Cursor 12 - jaargang / year 59

Page 1

12 13 April 2017 | year 59

@tuecursor @TUeCursor_news Magazine of the TU/e | www.cursor.tue.nl |

tuecursor |

@tuecursor @TUeCursor_news |

cursortueindhoven

12 | De laatste tentamens op papier…? In two or three years’ time, things might have changed so much that fewer cartloads of paper are needed to train the engineer of the future.

6

Dean Gerrit Kroesen survived cancer - twice

Uitgeschakeld, en weer dóór

14

Lessons learnt from EPFL-frontman

“Immigratie is de sleutel voor innovatie”

20

Making URE’s electric race car faster

Bochtenwerk beter geregeld

22 Face TU/e Face

Direct Dutchie meets direct Mexican


2 | Vooraf

CURTOON

13 april 2017

Colofon

Aan de wandel voor de wetenschap

Gerrit Kroesen

Hoofdredacteur Han Konings

Eindredacteur Brigit Span

Redactie

Judith van Gaal Tom Jeltes (wetenschap) Norbine Schalij Monique van de Ven (online)

Medewerkers Valentina Bonito Tiny Poppe

Fotografie

Satyaki Chaudhuri Alain Herzog Bart van Overbeeke

Coverbeeld

Bart van Overbeeke

Opmaak

Natasha Franc

Vertalingen

Susie Day Benjamin Ruijsenaars

De neutronenbom, de tweefasestructuur van onderwijsminister Pais en de verhoging van het collegegeld naar het belachelijke bedrag van Han Koning s, 500 gulden (omgerekend zo’n 227 euro). Ja, ook hoofdredac teur ik heb in mijn jonge jaren geprotesteerd tegen het een en ander en hield daar altijd een goed gevoel aan over. Je was opeens onderdeel van een groter geheel. Power to the people! Zaterdag 22 april vindt wereldwijd de March for Science plaats. Wetenschappers verenigen zich deze dag om een vuist te maken richting politici en beleidsmakers, die wetenschappelijke feiten steeds vaker uitleggen als ‘ook maar een mening’. In Nederland kun je je aansluiten bij optochten in Maastricht en Amsterdam. Op de site van Cursor brak Joline Frens, eerstejaarsstudente bij Industrial Design, er een lans voor. Hulde Joline! Zelf dacht ik nog: op die diagonale as MaastrichtAmsterdam had Eindhoven prima gepast als derde activistische hotspot. Zeker nu verderop in het stuk staat dat ons hele College van Bestuur die dag verstek moet laten gaan. Blijft de hamvraag staan: wat levert het op en zal dit het gedrag van de Poetins, Trumps en Ruttes van deze wereld ingrijpend veranderen? Ik heb er een hard hoofd in, want Poetin zal die wereldwijde wandeling aan zijn laars lappen, Trump zal de belangstelling ervoor tienmaal zo laag inschatten als die in werkelijkheid is, en Rutte zal glimlachend roepen “goed gedaan jongens en meisjes, ga zo door”. Maar toch gaan hoor, al is het alleen maar om te zien dat nog heel veel mensen zich verzetten tegen bot machtsmisbruik.

Ik herinner me de eerste foto die ik zag van Gerrit Kroesen nadat we wisten Norbine Sc halij dat hij kanker had. Het was een foto met meer mensen, hier op de campus. We keken met collega’s naar de foto. “Wáár staat hij dan?” Onherkenbaar. Die grote sterke man bleek veranderd in een smaller, korter, kaler exemplaar van zichzelf. Maar hij was er wél. In het interview dat ik met hem had over zijn ziekte vertelde hij me dat hij niet in een donker hoekje durfde te gaan zitten, uit angst daar misschien nooit meer uit te komen. Dus waar het kon, ging hij door. En zagen wij hem. En schrokken wij. Tegenwoordig is Gerrit weer vol energie en zijn de foto’s die van hem gemaakt worden een plezier om naar te kijken, zie pagina’s 6-7.

Aangesloten bij

Hoger Onderwijs Persbureau

Redactieraad

prof.mr.dr. Jan Smits (voorzitter) prof.dr. Marco de Baar Willem van Hoorn Lucas Otten (studentlid) Anneliese Vermeulen-Adolfs (secretaris)

Redactieadres

Clmn

Living in a box

TU/e, Matrix 1.90 5600 MB Eindhoven tel. 040 - 2474020 e-mail: cursor@tue.nl

When I moved to the Netherlands, I was really looking forward to freedom from my parents, a new culture and bad weather. What I didn’t expect, was to be put in a box.

Cursor online

I live in a nice student residence in Strijp-S. But, up until last year some of my fellow international students weren’t so lucky. They were living in these concrete boxes on the side of the campus’ cycling lanes. Luckily for them, they moved on to better, bigger and less exposed places. I just find it so poetic that Dutch people are living in their own boxes. The only difference is that these boxes can’t be bulldozed as easily. When I got here, my Dutch friends put me in a box. Not a physical one. No need to call the police. It was more of a mental one where they classified me as a ‘university friend’. And that was that, I was a friend for the weekdays. On the weekends, they would visit their other boxes and their other friends and reverse the same process on Monday mornings.

www.cursor.tue.nl

Druk

Janssen/Pers, Gennep

Advertenties

Bureau Van Vliet BV tel. 023 - 5714745

De volgende Cursor verschijnt

4 mei 2017

They leave boxes full of people everywhere they go, and aside from students’ house parties when they Hugo need people to fill it up, the boxes student Su Bezombes, stainable Innovation stay separate. Last month, when the ‘America first but the Netherlands second’ video came out, I could only think of the wall building that the Dutch, like Americans, do in their lives. I sound so critical right? It does get better though, once they get to know you a bit better, they might mention their other boxes and recently I’ve been introduced to a couple more. I just didn’t expect it would take that long. So to all the Dutch people reading this article: build bridges, not walls or boxes!


Nieuws | 3

Kijk voor nieuws op www.cursor.tue.nl

‘Cum laude’ bachelor moet binnen 48 maanden studie

More news on page 5 and www.cursor.tue.nl/en

Bachelorstudenten mogen nog maar maximaal 48 maanden over hun studie doen willen ze in aanmerking komen voor een cum laude-toekenning. Dit extra criterium wordt komend collegejaar aan de bestaande regeling toegevoegd om de waarde van deze toekenning veilig te stellen. Volgens het Studenten Advies Orgaan voorkomt het ook dat studenten eindeloos herkansen om het benodigde cijfergemiddelde van een 8 te behalen. Wel hebben examencommissies het recht om bij bijzondere omstandigheden, zoals bijvoorbeeld ziekte, waardoor studievertraging is opgetreden, van deze regel af te wijken. De facultaire examencommissies aan de TU/e reiken op dit moment het getuigschrift ‘cum laude’ uit wanneer het ongewogen rekenkundige gemiddelde van de door de student afgelegde onderwijseenheden een 8 of hoger is. Het eindproject voor de bachelor (BEP) moet daarnaast met het cijfer 9 of hoger zijn beoordeeld. Daarnaast mag geen van de afgelegde onderwijseenheden die tot de opleiding behoren, beoordeeld zijn met een cijfer lager dan een 6.

TU/e student: March for Science bitter necessity here too Amsterdam and Maastricht are two of the some 480 cities worldwide where the first March for Science will be held on April 22. While it is easy to have a bit of a giggle here in the Netherlands about, say, the United States having a president who has an idiosyncratic take on science and truths, things are no different here, says TU/e student Joline Frens. Thursday April 6 she was distributing flyers on campus to raise awareness primarily among students of the event taking place in support of science. On April 22 scientists unite against politicians and policymakers who, Frens says, seem increasingly to disregard the facts, both scientific and otherwise.

Making an appointment online with an advisor or counselor As of April 17, students can make their own appointments online for advice or guidance. That is when the Education and Student Service Center (STU) is launching a three-month pilot. Until now students have been making appointments by phone or at the STU desk. Students will also find the website contains information about which people they can turn to in the event of various issues arising. For the time being, they can make an appointment with a study management advisor, a student counselor, a student psychologist or with an advisor from the CareerCenter.

Hier zie je 2 van de 14 teams die buiten speelden bij het 35ste Attila Tournament op 7, 8 en 9 april. 36 teams speelden in de zaal. De 588 spelers tikten bij de kroegentocht 2.144 gratis welkomstdrankjes weg, aten bij ‘t ontbijt 100 broden en kregen op de warme zondag 590 ijsjes. De bal ging in 171 wedstrijden 1.424 keer in de korf. Het record was 22 doelpunten in één wedstrijd van 16 minuten. 6 commissieleden konden 100 volle vuilniszakken ophalen en mochten 4 m2 slag­ roomtaart uitdelen. Meer foto’s vind je op onze website. (NS)

Bert-Jan Woertman wordt commercieel directeur TU/e-campus Mensen en partijen binnen en buiten de TU/e met elkaar in contact laten komen en verbindingen leggen met toegevoegde waarde voor Brainport Eindhoven. Dat is de inzet van Bert-Jan Woertman, die 1 juni start als ‘commercieel directeur Campus’ van de universiteit. De huidige directeur marketingcommunicatie van de High Tech Campus heeft naar eigen zeggen “maar één strategisch plan: het versnellen van de ontwikkeling van Eindhoven als ‘hightech hardware’-hoofdstad van Europa. En de TU/e speelt daarin een cruciale rol.” Het vergroten van de commerciële aantrekkingskracht van de campus voor partijen buiten de TU/e is een van de taken die vanaf 1 juni op het bord van Woertman liggen.

Eindhovense stadslongen oogsten lof in Londen Rob Vervoort, die als ontwerper-in-opleiding net gestart is met een bedrijfsopdracht bij ENS Technology, won dinsdag 4 april op het jaar­ congres van REHVA in Londen de studentencompetitie. Vervoort presenteerde er zijn afstudeerproject, waarbij hij onderzoek gedaan heeft naar de effecten die luchtzuiveringssystemen in parkeergarages hebben op het fijnstofniveau in de Eindhovense binnenstad. Vervoort: “Ons project is uniek vanwege de schaal waarop we de effecten van de luchtzuiverings­ systemen in Eindhovense parkeergarages hebben gesimuleerd. Normaal gaat het bij dat soort simulaties om één gebouw, wij deden het voor een aanzienlijk deel van de Eindhovense binnenstad.”

Méér dan een doelpunt per minuut

More than one goal per minute Here you can see 2 of the 14 teams that played outdoors at the 35th Attila Tournament on April 7, 8 and 9. 36 teams played indoors. During the pub crawl the 588 players got through 2,144 free welcome drinks, at breakfast they ate 100 bread rolls, and in the heat of Sunday they polished off 590 ice creams. The ball was shot into the net 1,424 times in 171 matches. The record score was 22 goals in a single 16-minute match. 6 committee members collected 100 full refuse bags and served 4 m2 of cream cake. You’ll find more photos on our website. Photo | Satyaki Chaudhuri


4 | Universiteitsberichten

ALGEMEEN TU/e | De TU/e viert haar 61ste verjaardag De 61ste oprichtingsdag van de universiteit wordt gevierd op donderdag 20 april om 15.30 uur in de Paterskerk in Eindhoven. Het thema van deze dies is ‘Haalt de universiteit 2040?’. Verschillende sprekers zullen vanuit hun eigen optiek en deskundigheid hun licht over de toekomstige ontwikkelingen doen schijnen. De sprekers zijn: • Rector magnificus Bert van der Zwaan van de Universiteit Utrecht • Voormalig president van de École Polytechnique Fédérale de Lausanne Patrick Aebischer • TU/e-voorzitter Jan Mengelers • Associate Professor in Physical Chemistry Ilja Voets (TU/e). Aansluitend vindt een receptie plaats van 17.15 - 18.30 uur in Hotel Pullman Eindhoven Cocagne, Vestdijk 47, in Eindhoven. www.tue.nl/dies Eredoctoraat voor Lars Arge van Aarhus Universiteit Dit jaar reikt rector magnificus Frank Baaijens tijdens de diesviering een eredoctoraat uit aan professor Lars Arge van de Aarhus Universiteit, Denemarken. Arge is een pionier in de theorie van I/O-efficiënte algoritmen, die van cruciaal belang zijn om big data efficiënt te kunnen analyseren. Hij is de oprichter en directeur van het Center for Massive Data Algorithmics (MADALGO), een toonaangevend Deens onderzoeksinstituut, en hij is bestuursvoorzitter van SCALGO, een bedrijf dat de laatste algoritmische technologie levert om geografische terreindata efficiënt te analyseren. Daarnaast is hij momenteel secretaris-generaal van de Danish Royal Academy of Sciences and Letters. Arge werkte in het verleden al samen met de Eindhovense erepromotor prof. Mark de Berg en dr. Herman Haverkort van de faculteit Wiskunde en Informatica, en dit eredoctoraat zal deze samenwerking verder versterken. Op 21 april vindt er een symposium plaats voor de eredoctor. Kijk voor meer info op: www.tue.nl/dsce/ calendar Schrijf je gratis in voor de Quiz Night XL! Op donderdag 18 mei is het tijd voor de zesde editie van Quiz Night XL die plaatsvindt tijdens de Dutch Technology Week in het Klokgebouw op Strijp-S in Eindhoven. Een avondvullend programma vol entertainment (NL/ENG), waarbij je in teamverband deelneemt aan een spannende quiz met verrassende vragen, filmbeelden en demonstraties. Deze staan allemaal in het teken van wetenschap en techno­ logie. Er zijn prachtige prijzen te winnen. De TU/e heeft weer een groot aantal tafels gereserveerd zodat studenten en medewerkers gratis kunnen deelnemen. Schrijf je individueel in met je TU/e e-mailadres. Op 18 mei kun je ter plekke met ‘jouw team’ van maximaal 5 personen een ‘TU/e-tafel’ bemannen. De termijn voor gratis deelname geldt tot 1 mei, dus schrijf je snel in via: www.quiznightxl.nl/tickets/tue.

UNIVERSITEITSBERICHTEN

Register free of charge for Quiz Night XL! On Thursday 18 May it’s the sixth edition of Quiz Night XL, which will be held during the Dutch Technology Week in the Klokgebouw (‘Clock Building’) at Strijp-S in Eindhoven. A whole evening filled with entertainment (Dutch/English spoken) for teams taking part in an exciting quiz with some surprising questions, film clips and demonstrations - all devoted to science and technology. There are also some great prizes to be won! TU/e has again reserved plenty of tables so students and staff can take part free of charge. You can register individually using your TU/e mail address. On 18 May you can take a seat with ‘your team’ of up to 5 people at a ‘TU/e table’. You can reserve your place free of charge until 1 May, so don’t delay, register today at: www.quiznightxl.nl/tickets/tue.

