Laat Twentse cultuurhistorische boerenerven hun leven behouden!

Page 1

Onderzoeksrapport

Laat Twentse cultuurhistorische boerenerven hun leven behouden!

Auteur

Begeleider Saxion

Chiel Mensink Ruimtelijke Ordening & Planologie In kader van Saxion chiel.mensink@home.nl

Bauke de Vries b.j.devries@saxion.nl

Reutum, december 2013

Opdrachtgever Namens Stichting Twentse Erven Pratensis Gerko Hopster info@pratensis.nl

1


SAMENVATTING

Aanleiding Door schaalvergroting van de landbouw en door de afname van agrarische bedrijven in het buitengebied, komt de agrarische sector onder druk te staan en worden cultuurhistorische boerenerven bedreigd met verwaarlozing, leegstand en verdwijning. Overijssel, en vooral Twente, kent veel cultuurhistorische erven welke kenmerkend zijn in haar landschap. In andere delen van Nederland zijn stichtingen in het leven geroepen om te pleiten voor instandhouding van deze erven. Een soortgelijke stichting is in de regio Twente nog niet in het leven geroepen. Dit was voor de Twentenaar Gerard Hazewinkel de aanleiding om ‘Stichting Twentse Erven’ op te richten. Dit onderzoek dient een helder beeld te geven van de huidige instrumenten en de energie die gemeenten in Twente benutten voor de instandhouding van cultuurhistorische Twentse boerenerven om zo inzicht en kennis te verschaffen voor de stichting. Vraagstelling Stichting Twentse Erven (in oprichting) wil weten wat gemeenten in regio Twente doen (beleid, regelgeving en instrumenten) ten behoeve van instandhouding van cultuurhistorische boerenerven. Dit is onderzocht in dit onderzoek. De vraagstelling hiervoor luidt: Wat doen gemeenten in Twente om cultuurhistorische Twentse boerenerven in stand te houden en welke activiteiten kan Stichting Twentse Erven ontplooien voor de instandhouding van deze erven gebaseerd op een definitie voor ‘cultuurhistorische Twentse boerenerven’? Methodologie van het onderzoek Het onderzoek betreft een deel exploratief, dat kwalitatief van aard is, en een deel beschrijvend onderzoek. Er zijn verschillende onderzoeksinstrumenten gebruik ten behoeve van het beantwoorden van de vragen. Er is gebruikgemaakt van bureauonderzoek voor het zoeken naar kenmerken en karakteristieken van de erven. Dit bureauonderzoek is kwalitatief van aard aangezien gekeken wordt naar verschillende kenmerken en karakteristieken uit verschillende bronnen. Daarnaast is door middel van literatuuronderzoek gekeken naar de het beleid en regelgeving van gemeenten in Twente om zo een overzicht te krijgen van wat zij doen op het gebied van cultuurhistorische Twentse boerenerven. Om hier ook in te gaan op de achtergronden en tevens om een wat breder beeld te krijgen van de achterliggende gedachten, zijn interviews afgelegd bij gemeenten. Deze interviews zijn ‘half gestructureerd’ afgelegd om zo door te kunnen vragen op antwoorden en om na te gaan waarom bepaalde keuzes zijn gemaakt. Vervolgens zijn via tekstanalyses de overeenkomsten en verschillen in beleid, regelgeving, definities enzovoort bekeken. Aan de hand van de bevindingen uit de resultaten van deze onderzoeksinstrumenten zijn aanbevelingen en conclusies geformuleerd. Resultaten In het onderzoek is naar voren gekomen dat een eenduidige definitie voor het begrip ‘cultuurhistorische Twentse boerenerven’ niet bestaat. Dit komt doordat er veel verschillen zijn in kenmerken en karakteristieken die ook nog eens per gebied verschillen. Wel kan gezegd worden dat in hoofdlijnen de kenmerken en karakteristieken onder te verdelen zijn in de volgende drie categorieën:  Boerderij (gebouw) met karakteristieken voor de desbetreffende boerderijvariant;  Cultuurhistorische erfinrichting inclusief beplanting en type bijgebouwen;  Relatie met de omgeving zoals nederzetting/ligging en gebruik. In de praktijk hanteren de gemeenten geen eigen definitie voor het begrip ‘cultuurhistorische Twentse boerenerven’. Wel maken de meeste gemeenten indirect gebruik van definities van andere partijen. Gemeenten in Twente gaan verschillend om in beleid, regelgeving en het gebruik van instrumenten die betrekking hebben op cultuurhistorische Twentse boerenerven. Er zijn verschillende beleidsdocumenten waarin gemeenten hun beleid hierop beschrijven. Tijdens het literatuuronderzoek is gebleken dat gemeenten niet of nauwelijks specifiek beleid voeren op cultuurhistorische Twentse boerenerven, of een soortgelijk begrip (agrarisch erfgoed, historische boerderijen enz.). Tevens zijn er gemeenten

2


die aangaven dat zij de instandhouding van deze erven niet regelen via beleid maar via andere wegen (bijvoorbeeld via bestemmingsplannen). De stimuleringsregeling ‘Streekeigen Huis en Erf’ waren volgens de deelnemende gemeenten een succes. Stimulering wordt volgens de gemeenten als een belangrijk instrument voor instandhouding gezien. Echter, de helft (7 van de 14) van de gemeenten in regio Twente hebben gebruikgemaakt van deze regeling. De niet-deelnemende gemeenten gaven aan dat de reden hiervan is, dat zij te weinig capaciteiten (tijd en geld) hebben om hieraan deel te nemen. De regelgeving die gemeenten hanteren ten behoeve van instandhouding van cultuurhistorische Twentse erven uit zich vooral in het opleggen van waarden in het bestemmingsplan (archeologische waarden, landschappelijke waarden enzovoort). Specifieke regelgeving op instandhouding wordt niet door gemeenten gebruikt. Wel zijn gemeenten sinds 1 januari 2012 verplicht (door de Modernisering Monumentenwet, “MoMo”) om cultuurhistorische waarden mee te nemen in bestemmingsplannen. Echter, uit interviews is gebleken dat gemeenten hier vaak minimale regels voor opleggen. Dit komt mede doordat veel gemeenten stimuleren belangrijker vinden dan het opleggen van regels. Dit blijkt ook uit antwoorden op de vraag waarom gemeenten niet alle cultuurhistorische Twentse boerenerven aanmerken als monument. De reden hiertoe is onder andere dat de procedure ingewikkeld en tijdrovend is. Tevens is het een zwaar middel voor eigenaren en geven gemeenten aan dat alleen parels aangemerkt moeten worden als monument en niet alles. Beleid en regelgeving op instandhouding van cultuurhistorische Twentse boerenerven in de toekomst is voor gemeenten nog erg onzeker. Er zijn geen gelden beschikbaar die de gemeenten hard nodig hebben om de instandhouding te kunnen waarborgen. Tevens is het voor de toekomst wellicht een oplossing om te zoeken naar particuliere investeerders. Momenteel blijft de toekomst onzeker. In interviews met de gemeenten is tevens de vraag voorgelegd of het wenselijk dan wel noodzakelijk is dat gemeenten in de toekomst samenwerken op instandhouding van cultuurhistorische Twentse boerenerven. Samenwerking op de instandhouding van cultuurhistorische erven kan volgens de meeste gemeenten een goede oplossing zijn. De vraag of samenwerking op cultuurhistorie van erven gewenst dan wel noodzakelijk is, kan beantwoord worden met: ja het is wenselijk maar niet direct noodzakelijk. Conclusie en aanbevelingen Concluderend kan gezegd worden dat gemeenten in Twente erg verschillend omgaan in beleid en regelgeving rondom cultuurhistorische Twentse boerenerven. Als conclusie kan tevens gezegd worden dat veelvuldig opleggen van een monumentale status ter bescherming van cultuurhistorie volgens de gemeenten geen oplossing is. Dit kost vaak veel tijd en tevens bestaat de kans dat eigenaren van dergelijke erven in bezwaar gaan. Tevens heeft de financiële crisis veel bezuinigingen bij gemeenten te weeg gebracht. Concluderend kan gezegd worden dat dit instrument (stimuleringregeling) goed heeft gewerkt en dat gemeenten, die hier aan deelnamen, het als een bruikbaar instrument beschouwden. Wel kan gezegd worden dat samenwerking op de instandhouding van cultuurhistorische Twentse boerenerven door gemeenten gewenst is. Uit interviews met de gemeenten is duidelijk geworden welke activiteiten (vanuit de optiek van de gemeenten) de stichting kan ontplooien. De volgende taken worden door de gemeenten aanbevolen:  Inventariseren van de erven in Twente met hun verhalen;  Informatie verstrekken ten behoeve van cultuurhistorische boerenerven in Twente (bewustwording bij burgers);  Positie innemen tussen gemeenten en de eigenaren (laagdrempelige rol innemen). Ten behoeve van de verwachtingen van de gemeenten kan het volgende aanbevolen worden:  Bepaal welk waarderingssysteem (objectief, subjectief of een mix daarvan) voor de stichting het beste past bij haar activiteiten en flexibiliteit.  Maak een overzicht van alle cultuurhistorische erven in Twente en ga met de eigenaren van deze erven in gesprek om de verhalen op tafel te krijgen. Zorg ervoor dat de stichting een helder en breed overzicht heeft van alle informatie rondom cultuurhistorische Twentse boerenerven en maak hierbij gebruik van folders, artikelen op sites en andere middelen van publicatie.

3


VOORWOORD

Twente is een regio die rijk is aan cultuurhistorie. Wanneer je door Twente reist zie je veel kleine dorpjes, gelegen in het coulisselandschap met op het platteland veel typische Twentse boerenerven. Het Twentse landschap met haar fraaie boerderijen is wat mij veel waarde doet hechten aan de omgeving. Deze erven horen in Twente! Echter, de ruilverkaveling heeft veel negatieve invloeden gehad op het kleinschalige landschap. Veel landschapselementen zijn verdwenen die plaats hebben gemaakt voor een wat meer geordend landschap. Tegenwoordig worden ook de typische Twentse boerenerven bedreigd. Door schaalvergroting breiden boeren zich steeds verder uit. Daarnaast verliezen kleine boerderijen hun functie door gebrek aan rendement. Dit zijn ontwikkelingen die simpelweg niet gestopt kunnen worden. Ten behoeve van instandhouding van cultuurhistorische boerderijen is het stoppen van deze ontwikkelingen niet noodzakelijk. Er moet juist gekeken worden naar de mogelijkheden om deze boerenerven te behouden terwijl de ontwikkelingen zich doorzetten. Maar wat is nu een typisch Twents boerenerf en wat doen gemeenten om de cultuurhistorie van deze erven in stand te houden? Wat doet de maatschappij om ook het fraaie landschap met haar cultuurhistorische boerenerven door te geven aan de komende generaties? Dit zijn vragen waar moeilijk snel een antwoord op gevonden kan worden. Ik werd geïnspireerd door een artikel in de krant: ‘Er is toekomst voor de Twentse boerderij’ (ALFERINK, 2013). In het kader van mijn afstudeerjaar (Saxion, Ruimtelijke Ordening & Planologie) was onderdeel van het eerste semester het uitvoeren van een klein praktijkonderzoek. Al snel werd ik getriggerd door het krantenbericht om een bijdrage te leveren aan de instandhouding van cultuurhistorische Twentse erven en heb ik contact gezocht met Stichting Twentse Erven. Via Stichting Twentse Erven ben ik in contact gekomen met Pratensis (bureau voor plattelandsontwikkeling). Pratensis helpt Stichting Twentse Erven in haar oprichting. In samenspraak met hen is een onderzoeksvoorstel opgesteld dat ik uitgewerkt heb in een definitief voorstel. In dit onderzoek heb ik een beeld weten te scheppen van de activiteiten die gemeenten in Twente ondernemen om de instandhouding van cultuurhistorische Twentse boerenerven te waarborgen. Hierbij is gekeken naar beleid, regelgeving en instrumenten. Tevens zijn in interviews aanvullende relevante vragen gesteld met betrekking tot de instandhouding. Daarnaast is gekeken wat nou precies een typisch Twents erf is. Wat is een cultuurhistorisch Twents boerenerf? Wat zijn hun kenmerken en karakteristieken? Dit onderzoek draagt bij aan de instandhouding van cultuurhistorische boerenerven in Twente door kennis en inzicht te verkrijgen dat vervolgens door Stichting Twentse Erven gebruikt kan worden. In het kader van dit onderzoek wil ik mijn dank uiten richting de mensen die mij tijdens het onderzoek ondersteund, begeleid en/of geholpen hebben. Allereerst wil ik Gerko Hopster en Edith Rotman van Pratensis bedanken voor hun begeleiding, gastvrijheid en interesse. Bij Pratensis was ik erg welkom. Hier had ik de mogelijkheid om te werken aan mijn onderzoek waarbij ze mij ondersteunden en begeleiden. Tevens wil ik Gerard Hazewinkel (namens Stichting Twentse Erven) bedanken voor de inzet en mij de mogelijkheid te bieden om een onderzoek uit te voeren. Essentieel onderdeel van het onderzoek, was het afleggen van interviews met gemeenten. Hen wil ik bedanken voor hun interesse en hun tijd. Zonder hen was het niet mogelijk om een compleet beeld te krijgen van de instandhouding van cultuurhistorische Twentse boerenerven. Tot slot wil ik mijn dank uiten aan Saxion met in het bijzonder Bauke de Vries. Bauke De Vries was mijn begeleider en heeft mij goed ondersteund en heeft als beoordelaar bijgedragen aan het onderzoek.

4


INHOUDSOPGAVE

1. INLEIDING ........................................................................................................................................ 6 1.1 Aanleiding, doel en centrale vraagstelling ......................................................................................... 6 1.1.1 Aanleiding ................................................................................................................................ 6 1.1.2 Doel en centrale vraagstelling.................................................................................................. 7 1.1.3 Maatschappelijke relevantie en bruikbaarheid ......................................................................... 8 1.2 Leeswijzer .......................................................................................................................................... 8 2. METHODOLOGIE ............................................................................................................................. 9 2.1 Methodische karakterisering ............................................................................................................. 9 2.2 Onderzoeksinstrumenten en verantwoording ................................................................................... 9 3. KENMERKEN EN KARAKTERISTIEKEN VAN TWENTSE ERVEN ............................................ 11 3.1 Ontleding van het begrip cultuurhistorische Twentse boerenerven ................................................ 11 3.2 De kenmerken en karakteristieken .................................................................................................. 12 3.2.1 Kenmerken van Twentse cultuurhistorische boerderijen ....................................................... 12 3.2.2 Kenmerken van de Twentse cultuurhistorische boerenerfinrichting ...................................... 13 3.2.3 Kenmerken van de relaties die Twentse cultuurhistorische boerenerven hebben met de omgeving ......................................................................................................................................... 13 3.3 Kenmerken en karakteristieken in relatie met het begrip ................................................................ 14 4. TWENTSE GEMEENTEN EN CULUURHISTORISCHE ERVEN .................................................. 15 4.1 Definities Twentse gemeenten ........................................................................................................ 15 4.2 Beleid en instrumenten Twentse gemeenten .................................................................................. 16 4.2.1 Streekeigen Huis en Erf / stimuleringsregeling hĂŠt instrument? ............................................ 17 4.2.2 Wat zijn de verwachtingen van de gemeenten in de toekomst? ........................................... 18 4.2.3 Samenwerking op cultuurhistorie van erven gewenst dan wel noodzakelijk? ....................... 18 4.3 Regelgeving Twentse gemeenten ................................................................................................... 19 4.3.1 Modernisering Monumentenzorg / bestemmingsplannen de oplossing? .............................. 19 4.3.2 Waarom niet meer cultuurhistorische erven op de gemeentelijke monumentenlijst? ........... 20 5. AFBAKENING EN VERWACHTINGEN ......................................................................................... 22 5.1 Definitie voor cultuurhistorische Twentse boerenerven .................................................................. 22 5.2 Gewenste activiteiten Stichting Twentse Erven .............................................................................. 23 6. CONCLUSIES ................................................................................................................................. 24 6.1 Conclusie ......................................................................................................................................... 24 6.2 Suggesties voor nader onderzoek ................................................................................................... 25 6.3 Discussie ......................................................................................................................................... 25 BIBLIOGRAFIE BIJLAGEN Bijlage 1: Bijlage 2: Bijlage 3: Bijlage 4: Bijlage 5: Bijlage 6: Bijlage 7:

Onderzoeksstrategie Theoretisch kader Verslag mini-interviews boerderijeigenaren Analyse kenmerken cultuurhistorische Twentse boerenerven Analyse beleid en regelgeving Twentse gemeenten Notulenschrift Spinnenweb van contactgegevens

5


1. INLEIDING

1.1 Aanleiding, doel en centrale vraagstelling 1.1.1 Aanleiding De agrarische sector in Nederland staat onder druk. Land- en tuinbouwbedrijven in Nederland blijven afnemen. In april 2012 waren in Nederland nog 68.810 boerenbedrijven actief, een jaar daarvoor waren dit er nog 70.390. Per dag verdwijnen een aantal agrarische bedrijven in Nederland. Aanleiding tot de afname van de agrarische sector is de schaalvergroting. Agrarische bedrijven worden steeds groter. Uit cijfers van het CBS blijkt dat de afgelopen twaalf jaar het aantal grote bedrijven met 13 % is toegenomen. Daartegenover daalde het aantal kleine en middelgrote bedrijven van 26.000 tot 24.000 stuks, een afname van ongeveer 8% (ROZ-groep, 2013). In de provincie Overijssel zet de trend van de afname van agrarische bedrijven zich voort. Tot 2020 neemt het aantal landbouwbedrijven per jaar af met 3%. In de melkveehouderij en intensieve veehouderij is de daling zelfs groter (Wageningen UR, 2013). Hierdoor komt de agrarische sector onder druk te staan en worden cultuurhistorische boerenerven bedreigd met verwaarlozing, leegstand en verdwijning. Overijssel, en vooral Twente, kent veel cultuurhistorische erven welke kenmerkend zijn in haar landschap. Het Oversticht laat weten dat er wel veel waardering is voor gebouwen en landschappen die generaties vóór ons hebben gemaakt. Zij stellen dat deze mede bepalend zijn voor de identiteit van een dorp, stad of streek (Het Oversticht, 2013). De overheid speelt hierop in door cultureel erfgoed de status van monument te geven en door regelgeving en beleid uit te voeren. In Nederland zijn veel stichtingen en maatschappelijke organisaties die zich actief opstellen voor het behoud van cultuurhistorische boerenerven. Zo zet bijvoorbeeld Stichting Sallands Erfgoed zich in voor het behoud van Sallandse boerenerven en streekeigen landschap (Stichting Sallands Erfgoed, 2013). Een soortgelijke stichting is in de regio Twente nog niet in het leven geroepen. Dit was voor de Twentenaar Gerard Hazewinkel de aanleiding om ‘Stichting Twentse Erven’ op te richten. Hij is bestuurslid van Stichting Maarkels Landschap, een stichting die zich inzet om het streekeigen landschap in Markelo te behouden. Deze stichting is mede initiatiefnemer voor de oprichting van Stichting Twentse Erven. Momenteel zijn de voorbereidingen hiervoor in volle gang en hoopt Gerard Hazewinkel nog voor 2014 de stichting officieel te kunnen starten. Doel van de toekomstige stichting is om te streven naar een duurzame instandhouding van Twentse cultuurhistorische boerenerven. Dit wil de stichting bepleiten door mensen bewust te maken van het aanwezig agrarisch erfgoed in Twente en hen hulp en/of advies geven bij het in stand houden van de karakteristieke Twentse gebouwen en cultuurhistorische elementen (pers.com Gerard Hazewinkel en Edith Rotman, 20 september, 2013). Figuur 1.1 geeft de maatschappelijke verhouding weer van cultuurhistorische boerenerven in Twente zoals gezien wordt door Stichting Twentse Erven. Figuur 1.1

[1] Bewoners (eigenaar)

[1] Bewoners - investeren - restauratie - belemmeringen t.a.v. bouwen

[2] Toeschouwers - consumeren - recreatie - esthetiek landschap

[3] Overheid en organisaties faciliteren [2] Toeschouwers (recreanten, dorpsbewoners)

[3] Overheid (gemeente, organisaties)

- opleggen monumentale status - subsidieverlening - wet en regelgeving (BP)

6


De driehoeksverhouding laat relaties zien tussen toeschouwers, overheid en de bewoners. Het probleem dat zich voordoet is dat de toeschouwer baat heeft van de aanwezigheid van het cultuurhistorisch Twents boerenerf. Het draagt bij aan de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving en biedt recreatieve mogelijkheden (recreëren in een agrarisch landschap). De gemeente faciliteert hierin door in te zetten op recreatievoorzieningen, subsidie en het opleggen van een monumentale status. Echter, de enige dat nadeel ondervindt van het cultuurhistorisch boerenerf is de bewoner zelf. Zij moeten voor de kosten opdragen (investeren) en ondervinden belemmeringen voor hun erf met opstallen. Hoewel het lijkt alsof de eigenaar alleen maar nadelen ondervindt, heeft zij ook werkelijk wel profijt van een cultuurhistorisch Twents erf vanwege zijn schoonheid en vastgoedwaarde. Stichting Twentse Erven wil zoeken naar instrumenten om deze cultuurhistorische boerenerven duurzaam in stand te houden en de bewoners hier advies in geven. Belangrijke basis daarbij is om te kijken wat een cultuurhistorisch Twents boerenerf is en wat gemeenten doen om deze in stand te houden. Dit onderzoek dient een helder beeld te geven van de huidige instrumenten en de energie die gemeenten in Twente* benutten voor de instandhouding van cultuurhistorische Twentse boerenerven. Hiervoor is het noodzakelijk om te kijken naar de definitie die gemeenten hanteren voor cultuurhistorische Twentse boerenerven. Wanneer is een erf een cultuurhistorisch Twents erf? Wat zijn de overeenkomsten en verschillen van de gemeenten in Twente en wat is er over dit begrip in de literatuur te vinden? Op die manier wordt gehoopt een overzicht te krijgen van de gemeenten in Twente in relatie tot cultuurhistorische Twentse erven. Hieruit kan door de stichting een uniforme definitie aanbevolen worden die de stichting kan gebruiken in het nastreven van haar doelen. Tevens geeft het onderzoek de stichting een overzicht van de instrumenten die gemeenten in Twente gebruiken om de instandhouding na te streven. In het onderzoek wordt niet onderzocht wat het best passende instrument voor gemeenten is om de instandhouding te waarborgen. Het onderzoek richt zich enkel op het in beeld brengen van het beleid dat gemeenten hanteren en de wijze waarop zij de doelen in het beleid wensen te behalen. Daarnaast om te onderzoeken welke definities gemeenten in Twente hanteren voor cultuurhistorische Twentse erven en wat hierover in de literatuur te vinden is. In het onderzoek wordt om die reden alleen ingegaan op de gemeenten in Twente en worden andere actoren nagenoeg buiten beschouwing gelaten. *Gemeente Almelo, Borne, Dinkelland, Enschede, Haaksbergen, Hellendoorn, Hengelo, Hof van Twente, Losser, Oldenzaal, Rijssen-Holten, Tubbergen, Twenterand en Wierden. (Dinkelland en Tubbergen = Noaberkracht)

1.1.2 Doel en centrale vraagstelling Dit onderzoek verschaft inzicht en kennis voor Stichting Twentse Erven voor de instandhouding van cultuurhistorische Twentse boerenerven. Er wordt een bijdrage geleverd aan de doelstelling door middel van het uitvoeren van dit onderzoek. Hierbij wordt een overzicht gegeven van de mogelijke activiteiten die de stichting kan ontplooien om een bijdrage te leveren aan de instandhouding van deze erven, gebaseerd op de stand van zaken van wat gemeenten momenteel doen om de instandhouding na te streven. Stichting Twentse Erven wil meer kennis over wat gemeenten in Twente doen voor de instandhouding van cultuurhistorische Twentse boerenerven. Belangrijk daarbij is wat het begrip betekent en welke definities gemeenten gebruiken. Tevens is hierbij belangrijk welke kenmerken en karakteristieken Twentse boerenerven bezitten om zo een beter meetbaar begrip te vormen. Daarnaast moet ook onderzocht worden wat de doelen en het beleid van gemeenten zijn samen met de instrumenten en regelgeving die zij hanteren om de instandhouding te waarborgen. Aan de hand van de bovenstaande doelstelling kan de volgende vraagstelling geformuleerd worden: Wat doen gemeenten in Twente om cultuurhistorische Twentse boerenerven¹ in stand te houden en welke activiteiten kan Stichting Twentse Erven ontplooien voor de instandhouding van deze erven gebaseerd op een definitie voor cultuurhistorische Twentse boerenerven? ¹ ‘cultuurhistorische Twentse boerenerven’: De Twentse boerenerven die gemeenten in Twente zien als cultuurhistorisch waardevol.

7


Om een antwoord te vinden op de centrale vraag, is deze onderverdeeld in een aantal deelvragen. De antwoorden op de deelvragen geven uiteindelijk samen antwoord op de centrale vraagstelling. De volgende deelvragen zijn geformuleerd: 1. Wat zijn de kenmerken/karakteristieken van cultuurhistorische Twentse boerenerven uit de literatuur die een basis vormen voor een definitie van cultuurhistorische Twentse boerenerven? 2. Wat verstaan gemeente in Twente onder het begrip ‘cultuurhistorisch Twents boerenerf? 3. Welke doelen hebben de Twentse gemeenten met betrekking tot instandhouding van cultuurhistorische Twentse boerenerven en welke instrumenten zetten zij in om die doelen te bereiken? 4. Wat zijn de overeenkomsten en verschillen in de definities die gemeenten in Twente hanteren voor cultuurhistorische Twentse boerenerven? 5. Wat kan voor Stichting Twentse Erven een definitie worden voor cultuurhistorische Twentse boerenerven die gebaseerd is op de bevindingen uit het onderzoek en welke activiteiten kan de stichting ontplooien om gemeenten te adviseren en te ondersteunen over de instandhouding van cultuurhistorische Twentse boerenerven?

1.1.3 Maatschappelijke relevantie en bruikbaarheid Dit onderzoek is maatschappelijk relevant. Omdat het onderzoek bijdraagt aan het nastreven van de doelen van de stichting, draagt het indirect bij aan de instandhouding van cultureel erfgoed in Twente. Het resultaat van het onderzoek verschaft inzicht en kennis voor Stichting Twentse Erven. Dit is relevant voor het voortbestaan van interessante plekken. Deze plekken vormen een meerwaarde voor het landschap en stimuleert recreatie en toerisme. Tevens is het onderzoek relevant voor de gemeenten in Twente (de betrokkenen). Dit onderzoek geeft hen de kans om de koppen bij elkaar te steken, wellicht op aanzet van de stichting, om van elkaar te kunnen leren en meer samen te werken. Verwacht wordt dat hierdoor de kwaliteit van de instandhouding van cultuurhistorische Twentse boerenerven wordt vergroot. Stichting Twentse Erven zal de resultaten van dit onderzoek gebruiken om activiteiten te ontplooien. Dit zouden de activiteiten kunnen zijn zoals in dit onderzoek is aanbevolen. De activiteiten die de stichting gebruikt kunnen gebaseerd zijn op de resultaten uit het onderzoek. Op die manier kan de stichting zich gerichter inzetten op belangrijke onderdelen om voor de instandhouding te streven. Tevens geeft dit onderzoek de stichting de kans om gemeenten te confronteren met de bevindingen en kan het eventueel in gesprek gaan met Het Oversticht om verdere afbakening van de activiteiten te bewerkstelligen.

1.2 Leeswijzer In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de methodiek die gebruikt is in dit onderzoek. Daarbij wordt ingegaan op de methodische karakterisering van het onderzoek en de onderzoeksinstrumenten met verantwoording. Hoofdstuk 3 geeft een overzicht van de gevonden kenmerken en karakteristieken van Twentse erven. Hierbij is eerst gekeken naar de definities van de woorden van het begrip ‘cultuurhistorische Twentse boerenerven’ en naar de relatie tussen kenmerken en het begrip. Hoofdstuk 4 geeft een overzicht van de doelen, instrumenten en regelgeving die gemeenten in Twente hanteren om de instandhouding van Twentse erven na te streven. Hierbij is tevens gekeken naar de overeenkomsten en verschillen en een blik op de toekomst en mogelijk samenwerking. Hoofdstuk 5 biedt mogelijkheden voor Stichting Twentse Erven om activiteiten te ontplooien, gebaseerd op de bevindingen uit het onderzoek. Daarbij is ook gekeken naar een mogelijke definitie voor cultuurhistorische Twentse boerenerven zoals de stichting deze kan gebruiken. Ten slotte zijn in hoofdstuk 6 de conclusie, discussie en suggesties voor nader onderzoek weergegeven.

8


2. METHODOLOGIE 2.1 Methodische karakterisering Het onderzoek betreft een deel exploratief, dat kwalitatief van aard is, en een deel beschrijvend onderzoek. Een exploratief onderzoek beschrijft niet alleen de gegevens (doelen en instrumenten van gemeenten), maar gaat ook verder in het zoeken naar de verschillen en waarom bepaalde gegevens verschillend zijn (overeenkomsten en verschillen) (Verhoeven, 2010). Het exploratief onderzoek is opgebouwd uit een deel beschrijvend en een deel waarin nagegaan wordt waarom bepaalde keuzes zijn gemaakt. Het beschrijvend deel heeft betrekking op het onderzoeken van het beleid, de instrumenten en regelgeving die gemeenten in Twente hanteren voor instandhouding van cultuurhistorische Twentse boerenerven. Dit geeft de status quo van wat gemeenten momenteel doen. Echter, dit geeft nog niet een compleet beeld van wat de redenen hiertoe zijn. Dat is de reden dat verder is gekeken. Er is gekeken naar de keuzes van gemeenten voor het te voeren beleid, wat zij in de toekomst denken te doen om de instandhouding te waarborgen enz. Dit is onderzocht door middel van het afleggen van interviews (zie paragraaf 2.2). Op die manier worden de achtergronden van de keuzes van gemeenten helder en kunnen verbanden gelegd worden. Dit maakt het onderzoek exploratief van aard (Baanstra, 2012). Dit onderzoek betreft dus een kwalitatief onderzoek; waarbij een deel beschrijvend is (wat doen gemeenten voor instandhouding van Twentse erven) en een deel waarin wordt vergeleken (waarin verschillen de gemeenten). Daarbij wordt tevens gekeken naar waarom de gemeenten verschillen en wat hier de achtergronden bij zijn. Dit is verklarend van aard en geeft een helder beeld van de gemeenten in Twentse in relatie met instandhouding van cultuurhistorische Twentse boerenerven (Verhoeven, 2010).

