5 10 November 2016 | year 59
@tuecursor @TUeCursor_news Biweekly TU/e Magazine
|
www.cursor.tue.nl
|
tuecursor
|
@tuecursor @TUeCursor_news
16 | V an méér-méér-méér ingenieurs naar beter selecteren aan de poort Commotie alom na de aankondiging van studentenstops bij de vier technische universiteiten: in het bedrijfsleven, in Den Haag, maar ook aan onze eigen TU/e. Cursor trok de universiteit in en sprak met betrokkenen over de plannen voor decentrale selectie vanaf 2018-2019.
I dropped 11 Oops! the lemon tart
Het positieve van een fout
12 GLOWscience
Campus licht op met tien GLOW-projecten
14 STORM did it!
Op 24 batterijen de wereld rond in tachtig dagen
cells 21 Immune under tension
Afstuderen op mechanische belasting immuuncellen
2 | Vooraf
CURTOON
10 november 2016
Colofon
Grab‘em by the purse
Zondags rust
Hoofdredacteur Han Konings
Eindredacteur Brigit Span
Redactie Judith van Gaal Tom Jeltes | Wetenschap Norbine Schalij Monique van de Ven (online)
Medewerkers Yongwei van Bussel Tiny Poppe
Fotografie Bart van Overbeeke
Coverbeeld Marc Weikamp
Opmaak Natasha Franc
Vertalingen Benjamin Ruijsenaars Susie Day
Nog enigszins confuus van de totaal onverwachte winst van the Donald moest ik me gisterochtend aan het schrijven van Han Koning s, dit stukje zetten. Wat kunnen we nu leren hoofdredac teur van deze politieke proleet? Dat hard schreeuwen, een belachelijk coupe en rare beweginkjes met je vingers toch tot een historical victory kunnen leiden? Kunnen we er ons voordeel mee doen nu we als een van de vier technische universiteiten de strijd moeten aanbinden met de algemene universiteiten om extra poen om de toestroom aan studenten op te vangen? Uit de Tweede Kamer kwamen al geluiden dat er aan het financiële verdeelsysteem best wel weer eens gesleuteld mag worden. Een aanpassing van hun kapsel à la Trump - voor zover dat al mogelijk is - zou ik onze voorzitter Jan Mengelers en rector Frank Baaijens niet willen adviseren. Maar het mantra waarmee Trump zich de afgelopen maanden een weg naar het Witte Huis heeft gebaand, lijkt me wel het overwegen waard. ‘Let’s make America great again’ is niet zo heel moeilijk om te turnen tot ‘Laat de TU’s Nederland weer groot maken’, met eventueel nog een vleugje VOC-mentaliteit erbij. Ingenieurs zijn immers de bouwers en doeners in dit mooie landje en daarom is het niet meer dan logisch om 400 miljoen extra te pompen in de vier instellingen die ze voor ons opleiden. Zo Jan en Frank, dat is een boodschap waarmee jullie kunnen aankomen bij de vergadertafels van de VSNU, het ministerie van OCW en het bedrijfsleven. Come on and lets grab‘em by the purse.
Onlangs, op een zondagochtend, kwam ik in de Tom Jeltes supermarkt een kennis tegen die als hoogleraar werkt aan een Amsterdamse bètafaculteit. Hij sloeg versnaperingen in - gevulde koeken, chocola, frisdrank - voor een nakijksessie op de universiteit. Die stond voor die middag gepland met wat collega’s en student-assistenten. Want, zo luidde zijn inmiddels vertrouwd klinkende verklaring, door de week is voor het nakijken van 160 tentamens simpelweg geen tijd. Ook in de hoofdstad rijst de instroom voor bepaalde opleidingen de pan uit. En de overheidsfinanciering loopt niet alleen achter, maar is ook op lange termijn niet kostendekkend, beweerde hij. Wordt het niet tijd dat we de oplossingen voor de werkdruk niet in Eindhoven gaan zoeken, of in de supermarkt, maar in Den Haag? Met de VSNU als stakingsleider?
Aangesloten bij Hoger Onderwijs Persbureau
Redactieraad prof.mr.dr. Jan Smits (voorzitter) prof.dr. Marco de Baar Willem van Hoorn Lucas Otten (studentlid) Anneliese Vermeulen-Adolfs (secretaris)
Redactieadres TU/e, Matrix 1.90 5600 MB Eindhoven tel. 040 - 2474020 e-mail: cursor@tue.nl
Cursor online www.cursor.tue.nl
Druk Janssen/Pers, Gennep
Advertenties Bureau Van Vliet BV tel. 023 - 5714745
Clmn
Een toch niet zo’n makkelijke keuze
Wat had ik vanochtend graag een échte kater gehad. Niet de mentale kopzorgen van nu, maar een kater veroorzaakt door overmatige inname van speciaalbiertjes, die een kloppend pijntje in je voorhoofd achterlaten en je mond in een woestijn omtoveren. Mijn gebrek aan wilskracht om te leven had me dan genoopt om terug te draaien in mijn foetushouding en dit alles te vergeten. Nu moet ik echter de realiteit actief verwerken. De realiteit van Trump die mijn plannen overhoopt gooit. Ik had dinsdagavond namelijk een kolderiek columnpje bedacht over keuzes maken, de verkiezingen in de VS en op de TU/e, en USE-vakken. Hell, het zou een gezellig stukkie worden met zelfs een Gerri Eickhof-verwijzing erin. Ik had graag willen schrijven dat de keuze tussen twee kandidaten eigenlijk best eenvoudig is. Dat we het onszelf op de TU/e alleen maar lastig maken met dertig kandidaten. Dat mensen uit keuze-ellende op iemand zouden stemmen die ze lekker vinden of kennen in plaats van
zijn of haar standpunten. Ik had ook willen vragen of die keuzevrijheid in het TU/e-onderwijs ons wel gelukkig maakt. Dat er onderzoeken zijn geweest die laten zien dat supermarktklanten meer jam zullen kopen als er keuze uit minder merken is. Het leven teruggebracht tot een keuze tussen potten jam, Alain Star wat een weelde. bij Human ke, promovendus -Technolog y Interactio Ik had een heel plan, maar dat kan n nu de prullenbak in. Alle onderzoeken ten spijt, in de VS heeft iemand gewonnen uit de Post-truth Era die zegt dat Global Warming een hoax van de Chinezen is. Misschien kunnen we als wetenschappers maar beter naar de leegstaande Bunker vluchten. Nee, liever vlucht ik naar de wereld van afgelopen dinsdagavond. De wereld van ervoor. In plaats van te denken aan ‘Clinton vs Trump’ kon je toen kijken naar ‘Conny vs Tilly’ bij de Rijdende Rechter. Volgens Conny stond de boom van Tilly op de verkeerde plek, waarop Tilly haar toesnauwde dat haar tuin een rommel was. Wat een fijne, zorgeloze wereld.
Nieuws | 3
Kijk voor nieuws op www.cursor.tue.nl
TU/e maakt zich op voor GLOW
More news on page 5 and www.cursor. tue.nl/en
De voorbereidingen op de campus voor GLOW zijn in volle gang. De bezoekers krijgen op de Science-route, die grotendeels over het TU/e-terrein loopt, tien projecten te zien die studenten en medewerkers hebben gemaakt. Ook aan enkele projecten in de stad hebben TU/e’ers of alumni gewerkt. Het lichtfestival GLOW wordt gehouden van 12 tot en met 19 november en start dagelijks om 18.30 uur. TU/e-gebouwen aan de route gaan dicht vanaf 18.00 uur. Lees meer over GLOW op de pagina’s 12 en 13.
Warme ontvangst STORM in koude Markthal
Kabinet moet numerus fixus bij TU s voorkomen
De ontvangst voor de 23 studenten van STORM was - ondanks de koude, natte wind - uitgesproken warm woensdagavond 2 november bij MetaForum. Collegelid Jo van Ham leek te gloeien van trots op het TU/e-team dat met een zelf ontworpen elektrische toermotor in tachtig dagen om de wereld reisde. Hij riep de teamleden uit tot “helden van de TU/e” en toonde zich bijzonder opgelucht dat de studenten veilig en gezond weer waren teruggekeerd naar hun alma mater.
Het kabinet moet ervoor zorgen dat de technische universiteiten volgend studiejaar geen studentenstops bij populaire opleidingen instellen, vindt een grote meerderheid van de Tweede Kamer. De TU’s kunnen de groei van het aantal studenten niet meer aan, zeggen ze zelf. Daarom overwegen ze voor sommige opleidingen een numerus fixus in te stellen: ze hebben niet genoeg geld om iedereen goed op te leiden. De TU/e wil in het collegejaar 2018-2019 studentenstops instellen voor vier opleidingen. Lees meer over hoe binnen de TU/e tegen deze maatregel wordt aangekeken vanaf pagina 16.
Lees meer over de wereldreis van STORM op de pagina’s 14 en 15.
Film TU/e: data-wetenschapper voorkomt kernramp De trailer waarmee scholieren warm gemaakt worden voor de nieuwe gezamenlijke opleiding Data Science van de TU/e en Tilburg University, heeft op initiatief van hoogleraar Edwin van den Heuvel een vervolg gekregen in de vorm van een korte film. Hierin moet een data scientist een ramp met een kerncentrale zien te voorkomen. De film is onlangs voor het eerst vertoond aan de bachelorstudenten, die na afloop op basis van de gebruikte dataset moesten bepalen of de personages de juiste conclusies trekken. De film is deels ontstaan uit een persoonlijke frustratie, zegt Van den Heuvel. “We doen veel goed werk op het gebied van modernisering van het onderwijs, maar digitale colleges zijn vaak behoorlijk saai. Ik wilde eens iets anders doen dan gebruikelijk.”
Nieuw nanolab
De nieuwe TU/e-faciliteit NanoAccess bestaat uit 4 vacuümclusters op 2 x 10-10 millibar, verbonden door 16 meter aan transportbuizen. Er is al een composietmateriaal mee vervaardigd opgebouwd uit 80 lagen van elk 2 atomen dik, waarbij kon worden geput uit 19 verschillende materiaalbronnen. NanoAccess bevat 4 atomaire naalden die met een nauwkeurigheid van 0,01 nanometer kunnen worden gepositioneerd en vergde een investering van 5,2 miljoen euro.
New Nano lab The new TU/e facility NanoAccess consists of 4 vacuum clusters connected by 16 meters of transport pipes. In the lab a composite material has already been manufactured which is built up of 80 layers that are 2 atoms thick each. There are 19 different material sources that can be used. NanoAccess contains 4 atomic needles that can be positioned with an accuracy of 0.01 nanometer and it required an investment of 5.2 million euro. (TJ)
Photo | Bart van Overbeeke
TU/e gains Fair Trade University status TU/e can now call itself a Fair Trade University, and is the second university in the Netherlands entitled to do so. The Fair Trade University Certificate mainly recognizes the university’s promotion of fair trade and the product range it carries. Executive Board member Jo van Ham received the certificate on 4 November. The certificate is due mainly to the efforts of the GO Green Office, the TU/e platform linking the university’s education, research and operations. With the support of the Executive Board and the Sustainability Steering Group, the GO Green Office set about achieving the certificate.
4 | Universiteitsberichten
ALGEMEEN Dienst Personeel en Organisatie | Employabilityfonds: vergroot je inzetbaarheid op de arbeidsmarkt Wil jij een opleiding of training volgen die buiten de scope van je huidige functie valt, maar erop is gericht om je positie op de arbeidsmarkt duurzaam te verbeteren? Mogelijk kun je voor de financiering gebruik maken van het Employability fonds. Kijk voor meer informatie op de intranetpagina’s van DPO of informeer bij je HR-adviseur.
MENS Bureau voor Promoties en Plechtigheden | Promoties Donderdag 10 november, 16:00 uur, CZ4: promotie L. Shen MSc (EE) Promotoren: prof.dr.ir. M.K. Smit en prof.dr.ir. G. Roelkens Voorzitter: prof.dr.ir. A.B. Smolders Titel proefschrift: “Ultralfast Photo detector on the InP-Membraneon-Silicon Platform” Donderdag 10 november, 16:00 uur, CZ5: promotie P. Granados Mendoza MSc (ST) Promotoren: prof.dr.ir. J.T.F. Keurentjes en prof.dr.ir. J.C. Schouten Voorzitter: prof.dr.ir. R.A.J. Janssen Titel proefschrift: “Intensification of
UNIVERSITEITSBERICHTEN
the chlor-alkali process using a rotor-stator spinning disc membrane electrochemical reactor” Maandag 14 november, 16:00 uur, CZ4: promotie Y. Zhang MSc (ST) Promotoren: prof.dr. G. de With en prof.dr. R.A.T.M. van Benthem Voorzitter: prof.dr.ir. R. Tuinier Titel proefschrift: “Self-Replenishing Photo-cured Hydrophobic Dual-network Coatings” Maandag 14 november, 16:00 uur, CZ5: promotie ir. M.A. Jakobs (TN) Promotor: prof.dr. N.J. Lopes Cardozo Voorzitter: prof.dr. P.M. Koenraad Titel proefschrift: “Fusion Energy Burning Questions” Dinsdag 15 november, 16:00 uur, CZ4: promotie J.M. Clough MSc (ST) Promotor: prof.dr. R.P. Sijbesma Voorzitter: prof.dr.ir. R.A.J. Janssen Titel proefschrift: “Mechanoluminescent Probes in Polymers” Dinsdag 15 november, 16:00 uur, CZ5: promotie A. Perrotta MSc (TN) Promotor: prof.dr.ir. W.M.M. Kessels
10 november 2016
Voorzitter: prof.dr. P.M. Koenraad Titel proefschrift: “Looking down the rabbit hole: Nano-porosity in thin films”
Parkinson’s disease 7T MRI investigation of the basal ganglia and development of patient-specific deep brain stimulation”
Woensdag 16 november, 16:00 uur, CZ4: promotie ir. S.J.A. Aper (BMT) Promotor: prof.dr. M. Merkx Voorzitter: prof.dr.ir. L. Brunsveld Titel proefschrift: “Engineering protein switches for sensing and actuation”
Donderdag 17 november, 16:00 uur, CZ4: promotie drs. I.H.F. Herold (EE) Promotor: prof.dr. H.H.M. Korsten Voorzitter: prof.dr.ir. A.C.P.M. Backx Titel proefschrift: “Assessment of cardiopulmonary function by contrastenhanced echocardiography”
Woensdag 16 november, 14:00 uur, CZ4: promotie M.S. Cabrera MSc (BMT) Promotoren: prof.dr.ir. F.P.T. Baaijens en prof.dr.ir. C.W.J. Oomens Voorzitter: prof.dr. P.A.J. Hilbers Titel proefschrift: “Computational design of stents for tissue-engineered heart valve replacement”
Donderdag 17 november, 16:00 uur, CZ5: promotie drs. M.M. Sinoo (B) Promotoren: prof.dr. H.S.M. Kort en prof.dr. J.M.G.A. Schols Voorzitter: prof.ir. E.S.M. Nelissen Titel proefschrift: “Light Conditions in Nursing Homes: Visual Comfort and Visual Functioning of Residents”
Donderdag 17 november, 14:00 uur, CZ4: promotie S. Saporito MSc (EE) Promotoren: prof.dr.ir. J.W.M. Bergmans en prof.dr. H.H.M. Korsten Voorzitter: prof.dr.ir. A.C.P.M. Backx Titel proefschrift: “Cardiovascular MRI quantifications in heart failure” Donderdag 17 november, 14:00 uur, CZ5: promotie B.R. Plantinga MSc (BMT) Promotoren: prof.dr.ir. B.M. ter Haar Romeny en prof.dr. Y. Temel MD Voorzitter: prof.dr.ir. C.W.J. Oomens Titel proefschrift: “A clear view on
Maandag 21 november, 16:00 uur, CZ4: promotie ir. S.A.H. de Vries (BMT) Promotor: prof.dr. K. Ito Voorzitter: prof.dr. P.A.J. Hilbers Titel proefschrift: “Notochordal cell-based regenerative therapies for intervertebral disc regeneration” Dinsdag 22 november, 16:00 uur, CZ4: promotie E.A.M. Klaassen MSc (EE) Promotor: prof.dr.ir. J.G. Slootweg Voorzitter: prof.dr.ir. J.H. Blom Titel proefschrift: “Demand response benefits from a power system perspective Methodologies and evaluation of field tests”
Dinsdag 22 november, 16:00 uur, CZ5: promotie drs. W.-J.A. de Wijs (ST) Promotor: prof.dr. G. de With Voorzitter: prof.dr.ir. E.J.M. Hensen Titel proefschrift: “Physico-chemical interactions at multi-material interfaces” Woensdag 23 november, 16:00 uur, CZ4: promotie X. Huang MSc (ST) Promotor: prof.dr.ir. E.J.M. Hensen Voorzitter: prof.dr.ir. R.A.J. Janssen Titel proefschrift: “Catalytic Conversion of Lignin and Woody Biomass for the Production of Fuels and Chemicals”
STUDENT ABACUS Bijlesinstituut | Gevraagd: Studenten met uitstekende schoolkennis Bijlesinstituut ABACUS zoekt studenten m/v als freelancers voor het geven van bijles aan huis. Vast salaris per leseenheid van 1,5 uur; goede verdiensten. Vrije indeling van je tijd en omvang van de werkzaamheden naar jouw wensen. Leerlingen worden door ABACUS geworven. Je werkt in de buurt van je woonplaats. Geïnteresseerd? Bel: 040-2128279 of mail: m.kuipers@abacus-bijlessen.nl
Advertentie
Procestechnoloog (ir.) Innovatie € 50.000 - € 75.000 - provincie Zeeland Bedrijf | Onze cliënt COVRA (Centrale Organisatie Voor Radioactief Afval) is een 100% staatsbedrijf met de bijzondere taak al het Nederlandse radioactief afval op een zorgvuldige en robuuste wijze te verwerken en voor minimaal 100 jaar veilig op te slaan. Zodanig dat het geen gevaar meer vormt voor mens, dier en omgeving. Kwaliteit, samenwerking en onderzoek & ontwikkeling vormen sleutelbegrippen. COVRA, met een open en aangename werksfeer, kent korte (communicatie) lijnen en verwacht flexibele inzet van haar medewerkers. Functie | Op de afdeling Onderzoek, Ontwikkeling & Communicatie is momenteel ruimte voor een deskundig Procestechnoloog Innovatie. Je richt je op nieuwe technologie projecten inzake afvalverwerking. Zo onderzoek, ontwikkel en coördineer je innovatieve verwerkingsmethodes, -processen en -installaties in nauwe samenwerking met kerncentrales, universiteiten, ziekenhuizen en industriëlen. Voor deze klanten ben je het aanspreekpunt en tevens werk je nauw samen met interne specialisten. Kandidaat | Academische opleiding; bijvoorbeeld Chemische Technologie of Werktuigbouwkunde. Affiniteit met (nucleair) afvalmanagement, milieuzorg, recycling gewenst. Communicatief sterk en ervaring met projectmatig werken. In staat om mensen en inzichten op een enthousiaste wijze samen te brengen. Pragmatisch en resultaatgerichtheid. Consultant (Eindhoven): Guido Klaassen, mobiel: 06 55 38 40 24
Bekijk deze vacature op yer.nl/job/7275500
Nieuws | 5
Kijk voor nieuws op www.cursor.tue.nl
The world s first biocomposite bridge on TU/e campus
It is difficult to further reduce car use on campus
Since Thursday 27 October, the general public has been able to use the world’s first fully biocomposite footbridge on TU/e campus. This fourteen meter long ‘biobridge’ is made from a hemp and flax-fiber base and is the result of collaboration between a large number of knowledge institutions and companies.
