Introductie
BOTANISCHE TUIN TU DELFT http://museum.agropolis.fr/pages/documents/bles_ vilmorin/fiche.php?page_actuelle=86&no_ouvrage=1
In deze Thematuin, de acht plantvakken en omringende rand voor de kassen, is dit jaar een presentatie van graansoorten. Zij verwijst naar de oorsprong van een belangrijk bestanddeel van ons dagelijks voedsel, een oorsprong die in onze moderne samenleving vaak niet meer gekend of ervaren wordt. Ook geeft zij een beeld van de rijkdom en verscheidenheid aan voedsel die de Natuur ons biedt. Daarnaast herinnert zij aan stijgende voedselprijzen en voedselschaarste in een aantal delen van de wereld. In deze presentatie wordt experimenteel gebruik gemaakt van een nieuwe manier van informatie geven, namelijk met de QR-code, een vierkant met zwarte en witte blokjes, een tweedimensionale streepjescode. Wat u nodig hebt om de QR-code te kunnen lezen is een mobiele telefoon met camera en internettoegang. In alle moderne smartphones is de applicatie om deze code te lezen ingebouwd; voor wat oudere modellen is veelal een applicatie te downloaden waardoor het ook daarmee mogelijk is. De werking is als volgt: U activeert de applicatie en maakt een foto van de code. In het toestel wordt de foto omgezet in een internetadres. Door de webbrowser wordt het adres opgezocht en de bijbehorende website getoond. De QR-code op dit pamflet verwijst naar 'Les meilleurs blĂŠs', een boek dat in 1880 gepubliceerd werd door Henry de Vilmorin en dat minutieus de beste graansoorten uit zijn tijd beschrijft en afbeeldt. Een aantal van de afbeeldingen werd gebruikt als grafische achtergrond in de pamfletten. De internetweergave van het boek wordt beschikbaar gesteld door het Agropolis Museum in Montpellier.
TU Delft
Triticum aestivum
foto: www.plantmanagementnetwork.org/ elements/view.aspx?ID=2319
tarwe
http://www.wur.nl/nl/nieuwsagenda/ archief/nieuws/2010/tarwe170310.htm
Gewone tarwe, Triticum aestivum, is één van van de belangrijkste bronnen van menselijk voedsel. Het is de grondstof, met water, gist en zout, van brood en andere bakproducten. Daarnaast wordt het in allerlei andere menselijke consumptieartikelen verwerkt. Tarwe uit Duitsland en Frankrijk heeft een betere bakkwaliteit dan die uit Nederland. Amerikaans tarwe is het best van kwaliteit. We onderscheiden zomertarwe en wintertarwe. Wintertarwe is tweejarig, heeft een koudeperiode nodig om te kunnen kiemen en wordt vanaf de herfst tot januari gezaaid. Hij bloeit wat eerder, eind mei begin juni, dan zomertarwe, een eenjarige, die vanaf januari gezaaid kan worden. Zomertarwe heeft veelal een betere bakkwaliteit dan wintertarwe. Onze gewone tarwe is in de loop van duizenden jaren door spontane en door welbedoelde kruising geworden tot wat hij nu is. Aangenomen wordt dat de verste voorouder in dit proces de eenkoorn, Triticum monococcum, was. Deze kruiste zich met een wilde grassoort. Van deze kruising stamt de emmertarwe, Triticum dicoccum, af. Deze kruiste op zijn beurt met een wilde grassoort, Aegilops tauschii. Uit deze kruising kwamen onze tarwe en spelt voort. Tarwe kent vele ziektes waaronder bladziektes. De meest schadelijke daarvan is momenteel gele roest. Deze wordt veroorzaakt door de schimmel Puccinia striiformis f. tritici, die in grote delen van de wereld de tarwe aantast en oogsten vernietigt. De remedie is het ontwikkelen van nieuwe tarwerassen die resistent zijn tegen deze schimmel. Op zijn beurt probeert de schimmel deze resistentie te omzeilen en ontwikkelt zich daarbij tot nieuwe vormen. Bij schimmels worden deze fysio’s genoemd.