13 april 2017

Maandag 24 april, 16:00 uur, CZ4: promotie ir. B. Kruizinga (EE) Promotor: prof.dr.ir. E.F. Steennis Voorzitter: prof.dr.ir. A.B. Smolders Titel proefschrift: “Low Voltage Underground Power Cable Systems: Degradation Mechanisms and the Path to Diagnostics” Woensdag 26 april, 16:00 uur, CZ4: promotie H. Liu MSc (ST) Promotoren: prof.dr. A.P.H.J. Schenning en prof.dr.ing. C.W.M. Bastiaansen Voorzitter: prof.dr.ir. E.J.M. Hensen Titel proefschrift: “Influence of particle size and bimodality on the processing and performance of ultrahigh molecular weight polyethylene” Woensdag 26 april, 16:00 uur, CZ5: promotie ir. A. Higuera Rodriguez (EE) Promotoren: prof.dr.ir. M.K. Smit en prof.dr. A. Fiore Voorzitter: prof.dr.ir. A.B. Smolders Titel proefschrift: “Technology Development of Nano-scale Photonic Integrated Circuits on III-V Membranes” Maandag 1 mei, 16:00 uur, CZ4: promotie A. Cavalli MSc (TN) Promotor: prof.dr. E.P.A.M. Bakkers Voorzitter: prof.dr.ir. G.M.W. Kroesen Titel proefschrift: “Growth of nanowire solar cells”

In memoriam Femke Jansen Met grote verslagenheid hebben wij vorige week kennisgenomen van het overlijden van onze studente Femke Jansen. Dit droevige bericht kwam als een grote schok voor haar docenten en medestudenten van de faculteit Wiskunde en Informatica. Femke was bezig aan het laatste jaar van haar masteropleiding Computer Science and Engineering. Wij kenden Femke als een sympathieke en opgewekte studente, geliefd bij de mensen om haar heen, iemand die altijd klaarstond om anderen te helpen. Ze werkte met groot enthousiasme en toewijding aan haar afstudeeronderzoek, waarin ze samenwerkte met onderzoekers van de TU/e in een Europees project. Haar aanwezigheid en bijdragen werden zeer gewaardeerd en zullen worden gemist. Onze gedachten gaan uit naar de ouders, familie en vrienden van Femke. Wij wensen hen veel sterkte bij het verwerken van dit grote verlies. Namens het bestuur van de faculteit Wiskunde en Informatica, Prof.dr. J.J. Lukkien, decaan Dr. R.C. van der Drift, directeur bedrijfsvoering Collega’s van de groep Systeemarchitectuur en Netwerken

Advertentie

MENSEN Dienst ICT | Directeur ICT Services Liesbeth Pot neemt afscheid van de TU/e Na bijna vier jaar TU/e verruilt Liesbeth Pot haar positie voor een aanstelling als Hoofd Informatie­ voorziening Sociaal Domein bij de gemeente Amsterdam. Haar wordt een afscheidsreceptie aangeboden op 21 april 2017 van 15:30- 18:00 uur in het bedrijfsrestaurant van Kennispoort. Bureau voor Promoties en Plechtigheden | Intreerede professor Van der Vleuten Vrijdag 21 april, 16.00 uur, BZ: intreerede prof.dr.ir. E.B.A. van der Vleuten (IE&IS) Voorzitter: prof.dr.ir. F.P.T. Baaijens Titel: Challenging Prometheus: A History of Technology for an Age of Grand Challenges

Staat jouw toekomst in de kabelloze lift? Werk mee aan onze technische innovaties!

OPEN SOLLICITATIE DAG 6 mei 2017

10:00 - 14:00

Promoties Dinsdag 18 april, 16:00 uur, CZ4: promotie Y. Tang MSc PDEng (EE) Promotor: prof.dr. E.A. Lomonova MSc Voorzitter: prof.dr.ir. P.G.M. Baltus Titel proefschrift: “Multi-Excited Reluctance Machines Analysis, Modeling and Design for Application of Electric In-Wheel Traction” Dinsdag 18 april, 16:00 uur, CZ5: promotie K. Triantafylidis MSc (EE) Promotor: prof.dr.ir. P.H.N. de With Voorzitter: prof.dr.ir. J.H. Blom Titel proefschrift: “Automated Design Space Exploration for Component-Based Real-Time Distributed Systems” Woensdag 19 april, 16:00 uur, CZ4: promotie ir. E.W.A. Visser (TN) Promotor: prof.dr.ir. M.W.J. Prins Voorzitter: prof.dr.ir. G.M.W. Kroesen Titel proefschrift: “Biosensing Based on Tethered Particle Motion”

Science Park Eindhoven 5501 5692 EM Son

prodrive-technologies.com jobs@prodrive-technologies.com

6 mei 2017 10:00 - 14:00


Nieuws | 5

Kijk voor nieuws op www.cursor.tue.nl

Problems with MyTU/e portal? Contact the helpdesk

Hackathon HEX draait om knowhow en showhow Honderd deelnemers haalden in het weekend van 1 en 2 april de nacht door tijdens de eerste editie van studentenhackathon HEX. De vierentwintig uur durende competitie in het Designhuis in Eindhoven trok studenten uit allerlei studie- én windrichtingen. Het overkoepelende thema van de eerste Eindhovense studentenhackathon was ‘Connected’, met daaraan gekoppeld de subthema’s E-commerce, Future Mobility, Healthtech, Intelligent Buildings, Smart Cities en Virtual Reality. Teams kregen vierentwintig uur de tijd om een innovatieve oplossing te bedenken voor challenges op het gebied van deze subthema’s. Uiteindelijk kwam team HackBack als winnaar uit de bus. Zij ontwierpen voor de E-commerce-challenge een online platform waarop gebruikers voor elkaar een outfit kunnen stylen.

Crowdfunding at TU/e isn t only about the money Student teams Blue Jay and TU/ecomotive are the first projects for which TU/e hopes to attract funding with its new online crowdfunding platform. The platform, which aims to secure small and medium-sized amounts, was launched Thursday March 30 during the Where Science Meets Business conference held by the TU/e Innovation Lab. Relevance to society, a concrete goal in the not too distant future (with interim results available soon) and the time and readiness to invest in running a crowdfunding campaign - these are a few of the conditions for projects keen to present themselves on the platform. Study and student associations can also submit a proposal - provided it is socially relevant and in keeping with the university’s ambitions.

The new personal MyTU/e portal has now been visited by more than ten thousand TU/e staff and students. While the introduction went relatively smoothly, some users are still experiencing problems. Individuals who had not been assigned to the correct user category, for example, aren’t getting to see all the tiles that are relevant to them. Nor is the mail app functioning properly. Since the new portal on mytue.tue.nl went live on Monday March 13, says project manager Henny van Alphen of the CIO Office, a little under six hundred reactions, positive and negative, have been received - via both the feedback button in the portal itself and email.

New university agreement: salaries up, work pressure down It wasn’t without a struggle, but the unions and universities have managed to reach an agreement on a new collective labor agreement (CAO). One of the most important points agreed is that the high level of work pressure at each university will be addressed. In addition, salaries will increase by 1.4 percent. For quite a while, the negotiations were deadlocked. The universities tried to appease the unions last summer with a small salary increase, but the unions considered it insufficient. The unions would have preferred to have seen something done about the high level of work pressure.

Jarig Studentensportcentrum daagt uit Hoe groot of klein ook: sportieve uitdagingen liggen in het Studenten­ sportcentrum elke dag al voor het oprapen. Het jarige sportcentrum doet er vanaf 12 april echter een schepje bovenop met de ’50 Days Challenge’: een reeks actieve, sociale en culturele uitdagingen om zowel de bloed­ fanatieke als de iets minder gemotiveerde sportkaarthouder op een vrolijke manier in beweging te krijgen. De uitdagingen worden bekendgemaakt op Facebook; elke challenge krijgt zijn eigen Facebook-evenement. Zoals de actie voor de stichting Miles for Muscles vandaag, donderdag 13 april, die zich inzet voor mensen met de vooralsnog ongeneeslijke spierziekte SMA.

De mens achter het nieuws

Record number of international students Never before were there so many international students in the Netherlands and never before did they come from so many different countries. The univer­ sities in particular have seen an enormous increase. On October 1, 2016, TU/e counted 1,408 international students. This academic year there are over 112,000 international students in the Netherlands of 164 different nationalities, according to internationalization organization Nuffic. While more than 30,000 follow a course or are serving internships, 81,000 have come here for a whole study program.

Tekst| Tiny Poppe Foto| Bart van Overbeeke

Manon van Lint (29) werkt als clusterhoofd cursussen bij het Studentensportcentrum Eindhoven waarbij ze verantwoordelijk is voor het cursusaanbod, meewerkt in de zwemschool en ook tennis- en zwemles geeft. Ze is medebedenker en verantwoordelijk voor de ‘50 Days Challenge’ ter gelegenheid van het vijftigjarige bestaan van het SSC. Alle sportkaarthouders kunnen hier van 12 april tot 31 mei gratis aan deelnemen. “We willen hen graag iets teruggeven”, aldus Manon.

Wie heeft jou op sportief vlak geïnspireerd? “Mijn vader nam me als kind al mee naar de tennisbaan. Maar allebei mijn ouders lieten me erg vrij, ik mocht van alles uitproberen en dat heb ik als heel stimulerend ervaren. Ik zou graag willen bereiken dat studenten en medewerkers bij de ‘50 Days Challenge’ ervaren wat er hier allemaal op sportief gebied te doen is en ook dat ze een sport vinden waar ze zich lekker bij voelen.”

Manon van Lint “Sport en gezelligheid zijn nauw met elkaar verbonden”

Welk challenges vind je zelf het leukst? “De ‘quiz by Wim’, waarin onze directeur Wim Koch hier in de kantine aan de deelnemers allerlei vragen stelt over sport en vijftig jaar sportcentrum. Ook verheug ik me op de Comedy Night waarvoor we twee stand-upcomedians hebben uitgenodigd.”

Dat zijn niet echt sportieve activiteiten “Omdat we ons als Sportcentrum ook richten op ‘community building’, besteden we naast de sportieve challenges ook veel aandacht aan de sociale activiteiten, zoals samen ontbijten, paaseieren zoeken, bordspelletjes, bingo, het jubileumfeest op 31 mei en nog veel meer. Sport en gezelligheid zijn nauw met elkaar verbonden.”

Hoe sportief ben je zelf? “Ik tennis al heel lang, maar ik vind eigenlijk alle sporten leuk. Ik sport dan ook drie keer in de week. Omdat het aanbod zo groot is, kan ik iedere keer weer iets anders uitproberen dus ik zit hier prima op mijn plek. ”

Wat is jouw mooiste sportervaring? “Mijn deelname aan de triatlon twee jaar geleden. Toen ik vanwege een blessure niet goed kon tennissen, ben ik veel gaan zwemmen en fietsen met als einddoel deelname aan een de kwart triatlon. Dat was erg zwaar en ik heb er echt naartoe moeten werken. Ik had geen enkele ervaring in wedstrijdfietsen en -zwemmen, dus dit was niet alleen mijn mooiste, maar meteen ook mijn grootste sportieve challenge tot nu toe.”

Welke challenge zie je voor jezelf? “De Vikingrun op 20 mei lijkt me best een uitdaging. Ik ben absoluut geen survivaller, maar dit is een loop met allerlei obstakels, waarin je moet klimmen en rennen, ook in de modder, dus dat lijkt me behoorlijk pittig.”


6 | Interview

13 april 2017

Gerrit Kroesen in zijn huiskamer.


Interview | 7

Kijk voor nieuws op www.cursor.tue.nl

Decaan Technische Natuurkunde Gerrit Kroesen kreeg twee keer kanker

Uitgeschakeld, en weer dóór Interview | Norbine Schalij Foto | Bart van Overbeeke Even dacht hij nog; het zal wel meevallen. De eerste keer lymfeklierkanker, een decennium geleden, had hij ook in een vloek en een zucht van zich afgeworpen. Maar toen Gerrit Kroesen (58) voor de tweede maal getroffen werd door non-Hodgkin lymfoom, was het wel een ander verhaal. Toch bleef de decaan van Technische Natuurkunde zo goed en zo kwaad als het ging betrokken bij zijn faculteit. “Mijn recept is: zoveel mogelijk blijven doen.”

“Als het maar niet zo’n verhaal wordt, van ‘wat is ie toch zielig en wat is ie toch dapper’”, begint Gerrit Kroesen het gesprek. Dat zou hij zelf namelijk met tegenzin lezen. Ja, hij is zielig, hij heeft de grote pech gehad dat hij in tien jaar tijd tweemaal tegen een hem ‘zeer slecht gezind kosmisch foton’ is aangelopen. Tweemaal kreeg hij non-Hodgkin, maar gelukkig betrof het twee keer een totaal ander celtype. De lymfeklierkanker was de eerste maal, hij weet niet eens meer precies in welk jaar, 2004 of 2005, van een zeer agressieve en bijzonder snelgroeiende soort. De tweede maal had Gerrit te dealen met een extreem traag groeiende kanker in hals- en okselklieren. Daar is hij van voorjaar 2014 tot voorjaar 2016 druk mee geweest. Driemaal zat hij op het randje van de dood, niet door de non-Hodgkin, maar door de behandeling ervan. Maar nee, hij is niet dapper. Hij zou niet weten hoe hij anders met de ziekte moest omgaan. “Ik kon er niet op wáchten om door te gaan. In het ziekenhuis hield ik werkbesprekingen, bezoek sprak over natuurkunde, ik bleef mentaal bij mijn werk. Ik had een speciaal laptopje aangeschaft met een minimale blower zodat het de ziekenhuiskamer in mocht. Tijdens mijn herstel heb ik wel eens beoordelingsgesprekken gehouden bij mij thuis in Eindhoven.”

“We gaan nog één keer slaan, maar dat moet wel raak zijn” Gerrit kan alles aan, als er maar duidelijkheid is. Toen oncoloog nummer 1 en oncoloog 2 het niet eens waren over de behandeling, werd ie kriegelig. “Dáár kan ik niet mee omgaan.”

Een gespecialiseerde arts in Maastricht moest de knoop doorhakken. “Hij zei: ‘We gaan nog één keer slaan, maar dat moet wel raak zijn’. Die woorden vergeet ik niet meer. Het zet de stemming, maar ik wist wel waar ik aan toe was.” De aanpak was heftig: vier zware chemokuren (R-DHAP) in MMC in Veldhoven en daaropvolgend een stamceltransplantatie in UMC Maastricht. Eerst worden dan miljoenen stamcellen uit het eigen beenmerg gehaald en ingevroren. Vervolgens worden alle resterende kankercellen in het lichaam gedood door een zeer intense chemokuur. Een ‘stootkuur’ noemt Gerrit die, de dosis van sommige componenten is 250 maal hoger dan normaal en het moet in één uur naar binnen. Het spul is zo giftig dat het niet in smalle aders mag worden gespoten, maar vlak boven het hart in de bloedsomloop terecht moet komen. Artsen maakten daarvoor een onderhuidse leiding van hals naar hart. Met een kraantje, ook handig voor medicijnen­ toevoer later. “Doel van die stootkuur was alle kankercellen te doden, maar de resterende stamcellen gaan ook allemaal dood. Je maakt dan geen rode bloedcellen aan, geen bloedplaatjes en geen witte bloedcellen. Gevolg is dat je extreem gevoelig bent voor allerlei infecties.” Gerrit kreeg dus ook een darminfectie, nota bene van enkele bacteriën die op zijn eigen huid leefden. Hij werd vanwege de pijn “al snel onder de morfine gedouwd”. Er gingen weken voorbij waarin hij nauwelijks aanspreek­ baar was. Wel wakker, maar niet echt. Wat hij zei, was volslagen chaos, hoorde hij later van zijn zoon Jelle (nu 23 jaar oud).