Further reducing car use on campus will be no easy matter. This is evident from the report, TU/e Mobility Plan; the Second Evaluation. The university had aimed to see no more than 24 percent of campus users arriving by car in 2018; this percentage will now likely be revised. In 2012 this figure was 32 percent. In 2016 it fell to 30 percent.
Students from TU/e, TU Delft and the Eindhoven region’s vocational colleges, among others, have been building the bridge. “There have been previous construction projects with biomaterials, but never before were they bearing structures made entirely of biomaterials,” says TU/e researcher and project leader Rijk Blok. “Through this experiment we hope to learn a lot about the behavior of the biocomposite over the longer term.”
An external consultancy has now reported that many employees and students already cycle. The only group showing any scope for a percentage increase is cyclists commuting a distance between five and twenty kilometers. Moreover, the report states, the number of visitors to the campus has increased. In January 2017 a new strategy plan should be in place, offering greater clarity on a number of topics such as future parking provision, and possibly including the revised goals.
TU/e toont potentie in finale iGEM, maar mist toepassing TU/e-studenten presenteerden eind oktober op iGEM in Boston een “mooi moleculair concept”, dat net te complex bleek om ook al de vervolgstap richting een concrete toepassing te maken. Tom de Greef, één van hun begeleiders binnen deze internationale competitie rond synthetische biologie, is echter dik tevreden over de prestaties van het team. Een gouden medaille en nominaties in drie categorieën: dat was de opbrengst voor het TU/e-team, gevormd door negen bachelorstudenten van de faculteit Biomedische Technologie, tijdens de finale in Boston. Het lukte de Eindhovenaren echter niet om binnen die verschillende tracks ook met de hoogste eer te strijken.
Air purification in parking garages reduces particulate matter Eliminating particulate matter from underground car parks in the city center of Eindhoven can result in local reductions in the concentration of these particles of up to 50%. Researchers from TU/e came to this conclusion on the basis of air flow models and computer simulations of the city center. The simulations prove the effectiveness of an initiative by the environmental innovation company ENS Technology to use underground car parks as air purification sites, or ‘lungs of the city’. Under the supervision of Professor of Building Physics Bert Blocken, the Eindhoven researchers made a very detailed computational grid of the city center of Eindhoven. This grid covered an area of 5.1 square kilometers and included 16 underground car parks. The effect on the concentration of particulate matter in the city center air was simulated, following the reduction of the particles inside the underground car parks by a total of 99 or 594 air purification systems.
De mens achter het nieuws Industrial Design vierde haar vijftiende verjaardag met een borrel in het Klokgebouw op maandagavond 24 oktober en trakteerde haar bezoekers op een passe-partout voor de Dutch Design Week. Een bijzondere bezoeker van het lustrumfeest was Carlijn Compen. Zij is één van de eerste zeventig studenten die startten met de opleiding én de allereerste alumna van ID.
Hoe was het feest? “Gezellig. Ik vond het leuk om wat oude bekenden te zien. De opkomst uit mijn lichting was helaas niet heel groot; er waren drie mensen van mijn jaar. Ik heb voornamelijk met (oud-)stafleden gepraat. Een dag later, tijdens de TU/e-alumniborrel, heb ik de Mind the Step-expositie bezocht. Daar zag ik interessante projecten en het viel me op dat de drie universiteiten een duidelijke identiteit hebben.”
Waarom koos jij in 2001 voor Industrial Design?
Carlijn Compen
“Industrial Design begon heel klein en superpersoonlijk”
“Het was een nieuwe opleiding die ontwerpen anders benaderde. De combinatie van mensen en techniek sprak me erg aan en het onderwijsmodel ook. Ik wilde eigenlijk Bouwkunde gaan doen, maar na een voorlichting bij ID ben ik van mening veranderd. Ik had het gevoel dat het heel erg over de toekomst ging, een nieuw soort producten. Dat sprak me erg aan.”
Hoe heb je ID zien veranderen? “Het begon heel klein, superpersoonlijk. Veel contact met de staf en veel inspraak in hoe de dingen gingen. In het begin waren we ‘junior employees’ met vakantiedagen. Maar dat werkte in de praktijk toch niet zo goed. Volgens mij is er nu meer structuur, ook meer verplichte vakken. Het is ook professioneler geworden: deelname aan de DDW-tentoonstelling, bijvoorbeeld, was er in mijn tijd niet.”
Waar ben je terechtgekomen? “Ik ben na mijn afstuderen begonnen bij Océ. Eerst als visual designer, toen als interaction designer. Ik ben twee jaar als expat in Japan geweest, daar heb ik bij ons moederbedrijf Canon gewerkt. Toen ik terugkwam, ben ik gaan werken als portfolio director in de afdeling strategic planning. Ik definieerde nieuwe Océ-producten voor de middellange termijn. Sinds 1 oktober ben ik Head of Design.”
Wat zou je op de felicitatiekaart voor ID zetten? “Ik wens ID een lange toekomst met veel succesvolle afstudeerders die een nieuwe blik op de wereld kunnen werpen. En een goede balans tussen het oorspronkelijke karakter en de groei in studentenaantallen.” Interview | Norbine Schalij Foto | Bart van Overbeeke
6 | Interview
10 november 2016
Ingenieur zonder grenzen Interview | Tom Jeltes Foto | PrivĂŠ-archief Petra Beris Als een klus moeilijk is, dan wordt het voor Petra Beris (33) pas interessant. Toch verlangde de alumna van Scheikundige Technologie na zes jaar in de uitdagende offshore naar projecten waarin ze meer voor mensen kan betekenen. Ze keerde terug naar het vasteland en werd een van de drijvende krachten achter de vrijwilligersorganisatie Engineers without Borders NL.
Petra Beris in Nepal.
Interview | 7
Kijk voor nieuws op www.cursor.tue.nl
Vorig jaar greep Petra Beris net naast de Marina van Damme-beurs, waarmee ze een opleiding aan het Institute of Sustainability Leadership van de universiteit van Cambridge wilde bekostigen. Die zou haar van pas komen als bestuurslid van Engineers without Borders NL, een vrijwilligersorganisatie die de kennis en kunde van ingenieurs benut voor projecten in ontwikkelingslanden. De beurs ging aan haar neus voorbij, maar Eric van Schagen (directeur van het Universiteitsfonds Eindhoven, dat de uitreiking van de beurs regelt), was zo enthousiast over Engineers without Borders dat hij besloot om met zijn ICT-bedrijf SIMAC een startkapitaal te schenken voor de vrijwilligersorganisatie. “Daarvan hebben we een mooie website laten bouwen en betalen we de huur van een kantoortje in Rotterdam”, zegt Beris. “En gelukkig heb ik van mijn huidige werkgever, ingenieursbedrijf Tebodin, nu de mogelijkheid gekregen om die opleiding alsnog te volgen. Zij vinden het ook wel leuk wat ik doe.” Na haar studie Scheikundige Technologie wist Petra Beris zeker dat scheikunde niet echt ‘haar ding’ was, hoewel ze cum laude afstudeerde. “Het leek me leuker om over de hele wereld spannende grote projecten te doen.” Liefst zo moeilijk mogelijk, want van eenvoudige projecten wordt ze maar treurig, zoals ze het zelf formuleert. Altijd is ze bezig; tijdens haar studie was ze penningmeester van studievereniging Japie, speelde ze in musicals en deed bestuur voor toneelvereniging Doppio, tegenwoordig woont ze in een pand in Maassluis met een monumentenstatus, waar ze liefst zo veel mogelijk zelf aan klust. “Binnenkort beginnen we aan een nieuwe keuken en er staat nog een kast van sloophout op de planning. Ik vind het heerlijk om zelf dingen te maken. Het is momenteel alleen lastig om de tijd te vinden, want de opleiding
van Cambridge kost me twee dagen per week. Naast mijn baan en de drie avonden die ik kwijt ben aan Engineers without Borders.”
“Opeens kijken mensen dan altijd vragend naar mij” De uitdagingen die ze zocht, vond ze bij offshorebedrijf Allseas. Ze vertelt over haar laatste project voor Allseas, bij een booreiland bij Denemarken, waar zij met haar team een nieuwe pijpleiding moest aanleggen. “Op een paar meter van een werkend platform moesten we het schip inparkeren dat de pijp moest leggen. Zo’n pijplegschip is in feite een grote lasstraat, met een bemanning van tweehonderd - en dat is best een risico. Als er iets mis gaat en de fakkel van het platform verandert in een grote vlam, dan komen de mensen op het achterschip in groot gevaar door de warmte die daar vanaf komt. We hebben een jaar nagedacht hoe we dat veilig konden doen. En als dat dan lukt, dan wordt er geen feest gevierd, hoor. Dan wordt er meteen doorgepakt, want er moet productie gedraaid worden.” Het leiderschap van dergelijke projecten lijkt haar aan te komen waaien. “Op de een of andere manier belandde ik altijd al in situaties waarbij iedereen opeens naar mij kijkt met de vraag wat er nu moet gebeuren. Die aanwijzingen wil ik dan wel geven, dat gaat eigenlijk vanzelf. Ik ga er dan gewoon voor.”
After her study of Chemical Engineering and Chemistry Petra Beris sought for challenges at the offshore company Allseas. However, after six years of big projects she felt that something was missing. “I really wanted to do things from which people can benefit, things that make the world a better place,
Dat laatste geldt zeker voor haar inzet voor Engineers without Borders. De gedachte achter de organisatie is dat ingenieurs hun expertise belangeloos inzetten voor projecten die ten goede komen aan lokale gemeenschappen in ontwikkelingslanden. Zoals het neerzetten van een duurzame energievoorziening - waterkracht uit riviertjes, zon uit panelen - van afgelegen dorpjes. “Maar dan niet als ouderwetse ontwikkelings hulp”, benadrukt Beris. “Het blijkt weinig zin te hebben om een waterput te slaan en dan weer weg te gaan. Dan is niemand in staat om de onderdelen te onderhouden en functioneert zo’n put na een paar jaar niet meer. Daarom zorgen we niet alleen voor een technische oplossing, maar denken we met de lokale partner ook na over het businessmodel.”
Als mensen in de gemeenschap zelf de kennis hebben om een installatie te onderhouden en daar ook hun geld mee verdienen, dan is de kans van slagen veel groter, legt ze uit. “Sowieso moet de vraag vanuit de gemeenschap zelf komen, moet de oplossing duurzaam zijn, niet concurreren met lokale initiatieven. En moeten onze ingenieurs een onmisbare bijdrage kunnen leveren, natuurlijk. Als we aanvragen krijgen die niet aan onze criteria voldoen, dan wijzen we ze af. De ervaring leert dat de kans van slagen dan te klein is.”
“Onze ingenieurs moeten een onmisbare bijdrage kunnen leveren” Inmiddels zijn zo’n tachtig ingenieurs actief in verschillende teams, en dat worden er steeds meer. “Elke week melden zich wel mensen aan. We proberen een mix te vinden tussen mensen die nog aan het begin van hun carrière staan en bijvoorbeeld gepensioneerden. En liefst een paar studenten die eventueel in het kader van een stage een paar maanden op locatie kunnen blijven.”