TU Delft
Triticum monococcum
De Vruchtbare Sikkel
eenkoorn
http://www.geheugenvannederland. nl/?/en/items/SAE01:735
Eenkoorn is een van de oudste gecultiveerde tarwesoorten. De soort ontstond zo'n tienduizend jaar geleden aan het eind van het Stenen Tijdperk in een gebied in het Midden-Oosten dat de Vruchtbare Sikkel of de Vruchtbare Halvemaan genoemd wordt. Daar ging de mens voor het eerst gewassen zaaien en oogsten na zijn nomadische bestaan van daarvoor, toen hij leefde van de jacht en van het verzamelen van vruchten die de natuur hem gaf. Van daar uit heeft landbouw zich in een proces van duizenden jaren ook naar onze streken verspreid. Dit type landbouw wordt zelfvoorzienende landbouw genoemd, dat wil zeggen dat de mensen voedsel voor eigen gebruik verbouwen evenals de materialen voor hun kleding en hun woning. Zelfvoorzienende landbouw was mondiaal tot in de negentiende eeuw het dominante type landbouw. Daarna werd het overvleugeld door de marktgerichte kapitalistische manier van produceren, een proces dat hand in hand ging met taakverdeling en het ontstaan van de industriĂŤle samenleving. In grote delen van Afrika, AziĂŤ en Latijns-Amerika is zelfvoorzienende landbouw nog altijd de gangbare manier waarmee mensen in hun levensonderhoud voorzien. Tot niet zo lang geleden ging men ervan uit dat Triticum monococcum min of meer uitgestorven was. Dat veranderde dankzij de Franse botanicus en anthropoloog Jacques Barrau. Tijdens een onderzoekingstocht in 1989 in de Vaucluse in Zuid-Frankrijk kwam hij tot de ontdekking dat een pap die hij zich uit zijn jeugd nog herinnerde, daar door de boeren nog steeds met smaak werd gegeten. Tot zijn verbazing ontdekte hij dat deze van eenkoorn gemaakt was. Het gewas werd daar nog steeds geteeld. Dankzij de smaakvoorkeur van eigenwijze boeren was de soort blijven voortbestaan. Nu wordt deze prehistorische tarwe als 'natuurlijk gezondheidsvoedsel' hoog geprezen.
TU Delft
Triticum turgidum var. dicoccum
Pieter Bruegel de Oudere, Oogst http://artchive.com/artchive/b/bruegel/
emmer
http://www.youtube.com/watch?v=wr20j6jaCLQ
Emmer is een heel oude tarwesoort die 10.000 jaar geleden ontstond in het Midden-Oosten en duizenden jaren lang een belangrijk voedingsgraan is geweest. Net als eenkoorn en spelt is emmer een bedekte graansoort: de korrel is omhuld met vliesjes die er in een aparte werkgang van los gemaakt worden. Dit heet het pellen van het graan. Emmer werd op den duur verdrongen door Triticum durum, harde tarwe, die hogere opbrengsten geeft. Een bijkomend voordeel is dat harde tarwe een vrij-dorsend graan is en niet gepeld hoeft te worden. Het oogsten van tarwe gebeurde vroeger in meerdere fasen. Eerst werd gemaaid met zeis of sikkel en het koren in schoven op het land gezet om af te rijpen. Daarna werd gedorst, dat is, de korrel gescheiden van blad en stengel. Dan werd het graan gezuiverd van het kaf door het in de wind op te werpen of te laten vallen. Dit heet het wannen van het graan. In de moderne landbouw zijn al deze werkzaamheden gemechaniseerd en gebeuren maaien, dorsen en wannen in één werkgang met een maaidorser. Als voedselgewas is emmer bijna overal verdwenen maar niet zo in Ethiopië, waar het 5000 jaar geleden geïntroduceerd werd en waar het aandeel in de totale tarweproductie nu ongeveer 7% is. Het Ethiopisch woord voor emmer is aja. Het wordt op diverse manieren verwerkt: tot meel gemalen en gebakken tot brood, gekneusd en gekookt met melk tot een pap of gemengd met kokend water en boter tot een brei. Het belangrijkste volksvoedsel in Ethiopië is echter niet tarwe, maar teff, Eragrostis tef, een grassoort. De zaden ervan worden vermalen tot meel waarmee de injera, pannekoek, gebakken wordt.