2.2 Onderzoeksinstrumenten en verantwoording In dit onderzoek zijn verschillende onderzoeksinstrumenten gebruikt om antwoorden op de deelvragen te vinden. Onderstaand is per deelvraag het onderzoeksinstrument toegelicht en is ingegaan op de keuze van het instrument. Om meer kennis en inzicht te krijgen in de stand van zaken en om een beeld te krijgen van de situatie zijn gesprekken gevoerd met een aantal mensen:  Pratensis (Edith Rotman) en Stichting Twentse Erven (Gerard Hazewinkel) In een startgesprek is al wat gefilosofeerd over wat onder andere aanleiding is voor de oprichting van de stichting en is gediscussieerd over kansen en belemmeringen voor de stichting. Dit is onder andere meegenomen in de interviews.  Erve Geerdink (Jos Hövels) en Erve Deperman (Jeroen Aarnink) Via een mini-interview is informatie verschaft over wat eigenaren van rijksmonumenten zien als kansen, belemmeringen en de manier waarop zij naar een dergelijk erf kijken. Hoewel dit niet direct van belang is voor dit onderzoek, draagt het wel bij aan inzicht en kennis. De kennis en inzicht is vooral gebuikt in de interviews, om meer informatie los te krijgen. (zie bijlage 3, verslag mini-interviews boerderijeigenaren)  Landschap Overijssel (Nicole Oude Wesselink) Mevrouw Oude Wesselink is per mail gevraagd naar de huidige stand van zaken wat betreft Groene en Blauwe Diensten. Tevens is gevraagd hoe lang deze regeling nog wordt uitgevoerd. Dit was van belang om niet alleen de huidige stand van zaken bij de gemeenten weer te geven maar ook een blik op de toekomst te werpen.  Het Oversticht (Anneke Coops) Mevrouw Coops is geïnterviewd als expert op instandhouding van cultuurhistorische Twentse boerenerven. Dit interview is half gestructureerd afgenomen om zo meer de diepte in te gaan en door te vragen op antwoorden die gegeven werden. De data van dit interview zijn ook gebruikt in de interviews met de gemeenten en ten behoeve van mogelijke activiteiten voor Stichting Twentse Erven. (zie bijlage 6, notulenschrift) In bijlage 1 is een overzicht te geven van de onderzoekstrategie zoals deze is uitgevoerd. 9


1. Wat zijn de kenmerk en/karakteristieken van cultuurhistorische Twentse boerenerven uit de literatuur die een basis vormen voor een definitie van cultuurhistorische Twentse boerenerven? Bij het zoeken naar het antwoord op deze vraag is gebruik gemaakt van kwalitatief bureauonderzoek. Er is in de literatuur gezocht naar de kenmerken en karakteristieken van cultuurhistorische Twentse boerenerven. Via Google en in boeken zijn de kenmerken onderzocht. Bij het zoeken is gebruik gemaakt van verschillende zoektermen, zoals: karakteristieken, kenmerken, types, varianten, landschapselementen, erfensembles, cultuurhistorie enz. Op die manier wordt breed gezocht naar kenmerken en karakteristieken. Dit heeft uiteindelijk geresulteerd in een overzicht van kenmerken en karakteristieken (zie bijlage 4, analyse kenmerken en cultuurhistorische Twentse boerenerven). Hierbij is gekeken wat naar de relatie tussen het begrip ‘cultuurhistorische Twentse boerenerven’ en naar de kenmerken zodat via een basisdefinitie inzicht en afbakening is gecreëerd voor de andere onderzoeksstappen. 2. Wat verstaan gemeente in Twente onder het begrip ‘cultuurhistorisch Twents boerenerf? Via half gestructureerde interviews bij gemeenteambtenaren, is geprobeerd te achterhalen of gemeenten gebruik maken van definities of wat zij verstaan onder het begrip ‘cultuurhistorische Twentse boerenerven’. Dit is bewust via halfgestructureerde interviews gedaan om zo dieper in te gaan op de achtergronden. 3. Welke doelen hebben de Twentse gemeenten met betrekking tot instandhouding van cultuurhistorische Twentse boerenerven en welke instrumenten zetten zij in om die doelen te bereiken? Met behulp van (grijs) literatuuronderzoek is een overzicht gegeven van het beleid en de regelgeving over cultuurhistorische Twentse erven (zie bijlage 5, analyse beleid en regelgeving Twentse gemeenten). Hierbij is via internet (Google) gezocht naar beleidsnota’s, beleidsdocumenten, landschapsontwikkelingsplannen, VAB-beleid, Streekeigen Huis en Erf en Groene en Blauwe Diensten. Daarnaast is ook specifiek op de sites van de verschillende gemeenten gekeken. Tevens is ten behoeve van het beleid ook in de toelichting van het bestemmingsplan gekeken, waar in hoofdlijnen het beleid van de gemeente staat beschreven. Zo is gecheckt of niet iets vergeten is. Het beleid en regelgeving is gebruikt om in de interviews dieper in te gaan op de achtergronden (instrumenten) van het beleid en regelgeving. Tevens is vervolgens gevraagd waarom hier bepaalde keuzes zijn gemaakt. Deze interviews zijn half gestructureerd afgenomen om ook hier dieper in te gaan op de achtergronden. 4. Wat zijn de overeenkomsten en verschillen in de definities die gemeenten in Twente hanteren voor cultuurhistorische Twentse boerenerven? De vergelijkingen in definities was het de bedoeling om gebruik te maken van een tekstanalyse. Echter, in de praktijk is geconstateerd dat vrijwel alle gemeenten geen eigen definitie hanteren voor ‘cultuurhistorische Twentse boerenerven’ en dus geen duidelijk vergelijking kan worden gemaakt. Enkele gemeenten maken indirect gebruik van de definitie zoals Het Oversticht deze hanteert. Ten behoeve van deze gemeenten is een overzicht gegeven en is gebruikgemaakt van tekstanalyse. 5. Wat kan voor Stichting Twentse Erven een definitie worden voor cultuurhistorische Twentse boerenerven die gebaseerd is op de bevindingen uit het onderzoek en welke activiteiten kan de stichting ontplooien om gemeenten te adviseren en te ondersteunen over de instandhouding van cultuurhistorische Twentse boerenerven? Deze vraag sluit goed aan op de conclusies. Via een tekstanalyse is gekeken naar de bevindingen in het onderzoek (bij de voorgaande vragen) en de verwachtingen van gemeenten ten opzichte van taken voor de stichting. Er is gekeken welke mogelijke taken Stichting Twentse Erven op zich kan nemen die voortvloeiden uit interviews met gemeenten en Het Oversticht. Tevens is via tekstanalyse gekeken naar de manier waarop een afbakening voor de stichting kan worden opgesteld die gebaseerd op de bevindingen uit deelvraag 1 en uit de interviews met de gemeenten. De manier waarop de interviews van enige structuur is voorzien, is te lezen in de inleiding van het Notulenschrift (bijlage 6) net als de manier waarop zij benaderd zijn. Tevens is hier ook verder ingegaan op de geïnterviewde gemeenten en de reden waarom enkele gemeenten niet geïnterviewd zijn. Om de betrouwbaarheid van de interviews zeker te stellen (te waarborgen) zijn alle interviews geaccordeerd door de geïnterviewden. Op deze manier is aangetoond dat de gemaakte notulen een correct beeld geven van de geïnterviewden.

10


3. KENMERKEN EN KARAKTERISTIEKEN VAN TWENTSE ERVEN In dit hoofdstuk is het begrip ‘cultuurhistorische Twentse boerenerven’ ontleed zodat een beter beeld van de betekenis gegeven kan worden. Vervolgens is gekeken naar de kenmerken en karakteristieken van cultuurhistorische Twentse boerenerven in de literatuur. Ten slotte is gekeken naar de relatie die het begrip dat ontleden is, heeft met de kenmerken en of deze overeenkomen. Deze data zijn gebruikt om tijdens de interviews met de gemeenten een beter beeld te krijgen van het begrip en tevens biedt het een basis voor een te hanteren definitie voor Stichting Twentse Erven.

3.1 Ontleding van het begrip cultuurhistorische Twentse boerenerven Cultuurhistorische Twentse boerenerven is een begrip dat ontastbaar is en waar verschillend naar gekeken kan worden. Ter voorbereiding op het bureauonderzoek is daarom gekeken naar de definities van de verschillende woorden die samen het begrip ‘cultuurhistorische Twentse boerenerven’ vormen. Deze definities samen geven een basisoverzicht dat richting geeft aan het begrip. Op die manier kan de definitie voor cultuurhistorisch Twents boerenerf ook gemaakt worden op basis van de ontleden woorddefinities. Er zijn drie definities opgezocht in de literatuur om een brede kijk te krijgen op wat in de literatuur hier over geschreven is. Cultuurhistorie 1. Volgens de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed bestaat het begrip cultuurhistorie uit drie aspecten (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, 2013):  Historische (stede)bouwkunde / bovengrondse monumentenzorg (voorbeelden: kerken, oude boerderijen, kastelen of landhuizen maar ook beschermde stads- en dorpsgezichten).  Archeologie (voorbeelden: sporen en vondsten van menselijk handelen in het verleden, graven of potscherven).  Cultuurlandschap/historische geografie (voorbeelden: alle landschappelijke elementen als gevolg van menselijk handelen in het verleden, verkavelingspatronen, pestbosjes, landgoederenzones of ontginningsassen). 2. Gemeente Utrechtse Heuvelrug hanteert een soortgelijke definitie voor het begrip: “Cultuurhistorie is in Nederland een bredere term voor de combinatie van een aantal ruimtelijke wetenschappen, met name archeologie, historische geografie, historische bouwkunde, historische ecologie en een variabel aantal andere wetenschappen…” (Gemeente Utrechtse Heuvelrug, 2010). 3. Res Nova (een samenwerkingsverband dat bestaat uit specialisten in de erfgoedsector) verstaat onder cultuurhistorie: “beschavingsgeschiedenis. Geschiedenis van alles wat door mensen gemaakt is en niet op natuurlijke wijze, of als een ‘deux ex machina’ ontstaan is. het is daarmee breder dan bijvoorbeeld kunstgeschiedenis. Alle bouwwerken horen erbij maar bijvoorbeeld ook landschappelijke patronen (wallen, hagen, akkers, polders; zowel boven als onder het maaiveld). (Oude) staatkundige patronen (landgrenzen) en bijvoorbeeld de invloed van religie eveneens.” (Res Nova, 2013) Boerenerf 1. Het Nederlandse Landschap verstaat onder een boerenerf het volgende: “De grond rondom de boerderij die niet gebruikt wordt voor de verbouw van producten of beweiding, maar voor de verwerking en de opslag van de producten.” (Het Nederlands Landschap, 2013) 2. In een boek over boerenerven in Groningen wordt het volgende als definitie gehanteerd: “…een al of niet omheind stuk grond met gebouwen en onbebouwde ruimte, die samen een eenheid vormen. Onbebouwde ruimten tussen en rondom de boerderij bestaat uit de tuin en de agrarische gebruiksruimte”. (Scholtens, 2004)

11


3. In een basiscursus handleiding over boerenerven wordt boerenerf als volgt gedefinieerd: “Het boerenerf bestaat doorgaans uit een begrensd stuk grond dat ten dele bebouwd is. De bebouwing wordt gevormd door de boerderij (het woonhuis met bijbehorende stallen, schuren en zolders onder één dak) met soms een toevoeging van losse bouwelementen: bakhuis, wagenschuur, kapbergen, kippen-en/of varkenshokken.” (Maters & De Vries, 2005) Twente Twente is een regio die bestaat uit 14 gemeenten: gemeente Almelo, Borne, Dinkelland, Enschede, Haaksbergen, Hellendoorn, Hengelo, Hof van Twente, Losser, Oldenzaal, Rijssen-Holten, Tubbergen, Twenterand en Wierden. Deze gemeenten werken samen binnen de organisatie Regio Twente. Het oppervlak van deze gemeenten bij elkaar vormt het totale oppervlak voor Twente. Ten behoeve van dit onderzoek is voor cultuurhistorie gebruikgemaakt van de definitie zoals Rijksdienst deze hanteert. Deze definitie is het meest uitgebreid en het meest meetbaar en vormt daarom een meer afgebakende definitie. Ten behoeve van boerenerf wordt gebruikgemaakt van de definitie van Maters en De Vries. Deze definitie lijkt het meest toepasbaar op cultuurhistorische boerenerven en beschrijft de definitie erg uitgebreid. Voor de regio Twente wordt het samenwerkingsverband ‘Regio Twente’ bedoeld, welke bestaat uit de veertien genoemde gemeenten.

3.2 De kenmerken en karakteristieken Wanneer Twentenaren gevraagd worden wat de kenmerken en karakteristieken zijn van cultuurhistorische Twentse boerenerven, is de kans groot dat zeer uiteenlopende antwoorden worden gegeven. In het bureauonderzoek is daarom gezocht naar de kenmerken en karakteristieken van deze erven om het begrip tastbaarder te maken. Dit geeft voor Stichting Twentse Erven een meer meetbaar begrip dat zij als basis kan gebruiken in het nastreven van haar doelen. Uit het bureauonderzoek naar de kenmerken en karakteristieken van cultuurhistorische Twentse boerenerven is gebleken dat in de literatuur relatief weinig over dit onderwerp geschreven is. De kenmerken en karakteristieken, volgens het literatuuronderzoek, zijn onder te verdelen in drie categorieën:  Boerderij (gebouw) met karakteristieken voor de desbetreffende boerderijvariant (paragraaf 3.2.1);  Cultuurhistorische erfinrichting inclusief beplanting en type bijgebouwen (paragraaf 3.2.2);  Relatie met de omgeving zoals nederzetting/ligging en gebruik (paragraaf 3.2.3); De basis die gelegd gaat worden voor de definitie van cultuurhistorische boerenerven is gebaseerd op deze categorieën met hun kenmerken. Voor de volledige analyse wordt verwezen naar bijlage 4.

3.2.1 Kenmerken van Twentse cultuurhistorische boerderijen De kenmerken en karakteristieken van de Twentse boerderijen is volgens H. Hagens (1993) samen te vatten in drie boerderijvarianten die in de regio voorkomen. Dit zijn de volgende varianten:  Boerderijen met loodrechte gevels Boerderijen met loodrechte gevels zijn kenmerkend door de volgende kenmerken: - aanwezigheid van gevelconsoles (vaak met en soms zonder opschrift) - vensters die zijn ingepast in het houtskelet van de boerderij - achtergevel die is voorzien van onderschoer - de aanwezigheid van een grote niendeur en/of rondbogen - vakwerkbouw en rode dakpannen - voorgevel voorzien van eikenhouten planken (Het Oversticht, 2009) - duidelijke rechthoekige plattegrond (Het Oversticht, 2009) - mestdeurtjes achter het vee in de stalmuren  Boerderijen met een wolfdak Boerderijen met een wolfdak zijn kenmerkend door de volgende kenmerken: - de daken zijn voorzien van een wolfeind (een welvelend kap) - aanwezigheid van de overgang tussen houten gevels en wolfdak (voorgevel bestaat uit een houten topgevel terwijl de achterkant voorzien is van een wolfkap) - aanwezigheid van de Fusswalm (aanbouwen naast de niendeuren) - vaak combinatie van riet en dakpannen (soms ook geheel in riet uitgevoerd)

12


 L- of T-huizen (dwarshuis) L- of T-huizen zijn kenmerkend door de volgende kenmerken: - de aanwezigheid van de boerderij in burgerstijl (het voorbouwen van burgerwoningen aan de boerderij) - de aanwezigheid van voorhuizen (een grote woning voor niet-agrarische mensen waarvan vaak de woning niet past bij de architectuur van de boerderij zelf) Uit het bureauonderzoek zijn ook een aantal kenmerken ten aanzien van bijgebouwen te noemen (Hagens, 1993):

 

aanwezigheid van een erker, achteroet of achterheerd een kamer aan het huis (bovenkamer) of een apart woonhuisje op het erf (vaak te zien aan de constructie die afwijkend is aan die van de boerderij zelf)

3.2.2 Kenmerken van de Twentse cultuurhistorische boerenerfinrichting Ten aanzien van Twentse cultuurhistorische boerenerfinrichting zijn meerdere kenmerken te noemen. Opvallend is dat er veel verschillen zitten in de cultuurhistorische boerenerven in Twente. De volgende kenmerken kwamen naar voren uit het bureauonderzoek (Het Oversticht, 2009) (Hagens, 1993): - De boerenhuizen liggen meestal met de grote niendeur op het zuiden - Op het erf was vaak een potstal, schaapskooi of bakhuisje aanwezig (het bakhuisje is meestal aan de voorkant van het huis te vinden) - Het erf werd vaak omheind met gevlochten omheining of houten hekken - Een willekeurige indeling van kleine en grote gebouwen op het erf (los erf-ensemble) - Vaak zijn de gebouwen (met name in Noordoost Twente) voorzien van rode dakpannen en witte windveren - Wallen die om de erven liggen om de boerderij te beschermen tegen wild. Deze wallen zijn dan vaak voorzien van groen. - Eiken (gaarden) op de erven - Buxusbol en (hoge) buxushaag bij de voordeur - Bescheiden siertuin en combinatie met nutstuin voor de voorgevel door een haag - Taxusstruik op het erf - Veldkeien in een eenvoudig patroon aangelegd - Meng van Oost Twentse kenmerken en Sallandse kenmerken

3.2.3 Kenmerken van de relaties die Twentse cultuurhistorische boerenerven hebben met de omgeving Een belangrijk kenmerk voor een cultuurhistorisch Twents boerenerf is het gebruik van de omgeving. Het Oversticht (Het Oversticht, 2009) geeft aan dat erven een hechte relatie hebben met het omringende landschap, bijvoorbeeld door hun ligging aan de rand van open essen. De volgende kenmerken zijn hierop van toepassing volgens Het Oversticht (2009): - Van oudsher veel gebruik gemaakt van eiken die uit de omgeving kwamen - De erven in Twente liggen vaak aan de randen van hoger gelegen zandruggen of stuwwal - De Twentse erven zijn gelegen aan één van de volgende type nederzettingen: flank-esnederzettingen, krans-es-nederzettingen, zwerm-es-nederzettingen of kern-es-nederzettingen Wat over het algemeen kenmerkend is voor cultuurhistorische Twentse boerenerven is dat er een diverse hoeveelheid vormen aan boerderijen zijn. Concluderend kan gezegd worden dat er veel kenmerken en karakteristieken zijn. De manier waarop deze kenmerken toegepast zijn op cultuurhistorische Twentse boerenerven is afhankelijk van de situatie, tijdsperiode en ligging inde streek.

13


3.3 Kenmerken en karakteristieken in relatie met het begrip Uit het literatuuronderzoek zijn drie hoofdonderdelen te noemen waarbinnen de kenmerken en karakteristieken vallen. Dit zijn de volgende hoofdonderdelen:  Kenmerken van de boerderij zelf (het gebouw), zie paragraaf 3.2.1  Kenmerken van het boerenerf (de inrichting), zie paragraaf 3.2.2  Kenmerken van het erf in relatie met de omgeving, zie paragraaf 3.2.3 Vergelijken we deze met de definities van het begrip dat ontleden is, dan kan deels gesproken worden van overeenkomsten. Figuur 1 geeft weer welke relatie het begrip ‘cultuurhistorische Twentse boerenerven’ heeft met de kenmerken zoals deze in de literatuur gevonden zijn. Ten behoeve van het begrip zijn de, in paragraaf 3.1, genoemde definities gehanteerd. Figuur 1- Relatie kenmerken en het begrip Kenmerken en karakteristieken

Kenmerken van de boerderij zelf (het gebouw)

Begrip cultuurhistorische Twentse boerenerven Cultuurhistorie - historische (stede) bouwkundige / bovengrondse monumentenzorg - archeologie - cultuurlandschap / historische geografie

Kenmerken van het boerenerf (de inrichting) Boerenerf - …een begrensd stuk grond dat ten dele is bebouwd… kenmerken van het erf in relatie met de omgeving

Twente - de 14 gemeenten

Figuur 1 geeft een wat abstracter beeld van de relaties, maar wanneer naar de specifieke kenmerken van de hoofdonderdelen gekeken wordt, zijn wel degelijk overeenkomsten aanwezig. Zo hebben alle kenmerken een relatie met de definitie ‘Twente’ gezien alle kenmerken typische Twentse karakteristieken zijn. De kenmerken van de boerderij zelf hebben een relatie met de historische bouwkundige / bovengrondse monumentenzorg omdat constructief veel onderdelen kenmerken zijn voor Twentse boerenerven zoals in het onderzoek naar voren is gekomen. Tevens zijn in Twente boerderijen opgenomen op de gemeentelijke monumentenlijst. Ook de kenmerken van het erf in relatie met de omgeving heeft een overeenkomst met het begrip ‘cultuurhistorie’. Deze kenmerken gaan over het type nederzettingen en de ligging van de boerderijen welke onderdeel vormen van het cultuurlandschap en de historische geografie (bodemsamenstelling ten opzichte van ligging van boerderijen). Het boerenerf heeft een relatie met de definitie ‘boerenerf’ gezien de kenmerken van een boerenerf ingaan op omheiningen, beplantingen en inrichting (samenstelling) van het erf. Echter, wat wel opvallend is, is dat het onderdeel archeologie van het begrip ‘cultuurhistorie’ geen relatie kent met de kenmerken en karakteristieken. Hoewel aangenomen kan worden dat in de praktijk eeuwenoude erven in het bestemmingsplan voorzien zijn van archeologische waarden, is dit geen kenmerk of karakteristiek van een dergelijk boerenerf en is daarom niet in het onderzoek betrokken. De verklaring dat archeologie niet is opgenomen is als kenmerk, komt waarschijnlijk doordat het niet zichtbaar is.

14


4. TWENTSE GEMEENTEN EN CULUURHISTORISCHE ERVEN In dit hoofdstuk is door middel van literatuuronderzoek en half gestructureerde interviews onderzocht welke definities Twentse gemeenten hanteren voor ‘cultuurhistorische Twentse boerenerven’. Tevens wordt gekeken naar het beleid, de doelen en de instrumenten die Twentse gemeenten hanteren om te kijken wat zij daadwerkelijk doen om voor instandhouding van deze erven. Bij de interviews is daar verder op ingegaan door dieper in te gaan op de achtergronden, toekomst en mogelijkheden.

4.1 Definities Twentse gemeenten Uit de interviews is naar voren gekomen dat geen enkele gemeente in Twente een eigen definitie voor cultuurhistorische Twentse boerenerven hanteert of een soortgelijke definitie (afbakening). De analyse hiervan is in tabel 1 weergegeven. Uit de interviews is duidelijk geworden dat wel veel gemeenten gebruikmaken van indirecte definities (definities zoals andere partijen deze hanteren). Zie tabel 1 voor de analyse op de definities van Twentse gemeenten. Tabel 1- Definities Twentse gemeenten

Definities

JA

NEE

Gemeente Almelo Gemeente Borne Gemeente Enschede Gemeente Haaksbergen

X

Gemeente Hellendoorn Gemeente Hengelo Gemeente Hof van Twente Gemeente Losser Noaberkracht Gemeente Rijssen-Holten Gemeente Wierden

X X

JA, indirecte definitie* X X X

X X X X X

Opmerkingen

afbakening via erfgoedcommissie indirect via historische vereniging (inventarisatie) indirect via Het Oversticht (inventarisatie) voorheen wel een soort afbakening gehad wel veel samenwerking met Stichting Sallands Erfgoed wel afbakening in nieuw beleid (in uitvoering) indirect via Het Oversticht (inventarisatie) indirect via Het Oversticht (inventarisatie) indirect via Het Oversticht (inventarisatie) indirect via Het Oversticht (inventarisatie) indirect via Het Oversticht (inventarisatie)

* definitie die de gemeente indirect gebruikt via een andere partij

Het valt op dat gemeenten veelal indirect gebruik maken van een definitie voor: ‘cultuurhistorische Twentse boerenerven’. Hoewel, gemeente Hengelo (Stegeman, 2013) aangeeft dat zij wel bezig zijn met nieuw beleid (beleidsnota cultuurhistorisch erfgoed 2014-2022) waarin het een afbakening wil opnemen voor agrarisch erfgoed. Haaksbergen (Ooink, 2013) laat weten dat zij deels de cultuurhistorische erven op gevoel selecteren en hier invulling aan geven. Wel benadrukt Haaksbergen dat het nuttig is om een onafhankelijke partij zoals Het Oversticht hier bij te betrekken. Zoals ook uit tabel 1 blijkt, maken veel gemeenten indirect gebruik van de definitie zoals Het Oversticht deze hanteert. In gesprek met Het Oversticht (Coops, 2013) is naar voren gekomen dat zij cultuurhistorie van boerenerven (inventarisaties) aan de hand van vier aspecten beoordelen, namelijk: kenmerkendheid, zeldzaamheid, ensemblewaarde en gaafheid. Daarnaast biedt Het Oversticht naast deze aspecten, gemeente de mogelijkheid om extra criteria te hanteren voor het opmaken van de inventarisatie. Echter, deze inventarisatie heeft betrekking op ‘karakteristieke panden’ en reikt dus verder dan alleen de cultuurhistorische erven. Voor een meer uitgebreide kijk op wat gemeenten hierover zeggen, wordt verwezen naar bijlage 6.

15


4.2 Beleid en instrumenten Twentse gemeenten In het sectoraal zoeken (grijze literatuuronderzoek) zijn verschillende beleidsdocumenten de revue gepasseerd. Hiermee wordt bedoeld dat in de beleidsdocumenten ook naar onderdelen binnen het begrip ‘cultuurhistorische Twentse boerenerven’ is gekeken (zie ook hoofdstuk 3). Hierbij kan gedacht worden aan: landschappelijke elementen, landschappelijke waarden, erfbeplanting, kenmerkende erven, karakteristieken, cultuurlandschap, nederzettingen en dergelijke. In de zoektocht naar deze beleidsdocumenten is gebleken dat per gemeente moeilijk te achterhalen is in welke documenten zij hun beleid op cultuurhistorie hebben beschreven. Het is dan ook een behoorlijke opgave geweest om alle gemeenten te filteren op het relevante beleid. Echter, het is wel duidelijk geworden dat de gemeenten in Twente erg verschillend omgaan in het voeren van beleid rondom cultuurhistorie. Tijdens het literatuuronderzoek is gebleken dat gemeenten niet of nauwelijks specifiek beleid voeren op cultuurhistorische Twentse boerenerven, of een soortgelijk begrip (agrarisch erfgoed, historische boerderijen enz.). Tijdens het literatuuronderzoek is om die reden gekozen om, net zoals in paragraaf 4.1 bij het zoeken naar definities, ook sectoraal te zoeken. Tabel 2 geeft een overzicht van de gemeenten en hun beleid op cultuurhistorie van Twentse boerenerven. Om een wat meer meetbaar overzicht te krijgen zijn de beleidsdocumenten, met de relevante onderdelen over dit onderwerp, gewaardeerd. In de tabel zijn X’en weergegeven bij de beleidsdocumenten die de gemeente bezit. Het cijfer erachter refereert naar de cijfers hieronder en geven lading aan het beleid van de gemeente. Op deze manier is een overzicht van het beleid te vinden en in welke mate de gemeente specifiek op cultuurhistorische Twentse boerenerven inzet. De onderstaande waardering is gebaseerd op de het beleid van de gemeenten en in de mate waarin deze betrekking hebben op Twentse boerenerven. De waardering is als volgt meetbaar gemaakt: 1. Oppervlakkig beleid op behoud, versterking en/of herstel van cultuurhistorische erven, zoals: verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit en/of landschappelijke kwaliteit. 2. Beleid dat gericht is op behoud, versterking en/of herstel van landschappelijke waarden en cultuurhistorische waarden (landschappelijke inpassing of landschappelijke karakteristieken). 3. Beleid dat specifiek gericht is op de instandhouding, bescherming en/of herstel van karakteristieke boerenerven, historische boerenerven en/of kenmerkende erven. De specifieke beleidsdoelen en een nadere toelichting op de beleidsdocumenten (de werking ervan) zijn te vinden in bijlage 5.

X3

X2

X2

X3

7

X2

X2

X2

12

X2

X2

X1

X3

8

X2

X2

X2

X3

12

X2

X2

X2

X1

7

SCORE

X2

Landschapsontwikeklingsplan / nota

X2

Structuurvisie

Ontwikkelignsperspectief Nationaal Landschap NO-T X3

Groene en Blauwe Diensten

X3

Vrijkomende Agrarische Bebouwing (VAB)

Gemeente Almelo Gemeente Borne Gemeente Dinkelland Gemeente Enschede Gemeente Haaksbergen Gemeente Hellendoorn

Streekeigen Huis en Erf

BELEID

Tabel 2 - Twentse gemeenten en hun beleid

4

16


Gemeente Hengelo Gemeente Hof van Twente Gemeente Losser Gemeente Oldenzaal Gemeente RijssenHolten Gemeente Tubbergen Gemeente Twenterand Gemeente Wierden

X3

X2

X2

X1

X2

X2

X3

5 X3

13

X3

X3

X2

X2

X2

12

X3

X3

X2

X2

X2

12

X2

X2

X1

5

X2

X2

X2

12

X2

X2

X2

6

X2

X2

X3

13

X3

X3

X3

X3

Uit de interviews (bijlage 6) is gebleken dat deze tabel een vertekend beeld geeft (het is immers een momentopname). Dit blijkt uit het feit dat gemeente Hengelo (Stegeman, 2013) momenteel bezig is met het opstellen van nieuw beleid (beleidsnota cultuurhistorisch erfgoed 2014-2022). Tevens zijn er ook gemeenten die aangaven dat zij de instandhouding van deze erven niet regelen via beleid maar via andere wegen. Dit blijkt uit interview met gemeente Rijssen-Holten (Weis-Veen & Brinkers, 2013). Hier werd aangegeven dat de gemeente via het bestemmingsplan de instandhouding regelt. Via maatwerk wordt hier naar oplossingen gezocht. Dit doet gemeente Rijssen-Holten omdat het bestemmingsplan voor de burger meer tastbaar is dan beleidsrapporten. Landschap Overijssel (Nicole Oude Wesselink) gaf aan dat budgetten voor Groene en Blauwe Diensten per gemeente verschilt. Welke budgetten de gemeenten nog over hebben, is nog onduidelijk. Dus blijft deze regeling voor de toekomst nog onzeker. De contracten die afgesloten zijn met initiatiefnemers, zijn wel afgesloten voor 30 jaar en bieden daar garantie op instandhouding. Kortom het beleid van de gemeenten (tabel 2) geeft enkel een momentopname waarvan sommige regelingen voor de toekomst erg onzeker blijven waardoor ook de instandhouding van Twentse erven onzeker blijft. In onderstaande subparagrafen wordt dieper ingegaan op belangrijke onderdelen ten behoeve van het beleid van gemeenten in Twente, zoals deze tijdens de interviews naar voren zijn gekomen. (zie bijlage 6).

4.2.1 Streekeigen Huis en Erf / stimuleringsregeling hĂŠt instrument? Alle gemeenten hebben een uitnodiging ontvangen om deel te nemen aan Streekeigen Huis en Erf (Coops, 2013). Streekeigen Huis en Erf is een stimuleringsregeling (zie bijlage 5). Omdat deze stimuleringsregeling goed aansluit op de instandhouding van cultuurhistorische Twentse erven is tijdens de interviews aan gemeenten gevraagd wat hun bevindingen zijn met de regeling. Tevens is aan gemeenten die niet deelnemen aan dit project, gevraagd waarom zij niet deelnamen. Resultaat van de regeling Uit de interviews blijkt dat de deelnemende gemeenten erg positief staan ten opzichte van Streekeigen Huis en Erf. Zo heeft Haaksbergen 250 deelnemers gehad en geven zij aan dat het een goede oplossing is dat erg stimulerend is (Ooink, 2013). Hetzelfde beeld geeft Hof van Twente weer: in de praktijk is goed te zien dat de stimulering werkt, je ziet de verschillen (Overbeek, 2013). Gemeente Wierden geeft te kennen dat de regeling vooral zijn vruchten heeft afgeworpen omdat het mensen stimuleert (Sluiskes & Grievink, 2013). Volgens gemeente Wierden is stimuleren het uitgangspunt! Het Oversticht geeft aan dat de regeling stimulerend en inspirerend werkt en dat het daarom een succes is geworden (Coops, 2013). Toch geeft Het Oversticht ook aan dat wel veel adviezen zijn gegeven maar dat soms (bijvoorbeeld in gemeente Losser) de uitvoering achterwege blijft. Streekeigen Huis en Erf heeft haar laatste aanvragen 1 oktober binnengekregen en stop de regeling (Coops, 2013).

17


Geen deelname In de Regio Twente zijn 7 gemeenten die deelnemen aan het project ‘Streekeigen Huis en Erf’. Dit betekend dat er 7 gemeenten zijn die niet deelnemen aan het project, te weten: Almelo, Borne, Enschede, Hellendoorn, Hengelo, Rijssen-Holten en Twenterand. In gesprek met deze gemeenten (bijlage 6) kwam naar voren dat de reden hiertoe gebrek aan capaciteit is. Gemeenten hebben geen geld om deel te nemen aan een dergelijk project. Gemeente Losser (Rodenburg, 2013) geeft aan dat zij maar voor een deel meedoen. Hoewel Losser onderdeel uitmaakt van Nationaal Landschap Noordoost Twente, en dus extra geld van het rijk krijgt, hebben zij hier weinig geld voor beschikbaar en doen alleen op het onderdeel ‘groen’ mee. Gemeente Rijssen-Holten (Weis-Veen & Brinkers, 2013) geeft aan dat zij normaliter wel deelnemen aan dergelijke projecten maar dat het waarschijnlijk door politieke prioriteiten niet tot hun is doorgedrongen. Uiteindelijk kan dus gezegd worden dat Streekeigen Huis en Erf zijn vruchten heeft afgeworpen (voor de deelnemende gemeenten). Het blijkt dat gemeenten stimuleringsregelingen erg belangrijk vinden. Antwoord op de vraag of deze regeling ‘hét’ instrument is kan beantwoord worden met: het is een goede manier om mensen te stimuleren de instandhouding te bewaken, zonder dat hierbij strenge regels bij komen kijken. Echter er kunnen meer manieren zijn om mensen te stimuleren dan enkel via Streekeigen Huis en Erf. Tevens speelt geld een belangrijke rol zoals blijkt uit de redenen waarom gemeenten niet deelnemen aan het project.

4.2.2 Wat zijn de verwachtingen van de gemeenten in de toekomst? Omdat gemeenten moeten bezuinigen en veel subsidies eraf gaan, is gevraagd aan de gemeenten wat zij verwachten in de toekomst te doen om de cultuurhistorische boerenerven in stand te houden. Uit de interviews (bijlage 6) kan geconcludeerd worden dat de meeste gemeenten onzeker zijn wat betreft toekomstig beleid en regelgeving op instandhouding van cultuurhistorische boerenerven. De redenen hiervoor zijn dat er geen gelden meer beschikbaar zijn en dat gemeenten deze gelden wel hard nodig hebben voor stimulering (Overbeek, 2013). Tevens wordt het belang aangegeven dat in de toekomst meer geld dient vrij te komen (Schoonderbeek, 2013) (Ooink, 2013). Het Oversticht (Coops, 2013) hoopt in de toekomst op meer subsidies van hogere overheden, geld blijft een belangrijk onderdeel van stimulering en daarbij de instandhouding van cultuurhistorie. Tevens is het voor de toekomst wellicht een oplossing om te zoeken naar particuliere investeerders. Gemeente Borne (Compagner, 2013) geeft aan in de toekomst de instandhouding te willen regelen in het bestemmingsplan, de gemeente heeft simpelweg geen geld om stimuleringsregelingen op te zetten. Hoewel de toekomst onzeker is moet wel rekening gehouden worden met trends om hierop het beleid ook in te richten (Rodenburg, 2013). Hierbij gaat het vooral om trends als: de afname van agrarische bedrijven in het buitengebied en de vergroten van de boerenbedrijven die hun functie behouden. Kortom het is voor gemeenten onzeker wat in de toekomst voor instandhouding van cultuurhistorische Twentse boerenerven gedaan wordt. Wel lijkt stimuleringsregelingen gewenst (die gepaard gaan met subsidies).

4.2.3 Samenwerking op cultuurhistorie van erven gewenst dan wel noodzakelijk? Samenwerking op de instandhouding van cultuurhistorische erven kan volgens de meeste gemeenten een goede oplossing zijn. Zo kan het volgens gemeente Hellendoorn (List, 2013) gemeenten elkaar versterken en geeft Noaberkracht (Schoonderbeek, 2013) aan dat via samenwerking meer efficiëntie bewerkstelligd kan worden. Vaak zijn gemeenten nog geneigd om voor de tweede keer het wiel uit te vinden. Over het algemeen is het volgens de gemeenten in ieder geval wenselijk om hierin samen te werken. Alleen gemeente Rijssen-Holten (Weis-Veen & Brinkers, 2013) geeft aan dat samenwerking niet wenselijk is. De reden die zij hier voor geven is dat gemeenten zich willen onderscheiden van elkaar, zij willen juist hun eigen identiteit goed naar voren laten komen. Samenwerking op instandhouding van cultuurhistorische erven lijkt volgens hen dus niet te werken. Hoewel de andere gemeenten dit niet aangeven, laten gemeenten Borne, Hof van Twente en Losser weten dat er veel verschillen zijn in kenmerken en karakteristieken in de regio Twente. Hier moet bij samenwerking wel rekening mee gehouden worden. Het Oversticht (Coops, 2013) geeft als adviesorgaan aan dat gemeenten behoefte hebben om een waarderingsysteem te gebruiken dat op punten gebaseerd is. Hierdoor kunnen de gemeenten makkelijker, zonder discussie, toetsen of een boerenerf cultuurhistorisch is. Dit kan inte-

18


graal opgezet worden. De vraag of samenwerking op cultuurhistorie van erven gewenst dan wel noodzakelijk is, kan beantwoord worden met: ja het is wenselijk maar niet direct noodzakelijk.