Engineers without Borders is onder meer bezig met een project in Ivoorkust, dat vanuit Eindhoven zal worden geleid. Het plan is een methode te ontwikkelen waarmee eenvoudiger de herkomst en waarde van edelstenen kan worden bepaald - wat moet leiden tot meer transparantie en een betere positie voor de lokale mijnbouwers. www.ewbnl.org
Hoewel het offshore-werk haar zucht naar uitdagingen bevredigde, voelde ze na verloop
Engineer without borders Only when a job is difficult do things become interesting for Petra Beris (33). Yet after six years in the challenging offshore industry the alumna of Chemical Engineering and Chemistry longed for projects in which she can mean more for humankind. She returned to shore and became one of the driving forces behind the volunteer organization of Engineers without Borders NL.
van tijd toch dat er iets ontbrak. “Ik wilde graag dingen doen waar mensen echt iets aan hebben, waar de wereld beter van wordt, en dat gevoel had ik in de offshore toch niet echt.” Ze besloot na zes jaar Allseas over te stappen naar Tebodin, waar ze meer met duurzaamheid kon doen. “Er liggen grote kansen om de chemie te verduurzamen met biobased chemie. We moeten alleen op zoek naar rendabele technieken. Dat is net zo goed uitdagend werk, maar daarbij heb ik ook nog het gevoel dat ik iets goeds doe.”
and I did not really have that feeling in the offshore business.” Her management work for the volunteer organization Engineers without Borders NL is a way for her to do something good for the world. The idea behind the organization is that engineers use their expertise as volunteers for projects that benefit local communities in developing countries. Such as installing a sustainable energy supply - hydropower from rivers, solar power from panels - for remote villages. “Not like old-fashioned development aid, though”, Beris emphasizes. “It has turned out that there isn’t much use in striking a well and moving on again. Then there will be nobody
who’s capable of maintaining the components and such a well stops working within a few years. That’s why we do not only provide a technical solution, but we also involve the local partner in thinking about the business model.” When people in the community themselves have the knowledge to maintain an installation and earn their money while doing so, there is a much greater chance of success, she explains. “In any case the demand has to come from the community itself, the solution has to be sustainable and must not compete with local initiatives. And our engineers must be able to make an indispensable contribution, of course. When we receive requests that don’t satisfy our criteria, we turn them down. Experience has shown that the chance of success is too small in such cases.”
Meanwhile there are some eighty engineers active in different teams, and their number is rising. “Every week there are new people registering. We try to find a mixture of people who are still at the beginning of their careers and retired engineers, for instance. And preferably a couple of students who can remain at the same location for several months within the framework of a traineeship.” Engineers without Borders is involved among other things in a project in Ivory Coast, which will be managed from Eindhoven. The plan is to develop a method that makes it easier to determine the provenance and value of gems - which must result in more transparency and a better position for the local miners.
www.ewbnl.org.
8 | Student
10 november 2016
Binnenkijken bij
HGK
(aka Huize Genotsknots)
Tongelresestraat 342
Hoeveel personen: 7 (plus ex-bewoner Bregje de Wildt, die er niet weg te sláán is). Meest trots op: snor van huisbaas Jan. Die snor is grijs, groot en lijkt op een gasmasker. Schamen zich voor: “De naam”, roept Lydia. “Nee, de stank van de wc als ie verstopt is”, roept de rest. Studentenhuis sinds: 1992 (maar het is al gebouwd in 1920). Huurprijs: tussen 220 en 260 euro, inclusief.
Interview | Norbine Schalij
Bij gebrek aan woonkamer zitten de HGK’ers voornamelijk in de keuken. De knusse gordijntjes boven het superlage aanrecht zijn een overblijfsel van het huisfeest dat ‘Benidorm bastards’ als thema had. De vogelkooi en de kussentjes hebben niet mogen blijven. De rollator (een cadeau) moet nog ergens staan. Niemand weet waar.
De derde fiets van links is de huisfiets. Het is de fiets die Renée van den Berg liet staan toen ze HGK na negen jaar verliet. Hij is voor gasten en lekkebandenbezitters. Op dit moment rijdt Merlijn Borneman (masterstudent Inno vation Sciences en huisoudste) erop vanwege een gebroken ketting op haar eigen fiets.
Photos | Bart van Overbeeke
En hoe is het in ...?
Studenten van de TU/e gaan steeds vaker voor hun studie naar het buitenland. Voor stage of voor het verrichten van onderzoek, omdat het verplicht is of omdat ze het leuk vinden. Cursorlezers kunnen iedere twee weken over de schouder van een TU/e-student in het buitenland meekijken.
Winnipeg |
Welkom in de middle of nowhere: Winnipeg, Canada. Je weet pas echt dat je in niemandsland bent als je een bord: ‘last McDonalds in 500km’ passeert. Maar goed, dat gebeurt nu eenmaal op een road trip van 5.000 kilometer. Eenmaal in Winnipeg zal het menigeen verbazen wat de stad te bieden heeft: limo’s die goedkoper zijn dan taxi’s, vaten bier à 350$, wijn die niet te nassen is, een prachtig Human Rights Museum én volgens 50 procent van de Canadezen de beste en volgens de andere helft de slechtste koffie: Tim Hortons. Winnipeg ligt in Manitoba, de provincie die zó koud wordt dat hier straalen raketmotoren worden getest, mensen door een drive-thru gaan om te pinnen, de gehele universiteit ondertunneld is, het sportcentrum niet een maar twee indoor-renbanen heeft en je op de rivier kunt schaatsen. -50°C is hier geen uitzondering in de winter. Canada is vooral het land van de natuur. Banff en Jasper National Parcs zijn prachtig, momenteel loopt de Indian Summer op z’n einde en we hebben al veel dieren zoals beren, elanden, wasberen en bevers gespot.
De University of Manitoba en vooral de Asper Business School (onze faculteit) zorgen voor de nodige interactie tussen de verschillende internationale studenten. In plaats van donderdag is hier woensdag de belangrijkste stapavond. Reden? Bier voor 2$ in plaats van 5$, do I need to say more? Maar ook de lokale favoriet Countrynight Thursdays slaan we niet over, ondanks de ondraaglijke muziek. De universiteit en haar faciliteiten bevallen ons heel goed! Het grootste verschil met de TU/e? Doe de Grote Verschillen Test: 1. Heeft een TU/e-professor je ooit een lift van de supermarkt naar huis gegeven in zijn Cadillac? 2. Is een van je TU/e-professoren een voormalig PRO-Wrestler? 3. Is een van je TU/e-professoren een kampioen bodybuilden? 4. Heeft een van je TU/e-professoren een relatie met een adult movie actrice? 5. Neemt een van je TU/e-professoren de hele klas mee om te gaan borrelen na de periode? Ralf Uittenhout, student Operations Management and Logistics en Cathérine Hoff, studente Innovation Management
Vind jij het ook leuk om een bijdrage te leveren aan deze rubriek en ben jij dit collegejaar in het buitenland? Stuur dan een mailtje naar cursor@tue.nl.
Student | 9
Kijk voor nieuws op www.cursor.tue.nl
Van de huidige bewoners woont Lydia Kelder (tweedejaars Technische Bedrijfskunde) er het kortst.
Zo vaak mogelijk eet de groep in de tuin. Er is er maar één die een beetje kouwelijk is, en dan vraagt of dat echt moet. Dat is Merlijn Blankaert (premaster Werktuigbouwkunde) die Bo genoemd wordt en vandaag een rode trui draagt.
Bo, Tim van Harten (Fontys) en Lean (niet thuis) hebben samen zeven gitaren en drie keyboards. Merlijn zou haar contrabas erbij kunnen zetten (maar dat doet ze niet, zij roeit en rugbyt tegenwoordig).
De tegeltjes zijn volgens Bo gezet door een kameraad van de huisbaas met de snor. De wijsheden zijn van het huisfeest met thema ‘kwijt in de tijd’.
Living on campus “Everything is so nice and compact here, and it’s easy to find your way around” Her name suggests Dutch roots, but she is not sure about that. “Although my parents did speak Dutch at home, that’s changed over the years,” says the South African Marinda Boshoff (18). The first-year student of Sustainable Innovation, who has been living on the eighth floor of Luna for the past few months, got off to a flying start on the TU/e campus. In fact, she landed at Eindhoven Airport just one day before her study program started. “Yes, it was pretty hectic,” admits Marinda laughing. All her things were already here; she had left them in storage when she came for entrance exams, which did not turn out as she had hoped. “To be admitted to the Electrical Engineering program, I needed a pass in both mathematics and physics. I didn’t manage the physics. Then I chose to do Sustainable Innovation instead, and so far I am really enjoying it. But perhaps I will still switch to my first choice, because I like working with both hardware and software, and I can see good career opportunities for myself in that field.” She chose Eindhoven because the idea of studying in new surroundings appealed to her. “Not only is the Netherlands a foreign country to me, but this is also the first time I have lived on my own. At home, someone else does my washing and cooks my meals, and now I have to do all that myself. But I’m quickly getting used to it. Although I sometimes really miss my parents and younger sister, I love living in my own place. What is great about this campus is that everything is so nice and compact and it’s easy to find your way around.” Some people she has not yet seen are her neighbors, mainly men. “That is probably because the communal rooms aren’t yet ready. But I know a lot of people through my study program, and they also live in this building. And I’ve met a great girl, one of about eight who are also studying Sustainable Innovation. But we have not yet done much together. I first want to get through to the end of the year, get a bit more used to things, and I also have a lot of studying to do.” Marinda is amazed by the public transport in her new home city. “You can take a bus or train to anywhere. You can’t in South Africa, there you really need a car. I also find it remarkable that everyone leaves their possessions here unguarded and they aren’t stolen in the first five minutes. And recently we had a bizarre experience in a restaurant. When we wanted to settle the bill, our bank cards didn’t work. To which the waitress said that we should just come back tomorrow and pay in cash. That was really amazing.” Interview | Tiny Poppe Photo | Bart van Overbeeke
With the opening of the student tower blocks Aurora and Luna there will from now on be many hundreds of students and employees living on campus. Time to make a tour.
10 | Interview
10 november 2016
? De Vragenbank Als je zou moeten verhuizen naar een ander continent, waar ging je dan heen? “Ik zou naar Australië gaan, ergens aan de kust waar het klimaat zachter is. Ik ben er nog nooit geweest, maar het lijkt me een heel gaaf land. Er hangt een ontspannen down to earth-sfeer en je kunt daar veel meer andere culturen ontmoeten. En lekker surfen, iets wat je hier minder snel zou doen.”
Jana Bommelijn (19) reageert erg enthousiast als ze gevraagd wordt voor de rubriek ‘De Vragenbank’. Jana is tweedejaars studente Medische Wetenschappen en Technologie. Ze heeft net een tentamen achter de rug. De twee heftigste vragen bewaart ze voor het laatst.
Geloof je in geluk of is alles een keuze?
Van wie kreeg je je laatste whatsappje en wat stond erin?
Wat maakt je onzeker?
Wat is je sterkste jeugdherinnering?
“Ik geloof in allebei. Je kunt heel veel veranderen in je eigen toekomst, maar er zijn ook dingen waar je helemaal geen invloed op hebt, bijvoorbeeld dat mijn moeder helemaal hersteld is van haar herseninfarct. Dat is echt geluk hebben, de artsen kunnen het nog steeds niet helemaal verklaren. De opleiding die ik nu volg, is helemaal mijn eigen keuze geweest, er is niemand die me beïnvloed heeft. Ik vind het menselijk lichaam enorm interessant en ik vind het heel gaaf dat we geneesmiddelen voor kanker kunnen uitvinden!”
“Dat was van mijn zusje. Ze stuurde me een lachende smiley. Ze had een patroon - een afbeelding van een rode panda - gevonden, omdat ze iets wilde gaan maken. Ik had daar ook een patroon voor opgezocht, maar dat klopte niet helemaal, de ogen stonden precies verkeerd om. Dat vond ze zo grappig.”
“Heel veel, echt enorm veel, van tentamens tot dingen die op mezelf betrekking hebben of dingen waar ik gespannen van word. Kan ik het wel aan, ga ik het halen? Ik laat me verblinden door mijn stress. Vroeger was ik een hele dunne spriet, die boven iedereen uitstak. Ik kon mezelf heel onzeker maken, terwijl dat helemaal niet nodig is.”
“Dat is een best heftige herinnering. Mijn moeder heeft een herseninfarct gehad toen ze 31 was, toen was ik 3,5 jaar. Ik heb dat meegemaakt en kan het me nog vrij goed herinneren. Hoe ze in de ziekenwagen werd geladen en het hele proces erna. Omdat het zo’n heftige herinnering was, blijft het me erg bij.”
Interview | Yongwei van Bussel Photo | Bart van Overbeeke
? The Hot Seat
Jana Bommelijn (19) is full of enthusiasm when she is asked to take part in ‘The Hot Seat’. Jana is a second-year student of Medical Sciences and Technology. She has just sat an exam. The two most emotional questions, she leaves until last.
If you had to move to another continent, where would you go?
Do you believe in luck or is everything a choice?
Who sent you your most recent WhatsApp, and what did it say?
What makes you feel unsure of yourself?
What is your strongest childhood memory?
“I would go to Australia, somewhere on the coast where the climate is milder. I have never been there, but it seems like a really cool country. There is a relaxed, down-to-earth ambiance and you can meet people from lots more cultures than you can here. Great surfing too, something you wouldn’t be so likely to do here.”
“I believe in both. You can change many things in your own future, but there are some things you have no influence at all over, such as that my mother has fully recovered from her stroke. That is a matter of truly having good luck; the doctors still can’t explain it. The study program I am currently taking is entirely my own choice, nobody has influenced me. The human body fascinates me, and I think it is really cool that we can invent a cure for cancer!”
“It was from my younger sister. She sent me a smiley. She had found a design - a picture of a red panda - because she wanted to make something. I had also found a design for that picture, but it wasn’t entirely accurate, the eyes were the wrong way round. She thought that was so funny.”
“Loads, absolutely loads of things, from exams to things that I’m involved in, or things that make me feel anxious. Am I up to it, will I pass? I let myself be blinded by my stress. I used to be really skinny, and was head and shoulders taller than everyone else. I could make myself feel very insecure when there was no good reason to at all.”
“That is a pretty intense memory. My mother had a stroke when she was thirty-one, and I was three-and-a-half. I was there when it happened and I can still recall it quite well. How she was loaded into the ambulance and the whole process after that. Because it was such an intense memory, it is still very much with me.”
Mens & Mening | 11
Kijk voor nieuws op www.cursor.tue.nl
TUssen de oren
In Cursor worden iedere twee weken studenten, docenten, labs, technische artefacten, de werkomgeving, het wetenschappelijk bedrijf, de campus, het onderwijs en websites onder een psychologische loep gelegd door de medewerkers van TU/e-opleiding Psychology & Technology.
Oops! I dropped the lemon tart Als ervaringsdeskundige op het gebied van fouten - van kleine schoonheidsfoutjes tot epische blunders - voelde ik mezelf vorige week vrijdag enorm op mijn plaats bij het symposium ‘Het positieve van een fout’. Een fout is natuurlijk een gelegenheid tot leren, een aanleiding voor verandering, de basis van persoonlijke groei. Yeah, right. Het stemmetje in je eigen hoofd, het stemmetje van je ouders, je leraar, of je baas tijdens het jaarlijkse R&O-gesprek, suggereren toch vaak dat het maken van fouten niet echt gewaardeerd wordt. En dat is onterecht.
Op Netflix is een prachtige serie te bewonderen - Chef’s Table - over topchefs en hun toprestaurant. Maar vooral over hoe ze aan die top zijn gekomen - met vallen en opstaan. Een van de eerste afleveringen gaat over Massimo Bottura, de topchef van het 3-sterren restaurant Osteria Francescana in Modena, Italië. De signature dish bij hen op de kaart is ‘Oops! I dropped the lemon tart’ - ontstaan uit, jawel, het per ongeluk laten vallen van de citroentaart vlak voordat deze zou worden opgediend. De eerste gedachte van de Japanse souschef die de taart in kwestie
Brain matters
liet vallen, was om harakiri te plegen, maar Massimo zag de schoonheid van de fout, en zette het gerecht op het menu. Carol Dweck, psychologe van Stanford University, spreekt in dit verband over een groeigerichte mindset - een mindset waarin we niet uitgaan van een gegeven talent, intelligentieniveau, of wiskundeknobbel, maar van de leerbaarheid van vaardigheden - door te oefenen, en te leren van fouten en feedback. In plaats van voortdurend te documenteren hoe goed je wel niet bent in vergelijking
met anderen - en situaties te vermijden waarin dat beeld een krasje zou kunnen oplopen - kijken leergerichte mensen toch wat opener naar hun persoonlijke ontwikkeling en mogelijkheden tot groei. Op die manier is negatieve feedback geen aanleiding tot harakiri, maar een bruikbaar en positief leermoment. Dat is natuurlijk allemaal makke lijker gezegd dan gedaan aan een universiteit waar excellentie expliciet hoog in het vaandel wappert. En waar we met zijn allen voortdurend in een kramp zitten
om allerlei prestatiedoelen te halen, van studierendementen tot impact-factoren. We vergeten soms waarom we hier zijn. Niet vanwege de cijfers en de lijstjes en de prijsjes. Het gaat om leren en groeien, als mens en als organisatie. En ofschoon niet iedere fout een culinaire hit zal worden, leidt leergerichtheid weldegelijk tot betere prestaties juist omdat het daar niet om ging. Dat is het positieve van een fout.