TU Delft
Triticum turgidum ssp. turanicum ‘Kamut’
Diverse soorten pasta foto: Späth Chr.
kamuttarwe
http://www.kamut.com/nl/index.html
Het verhaal gaat dat een handvol zaden van deze al lang in onbruik geraakte tarwevariëteit in de Tweede Wereldoorlog door een Amerikaanse piloot werd meegenomen uit de sarcofaag van een Egyptische farao. In Amerika werden er door een tarweteler planten uit opgekweekt en als een nieuwigheid op de markt gebracht, maar nauwelijks opgemerkt. Pas veel later werd de waarde ervan ingezien door vader en zoon Quin, tarwetelers in Montana. Zij noemden deze tarwe 'kamut', het Egyptische woord voor graan, en adopteerden dit als hun handelsmerk. Het Ministerie van Landbouw van de VS erkende het graan als een beschermde variëteit en registreerde deze als QK-77. De voedingswaarde van kamut is hoger dan die van gewone tarwe. De korrel is twee tot drie keer zo groot en bevat 20 – 40 % meer eiwitten, meer vetten, aminozuren en mineralen. De smaak is boterachtig en zoeter. Het wordt gemakkelijk verteerd. Door 'gezondheidsfreaks' wordt het hoog aangeschreven. Voor mensen die overgevoelig zijn voor tarwe kan kamut een uitstekende vervanger zijn. De tarwes kunnen ingedeeld worden naar harde tarwe en zachte tarwe. Kamut is een harde tarwe, evenals Triticum durum (durum = hard), de naamgever van deze groep. Algemeen voor deze groep is een relatief hoog gluten- en eiwitgehalte en een relatief laag zetmeelgehalte. Hoewel van harde tarwe zeker wel brood gebakken wordt, worden deze tarwes toch vooral gebruikt om producten als pasta, couscous, griesmeel en bulgur (gestoomde en dan gemalen tarwe) van te maken. Het meel van een harde tarwe is geler van kleur dan van een zachte. Harde tarwe heeft een warm klimaat nodig voor een goede opbrengst. Onder andere in Zuid-Europa wordt het veel geteeld.
TU Delft
Triticum spelta
foto: Sint Anthoniusmolen
spelt
http://www.waterwereld.nu/spelt.php
Spelt, Triticum spelta, is ontstaan in de Zuid-Kaukasus bij de Kaspische Zee als een kruising van een daar al gecultiveerde tarwesoort en de grassoort Aegilops tauschii. In Europa was het een wijdverbreide graansoort van de Bronstijd tot in de Middeleeuwen. Daarna werd het geleidelijk aan verdrongen door gewone tarwe, die hogere opbrengsten geeft. De laatste jaren is spelt weer in opkomst, met name in de biologische landbouw omdat het minder bemesting nodig heeft en resistenter is tegen ziekten. In Nederland is speltmeel, speltbloem en speltbrood vaak te verkrijgen bij natuurvoedings- en reformwinkels. Spelt speelt een belangrijke rol in de voedingsleer en geneeskunde van de Duitse kloosterlinge Hildegard van Bingen (1098 - 1179). In haar boek ‘Physica’ schrijft zij hierover: “Spelt is de beste graansoort, het werkt verwarmend en vettend, is hoogwaardiger en milder dan alle andere graansoorten. Wie spelt eet, ontwikkelt goed lichaamsvlees. Spelt leidt tot zuiver bloed, geeft een vrolijk gemoed en de gave van de blijmoedigheid. Gelijk hoe het bereid wordt, als brood of als een andere spijs gekookt, spelt is in één woord goed en licht verteerbaar”. Spelt bevat veel gluten, meer dan gewone tarwe. Voor mensen met glutenintolerantie, een chronische overgevoeligheid voor gluten, is het daarom ongeschikt om te eten, evenals tarwe, gerst en rogge. Bij glutenintolerantie, ook coeliaki genoemd, worden de darmvlokken van de dunne darm door gluten zodanig beschadigd dat het darmslijmvlies niet meer optimaal werkt. Daardoor worden voedingsstoffen niet goed verteerd en opgenomen, met klachten als diarree, buikpijn, vermoeidheid en gewichtsverlies. Coeliaki is iets anders dan tarweallergie. Bij tarweallergie wordt spelt soms wel en soms niet verdragen.