“Mensen herkenden me niet op straat”

Toen zijn eigen stamcellen weer teruggebracht waren, en zijn lichaam de infectie enigszins verslagen had, bedacht hij in een helder moment dat het maar afgelopen moest zijn met die totale afhankelijkheid van morfine. “Anders lig ik hier nog wéken”. Als een uitgeknepen spons, zijn eigen woorden, ging hij naar zijn huis. “Het ging vrij snel bergopwaarts. Eind maart kwam ik uit het ziekenhuis, in september wilde ik wel weer terug zijn op de TU/e. Maar in april liep ik rond als een lijk. Geestelijk was er niks aan de hand, maar ik had totaal geen lichaamskracht. Als ik al ergens liep, met rollator of krukken, zonder haren en baard, herkenden mensen me niet.” Toen Hans van Duijn (voormalig rector, red.) afscheid nam tijdens de dies, was Gerrit net een paar weken uit het ziekenhuis. Uitgemergeld liep hij mee in het cortège. Hij had mensen uit zijn groep Elementary Processes in Gas Discharges voorbereid door een foto van zichzelf te sturen met als bijschrift ‘I am lord Voldemort’. Hij vond dat komisch omdat hij tegelijkertijd dacht: “Wacht maar even, over drie maanden ben ik weer de oude”. Nieuwe darminfecties (lees: vier operaties) in augustus vertraagden zijn terugkomst tot oktober. En toen kwam hij meteen fulltime. Niet in stapjes, want een functie als decaan vraagt volledige inzet. “Dat heeft uiteindelijk wel goed uitgepakt. Ik knapte snel op. Je bent van de straat, dat is toch wel een deel van mijn recept om met ziekte om te gaan. Zorg dat je wat te doen hebt. Laat je gedachten je afleiden.” Hij bestrijdt dat dat wegdrukken is. “Ik wist exact wat me overkwam. In alle stadia. Was voortdurend op de hoogte van alle risico’s. Eigenlijk was de kans dat ik het zou overleven, een tweede keer lymfeklierkanker, niet eens zo groot. Ik ben drie keer net niet dood gegaan.” Twee keer is hem dat achteraf verteld door

artsen, één keer was hij er met zijn volle verstand bij. “Ik kreeg ademnood in het ziekenhuis van Maastricht. Het was drie uur ‘s nachts en ik lag gelukkig niet alleen op een kamer. De andere patiënt hoorde me stikken en drukte op de alarmbel, dat kon ik zelf niet meer. Medici rukten in volle oorlogssterkte uit en dienden pure zuurstof toe, die in die kamer natuurlijk voorhanden was. Het lag niet aan mijn longen, mijn hart kreeg het bloed niet rondgepompt na die stootkuur. Ik dacht dat ik het niet zou overleven. Thuis zou dat ook niet zijn gelukt.”

“Ik bekijk zaken nu meer van de menselijke kant” Twee permanente lichamelijke gevolgen zijn er. De hoogleraar is 9 centimeter kleiner geworden omdat de chemo’s twee rugwervels vergruisden. Nog nooit had hij zo’n pijn gevoeld. Die pijn is nu weg, maar het lopen gaat lastiger. En zijn gehoor is per kuur zes decibel achteruit gegaan. Dat heeft hij thuis telkens gemeten met eigen apparatuur. Gelukkig hoort hij nog voldoende om te genieten van zijn orgelspel. Alle bijwerkingen die iedereen krijgt, heeft hij niet gehad, behalve haaruitval. Maar de bijwerkingen die gelden voor één op de duizend mensen, gehoorbeschadiging en osteoporose, kreeg dit bijzondere mens wel. Wat er mentaal is veranderd, is moeilijker te zeggen. Gerrit weet het wel, maar kan geen concrete voorbeelden geven. “Ik ben resoluter geworden. Zit er korter op. Ik bekijk zaken nu meer van de menselijke kant, maar als ik dan weet hoe ik iets wil, dan stel ik niets meer uit. Komt misschien omdat ik toch de betrekkelijk­ heid van het leven gezien heb.”

Out of circulation, and going on again For a brief moment he thought: it won’t be all that bad. The first attack by lymphoma, a decade ago, he had also shaken off in a jiffy. However, when Gerrit Kroesen (58) was hit a second time by non-Hodgkin’s lymphoma, the story was quite different. Yet the dean of Applied Physics continued to be involved with his department as best he could. “My motto is: keep doing as much as possible.”

“As long as it’s not going to be a story of ‘isn’t he pitiful and isn’t he brave’”, says Gerrit Kroesen, dean of the Department of Applied Physics, at the beginning of the conversation. For he himself would be reluctant to read that. Yes, he is to be pitied, he has had the very bad luck of encountering a ‘very ill-disposed cosmic photon’ twice within ten years. Two times he developed non-Hodgkin’s lymphoma, though it was fortu-

nately a totally different cell type twice. The lymphoma was a very aggressive and particularly fast-growing type the first time. The second time Gerrit had to deal with cancer in his cervical and axillary lymph glands that developed extremely slowly. That took up most of his time from the spring of 2014 until the spring of 2016. Three times he found himself tottering on the brink of death, not as a result of non-Hodgkin’s lymphoma, but due

to its treatment. But no, he is not brave. He would not know how to deal with the disease in any other way. “I just couldn’t wait to go on. In hospital I would hold progress meetings, visitors discussed physics, I kept mentally involved with my work. I had bought a special small laptop with a minimal blower so that I was allowed to use it inside the hospital room.”

What has changed mentally is more difficult to determine. Gerrit knows it alright, but cannot give any concrete examples. “I’ve become more resolute. I hold the leash more tightly. I look at matters more from a human side, but once I have figured out how I want something, I don’t put off anything anymore. Maybe that’s because I have come to see how relative life is after all.”


8 | Student

13 april 2017

Binnenkijken bij

CASAV 11 Van Kinsbergenstraat 17 Hoeveel personen: zeven, TU/e’ers zijn in de minderheid (3), vrouwen niet (4). Meest trots op: Freek Vonk-spaarplaatjes (zegt Nina), zo vaak mogelijk samen eten (zegt de rest). Schamen zich voor: ‘precies helemaal niks’ (zegt Maurice), de plafondlamp die vol met vliegjes zit (zegt Nina). Studentenhuis sinds: héél lang. Zat eerder op ander adres, waar de huisnaam nog naar verwijst (de straatnaam begon met een V, het huisnummer was 11, meer is niet bekend). Meest bijzondere bewoner: Karlijn Fransen. Deze TU/e-studente (WTB) is nu (en vele andere avonden) bij het Solar Team Eindhoven. Huurprijs: 195 euro tot 290 euro. Interview | Norbine Schalij

“Deze tuin wordt heus met Hemelvaart, in ieder geval voor het huisfeest van 19 mei, opgeruimd”, verzekert Rens Meijers, zesdejaars Biomedische Technologie, en huisoudste. Het huisfeest heeft als thema ‘sportief naar de tering’ en bezoekers mogen zich verheugen op pittige warming ups, cooling downs en andere dansjes. Die gaat Esther Heessels (Fontys Sporthogeschool) geven. Hemelvaart valt dit jaar op 25 mei, Rens.

De trots van Nina van Mourik (Fontys psychologie) is eigenlijk de selfie die zij heeft van haar en Freek Vonk. Die hangt veilig bij haar bed. Maar met deze keukenwand vol Freek Vonk-plaatjes van de supermarkt is ze ook heel blij.

Photos | Bart van Overbeeke

En hoe is het in ...?

Philadelphia |

Ik arriveerde in de VS op donderdag 26 januari: zes dagen na de inauguratie van Donald Trump, en één dag voordat hij zijn beruchte inreisverbod ondertekende. Mijn eerste weken hier waren om die reden heftig. Hoewel mijn eigen visum niet ter discussie heeft gestaan, maakte ik op de universiteit en in de flat waar ik woon wel kennis met mensen die aan de grens werden gearresteerd en uren vastzaten, en met de grote hoeveelheid studenten en docenten die de straat op gingen om te protesteren. Voor studenten uit de door Trump gewraakte landen geldt momenteel een keuze: als ze naar hun thuisland reizen, bestaat de kans dat ze nooit meer terug mogen om hun opleiding af te maken. Maar als ze hier blijven, zullen ze de komende jaren hun familie niet kunnen zien. Hoewel de politieke situatie elke dag gekker wordt, gaat het normale leven natuurlijk gewoon door. Ik woon op de campus van UPenn. Er zijn gigantisch veel activiteiten en clubs: sportwedstrijden, maar ook een marching band en een glee club. Alles wat je van televisie kent, blijkt echt te bestaan, en meer dan dat.

Studenten van de TU/e gaan steeds vaker voor hun studie naar het buitenland. Voor een stage, een exchange semester of voor het verrichten van onderzoek. Cursorlezers kunnen op deze plek over de schouder van een TU/e-student in het buitenland meekijken.

Verder is er ook buiten de uni veel te doen. Philadelphia is een van de grootste en meest historische steden van de VS, maar ook een van de weinige steden waar veel gewandeld en gefietst wordt. Hierdoor is het gemakkelijk om in mijn vrije tijd de stad buiten de universiteits­ campus te bekijken. Buiten de grote kunstmusea - ze hebben hier de Zonnebloemen van Van Gogh! - en overige toeristische attracties, kan ik me heel erg vermaken met typisch Amerikaanse dingen als Wal Mart en de vele restaurants waar je 24/7 kunt ontbijten. Door de combinatie van werken en zoveel mogelijk proberen te zien en doen vliegt de tijd voorbij: de helft zit er alweer op. Tot deze zomer! Bor de Kock, student Software Science & Web Science

Vind jij het ook leuk om een bijdrage te leveren aan deze rubriek en ben jij dit collegejaar in het buitenland? Stuur dan een mailtje naar cursor@tue.nl.


Student | 9

Kijk voor nieuws op www.cursor.tue.nl

Vlnr: Rens, Maurice Mikkers (mbo Maatschappelijk werk en meester van pesto pasta), Nina, Esther, Jesse Laarman (eerstejaars Technische Natuurkunde en zo vriendelijk ons welkom te heten), Amber Zonnenberg (Fontys communicatie).

Het historisch besef van de bewoners is niet erg groot, (zie ook uitleg huisnaam). Ze weten niet te vertellen wat voor winkel hier ooit zat. Technisch vermogen is ook niet oververtegenwoordigd, de elektrische bel is al jaren stuk.

Mooie wijnglazen. Minder mooi plafond. De kamer van Rens ligt onder het platte dak bij de aanbouw aan de achterkant. Sommigen noemen dat een dakterras. “Nee, het is een vluchtroute”, zegt Rens. Als je het gebruikt als dakterras, gebruikt het regenwater het als vluchtroute.

Eén van deze kabels doet het wel. Dat is die van Amber. De kluwen ligt in de gang achter de voordeur. Best lastig met stofzuigen.

Living on campus

In the student tower blocks Aurora and Luna many hundreds of students and employees are living on campus. Time to make a tour.

“I feel so safe here” During a trip to Amsterdam and Keukenhof park, in the spring of 2015, the American student Ronnie Gross (21) fell in love with the tulips. When she later heard from fellow students at the Georgia Institute of Technology in Atlanta what it was like to study Industrial Design at TU/e (hip and fun), she knew for sure that she wanted to come here. “In any event I wanted to go abroad,” says Ronnie, “because it is very expensive to study in Atlanta. I like that Eindhoven is small, that it is surrounded by other European cities, and that you can open the windows here.” That feature of the windows is something she only discovered here, because in all three of the apartments in which she lived in Atlanta, that wasn’t the case. Another thing she has discovered here is that it is wonderful to go to the pubs on Stratumseind by bike. “And I feel so safe here. It’s a nice feeling. If I get mugged, I’ll probably just get stabbed with a knife and not shot with a gun!” She laughs, but isn’t joking when she says that sometimes in Atlanta she would look back over her shoulder to see whether she was safe. “Atlanta is a big city, and in big cities you have to be aware of your surroundings at all times.” Key words she attributes to Eindhoven are ‘relaxed’ and ‘slow’. Her leisure time is spent doing water color painting, sketching, reading and lying in her hammock on her tenth-floor balcony. And she often hangs out with a group of friends, all Aurora residents. “At the weekend there are often spontaneous trips and parties in someone’s apartment.” The last one was a Vladimir Poutine party where the Canadian version of the Dutch ‘Kapsalon’ (think fries with cheese and gravy) and a lot of vodka was brought along. Her favorite places on campus are the canteen of Laplace and on Thursday the student bar The Villa in the Paviljoen. And she likes to jog around the Karpendonkse Lake, “so my pants still fit me.” Ronnie is almost sorry that she is staying here for only six months, although she admits she does miss her family a little bit. In the summer she will be going back to Georgia to complete her Bachelor’s. What she is certainly going to miss when she leaves are the Dutch coffeeshops (she already knows The Pink, The Wall, De Bakkerij and Upstairs), the stroopwafels (especially freshly baked) and the coffee-drinking culture. The spontaneity of having a coffee with friends you bump into on the street isn’t something she is likely to experience in Atlanta. Interview | Norbine Schalij Photo | Bart van Overbeeke


10 | Interview

13 april 2017

? De Vragenbank

Merel van Hooren (21) is derdejaars bachelorstudent Bouwkunde, penningmeester en barhoofd bij studievereniging CHEOPS, koopt graag nieuwe schoenen, houdt van gezond eten en leest graag Nederlandse literatuur. Ze beantwoordt de vragen enthousiast en spontaan. Ook die ene ‘gênante’ vraag…

Wat is de beste raad die je ooit kreeg en van wie?

Over welk onderwerp zou je eens wat minder moeten praten?

Kun je makkelijk poepen op een openbaar toilet?

Welk boek zou iedereen moeten lezen?

Wat zou je het allermoeilijkst vinden om op te geven?

“Die raad kwam van mijn moeder. Ze gaf me op mijn zestiende verjaardag een zelfgemaakt schilderij met de tekst ‘droom groots’. Ze bedoelde er vooral mee ‘wees niet bang om grote dromen te hebben’. Ik vind het mooi dat ik het op mijn zestiende kreeg; dat is toch wel een kantelpunt in je leven, het moment dat je keuzes moet maken. Toen mijn moeder jong was, was het minder gebruikelijk om naar de universiteit te gaan. Ze wenste mij dat wel toe. Ik was sowieso van plan om te gaan studeren, maar het is extra fijn als je dan zoveel steun krijgt. Wat mijn droom is? Om een goede architect te worden.”