4.3 Regelgeving Twentse gemeenten Gedurende het onderzoek is duidelijk geworden dat cultuurhistorie en gemeentelijke monumenten een belangrijke relatie hebben bij de instandhouding van onder andere cultuurhistorische Twentse boerenerven. Cultuurhistorie is door de Rijksoverheid (Rijksoverheid, 2013) geïmplementeerd in ruimtelijke plannen door middel van de Modernisering Monumentenzorg. Voor de regelgeving specifiek voor de desbetreffende gemeenten, wordt verwezen naar bijlage 5. Hier wordt ook een toelichting gegeven om de MoMo en de monumentenverordening.

4.3.1 Modernisering Monumentenzorg / bestemmingsplannen de oplossing? De Rijksoverheid (Rijksoverheid, 2013) heeft het belang van cultuurhistorie kenbaar gemaakt door het zijn doorwerking te laten krijgen op lagere overheden (gemeenten) door de Modernisering Monumentenzorg (hierna: MoMo). De MoMo kent drie hoofdpunten die veranderingen voor gemeenten met zich meebrengen (Rijksoverheid, 2013): 1. Nieuwe bestemmingen voor oude gebouwen Om verval door leegstand van monumenten tegen te gaan moeten monumenten worden hergebruikt. Dit doet de Rijksoverheid door ‘subsidieregeling stimulering herbestemming monumenten’ 2. Eenvoudige regelgeving voor eigenaren monumenten Dit is een vereenvoudiging van de regels en vergunningen. Vergunningen worden sneller verleend en een vergunning voor een aantal kleine ingrepen in Rijksmonumenten is niet meer noodzakelijk. 3. Cultuurhistorie onderdeel ruimtelijke plannen Rijksoverheid wil niet alleen het monument op zich beschermen maar ook de omgeving ervan. Dit doet de Rijksoverheid door gemeenten de verplichting op te leggen om vanaf 1 januari 2012 verplicht cultuurhistorie op te nemen in bestemmingsplannen (cultuurhistorische waarden). Het laatste punt (hoofdpunt 3) lijkt goed aan te sluiten op de definities van het begrip ‘cultuurhistorische Twentse boerenerven’. Gemeenten zijn verplicht om het belang van cultuurhistorie mee te nemen in bestemmingsplannen. Bestemmingsplannen zijn bindend en dus kan de regelgeving ten behoeve van cultuurhistorie voor Twentse erven gebruik worden om de instandhouding te regelen. Echter, uit de interviews met de gemeenten (zie bijlage 6) wordt hier verschillend mee omgegaan. Gemeente Hellendoorn (List, 2013) geeft bijvoorbeeld aan wel rekening te houden met cultuurhistorie in de bestemmingsplannen, maar dat zij dit minimaal doen om aan de eisen te voldoen. Tevens zijn de gemeenten niet direct voorstander van het opleggen van veel regelgeving ten behoeve van instandhouding van Twentse boerenerven (zie ook paragraaf 4.3.2). In interview met gemeente Wierden, (Sluiskes & Grievink, 2013), werd duidelijk dat mensen gestimuleerd moeten worden om de instandhouding te regelen: “stimuleren is uitgangspunt”. Het opleggen van regels schikt mensen alleen maar af en door hen te stimuleren ervaren zij zelf ook vaak het belang van hun erf en de cultuurhistorie ervan, aldus gemeente Wierden. Tevens is de MoMo ook voor gemeenten een stimulans om zich meer in te zetten op cultuurhistorie, zo blijkt uit interview met gemeente Hengelo (Stegeman, 2013). Stegeman liet weten dat de gemeente Hengelo een nieuwe ‘beleidsnota cultuurhistorisch erfgoed’ opstelt met als aanleiding de MoMo. Omdat het verplicht is vanuit de MoMo en omdat gemeente Hengelo meer beleid wil voeren op cultuurhistorie. De MoMo kan voor de instandhouding van cultuurhistorische Twentse boerenerven gezien worden als een belangrijke ontwikkeling. Echter, een belangrijke kanttekening is op zijn plaats. Bestemmingsplannen dienen gemeenten (via regelgeving) om de tien jaar te actualiseren. Dit betekent in het slechtste geval dat gemeenten het cultuurhistorische belang in bestemmingsplannen pas in 2022 zullen implementeren. In de analyse van de bestemmingsplannen van de gemeenten in Twente (zie bijlage 5) is duidelijk geworden dat alle gemeenten in hun bestemmingsplannen rekening houden met

19


cultuurhistorie van Twentse erven. Echter, de regelgeving hierop gaat vaak niet verder dan het opleggen van waarden (cultuurhistorische waarden, landschappelijke waarden, waarden ten behoeve van essen). Er kan dus gezegd worden dat gemeenten in bestemmingsplannen alleen op onderdelen van het begrip ‘cultuurhistorische Twentse boerenerven’ inzetten op de instandhouding ervan. Dit heeft deels te maken met wat gemeenten in de interviews laten weten: namelijk te veel regelgeving is wat niet wenselijk is. Dit in tegenstelling tot gemeente Rijssen-Holten (Weis-Veen & Brinkers, 2013). Zij geven aan dat het bestemmingsplan het juiste middel is om de instandhouding van cultuurhistorische erven te regelen. De MoMo is belangrijk voor cultuurhistorie. Tevens is het bestemmingsplan, gezien zijn juridische status, een goed middel om regels op te leggen en de instandhouding te waarborgen. Echter is de MoMo en het bestemmingsplan de oplossing? Volgens de gemeenten niet, stimuleren blijft voor de instandhouding van cultuurhistorische Twentse erven belangrijker dan het opleggen van regels.

4.3.2 Waarom niet meer cultuurhistorische erven op de gemeentelijke monumentenlijst? Het lijkt logisch dat het opleggen van een monumentale status op een cultuurhistorisch boerenerf de instandhouding ervan waarborgt. Dan zou simpelweg gezegd kunnen worden dat gemeenten de cultuurhistorische erven moet aanwijzen als gemeentelijk monument. Maar wat is de reden dat zij dit niet doen? In interviews met de gemeenten (zie bijlage 6) is duidelijk geworden dat: het opleggen van een monumentale status ten behoeve van de instandhouding van cultuurhistorische Twentse boernerven niet altijd gewenst is. Ook kwam naar voren dat eigenaren van cultuurhistorische erven vaak bang zijn voor te veel belemmeringen. Dit is volgens veel gemeenten een verkeerd beeld en wekt angst op. Er zijn meerdere redenen waarom gemeenten cultuurhistorische boerenerven niet opnemen als gemeentelijk monument:  Het kost de gemeente te veel ‘gedoe’: procedure is ingewikkeld en tijdrovend en leidt vaak tot bezwaren en processen.  Gemeente zelf zet niet of nauwelijks gebouwen of iets dergelijks op de gemeentelijke monumentenlijst.  Alleen parels moeten als gemeentelijke monument worden aangemerkt en niet alles.  Stimulering is belangrijker dan het opleggen van regels.  Voor het college van B&W ligt het gevoelig om regels op te leggen via het toewijzen van gebouwen op de gemeentelijke monumentenlijst.  Het is een zwaar middel voor de eigenaren en tevens biedt het geen oplossing. Hoewel het een logische stap lijkt te zijn, geven de gemeenten aan dat zij dit niet als ‘de oplossing’ zien voor de instandhouding van cultuurhistorie. Noaberkracht (Schoonderbeek, 2013) geeft bijvoorbeeld aan dat het wel een goed middel is en dat zij de slag nog maken om alle cultuurhistorische Twentse boerenerven als gemeentelijk monument aan te wijzen. Dit komt doordat Noaberkracht weinig bezwaren krijgt tegen het opleggen van gemeentelijke monumenten. Dit komt volgens Noaberkracht doordat zij in het voortraject in nauw overleg gaan met de eigenaren. Dit wordt gedaan door de Monumentenraad. Stimuleren lijkt beter te werken dan het opleggen van regelgeving via de monumentenverordening. Zo geven gemeenten Hengelo (Ooink, 2013) en Hof van Twente (Overbeek, 2013) aan dat het voor het behoud van cultuurhistorie van belang is om de parels als gemeentelijk monument aan te wijzen. De overige cultuurhistorische erven moeten vervolgens via stimuleringsregelingen behouden worden (voor zover dat mogelijk is). Verkeerd beeld van regelgeving ten behoeve van monumenten Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat bij het opleggen van een monumentale status, de eigenaren vaak bang zijn dat zij niks meer mogen met hun gebouw/erf. “Burgers denken dat bij het opleggen van een monumentale status helemaal niks meer mogelijk is met het gebouw/erf, dit is echter niet waar. (Compagner, 2013)”. Er kan dus geconcludeerd worden dat veel burgers een verkeerd beeld

20


hebben van de regelgeving ten behoeve van monumenten omdat zij denken niets meer met het gebouw/erf te mogen doen. Gemeenten begeleiden eigenaren van monumenten bij subsidieaanvragen en in procedures Het opleggen van een monumentale status door de gemeente waarborgt de instandhouding van het gebouw/erf. Maar wat doen gemeenten nu eigenlijk om eigenaren van deze monumenten te ondersteunen/begeleiden? Uit de interviews is gebleken dat bijna alle gemeenten de eigenaren van gemeentelijke monumenten ondersteunen/begeleiden. Ondersteunen en begeleiden doen zij bij subsidieaanvragen en bij het vergunningenproces. In sommige gevallen worden de eigenaren van de monumenten in contact gebracht met de Monumentenwacht. Naast het ondersteunen/begeleiden van de eigenaren van monumenten, doen de gemeenten weinig. De reden hiervoor is dat zij te weinig capaciteit (budget) hebben om meer te kunnen doen, zoals gemeente Borne, Haaksbergen en Noaberkracht aangeven. Naast het ondersteunen/begeleiden van gemeentelijke monumenten, is gebleken dat gemeenten wat betreft rijksmonumenten geen ondersteuning bieden. In gesprek met twee eigenaren van een rijksmonument (zie bijlage 3, verslag mini-interviews boerderijeigenaren) blijkt dat wel verwacht wordt van een gemeente om meer te ondersteunen en te begeleiden. Eigenaar van Erve Deperman in Reutum (Aarnink, 2013) gaf aan dat de Monumentenwacht voor hem een groot steunpunt was. Zij waren grondlegger voor restauratie. Tevens werd verwacht van de gemeente dat zij meer zouden doen en meer betrokken zouden zijn. De gemeente stelde zich volledig passief op wat betreft de instandhouding van de boerderij (HĂśvels, 2013). Uit de gesprekken met de bewoners blijkt dus dat van de gemeenten verwacht wordt dat zij ook bij rijksmonumenten zich meer laten zien. Dit lijkt echter raar. Waarom zou een gemeente eigenaren van rijksmonumenten ondersteunen terwijl dit eigenlijk het werk hoort te zijn van de rijksoverheid? Waarschijnlijk (aanname) verwachten burgers van gemeenten om hen te steunen ongeacht om wat het gaat. De rijksoverheid staat verder van de burger. Hierdoor zijn burgers geneigd om eerder bij gemeenten aan te kloppen voor hulp. Gemeente Wierden (Sluiskes & Grievink, 2013) geeft aan dat de gemeente ook weinig te bieden heeft. Subsidies voor rijksmonumenten geschieden via een andere weg, daar waar de gemeente buiten staat. Noaberkracht (Schoonderbeek, 2013) vraagt zich ook af wat een gemeente hierin kan betekenen gezien het geen gemeentelijke aangelegenheid is. Het is vreemd dat door eigenaren van rijksmonumenten verwacht wordt dat gemeenten meer betrokken zijn bij de instandhouding ervan. Hoewel, in dit onderzoek is enkel gesproken met twee eigenaren van rijksmonumenten en geeft het dus geen algemeen beeld van ‘wat eigenaren van rijksmonumenten denken’.

21


5. AFBAKENING EN VERWACHTINGEN In dit hoofdstuk is, naar aanleiding van de bevindingen uit de voorgaande hoofdstukken, weergegeven welke definitie Stichting Twentse Erven kan gebruiken voor het nastreven van haar doelen. Daarnaast zijn de verwachtingen van gemeenten weergegeven. Dit zijn verwachtingen die Stichting Twentse Erven kan gebruiken om gemeenten te ondersteunen en/of adviseren voor de instandhouding van de erven.

5.1 Definitie voor cultuurhistorische Twentse boerenerven Uit bevindingen van de voorgaande hoofdstukken kan gezegd worden dat: 1. een eenduidige definitie niet kan worden gehanteerd; 2. binnen de regio Twente in bepaalde gebieden de karakteristieken verschillen van elkaar; 3. dat gemeenten geen eigen definitie hanteren maar wel vaak indirect via andere partijen. Wat kan nu voor Stichting Twentse Erven een afgebakend begrip worden voor: ‘cultuurhistorische Twentse boerenerven’? Vanuit de optiek van de opdrachtgever reikt de definitie van cultuurhistorische Twentse boerenerven verder dan dat uit het bureauonderzoek gebleken is (pers.com Gerard Hazewinkel en Edith Rotman, 20 september, 2013). Zij laten weten dat een boerenerf als Geerdink-Johannink in Vasse - welke is opgebouwd in Utrechtse stijl en geen tot bijna geen kenmerken bevat die onderzocht zijn - ook onder een cultuurhistorisch Twents boerenerf valt. Om dit mee te nemen in de basis voor de definitie kan geconcludeerd worden dat zich een opsplitsing voordoet: cultuurhistorische Twentse boerenerven met de kenmerken zoals paragraaf 3.2 beschrijft en cultuurhistorische niet-Twentse boerenerven gelegen in Twente waarvoor andere kenmerken gelden. Om deze te laten aansluiten op de praktijk, wat gemeenten momenteel hanteren en wat Het Oversticht hanteert, kan het volgende worden aanbevolen: Stichting Twentse Erven kan goed aansluiten op de waarderingspunten zoals Het Oversticht deze hanteert, te weten: kenmerkendheid, zeldzaamheid, ensemblewaarde en gaafheid. Dit zijn vier belangrijke aspecten die betrekking hebben op cultuurhistorie. Het aspect kenmerkendheid kan dan betrekking hebben op de Twentse kenmerken (paragraaf 3.2 en bijlage 4), maar kan ook betrekking hebben op bijvoorbeeld Utrechtse kenmerken zoals bij Erve Geerdink-Johannink het geval is. Zeldzaamheid gaat in op hoe uniek het object is en waardoor de instandhouding ervan belangrijk is. Ensemblewaarde gaat in op de volledigheid van het erf en hoe karakteristiek deze is. Het laatste aspect, gaafheid, is een wat subjectief aspect dat ingaat op beleving waardoor waardering kan ontstaan. Advies aan Stichting Twentse Erven is om via deze aspecten invulling te geven aan wat cultuurhistorische Twentse boerenerven zijn. Hierbij kan de stichting ervoor kiezen om een verder invulling te geven aan de kenmerkendheid door hier de kenmerken te benoemen zoals deze in dit onderzoek naar voren zijn gekomen. Voordeel hierbij is dat veel gemeenten al indirect gebruikmaken van de definitie van Het Oversticht waardoor het goed op elkaar aansluit. In interviews met gemeenten, bijlage 6, werd aangegeven dat het wenselijk is een objectief waarderingssysteem te hebben. Met deze vier aspecten kan de stap gezet worden om deze zo objectief mogelijk te maken. Gemeenten hebben dan een onafhankelijke partij die beoordeelt wat cultuurhistorische Twentse boerenerven zijn. Dit geeft gemeenten houvast en biedt de stichting een basis voor een definitie. Echter, dit kan wel per gemeente verschillen. Voordeel van een objectief waarderingssysteem is dat aan de burger duidelijk gemaakt kan worden wat zij cultuurhistorisch waardevol vinden en hoe zij dit toetsen. Maar, hierdoor heeft de gemeente geen flexibiliteit meer. De vraag is wat wenselijk is. Volgens de gemeenten is een objectief waarderingsysteem wenselijk. Voor Stichting Twentse Erven kan een waarderingssysteem met meer flexibiliteit eerder wenselijk zijn dan een objectief waarderingssysteem.

22


5.2 Gewenste activiteiten Stichting Twentse Erven Uit het onderzoek zijn mogelijke taken naar voren gekomen die door Stichting Twentse Erven kunnen worden uitgevoerd. Deze taken zijn gebaseerd op meningen van gemeenten in Twentse (inclusief Het Oversticht). Deze meningen zijn de wensen die gemeenten hebben voor de taken van de stichting. Tabel 3 geeft een overzicht van de taken. Tabel 3 - Mogelijke taken Stichting Twentse Erven

Mogelijk activiteit/taak

Bron

Functioneren als informatiecentrum waar alle verhalen van boerderijen verzameld worden. Deze verhalen zijn belangrijk voor het behoud van de erven. Van onderop eigenaren van erven helpen, stimuleren en informeren. Wel zo vroeg mogelijk in gesprek gaan met deze mensen.

Het Oversticht

Het oprichten van een ‘kring van ambassadeurs’ waarin mensen hun verhalen van de erven delen. Op die manier kan ook meer bewustwording en waardering gewekt worden. Zorgen dat eigenaren van erven met de juiste mensen in contact komen. Proberen financiële middelen los te krijgen om mensen ook iets te bieden. Inventariseren van de aanwezige erven. Bewustwording van cultuurhistorische waarden bij mensen bewerkstelligen.

Laagdrempelige rol naar eigenaren van erven innemen, maar wel een actieve rol. Periodiek informatie uitwisselen (informatiebladen, nieuwsbrief enz.) Bedrijven in het werkveld beter betrekken (vooral bij de uitvoering) om zo bewoners ook in contact brengen met ervaren/kwalitatieve bedrijven Stichting moet schakel vormen tussen gemeenten en eigenaren van erven Reeds opgedane kennis van Stichting Maarkels Landschap gebruiken bij de activiteiten van Stichting Twentse Erven

Het Oversticht, gemeenten Haaksbergen, Hof van Twente, Losser, RijssenHolten Het Oversticht Gemeente Borne Gemeenten Borne, Losser Gemeente Borne Noaberkracht, gemeenten Haaksbergen, Hof van Twente Gemeenten Hof van Twente, Losser Gemeente Losser Gemeente Losser Gemeente Losser Gemeente Rijssen-Holten

Samenvattend kan worden gezegd dat de activiteiten die aan de stichting worden aanbevolen, allen gericht zijn op een positie tussen gemeenten en de eigenaren van de erven. Uit de interviews is gebleken dat gemeenten minder geld tot hun beschikking hebben en momenteel te weinig capaciteit hebben om de instandhouding van cultuurhistorische erven te regelen. De taken zijn dan ook hier deels op afgestemd, zo blijkt uit de aanbevolen taken. De taken hebben de volgende kenmerken:  Inventariseren van de erven in Twente met hun verhalen.  Informatie verstrekken ten behoeve van cultuurhistorische boerenerven in Twente (bewustwording bij burgers).  Positie innemen tussen gemeenten en de eigenaren (laagdrempelige rol innemen). Ten behoeve van de verwachtingen van de gemeenten kan het volgende aanbevolen worden:  Bepaal welk waarderingssysteem (objectief, subjectief of een mix daarvan) voor de stichting het beste past bij haar activiteiten en flexibiliteit.  Maak een overzicht van alle cultuurhistorische erven in Twente en ga met de eigenaren van deze erven in gesprek om de verhalen op tafel te krijgen.  Zorg ervoor dat de stichting een helder en breed overzicht heeft van alle informatie rondom cultuurhistorische Twentse boerenerven en maak hierbij gebruik van folders, artikelen op sites en andere middelen van publicatie. In dit onderzoek zijn bijna alle gemeenten geïnterviewd. De contactpersonen die hiervoor benaderd zijn, kunnen voor de stichting ten behoeve van het uitvoeren van taken relevant zijn. Om die reden is in bijlage 7 een spinnenweb van contactgegevens opgenomen. Hierbij zijn de contactgegevens van de geïnterviewde gemeenten genoemd, contactgegevens van de gemeenten die niet zijn geïnterviewd, en contactgegevens van relevante organisaties. Deze hebben een belangrijke rol bij de instandhouding van cultuurhistorische Twentse boerenerven.

23


6. CONCLUSIES In paragraaf 6.1 wordt antwoord gegeven op de hoofdvraag. Aan de hand van deelvragen is hier het antwoord op gevonden. Hierbij worden ook suggesties gegeven voor nader onderzoek en wordt ingegaan op de kwaliteit van het onderzoek.

6.1 Conclusie De centrale vraagstelling luidt als volgt: Wat doen gemeenten in Twente om cultuurhistorische Twentse boerenerven in stand te houden en welke activiteiten kan Stichting Twentse Erven ontplooien voor de instandhouding van deze erven gebaseerd op een definitie voor cultuurhistorische Twentse boerenerven?

Om een antwoord te vinden op deze centrale vraag zijn een aantal deelvragen geformuleerd. Deze deelvragen hebben gezamenlijk antwoord gegeven op de centrale vraag. De deelvragen zijn als volgt geformuleerd: 1. Wat zijn de kenmerken/karakteristieken van cultuurhistorische Twentse boerenerven uit de literatuur die en basis kan vormen voor een definitie van cultuurhistorische Twentse boerenerven? (antwoord is gegeven in hoofdstuk 1 en paragraaf 5.1, zie ook bijlage 4) 2. Wat verstaan gemeenten in Twente onder het begrip ‘cultuurhistorisch Twents boerenerf’? (antwoord is gegeven in paragraaf 4.1, zie ook bijlage 6) 3. Welke doelen hebben de Twentse gemeenten met betrekking tot instandhouding van cultuurhistorische Twentse erven een welke instrumenten zetten zij in om die doelen te bereiken? (antwoord is gegeven in paragraaf 4.2 en 4.3, zie ook bijlage 5) 4. Wat zijn de overeenkomsten en verschillen in de definities die gemeenten in Twente hanteren voor cultuurhistorische Twentse boerenerven? (antwoord is gegeven in 4.1 en 5.1, zie ook bijlage 6) 5. Wat kan voor Stichting Twentse Erven een definitie worden voor cultuurhistorische Twentse boerenerven die gebaseerd is op de bevindingen uit het onderzoek en welke activiteiten kan de stichting ontplooien om gemeenten te adviseren en te ondersteunen in de instandhouding van cultuurhistorische Twentse boerenerven? (antwoord is gegeven in hoofdstuk 5, zie ook bijlage 6) De weg die bewandeld is om de centrale vraag te beantwoorden en de manier waarop de deelvragen samen hebben geleid tot het antwoord op de centrale vraag is te zien in bijlage 1, onderzoeksstrategie. Ten behoeve van de centrale vraag kunnen de volgende conclusies worden gegeven: Wat doen gemeenten in Twente om cultuurhistorische Twentse boerenerven in stand te houden…

Concluderend kan gezegd worden dat gemeenten in Twente erg verschillend omgaan in beleid en regelgeving rondom cultuurhistorische Twentse boerenerven. Uit onderzoek blijkt dat gemeenten in Twente niet of nauwelijks specifiek beleid voeren op cultuurhistorische Twentse boerenerven, of een soortgelijk begrip. Het beleid dat gemeenten voeren is veelal beschreven in beleidsnota’s, -plannen of structuurvisies. Ten behoeve van regelgeving zijn gemeenten sinds 1 januari 2012 verplicht om cultuurhistorie op te nemen in bestemmingsplannen door de invoering van de Modernisering Monumentenwet. Echter, uit de interviews is gebleken dat elke gemeente hier anders mee omgaat. Zo geven vrijwel alle gemeenten (in tegenstelling tot Rijssen-Holten) aan dat stimulering een belangrijk middel is om de instandhouding te regelen. Als conclusie kan tevens gezegd worden dat veelvuldig opleggen van een monumentale status ter bescherming van cultuurhistorie volgens de gemeenten geen oplossing is. Dit kost vaak veel tijd en tevens bestaat de kans dat eigenaren van dergelijke erven in bezwaar gaan. Tevens blijkt uit het onderzoek dat de financiële crisis veel bezuinigingen bij gemeenten te weeg heeft gebracht. Hierdoor zijn subsidiepotten leeg en kunnen gemeenten steeds minder doen om instandhouding van cultuurhistorie te regelen. Dit was tevens de reden dat enkele gemeenten niet deelnamen aan het project “Streekeigen Huis en Erf”. Concluderend kan gezegd worden dat dit instrument (stimuleringregeling)

24


goed heeft gewerkt en dat gemeenten, die hier aan deelnamen, het als een bruikbaar instrument beschouwden. Echter, de regeling is tot zijn eind gekomen. De toekomst blijft wat betreft beleid en regelgeving bij Twentse gemeenten erg onzeker. Dit komt mede door de financiële crisis en de daaraan vast hangende bezuinigingen. Wel kan gezegd worden dat samenwerking op de instandhouding van cultuurhistorische Twentse boerenerven door gemeenten gewenst is. Hierbij kunnen gemeenten elkaar versterken en kan integraal gekeken worden naar kenmerken (met inachtneming van de verschillen binnen de regio). …en welke activiteiten kan Stichting Twentse Erven ontplooien voor de instandhouding van deze erven…

De volgende activiteiten sluiten het meest aan bij de verwachtingen van de gemeenten in Twente:  Inventariseren van de erven in Twente met hun verhalen.  Informatie verstrekken ten behoeve van cultuurhistorische boerenerven in Twente (bewustwording bij burgers).  Positie innemen tussen gemeenten en de eigenaren (laagdrempelige rol innemen). …gebaseerd op een definitie voor cultuurhistorische Twentse boerenerven?

Een eenduidige definitie voor ‘cultuurhistorische Twentse boerenerven’ is vanwege de verscheidenheid van kenmerken en karakteristieken niet te geven. Wel kan geconcludeerd worden dat Stichting Twentse Erven de aspecten kan hanteren zoals Het Oversticht deze hanteert. Deze aspecten zijn: kenmerkendheid, zeldzaamheid, ensemblewaarde en gaafheid. Gemeenten maken bijna allemaal indirect gebruik van deze afbakening en het kan voor de stichting een waarderingssysteem worden waarin het de kenmerken gebruikt zoals deze in het onderzoek naar voren zijn gekomen. Het gaat hier globaal om de volgende kenmerken:  Kenmerken van de boerderij zelf (het gebouw)  Kenmerken van het boerenerf (de inrichting)  Kenmerken van het erf in relatie met de omgeving

6.2 Suggesties voor nader onderzoek In dit onderzoek is gekeken naar wat Twentse gemeenten doen ten behoeve van instandhouding van cultuurhistorische Twentse boerenerven. Ten behoeve van het nastreven van de doelen van Stichting Twentse Erven worden de volgende suggesties gegeven voor nader onderzoek:  Inventariserend onderzoek naar de aanwezige cultuurhistorische Twentse boerenerven met hun verhaal. Dit onderzoek is van belang voor het in beeld brengen van de verhalen op de erven en kan basis vormen voor het bewerkstelligen van meer bewustwording.  Kwalitatief (exploratief) onderzoek naar hoe eigenaren kijken naar cultuurhistorische Twentse erven en in hoeverre zij bereid zijn de cultuurhistorische waarden van deze erven te behouden.  Kwalitatief onderzoek naar de/het beste instrument(en) en op welke manier deze door gemeenten ingezet kan worden. De stichting kan dan dit instrument aansporen en uitvoeren.

6.3 Discussie Bij het uitvoeren van dit onderzoek zijn diverse maatregelen getroffen om de kwaliteit ervan te waarborgen. In de literatuuronderzoeken is gezocht naar meerder bronnen om zo een representatief beeld te krijgen. Met de interviews is getracht een compleet beeld te krijgen van het beleid en instrumenten en daarnaast zijn enkele vragen gesteld om meer perspectief op dit onderwerp te krijgen. Door verder te vragen dan feitelijk voor het onderzoek noodzakelijk, kunnen meer verbanden gelegd worden. Tevens worden zo de achtergronden helder. De resultaten van de gemeenten die wel geïnterviewd zijn, laten daarom een redelijk consistent beeld zien. De verwachting is dat vanuit de drie ontbrekende gemeentes geen fundamenteel andere gezichtspunten naar voren komen. Daarom wordt verondersteld dat de interviews op hoofdlijnen een betrouwbaar beeld geven van hoe de gemeenten in Twente aankijken tegen cultuurhistorische boerenerven. Tevens is in een extra interview (met Het Oversticht) een onafhankelijk beeld gegeven van de gemeenten. In de interviews is gebruikgemaakt van een aantal directe vragen waardoor de antwoorden met elkaar vergeleken zijn.

25


BIBLIOGRAFIE

Onderstaand is een lijst weergeven met de literatuur die geraadpleegd is (volgens de APA-richtlijnen).