TU Delft
Secale cereale
foto: AndrĂŠ Karwath
rogge
http://nl.wikipedia.org/wiki/Rogge_(graan)
Rogge en tarwe zijn plantensoorten die naaste familie van elkaar zijn. En net zoals van tarwe kan je ook van rogge brood bakken. Maar roggebrood ziet er heel anders uit dan tarwebrood en ook de smaak is anders. Wat het meest opvalt is het verschil in struktuur tussen beide. Roggebrood is zwaarder, vochtiger, compacter. Al die grote en kleine blaasje die je in tarwebrood ziet, ontbreken in roggebrood. Dat komt omdat roggebrood niet gerezen is. Wat is dat, het rijzen van brood? Wel, voordat het tarwebrood de oven in gaat, zijn al die grote en kleine blaasjes gevuld met koolzuurgas dat niet kan ontsnappen omdat het op z'n plek wordt gehouden door een heel dun elastisch huidje van gluten. Gluten is een eiwit dat in het meel zit. Als vervolgens het deeg in de oven verhit wordt en het brood gebakken, dan ontsnapt het koolzuurgas maar de blazige struktuur blijft bewaard. Ook rogge bevat gluten. Maar omdat in roggemeel ook stoffen zitten die de gluten onwerkzaam maken rijst dit brood niet. Waar komt dit koolzuurgas vandaan? Het koolzuurgas ontstaat door de inwerking van gist op het deeg, een mengsel van meel en water. Gist is de verzamelnaam voor een groot aantal micro-organismen. EĂŠn daarvan is Saccharomyces cerevisiae. Deze schimmel zet een deel van het zetmeel en de suikers in meel om in alcohol en koolzuurgas die tijdens het bakproces ontwijken. In de broodbakkerij is gist een veelgebruikt rijsmiddel.
TU Delft
Hordeum vulgare ‘Blacky’
foto: Finlay_McWalter’s friend SJB
gerst
http://www.onzetaal.nl/advies/ havertotgort.php
Gerst is waarschijnlijk afkomstig uit de hooglanden van Ethiopië en uit Tibet en Nepal en werd al meer dan 7000 jaren geleden gekweekt. In Europa was het de eerste gekweekte graansoort en was daar als menselijk voedsel belangrijk tot in de Middeleeuwen om daarna verdrongen te worden door tarwe. De korrels werden gekookt tot een brei en er werd brood van gebakken. Plat brood, aangezien gerst weinig gluten bevat en dus maar weinig rijst. De gerstekorrel is vergroeid met de omringende kafjes die voor directe consumptie eerst verwijderd moeten worden. Dit heet het pellen van gerst. Als de gerst gepeld is heet hij 'gort'. Voor directe menselijke consumptie is gerst van ondergeschikt belang. Wel is het een belangrijke grondstof bij de bereiding van bier. Daartoe wordt de gerst eerst gemout. Mouten is een proces waarbij de gerst eerst bevochtigd wordt zodat hij gaat kiemen. Tijdens dit kiemen wordt een deel van het zetmeel omgezet in vergistbare suikers. Dit kiemen duurt ongeveer zes dagen waarna het vochtgehalte wordt verlaagd en het kiemproces stilgelegd. Het zo ontstane product heet groenmout. De groenmout wordt daarna geëest, dat wil zeggen gedroogd, en vervolgens geschroot, dat wil zeggen geplet. Het schroten is nodig om de nog resterende zetmeel in de korrel gemakkelijk te laten oplossen in het brouwwater waarin dit zetmeel wordt omgezet in suikers en de suikers in alcohol. Ook in brood wordt nogal eens mout verwerkt. Het geeft het brood een bruine tot soms bijna zwarte kleur en daarmee, in de perceptie van de consument, het etiket 'gezond'. Aan de voedingswaarde van het brood draagt het echter niet bij. Mout is de enige uitzondering op het kleurstoffenverbod in brood, dat in Europese richtlijnen is vastgelegd. Dit is te danken aan het bestaan van het traditionele Engelse malt bread. Banketbakkers mogen wel kleurstoffen gebruiken. Om te bruinen wordt karamel, E150a gebrande suiker, toegevoegd.
