moderation. In explaining these ideas, he set in motion the spread of his teachings throughout the world. Whilst preaching, the Buddha is depicted forming a version of the vitarka-mudra with his right hand, a gesture of teaching unique to Mahayana depictions of the first sermon. Given the jumbled sequence of some scenes in this manuscript, it is difficult to tell if this image is indeed intended to depict the Buddha’s very first sermon: he is addressing the canonical five monks, but is accompanied by others standing around him. Nevertheless, the important teachings he explained in his first sermon were repeated in many other sermons to different people as he travelled around preaching.

8

9 Performing miracles The Buddha reached awakening and gave his first sermon when he was 35. From then until his death, he travelled and taught, quickly gaining followers in his Sangha (community of monks). In the South and Southeast Asian tradition of great events in the Buddha’s life, he performed four notable miracles during this time. Although the Chinese canon of events does not emphasise these miracles, two of them are clearly represented in this Chinese manuscript. One of the Buddha’s most impressive miracles took place after he had been challenged by a group of ascetics. In order to prove his power to them, he demonstrated several miraculous powers: he projected flames and water, flew, and multiplied his appearance thousands of times. In the Chinese 9

manuscript’s illustration of this scene, the projected Buddhas can be seen in the light emanating from the Buddha’s head, whilst he also surrounds himself with fire. Understandably, the sceptics were convinced by these displays of power, so they converted to Buddhism and became part of the Sangha. Not all of the Buddha’s miracles were performed to impress and convert people. He once ascended to Trayastrimsha heaven to preach to his mother, who had died only seven days after giving birth. After remaining there for three months, he returned to earth. It is this spectacular descent, accompanied by deities and among colourful clouds, that is depicted in the manuscript. This scene includes a detail that was especially important within Chinese Buddhism: being carried towards the Buddha as he descends the steps is


the first ever Buddha image. A king had missed the Buddha so much while he was in the heaven that he had the image made to remind him of the spiritual leader. When the Buddha returned, he approved of the sculpture. This story is important for two reasons: it condones the creation of images to worship, and it suggests that Buddha images really do resemble the Buddha as they are based on an image made during his lifetime. 10 Death and parinirvana When he reached the age of eighty, the Buddha announced to his disciples that he would soon leave this life and body. Lying on his side, he asked his followers three times if they had any final questions, and having none, he died. Importantly, no soul is seen leaving the Buddha’s body or coffin, as is standard in other images of dead people. This is because, having freed 10

himself from all attachment, the Buddha was not reborn but entered the final deathless state of parinirvana. Although the Buddha is serene in his final moments, the extreme sadness of his close followers is evident in the illustration, as they reach out to touch him one last time. After the Buddha had died, his body was placed in a coffin and prepared for cremation. One monk arrived too late, and was deeply saddened at not being able to say farewell to his teacher. One final miracle then took place, as the Buddha’s feet appeared through the coffin, so the monk could pay his respects to them. The coffin was then cremated, and the Buddha’s remains divided between eight kings as relics, remaining to be worshipped in this world for the next 5000 years, despite the Buddha no longer living among us.

The Great Departure This richly illustrated Burmese folding book is the third volume in a series depicting the Buddha’s life story. The book, known as a parabaik, is made from many layers of paper glued together so they become strong and hard, then painted over with watercolour and gold paint. It is a traditional form of manuscript in Burma. It shows the Great Departure of Siddhartha, the future Buddha, from his father’s palace, and continues to follow his movements in detail, until he reaches the first teachers who start him on the spiritual search that culminates in his awakening and liberation. Parabaik. Mandalay, Burma. Water-based paint on paper, 19th century. The British Library MS Or 4762. All images courtesy of The British Library.