Geraadpleegde literatuur Aarnink, J. (2013, september 28). Erve Deperman. (C. Mensink, Interviewer) Alferink, R. K. (2013, september 29). Er is toekomst voor de Twentse boerderij! Twentse Courant Tubantia, p. 5/6. Baanstra, B. (2012). Basisboek methoden en technieken. Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers. Basiscurcus Boerenerven. (2013, september 30). Opgehaald van Over Betuwe Groen Natuurlijk: http://www.overbetuwegroennatuurlijk.nl/brochures/Basiscursus%20Boerenerven%20(o.a.%2 0SLG).pdf Bestuurlijk Gebiedsoverleg Noordoost-Twente. (2006). Ontwikkelingsperspectief Nationaal Landschap Noordoost-Twente. Zwolle: Provincie Overijssel. Compagner, A.-j. (2013, november 1). Beleidsmedewerker Ruimtelijke Ordening (monumentenzorg). (C. Mensink, Interviewer) Coops, A. (2013, oktober 31). Ervenconsulent Twente. (C. Mensink, Interviewer) Gemeente Almelo. (2013, oktober 11). Bestemmingsplan Buitengebied Almelo. Opgehaald van Almelo: http://www.almelo.nl/Bestanden/wonen%20en%20leven/Wro%20bestemplannen/2012/0601% 20Buitengebied%20Almelo/r_NL.IMRO.0141.BP00034-0601.pdf Gemeente Amsterdam. (2013, oktober 11). Aanwijzing gemeentelijk monument. Opgehaald van Amsterdam: http://www.amsterdam.nl/kunst-cultuur-sport/monumenten/monumenten-0/wetregelgeving/aanwijzingsprocedure/gemeentelijk/ Gemeente Borne. (2013, oktober 11). Bestemmingsplannen. Opgehaald van Ruimtelijke Plannen: http://www.ruimtelijkeplannen.nl/documents/NL.IMRO.0147.BpBGhz004oh01/r_NL.IMRO.0147.BpBGhz004-oh01_2.3.html Gemeente Dinkelland. (2013, oktober 11). Bestemmingsplannen. Opgehaald van Ruimtelijke Plannen: http://www.ruimtelijkeplannen.nl/documents/NL.IMRO.1774.BUIBPBUITENGEBIED0402/r_NL.IMRO.1774.BUIBPBUITENGEBIED-0402.html Gemeente Enschede. (2013, oktober 11). Bestemmingsplannen. Opgehaald van Ruimtelijke plannen: http://www.ruimtelijkeplannen.nl/documents/NL.IMRO.0153.BV000020003/r_NL.IMRO.0153.BV00002-0003_index.html Gemeente Haaksbergen. (2013, oktober 11). Bestemmingsplannen. Opgehaald van Ruimtelijke Plannen: http://www.ruimtelijkeplannen.nl/documents/NL.IMRO.0158.VB10010001/d_NL.IMRO.0158.VB1001-0001.pdf Gemeente Hellendoorn. (2013, oktober 11). Bestemmingsplannen. Opgehaald van Ruimtelijke Plannen: http://www.ruimtelijkeplannen.nl/documents/NL.IMRO.0163000095101/v_NL.IMRO.0163000095101-.html Gemeente Hengelo (OV). (2013, oktober 11). Bestemmingsplannen. Opgehaald van Ruimtelijke Plannen: http://www.ruimtelijkeplannen.nl/documents/NL.IMRO.0164.BP00070401/r_NL.IMRO.0164.BP0007-0401_index.html Gemeente Hof van Twente. (2013, oktober 11). Bestemmingsplannen. Opgehaald van Ruimtelijke Plannen: http://www.ruimtelijkeplannen.nl/documents/NL.IMRO.1735.HVTBuitengebiedOP10/r_NL.IMRO.1735.HVTBuitengebied-OP10_index.html Gemeente Losser. (2013, oktober 11). Bestemmingsplannen. Opgehaald van Ruimtelijke Plannen: http://www.ruimtelijkeplannen.nl/documents/NL.IMRO.0168.01BP0008BP000402/r_NL.IMRO.0168.01BP0008BP00-0402_Index.html Gemeente Losser. (2013, oktober 11). Losser haakt aan bij Streekeigen Huis en Erf. Opgehaald van Losser:

26


http://www.losser.nl/default/home/nieuwberichten/LosserhaaktaanbijStreekeigenHuisenErf/id_ 4063999 Gemeente Oldenzaal. (2013, oktober 11). Bestemmingsplannen. Opgehaald van Ruimtelijke Plannen: http://www.ruimtelijkeplannen.nl/documents/NL.IMRO.01730000BP16028-oh01/v_NL.IMRO.01730000BP16028-oh01-.pdf Gemeente Rijssen-Holten. (2013, oktober 11). Bestemmingsplannen. Opgehaald van Ruimtelijke Plannen: http://www.ruimtelijkeplannen.nl/documents/NL.IMRO.1742.BPB20110000401/r_NL.IMRO.1742.BPB2011000-0401_index.html Gemeente Rijssen-Holten. (2013, oktober 13). Buitengebied Rijssen-Holten. Opgehaald van Ruimtelijke Plannen: http://www.ruimtelijkeplannen.nl/documents/NL.IMRO.1742.BPB20110000401/t_NL.IMRO.1742.BPB2011000-0401_1.1.html Gemeente Tiel. (2013, oktober 11). Monumentenzorg. Opgehaald van Tiel: http://www.tiel.nl/balie/product.asp?id=B14449F6-7008-4C86-A300-5957EACEC12B#item2 Gemeente Tubbergen. (2013, oktober 11). Geldende Bestemmingsplannen. Opgehaald van Tubbergen: http://www.tubbergen.nl/ruimtelijke-plannen/geldendebestemmingsplannen/buitengebied/ Gemeente Tubbergen. (2013, oktober 7). Ruimtelijke plannen. Opgehaald van Tubbergen: http://www.tubbergen.nl/ruimtelijke-plannen/geldende-bestemmingsplannen/buitengebied/ Gemeente Utrechtse Heuvelrug. (2010). Structuurvisie 2030. Utrecht: Gemeente Utrechtse Heuvelrug. Gemeente Wierden. (2013, oktober 11). Bestemmingsplannen. Opgehaald van Ruimtelijke Plannen: http://www.ruimtelijkeplannen.nl/documents/NL.IMRO.0189.BP20090000020002/r_NL.IMRO.0189.BP2009000002-0002_index.html Gemeente Wierden. (2013, oktober 7). Gemeentelijk beleid. Opgehaald van Wierden: http://www2.wierden.nl/robeheer/D44DB7CB-16F1-4944-935AE85A44F265AC/t_NL.IMRO.0189.BP2011000031-ON01_3.3.html Gemeente Wierden. (2013, oktober 7). Structuurvisie Wierden. Opgehaald van Wierden: http://www.wierden.nl/document.php?m=1&fileid=7215&f=dc9ec42e2be9e6816ab1c8d8fb81b 984&attachment=0&c=7563 Hagens, H. (1993). Boerderijen in Twente. Den Haag: Matrijs. Hazewinkel, G., & Rotman, E. (2013, september 20). Stichting Twentse Erven. (C. Mensink, Interviewer) Het Nederlands Landschap. (2013, september 30). Glossarium Nederlands Landschap. Opgehaald van Het Nederlands Landschap: http://davdree.home.xs4all.nl/NL/glossarium.htm Het Oversticht. (2009). Traditie en vernieuwing, inspiratieboek voor de transformatie van erven en boerderijen in Overijssel. Zwolle: Provincie Overijssel. Het Oversticht. (2013, oktober 7). Erfgoed. Opgehaald van Het Oversticht: http://www.oversticht.nl/erfgoed.html Hรถvels, J. (2013, september 28). Erve Geerdink-Johannink. (C. Mensink, Interviewer) Landschap Overijssel. (2013, oktober 11). Streekeigen Huis en Erf. Opgehaald van Landschap Overijssel: http://www.landschapoverijssel.nl/streekeigenhuisenerf List, H. (2013, oktober 25). Frontoffice medewerker bouwen, milieu en openbare ruimte. (C. Mensink, Interviewer) Maters, G., & De Vries, B. (2005). Basiscurcus boerenerven. Utrecht: Landschapsbeheer. Ooink, E. (2013, november 5). Beleidsmedewerker Groen. (C. Mensink, Interviewer) Overbeek, J. (2013, november 4). Beleidsmedewerker Ruimtelijke Ordening. (C. Mensink, Interviewer) Reinerink, P. (2013, november 22). Beleidsmedewerker Ruimtelijke Ontwikkeling. (C. Mensink, Interviewer) Res Nova. (2013, september 30). Woordenboek en afkortingen. Opgehaald van Res Nova: http://www.res-nova.nl/website/begrippen.htm#Cultuurhistorie#Cultuurhistorie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. (2013, september 30). Handreiking erfgoed en ruimte. Opgehaald van Cultureel Erfgoed: http://www.cultureelerfgoed.nl/handreikingerfgoedenruimte/veelgestelde-vragen/vraag-4definitie-cultuurhistorische-waarden

27


Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. (2013, oktober 11). Vraag1: Wat is de rol van welstands- en monumentencommissie in het samenspel tussen cultureel erfgoed en ruimte? Opgehaald van Cultureel Erfgoed: http://www.cultureelerfgoed.nl/handreikingerfgoedenruimte/veelgesteldevragen/vraag-1-rol-welstands-en-monumentencommissie Rijksoverheid. (2013, oktober 30). Modernisering Monumentenzorg. Opgehaald van Rijksoverheid: http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/monumenten-en-erfgoed-archeologie/moderniseringmonumentenzorg Rijksoverheid. (2013, oktober 11). Monumenten en erfgoed archeologie. Opgehaald van Rijksoverheid: http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/monumenten-en-erfgoedarcheologie/modernisering-monumentenzorg Rodenburg, A. (2013, november 4). Senior adviseur Groen en Landschap. (C. Mensink, Interviewer) Royal Haskoning. (2013, oktober 8). Plannen. Opgehaald van Ruimtelijke Plannen: http://ruimtelijkeplannen.rijssen-holten.org/plannen/NL.IMRO.1742.SVG2010000/NL.IMRO.1742.SVG2010000-0401/ ROZ-groep. (2013, september 22). Minder boerenbedrijven door voortzetten schaalvergroting. Twentse Courant Tubantia, p. jaargang 167. Scholtens, T. (2004). Het boerenerf in Groningen 1800-2000. Assen: Koninklijke Van Gorcum. Schoonderbeek, P. (2013, november 7). Projectleider / beleidsmedewerker. (C. Mensink, Interviewer) Sluiskes, G., & Grievink, B. (2013, oktober 23). Cultuurhistorische Twentse boerenerven. (C. Mensink, Interviewer) Stegeman, J.-k. (2013, oktober 23). Adviseur Monumentenzorg, Archeologie en Welstand. (C. Mensink, Interviewer) Stichting Monumentenwacht, O. e. (2006). Twentse boerderijen. Zwolle: Inpladi B.V. Stichting Sallands Erfgoed. (2013, september 20). De Stichting. Opgehaald van Stichting Sallands Erfgoed: http://www.stichtingsallandserfgoed.nl/de-stichting Stichting Twentse Erven. (2013, september 30). Ervendag. Opgehaald van Plattelandsbezoek: http://ervendag.plattelandsbezoek.nl/ Verhoeven, N. (2010). Wat is onderzoek? Den Haag: Boom onderwijs. Visscher, H. (2013, november 15). Landschapsarchitect. (C. Mensink, Interviewer) Wageningen UR. (2013, september 20). Landbouw in Overijssel, huidige situatie en ontwikkeling. Opgehaald van Trendbureau Overijssel: http://www.trendbureauoverijssel.nl/userfiles/LEIstudie.pdf Weis-Veen, W., & Brinkers, J. (2013, oktober 30). Beleidsmedewerker Ruimtelijke Ordening / Consulent vergunningverlening. (C. Mensink, Interviewer)

28


BIJLAGEN

Bijlage 1:

Onderzoeksstrategie

Bijlage 2:

Theoretisch kader

Bijlage 3:

Verslag mini-interviews boerderijeigenaren

Bijlage 4:

Analyse kenmerken cultuurhistorische Twentse boerenerven

Bijlage 5:

Analyse beleid en regelgeving Twentse gemeenten

Bijlage 6:

Notulenschrift

Bijlage 7:

Spinnenweb van contactgegevens

29


Bijlage 1: Onderzoeksstrategie

Onderzoeksstrategie Onderzoeksvraag

Uitkomst / resultaat

Deelvraag 1 Wat zijn de kenmerken/karakteristieken van cultuurhistorische Twentse boerenerven uit de literatuur die een basis kan vormen voor een definitie van ‘cultuurhistorische Twentse boerenerven’?

Afgebakende definitie / inzicht in kenmerken en karakteristieken uitgemond in een overzicht van kenmerken en karakteristieken.

Kwalitatief bureauonderzoek

basis voor vragen in interview naar definitie / afbakening Deelvraag 2 Wat verstaan gemeenten in Twente onder het begrip ‘cultuurhistorisch Twents boerenerf’?

Overzicht gemeenten zonder definities en gemeenten die indirect gebruikmaken van de definitie van een andere partij.

Half gestructureerde interviews

basis voor zoeken naar beleid en regelgeving + basis voor vragen in de interviews

Deelvraag 3 Welke doelen hebben de Twentse gemeenten met betrekking tot instandhouding van cultuurhistorische Twentse boerenerven en welke instrumenten zetten zij in om die doelen te bereiken?

Overzicht van beleid en regelgeving ten behoeve van cultuurhistorische Twentse boerenerven. Overzicht / kennis van gemaakte keuzes en de achtergronden van beleid en regelgeving. Tevens beeld van mogelijkheden voor de stichting.

Literatuuronderzoek / half gestructureerde interviews

input voor het vergelijken van de data

Deelvraag 4 Wat zijn overeenkomsten en verschillen in de definities die gemeenten in Twente hanteren voor cultuurhistorische Twentse boerenerven?

Conclusies ten behoeve van gehanteerde definities of afbakening van de definitie ‘cultuurhistorische Twentse boerenerven’.

Tekstanalyse

uitgangspunten voor de definitie meningen / aanbevelingen van de verschillende gemeenten uit de interviews Deelvraag 5 Wat kan voor Stichting Twentse Erven een definitie worden voor cultuurhistorische Twentse boerenerven die gebaseerd is op de bevindingen uit het onderzoek en welke activiteiten kan de stichting ontplooien om gemeenten te adviseren en te ondersteunen in de instandhouding van cultuurhistorische Twentse boerenerven? Tekstanalyse

Conclusies ten behoeve van beleid en regelgeving en een lijst met mogelijke activiteiten die de stichting kan ontplooien op basis van de aanbevolen definitie.

Antwoord op de centrale vraag (resultaat onderzoek)


Bijlage 2: Theoretisch kader

Bijlage 2 Theoretisch kader

Onderzoeksrapport Laat Twentse cultuurhistorische boerenerven hun leven behouden! Een onderzoek naar de instandhouding van cultuurhistorische Twentse boerenerven.

Inhoud 1. 2. 3. 4. 5. 6.

Het belang van cultuurhistorie Definities van cultuurhistorie/cultureel erfgoed Cultuurhistorie en de bescherming ervan Actiepunten gemeenten ten behoeve van cultuurhistorie Instanties en verordeningen ten behoeve van instandhouding cultuurhistorie Streekeigen Huis en Erf


Bijlage 2: Theoretisch kader

Theoretisch kader 1. Het belang van cultuurhistorie Tegenwoordig is cultuurhistorie een hot onderwerp in de gemeentewereld. Steeds meer gemeenten ontwikkelen een cultuurhistorisch beleid. Ondanks deze positieve ontwikkeling blijkt dat in de praktijk gemeenten zitten te worstelen met het succesvol behouden en ook vooral het benutten van historische waarden (Tauw, 2013). Het belang van cultuurhistorie komt ook voort uit de maatschappelijke organisaties. Maatschappelijke organisaties die zich richten op cultuurhistorie worden steeds meer in het leven geroepen. Zo zijn er bijvoorbeeld veel stichtingen die zich inzetten voor behoud van cultuurhistorie en hier aandacht aan schenken. Landschap Overijssel (2013) geeft aan dat zij cultuurhistorische waardevolle elementen, landschapselementen niet verloren wil laten gaan en zit zich dus ook in op cultuurhistorie. Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed ziet het belang van cultuurhistorie ook. Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (2013) geeft aan dat ‘goede ruimtelijke ordening’ betekent dat er een integrale afweging plaatsvindt van alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte. Een van deze belangen is de cultuurhistorie.

2. Definities cultuurhistorie/cultureel erfgoed Cultureel erfgoed kent vele definities. Zo wordt door de Stichting Leerplanontwikkeling (SLO) twee categorieën beschreven voor de definitie van cultureel erfgoed (welk dus onderdeel vormt van de definitie die in dit onderzoek onderzocht wordt: culturele Twentse boerenerven). De eerste categorie betreft al het immateriële erfgoed: zoals liederen, rituelen, verhalen, overtuigingen enz. De tweede is dat van het materiële cultureel erfgoed. Deze kan weer onderverdeeld worden in twee subcategorieën, namelijk: roerend en onroerend. Onder roerend materieel cultuur erfgoed wordt verstaan: foto’s, films, muziekinstrumenten, boeken, schilderijen, beelden, sieraden, munten, zegels, meubels enz. Onder onroerend materieel cultuur erfgoed wordt verstaan: historische steden, monumenten, landschappen, molen en waterwerken(Stichting Leerplanontwikkeling, 2008). Dit is enkel één van de begrippen die in de literatuur genoemd wordt maar zal op de situatie van toepassing kunnen zijn.

3. Cultuurhistorie en de bescherming ervan Gebouwen en elementen van het landschap met een cultuurhistorische of wetenschappelijke waarde kunnen worden aangemerkt als monument. In Nederland kennen we Rijksmonumenten, Provinciale monumenten en gemeentelijke monumenten. Provinciale monumenten komen alleen in Drenthe en Noord-Holland voor (dus niet in Overijssel). Tevens kunnen beschermde stadsgezichten of dorpsgezichten beschermd worden (Rijksoverheid, 2013). Dat het vele definities kent komt in het vooronderzoek naar voren. Gemeenten kunnen gebouwen op de gemeentelijke monumentenlijst zetten wanneer deze van gemeentelijk belang zijn. Via een monumentenverordening is dan vastgelegd welke regels en wetten gelden om de bescherming van het monument te waarborgen (Gemeente Tiel, 2013). Ten behoeve van de instandhouding van monumenten en cultuurhistorie zijn de volgende onderdelen en organisaties van belang:  monumentenverordening  monumentenzorg  monumentenwacht  Het Oversticht Zoals Tauw (2013) aangeeft, is cultuurhistorie een hot onderwerp in de gemeentewereld. Hoewel in de literatuur veel te vinden is over cultuurhistorie, is er zeer weinig te vinden over cultuurhistorische Twentse boerenerven. In het vooronderzoek is gebleken dat er enkele relevante boeken te vinden zijn waarin verschillende typen en varianten boerderijen in Twente staan beschreven inclusief bijgebouwen. Hierbij worden ook de kenmerken van de boerderijen benoemd. Het gaat hier voornamelijk om de volgende literatuur:  Hagens, H. (1993). Boerderijen in Twente. Den Haag: Uitgeverij Matrijs.  Het Oversticht (2009). Traditie en vernieuwing, inspiratieboek voor de transformatie van erven en boerderijen in Overijssel. Zwolle: Provincie Overijssel.  Stichting Monumentenwacht Overijssel en Flevoland (2006). Twentse boerderijen. Zwolle: Inpladi B.V.  Streekeigen Huis en Erf (zie hoofdstuk 6)


Bijlage 2: Theoretisch kader

De rijksoverheid gaat zich meer inzetten om cultureel erfgoed sterk te laten verbinden met ruimtelijke vraagstukken en ontwikkelingen. In het beleidsdocument ‘Kiezen voor karakter, oktober 2011’ staat dat de rijksoverheid samen met provincies, gemeenten, waterschappen en particuliere organisaties het cultuurhistorische karakter van Nederland op gebiedsniveau wil behouden en versterken. De rijksoverheid kiest 5 prioriteiten in haar gebiedsgerichte erfgoedbeleid: 1. Werelderfgoed: samenhang borgen, uitstraling vergroten. 2. Eigenheid en veiligheid: zee, kust en rivieren. 3. Herbestemming als (stedelijke) gebiedsopgave: focus op groei en krimp. 4. Levend landschap: synergie tussen erfgoed, economie en ecologie. 5. Wederopbouw: tonen van een tijdperk. (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, oktober 2011). In Nederland zijn verschillende monumenten te benoemen: Rijksmonumenten, provinciale monumenten, gemeentelijke monumenten, stads- en dorpsgezichten en mobiele monumenten. Onderstaand een overzicht van de betekenis van de verschillende monumenten zoals Rijksoverheid (2013) aangeeft. Rijksmonument Een rijksmonument is een gebouw dat door cultuurhistorische waarde en schoonheid van nationaal belang is. De Rijksoverheid beschermt rijksmonumenten met als doel de monumentale waarde ervan te behouden. Provinciaal monument Provinciale monumenten zijn gebouwen die op de provinciale monumentenlijst staan en vanuit de provincie worden beschermd. Provinciale monumenten komen voor in de provincies Drenthe en Noord-Holland. Gemeentelijk monument Als een gebouw van plaatselijk of regionaal belang is, kan de gemeente het op de gemeentelijke monumentenlijst zetten. Beschermde stads- en dorpsgezichten Beschermde stadsgezichten en dorpgezichten zijn gebieden met beeldbepalende gebouwen met historische karakteristieken. Voor deze gebieden gelden aparte regels. Mobiel monument Mobiel erfgoed is erfgoed dat beweegt. Het gaat om historische vervoersmiddelen zoals schepen, auto’s, treinen, bussen, snorfietsen, vliegtuigen en draaiorgels.

4. Actiepunten gemeenten ten behoeve van cultuurhistorie In een adviesrapport van adviesbureau Tauw (Tauw, 2013) is door middel van een praktijkcase gekeken naar belangrijke actiepunten voor gemeenten om cultureel erfgoed als meerwaarde te gebruiken. Onderstaand worden deze actiepunten kort toegelicht:  Een goed culturele inventarisatie is noodzakelijk inclusief het cultuurhistorisch beleidskader met haar instrumenten. Het geeft gemeenten richting aan een veilige en winstgevende investering in identiteit, aantrekkingskracht en toerisme.  Een uitvoeringsprogramma om de uitvoering van de enthousiaste ideeën te garanderen. Hierbij kan het aannemen van een coördinator cultuurhistorie van groot belang zijn voor een gemeente. Zonder een aanspreekpunt en coördinator is de kans groot dat de cultuurhistorie blijvend als belemmering wordt ervaren en blijft de inhoudelijke kennis beperkt en versnipperd.  Cultuurhistorie is zeer belangrijk voor toeristische profilering en citymarketing van gemeenten of regio’s. Hier kan het zich in onderscheiden van de rest en kan het bouwen aan een eigen identiteit en een eigen imago.


Bijlage 2: Theoretisch kader

5. Instanties en verordeningen ten behoeve van instandhouding cultuurhistorie Ten behoeve van de bescherming en instandhouding van cultuurhistorie zijn er enkele instanties en verordeningen die hierbij of regels geven, of advies geven of streeft naar de instandhouding. Het gaat hier met name om monumentenverordening, monumentenzorg, monumentenwacht en Het Oversticht. Onderstaand een toelichting op deze instanties in verordeningen en wat zij doen om de instandhouding te waarborgen. Monumentenverordening De monumentenverordening bevat regels ten behoeve van rechten en plichten voor eigenaars van gemeentelijke monumenten. Daarnaast voorziet het ook in de procedure met betrekking tot aanwijzing van monumenten en de aanvraag van een vergunning tot wijziging of herstel van een monument (gemeente Tiel, 2013). Monumentenzorg Monumentenzorg is onderdeel van een gemeente dat zorg draagt voor de instandhouding en het beheren van de gemeentelijke monumenten (Rijksoverheid, 2013). Monumentenwacht In elke provincie is een monumentenwacht actief. Voor Overijssel en Flevoland is er één monumentenwachtorganisatie. Monumentenwacht heeft enkele monumentenwachter in dienst. Deze monumentenwachter inspecteren monumenten. Over het algemeen worden objecten 1 x per twee jaar geïnspecteerd. Er zijn monumentenwachter die naast dit inspectiewerk ook andere diensten leveren. Deze werkzaamheden bieden de eigenaren van de monumenten kansen om via een goedkopere weg de inspectie te laten plaatsvinden (Monumentenwacht, 2013). Het Oversticht Het Oversticht zet zich op een actieve en betrokken wijze in voor ruimtelijke kwaliteit en ruimtelijk erfgoed. Het Oversticht streeft ernaar om een duurzame en goed functionerende omgeving met een positieve belevingswaarde neer te zetten. Dit doen zij door het geven van onafhankelijke adviezen over ruimtelijke kwaliteit, erfgoed en transformatieopgaven.

6. Streekeigen Huis en Erf Streekeigen Huis en Erf is een projectaanpak waarbij de verhouding tussen bebouwing en erf met het omliggende landschap wordt verbeterd of hersteld. Het gaat hierbij om drie componenten (Provincie Overijssel, 2013):  het herstel van de bebouwing (rood);  aanleg of herstel van streekeigen erfbeplanting (groen);  historische elementen (geel) op de erven. Het gaat kortom de volgende onderdelen (Provincie Overijssel, 2013):  doel is het opknappen van (karakteristieke) erven en boerderijen;  bewoners gaan zelf aan de slag met de verbetering van hun erf;  de bewoners van Landschap Overijssel, de Monumentenwacht en Het Oversticht krijgen begeleiding en advies;  resultaat is behoud van de karakteristieke uitstraling van erven in het cultuurlandschap, maar eveneens het versterken van de leefbaarheid, het verbeteren van de kwaliteit van het landschap én het vergroten van kennis en bewustzijn van de aanwezige landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten;  binnen Streekeigen Huis en Erf wordt zoveel mogelijk maatwerk geleverd;  projecten bieden verschillende aanknopingspunten voor kunstprojecten, sociale projecten of cultuurhistorische projecten. Het concept van Streekeigen Huis en Erf is in samenwerking tussen gemeenten en provincie Overijssel tot stand gekomen. In 19 gemeenten in Overijssel kunnen mensen deelnemen aan dit project. Van deze gemeenten bevinden zich zeven gemeenten in de regio Twente (Landschap Overijssel, 2013): gemeente, Dinkelland, Haaksbergen, Hof van Twente, Losser, Oldenzaal, Tubbergen en Wierden.


Bijlage 3: Verslag mini-interviews boerderijeigenaren

Bijlage 3 Verslag mini-interviews boerderijeigenaren

Onderzoeksrapport Laat Twentse cultuurhistorische boerenerven hun leven behouden! Een onderzoek naar de instandhouding van cultuurhistorische Twentse boerenerven.

Inhoud 1. Inleiding 2. Erve Geerdink-Johannink te Vasse 3. Erve Deperman te Reutum


Bijlage 3: Verslag mini-interviews boerderijeigenaren

1. Inleiding Stichting Twentse Erven organiseerde op 28 september 2013 voor het eerst een ‘Twentse Ervendag’. Op deze dag konden belangstellenden een bezoek brengen aan een karakteristieke boerderij in Twente. Er was keuze uit tien boerderijen waarvan de bewoners iets vertelden over de historie van de gebouwen op het erf, bijzondere anekdotes en de gebruiken en bestemming van de boerderij. Tevens werden de gasten voorzien van informatie over de oprichting van de Twentse Boerderijenstichting (Twentse Boerderijenstichting, 2013). Tijdens deze ervendag is een bezoek gebracht aan twee erven (Erve Geerdink-Johannink te Vasse en Erve Deperman te Reutum). Tijdens het bezoek is ten behoeve van het onderzoek een mini-interview afgelegd met de bewoners van de twee erven en op die manier gekeken naar de problemen waarmee bewoners van Rijksmonumenten te kampen hebben en hoe ze hier mee omgaan.

2. Erve Geerdink-Johannink te Vasse Naam Functie Datum

Jos Hövels Eigenaar en bewoner Erve Geerdink-Johannink 28 september 2013

Jos Hövels is woonachtig in een boerderij in Vasse welke is aangemerkt als Rijksmonument. De huidige bestemming van de boerderij (inclusief grond) is agrarisch. Jos Hövels gaf aan dat de boerderij niet meer agrarisch in gebruik is. In gesprek met hem werd duidelijk dat een opvolger op een boerderij van groot belang is voor de voortzetting van het bedrijf en de instandhouding van de gebouwen. Veel boerderijen worden afgebroken doordat de boer geen opvolger heeft, aldus Jos Hövels. Oude boerderijen met hun gebouwen kosten in onderhoud veel geld en dat is niet altijd op te brengen voor de eigenaren van deze Rijksmonumenten, vindt Jos Hövels. Zo probeert Jos Hövels op verschillende manieren gebruik te maken van de boerderij om extra geld te genereren. Op Erve Geerdink-Johannink kunnen groepen komen om te vergaderen in de overlegruimten op de deel van de boerderij. Daarnaast kan op reservering tegen betaling gegeten worden in de historische boerderij. Jos Hövels geeft aan dat deze extra activiteiten op de boerderij belangrijk zijn voor de instandhouding. De agrarische gronden die hij heeft, worden 15 jaar als agrarisch natuurbeheer waar hij subsidie voor krijgt. De agrarische gronden die hij, vanwege het vervallen van de agrarische activiteiten, niet meer gebruikt worden verhuurd aan boerderijen in de omgeving. In 1998 kwam zijn vrouw te overlijden en kwam Jos Hövels alleen te wonen in het Rijksmonument. De overheid legde hem successierecht voor. Dat hield in dat hij 40.000 Gulden moest betalen als erfbelasting. Jos Hövels gaf aan dat voor een agrarisch bedrijf met monumentale status dit bedrag niet opgehoest kon worden. Hij kondigde aan dat dit het moment was dat hij zijn agrarische bedrijf transformeerde tot een landgoed via de landgoederen regeling. Hierdoor verviel het successierecht maar moest hij de gronden van zijn landgoed openstellen voor publiek (wandelpaden enz.). Jos Hövels gaf aan dat voor hem dat de manier was om onder de 40.000 Gulden heen te komen en het hoofd boven water te houden. In het gesprek is de vraag voorgelegd hoe de bewoner (Jos Hövels) zelf tegen een Rijksmonument aankijkt. Als antwoord gaf hij aan dat hij grote waarde hecht aan de boerderij en de omgeving. “Het gaat niet alleen om de boerderij zelf, maar ook om de omgeving die erbij betrokken is”, aldus Jos Hövels. Uit zijn verhaal kon opgemaakt worden dat de monumentale bescherming van de boerderij zich alleen beperkt tot de opstallen van het erf (de daadwerkelijke boerderij) en dat de omgeving niet onder deze beschermde status valt. Jos Hövels vertelde dat ten behoeve van zijn boerderij de monumentenzorg één keer per jaar langs komt met twee personen. Deze twee personen kijken naar de status van de boerderij en komen twee weken later met een rapport. Dit rapport laat zien welke onderdelen urgent aangepakt moeten worden en geven minder urgente objecten aan. “De boerderij moet zichzelf kunnen opbrengen”, aldus Jos Hövels. De boerderij is een Rijksmonument en Jos Hövels gaf aan dat de gemeente zich dan ook volledig passief opstelt wat betreft de instandhouding van de boerderij. Dit liet hij weten door het volgende voorbeeld toe te lichten:


Bijlage 3: Verslag mini-interviews boerderijeigenaren Jos Hövels vroeg een vergunning aan voor de kap van een boom. Deze boom stond schreef en vormde op die manier een bedreiging voor de monumentale boerderij. Gemeente Tubbergen gaf geen vergunning op grond van het feit dat de dikke eik een monumentale boom was vanwege haar oudheid. Jos Hövels kon niet begrijpen dat de gemeente meer waarde hecht aan de monumentale boom dan aan de boerderij welke is aangemerkt als rijksmonument.

3. Erve Deperman te Reutum Naam geïnterviewde Functie Datum

Jeroen Aarnink Eigenaar en bewoner Erve Deperman 28 september 2013

In een mini-interview met Jeroen Aarnink, woonachtig op Erve Deperman die als Rijksmonument beschermd is, geeft hij aan dat er veel animo is voor erven met veel cultuurhistorie. Erve Deperman is volledig gerestaureerd met veel subsidiegelden. Jeroen geeft aan dat ondanks de grote som subsidie die hij gekregen heeft, er toch altijd een enorme som geld bij moet om de volledige restauratie te financieren. Tijdens de renovatie van de boerderij kwam Jeroen Aarnink in contact met monumentenzorg. “Er is meer vraag naar advies dan naar subsidie”, aldus Jeroen Aarnink. Hij licht toe dat subsidie wel een essentieel onderdeel voor de restauratie is, maar dat het advies daarbij een veel grotere rol speelt. Tijdens de restauratie kwam Jeroen met vragen te zitten als: Wat mag ik constructief veranderen aan de boerderij en wat moet behouden blijven? Wat is authentiek aan de boerderij en wat is kenmerkend voor de boerderij? Welke erfbeplanting hoort hier thuis? “Goed advies is noodzakelijk”, aldus Jeroen Aarnink. Jeroen Aarnink geeft aan dat de monumentenwacht voor hem een groot steunpunt was. Zij waren de grondlegger voor de restauratie, aldus Jeroen. Zij zorgen voor de aanvraag van de subsidie voor de restauratie en was nauw betrokken bij de procedures die doorlopen moesten worden. Zo zorgde de monumentenwacht voor de communicatie met de verschillende mensen (betrokkenen) kondigt Jeroen Aarnink aan. Op het erf ligt de bestemming agrarisch. Jeroen Aarnink heeft deze bestemming uitgebreid door de nevenfunctie recreatie toe te voegen aan de agrarische bestemming. Zo gaat Erve Deperman gebruikmaken van de deel door het in te richten als multifunctionele ruimte en ook de zolder van de deel zal hiervoor gebruikt worden. Om de agrarische bestemming ook economisch gezond te houden, gaf Jeroen aan dat het erf zich gaat uitbreiden met een stal. Deze stal wordt zo ver mogelijk van het erf gesitueerd om zo het erf-ensemble zo goed mogelijk in stand te houden geeft Jeroen Aarnink aan. Ook Jeroen Aarnink is de vraag voorgelegd wat de gemeente (naast de Rijksoverheid) doet om tot instandhouding van het erf te garanderen. Jeroen gaf aan dat zij (Jeroen Aarnink en zijn vrouw) verwacht hadden dat de gemeente meer zou doen en meer betrokken zou zijn. Ze hebben weinig van de gemeente gehoord.


Bijlage 4: Analyse kenmerken cultuurhistorische Twentse boerenerven

Bijlage 4 Analyse kenmerken cultuurhistorische Twentse boerenerven Deze analyse gaat in op de kenmerken en karakteristieken zoals deze uit het bureauonderzoek naar voren zijn gekomen. Er is hier gebruikgemaakt van drie belangrijke literatuurboeken: - Hagens, H. (1993). Boerderijen in Twente. Den Haag: Matrijs - Het Oversticht (2009). Traditie en vernieuwing, inspiratieboek voor de transformatie van erven en boerderijen in Overijssel. Zwolle: Provincie Overijssel - Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (2013, september 30). Handreiking erfgoed en ruimte.

Onderzoeksrapport Laat Twentse cultuurhistorische boerenerven hun leven behouden! Een onderzoek naar de instandhouding van cultuurhistorische Twentse boerenerven.

Inhoud 1. Inleiding Twentse boerderijen 2. Varianten van Twentse boerderijen 2.1 VARIANT: huizen met loodrechte gevels 2.2 VARIANT: wolfdak 2.3 VARIANT: L- of T-huis, dwarshuis 3. Aanbouwen 4. Erfopbouw en beplanting 5. Het boerenerf en haar omgeving


Bijlage 4: Analyse kenmerken cultuurhistorische Twentse boerenerven

1. Inleiding Twentse boerderijen In de regio Twente heeft zich een diverse hoeveelheid vormen aan boerderijen gevestigd. De boerderijen is soms een zwakke afspiegeling van de Nedersaksische en Westfaalse boerderijen. De verscheidenheid van de boerderijen in Twentse kan onderverdeeld worden in twee grote varianten: de huizen met loodrechte, meestal houten, gevels en die met wolfdaken (dakschilden). Met name de boerderijen met het hallehuistype zijn via Westfalen Nederland binnengekomen en zijn vooral te vinden in oostelijke delen van Twente en de Gelderse Achterhoek. Stichting Monumentenwacht Overijssel en Flevoland (2006) geeft ook aan dat in een relatief klein gebied (Twente) opvallend veel verschillen zijn. Zo beweren zij dat in oostelijk Twente boerderijen en bijgebouwen met (voor en achter) rechte topgevels voorkomen; het zadeldak loopt hier door tot aan de puntige gevel of steekt er nog iets overheen. Eveneens kenmerkend is dat de bovenste helft van deze topgevels vaak is betimmerd met eikenhout. Deze is representatief aan de huizen met topgevels zoals H. Hagens (1993) beschrijft in zijn boek. Het beeld dat men vaak heeft bij boerderijen in West-Europa is dat ze over het algemeen bestaan uit vakwerk met wolfdaken. Toch komen voorbeelden van boerderijen uit de de 14 eeuw naar voren met een loodrechte gevel, beschoten met verticale planken (Hagens, 1993). Figuur 1 geeft in hoofdlijnen weer welke varianten Twentse boerderijen voorkomen in Twente volgens H. Hagens (1993). Tot de opkomst van de kunstmest in 1900 maar ook daarna hadden de Twentse boeren een hard bestaan. Dit was dan ook direct terug te vinden in het feit dat de boerderijen vaak een eenvoudige en sombere uitstraling hadden (Stichting Monumentenwacht Overijssel en Flevoland, 2006). Stichting Monumentenwacht Overijssel en Flevoland (2006) geeft ten aanzien van de boerderij de volgende opmerking: “Die eenvoud, het ontbreken van al te uitbundige verfraaiingen en de verbondenheid met de omgeving - die tot uitdrukking komt door het gebruik van streekeigen, natuurlijke materialen - vormen nog altijd de charme van de traditionele Twentse boerderij�.