“Uhh. Ik praat binnen het bestuur veel over financiën, maar dat hoort bij mijn functie als penningmeester. Ze vinden me soms vast vervelend, omdat ik dan degene ben die op de rem trapt. Aan de andere kant maak ik ook van alles mogelijk. Oh, en ik praat ook veel over schoenen, kleding en gezond eten, avocado’s en zo. Ik vertel het graag als ik weer nieuwe schoenen heb gekocht. Ik schat in dat ik meer dan dertig paar heb staan. Maar het kenmerkt me, en ik zou daar niet minder over willen praten.”

“Hahahaha. Wat een vraag! Ongemakkelijk hoor, heb ik dat weer. Oh, heeft je collega die vraag bedacht? Nou, bedank haar maar dan. De jongens in ons bestuur hebben een groepsapp waarin ze de toiletten aan de TU/e beoordelen. De meiden hebben het daar niet over, die houden dat een beetje stil. Ik doe dat eigenlijk nooit op een openbaar toilet. Ik wil in elk geval een gesloten hokje en ik wil niet dat andere mensen me kunnen horen.”

“Ik lees veel en graag, ongeveer een boek per week. Ik houd vooral van Nederlandse literatuur. Een boek dat ik iedereen kan aanraden is ‘Een schitterend gebrek’ van Arthur Japin. Er zat een goede boodschap achter. Het gaat over een man en een vrouw die niet samen kunnen zijn door een verminking in het gezicht van de vrouw, in een tijd waarin uiterlijk heel belangrijk is. Zij kiest ervoor hem te laten gaan, een dappere beslissing. Daarna probeert ze zoveel mogelijk uit het leven te halen en kiest ze op het einde van het boek juist voor zichzelf. Je moet proberen met rede te kiezen, ook al is dat vaak heel moeilijk.”

“Oh gelukkig, geen gênante vragen meer! Mijn vriendschappen. Ik heb zo’n lieve vriendinnen, zowel hier aan de TU/e als in Heerlen waar ik vandaan kom. De meesten ken ik van de middelbare school en sommigen zelfs van de basisschool. Dat is zo belangrijk, goede vriendschappen. Als je het moeilijk hebt, dan heb je altijd iemand om op terug te vallen.

Interview | Judith van Gaal Photo | Bart van Overbeeke

? The Hot Seat

En mijn hond Simba, die nu drie is. Die heb ik zelf opgevoed, ik ben er mee op puppy-cursus geweest. Wat een mooie afsluiter, deze vraag.”

Merel van Hooren (21) is a third-year Bachelor’s student of Architecture, Building and Planning. She is also the treasurer and head of the bar at study association CHEOPS, likes to buy new shoes, loves healthy food and enjoys reading Dutch literature. She answers the questions enthusiastically and spontaneously. Even the ‘embarrassing’ one…

What is the best advice you have ever been given and who gave it to you?

What subject should you talk less about?

Can you easily poop in a public restroom?

Which book should everyone read?

What would be the hardest thing of all for you to give up?

“That was my mother’s advice. On my sixteenth birthday she gave me a self made painting that incorporated the words ‘think big’. What she wanted to say was ‘don’t be scared to have big dreams’. I like that I received it on my sixteenth birthday; that’s a turning point in your life. A moment when you have to make choices. When my mother was young, it was less usual for young people to go to university. She wished that for me. I was already set on going on to higher education, but still it was lovely to feel so much support. What is my dream? To be a good architect.”

“Erm. With the board I talk about finances, but hey that’s part of my role as treasurer. I’m sure they find me annoying at times because I’m the person who puts the brakes on. On the other hand, I also make all kinds of things possible. Oh, and I talk a lot about shoes, clothes and healthy food, like avocados and so on. I like to let people know when I’ve bought another pair of new shoes. I guess I have more than thirty pairs in my closet. But that’s what’s distinctive about me, and I wouldn’t like to talk any less about it.”

“Hahahaha. Oh, how awkward. Trust me to get a question like that. Oh, did your colleague come up with this question? Then give her my thanks. The guys on our board have a GroupsApp in which they assess the restrooms at TU/e. The girls don’t talk about it, they keep quiet on the subject. Actually I never do that in a public restroom. I need a fully enclosed space and I don’t want other people to be able to hear me.”

“I like to read and I read a lot, about a book a week. The book that I can recommend to everyone, is ‘Een schitterend gebrek’ by Arthur Japin. It had a good message. It’s about a man and a woman who cannot be together because the woman’s face has been disfigured; this is at a time when appearance is very important. She chooses to let him go, which is a brave decision. After that she tries to get as much as she can out of life, and at the end of the book she chooses to put herself first. We have to try and make rational choices, even though that may be very difficult.”

“Oh joy, no more embarrassing questions! My friendships. I have such wonderful friends, both here at TU/e and in Heerlen, where I’m from. Most of them I know from high school but some go right back to primary school. It is so important to have good friendships. When you are going through a difficult time, you will always have someone to fall back on. And my dog Simba, who is now three. I raised him myself, and I took him on a puppy training course. What a nice way to end, with this question.”


Mens & Mening | 11

Kijk voor nieuws op www.cursor.tue.nl

In Cursor worden iedere twee weken studenten, docenten, labs, technische artefacten, de werkomgeving, het weten­schappelijk bedrijf, de campus, het onderwijs en websites onder een psychologische loep gelegd door de medewerkers van TU/e-opleiding Psychology & Technology.

TUssen de oren

Potje met vet Docenten denken regelmatig samen na over onderwijs, onderwijs­vernieuwing, over wat werkt, wat beter kan, beter moet. De laatste tijd praten we ook vaak over wat sneller kan en moet. Zo spraken we vandaag over rubrics. Een rubric is een beoordelings­ instrument om docenten te helpen complexe competenties te evalueren. Vaak bestaat zo’n rubric uit een lijst deelvaardigheden met een bijbehorende beschrijvende schaal met behaalde competentieniveaus. Vroeger had je dat niet, dan gaf je gewoon een cijfer op ervaring of buikgevoel, maar ook wij leren bij.

Rubrics kunnen studenten inzicht verschaffen over wat er van ze verwacht wordt en voor docenten vormen ze een goed instrument om werkstukken op een gestructureerde, bijna objectieve, en ook efficiënte manier te becijferen. Ik gebruik dus ook rubrics. Ik vul ze braaf in na projecten en koppel terug aan studenten welk cijfer ze behaald hebben, met kruisjes op de juiste plekken om dit oordeel te onderbouwen. Met dat oordeel is het vak afgelopen en valt het boek dicht. Een beetje jammer ook: het definieert het eind van onze reis. Maar ik gebruik ze dan ook alleen aan het eind van de rit.

Brain matters

We hebben samen besloten tot burgerlijke ongehoorzaamheid Tijdens een project werk ik anders: ik kijk, ik luister, stel vragen, geef feedback op proces, op schrijf­ producten. Ik benoem natuurlijk wat in mijn ogen goed gaat en wat niet, maar vraag ook naar de eigen beleving. Ik denk na over hoe ik een student of groepje studenten het best vooruit help of meer kan uitdagen.

Dat is iets heel persoonlijks en gaat over ons pad naar iets goeds, moois of bijzonders, niet het eind van die tocht. Tussen het becijferen van werkstukken en tentamens door voer ik deze weken ook menig jaargesprek met medewerkers. Daarvoor is een nieuw formulier ontworpen. Naast de gespreksonderwerpen die voorbij horen te komen en ruimte voor zowel medewerker als leidinggevende om daarop te reflecteren, prijken er sinds dit jaar beoordelingsschaaltjes per deelcompetentie op het formulier. Maar dat wringt in mijn hoofd: een jaargesprek zie ik als een

begeleidingsgesprek, geen beoordelingsgesprek. Als ik het niet goed deed, moet ik dat daar horen, maar het gesprek moet ook gaan ook over dromen, ambities en hoe die te bereiken. Samen. En dus wil ik geen rubric, geen cijfer - geven noch krijgen. En ik heb toffe collega’s: we hebben samen besloten tot burgerlijke ongehoorzaamheid in deze. Onze reis zit er nog niet op en we gaan nog niet naar huis. Potje met vet! Yvonne de Kort | hoogleraar Omgevingspsychologie bij Human-Technology Interaction

In every Cursor staff from the human-oriented program Psychology & Technology Cursor will be taking a closer psychological look at students, teachers, labs, technical artifacts, the workplace, the scientific business, campus, education, and websites.

The song that never ends Teachers regularly team up to reflect on education, educational innovation, on what works, what can be better, must be better. Lately we have also been talking frequently about what can go and must go faster. So, today we were discussing rubrics. A rubric is an assessment instrument that helps teachers evaluate complex competences. In many cases such a rubric consists of a list of subskills with an appurtenant descriptive scale stating the competence levels reached. In the old days you did

not have that, you would simply award a grade based on experience or a gut feeling, but we also learn new things. Rubrics can help students gain insight into what is expected from them and for educators they form a good instrument for grading projects in a structured, almost objective, and also efficient way. Therefore I also use rubrics. Like a good girl I fill them out after projects and feed back to students what grades they have obtained, ticking the appropriate boxes to substantiate this assessment. Once that assessment has been given, that ends the course and the book is

closed. Which is also a bit of a pity: it defines the end of our trip. It is only at the very end of the route that I use them, though. During a project my working method is different: I look, I listen, ask questions, give feedback on the process, on the papers produced. Of course, I also say what I think is going well and what is not, but I also ask students how they have experienced this themselves. I reflect on the best way to help a student or a group of students move forward or how I can challenge them more. That is a very personal note and it relates to our path towards something

good, something beautiful or special, not towards the end of that journey. In between grading projects and examinations I also conduct lots of annual talks with co-workers. A new form has been designed for this purpose. Apart from the topics of conversation that are obligatory and room for both the co-worker and the superior to reflect on them, the forms have since this year displayed assessment scales per subskill. This has resulted in a squeeze in my mind, though: I regard an annual talk as a coaching discussion, not an appraisal

interview. If I did not do things right, that is the occasion on which I must be told so, but the talk should also be about dreams, ambitions and how they may be reached. Together. So I don’t want to give or get a rubric, or a grade. And I have great colleagues: we have jointly decided on civil disobedience in this respect. Our trip is not finished and we are not going home yet. The song that never ends! Yvonne de Kort | Professor of Environmental Psychology at Human-Technology Interaction


12 | Focus

13 april 2017

Text | Norbine Schalij Foto | Bart van Overbeeke Hoeveel tentamens maak jij als student voor de TU/e jou je bul overhandigt? En hoeveel papier is daarvoor nodig? De eerste stappen worden gezet om tentamens te digitaliseren. Zo worden er bij Electrical Engineering tentamens afgenomen op de laptop, waarmee een usb-stick notebooks tot een controleerbare werkplek maakt. Over twee of drie jaar kan het zover zijn dat er minder karrenvrachten papier worden gebruikt bij het opleiden van de ingenieur van de toekomst.

Kubieke mete voor de tenta

Waar hebben we het over? Tentamencoördinator Ron Tempelaars bestelt gelinieerd tentamenpapier en ruitjespapier voor alle tentamens aan de TU/e. Er worden 10.000 tot 12.000 sets tentamenpapier per tentamenweek gebruikt. Er zijn 9 tentamenweken, verdeeld over vijf tentamenperiodes. Een setje bestaat uit vier gelinieerde A4-vellen en twee vellen kladpapier. De prijs is afhankelijk van de kleur, de oplage én de dagprijs en schommelt tussen € 0,1007 en € 0,0992 cent bruto per setje. Uitgaande van tien cent per set en 9 maal 11.000 sets kom je op 9.900 euro. Hiervoor heb je alleen het tentamenpapier waarop studenten de antwoorden van hun open vragen schrijven. Meerkeuzeformulieren worden door de faculteiten/docenten zelf verzorgd. Docenten kunnen hun tentamenopgaven laten printen bij de Printservice. Er gaan hiervoor 3 pallets papier per jaar doorheen: 300.000 vellen papier. De inschatting van Ron Tempelaars is dat 15 tot 20 procent van de docenten van deze faciliteit gebruikmaakt.

Minder papier, hoe dan? In november 2015 is de TU/e, na een jaar van voorbereiding, gestart met een digitaal toetsen-project. Via een Europese aanbestedingsprocedure wordt software aangeschaft waarmee toetsen met een rekenkundig karakter kunnen worden afgenomen, zowel met multiple choice-vragen als open vragen. De planning is dat vanaf september 2017 deze software beschikbaar zal komen. “Niet alle tentamens zijn geschikt om digitaal af te nemen”, waarschuwt Ludo van Meeuwen, adviseur toetsen & beoordelen bij STU. “Je moet je ook afvragen wat je eigenlijk meet wanneer

Van papier naar usb-stick. Illustratie | Bart van Overbeeke

je tools gebruikt tijdens toetsen om bijvoorbeeld plaatjes of formules te genereren; tentamenstof of de vaardigheden om met betreffende tools om te gaan?”

Tentamens op een usb-stick De TU/e wil de notebooks van de studenten tijdens tentamens omtoveren tot een controleerbare werkplek. Een usb-stick dient dan als ‘toverstokje’. Bij Electrical Engineering wordt sinds collegejaar 2015-2016 gewerkt met dit soort beveiligde hardware. Hoogleraar Electronic Systems Kees Goossens en wetenschappelijk programmeur Martijn Koedam ontwikkelden de memorysticks die de laptop opstarten en alleen de tentamens laten zien. Studenten kunnen dan niet het netwerk op. De usb-sticks worden telkens vooraf uitgereikt aan studenten die hun tentamen doen. Na afloop wordt elke stick weer ingenomen en kunnen delen van het tentamen automatisch worden nagekeken. Het bijbehorende protocol (STEP, Secure Test Environment Protocol) houdt rekening met de hele omgeving, van wifi en stopcontacten tot de training van de surveillanten. Een externe partij (het Eindhovense Carapax IT) gaat de methode doorontwikkelen en beheren. Goossens heeft de methode al tientallen keren gebruikt. “De besparing van papier en tijd is gigantisch”, zegt hij. Om een idee te geven wat er bij één vak in één jaar is te verdienen, rekent hij voor hoe het bij Computation I gaat. Tijd: 350 studenten maken 2 tentamens en 5 tussentoetsen. Dat zijn 2.450 toetsen.


Focus | 13

See for news www.cursor.tue.nl/en

ers papier amens Nakijken door docenten kost 45 minuten per toets. Dat is 1.837 uur. Dat zijn 48 werkweken van 38 uur. Dat is bijna 1,2 manjaar werk bij een werkjaar van 42 weken. “Voor een tentamen met 350 studenten moesten 4 medewerkers ieder 1 volle werkweek besteden aan nakijken. Nu gaat dat volledig automatisch.” Papier: 350 studenten gebruiken 7 maal 3 blaadjes per toets. Dat zijn 7.350 blaadjes voor het vak Computation I alleen. STEP, Secure Test Environment Protocol, wordt gebruikt bij Computation I en II, Vehicle Networking, Embedded Systems Lab en minimaal drie andere EE-vakken. Nadelen van STEP zijn er ook. Goossens: “Voor onze vakken is het geen probleem, maar het is niet mogelijk om formules en grafische antwoorden in de vorm van plaatjes, tekeningen of grafieken te geven. Niet alle vraagtypes kunnen worden gebruikt in het nieuwste digitale onderwijssysteem Canvas. Daarom gebruiken wij daarvoor nog steeds het oude systeem Oncourse.”