TU Delft
Avena sativa
Havervlokken foto: Markus Hagenlocher
haver
http://nl.wikipedia.org/wiki/Haver
Ook haver is een grassoort en wordt al duizenden jaren geteeld als een voedingsgewas voor mens en dier. Haver komt oorspronkelijk uit Zuidoost-Europa en Zuidwest-Azië en is ontstaan uit de wilde haver, Avena fatua. In Nederland wordt ongeveer 2500 hectare haver per jaar verbouwd. Het wordt gebruikt als voer voor paarden. Mensen eten het als havermout en havervlokken. Haver is een eenjarige plant. Bij gewone haver blijven de kafjes om de rijpe korrel zitten. Dat is niet het geval bij naakte haver, die blootliggende zaden heeft. De plant bloeit in juni. De bloeiwijze is een pluim, dat wil zeggen een bloeiwijze met een lange as en vertakte zijassen, die dichter bij de top van de bloeiwijze meestal korter en minder vertakt zijn. Haver wordt gezaaid tot de tweede week van april, op zand- en dalgronden. De oogst is in juli en augustus. De opbrengst is 4000 à 5000 kg per hectare. Googlen van Avena sativa levert een kleine miljoen hits op. Het merendeel daarvan betreft het gebruik van haver in preparaten voor allerlei aandoeningen. In het oude Griekenland werd het al geroemd om zijn versterkende en voedzame eigenschappen door Hippocrates (400 v. Chr.). Ook de Duitse abdis Hildegard von Bingen (1098-1179) beschrijft haver in haar boek ‘Physica’: “Laat eenieder die uitgeput is door verlamming en als resultaat daarvan een lege geest en gespleten gedachten heeft, zodat deze mens enigszins krankzinnig genoemd kan worden, een zweetbad nemen, door het water waarin haver is gekookt over hete stenen te gieten, laten zij dit vaak doen, dan keren deze mensen terug naar zichzelf en herkrijgen ze hun zinnen weder”.