Figuur 1: Model boerderijvarianten volgens H. Hagens (1993)

Huizen met loodrechte gevels

Twentse Boerderijen

Wolfdak Aanbouwen, voor en achter

L- of T-huis, dwarshuis


Bijlage 4: Analyse kenmerken cultuurhistorische Twentse boerenerven

2. Varianten van Twentse boerderijen In het boek van Hagens (Hagens, 1993) zijn drie varianten van Twentse boerderijen beschreven met hun kenmerken. In dit hoofdstuk worden deze varianten uitgelicht met de bijbehorende kenmerken. 2.1 VARIANT: Huizen met loodrechte gevels (Bron: Hagens, 1993) Onder deze boerderijen vallen die welke een duidelijke rechthoekige plattegrond hebben. Deze boerderijen zijn vaak opgebouwd in oud vakwerkbouw en is de meest voor de hand liggende bouwvorm. De boerderij beschikte vaak over mestdeurtjes achter het vee in de stalmuren. Opvallend in deze variant Twentse boerderij is dat de achtergevel, het nienende, vrijwel gelijk is. Dit is bij zowel grote of kleine huizen vrijwel hetzelfde. De grote dubbele niendeur gaat naar binnen open en bestaan uit twee helften: een bovendeur en een onderdeur. Grote kenmerken bij dit type boerderij zijn: gevelconsoles, voorgevel en het venster, de achtergevel en de niendeuren. Boerderijen met loodrechte gevels zijn vaak voorzien van knikkende daken (Het Oversticht, 2009). Gevelconsoles Boerderijen in Twente met loodrechte gevels waren vaak uitgerust met gevelconsoles. Dit is erg kenmerkend aan dit type boerderij. De gevelconsoles in Twentse zijn veruit in de meeste gevallen samengesteld uit rechte houten balken zonder sierpatronen erin. Deze consoles hadden in alle gevallen dezelfde breedte als de stijl waartegen hij is aangebracht. De vraag blijft of de gevelconsoles een constructieve functie had. In sommige delen van Twente (verspreid over heel Twente) zijn gevelconsoles te zien met vergaande sierpatronen. De verspreiding en de datering van het gebruik van de gevelconsoles is zonder bepaalde lijn of concentratie. Wel lijkt er invloed vanuit Niedersachsen en Westfalen te zijn geweest. De voorgevel en het venster De meeste voorgevels van de oude boerderijen in Twente hebben een grote verscheidenheid. Hoewel deze grote verscheidenheid zich verspreid over heel Twente is ook een regionaal patroon te herkennen welke erg karakteriserend is. Kenmerkend aan de voorgevel bij deze boerderijen is dat de gevelindeling (deuren en vensters) geheel ingepast is in het functionele houtskelet. Er werd vrijwel nooit inbreuk gedaan op het houten skelet. Zelfs wanneer het vakwerk werd vervangen door baksteen bleef vaak de oude vensterindeling gehandhaafd. Vaak werd dan ook een bovenlicht boven de deur aangebracht. Tot de jaren vijftig zijn de gevels en vensters van de deze Twentse boerderijen de vormgeving en indeling in stand gehouden. Tot na de jaren vijftig men bij verbouwingen en door de modernisering de vorm en indeling verloren lieten gaan. Tevens door hogere wooneisen werden als eerste bij aanpassingen de voorgevels aangepakt. Hierdoor verdween vaak het vakwerk tussen de gebintstijlen, maar bleef het in de voormuren of -wanden van de afkubbingen gehandhaafd. De achtergevel (onderschoer) In heel Twentse verspreid kwamen loodrechte gevelboerderijen voor met een onderschoer. Een onderschoer is een nis of een soort portiek waarin grote deeldeuren meestal tot ĂŠĂŠn gebint diep zijn de aangebracht. Het lijkt dat de onderschoer stamt uit de 17 eeuw gezien de vele opschriften met jaartallen. Veel boeren oordeelden later negatief over de onderschoeren. Het was niet strikt noodzakelijk en wanneer de wind er recht opstond kond door de hele boerderij de wind vernomen worden. Hierdoor verdwenen veel onderschoeren. Niendeuren Rondbogen zijn opvallende verschijningen op deze boerderijen. Het is een in hout gevormde rondboog. In de voorkomende gevallen ligt deze altijd boven de niendeur, in een enkel geval tevens nog boven de ingang van de onderschoer. De opbouw van een niendeur of ingangsomlijsting bestaat uit een deurkalf, tussen de deurposten en onder tegen de moerbalk aangebracht. De niendeuren is een bouwkundig aspect en functioneel voor de boerderij. Daarnaast lijkt het gebruik van de deuren samen te gaan met het aanbrengen van een opschrift. Deze opschriften kunnen eenvoudige data zijn, met of zonder naam of initialen van de bouwers, bewoners of jonggehuwden, maar ook spreuken of rijmen, tot hele Bijbelteksten. 2.2 VARIANT: Wolfdak (Bron: Hagens, 1993) Er wordt altijd gedacht dat het wolfdak ouder is dan de boerderijen met de loodrechte gevel. Dit is echter niet het geval. Het wolfdak, ook wel bekend onder de welvende kap, komt in Twente alleen


Bijlage 4: Analyse kenmerken cultuurhistorische Twentse boerenerven voor in het Reggedal. De grenzen hiervan is niet duidelijk aan te geven. Bij deze variant komt ook wel eens een bouwconstructie voor die eigenlijk beschouwd wordt als de loodrechte gevelboerderijen. Hier gaat hier dan om wolfdakhuizen met houten gevelconsoles ondersteund zijn. Deze variant Twentse boerderij heeft een type ‘wolfseind’. Van wolfseind wordt gesproken als de voor en/of achtergevel een klein, afgeknot, terugwijkend of aanvallende bovenstuk bezit(ten). Huizen met wolfdak Boerderijen in Twente met een wolfdak verschillen volledig van Midden- en Oosttwentse boerderijen met loodrechte voor- en achtergevel. Dit is voornamelijk het geval in de lengtesilhouet. Door de verbouwing van de boerderijen door de jaren heen is haast de oude oorspronkelijke voorgevels van deze boerderijen niet meer na te gaan of hoe de constructie van eindgebint en dakschild was. Overgangen tussen houten gevel en wolfdak Tussen het gebied van de houten topgevels en het gebied van de wolfdaken ligt een brede strook waar mengvormen voorkomen. Bij deze boerderijen bestaat de voorgevel uit een houten top en de achterkant uit een wolfkap. Een combinatie van de twee uitersten. Deze boerderijen liggen globaal gezien in het gebied langs de Regge, hoofdzakelijk langs de westelijke oever. Hookschötte en Fusswalm Zonder concentratie komen in Noord- en Midden-Twente een huisvorm voor waarbij aan weerszijden of aan één zijde naast de niendeur een aanbouw onder afdak bevindt. Een Nederlandse term voor de aanbouw is nog niet gevonden, maar in het Duits wordt het Fusswalm genoemd. Dit wordt ook wel gezien als een overblijfsel van het oorspronkelijke in deze streken voorkomende wolfdak. 2.3 VARIANT: L- of T-huis, dwarshuis (Bron: Hagens, 1993) In de loop der eeuwen zijn in het hallehuisgebied veel wijzigingen doorgevoerd aan de boerderijen. de Twente volgde hier pas laat in. In 18 eeuw veranderde veel voor boeren. Zo veranderde de bedrijfsvoering vaak door de toenemende rundveeteelt. Tevens was er meer wens naar groter woongemak. Boerderijen gingen daarom uitbreiden. In Twente werd dan ook vaak de voorgevel verbreed en de zijgevels opgehoogd. Deze aanpassing werd dan voornamelijk uitgevoerd in de baksteen stijl terwijl de rest van de boerderij uit vakwerk bestaat. Deze uitbouw is voor zover is na de ste kunnen gaan allen te dateren uit de 19 of zelfs 20 eeuw. Dwarshuizen zijn ook overal in Twente te vinden. De concentratie van dwarshuizen komen vooral voor in de voormalige gemeente Markelo en de aangrenzende delen van West-Twente. Toch liggen er wel degelijk verschillen in de dwarshuizen. de In Twente hebben ze in ieder geval één ding gemeen, ze zijn namelijk allen niet ouder dan de 19 eeuw. Het T-huis Met name in de voormalige gemeente Markelo is het T- of L-huis erg kenmerkend. Verder zijn ze te vinden in de gemeente Wierden, rond Diepenheim en Ambt-Delden. Mogelijk hebben ook verder in Twente verschillende boeren naar het Westtwentse dwarshuis gekeken en er een voorbeeld aan genomen gezien er enkele voorbeelden voorkomen. Ten behoeve van het T-huis laat Het Oversticht (2009) weten dat deze voornamelijk in westelijk Twente voorkomen, hetgeen overeen komt met wat H. Hagens (1993) aangeeft. Boerderij in burgerstijl De bouwstijl van de dwarshuizen in Twente was zeker niet eenvoudig en allemaal eenheid zoals dat in de Betuwe en in de IJsselstreek wel voorkwam. Architecten werden gevraagd om deze dwarshuizen te ontwerpen. Hierdoor werd bijna nooit rekening gehouden met de bouwstijl en de architectuur van de bestaande boerderij. Echter, een boerderij herkende men aan zulke voorbouwen dan ook zelden niet. Dit was niet een groot probleem gezien de boeren toch via de niendeur naar binnen gingen en hier had de boerderij haar karakter wel behouden. Op deze manier ontstonden voorhuizen die meer zouden passen in en dorps-straatwand, deels statige havezathe-achtige gebouwen. Voorhuizen voor rijke burgers de In de 19 eeuw was er een kleine groep niet-agrarische Twentenaren die op het platteland op zoek gingen naar een woning. Dit waren namelijk die van de textielindustriëlen. Deze mensen wilden voornamelijk villa’s bouwen. Deze werden dan tegen de voorgevel van een boerderij geplaatst. In dergelijke gevallen is van een Twentse boerenbouwtraditie geen sprake.


Bijlage 4: Analyse kenmerken cultuurhistorische Twentse boerenerven

3. Aanbouwen Uit het bureauonderzoek is ook naar voren gekomen dat aanbouwen van Twentse boerderijen een belangrijk kenmerk hebben. De aanbouw is vaak typerend door zijn omvang, vormgeving en situering. Dit hoofdstuk gaat in op de kenmerken van deze aanbouwen. De erker, het achteroet of de achterheerd Vaak werden aanbouwen gerealiseerd als gevolg van ruimte tekort. Zo werden vaak in woonruimten van de boerderij een extra uitbouw aan de voorgevel aangebracht. Deze uitbouw was noodzakelijk gezien de ruimte om de haard vaak te nihil was. Door de uitbouw kon in een grotere kring om de haardplaats gezeten worden. Groot is het aantal uitbouwen in deze vorm niet geweest en de meesten zij intussen al verdwenen (Hagens, 1993). Een kamer aan het huis Op een boerenerf werd vaak een extra huisje gebouwd. Dit gebeurde vaak wanneer een jonge boer het bedrijf van de ouders of schoonouders vernam. Zij konden dan plaatsnemen in het nieuwe huisje. de In de 18 eeuw verscheen een soortgelijk onderkomen. Alleen deze werd tegen de bestaande boerderij gebouwd. Het geeft tegenwoordig nog een speels uiterlijk. Het was een apart aangebouwde kamer tegen de voorgevel en werd vaak bovenkamer genoemd. In veel gevallen is aan de constructie van de bovenkamer te zien dat het later tegen de boerderij is aangebouwd. De bovenkamer kan uiteraard links of rechts tegen de voorgevel zijn aangebouwd en kan verschillende wijze van bouw bevatten. Vaak lopen deze bovenkamers gelijk aan het dakvlak van de boerderij. Enkel in sommige gevallen springt het gebouw iets naar buiten en vormt het een andere aanblik. Dit komt in NoordTwente vrijwel niet voor (Hagens, 1993). Huisje naast de niendeur In de Twentse boerderijen komt het ook voor dat huisjes of kamers naast de niendeur gebouwd werden. Dit komt veel minder voor maar zijn toch overal te vinden. Tegenwoordig dienen deze kamers als berghok. Vroeger werden ze echter gebruikt voor extra ruimte (stalruimte voor de boerderij en het bedrijf) (Hagens, 1993).


Bijlage 4: Analyse kenmerken cultuurhistorische Twentse boerenerven

4. Erfopbouw en beplanting Boerderijen in Twente, van oudsher, waren bijna allemaal gemengd. Dit komt door het feit dat de streek grotendeels bestaat uit schrale grond die alleen te gebruiken was voor akkerbouw zoals roggeteelt. De dieren werden in potstallen gezet die hier in hun eigen mest stonden. Hier werd vervolgens weer hooi, stro en bladeren opgegooid. Het goedje dat overbleef werd één of twee keer per jaar als mest op de akkers uitgereden (Stichting Monumentenwacht Overijssel en Flevoland, 2006) . Er zijn vrijwel geen huisplattegronden te vinden van Twentse erven circa 400 n. Chr. tevens blijft de vraag of de huizen altijd op dezelfde plekken hebben gestaan. Er zijn situaties waarvan bekend is dat de huizen wel eens verplaatst zijn. Deze plekken zijn nog herkenbaar door de Twentse naam ‘olde hoestee’ die eraan gegeven is. Dit zegt echter niets over de tijd waarin de verplaatsing plaatsvond. Toch kan verondersteld worden dat de erven met hun gebouwen langer dan vijf eeuwen hun vaste plaats hielden. Kenmerkend op de Twentse erven is de ligging van de gebouwen. Zo liggen de boerenhuizen meestal met de grote inrijdeur op het zuiden zodat voldoende licht op de deel kan komen en dat de huizen doorgaans met de achterzijde naar de weg gekeerd liggen. Verder is soms een bakhuis aanwezig op het erf welke aan de voorkant van het huis gelegen is net als de schaapskooien. Schaapskooien komen met name voor in de Markelose buurtschappen en in NoordTwente en Haaksbergen. Er zijn enkele boerderijen in Twente die van oudsher geen bijgebouwen kenden, echter de meeste bezitten een grote of een kleine schuur. De locatie van de schuren op het erf lijkt soms volledig willekeurig tot stand te zijn gebracht. Kortom geen erf is gelijk! Sommige schuren staan ver van het erf, net buiten de erfgrenzen. De begrenzing van het erf bestaat vrijwel altijd uit een omheining. Vroeger kwamen veel gevlochten omheiningen voor (omtuiningen). Deze zijn echter tegenwoordig bijna niet meer te vinden (Hagens, 1993). Het Oversticht (2009) geeft eveneens aan dat boerenerven in Twente een veelheid van kleine en grote gebouwen die random zijn neergezet met opgaande beplanting en diverse bomen en struiken. Tevens wordt hier benadrukt dat de erven in de later ontgonnen landschappen een wat meer rechtlijnige opzet kennen en vaak minder bijgebouwen hebben met een meer open karakter. Het Oversticht (2009) geeft aan dat in het oostelijk deel van Twente de boerderijen vooral worden gekenmerkt door het losse ensemble van steile (rode) pannen daken en witte windveren. Ook de ste jonge boerderijen (vanaf de 20 eeuw) bouwen voort op deze kenmerken. In het westelijk deel van Twente komt een menging voor van Oost-Twentse en Sallandse kenmerken. Daken hebben hier een combinatie van pannen en riet en in de dakvorm zit vaak een wolfseind (vergelijkbaar met de variant Wolfdak zoals H. Hagens (1993) bedoelt). Op veel kaarten van vroeger is te zien dat er wallen om de erven lagen. De groensingels hebben met de sloten een zekere bescherming gegeven tegen wild. Hetzelfde was het geval met akkerwallen die rond de bouwlanden lagen. De wallen, die er toch veel zijn geweest, zullen met defensief groen beplant zijn geweest. Af en toe kunnen deze wallen nog gevonden worden in Twente (Hagens, 1993). Het Oversticht (2009) noemt deze kenmerken ook: “Het landschap en de erven zijn vrij besloten door singels, houtwallen, erfbossen, erfbeplanting etc.” De kenmerken die Het Oversticht (2009) hierbij noemt zijn: - Eiken(gaarden) op de erven - Buxusbol en (hoge) buxushaag bij de voordeur - Bescheiden siertuin in combinatie met nutstuin voor de voorgevel omgeven door een haag (met hekje) van meidoorn, beuk en haagbeuk of een hekwerk - Taxusstruik op het erf - Veldkeien in een eenvoudig patroon gelegd - Houten hekwerk bij de toegang van het erf en de weiden. Een landhek met een eikenstam en stronk.


Bijlage 4: Analyse kenmerken cultuurhistorische Twentse boerenerven

5. Het boerenerf en haar omgeving Een belangrijk kenmerk voor een cultuurhistorisch Twents boerenerf is het gebruik van de omgeving. Zo werd door de Twentse boeren van oudsher al gebruik gemaakt van de eiken bomen die in het landschap te vinden waren. Het is voor vrijwel alle onderdelen gebruikt: de hoofdconstructie met het gebintwerk en de kap, de vroegere vakwerkconstructies voor de wanden, de bekleding van topgevels en zijwanden, vloeren en trappen, kozijnen, deuren en ramen en details zoals windveren. Ook uit afbeeldingen uit de zeventiende eeuw is onder meer duidelijk dat er steeds werd gebouwd met natuurlijke materialen uit de streek (Stichting Monumentenwacht Overijssel en Flevoland, 2006) . Het Oversticht (2009) geeft aan dat erven een hechte relatie hebben met het omringende landschap, bijvoorbeeld door hun ligging aan de rand van open essen. H. Hagens (1993) deelt de historische streek op in twee te onderscheiden groepen:  de oude boerenerven met hun bouw- en weidelanden, zoals deze voorkwamen in de middeleeuwen, opgetekend in onder andere het Schattingsregister van 1475 en in het Verpondingsregister van 1601. de ste  de boerenerven, gesticht in de 19 en 20 eeuw op de gronden, die na de markeverdelingen waren ontgonnen. De eerste groep geeft het Twentse landschap de meeste karakteristieke uitstraling en bepaalt in grote mate de aantrekkelijkheid ervan. De ligging van de boerderijen is niet willekeurig tot stand gekomen (H. Hagens, 1993). Dit wijst ook uit het wat Het Oversticht (2009) hierover schrijft. Het Oversticht (2009) laat weten dat erven in Twente liggen aan de randen van hoger gelegen zandruggen of stuwwallen aan de rand van essen en kampen. Vaak heeft het een directe relatie met de omgeving en de grondopbouw. De meeste boerderijen vinden hun plek op de volgende nederzettingen (H. Hagens, 1993):  flank-es-nederzettingen Bij flank-es-nederzettingen liggen de boerderijen in een rij langs een van de flanken (zijden) van de es. Dit type nederzetting komt in ongeveer tien buurtschappen van Twente voor.  krans-es-nederzettingen Bij krans-es-nederzettingen liggen boerderijen in een krans (ring) om de es heen. Esmarke en Usselo onder Enschede vallen eigenlijk alleen onder dit type.  zwerm-es-nederzettigen Dit is type nederzetting liggen de boerderijen onregelmatig verspreid rondom of bij een es. Dit komt doordat de es vaak zelf onregelmatig is of doorgesneden is (beekdalen). Bijna alle overige marken en buurtschappen die niet onder een ander type vallen, behoren tot de zwerm-es-nederzettingen.  kern-es-nederzettingen Bij kern-es-nederzettingen liggen boerderijen dicht bijeen gegroepeerd en dit dicht bij een es. Dit type komt vooral in het noorden van Twente voor.


Bijlage 5: Analyse beleid en regelgeving Twentse gemeenten

Bijlage 5 Analyse beleid en regelgeving Twentse gemeenten

Deze analyse gaat in op het beleid en de regelgeving die gemeenten hebben op cultuurhistorische Twentse boerenerven. Er is gekeken naar een aantal belangrijke overkoepelende beleidsdocumenten en regelgeving die direct dan wel indirect invloed hebben op de instandhouding van cultuurhistorische Twentse boerenerven.

Onderzoeksrapport Laat Twentse cultuurhistorische boerenerven hun leven behouden! Een onderzoek naar de instandhouding van cultuurhistorische Twentse boerenerven.

Inhoud 1. Beleid 1.1 Streekeigen Huis en Erf 1.2 Ontwikkelingsperspectief Nationaal Landschap Noordoost-Twente 1.3 Vrijkomende agrarische bebouwing (VAB-beleid) 1.4 Overig beleid Twentse gemeenten 2. Regelgeving 2.1 Modernisering Monumentenzorg 2.2 Bestemmingsplannen 2.3 Monumenten (monumentenverordening)


Bijlage 5: Analyse beleid en regelgeving Twentse gemeenten

1. Beleid In het bureauonderzoek zijn verschillende beleidsdocumenten geraadpleegd. Enkele documenten zijn overkoepelend en sommige komen in meerdere gemeenten terug. Streekeigen Huis en Erf kan bijvoorbeeld door alle gemeenten gebruikt worden, echter in de werkelijkheid maken hier maar acht gemeenten gebruik van. Zodoende zijn deze in aparte paragrafen genoemd, net als het overkoepelende beleidsdocument ‘Ontwikkelingsperspectief Nationaal Landschap Noordoost-Twente’. Het overige beleid, welke betrekking heeft op cultuurhistorie en cultuurhistorische Twentse boerenerven zijn opgesomd weergegeven in paragraaf 1.3. Ten behoeve van het zoeken naar de geschikte onderdelen in het beleid is gekeken naar sectorale onderdelen binnen de gevonden kenmerken van het begrip ‘cultuurhistorische Twentse boerenerven’. Dit is bewust gedaan omdat tijdens het onderzoek is gebleken dat het begrip niet gebruikt wordt in beleidsdocumenten en regelgeving. Om die reden is bijvoorbeeld gekeken naar sectorale kenmerken zoals: landschapselementen, behoud agrarische erfgoed, karakteristieken van het landschap enz. 1.1 Streekeigen Huis en Erf Streekeigen Huis en Erf is een projectaanpak die tot stand is gekomen door samenwerking van gemeenten en de provincie Overijssel. Deze aanpak gaat in op manier waarop de verhouding tussen bebouwing en erf met het omliggende landschap verbeterd of hersteld kan worden. Het gaat daarbij om het behoud en de ontwikkeling van karakteristieke erven in Overijssel, in het buitengebied. De aanpak gaat over drie aspecten (Provincie Overijssel, 2013):  het herstel van de bebouwing (rood);  aanleg of herstel van streekeigen erfbeplanting (groen);  historische elementen op de erven (geel). De projectaanpak stimuleert eigenaren en beheerders om hun karakteristieke boerderijen en erven op te knappen. Het gaat om herstelwerkzaamheden van gevels, (rieten) daken en cultuurhistorische elementen aan het pand of op het erf zoals een stookhok, bakhuis, hooiberg en om de erfbeplanting. De werkzaamheden worden begeleid door deskundige organisaties zoals de Monumentenwacht en in geval van groenwerkzaamheden - Landschap Overijssel. Opgesomd zijn de volgende onderdelen van belang in de projectaanpak van Streekeigen Huis en Erf (Provincie Overijssel, 2013):  doel is het opknappen van (karakteristieke) erven en boerderijen;  het gaat om gebouwen én beplanting vanuit een cultuurhistorisch perspectief;  bewoners gaan zelf aan de slag met de verbetering van hun erf;  de bewoners krijgen van Landschap Overijssel, de Monumentenwacht en Het Oversticht begeleiding en advies;  resultaat is behoud van de karakteristieke uistraling van erven in het cultuurlandschap, maar eveneens het versterken van de leefbaarheid, het verbeteren van de kwaliteit van het landschap én het vergroten van kennis en bewustzijn van de aanwezige landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten;  binnen Streekeigen Huis en Erf wordt zoveel mogelijk maatwerk geleverd;  projecten bieden verschillende aanknopingspunten voor kunstprojecten, sociale projecten of cultuurhistorische projecten. In de provincie Overijssel zijn 19 gemeenten actief in de Streekeigen Huis en Erf projectaanpak (Landschap Overijssel, 2013). In regio Twente zijn dit de volgende acht gemeenten:  Gemeente Almelo  Gemeente Dinkelland  Gemeente Haaksbergen  Gemeente Hof van Twente  Gemeente Losser  Gemeente Oldenzaal  Gemeente Tubbergen  Gemeente Wierden De acht gemeenten die wel met Streekeigen Huis en Erf werken hebben werken hier verschillend mee. Zo is bijvoorbeeld in Markelo deze projectaanpak opgericht door particulieren. Daarnaast heeft Nationaal Landschap Noordoost-Twente, bestaand uit gemeenten Losser, Oldenzaal, Dinkelland en Tubbergen, een gemeenschappelijke kijk op de projectaanpak (Provincie Overijssel, 2013). In deze aanpak wordt bedoeld om eigenaren van een erf, woning, boerderij of schuur te stimuleren bij


Bijlage 5: Analyse beleid en regelgeving Twentse gemeenten aanpassingen het streekeigen Twentse karakter in stand te houden of te herstellen. Dit wordt onder ander mogelijk gemaakt door subsidiegelden uit Nationaal Landschap Noordoost Twente en Europese financiering uit het Plattelands Ontwikkelingsprogramma (POP). Belangstellenden kunnen zich melden bij de gemeenten wanneer zij via deze aanpak een project willen starten (Gemeente Losser, 2013). 1.2 Ontwikkelingsperspectief Nationaal Landschap Noordoost-Twente Dit document heeft zijn werking op vier gemeenten in Twente: gemeenten Losser, Oldenzaal Dinkelland en Tubbergen. Noordoost-Twente behoort tot één van de “Belvedèregebieden”. Dit zijn gebieden die bij uitstek het cultuurhistorisch erfgoed presenteren(Bestuurlijk Gebiedsoverleg NoordoostTwente, 2006). In dit beleidsdocument (Bestuurlijk Gebiedsoverleg Noordoost-Twente, 2006) komen de volgende beleidsonderdelen aan bod die voor de instandhouding van cultuurhistorische Twentse boerenerven van belang zijn:  Noordoost-Twente kiest ervoor om beheerders en eigenaren van beplantingen beloond worden voor de (groene) dienstverlening (beheren van houtwallen, erfbosjes etc.), en streven er naar daarvoor contracten af te sluiten voor landschapsbeheer en recreatieve toegankelijkheid;  Er wordt geïnvesteerd in landschapsherstel en het wegwerken van achterstallig onderhoud in het landschapsbeheer;  De openheid van de kampen, de essen en jonge ontginningen dient qua karakter gehandhaafd te blijven;  Naast het behouden van historische elementen als Mariakapellen en landhuizen, wordt ook gestreefd naar behoud van kenmerkende gebouwen (boerenschuren, monumenten en ensembles als knooperven); Dit beleid is dus van toepassing op vier gemeenten, te weten: gemeenten Losser, Oldenzaal, Dinkelland en Tubbergen. Belangrijk daarbij is dat het om het grondgebied gaat van Nationaal Landschap Noordoost-Twente. Dit grondgebied is kleiner dan een optelling van de grondgebieden van de vier gemeenten. Binnen dit beleidsdocument wordt ook de aanvragen voor Groene en Blauwe Diensten geregeld. Daarnaast zijn er subsidiemogelijkheden voor vrijkomende agrarische bebouwing opgenomen in dit document. 1.3 Overig beleid Twentse gemeenten (structuurvisies/landschapontwikkelingsplannen) In tabel 1 worden de gemeenten met het overige beleid in hoofdlijnen weergegeven. Tabel 1: beleid overige gemeenten in hoofdlijnen Twentse gemeente Almelo

Betreffende beleidsdocument(en) Streekeigen Huis en Erf VAB-beleid

Groene en Blauwe Diensten

Borne

Ontwikkelkader Groene Poort Borne

VAB-beleid

Groene en Blauwe Diensten

Dinkelland

Landschapsontwikkelingsplan Noordoost-Twente en

Beleid in hoofdlijnen zie paragraaf 1.1 - hergebruik van vrijkomende agrarische bebouwing (VAB) met landschappelijke inpassing als economische drager - gebruik van groene en blauwe diensten (subsidiemogelijkheden voor het in beheer nemen van landschappelijke elementen) - er wordt ingezet op ruimte voor landschapselementen - gemeente wil inzetten op de juiste combinatie van sloop van ontsierende gebouwen, herstel van waardevolle gebouwen en de aanleg van kleinschalige landschapselementen - hergebruik van vrijkomende agrarische bebouwing (VAB) met landschappelijke inpassing als economische drager - gebruik van groene en blauwe diensten (subsidiemogelijkheden voor het in beheer nemen van landschappelijke elementen) - behoud landschapswaarden herstel en versterking

Bronvermelding n.v.t. (Gemeente Almelo,2013)

(Gemeente Almelo,2013)

(Gemeente Borne, 2013)

(Gemeente Borne, 2013)

(Gemeente Borne, 2013)

(Gemeente Dinkelland, 2013)


Bijlage 5: Analyse beleid en regelgeving Twentse gemeenten Twentrerand

Ontwikkelingsperspectief Nationaal Landschap Noordoost-Twente Streekeigen Huis en Erf VAB-beleid

Groene en Blauwe Diensten

Enschede

Toekomstvisie Enschede 2020

Gis Buitenkans 2010

VAB-beleid

Groene en Blauwe Diensten

Haaksbergen

Structuurplan Haaksbergen 2015 Lanschapsontwikkelingsplan Haaksbergen-Hof van Twente

Streekeigen Huis en Erf VAB-beleid

Groene en Blauwe Diensten

Hellendoorn

Structuurvisie Ruimte voor de mensen van morgen

landschapswaarden cultuurhistorische versterken zie paragraaf 1.2

aspecten

zie paragraaf 1.1 - hergebruik van vrijkomende agrarische bebouwing (VAB) met landschappelijke inpassing als economische drager - gebruik van groene en blauwe diensten (subsidiemogelijkheden voor het in beheer nemen van landschappelijke elementen) - nieuwe sociale en economische impulsen stimuleren voor het buitengebied waardoor vitaliteit en belevingswaarde toeneemt - herstel karakteristiek erf - onderhoud/herstel karakteristieke panden - onderhoud/herstel waardevolle elementen - herstel/versterken identiteit van het landschap - hergebruik van vrijkomende agrarische bebouwing (VAB) met landschappelijke inpassing als economische drager - gebruik van groene en blauwe diensten (subsidiemogelijkheden voor het in beheer nemen van landschappelijke elementen) - beleid is gericht op het handhaven van karakteristieken in Buurse - herstel en onderhoud lanen, houtwallen, en boomgroepen - behoud samenhang en contrast tussen landschapstypen binnen ensembles Welstand/monumentenzorg, zorg voor het architectonische erfgoed in een landschappelijke context ontwikkelen toerisme en recreatie per ensemble en tussen ensembles zie paragraaf 1.1 - hergebruik van vrijkomende agrarische bebouwing (VAB) met landschappelijke inpassing als economische drager - gebruik van groene en blauwe diensten (subsidiemogelijkheden voor het in beheer nemen van landschappelijke elementen) - nieuwe ontwikkelingen moeten voldoen aan de compensatieplicht ten behoeve van water, natuur, landschap en cultuurhistorie - gemeente wil ruimte bieden voor meer multifunctioneel gebruik - gemeente wil invulling geven aan zoekgebieden voor onder

n.v.t.

n.v.t. (Gemeente Dinkelland, 2013)

(Gemeente Dinkelland, 2013)

(Gemeente Enschede, 2013)

(Gemeente Enschede, 2013)

(Gemeente Enschede, 2013)

(Gemeente Enschede, 2013)

(Gemeente Haaksbergen, 2013) (Gemeente Haaksbergen, 2013)

n.v.t. (Gemeente Haaksbergen, 2013)

(Gemeente Haaksbergen, 2013)

(Gemeente Hellendoorn, 2013)


Bijlage 5: Analyse beleid en regelgeving Twentse gemeenten

Plattelandsvisie

VAB-beleid

Groene en Blauwe Diensten

Hengelo

Structuurvisie Hengelo 2030 VAB-beleid

Groene en Blauwe Diensten

Hof van Twente

Structuurvisie 2010

Lanschapsontwikkelingsplan Haaksbergen-Hof van Twente

Streekeigen Huis en Erf VAB-beleid

Groene en Blauwe Diensten

Losser

Landschapsontwikkelingsplan Noordoost-Twente en Twenterand

Ontwikkelingsperspectief Nationaal Landschap Noordoost-Twente Streekeigen Huis en Erf VAB-beleid

Groene en Blauwe Diensten

andere cultuurhistorie - gemeente wil inzetten op benadrukken en stimuleren van ruimtelijke en cultuurhistorische kwaliteiten - hergebruik van vrijkomende agrarische bebouwing (VAB) met landschappelijke inpassing als economische drager - gebruik van groene en blauwe diensten (subsidiemogelijkheden voor het in beheer nemen van landschappelijke elementen) - ambitie om de ruimtelijke kwaliteit te verhogen - hergebruik van vrijkomende agrarische bebouwing (VAB) met landschappelijke inpassing als economische drager - gebruik van groene en blauwe diensten (subsidiemogelijkheden voor het in beheer nemen van landschappelijke elementen) - ambitie tot behoud, herstel en versterking van de landschappelijke waarden - behoud monumenten en karakteristieke boerderijen - herstel en onderhoud lanen, houtwallen, en boomgroepen - behoud samenhang en contrast tussen landschapstypen binnen ensembles Welstand/monumentenzorg, zorg voor het architectonische erfgoed in een landschappelijke context ontwikkelen toerisme en recreatie per ensemble en tussen ensembles zie paragraaf 1.1 - hergebruik van vrijkomende agrarische bebouwing (VAB) met landschappelijke inpassing als economische drager - gebruik van groene en blauwe diensten (subsidiemogelijkheden voor het in beheer nemen van landschappelijke elementen) - behoud landschapswaarden herstel en versterking landschapswaarden cultuurhistorische aspecten versterken zie paragraaf 1.2

zie paragraaf 1.1 - hergebruik van vrijkomende agrarische bebouwing (VAB) met landschappelijke inpassing als economische drager - gebruik van groene en blauwe diensten (subsidiemogelijkheden voor het in beheer nemen van

(Gemeente Hellendoorn, 2013)

(Gemeente Hellendoorn, 2013)

(Gemeente Hellendoorn, 2013)

(Gemeente Hengelo, 2013) (Gemeente Hengelo, 2013)

(Gemeente Hengelo, 2013)

(Gemeente Hof Twente, 2013)

van

(Gemeente Hof van Twente, 2013)

n.v.t. (Gemeente Hof Twente, 2013)

van

(Gemeente Hof van Twente, 2013)

(Gemeente Losser, 2013)

n.v.t.

n.v.t. (Gemeente 2013)

(Gemeente 2013)

Losser,

Losser,


Bijlage 5: Analyse beleid en regelgeving Twentse gemeenten

Oldenzaal

Landschapsontwikkelingsplan Noordoost-Twente en Twenterand

Ontwikkelingsperspectief Nationaal Landschap Noordoost-Twente Streekeigen Huis en Erf VAB-beleid

Groene en Blauwe Diensten

Rijssen-Holten

Kadernota landelijk gebied

VAB-beleid

Groene en Blauwe Diensten

Tubbergen

Landschapsontwikkelingsplan Noordoost-Twente en Twenterand

Ontwikkelingsperspectief Nationaal Landschap Noordoost-Twente Streekeigen Huis en Erf VAB-beleid

Groene en Blauwe Diensten

Twenterand

Landschapsontwikkelingsplan Noordoost-Twente en Twenterand

VAB-beleid

Groene en Blauwe Diensten

landschappelijke elementen) - behoud landschapswaarden herstel en versterking landschapswaarden cultuurhistorische aspecten versterken zie paragraaf 1.2

(Gemeente 2013)

Oldenzaal,

n.v.t.

zie paragraaf 1.1 - hergebruik van vrijkomende agrarische bebouwing (VAB) met landschappelijke inpassing als economische drager - gebruik van groene en blauwe diensten (subsidiemogelijkheden voor het in beheer nemen van landschappelijke elementen) - ontwikkelingen gaan gepaard met een vergroting van de ruimtelijke kwaliteit - economische vitaliteit is het belangrijkste doel - ontwikkelingen mogen geen nadelige effecten hebben op de schoonheid, de beleving, en de natuurlijke kwaliteiten van het landschap. - hergebruik van vrijkomende agrarische bebouwing (VAB) met landschappelijke inpassing als economische drager - gebruik van groene en blauwe diensten (subsidiemogelijkheden voor het in beheer nemen van landschappelijke elementen) - behoud landschapswaarden herstel en versterking landschapswaarden cultuurhistorische aspecten versterken zie paragraaf 1.2

n.v.t. (Gemeente 2013)

zie paragraaf 1.1 - hergebruik van vrijkomende agrarische bebouwing (VAB) met landschappelijke inpassing als economische drager - gebruik van groene en blauwe diensten (subsidiemogelijkheden voor het in beheer nemen van landschappelijke elementen) - behoud landschapswaarden herstel en versterking landschapswaarden cultuurhistorische aspecten versterken - hergebruik van vrijkomende agrarische bebouwing (VAB) met landschappelijke inpassing als economische drager - gebruik van groene en blauwe diensten (subsidiemogelijkheden voor het in beheer nemen van

n.v.t. (Gemeente Tubbergen, 2013)

(Gemeente 2013)

Oldenzaal,

Oldenzaal,

(Gemeente Holten, 2013)

Rijssen-

(Gemeente Holten, 2013)

Rijssen-

(Gemeente Holten, 2013)

Rijssen-

(Gemeente Tubbergen, 2013)

n.v.t.