Andere onderwijsinstellingen Van Meeuwen heeft volop alternatieven gezien. “Bij de Technische Universiteit Delft en Tilburg University kozen ze ervoor om toetszalen te bouwen. Daar staan dan goede pc’s in die alleen bij toetsen gebruikt worden en de rest van de tijd stofhappen. De Universiteit Utrecht gebruikt chromebooks. Dat zijn uitgeklede laptops, in eigendom van de universiteit, die worden uitgeleend tijdens tentamens. Fontys Hogescholen beveiligt tijdelijk de instellingscomputers met speciale memorysticks.”

Minder papier, meer stopcontacten Voor een digitaal tentamen zijn behalve notebooks ook stopcontacten en wifi nodig. In het Auditorium zijn zeven zalen waarin stopcontacten zijn voor veertig tot vijftig personen. In het Paviljoen is een grote zaal met 350 tafels met aansluiting op het elektriciteitsnet. In Flux en MetaForum hebben alle werkplekken een aansluiting, maar daar zijn de zalen klein. UHD Richard Engeln heeft voor het basisvak Toegepaste Natuurwetenschappen aantal keren met notebooks gewerkt. “Dat ik ermee ben gestopt, komt omdat ik niet in voldoende mate kon garanderen dat fraude kon worden voorkomen.”

Minder papier door meer mobiele printers Engeln ziet overigens wel mogelijkheden om minder papier te verbruiken bij de afname van toetsen. “Ik print per zaal voor alle zekerheid altijd een paar toetsen meer uit. Als bij een vak als TNW 20 verschillende zalen worden gebruikt, zijn dat zeker 100 toetsen. Bij een vak waarbij 2.200 studenten een toets moeten maken, blijf ik aan het eind vaak met 200 ongebruikte toetsen zitten, omdat sommige studenten niet op komen dagen. Met mobiele printers zou je per zaal net iets minder toetsen van te voren kunnen laten printen. Op het moment dat blijkt dat er te weinig toetsen zijn, kun je dan een paar toetsen ter plekke printen. Bij een toets van typisch 4 pagina’s, scheelt dat bij een vak als TNW snel 800 pagina’s”.

Cubic meters of paper for exams As a student, how many exams do you sit before TU/e hands you your degree certificate? And how much paper does that use up? The first steps are being taken to digitize exams. At Electrical Engineering, for example, exams are being taken using laptops, with a flash drive making the laptop or notebook a secure workstation. In two or three years’ time, things might have changed so much that fewer cartloads of paper are needed to train the engineer of the future.


14 | Uitgelicht

13 april 2017

Oud-voorman EPFL Patrick Aebischer spreekt tijdens dies TU/e

“Immigratie is de sleutel voor innovatie” Tekst | Enith Vlooswijk

Europa heeft meer elite-universiteiten met Amerikaans elan nodig, vindt Patrick Aebischer. Onder zijn leiding groeide de Zwitserse École Polytechnique Fédérale de Lausanne (EPFL) uit tot een universiteit van wereldformaat. Hij voerde een Angelsaksisch onderzoeksmodel door, wist de beste studenten en onderzoekers van over de hele wereld aan te trekken en sleepte een miljard aan schenkingen binnen. Tijdens de Dies Natalis van de TU/e - op donderdag 20 april - vertelt Aebischer hoe hij dat aanpakte.

Patrick Aebischer (62) is al ruim drie uur wakker als hij om half negen ‘s ochtends de telefoon opneemt voor het interview. Het voormalige bestuurshoofd van de EPFL is gezegend met een slaapbehoefte van slechts vier of vijf uur per nacht. Die benijdens­ waardige eigenschap maakte het tijdens zijn voorzitterschap mogelijk om onder meer leiding te blijven geven aan het Neurodegenerative Disease Laboratory. “Dat was heel essentieel”, vertelt de neurowetenschapper, “ik hield zo contact met het echte onderzoekswerk. Soms kwamen postdocs naar me toe om te zeggen, wat heb je nou weer gedaan!” Die uitroep moet hij tijdens zijn zeventien­ jarige bestuursperiode vaker hebben gehoord. Het aantal studenten verdubbelde in die tijd tot ruim 10.000, het aantal postdocs verachtvoudigde tot 825 en het aantal promovendi werd bijna drie keer zo groot (2.077). Vanuit de hele wereld komen getalenteerde studenten en onderzoekers naar Lausanne om hun kansen te beproeven op de topuniversiteit. Maar aan dat succes gingen de nodige wrijvingen vooraf.

Aan de Brown University, waar hij tussen 1984 en 1992 gewerkt had, was hij erg gecharmeerd geraakt van de tenure tracks, de mogelijkheid voor jonge onderzoekers om binnen een vast aantal jaren te bewijzen hoe goed ze zijn. Slagen ze daarin, dan wacht hen een promotie. Zo niet, dan moeten ze vertrekken. “Wij hebben een prestatiegedreven systeem”, zegt Aebischer. “Het Europese systeem is meer op senioriteit gebaseerd en opgebouwd als een piramide. Het probleem is dat mensen ofwel vertrekken, of je komt nooit meer van ze af. Wij wilden weten wat er gebeurt als je het Amerikaanse systeem invoert in Europa.”

Zelf had Aebischer aanvankelijk weinig trek in de toppositie. Hij was 44, bruiste van energie en was dol op zijn wetenschappelijke werk. Dat hij de positie uiteindelijk toch aanvaardde, kwam door de uitdrukkelijke toezegging dat hij ingrijpende hervormingen mocht door­ voeren. Zo kwam er een nieuw onderzoeksbeleid dat op Amerikaanse leest was geschoeid. “Het probleem in Europa is dat je grote labs hebt met aan het hoofd hoogleraren die eerder administrateur zijn dan onderzoeker”, legt hij uit. “Ik wilde meer kleinere labs met jongere mensen, meer studenten, meer promovendi en postdocs en een andere organisatie van het onderzoek.”

En dus kwamen er tenure tracks. Getalenteerde onderzoekers krijgen in Lausanne de mogelijkheid volledig onafhankelijk onderzoek te doen. Ze hebben dezelfde rechten als een hoogleraar, worden vrijgesteld van administratieve verplichtingen en hoeven nauwelijks les te geven. Ook de TU/e kent tenure tracks om talentvolle jonge onderzoekers de mogelijkheid te geven te promoveren tot universitair hoofddocent. Deze zijn echter wat minder rigide van opzet dan de ‘presteren of vertrekken’-variant die Aebischer voorstaat. “Meer universiteiten in Europa zeggen dat ze een tenure track hebben, maar wij zijn de enige met een volwaardige tenure track op de

“Wij zijn de enige Europese universiteit met échte tenure tracks”

Amerikaanse manier”, zegt Aebischer trots. “Je bent dertig, hongerig en ambitieus en je gaat ervoor. Je telt je uren niet en concentreert je op het onderzoek. Na acht jaar krijg je ofwel promotie, of je verlaat de instelling. En je promotie is niet afhankelijk van de vraag of hoogleraar X eindelijk eens met pensioen gaat.” Ging zo’n hoogleraar wél met pensioen, dan werd het grote lab opgesplitst in verschillende kleinere labs waar jongere hoogleraren de scepter gingen zwaaien. Per hoogleraar kwam door hun groeiende aantal minder staatsgeld beschikbaar, dat moest worden aangevuld met competitieve onderzoeksfinanciering. “Kleinere labs, meer flexibiliteit en continu jong bloed binnenbrengen, dat is het recept voor succes in de VS, waarvan wij in Europa veel kunnen leren”, zegt Aebischer. “We nemen alleen toptalenten aan van wie we denken dat ze zullen slagen. Als je tot de wereldklasse wilt behoren, moet je de lat hoog leggen.”

Er werd geschreven over een ‘clanoorlog’ Onder wetenschappers in Nederland klinkt juist de klacht dat een te grote nadruk op excellentie en competitie ten koste gaat van academische samenwerking en innovatie. Aebischer ziet dat probleem niet zo. “Soms nemen universiteiten drie mensen aan op hetzelfde gebied om te wedijveren binnen dezelfde instelling. Dat doen we niet. We selecteren die mensen heel zorgvuldig, zodat ongeveer zeventig procent promoveert en dertig procent niet. Veel mensen zeiden tegen

me: wat gebeurt er met hen die de instelling moeten verlaten, vinden ze wel nieuw werk? Maar wat wij feitelijk zien, is dat deze mensen elders in Europa posities vinden. Dat ze niet promoveren, betekent namelijk niet dat ze niet goed zijn. Verschillende universiteitsvoorzitters zeggen dat ze kijken welke mensen bij ons vertrekken, zodat zij ze kunnen aannemen. Een Europese tenure track maakt het nog beter mogelijk om een Europese markt te zien en niet een nationale markt.” Binnen de EPFL kon niet iedereen zich onmiddellijk vinden in dergelijke redeneringen. Het blad Dimanche schreef kort na zijn aantreden over een ‘clanoorlog’ die was losgebroken, wat overigens ook te maken had met een herschikking van de faculteiten. Aebischer kijkt er luchtig op terug. “Naarmate je meer jonge mensen aan boord neemt en de mensen staan achter je, kalft die weerstand vanzelf af.” De lat hoog leggen bij de selectie van onderzoekstalent kan alleen wanneer genoeg talentvolle mensen staan te popelen om naar de universiteit te komen. De EPFL nam daarom een heel pakket aan maatregelen om zichzelf wereldwijd op de kaart te zetten. De universi­ teit investeerde bijvoorbeeld in projecten die internationale aandacht trokken en het universiteitsterrein veranderde in een omvangrijke ‘city campus’, waar onderzoekers en studenten dag en nacht terecht kunnen. Bovendien werd de EPFL een pionier op het gebied van Massive Open Online Courses (MOOC’s), cursussen die op afstand via internet zijn te volgen. De MOOC’s vormen een handige educatieve tool, maar vormen bovenal een goedkope manier om naams­ bekendheid te creëren, legt Aebischer uit. “Je krijgt contact met studenten ver buiten je instelling. We hebben nu 1,6 miljoen mensen

Lees verder op pagina 16 >>


Kijk voor nieuws op www.cursor.tue.nl

Patrick Aebischer op de EPFL-campus. Foto | Alain Herzog

Uitgelicht | 15


16 | Uitgelicht

13 april 2017

die cursussen van EPFL hebben gevolgd in 160 landen. Tegen erg lage kosten worden mensen ervan bewust dat we bestaan.”

“We zijn heel strikt: gevers krijgen géén controle over onderzoek” Die naamsbekendheid is eveneens essentieel voor de externe fondsenwerving: het overhalen van particuliere personen en instanties tot het schenken van geld. In de VS is externe fondsenwerving al jaren de normaalste zaak van de wereld, maar in Europa komt het verschijnsel nu pas mondjesmaat op gang. De EPFL wist tijdens de bestuursperiode van Aebischer al een miljard aan zulke schenkingen binnen te slepen. De TU/e, die onlangs een afdeling voor externe fondsenwerving oprichtte, kan over zulke bedragen alleen nog maar dromen. “Mensen zeiden tegen me dat dit onmogelijk is in Europa”, vertelt Aebischer opgewekt, “maar niemand had het nog echt uitgeprobeerd. Er zijn tegenwoordig erg rijke mensen die bereid zijn om te geven als ze voelen dat een instelling echte ambitie heeft. We hebben nu 45 gesponsorde leerstoelen, maar we zijn wel heel strikt tegen de gevers: je krijgt geen controle over het onderzoek.” Midden op de campus staat het Rolex Learning Center, vernoemd naar de gulle gever. Twee derde van de giften die de EPFL ontvangt, is echter afkomstig van particulieren die lang niet altijd een zichtbaar naamplaatje wensen. “Het is vaak pure filantropie”, zegt Aebischer. “Het is goed om aan de samenleving terug te geven. We hadden bijvoorbeeld een alumnus die ons drie leerstoelen gaf vanwege het onderwijs dat hij indertijd ontvangen had voor de technologie van zijn bedrijf. Toen hij het gemaakt had, had hij het gevoel dat hij iets terug moest doen voor de instelling.” Niettemin benadrukt Aebischer dat zulke grote schenkingen niet van de ene dag op de andere binnenrollen. “Ik heb er een derde van mijn tijd aan besteed, want ook het universiteitshoofd moet erbij betrokken raken. Je gaat niet zeggen, hier is een project en ik heb tien miljoen nodig. Je bouwt een relatie op. Ik laat grote donateurs toe bij de strategische adviesraad, ik vertel ze wat we doen, ik organiseer conferenties met

De campus van de EPFL ligt aan de oevers van het meer van Genève. Foto | Alain Herzog

sommige van onze beste hoogleraren, zodat ze kunnen zien waar de wereld van technologie en wetenschap naartoe gaat. En je respecteert ze. Die mensen zijn heel succesvol geweest, dus het is goed om naar hun advies te luisteren. We maken ze deel van de familie.” Het ene vakgebied leent zich meer voor spontane schenkingen dan het andere. De medische wetenschappen maken bijvoorbeeld gemakkelijker geld los dan de fundamentele natuurkunde. “Het is belangrijk om geld alleen te accepteren als het past bij je strategie”, zegt Aebischer hierover. “Het gevaar is dat je sommige onderzoeks­ gebieden opblaast ten koste van andere. Daarom denk ik dat de universiteit een strategie moet hebben, je moet niet noodzakelijkerwijze alle giften accepteren. En als de gift niet de volle kosten dekt, dan wordt het potentieel gevaarlijk, want dan trekt die het geld van de instelling naar bepaalde velden ten koste van andere. Het is heel belangrijk dat het management daarmee voorzichtig is.”

Overigens ontvangt de universiteit inmiddels ook steeds meer schenkingen voor minder ‘laagdrempelige’ vakgebieden. “Dat is de kracht van het merk”, legt Aebischer uit. “Erg rijke mensen geven graag aan succesvolle instellingen. Het is een beetje een Catch 22, het heeft me tien jaar gekost, laat ik daarover eerlijk zijn.”

in Afrika voor een sabbatical. Het Zwitserse volk stemde voor de immigratiebeperking, wat een ramp kan betekenen voor de EPFL (er wordt nog altijd gesteggeld over de uitvoering). “Zwitserland is een erg klein land. Je kunt geen universiteit van wereldklasse bouwen op basis van een paar miljoen mensen. Zeventig procent van onze professors en de helft van onze studenten zijn buitenlanders.”