Wijnand IJsselsteijn | hoogleraar Cognition and Affect in Human-Technology Interaction
In every Cursor staff from the human-oriented program Psychology & Technology Cursor will be taking a closer psychological look at students, teachers, labs, technical artifacts, the workplace, the scientific business, campus, education, and websites.
Oops! I dropped the lemon tart As someone able to speak from experience when it comes to making mistakes - from minor errors to epic blunders - I felt entirely at home last week Friday at the symposium ‘The positive side of making mistakes’. A mistake does, of course, provide an opportunity to learn, the motivation to change, the basis for personal growth. ‘Yeah, right,’ comes the cynical echo. That voice in your own head, the voice of your parents, your teacher, or your boss during the annual Performance & Development interview often suggests that making mistakes is not actually valued. And that is wrong. A wonderful series will astound you on Netflix - Chef’s Table - about top chefs and their top restaurants. But it is chiefly about how they have reached the top - by trial and error. One of the early episodes focuses on Massimo Bottura, the top chef of the 3-star restaurant
Osteria Francescana in Modena, Italy. Here, the signature dish on the menu is ‘Oops! I dropped the lemon tart’ - the result of, you guessed it, accidentally dropping the lemon tart shortly before it was due to be served. The first thought of the Japanese sous-chef who
dropped the tart in question was to commit hara-kiri, but Massimo saw the beauty in the mistake, and put the dish on the menu. Carol Dweck, a psychologist at Stanford University, talks in this context about a growth mindset - a mindset that is not based on a given talent, intelligence level, or aptitude for, say, mathematics, but on the notion that skills can be learned - through practice, and by learning from mistakes and feedback. Instead of constantly documenting how good you may well be compared to others - and
avoiding situations in which that self-image could get tarnished learning-oriented people adopt a more open attitude towards their personal development and opportunities for growth. With this mindset, negative feedback is not a reason to commit hara-kiri, but a useful and positive learning opportunity. All this is naturally easier said than done at a university where excellence is explicitly highly rated. And where we are all forever bending over backwards to achieve all sorts of performance targets, from
enrolment/graduation ratios to impact factors. We sometimes forget why we are here. It is not for the grades and rankings and awards. It is about learning and growing, as people and as an organization. And although not every mistake will become a culinary success, a focus on learning really will raise performance - precisely because that was not the aim. And that is the positive side of making mistakes. Wijnand IJsselsteijn | professor of Cognition and Affect in Human-Technology Interaction
12 | Focus
10 november 2016
Text | Judith van Gaal Photos | Bart van Overbeeke Na maanden brainstormen, berekeningen maken, ontwerpen, onderdelen bestellen en noeste arbeid staan de projecten voor GLOW in de steigers. Maar liefst tien TU/e-projecten zijn op te campus te bewonderen van 12 tot en met 19 november onder de naam GLOW Science. Cursor nam er vijf onder de loep, maar neem vooral ook een kijkje bij de andere lichtspektakels. www.gloweindhoven.nl
GLOW laat LumenUs Wat zien we? Veertig geschakelde constructies van ieder drie buizen die samen een slang van in totaal 120 meter vormen. De buizen lichten op in allerlei kleuren door aanraking van het publiek. Hiermee willen de makers het proces laten zien waarbij je al brainstormend van kleine ideeën tot een compleet plan kunt komen en waarbij je van input naar output gaat.
Hoe werkt het? Via een trek- en drukmechanisme houden de staven en staalkabels elkaar in balans. Sensoren registreren de aanraking en geven dat door aan een microprocessor. Vervolgens worden die gegevens via een internetprotocol naar de desktop gestuurd en naar een andere computer die ‘weet’ welke leds moeten worden aangestuurd en welk filmpje terug moet worden teruggestuurd. Dit alles gebeurt in 50 milliseconde. Wie zijn de makers? Studieverenigingen CHEOPS (Bouwkunde) en LUCID (Industrial Design) hebben hiervoor de handen ineen geslagen. De commissie bestaat uit achttien mensen en meer dan vijftig vrijwilligers hebben meegeholpen. Ze zijn financieel gesteund door verschillende partijen. Arjan Habraken, UD bij Bouwkunde, heeft geholpen bij het uitrekenen van de software.
Exploding Wire Wat zien we? Een bliksemstraal van honderd meter lang. Bij het grasveld tussen Gemini en Flux komen twee containers met daartussen een dunne koperen draad van zo’n honderd meter lang. Door aan twee kanten spanning op te wekken, wordt iedere vijftien minuten bliksem gecreëerd. Het publiek wordt op veilige afstand gehouden. Als de honderd meter wordt gehaald, is dat een record. Het eerdere record ligt op zestig meter en is in Nieuw-Zeeland gevestigd.
Hoe werkt het? Met voedingen, die in twee containers staan aan weerskanten van het veld, wordt spanning opgewekt. Aan de ene kant komt er 200.000 volt op te staan en aan de andere kant -200.000 volt. Daarmee verdampt de koperdraad razendsnel en wordt plasma opgewekt. Het aardpunt ligt in het midden van het veld. Voor het publiek zal het eruitzien en klinken als bliksem. Wie zijn de makers? Het is een samenwerking tussen de groep Electrical Energy Systems van de faculteit Electrical Engineering, het Equipment en Prototype Center (EPC) van de TU/e en de groep EPG Elementary Processes Gas-discharges van de faculteit Technische Natuurkunde. Lichtkunstenaar Ivo Schoofs is bij het project betrokken.
Intermedia Wat zien we? Aan het Dutmalapad, tussen Kennedylaan en campus, staan drie projectieschermen van twee meter hoog en vijf meter breed. Naarmate de personen aan weerskanten van het scherm dichter bij elkaar gaan staan, veranderen hun silhouetten. Die verandering verschilt van scherm tot scherm. De installatie onderzoekt de invloed van technologie op het sociale gedrag van mensen.
Hoe werkt het? Bij ieder projectiescherm komen in totaal vier kinects te staan; twee aan elke kant van het scherm. Een kinect bestaat uit een camera en bijbehorende software, waarmee de spelcomputer Xbox zonder controller is te besturen. In dit geval worden personen en hun bewegingen herkend die naar een computer met daarop voor dit doel geschreven software worden gestuurd. Die computer zet die gegevens om naar een visualisatie op het scherm. De geprojecteerde silhouetten krijgen dan, afhankelijk van de software, een nieuw uiterlijk. Zo kan het zijn dat een silhouet eerst bestaat uit losse lijnen en wordt ingekleurd als hij of zij dichter bij de persoon aan de andere kant van het scherm komt. Wie zijn de makers? Vier studenten Industrial Design bedachten het concept in een keuze-project in het USE-traject ‘the secret life of light’. Later werd dit team aangevuld met studenten uit andere disciplines. TU/e-studenten Niek Baltussen, Joren Broekema, Camiel de Bruin, Zeno Kapitein, Daan Meister, Randi Nuij, Maró Postema, Tom van Rooij, Sara Schippers, Arjen van Vastenhoven en Willem Zwagers maakten Intermedia. Zij kregen begeleiding van Mariëlle Aarts (UD bij Bouwkunde), Yvonne de Kort (hoogleraar IE&IS), Roland Schimmel (kunstenaar) en Philip Ross (ontwerper). Intermedia is een initiatief van het Intelligent Lighting Institute.
Focus | 13
Kijk voor nieuws op www.cursor.tue.nl
TU/e weer Photonic modulation of light and space Wat zien we? Een transparante lichtkubus van drie meter hoog, breed en diep met ingebouwde supercomputer op de vijver bij Atlas. Het idee is gebaseerd op het kunstwerk Licht-Raum Modulator van László Moholy-Nagy. De TU/e (die dit jaar 60 jaar bestaat) en het Van Abbemuseum (dat 80 jaar bestaat) wilden het beeld dat in het museum staat op een buitenlocatie reconstrueren.
Hoe werkt het? De kubus bestaat uit 20.000 full-color ledlampjes die via een ingebouwde supercomputer worden aangestuurd. Die supercomputer bestaat uit tientallen kleine computers ingebouwd in de ‘slimme’ tegels. In het midden staat een sculptuur van metaal en glas dat op een platform draait. Die sculptuur is vergelijkbaar met die in het Van Abbe. De tegels ‘herkennen’ elkaars positie en vorm en communiceren met elkaar. Op basis van een 3D model van de sculptuur (hologram), bij de supercomputer verwerkt, worden de reflecties en de schaduwen op de muren van de kubus getoond. Wie zijn de makers? De groep Video Coding and Architectures van Electrical Engineering, en in het bijzonder hoogleraar Peter de With en universitair docent Egor Bondarev, hebben de replica en een 3D-model van de sculptuur gemaakt, samen met het metaalbedrijf GPM. Georgios Metaxas en zijn team van het bedrijf Ambianti hebben weken aaneen, van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat gewerkt om de ‘supercomputer’ te maken en de software te schrijven en in te regelen. Ook heeft dit bedrijf de slimme tegels met de ingekapselde elektronica en ledlampjes gemaakt van polymeren, die transparant en waterdicht zijn. De faculteit Technische Natuurkunde en het Institute for Photonic Integration hebben meegedacht over het project.
Origin of Life - Tesla Coil Wat zien we? In de vijver bij de Zwarte Doos zien we de Tesla Coil op een platform staan en die geeft vonken af op de Boeddha, die daarbij de bliksemafleider is. De eieren zijn verplaatst naar de rand van het water. Speciaal gecomponeerde muziek maakt een show van het geheel. Met dit project wordt het ontstaan van het leven verbeeld. De combinatie van bliksem, lucht, water en organische stoffen zou amino-zuren hebben gecreëerd die de basis vormen voor dna.
Hoe werkt het? Zodra de Tesla Coil in werking wordt gesteld, ontstaan er ontladingen van ongeveer een halve megavolt. Deze ontladingen zijn plasmakanalen die ogen als ware bliksemschichten. De ontladingen zullen een bereik hebben van dik twee meter en neerslaan op de met kippengaas omhulde Boeddha. Wie zijn de makers? De groepen EES en EPG van de TU/e-faculteiten EE en TN en het Instituut voor Complexe Moleculaire Systemen (ICMS) hebben aan de wieg gestaan van dit project. Het Equipment en Prototype Center en Roy Piepers, student Electrical Engineering, hebben de Tesla Coil in tien dagen helemaal uit elkaar gehaald en waar nodig onderdelen vervangen. Dezelfde Tesla Coil is ook tijdens GLOW in 2011 gebruikt. In samenspraak met kunstenaar Alex Vermeulen - die het kunstwerk in de vijver maakte - en componist Eddy de Clercq wordt de show verzorgd.
GLOW makes TU/e sparkle again After months of brainstorming, calculations, design work, ordering parts and hard work, the projects for GLOW are nearing completion. No fewer than ten TU/e projects can be admired on the campus from November 12 through 19 under the banner of GLOW Science.
Exploding Wire A hunderd of meters long bolt of lightning. Two containers will be placed on the lawn between Gemini and Flux, spun between them will be a copper wire measuring about a hundred meters in length. By generating electricity at both ends, lightning will be created every fifteen minutes. LumenUs Forty linked structures each comprising three tubes, together forming a single 120-meter long tube. The tubes will light up in all sorts of colors when touched by the public. In this way, the creators aim to illustrate the brainstorming process that develops small ideas into a complete plan. Origin of Life - Tesla Coil In the pond besides the Zwarte Doos, standing on a platform will be the Tesla Coil. The sparks it emits will strike the Buddha statue, for the time being a lightning conductor. The eggs have been moved to the edge of the water. Specially composed music unifies the spectacle.
Photonic modulation of light and space A transparent cube of light measuring three meters in each dimension and containing a built-in supercomputer on the lake outside Atlas. The idea is based on the artwork Licht-Raum Modulator by László Moholy-Nagy. TU/e (60 years old this year) and the Van Abbe Museum (80 years old) were keen to reconstruct the artwork housed in the museum at an outdoor location. Intermedia On the Dutmala path, between Kennedylaan and the campus, three projection screens will be set up, two meters high and five meters wide. As people on both sides of the screen approach each other, their silhouettes will change. This change differs from screen to screen. The installation investigates the influence of technology on people’s social behavior.
www.gloweindhoven.nl
14 | Focus
10 november 2016
Text | Norbine Schalij Photos | Team STORM
Op 24 batterijen
Op 14 augustus vertrokken de 23 studenten van STORM Eindhoven op hun reis-om-de-wereld-in-tachtig-dagen op zelfgebouwde elektrische motor Wave. Het begin was spannend; er werd gevreesd voor het mislukken van de tour toen een motoronderdeel het in Wenen al liet afweten. Woordvoerder Bas Verkaik is opgelucht dat “de motor het de rest van de tour super deed”. Af en toe een moeilijkheidje als een gesloten grensovergang, een overleden president en oceaantransport hield de uitdaging erin. Op 2 november kwam het team na 23.000 kilometers terug en werd - voorlopig voor de laatste keer - onder luid applaus ontvangen. Teamlid en woordvoerder Bas Verkaik blikt terug.
Onverwacht |
Het team bleef boven verwachting van Bas uitstekend met elkaar overweg gaan. “We zitten tachtig dagen lang op elkaars lip en maakten elkaar ook op slechtere momenten mee, maar we zijn altijd hecht gebleven en ruzies zijn er niet geweest. Dat is toch ook wel heel bijzonder.”
“Uiteindelijk is het wel een geweldig avontuur geweest, waarin we elke dag supergroots ontvangen werden, ongeacht waar we waren. In mijn ogen zijn de highlights qua rijden Kirgizië of Highway 1 in de VS. De mooiste gebeurtenis vind ik de drag race tegen een helikopter. De iconische plekken waar we vooraf van droomden, vielen niet tegen; Shanghai en New York.”
Slaapplaatsen |
Bas: “Het leuke aan de slaapplaatsen was dat het elke dag compleet anders kon zijn. In Turkmenistan leefden we bijvoorbeeld in belachelijke luxe, terwijl we in Ozona moesten wachten tot de American Football-spelers klaar waren met douchen, zodat wij in die naar zweet ruikende kleedkamer konden gaan slapen. Toch had dat ook wel weer zijn charme.”
Op bezoek | STORM is bij veel scholen, universiteiten
en bedrijven geweest tijdens de trip rond de wereld. Wat Bas nooit zal vergeten, is het bezoek aan het Amerikaanse Compton. “Hier presenteerden we onze motor aan kansarme kinderen die het geweldig vonden dat we daar waren. Daarnaast kregen we daar de mogelijkheid om tegen een helikopter te dragracen. Hoe gaaf is dat?!”