TU Delft
Panicum miliaceum ‘Violaceum’
foto: Eva te Weavers photostream
pluimgierst
http://nl.wikipedia.org/wiki/Raatakkers
Het geslacht Panicum maakt deel uit van de grassenfamilie, Gramineae of Poaceae en telt vele soorten, waaronder Panicum miliaceum, die gebruikt werden en worden als voedsel voor mens en dier. Ooit was dit gewas ook heel wijdverbreid in Europa. Het gebruik ervan ging vooraf aan dat van tarwe. In Nederland werd het voor het begin van de jaartelling al verbouwd op de zogenaamde raatakkers, celtic fields. Tegenwoordig is het een belangrijk gewas in Rusland, het Nabije Oosten, India en Afrika. Nog steeds is het voedsel voor de mens, met name in Afrika, waar naast deze soort nog tenminste zeven wilde panicumsoorten voor dit doel worden verzameld. Veel pluimgierst wordt als veevoer gebruikt. In voedingswaarde is het vergelijkbaar met gerst en haver. Het eiwitgehalte is vergelijkbaar met dat van tarwe en hoger dan dat van maïs. Meestal wordt het gemalen en in die vorm gevoerd aan runderen, varkens en schapen. Hoewel van mindere kwaliteit kan ook het hooi gevoerd worden aan dieren. Pluimgierst is een belangrijke component in granenmengsels die dienen als vogelvoer, zowel voor wilde als gekooide vogels. In de 18e eeuw werd Panicum miliaceum vanuit Europa geïntroduceerd in de Verenigde Staten waar het nu vooral als veevoer wordt gebruikt. Nauw verwant en inheems in de Verenigde Staten is het overblijvende gras Panicum virgatum, dat daar bekend is onder de naam 'switchgrass'. Het is de dominante soort van de Amerikaanse prairie en heeft een belangrijke bodembeschermende functie door z'n zeer uitgebreide en diepe wortelstelsel waardoor het droogte goed verdraagt. Het groeit op marginaal land, heeft maar weinig voeding nodig en kan door vee gegeten worden. Relatief nieuw is het gebruik ervan als grondstof voor de productie van bio-ethanol. In Nederland kennen we de cultivars van Panicum virgatum als siergrassen. Ook Panicum miliaceum 'Violaceum' is hier een siergras.
TU Delft
Zea mays ‘Amino’
foto: http://commons.wikimedia.org/wiki/ Category:Florentine_Codex?uselang=nl
maïs
http://www.schooltv.nl/beeldbank/ clip/20030108_mais02
Maïs is afkomstig uit Midden-Amerika. Hij werd na de ontdekking van Amerika meegenomen naar Spanje en in de loop der tijd door veredeling ook geschikt gemaakt voor koelere klimaten. Veel van het genetisch materiaal in onze maïs is afkomstig van Zea mays ssp. parviglumis; ongeveer 12 % is afkomstig van Zea mexicana. Normaal gesproken levert kruising van twee verschillende soorten geen vruchtbare nakomelingen op. Bij Zea mays is dit wel zo. Dit wordt verklaard doordat het oorspronkelijke kruisingsproduct zich herhaaldelijk heeft teruggekruist met één van de oudersoorten, een proces dat introgressie heet. Maïs, tarwe en rijst zijn mondiaal de belangrijkste granen. De productie bedroeg wereldwijd in 2008 respectievelijk 826, 683 en 686 miljoen ton. De graanproductie in Nederland is bescheiden. Het overgrote deel van de graanbehoefte (80% à 90 %) wordt ingevoerd vanuit Europese landen, vooral uit Frankrijk en Duitsland. De Nederlandse graanproductie bedraagt minder dan 2 miljoen ton op een Europese productie van 257 miljoen ton. Maïs gebruiken als grondstof voor biobrandstof is onderwerp van soms heftige discussie. Zo ook het telen van genetisch gemodificeerde maïs en andere land- en tuinbouwproducten. Althans in Europa. Elders op de wereld heeft men daar minder moeite mee. Bijvoorbeeld in de Verenigde Staten, waar 85% van de oogst bestaat uit genetisch gemodificeerde maïs. Genetisch gemodificeerd wil zeggen dat een landbouwkundig gezien gewenste eigenschap werd ingebouwd in het genetisch materiaal. Bij maïs gebeurde dat onder meer door het inbouwen van een stukje genetisch materiaal van Bacillus thuringiensis, een bodembacterie, waardoor de plant een insektenwerende stof produceert.