(Gemeente Tubbergen, 2013)

(Gemeente Twenterand, 2013)

(Gemeente Twenterand, 2013)

(Gemeente Twenterand, 2013)


Bijlage 5: Analyse beleid en regelgeving Twentse gemeenten

Wierden

Structuurvisie Wierden 2030 / Spakenplan Plus

Landschapsontwikkelingsplan Wierden

Streekeigen Huis en Erf VAB-beleid

Groene en Blauwe Diensten

landschappelijke elementen) - uitvoering Spakenplan Plus (herstel van erven, aanleg van landschapselementen en herstel van historische elementen) - behouden en versterken van de herkenbaarheid en diversiteit van het landschap - behoud en herstel van oude cultuurlandschappen - essen en stijlranden behouden - stimuleren erfbeplanting - behoud en versterking van de identiteit van het kleinschalige oude cultuurlandschap, buurtschappen en het landgoederenlandschap - behoud (door ontwikkeling) van historische erven zichtbaar maken van historische/archeologische waarden in het gebied zie paragraaf 1.1 - hergebruik van vrijkomende agrarische bebouwing (VAB) met landschappelijke inpassing als economische drager - gebruik van groene en blauwe diensten (subsidiemogelijkheden voor het in beheer nemen van landschappelijke elementen)

(Gemeente 2013)

Wierden,

(Gemeente 2013)

Wierden,

n.v.t. (Gemeente 2013)

(Gemeente 2013)

Wierden,

Wierden,


Bijlage 5: Analyse beleid en regelgeving Twentse gemeenten

2. Regelgeving In het bureauonderzoek is naar voren gekomen dat de regelgeving betreffende cultuurhistorische Twentse boerenerven voornamelijk bepalend is in bestemmingsplannen en in de monumentenverordening die gemeenten hebben. De regels in het bestemmingsplan zijn vanaf 2012 verplicht iets te zeggen over cultuurhistorische waarden in het gebied van het bestemmingsplan door de modernisering van de monumentenzorg (Rijksoverheid, 2013). Onderstaande paragrafen gaan hier dieper op in. 2.1 Modernisering Monumentenzorg De Rijksoverheid wil dat gemeente en provincies in hun ruimtelijke ordening meer aandacht geven aan cultureel erfgoed en de bescherming daarvan. Dit wil de overheid bereiken door de monumentenzorg te moderniseren. Vanaf 1 januari 2012 is deze modernisering monumentenzorg (hierna: MoMo) haar intreding gekregen (Rijksoverheid, 2013). In deze MoMo staan drie hoofdpunten beschreven: (1) Nieuwe bestemmingen voor oude gebouwen Hier pleit de Rijksoverheid naar het hergebruik van leegstaande monumenten. Hiermee wordt leegstand en verval voorkomen en behoudt monumenten voor de toekomst. De Rijksoverheid wil dit bereiken door subsidieregelingen die eigenaren kunnen aanvragen om hun monumenten te houden en om haalbaarheidsstudies naar herbestemmen te laten doen. (2) Eenvoudige regelgeving voor eigenaren monumenten Rijksoverheid streeft ernaar om de regelgeving omtrent monumenten te vergemakkelijken. Dit willen ze bereiken door vergunningverlening voor verbouwing of restauratie te versnellen. Daarnaast wil de Rijksoverheid kleine ingrepen op Rijksmonumenten niet vergunningspichtig maken (hier gelden wel enkele voorwaarden voor). (3) Cultuurhistorie onderdeel van ruimtelijke plannen. Rijksoverheid pleit ervoor om de monumentenzorg niet haar werk te laten doen op het monument zelf, maar ook voor de omgeving ervan: het zogenaamde gebiedsgerichte erfgoedbeleid. Binnen dit type gebiedsbeleid wordt inde ruimtelijke ordening standaard rekening gehouden met het aanwezige cultureel erfgoed. Dit heeft vanaf 1 januari 2012 ertoe geleid dat gemeenten in hun bestemmingsplannen aangeven welke cultuurhistorische waarden (zoals monumenten en archeologische vindplaatsen) er zijn in hun gemeente en hoe zij deze trachten te beschermen. Dit maakt burgers en bedrijven duidelijker op welke manier gemeenten omgaan in de bescherming van cultureel erfgoed. Rijksoverheid wil via 5 prioriteiten aangeven hoe zij ervoor willen zorgen dat monumentenzorg en rol gaat spelen in de ruimtelijke ordening. Dit zijn de 5 prioriteiten in het gebiedsgerichte erfgoedbeleid (Rijksoverheid, 2013): 1. economische betekenis Werelderfgoed vergroten door toerisme te bevorderen; 2. veiligheid en eigenheid zee, kust en rivieren waarborgen; 3. herbestemmen: historische gebouwen behouden, bijvoorbeeld om krimpgebieden aantrekkelijk te houden; 4. levend landschap: de ontwikkeling van cultureel erfgoed verbinden met opgaven als biodiversiteit en energietransitie; 5. wederopbouw: de periode 1940-1965 moet herkenbaar blijven in Nederland. 2.2 Bestemmingsplannen Gemeenten leggen hun regels, die gaan over de ruimtelijke ordening van een gebied, vast in bestemmingsplannen. Uit analyse van de bestemmingsplannen van gemeenten in Twente, zijn regels te vinden ten behoeve van de instandhouding van cultuurhistorie. Tabel 2 geeft weer in welke mate gemeenten in Twente regels in bestemmingsplannen hebben opgenomen die zijn gericht op de instandhouding van cultuurhistorie. In de analyse is vooral gekeken naar bestemmingsplannen die betrekking hebben op het buitengebied. Omdat aannemelijk is dat hier de meeste cultuurhistorische Twentse boerenerven zijn gevestigd.


Bijlage 5: Analyse beleid en regelgeving Twentse gemeenten Tabel 2: Analyse bestemmingsplannen Twentse gemeente Almelo

Bestemmingsplan (bron) Bestemmingsplan Buitengebied Almelo 2012

Regels m.b.t. cultuurhistorie ? Ja

(Gemeente Almelo, 2013)

Borne

Bestemmingsplan Buitengebied, herziening Erven Borne Hertme 2012

Ja

(Gemeente Borne, 2013)

Dinkelland

Bestemmingsplan Buitengebied 2010

Ja

(Gemeente Dinkelland, 2013)

Enschede

Bestemmingsplan Buitengebied Noord-Oost en Noord-West 2013

Ja

(Gemeente Enschede, 2013)

Haaksbergen

Bestemmingsplan Buitengebied Haaksbergen 2010

Ja

(Gemeente Haaksbergen, 2013)

Hellendoorn

Bestemmingsplan Buitengebied 2011

Ja

(Gemeente Hellendoorn, 2013)

Hengelo

Bestemmingsplan Buitengebied 2012 (Gemeente Hengelo (OV), 2013)

Ja

Desbetreffende regels

Cultuurhistorische landschapswaarden (beplantingselementen en openheid in de vorm van essen) zijn bestemd binnen de bestemming ‘Agrarisch met waarden’. Instandhouding en versterking van de aanwezige landschaps-, cultuurhistorischeen/of abiotische waarden zijn bestemd binnen de bestemming ‘Agrarisch met waarden’. Tevens wordt aangegeven dat geen vergunning mag worden verleend wanneer afbreuk wordt gedaan aan de aanwezige waarden. De dubbelbestemming ‘Waarde - Essen’ zijn aangewezen voor het behoud en de bescherming van de archeologische en cultuurhistorisch waardevolle essen en steilranden met bijbehorende beplanting. In de bouwregels wordt aangegeven dat geen afbreuk mag worden gedaan aan deze waarden. De dubbelbestemming ‘Waarde Cultuurhistorie’ is aangewezen voor het behoud van de karakteristieke openheid, de bodemgesteldheid en archeologische waarden. In principe mag op deze waarde niet gebouwd worden. Het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de landschappelijke waarde van de gronden, zoals deze in uitdrukking komt in het reliëf, de kleinschaligheid, de openheid, de beplantingselementen (houtsingels en houtwallen), worden bestemd binnen de bestemming ‘Agrarische met waarden landschap’. B&W zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats en afmetingen van bebouwing ten behoeve van onder andere de landschappelijke waarden van het gebied. ‘Agrarisch met waarden’ is mede bestemd voor instandhouding van de aldaar voorkomende dan wel daaraan eigen landschaps- en natuurwaarden, zoals geomorfologie, bodemkunde, landschapsvisuele, cultuurhistorische en ecologische waarden (waaronder kleinschaligheid). De bouwregels geeft aan dat ten behoeve van bebouwing van een boerderij ontheffing kan worden verleend wanneer een en ander duidelijk bijdraagt aan de instandhouding en herstel van de karakteristiek van de bestreffende boerderij. Tevens wordt aangegeven dat een schaapskooi, als specifieke vorm van agrarisch, buiten de bouwvlakken mag worden gebouwd. ‘Agrarisch met waarden - Agrarische functie met landschapswaarden’ is mede bestemd voor het in stand houden van landschapswaarden en houtwallen ter plaatse van de aanduiding ‘landschapswaarden en houtwal’. Ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’ is de grond mede bestemd voor instandhouding van cultuurhistorische waarden. In de regels ten behoeve van de aanlegvergunning zijn ter plaatse van de aanduiding ‘landschapswaarden en houtwal’ strenge regels opgenomen.


Bijlage 5: Analyse beleid en regelgeving Twentse gemeenten Hof van Twente

Bestemmingsplan Buitengebied Hof van Twente 2012

Ja

(Gemeente Hof van Twente, 2013)

Losser

Bestemmingsplan Buitengebied 2013

Ja

(Gemeente Losser, 2013)

Oldenzaal

Bestemmingsplan Buitengebied 2009

Ja

(Gemeente Oldenzaal, 2013)

Rijssen-Holten

Bestemmingsplan Buitengebied Rijssen-Holten 2012

Ja

(Gemeente Rijssen-Holten, 2013)

Tubbergen

Bestemmingsplan Buitengebied 2006

Ja

(Gemeente Tubbergen, 2013)

Twenterand

---

Nee

‘Agrarisch met waarden’ is mede bestemd voor de bescherming van openheid ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden - openheid’. Afwijking van de omgevingsvergunning voor het overschrijden van de bouwgrenzen is alleen toegestaan mits voorzien wordt in een goede landschappelijke inpassing en erfinrichtings- en/of beplantingsplan waartoe een landschapsdeskundige wordt geraadpleegd. Dit geldt ook voor het wijzigen van het plan ten behoeve van het vergroten van het bouwvlak. ‘Agrarisch 1 en 2’ zijn mede bestemd voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden (erven met erfbeplanting, kleinschalige en onregelmatige verkaveling, perceelsafscheidingen in de vorm van houtwallen, singels en waterlopen en bestaande zandwegen). In de bouwregels is opgenomen dat ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ de uitwendige hoofdvorm van de bestaande gebouwen, bestaande uit goot- en bouwhoogte en dakvorm, te worden gehandhaafd. Er kan worden afgeweken van de regels wanneer via een landschappelijke inpassing voldoende is gewaarborgd dat hier geen afbreuk aan wordt gedaan. Sloop van een bouwwerk kan alleen indien de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzingen aan het pand kan worden hersteld, de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet is te handhaven of dat geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm veroorzaken. ´Agrarisch - landschappelijke waarde’ is mede bestemd voor het behoud, herstel en/of de ontwikkeling van de landschappelijke waarde. Een aanlegvergunning wordt alleen verleend wanneer geen afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden. B&W zijn bevoegd het plan te wijzigen mits met een inrichtingsplan of een beeldkwaliteitsplan wordt aangetoond dat er sprake zal zijn van een goede landschappelijke inpassing. De dubbelbestemming ‘waarde - landschap’ is aangewezen voor het behoud, bescherming en/of herstel van de landschappelijke waarden (inclusief bebouwing en voorzieningen). Ter plaatse van deze dubbelbestemming mogen geen bouwwerken worden opgericht, in afwijking van de regels die in de andere regels zijn bepaald. Wanneer gronden zijn aangemerkt als ‘monument(en)’ dan worden er de volgende eisen aan gesteld: - de situering en/of lengte/breedteverhouding van nieuw te bouwen bebouwing; - de nokrichting van de kappen van gebouwen. Tevens dienen gebouwen met een cultuurhistorische waarde (monument) gehandhaafd blijven. Een nieuw activiteit mag geen onevenredige nadelige effecten uitoefenen op de landschappelijke waarden. Tevens worden essen beschermd door het opleggen van de aanduiding ‘essen’. Geen specifieke regels te vinden in de bestemmingsplannen ten behoeve van cultuurhistorie en instandhouding van


Bijlage 5: Analyse beleid en regelgeving Twentse gemeenten

Wierden

Bestemmingsplan Buitengebied 2009 (Gemeente Wierden, 2013)

Ja

cultuurhistorische Twentse boerenerven. ‘Agrarisch met waarden - landschap’ is mede bestemd voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarde. Hier stellen B&W nadere eisen aan ten behoeve van de plaats en afmeting van bebouwing. Deze eisen gaan onder andere over de landschappelijke inpassing. Bij ontheffingsmogelijkheden dient de belangenafweging van landschappelijke inpasbaarheid meegenomen te worden. Dit geld ook voor de wijzigingsmogelijkheden.

2.3 Monumenten (monumentenverordening) Gemeenten kunnen besluiten bijzondere panden op de gemeentelijke monumentenlijst te zetten. Dit kan alleen wanneer een dergelijk pand geen nationale betekenis heeft maar juist van regionaal of plaatselijk belang is. De gemeente legt haar monumentenbeleid vast in de gemeentelijke monumentenverordening. De monumentenverordening is een set regels waarin zowel de rechten en plichten van eigenaars van gemeentelijke monumenten zijn vastgelegd. Tevens geeft het inzicht in de procedures met betrekking tot de aanwijzing van monumenten en de aanvraag van een vergunning tot wijziging of herstel van een monument. De monumentenverordening is een bindend middel. Dat wil dus zeggen dat zowel de eigenaar als de gemeente zich eraan moet houden (Gemeente Tiel, 2013). Bij de benoeming van gemeentelijke monumenten speelt de monumentencommissie een belangrijke rol. In de monumentenwet van 1988 staat beschreven dat het verplicht is voor gemeenten (bevoegd gezag) om advies te vragen aan de monumentencommissie. Een monumentencommissie is onafhankelijk (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, 2013). Er kan een aanvraag bij de gemeente ingediend worden om een pand op de gemeentelijke monumentenlijst te zetten. De aanvrager dient dan wel belanghebbende te zijn. De monumentencommissie gaat dan de aanvraag bekijken en adviseert de gemeente over hun besluit (Gemeente Amsterdam, 2013).


Bijlage 6: Notulenschrift ge誰nterviewden

Bijlage 6 Notulenschrift ge誰nterviewden

Onderzoeksrapport Laat Twentse cultuurhistorische boerenerven hun leven behouden! Een onderzoek naar de instandhouding van cultuurhistorische Twentse boerenerven.

Inhoud 1. Inleiding interviews 2. Interview gemeente Het Oversticht 3. Interview gemeente Almelo 4. Interview gemeente Borne 5. Interview gemeente Dinkelland en Tubbergen (Noaberkracht) 6. Interview gemeente Enschede 7. Interview gemeente Haaksbergen 8. Interview gemeente Hellendoorn 9. Interview gemeente Hengelo 10. Interview gemeente Hof van Twente 11. Interview gemeente Losser 12. Interview gemeente Rijssen-Holten 13. Interview gemeente Wierden


Bijlage 6: Notulenschrift geïnterviewden

1. Inleiding interviews Interviews zijn gebruikt om na te gaan welke definities (of afbakening) gemeenten in Twente gebruiken in beleid en regelgeving. Daarnaast zijn de interviews gebruikt om de achtergronden van het beleid en regelgeving te achterhalen met daarbij de gemaakte keuzes. Tevens is ingegaan op welke activiteiten Stichting Twentse Erven op zich kan nemen. Regio Twente bestaat uit veertien gemeenten, hiervan zijn de volgende gemeenten geïnterviewd: - Gemeente Almelo Paul Reinerink - Gemeente Borne Arend-jan Compagner - Gemeente Dinkelland /Tubbergen Philipp Schoonderbeek - Gemeente Enschede Henk Visscher - Gemeente Haaksbergen Eric Ooink - Gemeente Hellendoorn Harry List en Johan ten Dam - Gemeente Hengelo Kees-Jan Stegeman - Gemeente Hof van Twente Jeroen Overbeek - Gemeente Losser Arie Rodenburg - Gemeente Rijssen-Holten Wietske Weis-Veen en Johan Brinkers - Gemeente Wierden Gerard Sluiskes en Gert-Jan Grievink De gemeenten zijn voor het onderzoek telefonisch benaderd. Hier is bewust voor gekozen om zo persoonlijk contact te krijgen en mondeling toe te lichten wat de insteek is. Op die manier wordt verwacht eerder een positief antwoord te krijgen dan wanneer zij benaderd worden via de mail. Opvallend is dat erg verschillend is met welke gemeenteambtenaar het interview is afgelegd. Vaak zijn het beleidsmedewerkers, maar ook andere functies kwamen voorbij. Duidelijk is geworden dat gemeenten soms zelf niet exact weten welke ambtenaar binnen de organisatie hier over gaat. Gemeente Oldenzaal en Twenterand zijn niet geïnterviewd. De reden hiertoe zijn erg verschillend. Gemeente Oldenzaal geeft aan weinig buitengebied te hebben en contact met de gemeente heeft niet geresulteerd in het afleggen van een interview. Ten slotte is gemeente Twenterand meerder malen benaderd. Echter, zij geven aan dat zich op het grondgebied van de gemeente slechts twee cultuurhistorische Twentse erven bevinden. Hier wordt in beleid en regelgeving niet op ingezet. Hoewel uit het bureauonderzoek blijkt hier wel degelijk beleid op gevoerd wordt, en naar meerdere malen contact te hebben gezocht, heeft dit niet geresulteerd in het afleggen van een interview. Ten behoeve van de interviews bij de gemeenten, is gebruikgemaakt van de methode ‘half gestructureerde interviews’. Om het interview nog enigszins structuur te geven zijn enkele gerichte vragen gesteld. Tijdens de interviews zijn dan ook zeven vragen gebruikt die in hoofdlijnen het gesprek structuur moet geven. Dit zijn de volgende vragen: 1. Hanteert de gemeente een definitie voor ‘cultuurhistorische Twentse boernerven of een soort gelijk begrip? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe is deze bepaald? 2. Neemt de gemeente deel aan ‘Streekeigen Huis en Erf’? Zo nee, wat is hier de reden toe? Zo ja, werkt het? Wat kan beter en wat zijn de bevindingen van de initiatiefnemers? 3. Wat verwacht de gemeente in de toekomst te doen voor de instandhouding van cultuurhistorische Twentse boerenerven gezien subsidies eindigen of minder worden? 4. Geeft de gemeente advies of ondersteund het bewoners van monumenten (of cultuurhistorische Twentse boerenerven die niet aangemerkt zijn als monument) in regelgeving, advies rond restauratie enz.? 5. Wat kunnen volgens u taken worden voor Stichting Twentse Erven om de instandhouding van cultuurhistorische Twentse boernerven te waarborgen/na te streven? 6. Denkt u dat samenwerking vanuit regio Twente op de instandhouding van cultuurhistorische Twentse boerenerven een goed initiatief is om gemeenschappelijk deze instandhouding te regelen? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom? 7. Waarom zet de gemeente, voor de instandhouding ervan, cultuurhistorische Twentse boerenerven niet simpelweg op de gemeentelijke monumentenlijst? De informatie die naast deze vragen in het gesprek naar voren zijn gekomen en die relevant zijn, zijn ook opgenomen in de verslagen. De specifieke antwoorden op de bovenstaande vragen zijn in de tekst aangegeven met: [1], waarna het nummer refereert naar de vraag hierboven. Voor het interview met Anneke Coops van Het Oversticht is een andere vragenlijst gebruikt die ook half gestructureerd is opgebouwd (zie hieronder).


Bijlage 6: Notulenschrift geïnterviewden Ten behoeve van het interview met Het Oversticht zijn de volgende vragen gesteld: 1. Welke definitie hanteert Het Oversticht voor ‘cultuurhistorische Twentse boerenerven’ en waar is deze op gebaseerd? 2. Weet u waarom niet alle Twentse gemeenten gebruikmaken van ‘Streekeigen Huis en Erf’? Waarom zou een gemeente wel of juist niet deelnemen? 3. Werkt de ‘Streekeigen Huis en Erf’ benadering? a. Vindt u dat gemeenten genoeg doen om de instandhouding van deze erven te waarborgen? b. Hoe lang is ‘Streekeigen Huis en Erf’ nog actief denkt u? 4. Welke taken kan Stichting Twentse Erven volgens u het beste op zich nemen om voor instandhouding van cultuurhistorische Twentse boerenerven na te streven, naast de taken van Het Oversticht? 5. Zou een puntensysteem voor de waardering van ‘cultuurhistorische Twentse boerenerven’ een goede manier zijn om duidelijk te maken in hoeverre erven cultuurhistorische zijn? 6. Op welke manier denkt u dat gemeenten in de toekomst (met de afname van subsidiemogelijkheden) de instandhouding kan waarborgen? De verslagen van de interviews (notulen) zijn als verhaal geschreven (dus niet per vraag specifiek beantwoord). Dit is bewust gedaan om zo ook de achtergronden mee te nemen. De verslagen zijn voorzien van structuur door het coderen van de alinea’s. De alinea’s zijn voorzien van kernwoorden die de tekst samenvatten. Op die manier zijn bepaalde onderdelen in de verslagen makkelijker terug te vinden.


Bijlage 6: Notulenschrift geïnterviewden

2. Interview Het Oversticht Naam geïnterviewde Functie Datum Datum geaccordeerd

Anneke Coops Ervenconsulent Twente 31 oktober 2013 11 november 2013

Op donderdag 31 oktober 2013 is mevrouw Coops, ervenconsulent Twente, van Het Oversticht geïnterviewd. Het Oversticht is een organisatie dat zich inzet op onder ander cultuurhistorie. Onderstaand is hier het gemaakte verslag van weergegeven. 1. Welke definitie hanteert Het Oversticht voor ‘cultuurhistorische Twentse boerenerven’ en waar is deze op gebaseerd? Anneke Coops: Het Oversticht maakt gebruik van een cultuurhistorische waardenkaart en archeologische waardenkaart. De definitie die Het Oversticht hierbij hanteert is die van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Om cultuurhistorische Twentse boerenerven te waarderen maakt Het Oversticht gebruik van vier aspecten waarop de waardering betrekking heeft: - kenmerkendheid - zeldzaamheid - ensemblewaarde Definitie in - gaafheid samenspraak met gemeente Wanneer een inventarisatie van karakteristieke panden voor een gemeente gemaakt moet worden, wordt in overleg met de gemeente gekeken naar extra kenmerken. Naast de bovengenoemde vier aspecten kunnen gemeenten dus aanvulling geven op de beoordeling van karakteristieke panden. De extra aanvulling (criteria) neemt Het Oversticht vervolgens mee in het opstellen van de inventarisatie. De criteria kunnen dus per gemeente verschillend zijn. Duidelijk moet ook zijn dat elke gemeente hier anders mee omgaat en ook hier anders mee om wenst te gaan. Een eenduidige definitie is dus niet te hanteren aangezien er met gemeenten in overleg moet worden bepaald wat zij van belang achten. 2. Weet u waarom niet alle Twentse gemeenten gebruikmaken van ‘Streekeigen Huis en Erf’? Waarom zou een gemeente wel of juist niet deelnemen? Anneke Coops: Tijdens de invoering van Streekeigen Huis en Erf zijn alle gemeenten uitgenodigd / aangeschreven om deel te nemen. Veel gemeenten doen niet mee als gevolg van financiële overwegingen. Hoewel er Streekeigen Europese subsidies achter zitten kost het de gemeente altijd geld. Daarnaast zijn beleidsprioriteiten Huis en Erf per gemeente verschillend. Wanneer het landelijk gebied niet als prioriteit op de agenda staat dan zal bij gemeente een gemeente minder snel deelnemen aan het project. En natuurlijk brengt deelname aan Streekeigen Huis en Erf ook extra werk voor een gemeente mee. Dit kunnen redenen zijn om niet deel te nemen. 3. Werkt de ‘Streekeigen Huis en Erf’ benadering? a. Vindt u dat gemeenten genoeg doen om de instandhouding van deze erven te waarborgen? b. Hoe lang is ‘Streekeigen Huis en Erf’ nog actief denkt u? Anneke Coops: Het Oversticht ziet vaak dat gemeenten voor de instandhouding van cultuurhistorische Twentse erven erg stimulerend zijn. De gemeente wil burgers stimuleren om zelf het initiatief te ontplooien. Het verschilt erg per gemeente wat zij doen voor de instandhouding van deze erven. Dit heeft grotendeels ook te maken met de waarde die de gemeente aan cultuurhistorie hecht. De gemeenten die Streekeigen meededen aan Streekeigen Huis en Erf waren voor de burgers erg stimulerend en inspirerend. Vooral Huis en Erf als mensen bij hun buren zien hoe het erf opknapt van een kleine restauratie of van streekeigen toont resultaat aanplant zonder dat de bedrijfsvoering gehinderd wordt. Wat Het Oversticht wel ziet is dat in Noordoost Twente vanuit Streekeigen Huis en Erf veel adviezen zijn gegeven aan eigenaren van erven maar dat deze hier helaas weinig worden uitgevoerd. Het gaat bij gemeenten vaak om


Bijlage 6: Notulenschrift geïnterviewden bewustwording bij de burgers, zodat zij zelf beseffen in wat voor een type boerderij zij wonen, op welk type erf of welke cultuurhistorische schuren zij bezitten. Per 1 oktober zijn de laatste aanvragen voor Streekeigen Huis en Erf binnengekomen. Dit betekent dat momenteel nieuwe aanvragen niet meer mogelijk zijn. 1 oktober was de sluitingsdatum en het programma is afgesloten. 4. Welke taken kan Stichting Twentse Erven volgens u het beste op zich nemen om voor instandhouding van cultuurhistorische Twentse boerenerven na te streven, naast de taken van Het Oversticht? Anneke Coops: Het Oversticht ziet Stichting Twentse Erven zeker niet als concurrent, maar als partner om mee samen te werken. De taken die de stichting op zich kan nemen kunnen van verschillende aard zijn. Zo De stichting als kan de stichting heel goed fungeren als een informatiecentrum waar alle verhalen van boerderijen infocentrum verzameld worden. Verhalen van boerderijen (de achtergronden) zijn erg belangrijk voor het behoud van de erven. Door die kennis hechten mensen meer waarde aan de erven. Wanneer de stichting deze verhalen verzamelt en als database gebruikt, kunnen zij de informatie naar buiten dragen en meer bekend laten worden over de boerderijen die er zijn. Het Oversticht en de stichting zijn voor elkaar van betekenis. De stichting zit bijvoorbeeld meer tussen de mensen (burgers). Dit betekent dat een dergelijke stichting wel altijd uit mensen uit Twente moet bestaan, liefst erfeigenaren. Zo wordt de stichting iets van onderop, van de mensen zelf, die elkaar helpen, stimuleren en informeren. Zo kunnen eigenaren die vragen hebben of die wat anders willen De stichting met hun boerderij, kijken naar voorbeelden waarin anderen veranderingen hebben doorgebracht die de schakel zonder afbreuk te doen aan de cultuurhistorie van het erf. Dit is erg belangrijk: het kan voor de is tussen behoud en stichting een mooie taak worden. Van belang is wel dat zo vroeg mogelijk met deze mensen in ontwikkeling gesprek gegaan wordt, om in een vroegtijdig stadium betrokken te raken. Wanneer een boer bijvoorbeeld al een sloopvergunning heeft aangevraagd voor een cultuurhistorisch pand op een erf, dan is het vaak al te laat om hier nog een stok achter de deur te krijgen. De stichting kan bijvoorbeeld ook projecten starten met mensen die al dingen hebben ondernomen om zo te laten zien hoe het kan en op die manier van elkaar te leren. Dit kan bijvoorbeeld door het oprichten van een ‘kring van ambassadeurs’ waarin mensen hun verhalen kunnen delen. 5. Zou een puntensysteem voor de waardering van ‘cultuurhistorische Twentse boerenerven’ een goede manier zijn om duidelijk te maken in hoeverre erven cultuurhistorisch zijn? Anneke Coops: In feite maakt Het Oversticht gebruik van een dergelijk waarderingsysteem. Dit is gebaseerd op de punten die genoemd zijn: kenmerkendheid, zeldzaamheid, ensemblewaarde en gaafheid. Hier worden punten op gegeven waardoor een erf in een bepaalde waarderingscategorie valt. Hoewel dit wel werkt Een objectief en voelbaar blijft het moeilijk om iets wat subjectief is, objectief te maken. Zo wil de provincie bijvoorbeeld meer waarderings- inzetten op de kwaliteit. Maar wat is nu kwaliteit en hoe kun je dat objectief toetsen? Deze vraag wordt systeem door een ieder anders geïnterpreteerd. Een dergelijk waarderingsysteem kan een goed middel zijn, wel moet het dan objectief en voelbaar zijn. Gemeenten hebben hier volgens Het Oversticht wel degelijk behoefte aan, aangezien zij hierdoor op een makkelijker en snellere manier kan toetsten of iets cultuurhistorisch van belang is. Op die manier ontstaat geen discussie of verwarring. Er is immers sprake van een objectieve toetsing. 6. Op welke manier denkt u dat gemeenten in de toekomst (met de afname van subsidiemogelijkheden) de instandhouding kan waarborgen? Anneke Coops: Op de vraag wat gemeenten in de toekomst zullen doen om instandhouding te waarborgen, is moeilijk Subsidie blijft antwoord te geven. Het Oversticht hoopt dat het tij keert en dat er op den duur wel weer veel mogelijkheden zijn in de vorm van subsidies. Subsidies (geld) blijft toch een goede manier om mensen in de toekomst van te stimuleren en te sturen op hetgeen gemeenschappelijk van belang is (zoals cultuurhistorie). belang Gemeenten hebben momenteel minder mensen en minder geld. Veel ambtenaren moeten meerdere taken op zich nemen waardoor vaak onderdelen onbelicht blijven. De vraag blijft wel hoe de


Bijlage 6: Notulenschrift geĂŻnterviewden gemeenten in de toekomst aan geld komen. Wellicht is het een manier om particuliere investeerders te vinden? Hoewel dit ook erg moeilijk kan zijn.

Wonen op erven?