Pech | Nadat de inverter twee keer was uitgevallen (en weer gerepareerd) vertrouwde het team het niet meer om hiermee door te rijden. Daarom kozen ze ervoor om in Wenen stil te blijven staan tot het probleem structureel was opgelost. Drie mannen reden ervoor terug naar Stuttgart. Maar daarna is STORM aan één stuk doorgereden naar Shanghai. In de VS was er eenmaal een probleem toen de motor uitviel na urenlang ontzettend harde regen. Om risico uit te sluiten, is de motor toen een paar uur te drogen gezet.
Times Square New York | Op het kruispunt der kruispunten werd STORM geïnterviewd door CNN en Telegraaf TV. Ook is de motor op de beroemde billboards te zien geweest.
En toen ging de Oezbeekse president Islam Karimov dood | Door het overlijden van de president was Oezbekistan drie dagen in officiële rouw gedompeld. Alle evene menten werden afgelast en voor STORM was er niet veel meer te doen. Tot overmaat van ramp werd de president in Samarkand begraven, waardoor de stad waar STORM een hotel had geboekt, was afgesloten. Bas: “Hierdoor moesten we buiten de stad in onze
voertuigen slapen. Dat is natuurlijk niet fijn, maar daarbij kwam ook nog het probleem dat je als toerist van de overheid verplicht geregistreerd moet zijn op de plaatsen waar je slaapt. Uiteindelijk is dat met veel moeite gelukt en zijn we de dag erna doorgereden naar Kazachstan.”
Focus | 15
See for news www.cursor.tue.nl/en
de wereld rond
Landsgrenzen | In totaal bezocht STORM zestien landen. Vooral in Centraal Azië bezorgden externe factoren best wat problemen. Bas: “Zo hebben we zowel in Turkije als Kazachstan meer dan tien uur stilgestaan. In Turkije kwam dat doordat ze bepaalde goederen niet hadden aangevinkt, waardoor we terug naar Bulgarije moesten. In Kazachstan was de douane zijn internetverbinding verloren, waardoor ze onze goederen niet in het systeem konden zetten. Je kunt je zo goed voorbereiden, maar uiteindelijk kan er altijd iets gebeuren dat (bijna) roet in het eten gooit.”
Waar geen wegen waren |
Van China naar Amerika heeft team STORM de busjes op de boot naar Nederland gezet en alle goederen die nog wél nodig waren in een vliegtuig. De batterijen gaven nog wat kopzorgen. Bas: “Vliegtuigmaatschappijen zien die helaas vaak als bommen. Daarom hebben we alles met de auto naar Shenzhen vervoerd - een extra reis van drieduizend kilometer - om daar alle batterijen op transport te zetten bij een vliegtuigmaatschappij die het wél wilde doen.” De helft ging naar Chicago (duizend kilometer van Seattle, waar het team aankwam) en de andere helft naar Parijs. En enkele batterijen waren voor de zekerheid al vóór de reis op de boot naar Amerika gezet.”
Doel bereikt? | Bas: “ Ik denk dat we wel hebben laten zien dat het mogelijk is om de wereld rond te gaan op een motor met een zelfontwikkeld batterijpakket. Met dit pakket, bestaande uit 24 losse cartridges en goed voor maximaal 28,5 kWh aan energie, kan de motor 380 kilometer rijden zonder opladen. Ik ben er ontzettend trots op dat we in zo’n korte tijd een motor hebben gebouwd die dat aankan. Maar naast de motor is de rest natuurlijk ook een succes geweest. We zijn overal groots ontvangen, hadden nergens problemen met opladen of slapen. Geweldige reis.”
STORM: Around the world on 24 batteries On August 14 the 23 students of STORM Eindhoven started their journey-around-the-world-in-eighty-days on their home-built electric touring motorcycle Wave. There was some stress at the beginning; it was feared that the tour would fail when an engine component already gave up in Vienna. Spokesman Bas Verkaik is relieved that “the motorcycle performed extremely well during the rest of the tour”. The occasional setback suffered by a closed border crossing, a deceased President and transport across the ocean kept everybody on their toes. On November 2 the team returned after 23,000 kilometers and was welcomed back with loud applause. Team member and spokesman Bas Verkaik looks back.
STORM visited many schools, universities and businesses during its trip around the world. One thing Bas will never forget is the visit to the American city of Compton. “Here we presented our motorcycle to disadvantaged children who really enjoyed our visit there. In addition, we were given the opportunity to drag race against a helicopter. How cool is that?!” After the inverter had failed twice (and been repaired again) the team no longer felt confident enough to continue with it. So they decided on a stop in Vienna until a structural solution to this problem had been found. Three men drove back to Stuttgart for this. After that, though, STORM continued in one go up to Shanghai. Altogether STORM visited sixteen countries. From China to America team STORM put the vans on a vessel to the Netherlands and shipped all the goods that were still needed on an airplane. The batteries did give the team cause for worry. Bas: “The thing is that airline companies often regard batteries as bombs. Which is why we transported
everything by car to Shenzhen - an extra journey of some three thousand kilometers - in order there to have all the batteries transported by an airline company that was prepared to do so.” Half of them went to Chicago (a thousand kilometers away from Seattle, where the team arrived) and the other half to Paris. And a number of batteries had been put on a ship to America even before the trip, just to be sure.” Bas: “I think we have proved that it is possible to go around the world on a motorcycle with a home-developed battery pack. This pack, which consists of 24 loose cartridges and provides a maximum of 28.5 kWh of energy, allows the motorcycle to run for 380 kilometers without having to be recharged. It makes me awfully proud that we have within such a short period succeeded in building a motorcycle that is capable of this. Of course, apart from the motorcycle, the rest has also turned out to be a success. We have been welcomed in a grand manner wherever we came and did not encounter any problems anywhere with recharging or sleeping. A fantastic journey.”
16 | Uitgelicht
10 november 2016
Tekst | Judith van Gaal, Han Konings, Norbine Schalij en Tom Jeltes Illustraties | Marc Weikamp Foto’s | Bart van Overbeeke
Van méér-méér-méér ingenieurs naar beter selecteren aan de poort De aankondiging van studentenstops bij de vier technische universiteiten veroorzaakt heel wat commotie. Het bedrijfsleven wil er niet aan en ook onderwijsminister Jet Bussemaker was ontstemd. Later toonde ze er toch begrip voor, maar op de roep om extra geld, zo’n 400 miljoen, reageerde ze korzelig. Dinsdag werd in de Tweede Kamer een motie aangenomen waardoor Bussemaker nu toch serieus aan het werk moet. In het komend voorjaar moet ze de Kamer laten weten hoe ze de financiële knelpunten en de capaciteitsproblemen bij de vier TU’s denkt aan te gaan pakken. De TU/e heeft ondertussen ook genoeg huiswerk te doen. Cursor trok de afgelopen weken de universiteit in en sprak met diverse betrokkenen om te achterhalen wat de motieven zijn voor de invoering van de studentenstops en wat het voor de komende periode gaat betekenen.
Uitgelicht | 17
Kijk voor nieuws op www.cursor.tue.nl
Lex Lemmens, dean Bachelor College
“In juni 2017 moet duidelijk zijn hoe we gaan selecteren” Waarom gaat de TU/e een studentenstop instellen? “Het is vreemd om die vraag te stellen aan de dean die bij zijn aanstelling juist de opdracht kreeg méér ingenieurs op te leiden”, zegt Lex Lemmens. “Maar om ingenieurs van goede kwaliteit af te leveren, moet er goede begeleiding zijn, met name bij het onderzoek dat de studenten aan het eind van hun bachelor (en master) doen. Dus we kunnen maar een bepaald aantal studenten per jaar aan”, zegt Lemmens, dean van het Bachelor College van de TU/e. De maximale capaciteit is volgens Lemmens voor een UD of UHD vier afstudeerders tegelijk bij een masterstudie en vier tot acht bij een bacheloropleiding. In 2011 - toen de TU/e 1.100 studenten als eerstejaars bachelor ontving - had de universiteit de strategie om te groeien naar 1.700 nieuwkomers in het jaar 2020. “Zo’n ontwikkeling zou te volgen zijn geweest. Maar nu hebben we al twee jaar meer dan tweeduizend eerstejaarsstudenten. We zijn dus sneller gegroeid dan verwacht en voor die groei zijn stafleden nodig die onderzoek doen, voldoende collegezalen, laboratoria en andere
onderwijsmiddelen. We hebben de grens van de groei nu al bereikt.” Het maximum aantal toelaatbare studenten voor het collegejaar 2018-2019 wisselt per opleiding. “We gaan caps zetten op de grootte van de instroom zoals die nu is.” Volgens Lemmens kunnen er 250 eerstejaars terecht bij Biomedische Technologie/Medische Wetenschappen en Technologie, 120 bij Industrial Design, 250 bij Technische Bedrijfskunde. De faculteit Wiskunde en Informatica kan 150 studenten aan bij Technische Wiskunde en het dubbele bij Technische Informatica, 300. De instroomcijfers voor deze vier opleidingen lagen op 1 oktober jongstleden op 246 (BMT/ MWT), 184 (ID), 204 (Tbk) en 273 (TI).
Vragen, vragen, vragen
geven aan decentrale selectie van nieuwe studenten. “Hoe kunnen we het besluit zó brengen dat het studiekiezers niet afschrikt? Op welke manier reageren de verschillende groepen van het bèta-mentality-model? We moeten oppassen dat we de meisjes niet afschrikken. Welke selectiecriteria zijn eerlijk? Studieresultaten horen daar zeker bij. Maar maken we een toelatingstoets, of laten we een motivatiebrief schrijven, of organiseren we een intakegesprek? Bij al dit soort beslissingen moeten we ook de werkdruk voor de staf in de gaten houden.” En, niet onbelangrijk, de uitslag moet transparant zijn. “Je moet aangeven waarom een geïnteresseerde scholier is afgewezen.” Lemmens wil het selectieproces in juni 2017 helder hebben. Op 31 augustus 2017 moet de TU/e aan het ministerie van OCW doorgeven wat de hoogte is van het aantal toelaatbare studenten voor collegejaar 2018-2019.
Lex Lemmens.
De taskforce Selectie Bachelor College, onder leiding van Lemmens, gaat de komende periode onderzoeken hoe de TU/e vorm kan
Jan Fransoo, dean Graduate School
“Hoe houden we de instroom bij de masters in toom?” In de tweeënhalf jaar dat Jan Fransoo dean is van de Graduate School is hij steeds bezig geweest met de vraag hoe de groeiende instroom van studenten aan de TU/e ook na de bachelor onder controle te houden is.
Jan Fransoo.
“De TU/e wil de kleinschaligheid van haar onderwijs behouden. De staf-student-ratio (het aantal wetenschappelijke stafleden gedeeld door het aantal studenten dat ingeschreven staat, red.) is nu 1:15 en zal zeker groeien naar 1:20. Daar ligt wat ons betreft ook wel de grens. We vinden dat we gegeven de huidige bezetting van personeel een instroom aankunnen van 2.000 tot 2.500 masterstudenten per jaar.” Om dat voor elkaar te krijgen, zou de TU/e ervoor kunnen kiezen om niet ál haar bachelorstudenten te laten doorstromen naar een master, zoals bijvoorbeeld bij de Utrecht University gebeurt met een extra selectie op cijfers, motivatie en dergelijke. Fransoo: “Maar dat willen wij op dit moment niet. Het is niet fair voor de huidige bachelorstudenten om nu voor hen de spelregels te veranderen. Wij vinden ook dat een ingenieursopleiding gewoon vijf jaar duurt. Je moet een mogelijk heid hebben om dat hier te halen.”
Om de masterinstroom toch onder de 2.500 te houden, gaat de taskforce Beheerste Groei Masteropleidingen, onder leiding van Fransoo, drie maatregelen onderzoeken. Allereerst zal er gekeken worden naar de internationale instroom. “We willen een internationale universiteit zijn, niet een regionale”, vertelt Fransoo. “Om dat te bereiken, zou uiteindelijk een derde van de masterstudenten uit het buitenland moeten komen. Maar kunnen we die groei - van een vijfde deel nu, naar een derde deel straks - niet in een langzamer tempo bereiken?”
Studiekeuzecheck als experiment voor doorstroming Ook de hbo-zij-instroom wordt onder de loep genomen. “Nu komen driehonderd studenten per jaar met een hbo-diploma naar een TU/e (pre) masteropleiding. Kunnen we daar selectiever in zijn, zónder de echte hbo-talenten te belemmeren?”
En dan tot slot de studiekeuzecheck ná de bachelor. “Een groot deel van onze eigen bachelorstudenten stroomt automatisch door naar de ‘doorstroommaster’. Dat is de master die formeel is aangeduid als de vervolgmaster op een bepaalde bachelor. Is dat wel verstandig voor elke student? Wij willen experimenteren met een studie keuzecheck om studenten beter te begeleiden bij hun keuze. Dat sluit ook prima aan bij de gedachte van het Bachelor College; een doelstelling daarvan is dat studenten zich breder oriënteren. Het vierde kwartiel van het tweede jaar of het eerste kwartiel van het derde jaar is daarvoor een goed moment. Komende zomer willen we de eerste pilot doen bij één of twee bacheloropleidingen. We zijn benieuwd of zo’n check leidt tot gedragsverandering.” In het eerste kwartaal van het collegejaar 2017-2018 wil Fransoo met zijn taskforce de antwoorden geformuleerd hebben over de bovengenoemde onderwerpen.
Studentenstop, numerus fixus en decentrale selectie: wat is wat? Drie termen die rondgaan in de discussie over het beperken van de instroom van nieuwe studenten. Ze zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden: een studentenstop is de informele term voor het beleid om de groei van de instroom een halt toe te roepen. Dit gebeurt door een maximaal aantal eerstejaars toe te laten. Dat quotum is de numerus fixus (Latijn voor vastgesteld aantal). Tot dit collegejaar kon dat in Nederland op twee manieren: via een centraal lotingssysteem, zoals bij de opleiding Geneeskunde lange tijd gebeurde, of via de zogeheten decentrale selectie. Hierbij kan elke universiteit bepalen hoeveel en welke studenten ze toelaat.
Selectie van de kandidaten moet op last van het ministerie plaatsvinden op basis van minstens twee ongelijksoortige criteria (waarvan minstens één cognitief criterium en één niet-cognitief, zoals motivatie). Het is dus niet toegestaan om kandidaten alleen op basis van hun eindexamencijfers toe te laten, zoals tot dit jaar het geval was bij het centrale lotingssysteem. Met ingang van het collegejaar 2017-2018 is dit centrale systeem echter afgeschaft en worden dus alle numeri fixi bereikt door middel van decentrale selectie.
Bestaande numeri fixi bij 4.TU Voor het collegejaar 2017-2018 hanteren de partners van de 4.TU numeri fixi voor de volgende bacheloropleidingen: TU Delft Industrieel ontwerpen: 350 Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek: 440 Klinische Technologie: 100 Nanobiology: 100 Wageningen Universiteit Voeding en Gezondheid: 160 Biotechnologie: 120 Moleculaire Levenswetenschappen: 100
Universiteit Twente Technische Geneeskunde / Klinische Technologie: 130 De numerus fixus is in principe een tijdelijk fenomeen. In Delft, bijvoorbeeld, hebben de opleidingen Werktuigbouwkunde en Bouwkunde enige tijd quota gekend, maar die zijn inmiddels weer opgeheven. Er lijkt overigens een zekere afschrikkende werking uit te gaan van de studentenstop. Bij Bouwkunde en Industrieel Ontwerpen in Delft daalde het aantal inschrijvingen na het bekendmaken van de numerus fixus zelfs spontaan tot onder het vastgestelde aantal.