“Immigratie is de sleutel voor innovatie”

Achteraf vindt hij dat zijn universiteit feller stelling had moeten nemen tegen het xenofobe voorstel. Net zoals eigenlijk alle universiteiten zich zouden moeten verzetten tegen de anti-immigratiestemming in het westen. “Ik denk dat de universiteiten daar meer betrokken bij moeten zijn. De Britten hebben hetzelfde probleem met de Brexit, die schaadt de Britse universiteiten. In de VS schaadt Trump universiteiten als Stanford en MIT. Wij kunnen alleen maar werken als we de beste mensen kunnen aantrekken. Immigratie is de sleutel voor innovatie.”

Zijn voorzitterschap biedt veel successen om op terug te blikken. Toch voelt hij ook spijt, met name om wat er in 2014 gebeurde in Zwitserland. Dat jaar vond op initiatief van de rechtse politieke partij SVP een referendum plaats over een drastische beperking van de immigratie. Aebischer was in die periode juist

De 61ste verjaardag van de TU/e Dit jaar reikt rector magnificus Frank Baaijens een eredoctoraat uit aan professor Lars Arge van de Aarhus Universiteit. Arge is De sprekers zijn: een pionier in de •R ector magnificus Bert van der Zwaan van theorie van de Universiteit Utrecht Lars Arge I/O-efficiënte •P atrick Aebischer algoritmen, die van cruciaal belang zijn om • TU/e-voorzitter Jan Mengelers big data efficiënt te kunnen analyseren. Hij is de oprichter en directeur van het Center Daarnaast geeft associate professor in for Massive Data Algorithmics (MADALGO), Physical Chemistry Ilja Voets (TU/e) een een toonaangevend Deens onderzoeks­ inkijkje in het onderzoek binnen haar groep, instituut, en hij is bestuursvoorzitter van samen met Emma Giakoumatos en Phil Guo. SCALGO, een bedrijf dat de laatste algoritZe werken onder andere aan zelf-organisatie mische technologie levert om geografische in zachte materialen, dit zijn adaptieve terreindata efficiënt te analyseren. materialen die zich aanpassen aan hun De erepromotor is prof. Mark de Berg omgeving. van de faculteit Wiskunde en Informatica. Patrick Aebischer is een van de sprekers tijdens de viering van de 61ste verjaardag van de TU/e, op donderdag 20 april om 15.30 uur in de Paterskerk in Eindhoven. Het thema van deze dies is ‘Haalt de universiteit 2040?’.

www.tue.nl/dies Het cortège tijdens de dies van 2016. Foto | Bart van Overbeeke


Zoom in | 17

See for news www.cursor.tue.nl/en

Patrick Aebischer, former chairman EPFL

“Donors do not get any control over research” Europe needs more top universities with American fervor, Patrick Aebischer thinks. Under his leadership the École Polytechnique Fédérale de Lausanne (EPFL) developed to become a university of world stature. He carried through an Anglo-Saxon research model, managed to attract the best students and researchers from all over the world and raked in a billion euros in donations. During the TU/e Foundation Day in April Aebischer will give away how he went about this. Patrick Aebischer (62) has been awake for well over three hours when at 8.30 a.m. he picks up the telephone for the interview. The former chief administrative officer of the EPFL is blessed with a need of sleep of merely four to five hours per night. That enviable quality enabled him during his chairmanship to continue leading the Neurodegenerative Disease Laboratory, among other things. “That was really essential”, says the neuroscientist, “this way I could stay in touch with the real research work. Sometimes postdocs would come up to me and say, what have you done this time!” He must have heard that exclamation more often during his 17-year administrative stint. Within that period the number of students doubled to over ten thousand, the number of postdocs increased eightfold to 825 and the number of PhD candidates was almost tripled (2,077). Talented students and researchers come to Lausanne from all over the globe to try their luck at the top university. Still, this success did not come without a great deal of friction. Initially Aebischer himself was not at all keen on the top position. He was 44, bubbling with energy, and loved his scientific work. The only reason why he accepted the position in the end was that he was given the explicit promise that he could carry through drastic reforms. Thus, a new research policy was drafted, modeled upon American universities. “The problem in Europe is that you have big labs led by professors who are administrators rather than researchers”, he explains. “I wanted to have more smaller labs with younger people, more students, more PhD candidates and postdocs and another organization for the research.”

“We are the only European university with real tenure tracks” At Brown University, where he had worked between 1984 and 1992, he had got quite enamored with the tenure tracks, the possibility for young researchers to prove within a set number of years how good they are. If they succeed in this, promotion awaits them. If not, they have to leave. “It is a performance-driven system”, says Aebischer. “The European system is based more on seniority and constructed like a pyramid. We wanted to know what happens when you introduce it in Europa.”

And so there came tenure tracks. Talented researchers are given the opportunity in Lausanne to conduct entirely independent research. They have the same rights as professors, are exempted from administrative obligations and hardly need to teach. TU/e also has tenure tracks enabling talented young researchers to move up to the position of Associate Professor. Still, these are a little less rigid than the ‘achieve or leave’ variant favored by Aebischer. “Although more universities in Europe say that they have tenure tracks, we are the only one with a fully-fledged tenure track after the American model”, says Aebischer with pride. “You are thirty, eager and ambitious and you go for it. You don’t count the hours and focus on your research. After eight years you either get promoted, or you leave the institution. And your promotion does not depend on the question whether professor X is going to retire at long last.”

It all starts with name recognition Raising the bar high for the selection of research talent is possible only if there are enough gifted people eager to join the university. For this reason the EPFL adopted a wide range of measures to put itself on the map throughout the world. For one, the university invested in projects that attracted international attention and changed the university site into an extensive ‘city campus’, where researchers and students can go at all

hours night and day. Name recognition is also essential for the external fundraising: persuading private persons and bodies to donate money. Whereas external fundraising has been perfectly normal for many years in the USA, in Europe this is only getting started little by little now. During Aebischer’s admini­ strative stint the EPFL managed to rake in a billion euros in such donations. For now TU/e, which has recently set up a department for external fundraising, can only dream of such amounts. “People told me that this is impossible in Europe”, says Aebischer cheerfully, “but nobody had really tried it yet. Nowadays there are very rich people who are willing to donate when they feel that an institution is genuinely ambitious. We now have 45 sponsored chairs, but we are very strict to the donors: you are not getting any control over the research.” In the middle of the campus is the Rolex Learning Center, named after the generous donor. Yet two-thirds of the donations received by the EPFL come from private persons many of whom are not aiming at any degree of visibility. “Often it is pure philanthropy”, says Aebischer. The future of the EPFL is looking bright.

Patrick Aebi scher

The university possesses the American attraction which Aebischer dreamed of as a forty-year-old, the campus is generating new startups every week and just last year managed to raise 400 million euros in venture capital. What is the advice that Aebischer would want to give TU/e? “You should not be shy of branding your institution”, says Aebischer, “even though that may not be very “European”. Take on high-profile projects, build a campus that arouses public interest, develop MOOCs, recruit professors that come with their own visibility. In China or India people are all dreaming of going to Cambridge, or to Stanford or MIT. Europe does not have the same powerful brands. You have to build super brands in order to attract the best people.”

TU/e to celebrate its 61st anniversary The 61st Foundation Day of the university will be celebrated in the Paterskerk in Eindhoven at 15.30 hours on Thursday 20 April. The theme of this Foundation Day is ‘Will the university make it to 2040?’. Various speakers will from their own point of view and expertise shed some light on future developments. The speakers are: • Rector Magnificus Bert van der Zwaan of Utrecht University • Patrick Aebischer • TU/e President Jan Mengelers • Associate Professor in Physical Chemistry Ilja Voets (TU/e) At every Foundation Day celebration, an honorary doctorate is conferred on a scientist who has earned his/her spurs. This year Rector Magnificus Frank Baaijens will be conferring an honorary doctorate on professor Lars Arge from Aarhus University. He is a pioneer in the theory of I/O-efficient algorithms, which are crucial to analyze big data in an efficient manner. Afterwards there will be a reception from 17.15 - 18.30 hours in Hotel Pullman Eindhoven Cocagne, Vestdijk 47, in Eindhoven. www.tue.nl/dies


18 | Onderzoek

13 april 2017

“Technische ontwikkelin tegen de politie Een ingenieur op zoek naar oplossingen voor de grote uitdagingen van deze tijd doet er goed aan om niet met zijn rug naar het verleden te staan. Niet zelden blijken de oplossingen van de ene tijd namelijk uit te groeien tot de problemen van het volgende tijdperk, weet Erik van der Vleuten. En omgekeerd biedt een ingenieursbril voor de historicus een heel nieuwe blik op de geschiedenis. Volgende week vrijdag, 21 april, spreekt de hoogleraar Geschiedenis van de Techniek zijn intreerede uit.

Erik van der Vleuten staat op en loopt naar de kaart van Europa aan de wand van zijn kantoor. In 2006 was er een grote Europese stroomstoring, vertelt hij. “Die begon hier in NoordDuitsland, en vijftien seconden later gingen de lichten uit in Italië en Spanje. En even later zelfs in Marokko en Tunesië.” In het Verenigd Koninkrijk en Zweden hadden ze echter geen problemen. Die landen zijn namelijk alleen met gelijkstroomkabels verbonden met het Europese elektriciteitsnet - in tegenstelling tot de hoogspanningsverbindingen naar Turkije en Noord-Afrika.

“De tl-buis boven ons hoofd knippert ‘in tune’ met de verlichting in Turkije”, benadrukt de techniekhistoricus. Hoewel het lidmaatschap van de EU voor dat land op dit moment verder weg lijkt dan ooit, maakt het in technologisch opzicht al volledig deel uit van Europa, bedoelt hij maar te zeggen. Het is een voorbeeld van ‘verborgen integratie’ van landen binnen en rond Europa; een technologische verbondenheid die niet één op één wordt weerspiegeld in de formele politieke banden. “Het is heel interessant om te zien welke rol die hidden integration zal gaan spelen in de Brexit.”

Van der Vleuten is na Harry Lintsen en Johan Schot de derde die de TU/e-leerstoel Geschiedenis van de Techniek bekleedt. Volgens hem heeft onze universiteit zich in de afgelopen decennia ontwikkeld tot een mondiaal kenniscentrum voor techniek­ geschiedenis. “We hebben hier niet alleen onze eigen Stichting Historie der Techniek, maar sinds vorig jaar is ook het secretariaat van de internationale Society for the History of Technology hier gevestigd.” Na de oprichting van de Stichting Historie der Techniek, in 1988, lag de focus eerst op het schrijven van een techniekgeschiedenis van Nederland, vertelt Van der Vleuten. “Vervolgens hebben we ons de afgelopen vijftien jaar gericht op de Europese integratie. Die geschiedenis hebben we als het ware herschreven vanuit het gezichtspunt van de techniek, met een paar honderd wetenschappers uit heel Europa. Daaruit blijkt dat die integratie veel dieper gaat dan valt af te leiden uit de politieke

geschiedenis. De EU claimt allerlei successen, vaak onterecht. Op veel beleidsterreinen, zoals transport en energie, zijn het juist experts geweest, ingenieurs met name, die de technische integratie hebben bewerkstelligd. Al in 1910 lag er bijvoorbeeld een aaneen­ gesloten spoorwegnet van West-Europa tot aan de Stille Oceaan, dwars door Siberië.”

Techniek als oorlogstuig Dat transportnet werd aan het begin van de twintigste eeuw gezien als een garantie voor vrede en voorspoed. Het verschafte toegang tot nieuwe afzetmarkten en door de onderlinge handel zouden politici zich wel twee keer bedenken voordat ze een oorlog begonnen,


Research | 19

See for news www.cursor.tue.nl/en

ngen gaan soms recht eke dynamiek in” zo was de veronderstelling. Een gruwelijke misrekening: luttele jaren later brak de Eerste Wereldoorlog uit. “Het spoor bleek een sleuteltechnologie in de oorlogsvoering, omdat er eindeloze hoeveelheden man­ schappen, proviand en wapentuig naar de loopgraven mee konden worden gebracht.” Het laat zien dat technologie die is ontwikkeld met de beste bedoelingen, uiteindelijk een negatieve impact kan hebben. Soms is dat zelfs debet aan de uitvinders zelf. “Fritz Haber, die het proces bedacht waarmee je kunstmest kunt maken, gebruikte zijn kennis tijdens de Eerste Wereldoorlog om gifgas te ontwikkelen voor chemische oorlogsvoering. Hij experimenteerde daar gewoon mee aan het front.” In het pas verschenen boek ‘Engineering the Future, Understanding the Past’, dat Van der Vleuten schreef samen met hoogleraar Ruth Oldenziel en universitair docent Mila Davids, en dat de basis vormt voor het USE-basisvak

voor eerstejaarsstudenten dat eind april weer van start gaat, staat nog een treffend voorbeeld van hoe de politieke en techno­ logische geschiedenis elk hun eigen loop nemen. In 1956, middenin de Koude Oorlog, kwamen Sovjetwetenschappers - onder leiding van partijleider Chroetsjev himself naar het Engelse Harwell om daar te praten over samenwerking om kernfusie als energie­ bron mogelijk te maken. Dit leidde tot het wederzijds vrijgeven van wetenschappelijke kennis over dit onderwerp.

“Je ziet andere dingen als je niet alleen naar de schreeuwende politici kijkt” Eveneens tijdens de Koude Oorlog, vertelt Van der Vleuten, kwam de gasleiding tot stand die tot de dag van vandaag Russisch

aardgas naar West-Europa vervoert. “Zo zie je dat de technische ontwikkelingen soms recht tegen de politieke dynamiek ingaan. Dat vond de NAVO niet leuk, maar de Sovjets bleken heel betrouwbare leveranciers.” Het toont aan dat de techniekgeschiedenis haar eigen verhaal vertelt over het verleden. “Je ziet andere dingen als je niet alleen naar de schreeuwende politici kijkt.” De vraag is nu hoe we van dat verleden kunnen leren bij het oplossen van actuele vraagstukken, zoals de klimaatcrisis, de overgang naar duurzame energie, het beteugelen van de zorgkosten, de problemen rond internetveiligheid en het hanteren van vluchtelingenstromen. Het zijn grand challenges die als zodanig ook expliciet zijn benoemd door de mondiale ingenieursverenigingen. Volgens Van der Vleuten ligt de uitdaging voor een deel in het integreren van de technische en sociale benadering van ‘engineering’. “Je ziet dat het beleid na de Tweede Wereld­ oorlog heel technocratisch was georganiseerd; de plannen werden gemaakt door experts. Dat werkte tijdens de wederopbouw heel

goed, maar in de jaren zestig ontstond weerstand tegen die benadering: de bevolking eiste meer inspraak.” In reactie hierop kwam in de jaren zeventig het participatiemodel in zwang, waarbij met name de belanghebbenden, via de politiek, de agenda bepaalden. “Daar komt men nu van terug, zowel bij de overheid als in het bedrijfsleven. Het zoeken is nu naar de optimale mengvorm tussen technocratie en participatie.” De techniekhistoricus is er in ieder geval van overtuigd dat het denken in systemen - typisch voor ingenieurs - onontbeerlijk is om de bovengenoemde veelomvattende vraagstukken aan te pakken. “Ingenieurs moeten gewoon doorwerken aan oplossingen; als het moet onafhankelijk van de politiek. De ingenieurs­ wetenschap moet enerzijds niet losgezongen raken van maatschappelijke vraagstukken, maar anderzijds zeker ook niet blind de politieke waan van de dag volgen. Daarin moeten we de juiste balans vinden.”