Het beeld dat mensen hebben

Veel boeren zullen met hun agrarische bedrijf stoppen, deze trend zet zich nog voort. Een idee kan zijn om mensen meer te laten wonen op erven om zo het cultuurhistorische erf te behouden. Dit kan bijvoorbeeld door een seniorenerf te creĂŤren. Hoewel de toekomst onzeker blijft, is het voor gemeenten vaak wel het streven om het platteland vitaal te houden. Belangrijk bij de instandhouding van cultuurhistorische Twentse boerenerven is tevens het beeld dat mensen bij de erven hebben. Zo zijn vaak de boerderijen van de wederopbouw erg onbelicht in de instandhouding van boerenerven. De vraag is dus wat nu wel en want nu niet cultuurhistorisch is. Hierbij speelt de tijd een belangrijke rol. Vaak wordt alleen gekeken naar zeer oude erven en hun cultuurhistorie. Echter, de boerderijen van de wederopbouw hebben ook cultuurhistorische waarde maar deze wordt vaak niet gezien. De wederopbouw is voor Nederland een belangrijke periode geweest en de gebouwen die in die tijd gebouwd zijn hebben ook een bepaald karakter dat van belang is. Per periode zijn gebouwen typerend. Er moet dus goed gekeken worden wat onder een cultuurhistorisch waardevol erf valt en wat niet. N.B. (cultuur)historie begint vandaag, dus alles is (cultuur)historie! Het gaat erom wat je daarvan waardevol vindt of niet.


Bijlage 6: Notulenschrift geïnterviewden

3. Interview gemeente Almelo Naam geïnterviewde Functie Datum Datum geaccordeerd

Paul Reinerink Beleidsmedewerker Ruimtelijke Ontwikkeling 22 november 2013 22 november 2013

Op vrijdag 22 november 2013 is door de heer Reinerink, beleidsmedewerker Ruimtelijke Ontwikkeling, van de gemeente Almelo per mail de vragen beantwoord. Onderstaand is hier het gemaakte verslag van weergegeven. Geen eigen definitie

Geen Streekeigen Huis en Erf wel financiële ondersteuning

Gemeente adviseert bewoners van monumenten

Gemeente heeft geen actief aanwijsbeleid voor monumenten

In het kader van bestemmingsplannen worden monumenten niet meer genoemd in de begrippenlijst. Voor de bescherming van monumenten gelden er andere wetten waaronder de Monumentenwet. Indien een cultuurhistorisch Twents boerenerf is aangewezen als monument valt deze onder het beschermingsregime van de Monumentenwet. Een eigen definitie hanteert de gemeente Almelo niet [1]. Reinerink geeft aan dat gemeente Almelo niet deelneemt aan het project ‘Streekeigen Huis en Erf’. De reden hiertoe is dat het de gemeente ontbreekt aan geldelijke middelen [2]. De gemeente richt zich meer op regisserende taken, in plaats van zelf als uitvoerder op te treden. De gemeente stimuleert eigen initiatief van maatschappelijke partners, waartoe ook verenigingen en stichtingen behoren die zich inzetten voor een specifiek belang. Financiële ondersteuning richt zich doorgaans alleen op primaire taken van de gemeente. Onze gemeente heeft nu geen subsidieregeling voor monumenten. De gemeente verwijst waar mogelijk wel door naar subsidie verlenende instanties [3]. De gemeente adviseert aanvragers van een omgevingsvergunning op verzoek via een vooroverleg. Inhoudelijk advies wordt gegeven over de inhoud en procedure van een vergunningaanvraag. Voor het overige verwijzen wij door naar andere adviserende instanties, zoals de ervenconsulent of subsidie verlenende instanties [4]. Reinerink geeft aan dat samenwerking tussen gemeenten voor de instandhouding kan worden bevorderd op gemeentelijk niveau. Een regionale inventarisatie kan hierbij behulpzaam zijn. De vraag is echter of een dergelijk project behoort tot het primaire takenpakket van de Regio Twente [6]. Op de monumentenlijst staan een aantal geselecteerde objecten die een dwarsdoorsnede van de binnen de gemeente aanwezige monumentale panden, laat Reinerink weten. Hieronder vallen ook een aantal objecten in het buitengebied. Daarnaast werkt de gemeente aan een cultuurhistorische waardenkaart. Op dit moment heeft volgens Reinerink de gemeente geen actief aanwijsbeleid voor monumenten. Mogelijk dat in de toekomst wordt besloten alsnog een aantal objecten toe te voegen aan de monumentenlijst.


Bijlage 6: Notulenschrift geïnterviewden

4. Interview gemeente Borne Naam geïnterviewde Functie Datum Datum geaccordeerd

Arend-jan Compagner Beleidsmedewerker Ruimtelijke Ordening (monumentenzorg) 1 november 2013 11 november 2013

Op vrijdag 1 november 2013 is de heer Compagner, beleidsmedewerker Ruimtelijke Ordening (monumentenzorg), van de gemeente Borne geïnterviewd. Onderstaand is hier het gemaakte verslag van weergegeven.

Geen definitie wel erfgoedcommissie

Compagner geeft aan dat gemeente Borne geen eigen definitie hanteert voor ‘cultuurhistorische Twentse boerenerven [1]. Wel maakt de gemeente gebruik van een gemeentelijke erfgoedcommissie. Deze commissie heeft in het verleden zelf een inventarisatie gemaakt van de cultuurhistorische boerenerven in de gemeente. Dit resulteerde in een lijst met 30 á 35 boerenerven die de erfgoedcommissie cultuurhistorisch van belang ziet.

Weinig beleid wel voldoende bescherming

De gemeente Borne heeft geen specifiek beleid op cultuurhistorische Twentse boerenerven. Hiervoor zijn meerdere redenen. Ten eerste is de gemeente Borne niet rijk bezaaid met cultuurhistorische Twentse boerenerven. Tevens zijn de boerenerven die er zijn, al voldoende beschermd door regelgeving in het bestemmingsplan en door het opleggen van een monumentale status. Gemeente Borne heeft ook geen capaciteit om stimulerend beleid te voeren op deze erven.

Een aantal jaren geleden (periode 2011-2005) heeft de gemeente een aantal erven aangewezen als gemeentelijk monument. Compagner geeft aan dat het ook moeilijk is om in te spelen als overheid op Monumenten de instandhouding van cultuurhistorische Twentse boerenerven. “wat kan je als overheid doen om als enig instandhouding te regelen?” Compagner geeft vervolgens aan dat behoud van cultuurhistorisch middel erfgoed feitelijk (juridisch) alleen kan via het opleggen van een monumentale status (wanneer er niet genoeg capaciteit en budget is voor stimulerend beleid). Gemeente Borne doet niet mee aan de projectaanpak ‘Streekeigen Huis en Erf’. De reden hiervoor is dat ook hier niet genoeg capaciteit voor is [2]. Te weinig capaciteit in tijd en geld. Tevens geeft Compagner aan dat deze aanpak niet echt bekend is bij de gemeente Borne. Hoewel gemeente Borne niet deelneemt aan Streekeigen Huis en Erf, heeft het wel zelf een soortgelijk beleid gevoerd Geen Streekeigen binnen de Groene Poort. Dit beleid was met name gericht op kransesdorpen in de gemeente. Hierbij Huis en Erf wel werden subsidies uitgereikt voor het verbeteren van erven en het opknappen ervan. Hoewel dit project eigen beleid goed aansloot op de instandhouding van de boerenerven is het volgens Compagner wel mislukt. Dit kwam door het feit dat boerenbedrijven door de tijd heen hun boerderijen zodanig hebben gemoderniseerd waardoor er hoge kosten moesten worden gemaakt. Hoewel er weliswaar subsidie kon worden verkregen zijn er uiteindelijk weinig aanpassingen gerealiseerd. Compagner geeft wel aan dat wanneer agrariërs willen ontwikkelen, er vaak in samenspraak met de gemeentelijke erfgoedcommissie en/of Anneke Coops van Het Oversticht wordt gekeken naar een passende oplossing. Zowel vanuit de erfgoedcommissie als vanuit Het Oversticht wordt dan geadviseerd in het belang van het behoud van de cultuurhistorische en ruimtelijke kwaliteit van het erf. Bescherming In de toekomst verwacht Compagner dat de gemeente Borne de instandhouding van de erven vooral in toekomst via bestemmings- zal laten plaatsvinden in het bestemmingsplan buitengebied [3]. Momenteel wordt gewerkt aan een nieuw bestemmingsplan buitengebied waarin zoveel mogelijk wordt gewaarborgd. Compagner geeft plan aan dat gemeente Borne wel een goed beeld heeft van de cultuurhistorie op haar grondgebied. Tevens heeft de gemeente Borne een visiedocument laten opstellen door Het Oversticht ten behoeve van het toevoegen van kleinschalige recreatieverblijven aan het erf. In dit visiedocument worden per gebied de waardevolle kenmerken beschreven. Wanneer agrariërs willen ontwikkelen dan wordt gestreefd om deze ontwikkeling te laten aansluiten op deze gebiedskenmerken. Ontbreekt aan capaciteit

Gemeente Borne adviseert en ondersteund particulieren die eigenaren zijn van gemeentelijke monumenten door hen te helpen bij subsidieverlening en bij het vergunningenproces [4]. Ook hier ontbreekt het bij de gemeente Borne aan capaciteit om meer te kunnen doen. Gevraagd is op welke


Bijlage 6: Notulenschrift geïnterviewden manier archeologie ook een rol speelt in de instandhouding van cultuurhistorische Twentse boerenerven. Compagner geeft aan dat gemeente Borne hier veel mee te maken heeft gehad en dat zij werken met een archeologische waardenkaart. Voor de boerenerven is het wel minder bepalend laat Compagner weten, het zit immers in de grond en is niet zichtbaar. Wel zegt de archeologie van deze erven iets over de ontstaansgeschiedenis ervan en is het dus wel een belangrijk onderdeel. Compagner verteld vervolgens dat de meeste gemeenten archeologie wel redelijk goed verankerd hebben in de regelgeving van bestemmingsplannen. Stichting Twentse Erven kan volgens Compagner meerdere mogelijke taken op zich nemen [5]. Zo kan het bijvoorbeeld zorgen dat eigenaren van dergelijke erven met de juiste mensen in contact komen wanneer zij willen ontwikkelen en kan hen voorzien van goede informatie. Tevens kan de stichting proberen om financiële middelen los te krijgen om de mensen ook iets te bieden, voor gemeenten is dit vaak moeilijker. Ook geeft Compagner aan dat een belangrijke taak van de stichting het inventariseren is en het bewust maken van mensen dat een dergelijk erf cultuurhistorisch van Verschillende belang is. Volgens Compagner kan een stichting dit beter oppakken dan een gemeente gezien mogelijkheden burgers bij een gemeente zich vaak belemmerd voelt. Daarnaast zou ook nieuwbouw op voor taken cultuurhistorische erven een belangrijk onderdeel kunnen worden voor de stichting. Het kan hier stichting mensen aansturen om kenmerken en karakteristieken goed te gebruiken in relatie tot nieuwe bebouwingen in het buitengebied en mensen hiertoe stimuleren. Ga bijvoorbeeld niet alleen maar naar de goedkoopste aannemer maar haal er een goede architect bij. Compagner heeft zelf enkele malen gezien dat niet altijd goed wordt omgegaan met de waardevolle kenmerken en karakteristieken van agrarische erven. Het is voor Compagner dan ook erg frustrerend dat overheden veel geld uitgeven aan bedrijventerreinen, welke lelijk zijn, en minder geld uitgeven aan cultuurhistorische kwaliteiten binnen de gemeenten.

Integrale kijk noodzakelijk en gewenst

Compagner geeft aan dat samenwerking op cultuurhistorische Twentse boerenerven noodzakelijk en gewenst is [6]. Hoewel de kenmerken en karakteristieken in Twente per streek kan verschillen is het juist belangrijk om deze verschillen duidelijk op papier te krijgen en hier een uniforme kijk op te krijgen, aldus Compagner. Op deze manier kunnen mensen er op gewezen worden wanneer de kenmerken en karakteristieken verkeerd gebruikt worden.

Compagner is de vraag voorgelegd of het niet makkelijker is om meer cultuurhistorische Twentse boerenerven op te nemen als gemeentelijk monumenten om de instandhouding te waarborgen. Compagner geeft in zijn antwoord aan dat het wel een handige manier (wellicht de beste manier) is Monumenten om de instandhouding te regelen maar dat dit niet altijd haalbaar is [7]. Eigenaren willen vaak dit beslist niet en zijn bang dat ze dan niks meer mogen. Compagner geeft wel aan dat de burgers handige manier voor denken dat bij het opleggen van een monumentale status zij helemaal niks meer mogen met het instandhouding gebouw/erf, dit is echter niet waar. Van de 30 á 35 monumenten die op de lijst staan die erven geïnventariseerd is, zijn de tien toppers eruit gehaald en op de gemeentelijke monumentenlijst gezet. Aanvankelijk was het de bedoeling om alle geïnventariseerde boerenerven erop te zetten, maar dit is simpelweg niet haalbaar laat Compagner weten. Zo heeft het opleggen van een monumentale status op de tien erven geleid tot procedures tot aan de Raad van State. Tevens kost het opleggen van gemeentelijke monumenten de gemeente erg veel geld vanwege handhaving en subsidies, aldus Compagner.


Bijlage 6: Notulenschrift geïnterviewden

5. Interview gemeente Dinkelland en Tubbergen (Noaberkracht) Naam geïnterviewde Functie Datum Datum geaccordeerd

Philipp Schoonderbeek Projectleider / beleidsmedewerker 7 november 2013 8 november 2013

Op donderdag 7 november 2013 is de heer Schoonderbeek, projectleider / beleidsmedewerker, van de gemeente Dinkelland (ambtelijke samenwerking Noaberkracht) geïnterviewd. Onderstaand is hier het gemaakte verslag van weergegeven.

Minder beleid door bezuinigingen meer overlaten aan maatschappij

Schoonderbeek geeft aan dat Noaberkracht geen eigen definitie hanteert voor ‘cultuurhistorische Twentse boerenerven’[1]. Wel heeft het inventaristaties laten maken door Het Oversticht en maakt het dus indirect wel deels gebruik van de defintie zoals Het Oversticht deze hanteert. Volgens Schoonderbeek is momenteel het grootste probleem de bezuinigingen. Dat is de reden dat onder andere Noaberkracht weinig meer doet aan instandhouding van cultuurhistorie, er is geen geld meer voor. Voorheen beschikten ze nog over een beleidsdocument over kunst en cultuur (Kunst en cultuur nota). Deze wordt nu niet meer geactualliseerd omdat hier geen geld meer voor is. Tevens geeft Schoonderbeek aan dat het de vraag is of je als gemeente wel alles wilt bedenken in beleid en regelgeving. Tegenwoordig wordt meer nadruk gelegd op de samenleving, vanuit de mensen zelf initiatieven ontplooien. Hoewel Noaberkracht niet veel doet wat betreft cultuurhistorie en de instandhouding ervan, gaat het wel in overleg met dorps- en kernraden. Hierin wordt overlegd wat hun ideeën zijn en wat zij aan beleid willen toepasssen. Uitgangspunt is dus dat zij zelf met informatie komen.

Continuïteit van beleid wordt gemist

Schoonderbeek laat weten dat het ook van belang is hoe de politieke belangen zich strekken in de gemeenten. Momenteel heeft het college minder met cultuurhistorie waardoor in beleid en regelgeving hier ook minder op gefocust wordt. Dit blijft voor Noaberkracht onzeker. Dit heeft met name te maken met het feit dat er vaak geen continuïteit in de belangen van het college zit. Beleid en regelgeving bij gemeenten is erg afhankelijk van de politiek, aldus Schoonderbeek. Schoonderbeek geeft aan dit erg jammer te vinden. Zo zijn er momenteel geen stimuleringsregelingen voor gemeentelijke monumenten (enkel nog iets voor kerken en molens).

Over het algemeen voert gemeente Tubbergen wel meer beleid op cultuurhistorie dan gemeente Dinkelland. Schoonderbeek geeft aan dat het besef voor cultuurhistorie er wel is, zoals ook te zien is in het centrum van Denekamp waar een oud hotel bedreigd werd met sloop. Hierbij maakt Inschakeling Het Oversticht Noaberkracht ook gebruik van Het Oversticht door het adviezen en onderzoeken. Ten behoeve van het dreigement voor de sloop van het oude hotel in Denekamp, heeft Het Oversticht onderzoek uitgevoerd voor wat er mogelijk is voor de instandhouding van het pand. Dit onderzoek werd uitgevoerd in samenwerking met de gemeente, aldus Schoonderbeek. Tevens heeft Het Oversticht adviezen gegeven over de aanmerking van gemeentelijke monumenten laat Schoonderbeek weten.

Monumentenraad

Gemeente Dinkelland beschikt over een ‘Monumentenraad’. Deze raad geeft adviezen aan het college, gevraagd dan wel ongevraagd, geeft Schoonderbeek aan. Het college blijft vrij in het besluit dat ze nemen op het advies. De Monumentenraad is volgens Schoonderbeek een onafhankelijke partij die momenteel alleen actief is in gemeente Dinkelland.

Streekeigen Huis en Erf

Streekeigen Huis en Erf is een projectaanpak waaraan Noaberkracht deelneemt. Volgens Schoonderbeek heeft dit project veel bereikt in de twee gemeenten, maar weet dit niet zeker [2]. Gemeente Dinkelland heeft hiervoor wel geld vrijgemaakt (voor de cofinanciering).

Schoonderbeek geeft aan dat momenteel veel verschillen zitten in beleid en regelgeving tussen gemeente Dinkelland en Tubbergen. Gezien Noaberkracht (de ambtelijke fusie van de twee Onzekere gemeenten) sinds april nog maar officieel is, zijn de verschillend momenteel nog erg groot. In de toekomst meer door toekomst zal hier meer afstemming in plaatsvinden. Schoonderbeek geeft aan dat in de toekomst maatschappij geen oplossingen gezocht moeten worden die geld vragen om de instandhouding te regelen [3]. Deze laten doen gelden zijn in de toekomst waarschijnlijk niet beschikbaar. Er moet meer door de maatschappij worden overgenomen, aldus Schoonderbeek. Wat Noaberkracht wel kan doen is de burger faciliteren. Noaberkracht kan dus faciliteren in bestemmingsplannen en procedures geeft Schoonderbeek aan.


Bijlage 6: Notulenschrift geïnterviewden Misschien moet in de toekomst ook wel bedacht worden aan een ander systeem voor financiering (subsidies). Momenteel blijft het voor Noaberkracht in de toekomst nog erg onzeker, vooral in deze tijd, aldus Schoonderbeek. Tevens zal Noaberkracht de cultuurhistorie (via de MoMo) wel vastleggen in het bestemmingsplan door het opleggen van waarden. Probleem is dat rijk en provincie vaak werkt met cofinanciering. Dit betekend dat gemeenten ook geld moeten bijleggen. Volgens Schoonderbeek is dat geld er niet meer. Noaberkracht ondersteund volgens Schoonderbeek eigenaren van gemeentelijke monumenten door begeleiding bij subsidies [4]. Zo kunnen eigenaren gebruikmaken van adviezen van de Monumentenwacht en kan het een inspectierapport laten opstellen die door de gemeente wordt Ondersteuning betaald. Echter, Schoonderbeek geeft ook aan dat hier momenteel weinig geld meer voor is en hier eigenaren dus verder ook niet veel meer mee doet. Wel heeft de gemeente een schildje (herkenning als gemeentelijke monument) op alle monumentale panden laten zetten en betaald. De Monumentenraad heeft hier het monumenten werk gedaan, en de gemeente heeft dit betaald, aldus Schoonderbeek. Ondersteuning bij rijksmonunumenten verleend Noaberkracht niet. Het gaat hiet om rijksmonumenten en is dus een aangelegenheid voor het rijk en niet voor de gemeente geeft Schoonderbeek aan. De vraag is ook of gemeenten hier dan uberhaupt wel wat voor de mensen kan betekenen. Kennisbijeenkomst eigenaren monumenten

Volgens Schoonderbeek kan Stichting Twentse Erven de taak voor op zich nemen waarin het eigenaren begeleid en waarbij het informatie schept over de cultuurhistorische boerenerven in Twente [5]. Aan informatie ontbreekt het, laat Schoonderbeek weten. Tevens kan de stichting een rol spelen op de avond die Noaberkracht organiseert. Op deze avond komen eigenaren van monumenten (zowel rijksmonumenten als gemeentelijke monumenten) bij elkaar om samen met Monumentenwacht, Het Oversticht, de monumentencommissie van Tubbergen en de Monumentenraad van Dinkelland in discussie te gaan. Hierbij wordt gekeken waar eigenaren tegenaan lopen en wat beter kan, aldus Schoonderbeek. Hier zou de stichting een belangrijke rol in kunnen spelen.

De vraag of samenwerking vanuit Regio Twente op de instandhouding van cultuurhistorische Twentse boerenerven werd door Schoonderbeek beantwoord met dat het misschien wel noodzakelijk kan zijn [6]. Omdat momenteel weinig geld beschikbaar is, kan samenwerking juist sterker en krachtiger zijn. Integrale kijk Efficiëntie speelt hierbij ook een rol, aldus Schoonderbeek. Stichting Twentse Erven kan hier volgens kan efficiënter Schoonderbeek een overkoepelende functie in krijgen. Met name omdat het nu vaak lijkt alsof elke zijn gemeente met haar beleid en in stimulering elke keer opnieuw het wiel willen uitvinden. Hierbij wordt te vaak ad hoc beslist, terwijl een integrale kijk hier veel efficiënter kan zijn. Wel moet volgens Schoonderbeek hierbij het eigen identiteit van bepaalde gebieden behouden blijven en in kaart worden gebracht. Volgens Schoonderbeek is de intentie voor het oprichting van Stichting Twentse Erven goed.

Slag om al het cultuurhistorie als monument aan te wijzen komt nog

Schoonderbeek werd de vraag voorgelegd of het niet makkelijker en doeltreffende is om alle cultuurhistorische Twentse boerenerven op te nemen als gemeentelijk monument om de instandhouding te waarborgen. Schoonderbeek geeft aan dat deze slag nog wel gemaakt zal worden [7]. De Monumentenraad wil het monumentenbestand uitbreiden en wil in 2014 alle mariakapellen en ook erven als monument aanwijzen. Dit wordt wel in samenwerking met Het Oversticht bewerkstelligd. Schoonderbeek laat weten dat dit tot op heden nog weinig bezwaren tot gevolg heeft gehad. Dit is mede te danken aan de Monumentenraad. Zij gaan namelijk met de eigenaren van deze panden in goed overleg om duidelijk te maken dat zij niet enorm belemmerd worden door het opleggen van een dergelijke status. In deze Monumentenraad zitten veel deskundigen die hier veel over vertellen kunnen, aldus Schoonderbeek. Monumentenraad doet veel en neemt de gemeente veel werk uit handen.


Bijlage 6: Notulenschrift geïnterviewden

6. Interview gemeente Enschede Naam geïnterviewde Functie Datum Datum geaccordeerd

Henk Visscher Landschapsarchitect 18 november 2013 18 november 2013

Op vrijdag 18 november 2013 is door de heer Visscher een mail gestuurd waarin antwoord is gegeven op de vragen zoals deze bij anderen gemeenten ook zijn gevraagd. Er heeft ten behoeve van gemeente Enschede geen interview (persoonlijk) plaatsgevonden gezien hier geen ruimte meer voor was. Onderstaand is hier het gemaakte verslag van weergegeven. Historische vereniging

Streekeigen Huis en Erf

De cultuurhistorische kaart van Enschede wordt op dit moment gemaakt. Twentse boerenerven die cultuurhistorisch gezien waardevol geacht worden zijn geïnventariseerd door de historische vereniging en op de kaart gezet [1]. De regeling ‘Streekeigen Huis en Erf’ is bij de heer Visscher niet bekend. Dit is waarschijnlijk ook de reden dat gemeente Enschede hier niet aan deel heeft genomen [2].

In kaart brengen De gemeente wil haar cultuurhistorisch waardevolle erven in kaart brengen en dan deze kaart en koppelen koppelen aan het bestemmingsplan om op die manier de waarden vast te leggen. Ook zal er een aan bestemmingsplankoppeling gemaakt worden met de welstandsnota [3].

Loket buitengebied

De gemeente heeft een loket buitengebied waar elke bewoner van het buitengebied terecht kan met zijn vragen en wensen ten aanzien van zijn of haar boerenerf of anderszins waardevolle bebouwing. deze manier ondersteund en adviseert de gemeente Enschede bewoners van monumenten [4].

Voorlichting en bewustwording van het buitengewoon rijke cultuurerfgoed dat Enschede heeft in het Bewustwording buitengebied is denk ik het allerbelangrijkste. Het bewustzijn ten aanzien van dit erfgoed is in de is van groot gemeente Enschede minimaal ontwikkeld. Men beseft niet dat dit een cultuurhistorische, en daardoor belang ook toeristisch economische, peiler van de stad is die in de toekomst van groot belang kan zijn. Dit kan voor de stichting taken zijn voor om op zich te nemen: zorgen voor meer bewustwording [5]. Waarden van gebied van belang

Alle hulp is welkom, maar nadruk op de waarde van het gebied voor de stad is van groot belang. Samenwerking op instandhouding van cultuurhistorische Twentse boerenerven is daarom wel mogelijk zolang ieders waarden worden meegenomen [6]. Niet alle cultuurhistorische Twentse boerenerven zijn monumenten. Dat is de reden dat gemeente Enschede niet alle cultuurhistorische Twentse boerenerven als monument aanwijzen [7].


Bijlage 6: Notulenschrift geïnterviewden

7. Interview gemeente Haaksbergen Naam geïnterviewde Functie Datum Datum geaccordeerd

Eric Ooink Beleidsmedewerker Groen 5 november 2013 7 november 2013

Op dinsdag 5 november 2013 is de heer Ooink, beleidsmedewerker Groen, van de gemeente Haaksbergen geïnterviewd. Onderstaand is hier het gemaakte verslag van weergegeven. De heer Ooink laat weten dat gemeente Haaksbergen geen eigen definitie hanteert op ‘cultuurhistorische Twentse boerenerven’ [1]. Wel heeft het in het verleden wel eens een soort afbakening van het begrip op papier gezet. Deze ging vooral in op het patroon van de boerderij en of de hoofdvorm bestaat uit het hallehuistype. Echter, Ooink geeft aan dat tegenwoordig geen echte definitie gehanteerd wordt door de gemeente. Wel maakt het indirect gebruik van de definitie zoals Het Definitie moet Oversticht het gebruikt. Volgens Ooink komt dat doordat wanneer een verzoek binnenkomt dat per situatie betrekking heeft op een cultuurhistorisch boerenerf deze vaak door de onafhankelijke partij Het bekeken Oversticht bekeken wordt die hier hun visie op los laat. Daarnaast doet de gemeente dit zelf ook via worden Ooink, geeft Ooink aan. Maar dit kom meer omdat Ooink zelf als hobby hier veel affiniteit mee heeft en er dus meer verstand van heeft. Tegenwoordig bepaald de gemeente dus meer op gevoel of een dergelijke boerderij cultuurhistorisch waardevol is, aldus Ooink. Dit komt mede doordat per situatie het erf of de boerderij verschilt waardoor dus ook niet een eenduidige definitie gehanteerd kan worden. Het moet volgens Ooink per situatie bekeken worden. Tevens geeft Ooink aan dat met een definitie te veel regelgeving wordt opgeroepen en dit is volgens Ooink niet gewenst. Gemeente Haaksbergen heeft deelgenomen aan het project ‘Streekeigen Huis en Erf’ [2]. Ooink geeft aan dat het project in de gemeente Haaksbergen drie jaar gelopen heeft. Hierbij hebben 250 mensen deelgenomen aan het project. Ooink geeft aan dat het project grofweg in drie onderdelen bestaat: 1. Erfbeplanting (groen) 2. Cultuurhistorie 3. Rood (bebouwing) Streekeigen Ooink laat weten dat voor het onderdeel erfbeplanting en cultuurhistorie veel animo was en dat hier Huis en Erf veel mee gebeurd is in het kader van Streekeigen Huis en Erf. Alleen voor het onderdeel ‘rood’ was goede stimulering minder animo. Dit was ook het deel waar volgens Ooink de gemeente Haaksbergen ook niet echt om gevraagd had. Hoewel gemeente Haaksbergen achteraf zegt dat zij blij zijn dat het is meegenomen, is er minder vraag naar in de praktijk. Ooink geeft aan dat het project wel geholpen heeft. Sommige mensen zien het volgens Ooink als een oplossing en maken graag gebruik van de mogelijkheden. Zo kunnen zij een inspectierapport laten opmaken (geheel gratis) voor de onderdelen die cultuurhistorisch van belang zijn. De gemeente deelde graag mee aan het project laat Ooink weten. Dit komt vooral doordat de gemeente slechts een bijdrage van 8 á 9 % hoefde te betalen en de rest gecofinancierd werd door de provincie en dergelijke. Stimuleringsprojecten zijn volgens Ooink een goede oplossing om te bereiken wat een gemeente wil. Stimulerings- Dit is ook gebleken in het VAB-beleid. Dit is volgens Ooink een goede manier om boeren te projecten benaderen, het is belangrijk geweest voor de boeren en dat zie je ook duidelijk. Flexibiliteit is beter dan belangrijk en dus moet niet te veel regelgeving opgesteld worden. Tevens geeft Ooink aan dat in de regelgeving toekomst vooral meer aandacht moet worden gegeven aan het wonen op boerenerven om de cultuurhistorie hiervan in stand te houden.

Geen geld meer, onzekere toekomst

Ooink geeft aan dat gemeente Haaksbergen in het verleden verschillende stimuleringsregelingen hebben gehad om vooral cultuurhistorie en landschapselementen in stand te houden. Tegenwoordig gaan alle subsidies eraf (Groene en Blauwe Diensten heeft geen geldpot meer, Streekeigen Huis en Erf stopt ermee) en dit baat Ooink zorgen. Eerder beschikte Ooink binnen de gemeente nog over een Zelfstandig Landschappelijk budget (ongeveer € 65.000) en over een pot voor plattelandsvernieuwing (ongeveer € 200.000). Een deel van de pot van plattelandsvernieuwing kan voor landschap gebruikt worden. Hiermee kon hij in de praktijk veel doen om cultuurhistorie in stand te houden. Tegenwoordig worden deze potjes niet meer gevuld en ook bij regelingen als KGO moet direct geïnvesteerd worden in de omgeving van de ontwikkeling terwijl volgens Ooink dit geld beter in een pot gestopt kan worden zodat de gemeente hier zelf weer projecten uit haalt. Tevens geeft Ooink aan dat geld van de


Bijlage 6: Notulenschrift geïnterviewden provincie altijd van groot belang was voor stimuleringsregelingen. Tegenwoordig wordt dit steeds minder en dat is voor gemeenten een grote onzekerheid voor de toekomst, met name op het gebied van cultuurhistorie en landschap [3]. Provincie moet volgens Ooink meer doen zodat gemeenten ook meer kunnen doen. Politiek speelt grote rol

Ooink geeft ook aan dat het ook van groot belang is om politiek de neuzen de goede richting op te krijgen. Zo werkt het volgens Ooink in het voordeel wanneer een wethouder betrokken is. OP die manier wordt binnen de gemeente meer beleid en aandacht besteed aan de desbetreffende onderdelen.

Ooink geeft aan dat gemeente Haaksbergen ongeveer in bezit is van honderd monumenten (de helft gemeentelijk monument, de andere helft rijksmonument). De gemeente ondersteunt hier de eigenaren in door te adviseren rondom subsidies en procedures [4]. Dit doet gemeente Haaksbergen volgens Geen geld Ooink in samenwerking met de monumentenwacht. Hoewel zij hierin ondersteunen, geeft Ooink aan meer voor dat het geldpotje voor de gemeentelijke monumentenlijst op is. Er is dus geen geld meer beschikbaar monumenten voor de eigenaren van monumenten en dus kan de gemeente hen niet helpen bij de instandhouding via financiële middelen. Wel halen de eigenaren er belastingvoordeel uit, aldus Ooink. Tevens biedt monumentenwacht wel goedkoop advies aan waarvan eigenaren van monumenten gebruik kunnen maken. Volgens Ooink is de reden om niet elk cultuurhistorisch Twents boerenerf op de monumentenlijst te zetten dat het veel te veel ‘gedoe’ is om deze aan te merken als monument [7]. Volgens Ooink zijn niet alle eigenaren van boerderijen en woningen even enthousiast. De procedure om iets op de lijst te zetten is ingewikkeld en tijdrovend. Bij monumenten zijn niet veel belemmeringen voor eigenaren Stimuleren is maar vaak denken eigenaren dat wel. Stimuleren is veel belangrijker dan regelgeving en werkt ook beter dan beter laat Ooink weten. Er zijn meer manieren om instandhouding van cultuurhistorie te regelen dan reguleren alleen via het opleggen van een monumentale status. Tevens is het probleem dat in de monumentenwet vaak gedacht wordt dat bij wijze van spreken al tien cultuurhistorische Twentse de boerenerven op de monumentenlijst staan en dat dus de 11 niet meer nodig is, aldus Ooink. Stimulering werkt veel beter alleen is nu dus het probleem dat de subsidies voor stimuleringsregelingen wegvallen en reist de vraag wat nu te doen. Maatschappelijk belang cultuurhistorische boerenerven

Wat echter, volgens Ooink, wel van belang is dat de agrarische monumenten (cultuurhistorische Twentse boerenerven) wat meer onder de aandacht komt in de maatschappij. Ooink geeft aan dat er vaak wel maatschappelijk belang is voor een cultuurhistorische kerk, molen of industrieel pand maar dat dit voor agrarische cultuurhistorie vaak niet zo sterk aanwezig is. Volgens Ooink moet deze waarde verhoogd worden om ook hier wat meer bewustwording te bewerkstelligen. Tevens willen vaak de bewoners van deze erven niet mee werken en dat is ook een groot probleem, aldus Ooink. Niet alle bewoners van de erven zijn even enthousiast en dat maakt het lastig.