18 | Uitgelicht
10 november 2016
Ingrid Heynderickx, decaan Industrial Engineering & Innovation Sciences
“We willen onze studenten de nodige aandacht kunnen geven” Bij Technische Bedrijfskunde zouden in de toekomst maximaal 250 studenten mogen instromen. Decaan Ingrid Heynderickx: “Decentrale selectie is een welkome oplossing. We zien vooral bij Technische Bedrijfskunde dat door het hoge aantal studenten de onderwijslast voor docenten te hoog wordt. Als je de balans tussen onderwijs en onder-
Ingrid Heynderickx.
zoek evenredig wil houden, kunnen docenten in principe jaarlijks 700 ects uitvoeren. Zelfs 800 tot 850 ects kan, als ze minder managementtaken hoeven uit te voeren. Maar de gemiddelde ects-bijdrage van onze docenten dreigt hoger uit te vallen en daarmee komt het onderzoek in gevaar. Bovendien gaan we in het collegejaar 2018-2019 over op het Engels in de bachelor Technische Bedrijfs kunde. Daarmee zou het aantal studenten nog verder kunnen groeien. Onze docenten zijn overbelast en dat proberen we met studentassistenten te ondervangen, maar die kunnen we niet voor alle onderwijstaken inzetten. Als we alsnog meer geld van de overheid zouden krijgen, zou dat een deel van de problemen oplossen - met het voorbehoud dat we tijdig de juiste mensen vinden en dat er ook onderzoeks middelen voor deze mensen beschikbaar zijn. En ja, ook de invoering van decentrale selectie kost tijd, daar ontkom je niet aan. Maar we hopen daarmee op de langere termijn binnen het onderwijs weer tijd te winnen,
omdat je in de toekomst het onderwijs kunt richten op een groep goed gemotiveerde studenten.
Selecteren op motivatie en bekwaamheid We gaan het komende jaar onderzoeken hoe we het beste kunnen selecteren. Dat wordt een combinatie van motivatie en bekwaamheid. We hebben al veel ervaring met de studie keuzecheck en willen die kennis gebruiken
om te kijken wat kan werken. We willen het goed doen en de juiste mensen op de juiste plek krijgen. Er zijn altijd studenten die je ten onrechte afwijst. Dat risico wil je minimaliseren. Zelf ben ik daar een goed voorbeeld van. Ik ben natuurkunde gaan studeren, terwijl ik niet de juiste vooropleiding had. We hebben overigens geen aanwijzingen dat vrouwelijke of mannelijke scholieren zich eerder laten afschrikken door decentrale selectie, maar ook daar willen we onderzoek naar doen. We melden onze plannen tijdig in de communicatie, maar de werving gaat wel gewoon door. We gaan spannende jaren tegemoet.”
Henny van Ooijen, universitair docent en voorzitter van de faculteitsraad (FR) van IE&IS, laat weten dat binnen de FR nog niet gesproken is over de studentenstop bij Technische Bedrijfskunde. “De FR zal hier zeker geen grote discussie over aangaan met het bestuur”, is zijn stellige verwachting. “Dit is een gegeven, maar we zullen wel met elkaar gaan bespreken hoe zo’n decentrale toets er straks uit moet komen te zien.”
Aarnout Brombacher, decaan Industrial Design
“We hebben lucht nodig voor onderzoek” Industrial Design gaat de grens leggen bij een instroom van 120 studenten. “De studentenstop is heel duidelijk op ons eigen verzoek. We zijn er al langer over in gesprek. De arbeidsmarkt heeft sterke behoefte aan onze afgestudeerden, maar we willen niet alleen véél studenten afleveren, maar vooral ook goede studenten.
We bestaan nu vijftien jaar en in die tijd zijn we enorm gegroeid. We zijn destijds met zestig studenten begonnen en nu hebben we in het eerste jaar van de bachelor rond de tweehonderd studenten. We hebben ons er eerst op geconcentreerd om het onderwijssysteem goed op te zetten, want dat had prioriteit. Pas de afgelopen vijf jaar zijn we bezig om het onderzoeksprogramma op te tuigen. De onderwijsvernieuwingen, zoals de invoering van het Bachelor College, hebben ons veel kruim gekost. We hebben nu lucht nodig voor ons onderzoek, want ook daarin willen we excellent zijn. Andere oplossingen om de kwaliteit van zowel ons onderwijs als onderzoek te kunnen garanderen, zijn op dit moment niet denkbaar.
Leren van Twente en Delft
Met de invoering van decentrale selectie begeven we ons niet volledig op onontgonnen terrein. Ik praat hierover al langer met Twente en Delft en met name aan die laatste instelling hebben ze hier al jaren ervaring mee. Maar het zal niet gemakkelijk worden om de goede mensen naar binnen te halen. We willen ons vooral richten op scholieren met affiniteit voor de combinatie van design, engineering en sociale wetenschappen. Wij maken producten waarbij wetenschappelijk bewezen is dat ze werken bij mensen. Alleen design is niet genoeg, we zijn ook een
technische opleiding en je moet iets om mensen geven. Als een scholier bijvoorbeeld niet goed is in programmeren, moeten we hem of haar ontmoedigen. Maar het moet ook niet zo zijn dat we een 7 voor wiskunde B eisen en daarmee vooral de harde bèta’s binnen krijgen. Laten we er voor waken dat we de designers niet kwijt raken. In de werving moeten we dat allemaal goed duidelijk maken.”
Ook de faculteitsraad van Industrial Design heeft nog niet de gelegenheid gehad om al indringend over de studentenstop te kunnen spreken, zegt universitair docent en FR-voorzitter Erik van der Spek. Persoonlijk is hij er wel voorstander van. “Ik zit bij ID in een vijfjarige tenure track, waarbij ik me ook op onderzoeksgebied moet bewijzen. Maar door onze studentengroei kom ik daar momenteel niet aan toe. Al een jaar lang heb ik al mijn tijd en energie in het onderwijs moeten steken.”
Aarnout Brombacher.
Wat vindt het bedrijfsleven? De techniekbedrijven in de regio klagen al jaren dat er te weinig techneuten worden opgeleid. Hoe zij staan tegenover de geplande numeri fixi voor de TU/e-opleidingen Technische Bedrijfskunde, Technische Informatica, Biomedische Technologie en Industrial Design? ASML kwam direct met een uitgebreide reactie van CEO Peter Wennink, tevens lid van de Raad van Toezicht van de TU/e. “We zijn altijd op zoek naar toptalent en dat zoeken we vooral op de technische universiteiten. De kwaliteit van het technisch onderwijs staat dus voorop en daar mogen geen concessies aan gedaan worden. Uiteraard zijn we niet blij dat met numeri fixi de aantallen afgestudeerden niet verder zullen toenemen en wellicht zelfs zouden kunnen dalen. We hebben er juist vanuit de industrie hard aan getrokken om technische studies en carrières aantrekkelijk te maken voor jonge mensen en dat blijven we doen. Maar we hebben begrip voor het standpunt van de technische universiteit en roepen de overheid op om hun verantwoordelijkheid te nemen en meer middelen ter beschikking te stellen voor het hoger technisch onderwijs. We hopen dat er snel een oplossing gevonden wordt om de groei op te vangen en ervoor te zorgen dat de Nederlandse TU’s in de toekomst nog meer topingenieurs kunnen afleveren.” Aan dit statement voegt ASML toe dat met name de stop op Technische Informatica het bedrijf heel direct raakt. Hoeveel studenten de TU/e idealiter zou moeten opleiden, is volgens de woordvoerder lastig te zeggen. “In feite is voldoende technisch talent nodig zodat bedrijven
- niet alleen ASML - blijvend in Nederland kunnen investeren in technologieontwikkeling, en niet de stap naar het buitenland hoeven te maken. Hoe groot die vijver dan exact moet zijn, is niet aan te geven. De aantallen studenten zijn nu al relatief klein, waardoor 10 procent groei voor Electrical Engineering nog geen 30 extra studenten betekent. Je moet dus misschien wel inzetten op minimaal 25 procent meer.” Een woordvoerder van Philips Research laat weten dat de TU/e een belangrijke leverancier is van talent, en dat Industrial Design, Biomedische Technologie en Technische Informatica belangrijke faculteiten zijn voor Philips. “Het opleiden van grote aantallen ingenieurs is belangrijk voor Philips en voor het ecosysteem, maar we dienen geen concessies te doen ten aanzien van de kwaliteit. De TU/e moet zich kunnen meten met andere topuniversiteiten in de wereld. Topuniversiteiten trekken namelijk toptalent aan, daar hebben wij bij Philips baat bij.”
Uitgelicht | 19
Kijk voor nieuws op www.cursor.tue.nl
Jakob de Vlieg, decaan Wiskunde & Informatica
“Ik hoop dat decentrale selectie niet nodig is” De maximale instroom bij Technische Informatica moet naar 300 studenten in de toekomst. Decaan Jakob de Vlieg: “De hoge werkdruk is al langer een belangrijk punt op onze agenda. We zijn de afgelopen jaren behoorlijk gegroeid en de gezamenlijke opleiding Data Science is er ook nog bij gekomen. Als het aantal informatica-studenten volgend jaar boven de driehonderd komt, kan het zijn dat we op decentrale selectie moeten overgaan. We zitten nu al boven dat aantal.
Daar zijn dan wel studenten bij opgeteld die vorig jaar gestopt zijn en nu weer zijn ingestroomd. Ook bij Wiskunde is de werkdruk hoog, maar we verwachten dat de natuurlijke selectie hier harder gaat. We hebben onlangs verschillende ideeën ingediend en ingevoerd om die werkdruk bij Informatica te verminderen. Het afgelopen jaar hebben we vijftien extra posities kunnen creëren, dat heeft al geholpen. We onderzoeken of we geselecteerde promovendi niet tien maar dertig procent van hun taken aan onderwijs kunnen laten besteden. Ze zouden dan vijf in plaats van vier jaar over het promotietraject kunnen doen. Verder hebben we een scherpere studiekeuzecheck voorgesteld en we moeten kijken of we de taken nog beter kunnen verdelen.
Beperken terwijl het bedrijfsleven schreeuwt om informatici
We gaan de komende tijd kijken of alle partijen hun goedkeuring aan de plannen geven. Op decentrale selectie voor Informatica gaan we pas over als andere maatregelen om de groei te beperken en de onderwijskwaliteit te behouden, niet werken. De arbeidsmarkt schreeuwt om informatici en die vraag zal in de toekomst alleen maar toenemen. Er is wel begrip vanuit het bedrijfsleven voor deze maatregel, maar je hebt wel heel goede argumenten nodig wil je niet aan de vraag tegemoet komen. Als het op decentrale selectie uitdraait, moeten we goed kijken hoe we het aanpakken. Wil je bijvoorbeeld een scholier met een
10 voor wiskunde of een scholier met een 7 voor wiskunde die over de grenzen heen kan werken? Interdisciplinaire links leggen, ook met andere universiteiten, wordt steeds belangrijker. Op dat snijvlak vinden de meeste doorbraken plaats. En eigenlijk kun je pas goed selecteren als ze al met hun studie zijn begonnen, niet daarvóór. Maar ik hoop echt dat het niet nodig is. We hebben er zo hard voor gewerkt, we gaan ervoor.”
Kees Huizing, universitair docent en lid van de faculteitsraad van W&I, zegt dat ook de FR niet enthousiast is over de beslissing, maar dat er al wel goed over gesproken is met het bestuur. “Technische Informatica is in wezen niet zo’n heel ingewikkelde studie en met wat extra geld zou al een boel te doen zijn. Maar als we in dit tempo doorgroeien, ontstaan de echte problemen straks bij de master, waar de individuele begeleiding van studenten essentieel is. Daar hebben we dan de mensen niet voor.” Huizing maakt zich zorgen over het moeten opzetten van een decentrale toets. “Dat is voor ons compleet nieuw en daar zullen we veel extra tijd aan kwijt zijn. Tevens ben ik bang dat scholieren uit bepaalde milieus moeilijker door die toets zullen komen en de opleiding daardoor iets elitairs krijgt. En dat is zeker niet wenselijk.”
Jakob de Vlieg.
Peter Hilbers, decaan Biomedische Technologie
“We willen hoge kwaliteit kunnen blijven bieden” BMT zit nu al over het maximum aantal instromers van 250. Decaan Peter Hilbers: “Ik sta er heel dubbel in. We hebben jarenlang geroepen om meer studenten en nu we ze hebben, zetten we er een stop op. Dat is tegenstrijdig. We dreigen aan ons eigen succes ten onder te gaan. We willen bij Biomedische Technologie hoge
kwaliteit kunnen blijven bieden op zowel onderwijs- als onderzoeksgebied. Daarnaast willen we het onderzoek en onderwijs in balans houden, ook wat betreft het toepassingsgericht en fundamenteel zijn. Bovendien, en dat vind ik persoonlijk belangrijk, moeten studenten en staf zich bij ons thuis voelen. Als de sfeer goed is en iedereen goed benaderbaar is, presteren studenten beter. De rector heeft aangekondigd dat de staf/ student-ratio 1 op 15 zou moeten zijn. Wij kunnen 1 op 20 ook nog wel aan, maar we zitten tegen de grens. We hebben nu 260 eerstejaars - inclusief switchers - en als dat er volgend jaar 400 worden, hebben we een probleem. Uiteindelijk moet je keuzes maken. Maar hoe we moeten gaan selecteren, dat is een heel moeilijk punt. Het is gissen naar de effecten en de gevolgen en daarmee bedoel ik dat we het nog niet wetenschappelijk kunnen onderbouwen. We hebben in 1997 een jaar lang een numerus fixus gehad en hadden de grens op honderd studenten bepaald.
Maar ook in de jaren daarna, zonder numerus fixus, bleef dat aantal op honderd. Heeft het dus überhaupt effect?
Waken om de verkeerde studenten uit te sluiten Ik wil er voor waken dat we de verkeerde studenten uitsluiten. Het is een hypothese, maar veronderstel dat meisjes meer voor
zekerheid gaan. Nu zien we dat scholieren die zijn uitgeloot voor geneeskunde bij onze opleiding uitkomen en goed presteren. Maar of ze zich ook aanmelden voor twee studies met selectie? En we moeten de plannen voor de lange termijn niet uit het oog verliezen. We gaan wel door met onze werving. Je wilt goede studenten blijven aantrekken en je moet niet uitstralen dat je ze niet meer wilt. We moeten nu alle middelen inzetten om studenten zo goed mogelijk te kunnen helpen in hun studiekeuze.”
René van Donkelaar, universitair hoofddocent en voorzitter van de faculteitsraad van Biomedische Technologie, zegt dat het eigenlijk nog te vroeg is om inhoudelijk al te kunnen reageren op een mogelijke studentenstop. “Alles is in ontwikkeling. De instroom is in vier jaar tijd van tachtig naar meer dan tweehonderdvijftig studenten gegaan. Het is duidelijk dat we in ons huidige onderkomen en met de huidige personele bezetting een verdere groei niet aankunnen. Dat zou ten koste gaan van de hoge kwaliteit van onze opleiding. En kwaliteit inleveren is het laatste wat we willen. Dit wordt gelukkig ook onderkend door het bestuur, waar we nauw mee overleggen.”
Peter Hilbers.
Studievoorlichting gaat onverminderd door Studievoorlichtster Marjan van Ganzenwinkel is bang dat een studentenstop een verkeerd signaal afgeeft naar scholieren. Binnen het Communicatie Expertise Centrum (CEC) geeft ze al tien jaar leiding aan studentenvoorlichtingsteams, waarmee ze scholen bezoekt om leerlingen informatie over studeren aan de TU/e te geven. “Er is de afgelopen jaren niet alleen door ons hard gewerkt om studenten te werven, maar er is ook zoveel geld geïnvesteerd door allerlei stichtingen en ministeries om leerlingen voor techniek te laten kiezen. Denk aan het Techniekpact, Jet-Net en de Stichting Techniekpromotie.” Bovendien vraagt Van Ganzenwinkel zich af wat het de TU/e uiteindelijk gaat opleveren. “De invoering van decentrale selecties per opleiding brengt heel wat werk met zich mee. Zo ook de communicatie rondom de invoering. Zeker wanneer de vervroegde aanmeldings datum voor die vier opleidingen straks op 15 januari 2018 komt te liggen. Dat lijkt me een hele klus om te klaren.”