TU Delft
Amaranthus retroflexus
foto: K.U.Leuven Campus Kortrijk
amaranth
http://www.kuleuven-kortrijk.be/facult/wet/biologie/ pb/kulakbiocampus/images/buiten-kulak/lage_planten/ Amaranthus%20retroflexus%20-%20papegaaiekruid/index.htm
Om de grote verscheidenheid aan planten te ordenen en te benoemen, maakt de wetenschap gebruik van een systeem dat uitgevonden werd door de Zweedse geleerde Carolus Linnaeus (1707 – 1778). De speciale tak van wetenschap die zich met dit ordenen en benoemen bezig houdt wordt taxonomie genoemd, een woord dat een samentrekking is van het Griekse taxis [regeling, opstelling] en nomos [wet]. In de eeuwen nadat Linnaeus zijn uitvinding deed werd zijn systeem verbeterd. Zo wordt tegenwoordig ook gekeken naar overeenkomsten en verschillen in het DNA om te bepalen of planten naaste familie zijn of juist niet. De kleinste bouwsteen in het systeem noemen we 'soort'. Bijvoorbeeld de soort Triticum aestivum; dit is gewone tarwe. Deze soort en alle andere tarwesoorten vormen samen een 'geslacht', het geslacht Triticum. Het geslacht Triticum vormt samen met vele andere geslachten een'familie', de familie van de Gramineae of Poaceae, de grassenfamilie. Deze familie omvat ongeveer 8000 soorten. Amaranthus retroflexus, amaranth of papegaaienkruid, behoort niet tot de grassenfamilie. Daarom is het dan ook niet een echt graan al wordt het in het dagelijks gebruik wel zo genoemd. Het behoort tot het geslacht Amaranthus, familie der Amaranthaceae. Van oudsher dienen de zaden en het blad van een aantal soorten van dat geslacht als menselijk voedsel. Die zaden bevatten geen gluten. Een in Nederlandse moestuinen aangeplante soort uit de familie van de Amaranthaceae is tuinmelde, Atriplex hortensis, een 1-2 m hoge plant, die wordt gekweekt als bladgroente. De plant kan groeien op bijna alle grondsoorten.
TU Delft
Chenopodium quinoa
foto: Maurice Chédel
gierstmelde
http://www.fonteine.com/quinoa.html
Chenopodium quinoa, gierstmelde (geslacht Chenopodium, ganzevoet), is een soort uit de familie van de Amaranthaceae. Andere bekende eetbare planten uit deze familie zijn biet (geslacht Beta) en spinazie (geslacht Spinacia). Vele Chenopodium-soorten werden ooit door mensen gegeten. Nu worden ze meestal als lastige onkruiden gezien. Uitzondering daarop is Chenopodium bonus-henricus, brave hendrik, een moestuinplant met eetbaar blad die aan het begin van onze jaartelling door de Romeinse legioenen naar onze streken werd meegenomen. Quinoa komt uit Zuid-Amerika en wordt daar al duizenden jaren tot op grote hoogte in de Andes geteeld als voedselplant. Vooral de zaden worden gegeten. Voor de Inca's was het een heilig gewas. Het werd door hen chisaya mama, de moeder van alle granen, genoemd. Het was na de aardappel het belangrijkste voedingsgewas, gevolgd door maïs. Na de overmeestering van het Incarijk door de conquistadores, te beginnen met de Spanjaard Francisco Pizarro in 1532, ging het bergaf met de teelt van quinoa. Waarschijnlijk omdat het gewas een belangrijke rol speelde in de religieuze Incarituelen. Dat was tegen het zere been van de overheerser die erop uit was de inheemse bevolking zijn Christelijke godsdienst op te leggen. Ter vervanging van quinoa werd tarwe geïntroduceerd. Uiteraard is quinoa als voedingsgewas nooit helemaal verdwenen. Buiten Zuid-Amerika kreeg het bekendheid sinds het eind van de vorige eeuw, aanvankelijk in de VS en later ook in Japan en Europa. Ook in sommige Nederlandse supermarkten en in natuurwinkels is het verkrijgbaar. De groeiende populariteit komt voor een deel voort uit de mythische glans die de plant heeft maar zeker ook om zijn uitstekende voedingswaarde. Het eiwitgehalte is hoger dan dat van tarwe; het bevat geen gluten.