Interview | Tom Jeltes Foto | Bart van Overbeeke

“Technical developments are sometimes at odds with political dynamics” An engineer looking for solutions to the major challenges of this day and age will do wise not to turn his back on the past. Not seldom do solutions of one era prove to develop into the problems of the next one, as Erik van der Vleuten knows. And, conversely, an engineer’s view provides a historian with an entirely different look at history. Next Friday, April 21, the professor of the History of Technology will present his inaugural lecture. After Harry Lintsen and Johan Schot, Erik van der Vleuten is the third professor to hold the TU/e Chair of the History of Technology. He thinks that our university has over the past few decades developed to become a global knowledge center for the history of technology. “We not only have our own Historie der Techniek foundation here, but since last year the secretariat of the international Society for the History of Technology has had its registered office here as well.”

markets and thanks to reciprocal trade, politicians would think twice before starting a war, was the general assumption. A dire miscalculation: within a matter of years the First World War broke out. “The railway proved to be a key technology in warfare, because it made possible the transport of endless quantities of troops, provisions and weaponry to the trenches.” It just goes to show that technology which has been developed with the best of intentions may have a negative impact in the end. During the Cold War, Van der Vleuten says, the gas pipeline was built which has until today been used to transport Russian natural gas to Western Europe. “This makes it clear that technical developments are sometimes at odds with political dynamics. Although the NATO did not like this, the Soviets proved to be very reliable suppliers.” It demonstrates that the history of technology tells its own story of the past. “You see other things when you do not only look at shouting politicians.”

“You see other things when you do not only look at shouting politicians”

After the formation of the Historie der Techniek foundation, in 1988, the focus was first on writing a history of the technology in the Netherlands, says Van der Vleuten. “Subsequently in the past fifteen years we focused on the European integration. We rewrote that history, as it were, from the perspective of technology, with a couple of hundred scientists from all over Europe. This shows that that integration extends far deeper than one can deduce from the political history. The EU claims all kinds of successes, often falsely so. There are many policy domains, such as transport and energy, where it was actually experts, engineers in particular, who accomplished the technical integration. Even in 1910, for example, there was a contiguous railway network from Western Europe up to the Pacific Ocean, right across Siberia.” At the outset of the 20th century that transport network was seen as a guarantee of peace and prosperity. It provided access to new Erik van der Vleuten

The question now is how we can learn from that past to solve present-day issues, such as the climate crisis, the transition to renewable energy, curbing the healthcare costs, problems concerning Internet security and dealing with flows of refugees. They are ‘grand challenges’ which have been mentioned explicitly as such by the worldwide engineers’ associations. The technology historian is convinced that thinking in systems - typical of engineers - is indispensable for tackling the above-mentioned comprehensive issues. “Engineers just have to continue their work on solutions; if necessary independently from politics. On the one hand, engineering science must not lose touch with societal issues; then again, it should certainly not blindly follow passing fads. We need to strike the right balance there.”


20 | Onderzoek/Research

13 april 2017

Sluitstuk In de rubriek Sluitstuk vertellen afstudeerders en promovendi over hun (afstudeer)onderzoek. Wil je ook in deze rubriek, mail dan naar cursor@tue.nl.

Bochtenwerk beter geregeld Door de rotatiesnelheid van elk wiel afzonderlijk te controleren, moet de nieuwe elektrische raceauto van University Racing Eindhoven (URE) sneller worden dan zijn voorgangers. Masterstudent Automotive Martijn van der Drift studeerde af op deze nieuwe regelstrategie. In traditionele auto’s zorgt een zogeheten differentieel ervoor dat het vermogen in een bocht optimaal over het linker en rechter voorwiel wordt verdeeld. Het buitenste wiel moet namelijk harder draaien, anders gaat de auto slippen. Omdat dit mechanisch gebeurt, met behulp van tandwielen, kan hierbij niet zoveel mis gaan, legt afstudeerder Martijn van der Drift uit. “Maar voor een raceauto is dat niet de meest efficiënte methode.” In URE’s bolides, daarentegen, hebben alle vier de wielen hun eigen elektromotor, die onafhankelijk van elkaar kunnen worden aangestuurd. Als je dat slim doet, levert dat een betere wegligging op en dus een snellere auto. Tot dusverre werden in de raceauto’s van URE de wielen aangestuurd door de kracht - of ‘koppel’ - op de wielen aan te passen aan de situatie. Op zich een logische

methode, zegt Van der Drift, maar omslachtig. “Uiteindelijk wil je controle over de draaisnelheid van de wielen. Als je dat via het koppel regelt, dan ben je genoodzaakt om in het regelmodel aannames te doen over de toestand van de auto. En die verandert voortdurend, bijvoorbeeld omdat de kwaliteit van het wegdek varieert, of omdat de banden een verschillende temperatuur hebben.” Een strategie waarbij je direct de draaisnelheid van de wielen controleert, is in theorie een betere, maar wel lastiger toe te passen optie. Van der Drift kreeg bij de groep Dynamics & Control de mogelijkheid om deze regelstrategie - waarbij de draaisnelheid duizend keer per seconde wordt gemeten en aangepast - verder te onderzoeken. De masterstudent Automotive dook eerst in de bestaande literatuur, en bouwde vervolgens een simulatiemodel op de laptop. Daarna nam hij contact op met URE, om het model te kunnen voeden met de parameters van de URE11 de auto waarmee het studenten­ team afgelopen jaar heeft geracet. “Toen daaruit bleek dat snelheids­ regeling inderdaad zin kon hebben

Home Stretch Better cornering stability By controlling the rotational speed of each wheel separately, the new electric race car of University Racing Eindhoven (URE) must become faster than its predecessors. Master’s student Automotive Martijn van der Drift graduated on this new control strategy.

In traditional cars a so-called differential gear ensures that the power in a bend is distributed optimally between the right and left front wheel. After all, the outer wheel has to rotate faster, or the car will start to skid. As this is done mechanically, by means of gears, there is not much that can go wrong here, graduating student Martijn van der Drift explains. “But for a race car that is not the most efficient method.” In URE’s race cars, on the contrary, all four wheels have their own electric motors, which can be controlled independently from each other. If you do this cleverly, that results in better road holding and thus in a faster car. So far the wheels in URE race cars were driven by adjusting the power - or power transmission - on the wheels to the situation. Which makes sense in and of itself, says Van der Drift, but is rather cumbrous. “In the end you

Martijn van der Drift

voor de auto van URE, hadden ze er wel oren naar om te zien of we dat ook konden implementeren in de raceauto. Het mooie is dat je het regelmodel simpelweg kunt uploaden naar de centrale regelunit van de auto. In een traditionele auto had je dan uitgebreid moeten gaan sleutelen om het voertuiggedrag aan te passen.” Na tests in het lab, “op de bok, met de wielen in de lucht”, durfden de chauffeurs van URE het aan om ook

de proef op de som te nemen op de circuits. Ook dat was een succes, en het regelmodel zal komende zomer dan ook worden gebruikt in de URE12. Toch waren de reacties niet onverdeeld positief, zegt Van der Drift. Een andere regelstrategie brengt namelijk andere rijeigenschappen met zich mee, legt hij uit. “Als de controller, de regelunit, ingrijpt in een bocht omdat de auto niet doet wat hij volgens het

regelmodel moet doen, dan voelt dat voor de bestuurder onnatuurlijk aan. Uiteindelijk gaat het erom dat bestuurder en auto elkaar helpen, en niet tegenwerken. In principe kun je zelfs voor elke bestuurder zoeken naar de optimale instellingen van de controller, die je vervolgens met een druk op de knop kunt activeren.”

Interview | Tom Jeltes Foto | Bart van Overbeeke

In Home Stretch, graduate students and PhD students talk about their thesis. Would you like to feature in this item, let us know at cursor@tue.nl

want control of the rotational speed of the wheels. If you regulate that via the power transmission, you are forced to make assumptions in the control model about the status of the car. And that changes continuously, for example because the quality of the road surface varies, or because the tires have different temperatures.”

“You can simply upload the control model to the central control unit of the car” In theory, a strategy that allows you to control the rotational speed of the wheels directly is a better option, although it is more difficult to apply. At the Dynamics & Control group

Van der Drift was given the opportunity for further research into this control strategy - whereby the rotational speed is measured and adjusted a thousand times per second. The Master’s student of Automotive first plunged into the existing literature, and then built a simulation model on the laptop. Subsequently he established contact with URE, in order to be able to feed the model with the parameters of the URE11 - the car with which the student team took part in races last year. “When it became clear from this that speed control could indeed be useful for the URE car, they fell in with the idea to find out whether we could also implement this in the race car. The good thing about it is that you can simply upload the control model to the central control unit of the car. In a traditional auto this would entail extensive work so as to adjust the vehicle behavior.”

After having conducted tests in the lab, “on the car trestle, with the wheels in the air”, the URE drivers also ventured to try it out on the race circuit. That was a success as well, which is why the control model will be used in the URE12 next summer. Yet the reactions were not all positive, says Van der Drift. The thing is that a different control strategy entails other driving characteristics, he explains. “When the controller, the control unit, intervenes in a bend because the car is not doing what it should be doing according to the control model, this feels unnatural for the driver. At the end of the day the aim is for the driver and the car to help each other, not to hinder each other. In principle, you can even try to find the optimum settings of the controller for each individual driver, which you can then activate by simply pushing a button.”


Student | 21

Kijk voor nieuws op www.cursor.tue.nl

Studententeam VIRTUe wil álles linken met slim, sociaal en duurzaam huis

Studententeam VIRTUe hoopt na de zomervakantie het globale ontwerp van zijn huis van de toekomst te presenteren, eind 2017 gevolgd door de definitieve bouwtekeningen. ‘LINK’ heet het beoogde duurzaamste huis ter wereld van de TU/e’ers, dat ze in het najaar van 2018 gaan bouwen in Dubai. Het koppelen van uiteenlopende slimme en duurzame snufjes en het linken van mens en technologie staan hierbij centraal.

De precieze indeling en inrichting, de gebruikte materialen, de toegepaste technologieën - ze moeten, in overleg met beoogde partners, de komende maanden allemaal nog worden ingevuld en uitgewerkt. Maar het concept van team VIRTUe stáát en heet LINK, vertelt pr-man Alex Donkers. “We zien kansen in het linken van álles: mensen, technologieën en die twee onderling. We willen de definitie van wonen helemaal op de schop gooien.” Veel gebouwen hebben al de nodige technieken in huis, van energiemeters tot lampen met bewegingssensors bij de voor- of achterdeur. Maar van communicatie daartússen is nauwelijks nog sprake, stelt Donkers. “In ons huis willen we al die systemen combineren tot één slim systeem, een soort huisrobot. Met dat systeem willen we het wooncomfort opkrikken, maar ook winnen aan duurzaamheid.” Daarnaast moeten mens en techniek elkaar optimaal gaan begrijpen en aanvullen. “Over veel processen in huis hoef je straks niet meer na te denken omdat het huis dit vóór jou doet.” Donkers wijst op die eerste zomerdag waarbij je ’s ochtends vergeet je rolluiken dicht te doen waarop je slaapkamer ’s avonds bloedheet is. “Hoe handig is het dan als je huis zelf de transparantie van de ramen aanpast, zodat er minder warmte binnenkomt? Maar je kunt ook denken aan een huis dat weet wat jouw favoriete televisieprogramma is en dit automatisch voor je opzet, inclusief aangepaste verlichting voor een optimale kijkbeleving.”

Het huis moet straks energiepositief zijn Vooralsnog gaan de studenten (vooral TU/e’ers, maar ook enkele studenten van Fontys en Wageningen University) uit van een huis in houtskeletbouw - relatief goedkoop, licht en duurzaam, aldus Donkers. Het huis krijgt één woonlaag, goed voor circa zesentachtig vierkante meter vloeroppervlakte.

De eetkamer vormt het hart van het huis, met zicht op alle andere ruimtes daaromheen. Voorop staat dat het huis niks van het stroomnet mag vragen en zelfs energiepositief moet zijn. VIRTUe wil vooral gaan werken met bestaande technologieën, maar mikt ook op het toepassen van innovaties die nog op de markt moeten komen. Welke dit worden, is nog onderwerp van gesprek, ook in afstemming met potentiële partners. De bouwwereld is van oudsher traag, stelt Donkers - maar na de crisis beseffen veel bouwers volgens hem terdege dat verandering nodig is en dat input vanuit andere (technische) disciplines daarbij onontbeerlijk is. “We zoeken partners die onze visie op een duurzame wereld delen én die een verandering teweeg willen brengen.” Dat neemt niet weg dat het team, behalve de support van gelijkgezinden, ook gewoonweg geld nodig heeft om zijn duurzame droom te realiseren. Hoeveel precies, dat durft Donkers op dit moment niet te zeggen. “We zitten nog in een conceptuele fase; dat zou echt nattevingerwerk zijn.” VIRTUe hoopt na komende zomer het globale ontwerp van zijn huis plus systeem te presenteren, in december gevolgd door de definitieve, gedetailleerde bouwtekeningen. Alle teams zijn in dat opzicht gehouden aan “strakke deadlines” vanuit de organisatie van de Solar Decathlon, die de deelnemers ook hierop al beoordeelt, vertelt Donkers. Verzaken betekent minpunten. De studenten hopen hun huis in het voorjaar van 2018 in Nederland al een keer volledig op te bouwen, om vervolgens een paar maanden te kunnen testen, meten, analyseren en verbeteren. Donkers benadrukt dat de omstandigheden hier wel anders zullen zijn dan in Dubai, alleen al kijkend naar bijvoorbeeld de luchtvochtigheid of de stand van de zon - allemaal factoren van belang voor het ‘runnen’ van een zo duurzaam mogelijke woning. Hij hoopt dat de Nederlandse zomertemperaturen in elk geval in de buurt zullen komen van de vijfentwintig tot dertig graden van de Arabische winter in Dubai, in oktober en november.

Tien dagen om een functionerend huis neer te zetten Deelnemers aan de Solar Decathlon hebben straks in Dubai tien dagen de tijd om een volledig ingericht en functionerend huis neerzetten, tot een koffiezetapparaat en een elektrische auto naast de deur aan toe. De woningen worden vervolgens tien dagen lang beoordeeld op verschillende onderdelen en opdrachten. Het proof of concept dat de studenten in Dubai gaan laten zien, is vooral geënt op de Arabische markt, met expats als voornaamste doelgroep. “Maar we willen een systeem maken dat uiteindelijk overal kan worden toegepast: in verschillende omgevingen en voor mensen met uiteenlopende inkomens.” Want VIRTUe zou nog zo’n fancy en kostbaar concept kunnen neerzetten: “Daarmee wordt het minder geloofwaardig voor de gewone burger die er uiteindelijk in zou moeten wonen.”