De studievoorlichtster heeft wel begrip voor de beslissing. “Om de kwaliteit van onderwijs te blijven waarborgen, moet er iets gebeuren.” En ze wil benadrukken dat er genoeg studies blijven waar ruim voldoende plekken te vergeven zijn en waar geen selectie van toepassing is. “Heel veel anders zal mijn werk niet worden. We gaan gewoon door met onze werving. Ik ben in november zelfs in Mexico om daar studenten enthousiast te krijgen voor onze masteropleidingen.”
20 | Zoom in
10 november 2016
Moving from more-more-more engineers to better selection at the gate
The announcement of student quotas at the four universities of technology (TUs) is causing quite a commotion. The business community is not buying it and Minister of Education Jet Bussemaker was also put out. Later she did show some understanding, but still reacted grumpily to the call for extra funds, some 400 million. Last Tuesday a motion was carried in the Lower House which will lead to some serious work to be done by Bussemaker. By next spring she has to inform the Lower House how she is going to tackle the financial bottlenecks and the capacity problems at the four TUs. Meanwhile TU/e has its homework cut out for itself. Cursor toured the corridors of the university over the past few weeks, talking to various parties involved so as to find out what the motives are for the introduction of the student quotas and what its impact will be in the near future.
Lex Lemmens, dean Bachelor College
“In June 2017 it should be clear how we are going to select” Why is TU/e establishing a student quota? “It is odd to pose that question to the dean who upon his appointment was given the very order to educate more engineers”, says Lex Lemmens. “However, the delivery of engineers of good quality requires adequate supervision, particularly during the research conducted by the students at the end of their Bachelor’s (and Master’s) programs. This implies that we can only cope with a certain number of students every year”, says Lemmens, dean of the TU/e Bachelor College. According to Lemmens, the maximum capacity for an Assistant Professor or an Associate Professor is four graduating students at the same time for a Master’s study program and four to eight for a Bachelor’s program. In 2011 - When TU/e received 1,100 students as first-year Bachelor students - the university’s strategy was to grow to 1,700 newcomers in the year 2020. “That pace of development would have been manageable. Yet at present we have had more than two thousand first-year students for two years in a row. So we have grown faster than was expected and this growth requires staff members who conduct
research, sufficient lecture halls, labs and other teaching resources. We have now reached the limit to our growth already.” The maximum number of admissible students for the academic year 2018-2019 varies per study program. “We are going to cap the size of the intake as it is now.” Lemmens expects that there is room for 250 first-year students at Biomedical Engineering/Medical Sciences and Technology (BMT/MWT), 120 at Industrial Design (ID), 250 at Industrial Engineering and Management Sciences (TBk). The Department of Mathematics and Computer Science can take in 150 students for Applied Mathematics and double that number for Computer Science and Engineering (TI), 300. The intake figures for these four programs were at 246 (BMT/MWT), 184 (ID), 204 (TBk) and 273 (TI) on October 1, 2016.
Questions, questions, questions
future how TU/e can flesh out the decentralized selection of new students. “How can we communicate our decision in such a way that it will not deter students choosing study programs? In what way will the various groups of the beta mentality model react? We have to guard against scaring off the girls. What selection criteria are fair? Study results are certainly among them. Still, do we compose an entrance test, do we ask for motivation letters, or do we organize intake interviews? And with every decision of this kind there is also the workload for staff members to be considered.” And, not unimportantly, the outcome has to be transparent. “You need to indicate an interested pupil has been rejected.” Lemmens wants to have the selection process clear in June 2017. On August 31, 2017, TU/e has to communicate to the Ministry of Education, Culture and Science what the number of admissible students for the academic year 2018-2019 will be. Lex Lemmens.
The Selection Bachelor College taskforce, led by Lemmens, will investigate in the near
Jan Fransoo, dean Graduate School
“How do we keep the intake at the Masters under control?” During the two and a half years in which Jan Fransoo has now been dean of the Graduate School, he has continuously focused on the question how to control the increasing intake of students at TU/e after the Bachelor’s program as well.
Jan Fransoo.
“TU/e wants to retain the small scale of its education. At present the staff-student-ratio (the number of academic staff members divided by the number of enrolled students, ed.) is 1:15 and this will certainly grow to 1:20. As far as we are concerned, that is the ultimate limit. Given the current staffing level, we think that we can handle an intake of 2,000 to 2,500 Master students per year.” In order to achieve that, TU/e could decide not to allow all of its Bachelor students to transfer to a Master, as is the case, for example, at Utrecht University, where there is an extra selection according to grades, motivation and such. Fransoo: “We do not want that at this moment, though. It would not be fair to today’s Bachelor students to change the rules of the game for them while it’s going on. Also, we think that an engineer’s study program simply takes five years.
It should be possible for every student here to attain that.” In order to keep the intake for the Master ‘s program under 2,500 after all, the Controlled Growth of Master’s Programs taskforce, led by Fransoo, is going to investigate three measures. First they will look at the international intake. “We aim to be an international university, not a regional one”, says Fransoo. “In order to achieve this, one third of the Master students should eventually come from abroad. Can we not reach that growth - from one fifth now, to one third later - at a slower pace?”
Choice of study check as experiment for transfer The hbo transfer intake is also going to be scrutinized. “Now we have three hundred students per year holding hbo diplomas and transferring to a TU/e (pre) Master’s program. Can we be more selective there,
without obstructing the genuine hbo talents?”, Fransoo is asking himself. And, finally, the choice of study check after the Bachelor. Fransoo: “A large portion of our own Bachelor students automatically transfer to the ‘direct-access Master’s program’. That is the Master which has been formally designated as the advanced Master for a certain Bachelor’s program. Is that a wise choice for every student? We want to experiment with a choice of study check to supervise students better in their choice. That also ties in excellently with the idea behind the Bachelor College; one objective of it is that students obtain a broader orientation. The fourth quartile of the second year or the first quartile of the third year is an appropriate moment for that. Next summer we want to conduct the first pilot in one or two Bachelor’s programs. We are interested in finding out whether such a check will lead to a change in behavior.” In the first quartile of the academic year 2017-2018 Fransoo and his taskforce want to have formulated the answers to the topics discussed above.
Onderzoek/Research | 21
Kijk voor nieuws op www.cursor.tue.nl
Sluitstuk In de rubriek Sluitstuk vertellen afstudeerders en promovendi over hun (afstudeer)onderzoek. Wil je ook in deze rubriek, mail dan naar cursor@tue.nl.
Immuuncellen onder spanning Een groot probleem met medische implantaten is dat het lichaam ze vaak niet accepteert; het immuunsysteem probeert dan via een ontstekingsreactie af te komen van het lichaamsvreemde materiaal. Afstudeerder Stan de Vries rekte immuuncellen op in een speciaal apparaat, om te zien hoe mechanische belasting van deze cellen de kans op een afstotingsreactie beïnvloedt. Bij zogeheten in-situ tissue engineering wordt een biologisch afbreekbaar synthetisch implantaat ingebracht. De bedoeling is dat dit implantaat lichaamseigen cellen aantrekt, die ter plekke nieuw, functioneel weefsel vormen. Tegen de tijd dat het implantaat is afgebroken, is bijvoorbeeld een levende hartklep of stukje bloedvat ontstaan. Ook bij deze - nog experimentele - methode kan het echter gebeuren dat het immuunsysteem besluit dat het implantaat niet in het lichaam thuishoort, met een afstotingsreactie tot gevolg. Eén van de potentiële toepassingen van in-situ tissue engineering is het vervangen van kransslagaders: de bloedvaten die de hartspier van zuurstofrijk bloed voorzien. Doordat deze betrekkelijk dunne vaten op de wand van het pompende hart liggen, staan ze bloot aan grote vervormingskrachten. Er bestaan
volgens Stan de Vries, die afstudeerde in de groep Soft Tissue Biomechanics & Tissue Engineering, geen kunstmatige bloedvaten die deze krachten op de lange termijn aankunnen. Momenteel wordt voor een bypass operatie daarom meestal een ader uit een arm of been van de patiënt gehaald, maar prettig is dat natuurlijk niet. “Liever zouden we met behulp van een tijdelijk implantaat nieuwe kransslagaders kunnen laten groeien. Daar zouden veel mensen van profiteren”, zegt de afstudeerder van Biomedische Technologie. “Er zijn alleen in Nederland namelijk al jaarlijks meer dan tienduizend mensen die een bypass nodig hebben.” Of het lichaam een implantaat accepteert, hangt onder meer af van de zogeheten macrofagen, vertelt De Vries. “Macrofagen zijn immuuncellen die betrokken zijn bij het opruimen van ongewenste cellen of materiaal, maar ook bij de vorming van nieuw weefsel.” Het gedrag van deze macrofagen lijkt af te hangen van de mechanische krachten waaraan ze in het lichaam worden onderworpen, legt hij uit. Dat maakt de elasticiteit van de kunstmatige tijdelijke kransslagaders van cruciaal belang, omdat dit de mate van ‘rek’ bepaalt die de
Home Stretch Immune cells under tension A major issue with medical implants is that they are often rejected by the body: through an inflammatory reaction the immune system then tries to get rid of the foreign material. Graduating student Stan de Vries stretched immune cells in a special device, in order to see how the mechanical loading of these cells impacts the chance of a rejection reaction.
In so-called ‘in-situ tissue engineering’ a biologically degradable synthetic implant is inserted. The idea is for this implant to attract cells from the body itself, which form new, functional tissue on the site. Thus, by the time the implant has degraded, a living heart valve or a piece of blood vessel has been formed. However, even in this - still experimental - method it may happen that the immune system decides that the implant does not belong in the body, resulting in a rejection reaction. One of the potential applications of in-situ tissue engineering is the replacement of coronary arteries: the blood vessels that supply the heart muscle with oxygenated blood. Due to the fact that these thin vessels are located on the wall of the pumping heart, they are exposed to great deformation strengths. According to Stan de Vries, who graduated in the Soft Tissue Biomechanics & Tissue
Stan de Vries
macrofagen die zich hieraan hechten, ondervinden.
Hechten, rekken en schuiven Om uit te vinden hoe deze macrofagen precies op rekkrachten reageren, stopte De Vries ze in de Flexcell, een apparaat waarin de cellen zich aan een vlies hechten, dat vervolgens over een blokje heen strakgetrokken wordt. Na afloop onderzocht hij de immuuncellen op veranderingen in het RNA. Dit aan DNA verwante
molecuul is de blauwdruk voor eiwitten die worden aangemaakt in de ribosomen, de eiwitfabriekjes van de cel. Het aanwezige RNA zegt daardoor veel over de activiteit van de macrofagen. Helaas bleek de Flexcell niet constant genoeg en werden de door hem gewenste rekken niet gehaald, vertelt De Vries. “Oorspronkelijk wilde ik ook naar de schuifkrachten kijken die het langsstromende bloed op de macrofagen uitoefent, maar dat bleek nog lastiger: de cellen spoelden namelijk te snel weg.” Op basis van zijn bevindingen is
daarom nu een promovendus bezig met een apparaat dat beide metingen kan combineren. Ondanks de teleurstellende experimentele resultaten is De Vries nog erg enthousiast over het onderwerp. Hij is dan ook blij dat hij de komende maanden nog een stage mag doen aan Drexel University in Philadelphia. Daar zal hij een speciale coating testen die macrofagen ertoe moet bewegen om het implantaat te accepteren.
Interview | Tom Jeltes Photo | Bart van Overbeeke
In Home Stretch, graduate students and PhD students talk about their thesis. Would you like to feature in this item, let us know at cursor@tue.nl
Engineering group, there are no artificial blood vessels that can cope with these strengths in the long term. This is why at present a bypass operation usually involves taking a vein from an arm or leg of the patient, but that is not pleasant, of course. “We would prefer to be able to grow new coronary arteries by means of a temporary implant. That would benefit a great many people”, says the Biomedical Engineering student. “Indeed, in the Netherlands alone there are more than ten thousand people every year who need bypasses.” Whether the body accepts an implant depends among other things on the so-called macrophages, says De Vries. “Macrophages are immune cells that are involved in digesting and removing unwanted cells or material, but also in the formation of new tissue.” The behavior of these macrophages
seems to depend on the mechanical forces to which they are subjected in the body, he explains. That makes the elasticity of the artificial temporary coronary arteries of crucial importance, as this determines the degree of ‘stretch’ experienced by the macrophages that attach to them.
Attaching, stretching and shifting In order to find out how exactly these macrophages react to stretching forces, De Vries put them into the Flexcell, a device in which the cells adhere to a membrane, which is subsequently stretched tightly across a block. Afterwards he examined the immune cells for changes in the RNA. This molecule, which is related to DNA, is the blueprint for proteins that are created in the ribosomes, the cell’s
protein factories. As a result, the RNA that is present says a lot about the activity of the macrophages. Unfortunately the Flexcell did not prove to be constant enough and the stretch dimensions that he wanted were not attained, says De Vries. “Originally I also wanted to look at the shear forces which the passing blood exercises on the macrophages, but that turned out to be even more difficult: the cells were washed away too fast.” This is why, on the basis of these findings, a PhD candidate is now working on a device that can combine the two measurements. In spite of the disappointing experimental results De Vries is still very enthusiastic about the design. Which explains why he is happy to be allowed to do an internship at Drexel University in Philadelphia in the coming months. There he is going to test a special coating that has to induce macrophages to accept the implant.
22 | Onderzoek
10 november 2016
Interview | Tom Jeltes Photos | Bart van Overbeeke
De draadloze toekomst Het succes van de bovengenoemde futuristische technologieën - en vele andere - staat of valt met de mogelijkheid om snel en betrouwbaar enorme hoeveelheden data te versturen - meer en meer via draadloze verbindingen. De komende jaren zullen we onherroepelijk aanlopen tegen de capaciteitsgrenzen van de huidige technologieën, zoals 4G (de vierde generatie mobiele draadloze telecommunicatie), om te beginnen doordat steeds meer mensen video van hoge kwaliteit willen streamen via hun mobiele apparaten. In het CWTe zijn sinds 2007 de vijf capaciteitsgroepen van Electrical Engineering verenigd die zich bezighouden met draadloze technieken. Zij denken na over de volgende generatie technologie - zoals 5G - en verder, vertelt hoogleraar Sonia Heemstra de Groot, die in september de leiding van CWTe-oprichter Peter Baltus heeft overgenomen. De geboren Argentijnse, specialiste op het gebied van draadloze netwerken, coördineerde sinds vorig jaar al één van de drie wetenschappe lijke programma’s van het CWTe: Ultra-High Data Rates (UHDR). Voormalig directeur Peter Baltus staat aan de leiding van het programma Ultra-Low Power, terwijl het jonge onderzoeks gebied van de terahertz-systemen wordt geleid door universitair hoofddocent Marion Matters. Hoge data rates zijn voor alle toekomstvisies belangrijk, legt Heemstra de Groot uit. “We zitten nu op downloadsnelheden van zo’n driehonderd megabit per seconde,
CWTe-directeur Sonia Heemstra de Groot.
Holografische horloges, virtuele teleportatie, draadloze microsensoren, het Internet of Things, straling waarmee je een gesloten boek kunt lezen: het klinkt als sciencefiction. Toch zijn deze toekomstbeelden meer science dan fiction, als het ligt aan de onderzoekers van het Centre for Wireless Technology Eindhoven (CWTe). Onlangs presenteerde het CWTe een nieuwe roadmap voor het komende decennium, en een nieuwe directeur: Sonia Heemstra de Groot.
en dat moet voor 5G naar tien gigabit per seconde, en bij de zesde generatie moet je zelfs denken aan terabits per seconde.” Alleen dan komen spectaculaire toepassingen binnen handbereik, zoals virtuele teleportatie - waarbij je met een virtual-realityhelm op, en wellicht speciale handschoenen aan, voor je gevoel live aanwezig kunt zijn bij evenementen die aan de andere kant van de wereld plaatsvinden.