1 Prince Siddhartha plans to leave the palace and he orders his servant Chandaka to prepare his horse. On the floor singers and dancers lie asleep. His father had employed the most beautiful women to entertain him but the sight of these palace ladies lying asleep, ugly and dishevelled, only reminded him of death. 2 Before leaving, Siddhartha takes one last look at his wife Yashodhara and his newborn son Rahula. Both are soundly asleep and Yashodhara rests her hand on top of her son. For a moment Siddhartha wishes to take his son into his arms one last time but he knows this will wake up his wife, so he turns around to leave. 3 Siddhartha mounts his horse Kanthaka, but leaving the city will not be easy. The

king had already suspected that his son might try to leave. Thus, the city gates were closed and guards were stationed to keep watch. Luckily the gods come to Siddhartha’s aid. Here we see them carrying Siddhartha and his horse Kanthaka, while Chandaka holds on for dear life to the horse’s tail. 4 Immediately as the prince reaches outside the city walls, Mara, the spirit of evil, appears and blocks his way. Mara tries to convince Siddhartha to turn back, telling him he will become a great king, ruler of all four continents, if only he were to return to the city. Undeterred, Siddhartha continues on his journey. 5 Siddhartha and Chandaka travel through three kingdoms in a single day and the next morning they arrive at the great river Anoma, thirty leagues away from his home. The horse takes a single leap and they find themselves on the other side. 6 Here Siddhartha takes his sword and cuts off his long hair in one stroke. He casts the hair upwards and says ‘If I am truly to become a Buddha, let this hair ascend into the sky, and, if not, let it fall to the ground.’ It is caught by the god Shakra (Indra), who then enshrines it in the Trayastrimsha heaven. 7 The gods appear and offer Siddhartha the objects necessary for a monk: robes, begging bowl, water strainer, needle, and a belt. He takes off his princely clothes and jewels, and casts them aside.


8 Now has come the time for Siddhartha to bid his farewell to Chandaka and Kanthaka. The two are reluctant to leave. Chandaka goes home crying and the horse dies on the spot out of grief for his master. 9 After travelling for seven days Siddhartha arrives at Rajagriha, the capital of Magadha. He enters the city and goes around with his alms bowl to collect food donations. However, his appearance causes such excitement that even King Bimbisara is alerted of his presence. 10 King Bimbisara’s interest is piqued and he decides to have the stranger followed. After hearing how Siddhartha ate the unappetizing mixture of food in his bowl, despite being repulsed, the king goes out to meet him. So impressed is Bimbisara upon meeting Siddhartha that the king is convinced he will become a Buddha. Promptly he offers Siddhartha half his kingdom. Siddhartha, of course, refuses but promises to visit Magadha again once he becomes awakened. 11 Travelling on Siddhartha meets his first two teachers, Arada and Rudraka. However, it does not take long before they have taught Siddhartha all that they can. He concludes that their methods are not enough to reach nirvana and he leaves them to travel on alone.

Bibliography Naomi Appleton, Sarah Shaw en Toshiya Unebe, Illuminating the life of the Buddha: an illustrated chanting book from eighteenth-century Siam. Oxford, 2013. E.B. Cowell (ed.), The Jātaka, or stories of the Buddha’s former births, volume VI. London, 1973. (Vessantara Jataka at: www.sacred-texts.com/bud/j6/j6013.htm). Patricia M. Herbert. The Life of Buddha. British Library, 1993. John Kieschnick, The Impact of Buddhism on Chinese Material Culture. London, 2003. Leedom Lefferts & Sandra Cate, Buddhist storytelling in Thailand and Laos: the Vessantara Jataka scroll at the Asian Civilisations Museum. Singapore, 2012. Leedom Lefferts & Sandra Cate, ‘Constructing multiple narratives in Theravada Buddhism: the Vessantara painted scrolls of Northeast Thailand and Lowland Laos’, in A. Green (ed.), Rethinking visual narratives from Asia, pp. 229-243. Hong Kong, 2013. Julia K. Murray, ‘The Evolution of Pictorial Hagiography in Chinese Art: Common Themes and Forms’, in Arts Asiatiques 55(1): 81-97, 2000. Clarissa von Spee (ed.), The Printed Image in China: From the 8th to the 21st Centuries. London, 2010.



Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.