VIRTUe is in 2018 in Dubai het enige Nederlandse team. Al zijn de ‘regionalen’ in het voordeel omdat ze al bekend zijn met de Arabische cultuur, Donkers ziet bovenal kansen in de frisse Nederlandse benadering en insteek. Hij wijst op de sociale problematiek in een stad als Dubai, waar mensen redelijk afgesloten van hun omgeving wonen. “In Nederland bouwen we vrij open. Er is redelijk veel contact tussen huizen onderling en met de straat; de gevelvoorruiten zijn hier groot, gordijnen vaak open. Je kijkt zo bij een ander de woonkamer in. In andere landen vinden ze dat heel gek.” Op het werk van de concurrentie in die andere landen heeft Donkers trouwens niet zo’n zicht, “niemand gooit zijn technische tekeningen online. We bouwen in de eerste plaats vooral ons eigen ding. En uiteindelijk gaan we allemaal met hetzelfde doel naar Dubai - en dat is de wereld een stukje duurzamer maken.”

Tekst | Monique van de Ven Illustraties | Team VIRTUe


22 | Zoom in

13 april 2017

Face TU/e Face

Suzanne Koch & Je With over five hundred international students welcomed each year, TU/e is an internationally oriented university. The links between the Dutch and expat communities are strong and ongoing. In Face TU/e Face, local and international students interview each other about campus and city life, sharing their life experiences and passions and discovering their shared perspectives. This time around it is the turn of the Dutch Suzanne Koch (24), PhD candidate in the Soft Tissue Engineering and Mechanobiology (STEM) group, and Jesus Esparza Serrano (29) from Mexico, Master’s student Sustainable Energy Technology (SET). Mexican or super big Japanese?

Eindhoven, the place of first times

S: Where are you from? J: Other people find it surprising but I am from Mexico. When people see me, a guy two meters tall with an indefinable accent and Asian features, they normally ask questions like, ‘Are you from Indonesia? Or Thailand?’ Or - my favorite - ‘Are you a sort of super big Japanese person?’ And I cannot imagine how they would react if I told them that I have a blonde brother… What about you?

J: I come from a state with approximately 1.6 million people, spread out across an area that is approximately four times bigger than the Netherlands. It wouldn’t be fair to compare my old and new lifestyles but, still, in Eindhoven I have a pretty busy social life with little effort. So far, I have had lots of new experiences here, like the Tango classes I joined recently, taught by Dutch teachers from the non-profit

association TipoTango. In this city, whenever I want to be informed about things happening in town, I can simply open Facebook and check for upcoming events. I love that.” S: Speaking of which, I just found out about We Are Public, a new art and culture community that is big in Amsterdam and The Hague and now in North Brabant as well. Subscribing gives you free access to a selection of daily events at hundreds of cultural venues across the country. Suppose you have no idea what to do one evening, being a member allows you to choose from theatre shows, dance and music events, movies, opera and art exhibitions. What more could you ask for?

very strict mom who taught me the power of ‘yes’ or ‘no’ said with conviction, and to strive for the no-frills truth that will never hurt you or the people around you. S: Obviously, it can be a personal thing. However, when I moved to Germany for my Master’s internship, I became very aware of the directness that sets us apart. For example, when I arrived I was used to Dutch work habits, like knocking on the door of your boss’s office and stepping right in to ask an urgent question. When I did the same thing there, people told me on several occasions that I was too direct, and that I should have announced myself by email, as my colleagues did.

Dutch people: the fine line between directness and rudeness

J: And, in general, how did you feel about being an expat there? Did Germans cluster together and exclude you? S: Adapting was really easy for me. Berlin is full of expats, and I felt at home from the very first moment. I must say that I learned to speak German quite quickly, helped in part

S: We Dutch people we can be extremely direct. That’s a fact. J: Is it really a question of nationality? I am Mexican, yet really direct. I was raised by a

S: I was born in Utrecht and I lived there until I was 18 years old. Then I moved to Amsterdam to study Biomedical Sciences at the University of Amsterdam. Since 2016, after graduating and taking a four-month trip, I have been studying for my PhD in Biomedical Engineering at TU/e. J: Where did you travel to? S: I went to Malaysia, Sri Lanka, India and Nepal. The trip was fantastic, but after four months I got sick of travelling, and of all that thinking about where to go, what to eat, where to sleep. It drove me crazy, and at a certain point I started craving daily life and habits; I was even craving Mondays.

Eindhoven, a cool ugly place S: How do you like Eindhoven? J: A lot of friends living in other parts of the Netherlands keep telling me that Eindhoven is ugly, and that I should move to a much more beautiful city like Utrecht, Amsterdam, Maastricht or Nijmegen. But I love Eindhoven, perhaps partly because of the very first impression I had of this city, which is still engraved in my memory. Eindhoven was the first place I visited in the Netherlands, on a very sunny day. It reminded me immediately of Aalborg, in Denmark, where I did a part of my Bachelor’s studies. This city is the perfect size. It is clean, safe and well connected to everywhere in Europe via tons of cheap flights. Living here is easy and convenient. S: I like Eindhoven much better than I expected. It has that cool ugliness I like. Its urban architecture, with all these industrial areas and their old factories, reminds me of Berlin, which I fell in love with in the seven months of my Master’s internship. J: I have to be honest though. When I travel to somewhere like Maastricht, I feel like I am finally arriving in Europe, because of the history and architecture that are everywhere to be seen.”

Jesus Esparza Serrano


Zoom in | 23

See for news www.cursor.tue.nl/en

esus Esparza Serrano by its being so like Dutch. Speaking the language helped me mix with local people much more than the internationals who did not speak German.

Pride (and Prejudices) J: In general, I find the Dutch to be extremely proud of their country and the things they do. A conviction that the international community can unintentionally bolster. When I explained to Dutch people the reasons that brought me here, they mostly expressed their approval of the ‘wise’ decision I had taken, exhibiting such strong self-esteem that I’d be shocked. And I am sure this is really a Dutch characteristic because in Slovakia, where I lived for two years, I encountered the opposite situation. Slovakians couldn’t help but wonder, “Why on earth did you move here to study?”, a question that I found quite indicative of their very low self-esteem. What about you? Anything that drives you

crazy about internationals? S: Not really. I love the chance to be in close contact with so many different cultures. I have travelled widely in the recent past, and I know how joyful that is, and remember how enriching the experience was for me. So now the least I can do is to encourage people from abroad to come and live here.

“If you move to a country and don’t adapt a little, you make the experience a complete waste of time” J: In Mexico eating is always a big deal. As soon as we go home, we start chewing, not because we need to but simply because we want to eat. The Dutch are much more pragmatic and efficient. Short lunch breaks, a sandwich and a glass of milk, and that’s pretty much it. However, they can also be extremely stingy, especially when it comes to food.

S: When I was little, we used to have this box full of candies and cookies at home. At my friends place, though, they had this holy rule of one-cookie-per-day, no more. When I went to Suriname I was amazed by the amount of sharing going on, and by the completely different attitude people had towards food. It made me question the Dutch way, interestingly enough only after moving away from it. J: Recalling lost and hidden aspects of your identity is indeed the enchanting part of the travelling experience. Here, I realized how caring, loving and touchy-feely Mexicans can be compared to the Dutch. S: I know that’s also a personal thing, but generally speaking I do agree with you. My parents, for example, are not that touchyfeely, nor do they hug the people they love. When I left home to go on my four-month trip, they wished me farewell with a high five and “Take care, Suzanne!

“The first condition of understanding a foreign country is to smell it”- R. Kipling S: What do you miss most about Mexico? J: The smell. In summertime it can be insanely hot and dusty. I miss that inexplicable, composite smell. And I miss the unique smell of rain on dry soils, and the smell of the street food, like tacos and grilled onions. What is your favorite aroma from the Netherlands?” S: The apple pie smell, or the overwhelming aroma of roasted coffee, which is typical of Utrecht and its Douwe Egberts factory. And I love the smell of salty sea water at The Hague, especially during winter, even more so when it is windy and stormy. J: For me the idea of going to the beach when it is cold outside is not appealing at all. I come from the state of Durango in Mexico, which is almost three hours away from the Pacific Ocean. So for me, going to the beach has always required quite some effort and, inevitably, strict requirements to be fulfilled before heading off. 30 degrees outside, amazing seafood and possibly lobster tacos, for no more than 50 cents each.

“I did not become vegetarian for my health. I did it for the health of chickens”- I.B. Singer

Suzanne Koch

S: Do you like animals? J: I do. I always had many dogs and cats in my childhood. And you? S: I had two chickens, Fiep and Miep. When I was 12, I decided to become a chicken vegetarian, mainly because of the bad conditions chickens are forced to endure when being bred for meat. I took it quite seriously, so my mum decided to build a henhouse with me, where I could raise my own chickens, with quite some success. One of the two chickens is still alive and is now 12 years old! J: I must say I like chickens too, especially when fried.

The happiest job on earth: ice cream vendor S: I worked in an ice cream shop for a while, the best job ever. The customers are always happy and so are you, apart from when, with hundreds of flavors to choose from, they ask you for vanilla. I seriously wonder why. What is your favorite flavor?” After the chicken story, try to guess what Jesus replied…

Interview | Valentina Bonito Photo | Bart van Overbeeke


De TU/e is een mini-universum. 729.651 vierkante meter vol weten­ schappelijke dromen, maar ook 729.651 vierkante meter vol met mensen met hun mensen-dingen. Rare dingen, dagelijkse dingen, opmerkelijke dingen, dood­normale dingen, uitzonderlijke dingen. We zien deze dingen, we lopen voorbij deze dingen, en wij, wij documenteren deze dingen. Een gevonden voorwerpje hier, een terloopse obser-­ ­vatie daar, wij spotten het, foto­gra­ feren het, becommen­ta­riëren het.

Ook iets gespot? Mail naar cursor@tue.nl

Bijzondere bijbanen

Sven traint turners Sven de Loijer is géén turner. Hij is hoofdtrainer van de vrije turngroep van ETV Olympia en de jongenswedstrijdgroep en assisteert bij een van de meidenwedstrijdgroepen, maar hij is zelf geen turner. “Ik mis het doorzettingsvermogen om zolang te trainen tot ik de oefeningen helemaal ken.” Hij leert zijn pupillen dus iets wat hij zelf niet altijd kan. Hoe doet hij dat? “Ik volg een algemene lesmethode”, zegt Bouwkundestudent Sven (24), “en dat is: praatje-plaatje-daadje. Eerst geef ik dus uitleg. Dan moet ik de oefening laten zien, maar dat kan ook door iemand aan te wijzen die het moet voordoen. Tot slot moeten alle leerlingen het doen en dan geef ik daarbij aanwijzingen.” De vloer, voltige (aka het paard), ringen, sprong, brug, rekstok; hij laat het ze allemaal doen. Sven begon op zijn vijftiende als hulpje bij de turnvereniging waar zijn moeder actief was, in Gennep. Dat beviel goed en hij volgde daar een assistentencursus. Toen hij op zijn achttiende naar Eindhoven vertrok om Bouwkunde te gaan studeren, zocht hij hier een vereniging. Eindhovense Studenten Turnvereniging Suca werd het niet (helaas, Suca), ETV Olympia werd het wel. Daar is hij inmiddels voorzitter van het bestuur. “Ik ging in eerste instantie bij het bestuur om de jongens een stem te geven, om op te komen voor het jongensturnen.” Veel mensen noemen turnen een meisjessport. En dan vraagt Sven ze rustig om wat namen van bekende turners te noemen. “Dat zijn dan vaak Epke Zonderland en Yuri van Gelder, mannen.” En dan hoeft Sven niet veel meer te zeggen. Sven is toch geen man van grote snelle woorden. “Ik ben afwachtend en wil eerst luisteren. Voorheen was ik heel verlegen. Dat is pas langzaam veranderd vanaf mijn vijftiende. Ik houd er wel van om de leiding te nemen en wil graag mensen helpen.” En in het voorzitterloze bestuur merkte hij dat hij de vergaderingen ging leiden en ook andere taken uitvoerde die bij een voorzitter horen. “Nu volg ik, op uitnodiging van de gemeente Eindhoven, een cursus ‘Modern besturen voor jonge bestuurders’. Dat diploma staat vóór de zomervakantie op mijn cv.” Hij steekt heel wat uren in ‘zijn’ vereniging. Het is al minder dan voorgaande jaren, “want ik moet ook mijn studie eens afronden”, maar alleen al voor trainingen is hij er nog steeds negen uur per week aan kwijt. “Soms ga ik al in joggingbroek naar college, dan kan ik zo door naar de turnhal op Sportpark Eindhoven Noord. Ik noem mijn kledingkeuze dan ‘verzorgd sportief’.” Rijk wordt hij er niet van, zijn werk is op vrijwilligers­ basis met een vrijwilligersvergoeding van 5 euro per uur. “Maar dat vind ik prima, ik doe het omdat ik het leuk vind.” Eén ding wil de bescheiden Sven nog kwijt. “Bij ETV Olympia zijn studenten ook welkom! In de vrije turngroep kun je namelijk ook komen om alleen trampoline te springen, of te free runnen. Het is net een speeltuin voor grote mensen.” Interview | Norbine Schalij Foto’s | Bart van Overbeeke

Waaro: Raam Auditorium Westside Wattie: augmented reality 0.5 Augmented reality 0.5? Ja, met een beetje fantasie kun je dit bezien als een mooi staaltje van avant-la-lettre. Deze techniek liep zonder digitaliteit al wel vooruit: we plakken iets op de bestaande realiteit met als doel dat men er wijzer van wordt. Het probleem: we hebben heel veel ramen met doorzicht en vogels zouden daar zomaar tegen te pletter kunnen vliegen. Oplossing: we plakken het silhouet van een nepvogel op die ramen opdat de echte soortgenoten gewaarschuwd worden. Als je goed oplet, zie je deze nepplakvogels op meerdere plekken op de TU/e, en vooral in de loopbruggen. Een mooie, simpele, goedkope, effectieve en, als je het ons vraagt, ook esthetisch geslaagde toepassing. Maar het gaat ons helemaal niet zozeer om dit vogelwaarschuw-systeem: de echte crux van de foto zit hem in het metaniveau. Ik zie deze geplakte vogel op het raam, maak een foto, maar kijk eens rechtsonder. Een echte vogel zit me daar op de rand aan te kijken, ietwat in de trant van who gives a fuck. Ik wil ‘m nog een keer fotograferen, maar hij fladdert al weg, de vogel is gevlogen. Wat voor vogel? Een soort kraai was het, een kauw of toch een roek? Maar, zoals zo vaak in de realiteit, augmented of niet: who gives a fuck.

Hoe kom jij aan je geld? Misschien mag je het innen bij paps en mams, misschien schraap je het zelf bij elkaar met uren werk. Werk je in de horeca, geef je bijles, vul je vakken. Of heb je een baan die anders is dan anders? In deze serie vertellen TU/e-studenten over de bijzondere bijbanen die zij hebben.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.