Heemstra de Groot. “Dat is een grote uitdaging.” Daarnaast is ook de betrouwbaarheid van de dataoverdracht essentieel, legt de CWTe-directeur uit. “Denk aan tele-operaties, waarbij een arts via internet een operatierobot aanstuurt. Dan wil je niet dat er onderweg datapakketjes verdwijnen.” Voor dergelijke toepassingen is volgens haar een betrouwbaarheid van 10-9 vereist. “Dat betekent dat niet meer dan één in de miljard datapakketjes mag wegraken.”
hoge frequenties zijn heel klein- slechts enkele millimeters lang - waardoor je hele rijen van deze antennes op een enkel apparaatje kunt plaatsen. Door deze antennes op de juiste manier te laten samenwerken, is het mogelijk om heel smalle, nauwkeurig gerichte stralingsbundels te maken, waarmee informatie veel efficiënter kan worden overgestraald dan met bijvoorbeeld de huidige wifi. Met meerdere bundels kun je ook meerdere gebruikers tegelijk bedienen.
“Voor de zesde generatie draadloze technologie moet je denken aan terabits per seconde”
Binnen het CWTe wordt gewerkt aan diverse nieuwe technieken om de draadloze data capaciteit te verhogen. Dat kan bijvoorbeeld door gebruik te maken van hogere frequenties dan de band tussen 1 en 6 gigahertz die momenteel voor draadloze communicatie is gereserveerd. Hoe hoger namelijk de frequentie van elektromagnetische straling, hoe meer informatie je erin kwijt kunt. Aan de TU/e wordt daarom gewerkt aan systemen die werken met frequenties van 60 gigahertz of meer. Zulke hoge frequenties leveren flinke uitdagingen op voor de elektronica en antennes die deze signalen moet produceren, verzenden, ontvangen en verwerken. “Daarnaast is het bereik van hogere frequenties kleiner”, legt Heemstra de Groot uit. “Straling boven de 6 gigahertz komt bijvoorbeeld niet door de wand van dit kantoor.”
In een andere onderzoekslijn binnen het CWTe draait het om alsmaar kleinere, met elkaar communicerende chips en sensoren: de basiscomponenten van het Internet of Things. Daarbij moet je denken aan een koelkast die ‘weet’ wanneer de melk op is, of over datum dreigt te raken. Of aan sensoren op je lichaam die je bloeddruk, hartslag en temperatuur in de gaten houden en alarm slaan als zich hierin verontrustende patronen voordoen.
Bovendien is het voor veel toepassingen essentieel dat er zo weinig mogelijk vertraging optreedt bij het doorstralen van al die digitale data. Als je een seconde op je videostream moet wachten, of als die een fractie van een seconde hapert, is er nog geen man over boord. Dat is echter anders bij communicatie tussen autonome voertuigen op de snelweg, waar diezelfde fractie van een seconde het verschil kan betekenen tussen leven en dood. “Het is voor dergelijke massieve real-time machine-to-machine communicatie daarom heel belangrijk om die vertraging, de zogeheten latency, zo laag mogelijk te houden”, zegt
Dat laatste probleem kan onder meer worden ondervangen door de straling heel gericht in bundels uit te zenden langs gezichtslijnen. De antennes die je nodig hebt bij dergelijke
“Sensoren moeten zelf leren hoe ze zo zuinig mogelijk functioneren” Eén van de uitdagingen waar het CWTe zich op richt, is het inbouwen van intelligentie in netwerken van sensoren. “De sensoren moeten leren hoe ze zo zuinig mogelijk kunnen functioneren. Hoe vaak moeten ze data verzenden, en waarheen precies en via welk kanaal?” En dat allemaal in zogeheten gedistribueerde netwerken, zonder centrale aansturing. In Flux wordt hiermee nu een proef gedaan, waarvoor verspreid over het gebouw vele honderden kleine devices en sensoren zijn aangebracht. Een ander mooi voorbeeld is de minuscule temperatuursensor die toenmalig TU/epromovendus (en huidig universitair docent) Hao Gao vorig jaar ontwikkelde. Deze sensor, slechts twee vierkante millimeter groot, haalt zijn energie uit de straling van het draadloze netwerk waarvan hij deel uitmaakt - hij heeft dus geen batterijen nodig. Dat is geen overbodige luxe, want als alle vijftig miljard devices die naar verwachting in 2020 deel uitmaken van het Internet of Things op batterijen zouden werken, dan zou een aanzienlijk deel van de mensheid zich onledig kunnen houden met het voortdurend vervangen van deze batterijen. “We zijn heel trots op die sensor”, zegt Heemstra de Groot. “Het was nog maar een prototype, waarvan we nu met name het bereik nog moeten vergroten, maar dergelijke kleine, goedkope sensoren zou je bijvoorbeeld zelfs in coatings kunnen stoppen. Ze kunnen op termijn heel belangrijk worden voor allerlei logistieke en medische toepassingen.”
Research | 23
See for news www.cursor.tue.nl/en
De draadloze temperatuursensor van Hao Gao.
‘Optische’ opstelling voor terahertz-straling met lenzen van teflon.
Het jongste programma binnen het CWTe draait om terahertz-straling. Dit deel van het elektromagnetisch spectrum kent allerlei spannende toepassingen, bijvoorbeeld in medische beeldvormingstechnieken of in scanners die door kleding en plastic heen kunnen kijken. In Amerika zijn onderzoekers er zelfs al in geslaagd om met terahertz-straling pagina’s te lezen van een gesloten boek. Het lastige is echter dat deze straling, met grofweg een golflengte tussen een millimeter en honderd micrometer, precies valt in het gat tussen de microgolfstraling en infrarood licht.
om terahertz-straling op te wekken met lasers, en die straling wordt ook al gebruikt voor wetenschappelijk onderzoek, maar de benodigde systemen zijn nog zo groot als een koelkast, vertelt ze. “Wij willen daarom proberen vanuit de elektronica naar steeds hogere frequenties te gaan, om zo handzame terahertz-bronnen en detectors te maken. De frequenties die we aankunnen met standaard chiptechnologie worden namelijk steeds hoger, en daarnaast gebruiken we zogeheten niet-lineaire componenten om tot nog hogere frequenties te komen.”
worden gebruikt om laserlicht in goede banen te leiden - alleen bestaan deze lenzen uit ondoorzichtig teflon. “De gelijkenis met optica is inderdaad groot”, zegt ze. “Dat vind ik ook zo mooi aan dit vakgebied; dat het elektronica en optica bij elkaar brengt. Zelf ben ik afgestudeerd in de laserfysica, dus voor mij zijn lenzen en spiegels bekend terrein.”
“Terahertz-frequenties zijn eigenlijk te hoog voor elektronica en te laag voor bestaande optische technieken”, legt programmaleider Marion Matters uit. Het is al wel mogelijk
In het CWTe-lab in Flux experimenteren ze al met frequenties tot ongeveer een halve terahertz. Matters laat de opstelling zien met spiegels en lenzen, componenten die ook
“Terahertztechnologie brengt elektronica en optica bij elkaar”
Verderop in het lab staat de - veel grotere opstelling van de groep van fysicus Jaime Gómez Rivas, die zijn tijd verdeelt tussen FOM-instituut DIFFER en de TU/e. “Hij maakt terahertz-straling met femtoseconde-lasers. Dat zijn opstelling hier ons lab staat, is voor ons ideaal. Het maakt het heel gemakkelijk om samen te werken.”
The wireless future Holographic watches, virtual teleportation, wireless microsensors, the Internet of Things, radiation that enables you to read a closed book: all of this sounds like science fiction. Nevertheless these visions of the future are more science than fiction, if it is up to the researchers of the Center for Wireless Technology Eindhoven (CWTe). Recently the CWTe presented a new roadmap for the coming decade, and a new director: Sonia Heemstra de Groot. Since 2007 the five subdepartments of the TU/e Department of Electrical Engineering that focus on wireless technology have been united in the CWTe. They are thinking about the next generation of wireless technology - such as 5G - and beyond that, says Professor Sonia Heemstra de Groot, who in September took over as director from CWTe founder Peter Baltus. The Argentinian-born Professor is a specialist in the field of wireless networks, and has since last year been coordinating one of the three scientific programs of the CWTe: Ultra-High Data Rates (UHDR). Former director Peter Baltus is in charge of the Ultra-Low Power program, while the young research area of the terahertz systems is led by Associate Professor Marion Matters.
“For the sixth generation of wireless technology you should think of terabits per second” High data rates are essential for all visions of the future, Heemstra de Groot explains. “At present we have download speeds of some three hundred megabits per second, and for 5G that has to increase to ten gigabits per second, and for the sixth generation you should even think of terabits per second.“ Moreover, it is crucial for many applications that the least possible delay occurs in the transmission of all that digital data, and the reliability of the data transfer is essential as well, as the CWTe director explains. “Think of remote surgery,
in which a doctor directs a surgical robot via the Internet. You don’t want any data packages to disappear while the surgery is in progress.” Within the CWTe various new techniques are being researched to increase the wireless data capacity. This can be done, for example, by using higher frequencies than the band between 1 and 6 gigahertz that is currently reserved for wireless communication. With rows of antennas each merely several millimeters long it is possible to make very narrow, meticulously focused radiation beams, with which information can be transmitted far more efficiently than is possible with today’s Wi-Fi, for instance. In another research line within the CWTe the aim is to make ever smaller, reciprocally communicating chips and sensors: the basic components of the Internet of Things. A fine example is the minuscule temperature sensor which the then TU/e PhD candidate (and current Assistant Professor) Hao Gao developed last year. This sensor, with a size of only two square millimeters, derives its energy from the radiation of the wireless network of which it forms part - so it needs no batteries. The youngest program within the CWTe is all to do with terahertz radiation. This section of the electromagnetic spectrum comes with countless exciting applications, as in medical imaging technologies or in scanners that can see through clothes and plastic. In America researchers have already succeeded even in reading pages from a closed book by means of terahertz radiation. In the CWTe lab in Flux experiments are already being conducted with frequencies up to about 0.5 terahertz. Marion Matters shows us the setup with mirrors and lenses, components that are also used for steering laser light in the right direction - but these lenses are made of opaque Teflon. “The similarity with optics is strong indeed”, she says. “That’s what I like so much about this field of study; that it merges electronics and optics. I myself graduated in laser physics, so I am quite familiar with lenses and mirrors.”
De TU/e is een mini-universum. 729.651 vierkante meter vol weten schappelijke dromen, maar ook 729.651 vierkante meter vol met mensen met hun mensen-dingen. Rare dingen, dagelijkse dingen, opmerkelijke dingen, doodnormale dingen, uitzonderlijke dingen. We zien deze dingen, we lopen voorbij deze dingen, en wij, wij documenteren deze dingen. Een gevonden voorwerpje hier, een terloopse obser- vatie daar, wij spotten het, fotogra feren het, becommentariëren het.
Ook iets gespot? Mail naar cursor@tue.nl
Bijzondere bijbanen
Floor fietst In de drie jaar dat Floor Piron (23) fietskoerier is, heeft ze maar één keer een lekke band gehad en is ze driemaal gevallen. De eerste keer heeft ze wanhopig gedacht “waar ben ik aan begonnen?”, maar voor de rest is ze supertevreden met haar bijbaan bij Tour de Ville. Buiten sporten terwijl je betaald krijgt, dat leek haar als Nijmeegse scholier al leuk. Koerieren is een goede training voor als je fietswedstrijden gaat doen. Maar daar doet Floor het niet voor. “Ik vind het gewoon leuk. Lekker fietsen, buiten zijn, leuke collega’s. Je kunt bij ons twee soorten werk doen. Post-rijden en koerieren. We zijn met een team van veertig tot vijftig mensen, waaronder zeven vrouwen. Er zijn nog vacatures.” Bij post-rijden heb je een vaste ronde waarbij je een vast bedrag verdient, 25 euro. “Daar doe ik ongeveer tweeënhalf uur over. ‘s Ochtends moet je dan om half acht bij Tour de Ville (Hallenweg, Eindhoven) zijn en dan fiets je met anderen naar het postkantoor aan de Kanaaldijk om de post te halen. Die breng je naar bedrijven. Bij een andere ronde haal je post op. Bij koerieren breng je pakketjes heen en weer tussen bedrijven. Dan kom je ook verder. We bezorgen in Helmond, Veldhoven, Aalst-Waalre, Best en het vliegveld. Sommigen fietsen tachtig kilometer op een dag.” Floor had in drie jaar tijd eenmaal een lekke band - dat valt nog mee. Bovendien liet ze die plakken door een sollicitant die meefietste om de kneepjes van het vak te leren kennen. “Ik ging post halen, hij ging plakken.” Aan het vliegveld heeft ze een slechte herinnering: “Mijn eerste keer koerieren was daarheen. Ik kon het adres niet vinden, ik ben met de fiets over de kop gegaan doordat ik een laag bordje met parkeer aanwijzingen niet zag, ik vergat iets op te halen. Kortom: “waar ben ik aan begonnen?”. Terwijl ze, zodra haar Bouwkundestudie in het tweede jaar wat ruimte gaf voor een bijbaan, ze meteen ging googelen op ‘fietskoerier Eindhoven’ en heel bewust deze baan wilde. Toen ze terugkwam, hebben haar collega’s haar opgevangen. Iederéén verdwaalt op Flight Forum de eerste keer. Het was snel weer goed. “Ik heb wel leren doorzetten. En goed opletten en precies te werk gaan en mijn hoofd erbij houden. Fietskoerieren is voor mij de leukste bijbaan die ik kan verzinnen - en we zoeken dus nog mensen.” Interview | Norbine Schalij Foto’s | Bart van Overbeeke
Waaro: Audi NoordWest-zijde Wattie: graffiti? We staan in het Auditorium bij een multifunctionele printer én deze flip-over. Twee Latina-studentes komen eraan. Zegt de een tegen de ander: “Look!”, waarop de ander antwoordt “Oh my God, how charming”. Ja, charming is ie zeker, SpongeBob Squarepants. Wie mag ‘m nu niet? Nu ja, Squidward aka Octo mag ‘m niet. Maar wat ook charming is: is dit nu een vorm van graffiti? Het tekenen van poppetjes op een flipover die eigendom is van de universiteit? Volgens sommigen is graffiti kunst, volgens anderen vandalisme. Wij sluiten ons eerder aan bij het adagium If art is a crime, then let me be guilty. Graffiti wordt soms ook wel gezien als een hond die zijn territorium afbakent met plasjes: zo spuit een tagger zijn naam in zijn hood als een schreeuw van een anonieme onderklasse. ‘Ik tel mee, hou rekening met mij!’. Wat ook opvalt (in het Auditorium tenminste én bij de heren that is), is dat er bijna niet meer met stift op de wc-deuren wordt geschreven terwijl dat een paar jaar geleden veel meer het geval was. Taggen en spuien we teveel online en dus minder behoefte aan old school taggen? ‘Gelukkig’ heb je dan nog altijd de hangjeugd die waarschijnlijk des avonds aan Noordzijde Auditorium op de betonnen bankjes zit en nog meer old school gewoon ‘poepkont’ schrijft!
Hoe kom jij aan je geld? Misschien mag je het innen bij paps en mams, misschien schraap je het zelf bij elkaar met uren werk. Werk je in de horeca, geef je bijles, vul je vakken. Of heb je een baan die anders is dan anders? In deze serie vertellen TU/e-studenten over de bijzondere bijbanen die zij hebben.