TU Delft
× Triticosecale ‘Bravehart’
Van links naar rechts: tarwe, rogge, triticale
triticale
http://nl.wikipedia.org/wiki/Herfsttijloos
De ongebruikelijke Latijnse naamgeving duidt erop dat dit gewas een hybride is, een kruising tussen twee soorten en wel tarwe, Triticum vulgare, en rogge Secale cereale. De kruising slaagde voor het eerst in 1876 en werd gemaakt door H.S. Wilson. In de regel combineert triticale de hoge productiviteit van tarwe met de grotere resistentie tegen ziekten en plagen van rogge en de grotere tolerantie voor ongunstige groeiomstandigheden daarvan. Meestal wordt triticale gebruikt als diervoer maar soms wordt het ook verwerkt in ontbijtgraan. Afhankelijk van de cultivar lijkt triticale meer op de vader of de moeder. Meestal wordt tarwe gebruikt als de vrouwelijke ouder terwijl de donor van het stuifmeel, de mannelijke ouder, rogge is. Zo'n kruising wordt F1 genoemd, of kruising van de eerste generatie. Zoals gebruikelijk bij het kruisen van twee verschillende soorten is het kruisingsproduct steriel en kan dus zelf niet als ouder fungeren bij een volgende kruising. Om dit toch te bereiken wordt de hybride behandeld met colchine waardoor het aantal chromosomen verdubbelt. De meeste triticalevariëteiten zijn hybriden van de tweede generatie, dat wil zeggen de kruising van twee hybriden, of de kruising van een hybride met één van de oorspronkelijke soorten, tarwe of rogge. Het duurt wel 15 jaar of meer voordat een hybride geschikt is om op de markt te brengen. In de geneeskunde is colchine een middel tegen jicht. Al aan het begin van de jaartelling werd het als medicatie tegen deze kwaal aanbevolen door de Griekse arts, farmacoloog en botanicus Pedanius Dioscorides in diens Materia medica. Meer recent werd het gebruikt als middel om kanker te bestrijden. Het wordt gewonnen uit herfsttijloos, Colchicum autumnale en is zeer giftig.
TU Delft
Fagopyrum esculentum
foto: Jan Desmet
boekweit
http://www.youtube.com/watch?v=q2C3IBL-oZQ
Boekweit is een schijngraan evenals quinoa en amaranth. Het behoort tot de duizendknoopfamilie, Polygonaceae, en niet tot de grassenfamilie, Graminaea, zoals echte granen als tarwe en rogge. Oorspronkelijk is het afkomstig uit Centraal en Oost-AziÍ. Z'n naam - boekweit betekent beuktarwe - ontleent het aan de vorm van de zaden, die net zoals beukenootjes driekantig zijn, maar wel veel kleiner. Boekweit is vorstgevoelig en wordt na de IJsheiligen (11 – 15 mei) gezaaid zodat het niet meer door nachtvorst beschadigd kan worden. Het heeft warmte nodig. Veel regen tijdens het groeiseizoen is ongunstig omdat het gewas al snel gaat legeren en bovendien veel vocht de bladgroei bevordert en juist niet de rijping van het zaad. In Europa werd boekweit veel verbouwd maar werd op de duur verdrongen door tarwe en rogge. In de negentiende eeuw besloeg het nog 8% van het Nederlandse landbouwareaal maar is nu vrijwel verdwenen. Boekweit gedijt goed op arme gronden. In Nederland vond men het vooral op de dalgronden in Groningen, Friesland en Drente. Daar werd het veen afgegraven en kwam de zandige ondergrond te voorschijn. Het zand werd vermengd met het veen dat niet geschikt was om turf van te maken en zo werd landbouwgrond van redelijke kwaliteit gemaakt. Voordat boekweitzaad geschikt is voor menselijke consumptie moeten eerst de doppen verwijderd worden. Daarna kan het tot meel vermalen worden. Omdat het geen gluten bevat kan er geen gerezen brood van gemaakt worden. Hooguit kan het in kleine hoeveelheden gemengd met glutenrijk graanmeel tot brood verwerkt worden. Wel is het geschikt om pannekoeken van te bakken. De gekookte hele korrel is een smakelijk, voedzaam en lichtverteerbaar alternatief voor aardappels of rijst.
TU Delft