Stichting Twentse Erven kan volgens Ooink de taak op zich nemen om eigenaren van dergelijke erven te stimuleren en het belang van de cultuurhistorie onder aandacht brengen [5]. Ooink licht toe dat het vooral bij gemeenten nog erg ontbreekt aan kennis over cultuurhistorie en de kenmerken en Stichting Twentse Erven karakteristieken ervan. In principe, aldus Ooink, moet Anneke Coops van Het Oversticht niet eens ingehuurd worden, maar moeten gemeenten zelf deze kennis in huis hebben om voor instandhouding moeten stimuleren te kunnen zorgen. Dit komt mede door de provincie gezien zij de prestatiesubsidies eraf gedaan en als hebben geeft Ooink aan. Het is belangrijk dat je de mensen ook iets kunt bieden. Ook archeologie is contactpersoon daarbij belangrijk. Ooink geeft aan dat bijvoorbeeld informatieborden in het landschap van groot dienen belang is om een stukje bewustwording te krijgen voor cultuurhistorie. Er moet meer gestimuleerd en geadviseerd worden en dat is de taak van de stichting. Verder kan de stichting volgens Ooink contactpersoon zijn en verhalen over cultuurhistorie onder de aandacht brengen. Stimuleringsregelingen van bovenaf is wenselijk en noodzakelijk

In de vraag of samenwerking op instandhouding van deze erven noodzakelijk en/of wenselijk is, antwoord Ooink dat wel van bovenaf gestimuleerd kan worden [6]. Dit wordt namelijk bij de provincie gemist geeft Ooink aan. Zo heeft de provincie volgens Ooink gefaald wanneer het gaat om het KGObeleid. Volgens Ooink is de reden voor het falen van dit beleid dat het niet slim is toegepast. De vereiste ruimtelijke kwaliteit kan lang niet altijd op het eigen erf worden gerealiseerd. Het overschot/de overige gelden voor ruimtelijke kwaliteit zouden heel slim besteed kunnen worden voor landschapsprojecten elders in de gemeente, zo zou je ook cultuurhistorische projecten kunnen financieren, aldus Ooink.


Bijlage 6: Notulenschrift ge誰nterviewden

8. Interview gemeente Hellendoorn Naam ge誰nterviewde Functie Datum Datum geaccordeerd

Harry List / Johan ten Dam Frontoffice medewerker bouwen, milieu en openbare ruimte / medewerker ruimtelijke ontwikkeling 25 oktober 2013 8 november 2013

Op vrijdag 25 oktober 2013 is de heer List, frontoffice medewerker bouwen, milieu en openbare ruimte, van de gemeente Hellendoorn ge誰nterviewd. Tijdens het interview verwees List door naar de heer ten Dam (medewerker ruimtelijke ontwikkeling). Hij is via de mail benaderd en de antwoorden zijn eveneens verwerkt in dit verslag. Onderstaand is hier het gemaakte verslag van weergegeven.

Stichting Sallands Erfgoed

List laat weten dat gemeente Hellendoorn geen definitie voor cultuurhistorische Twentse boerenerven of een definitie van een soortgelijk begrip hanteert[1]. Gemeente Hellendoorn werkt wel veel samen met Stichting Sallands Erfgoed. Bewoners die op een cultuurhistorisch erf wonen worden wel gestimuleerd door gemeente Hellendoorn in samenwerking met Stichting Sallands Erfgoed. Dit doet de gemeente door eigenaren/bewoners door te sturen naar Stichting Sallands Erfgoed, aldus List. Stichting Sallands Erfgoed heeft namelijk via de provincie Overijssel subsidie losgekregen voor rietdaken. De stichting handelt dit traject zelf met de initiatiefnemers (bewoners) af. De gemeente stuurt de initiatiefnemers enkel door naar de stichting maar bemoeid zich er verder weinig mee laat List weten.

Volgens List zet gemeente Hellendoorn zich niet specifiek in op agrarisch erfgoed. Het doet wel wat met gemeentelijke monumenten maar zetten zich verder niet of nauwelijks in op cultuurhistorische Weinig inzet Twentse boerenerven. List laat vervolgens weten dat de gemeente Hellendoorn zich in de toekomst cultuurhistorie dan ook niet extra zal inzetten voor cultuurhistorie (in de breedste zin van het woord) dan dat zij al doen [3]. List licht toe dat het huidige beleid op cultuurhistorie vooral gericht is op industrieel erfgoed, religieus erfgoed en monumenten. List geeft aan dat gemeente Hellendoorn zich ook niet inzet voor Streekeigen Huis en Erf. Dit heeft mede te maken met het feit dat de gemeente hier de capaciteit niet voor heeft (mankracht en geld) [2]. Wel heeft de gemeente Hellendoorn in het verleden een inventarisatie laten maken op cultuurhistorie. Verder wordt, aldus List, hier weinig aandacht aan besteed. Volgens List zijn de bewoners van erven ook snel bang op te veel belemmeringen. Ten Dam geeft aan dat er wel de nodige aandacht is voor Streekeigen dit item, maar dat het niet vaak mogelijk is om een compleet erf in stand te houden of te herstellen, Huis en Erf vaak zijn het bepaalde onderdelen laat Ten Dam weten. Waar het mogelijk is promoot gemeente Hellendoorn het behoud van het streekeigene, aldus Ten Dam. Het loopt niet strikt via de regeling Streekeigen Huis en Erf, mede doordat hier niet zo maar gelden voor liggen. In gesprekken met burgers haalt gemeente Hellendoorn wel het belang van behoud van dergelijke relicten en objecten wel naar voren, aldus Ten Dam weten. List laat weten dat zij in het bestemmingsplan wel wat ten behoeve van cultuurhistorie regelen, maar dat dit minimaal is. Hoewel het volgens de Modernisering Monumentenwet verplicht is om cultuurhistorie op te nemen in het bestemmingsplan heeft de gemeente Hellendoorn hier op ingespeeld door enkel sommige waarden op te leggen. Wel ondersteunt gemeente Hellendoorn Gemeentelijke monumenten eigenaren van monumenten licht List toe[4]. Dit doet de gemeente door het verlenen van subsidies en het ondersteunen bij het vergunningentraject. Voor overige hulp worden de eigenaren van monumenten verwezen naar Het Oversticht en de Rijksdienst. Volgens List werkt deze werkwijze prima. Gemeente Hellendoorn zoekt zelf geen potenti谷le gebouwen en dergelijke voor op de gemeentelijke monumentenlijst[7]. Tevens is de gemeente volgens List vanaf 2007 al bezig met de uitbreiding van de monumentenwet. Deze uitbreiding is erg ingrijpend, vandaar ook de lange duur. List geeft aan niet te weten op welke manier Stichting Twentse Erven iets voor de gemeente Hellendoorn kan betekenen voor de instandhouding van cultuurhistorische Twentse boerenerven[5]. Wel geeft List aan dat samenwerking op de instandhouding van cultuurhistorische Twentse boerenerven gewenst is[6]. Dit omdat je elkaar hiermee kunt versterken, je krijgt hetzelfde beeld en Stichting Twentse Erven het maakt het wat makkelijker geeft List aan. Ten Dam laat weten dat de stichting wel, net als de als steunpunt gemeente Hellendoorn al doet, burgers van dienst kan zijn in de motivatie om juist niet te snel te


Bijlage 6: Notulenschrift ge誰nterviewden denken in sloop, maar in meerwaarde van behoud en andersoortig gebruik. Daarnaast geeft Ten Dam aan dat de stichting via haar site burgers kunnen stimuleren om eventueel op verzoek bij te staan bij het ontwikkelen van plannen of samen te gaan kijken bij vergelijkbare voorbeelden. Wanneer burgers er geen raad mee weten, kan de gemeente Hellendoorn hen doorverwijzen naar de stichting. Dit doet gemeente Hellendoorn al met Stichting Sallands Erfgoed.


Bijlage 6: Notulenschrift geïnterviewden

9. Interview gemeente Hengelo Naam geïnterviewde Functie Datum Datum geaccordeerd

Jan-Kees Stegeman Adviseur Monumentenzorg, Archeologie en Welstand 23 oktober 2013 12 oktober 2013

Op woensdag 23 oktober 2013 is de heer Stegeman, adviseur Monumentenzorg, Archeologie en Welstand, van de gemeente Hengelo geïnterviewd. Onderstaand is hier het gemaakte verslag van weergegeven. De heer Stegeman geeft aan dat gemeente Hengelo geen definitie heeft voor cultuurhistorische Twentse boerenerven [1]. Dit is nog niet helder voor de gemeente volgens Stegeman. Stegeman geeft aan dat er wel behoefte is naar een meer en beter beleid op het gebied van agrarisch erfgoed. Onvoldoende Regelmatig komen er burgers bij de gemeente die vragen of zij een karakteristieke schuur (geen monument) mogen gebruiken als woonhuis. Gemeente Hengelo weet hier weinig raad mee en staat beleid dit toe gezien hier geen regelgeving over vastgelegd is. Gemeente Hengelo heeft bij Het Oversticht een offerte aangevraagd om de gemeente te ondersteunen bij het vaststellen van de waarde van agrarisch erfgoed, aldus Stegeman. Het Oversticht is momenteel bezig met onderzoek naar cultuurhistorische Twentse boerenerven dat moet resulteren in een visie op het buitengebied met een inventarisatie van alle cultuurhistorische erven. Stegeman laat weten dat, hoewel het bestemmingsplan buitengebied recent is vastgesteld, de gemeente bezig is met het opstellen van een beleidsnota: Beleidsnota Cultuurhistorisch Erfgoed 2014-2022. Aanleiding tot het opstellen van deze nota is om meer aandacht te geven aan cultuurhistorie in bestemmingsplannen. Stegeman geeft aan dat gestreefd wordt naar behoud door ontwikkeling. Deze beleidsnota dient haar doorwerking te krijgen in het bestemmingsplan buitengebied van de gemeente, aldus Stegeman. Momenteel is de gemeente druk bezig met het Nieuwe vormgeven van het beleid. In deze beleidsnota wordt een cultuurhistorische waardenkaart opgenomen beleidsnota behoud door met veel deelthema’s over cultuurhistorie (agrarische erfgoed, industrieel erfgoed, religieus erfgoed ontwikkeling enz.). Stegeman kondigt aan dat in dit beleid erfgoed de basis voor ontwikkeling wordt. Gemeente Hengelo staat volgens Stegeman nog in de kinderschoenen wat betreft de instandhouding van cultuurhistorische Twentse boerenerven. Wel hoopt hij met de nieuwe beleidsnota hier verandering in te brengen met daarnaast de hulp van Het Oversticht en tevens streeft hij ernaar om meer helderheid te krijgen over onder andere de definitie van agrarisch erfgoed. Op de monumentenlijst van de gemeente Hengelo staan wel diverse boerderijen die de status van gemeentelijk of rijksmonument hebben. Het gaat dan veelal alleen om boerderijen, zelden om het totale erf. De vraag of Stichting Twentse Erven noodzakelijk is, werd beantwoord met dat deze gewenst is zodat meer samenwerking op agrarisch erfgoed gewaarborgd kan worden[5,6]. Daarnaast geeft hij aan dat Evert-Jan Krouwers, van de Monumentencommissie van gemeente Hof van Twente, al veel doet met cultuurhistorische Twentse boerenerven. Gemeente Hengelo doet niet mee aan de projectaanpak Beleid en Streekeigen Huis en Erf [2]. Stegeman laat weten dat hij hier niet eerder over gehoord heeft. Wel wil ontwikkelingen Stegeman dit meenemen in hun beleid. Stegeman geeft aan dat de heer Jan-Willem van Beusekom buiten de de intentie had/heeft om met gemeenten om tafel te gaan zitten om gezamenlijk te praten over gemeente cultuurhistorische agrarische erven. Tot op heden is dit, volgens Stegeman, nog niet gebeurd maar wel gewenst. Met het beleid denkt Stegeman uiteindelijk ook een soort informatiefolder te maken met informatie voor bewoners van agrarisch erfgoed [3]. Stegeman maakt duidelijk dat erfgoed niet alleen de monumenten zijn. Volgens hem moet niet al het agrarische erfgoed als monument worden aangewezen maar dat hiervoor alleen de parels geselecteerd zijn [7]. Dit omdat anders het zijn doel voorbij schiet, aldus Stegeman. Monumenten leggen enkele belemmeringen voor de bewoners op, maar kan ook kansen bieden! Gemeente Monumenten en cultureel Hengelo deelt de monumenten per thema in. Deze thema’s komen overheen met de thema’s zoals Rijksdienst deze gebruikt, maar gemeente Hengelo heeft één thema toegevoegd, namelijk ‘groen’. Ter erfgoed afsluiting geeft Stegeman aan dat gemeente Hengelo onvoldoende capaciteit in tijd heeft om boeren goed te kunnen ondersteunen/adviseren met betrekking tot de cultuurhistorische waarden van boerenerven [4]. Toch moet dit wel worden opgepakt, aldus Stegeman. Met dit nieuwe beleid hoopt gemeente Hengelo op nieuwe kansen en wil het eventueel de ervenconsulent van Het Oversticht


Bijlage 6: Notulenschrift ge誰nterviewden betrekken bij dit proces. Tevens hoopt de gemeente in het bestemmingsplan buitengebied meer te regelen om de instandhouding te waarborgen door waarden op te leggen en bijvoorbeeld regels op te leggen ten behoeve van bebouwingspercentages.


Bijlage 6: Notulenschrift ge誰nterviewden

10.

Interview gemeente Hof van Twente

Naam ge誰nterviewde Functie Datum Datum geaccordeerd

Jeroen Overbeek Medewerker Ruimtelijke Ontwikkeling 4 november 2013 11 november 2013

Op maandag 4 november 2013 is een interview afgelegd bij de gemeente Hof van Twente. De heer Overbeek (beleidsmedewerker Ruimtelijke Ordening) is hier ge誰nterviewd. Onderstaand is hier het gemaakte verslag van weergegeven. Gemeente Hof van Twente hanteert geen eigen definitie voor cultuurhistorische Twentse boerenerven, aldus Overbeek[1]. In het verleden heeft gemeente Hof van Twente wel in het bestemmingsplan waarden opgelegd ten behoeve van karakteristieken. Echter, deze waarden gaven weinig Instandhouding bescherming tegen de sloop van schuren, aldus Overbeek. Monumenten zijn wel meer beschermd van Twentse laat Overbeek weten. Verder hanteert de gemeente geen vaste definitie voor dergelijke erven. Wel erven door doet gemeente Hof van Twente veel met Het Oversticht waardoor het indirect ook hun definitie Hof van Twente gebruikt laat Overbeek weten. Met name het hergebruik van agrarische gebouwen wordt veel in overeenstemming met Het Oversticht uitgevoerd om zo ook input van een professional op dit gebied te krijgen. Dit heeft volgens Overbeek niet alleen te maken met karakteristieke agrarische erven maar ook met moderne (nieuwere) erven. Via Het Oversticht wordt dus voor meer afbakening van het begrip gezorgd door adviezen, aldus Overbeek. De trend dat hergebruik van gebouwen bestemd worden voor wonen afneemt is goed waarneembaar geeft Overbeek aan.

Streekeigen Huis en Erf werpt zijn vruchten af

Overbeek geeft aan dat Streekeigen Huis en Erf, waaraan gemeente Hof van Twente deelneemt, een goed programma is en waarvan in de praktijk (buiten) goed te zien is dat het zijn vruchten heeft afgeworpen [2]. Omdat Streekeigen Huis en Erf eigenaren voorziet in geld via subsidies is dit voor mensen een stimulans om hieraan mee te doen, aldus Overbeek. Hoewel het succesvol was komt dit programma ten einde en heeft de gemeente Hof van Twente al enkele mensen moeten teleurstellen dat het budget hiervoor op is, geeft Overbeek aan. Volgens Overbeek doen ook gemeenten niet mee omdat cofinanciering eis is en dus kost het de gemeenten geld.

Overbeek geeft aan dat gemeente Hof van Twente hoopt de lijn tot instandhouding van cultuurhistorie door te zetten in de toekomst [3]. Dit probeert de gemeente te doen door het gebruik van beleid op hergebruik / functieverandering (VAB-beleid). Hierdoor blijft het buitengebied levendig, aldus Overbeek. Daarnaast zijn stimuleringsprojecten ook van belang zoals het Streekeigen Huis en ErfToekomstig project. Wel is volgens Overbeek belangrijk om te kijken welke functies in het buitengebied gewenst beleid voor instandhouding zijn en welke niet. Overbeek geeft aan dat in het buitengebied van de gemeente Hof van Twente wel cultuurhistorie veel toeristische bedrijven zich ontplooien. Gemeente Hof van Twente blijft wel sturen op de instandhouding van cultuurhistorische Twentse boerenerven en wil de karakteristieke bebouwing behouden laat Overbeek weten. Tevens is via het bestemmingsplan geregeld (vanuit de MoMo) dat cultuurhistorie beschermd moet worden, aldus Overbeek. Zo heeft Hof van Twente en beschermd dorpsgezicht en heeft het waarden opgelegd zoals archeologische waarden. Verder heeft het geen waarden specifiek voor cultuurhistorie laat Overbeek zien.

Jaarlijks potje voor herstelwerkzaamheden van monumenten

Ten behoeve van ondersteuning en advisering van eigenaren van monumentale panden doet gemeente Hof van Twente niet zozeer procedureel wat maar geeft het wel begeleiding rond subsidies, aldus Overbeek [4]. Jaarlijks wordt een x bedrag vrijgehouden voor herstelwerken van monumentale panden in de gemeente. Overbeek geeft wel aan dat het budget hiervoor wel steeds minder wordt door bezuinigingen. Tegenwoordig wordt zelfredzaamheid van de burger een belangrijk onderdeel van gemeentelijk handelen volgens Overbeek. Zo kan bijvoorbeeld wellicht in de toekomst ook meer gebruik gemaakt worden van crowdfunding om de instandhouding te regelen.

Overbeek geeft aan dat gemeente Hof van Twente in het verleden ook beleid heeft gevoerd op Nieuwe stallen- nieuwe stallen. Voorafgaand op de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving had gemeente Hof van Twentse al een soortgelijke benadering. Nieuwe stallen werden met behoud van landschappelijke beleid kwaliteit ingepast op het erf (door situering, historische erfstructuur en de afstand in de gaten te houden). Tevens werden bij nieuwe stallen rekening gehouden met de streekeigen kenmerken.


Bijlage 6: Notulenschrift geĂŻnterviewden

Alles als monument aanmerken is alleen optie voor de parels

Stimulerende rol voor stichting als schakel tussen gemeente en burger

Volgens Overbeek is het niet verstandig om alle cultuurhistorische Twentse boerenerven op te nemen als gemeentelijk monument [7]. Hierbij moet je de vraag stellen of je alle cultuurhistorische boerenerven wel als gemeentelijk monument wilt zien, aldus Overbeek. Moet alles wel een monument zijn? Tevens moet je als gemeente ook budget hebben voor deze monumenten. Je moet de burger ook middelen bieden, geeft Overbeek aan, anders ervaren de bewoners veel te veel belemmeringen. Ten behoeve van de gemeentelijke monumenten moet volgens Overbeek alleen de parels als monument aangewezen worden en de rest via stimuleringsprojecten proberen in stand te houden. Overbeek is gevraag wat Stichting Twentse Erven kan betekenen voor gemeenten en/of eigenaren van cultuurhistorische Twentse boerenerven [5]. Overbeek geeft aan dat de stichting verschillende taken op zich kan nemen. Zo kan het bijvoorbeeld een meer laagdrempelige rol naar de bewoners toe innemen. Overbeek geeft namelijk aan dat vooral in de toekomst de gemeente en de burger verder van elkaar komen te staan en dat de stichting hierin de schakel kan vormen. Tevens heeft een stichting volgens Overbeek een meer stimulerende rol dan de overheid en heeft het tevens meer oog voor details. Gemeenten hebben minder middelen waardoor een dergelijke stichting gewenst is. De stichting kan volgens Overbeek hier goed op inspelen door de burgers bewuster te maken van de aanwezige cultuurhistorie op hun erf. Overbeek geeft ook aan dat het Streekeigen Huis en Erf mede dankzij Stichting Maarkels Landschap veel bereikt heeft. De stichting heeft hier veel in gestimuleerd en mensen aangespoord hieraan mee te werken waardoor L- en T-boerderijen behouden bleven. Dit is een mooi voorbeeld voor wat Stichting Twentse Erven ook kan doen, een erg actieve rol op zich nemen.

Volgens Overbeek is samenwerking op de instandhouding van ‘cultuurhistorische Twentse boerenerven op zich wel mogelijk hoewel dit moeilijk kan vanwege de grote verschillen in kenmerken en karakteristieken [6]. Wel kan samenwerking plaatsvinden op het zoeken naar nevenfuncties op boerenerven om zo meer inkomsten te kunnen genereren voor de boer. Samenwerking kan wel Integrale kijk op kenmerken waardevol zijn volgens Overbeek, wel blijft de vraag hoe je hier in het beleid mee om moet gaan. Wel is het belangrijk om samenwerking krijgen op de kenmerken en karakteristieken die er zijn. Overbeek en karakteristieken geeft wel aan dat zij in het kader van Streekeigen Huis en Erf een wat algemener beleid hebben gewenst gevoerd. De reden hiervoor is dat zij geen puntensysteem wilden hanteren om na te gaan of iets wel of niet cultuurhistorisch is. Gemeente Hof van Twente heeft veel meer een stimulerende rol op zich genomen waarbij het niet alleen naar karakteristieke gebouwen kijkt en de streekeigenheid ervan maar ook naar nieuwe erven om ook hier meer streekeigen erfbeplanting toe te passen, aldus Overbeek. Volgens Overbeek bereik je zo meer en dat is de reden dat Streekeigen Huis en Erf voor gemeente Hof van Twente een groot succes was.


Bijlage 6: Notulenschrift geïnterviewden

11.

Interview gemeente Losser

Naam geïnterviewde Functie Datum Datum geaccordeerd

Arie Rodenburg Senior adviseur Groen en Landschap 4 november 2013 11 november 2013

Op maandag 4 november 2013 is een interview afgelegd bij de gemeente Losser. De heer Rodenburg (senior adviseur Groen en Landschap) is hier geïnterviewd. Onderstaand is hier het gemaakte verslag van weergegeven. Rodenburg geeft aan dat gemeente Losser geen eigen afbakening en/of definitie bezit voor ‘cultuurhistorische Twentse boerenerven’[1]. Wel heeft het meegedaan aan een door Het Oversticht inventarisatie voor het hele gebied van Nationaal Landschap Noordoost Twente. Rodenburg laat weten dat een groep studenten betrokken was bij het inventariseren van de erven in het nationaal landschap. Hierbij hebben zij een overzicht gegeven van de aanwezige erven en hebben de soorten Inventarisatie (type boerderijen) aangegeven. Dit zijn onder andere de volgende typen, aldus Rodenburg: Nationaal - moderne erven Landschap - cultuurhistorische erven, maar die in de loop van de tijd gemoderniseerd zijn Noordoost cultuurhistorische erven Twente De instandhouding van deze ‘geïnventariseerde’ erven wordt benaderd vanuit het type erf. Hiervoor is binnen het nationaal landschap subsidies vrijgemaakt waarvoor deze erven in aanmerking komen geeft Rodenburg aan. Gemeente Losser (net als Dinkelland, Tubbergen en Oldenzaal) krijgen extra geld van de provincie omdat zij gronden hebben die onderdeel vormen van het Nationaal Landschap Noordoost Twente. Hoewel deze subsidie meer is dan bij andere gemeenten in Twente, moeten zij zelf ook een fors bedrag inleggen. Gemeente Losser doet mee aan de projectaanpak ‘Streekeigen Huis en Erf’[2]. Rodenburg laat weten dat in eerste instantie gemeente Losser afzag van dit project vanwege de capaciteiten van de gemeente (veel bezuinigingen, weinig geld en niet voldoende personeel). Rodenburg geeft aan dat later gemeente Losser toch in het samenwerkingsverband van Nationaal Landschap Noordoost Onderdeel van Streekeigen Twente deel heeft genomen aan dit project. Hoewel, geeft Rodenburg aan, is de bijdrage die Losser Huis en Erf hieraan levert minder dan die van de overige drie gemeenten in het nationaal landschap. De overige gemeenten hebben ongeveer een bedrag van € 175.000,- moeten investeren om Streekeigen Huis en Erf toe te passen en gemeente Losser € 50.000,-. De reden hiervoor is dat gemeente Losser alleen Streekeigen Huis en Erf toepast op de groene onderdelen, aldus Rodenburg. Het gaat daarbij om subsidies voor erfbeplanting en dergelijke. Rodenburg geeft aan dat de andere gemeenten ook subsidies uitkeren voor herstel van gebouwen (karakteristieke erven). Dit doet gemeente Losser niet, maar doet op deze manier wel mee aan het project laat Rodenburg weten. De bedoeling van Streekeigen Huis en Erf is het bieden van adviezen aan de eigenaren van erven. Hierin spelen de partijen Landschap Overijssel, Monumentenwacht en Het Oversticht, een belangrijke Stimuleren rol. Het gaat om het stimuleren van de bewoners (bewustwording) geeft Rodenburg aan. Mensen en bewustwording moeten het historische aspect van hun erf bewust worden zodat zij gestimuleerd worden meer Streekeigen aandacht te schenken aan de instandhouding ervan. Volgens Rodenburg is wel redelijk veel Huis en Erf bewustwording onder de Twentenaren. Hierbij is met name advies belangrijk geeft Rodenburg aan. Streekeigen Huis en Erf is een goed project geweest, hoewel in de breedte er niet uitgekomen is wat verwacht werd. Mensen moeten zelf de stap zetten laat Rodenburg weten. Rodenburg geeft aan dat in de gemeente Losser 100 á 150 adviezen in het kader van Streekeigen Huis en Erf zijn gegeven. Dit zijn er minder dan bij de andere gemeenten van het nationaal landschap, mede door gebrek aan capaciteit. Belangrijk hierbij is dat na deze adviezen, de burger ook daadwerkelijk acties onderneemt. Het advies moet uitvoering worden, aldus Rodenburg. Hoewel de Streekeigen gemeente de mensen hierin ondersteunt moet wel echt acties ondernomen worden. Volgens Huis en Erf Rodenburg is dat het onderdeel wat in Streekeigen Huis en Erf niet overal gelukt is. De regelgeving, van advies naar uitvoering aldus Rodenburg, is een tijdelijke stimulans om instandhouding van cultuurhistorische aspecten te waarborgen. Dit heeft wel gewerkt laat Rodenburg weten. Wel heeft Streekeigen Huis en Erf in de praktijk ertoe geleid dat er meer bewustwording is. De adviezen zijn wel gelezen door de burgers volgens Rodenburg en dus zijn mensen zich meer bewust van de cultuurhistorie die ze bezitten.


Bijlage 6: Notulenschrift geïnterviewden

In de toekomst moet volgens Rodenburg wel de aandacht gefocust blijven op de toename van grote bedrijven en de afname van kleine bedrijven [3]. In het beleid moet hiermee rekening gehouden worden om het platteland wel vitaal te houden. Er moet ruimte geboden worden voor uitbreidingen en oplossingen gevonden worden voor leegstaande erven/gebouwen geeft Rodenburg aan. Gemeente Losser denkt in de toekomst dit te gaan combineren met een goede inpassing waarbij ook Toekomst instandhouding: cultuurhistorie een belangrijke rol gaat spelen. Wanneer een agrarisch bedrijf zijn functie verliest flexibiliteit, moeten hier via beleid andere functies voor gevonden worden laat Rodenburg weten. Rodenburg ruimte bieden geeft aan dat gemeente Losser eerder in haar bestemmingsplan streefde om de karakterisering van maar wel cultuurhistorisch erven te stimuleren. Via regelgeving wou de gemeente dit dan minimaal regelen om landschappelijke niet te veel belemmeringen voor eigenaren op te werpen. In het nieuwe bestemmingsplan van de inpassing gemeente Losser wordt wel in de regelgeving rekening gehouden met cultuurhistorie laat Rodenburg weten. Echter, de bescherming (vanuit de verplichting van de MoMo) is wel meegenomen maar zijn niet direct toegepast op cultuurhistorie, maar meer gericht op waarden (archeologische waarden enz.). Gemeente Losser ondersteunt eigenaren van gemeentelijke monumenten door te helpen bij de procedure en bij het aanvragen van subsidies, laat Rodenburg weten[4]. Tevens geeft hij aan dat het Ondersteuning ook procedureel een zwakte is als panden worden aangemerkt als monument. Dit levert namelijk voor bij de eigenaar niks op in tegenstelling tot Streekeigen Huis en Erf. Tevens worden gemeenten er zelf gemeentelijk ook niet beter op, aldus Rodenburg. Gemeente Losser is wel in bezit van een gemeentelijke monument monumentenlijst. Deze blijft ook overeind laat Rodenburg weten maar deze monumentenlijst heeft geen link met de visie die de gemeente heeft. Rodenburg geeft aan dat het meer opleggen van monumentale statussen vaak in de praktijk leidt tot bezwaren[7]. Bewoners van cultuurhistorische erven zijn tegen op het aanwijzen van een monument Gemeentelijk op hun erf. Voor het college ligt dit gevoelig, zij willen niet de partij zijn die de bewoners belemmert, monument niet altijd beste aldus Rodenburg. Er zijn situaties waarin de gemeente iets wil beheren/in stand wil houden. In deze middel - veel situaties moet de gemeente streven om deze op de gemeentelijke monumentenlijst te krijgen, anders bezwaren niet geeft Rodenburg aan. Gemeente Losser staat relatief dicht bij de inwoners van haar gemeente en wil om die reden ook niet te veel belemmeringen opleggen, aldus Rodenburg. Er kan beter gezocht worden naar stimuleringsregelingen waarbij bewoners ook gebruik kunnen maken van subsidies, dat werkt beter, aldus Rodenburg. Rodenburg geeft aan dat voor Stichting Twentse Erven de volgende punten van belang kunnen zijn voor de instandhouding van cultuurhistorische Twentse boerenerven[5]: - het leveren van informatie (eigenaren ondersteunen/adviseren) Mogelijke periodieke uitgaven voor geïnteresseerden (informatiebladen, nieuwsbrief enz.) om meer actielijst voor bewustwording te bereiken Stichting Twentse Erven - hechtere communicatie tussen stichting en de bewoners - weg proberen te zoeken naar subsidiemogelijkheden zodat de stichting de bewoners ook wat te bieden heeft. - bedrijven uit het werkveld er beter bij betrekken (vooral bij de uitvoering) om zo bewoners ook in contact te brengen met ervaren/kwalitatieve bedrijven - de stichting moet een schakel worden tussen gemeenten en de erven (gemeenten doen namelijk niet alles om de instandhouding te waarborgen mede als gevolg van te weinig capaciteit of andere prioriteiten)

Integrale kijk op de aanwezige kenmerken is gewenst (onafhankelijk van de politiek)

Op de vraag of samenwerking op instandhouding van cultuurhistorische Twentse boerenerven noodzakelijk dan wel gewenst is, gaf Rodenburg aan dat zij dit in feite al doen in het nationaal landschap[6]. Samenwerking vanuit heel Twente is wel mogelijk en wellicht ook wel wenselijk alleen zitten er in Regio Twente ook veel verschillen wat betreft kenmerken en karakteristieken. Rodenburg geeft aan dat het wel mogelijk is om samenwerking te hebben, maar dat Het Oversticht dit feitelijk ook al doet. Wel is samenwerking op de kenmerken die er zijn van belang, aldus Rodenburg. Hierin moet de samenwerking wel afhankelijk zijn van de politiek, gezien de verschillen in politieke ideeën bij gemeenten.


Bijlage 6: Notulenschrift geïnterviewden

12.

Interview gemeente Rijssen-Holten

Naam geïnterviewde Functie Datum Datum geaccordeerd

Wietske Weis-Veen / Johan Brinkers Beleidsmedewerker Ruimtelijke Ordening / Consulent vergunningverlening (monumenten & beleid) 30 oktober 2013 11 november 2013

Op woensdag 30 oktober 2013 is een interview afgelegd bij de gemeente Rijssen-Holten. Mevrouw Weis-Veen (beleidsmedewerker Ruimtelijke Ordening) en de heer Brinkers (consulent vergunningverlening) waren hierbij aanwezig. Onderstaand is hier het gemaakte verslag van weergegeven. Rijssen-Holten maakt deel uit van Regio Twente (Holten heeft zich in het verleden aangesloten bij Rijssen). In Holten is destijds een LEADER-project geweest voor Stichting Sallands Erfgoed laat Rijssen-Holten Brinkers weten. Daarnaast doen zij niet veel met Het Oversticht. Enkel laat de gemeente RijssenHolten zich adviseren door Het Oversticht. Zo heeft de gemeente in het verleden een inventaristatie en cultuurhistorie laten opstellen door Het Oversticht ten behoeve van karakteristieke panden. Weis-Veen en Brinkers geven aan dat gemeente Rijssen-Holten geen gebruik maakt van een eigen definitie voor ‘cultuurhistorische Twentse boerenerven’[1]. Gemeente Rijssen-Holten zet niet in op de projectaanpak ‘Streekeigen Huis en Erf’. Brinkers geeft aan wel eens van deze aanpak te hebben gehoord, maar heeft geen idee hoe zij hier aan deel kunnen Streekeigen nemen. Weis-Veen geeft aan dat zij wel eens van de wethouder een boekje hierover gekregen heeft Huis en Erf maar dat zij verder hiervoor geen uitnodiging hebben gekregen. Normaliter neemt gemeente RijssenHolten hier wel aan deel, laat Weis-Veen weten. Brinkers vult aan dat wellicht gemeente RijssenHolten destijds andere prioriteiten had en daarom hier niet verder op in is gegaan [2]. De manier waarop gemeente Rijssen-Holten in de toekomst de instandhouding van cultuurhistorische Twentse boerenerven wenst waar te borgen is nog moeilijk te zeggen [3]. Weis-Veen geeft aan dat dit een politieke aangelegenheid is en dat in de toekomst onduidelijk is hoe hier invulling aan gegeven Maatwerk gaat wordt. Weis-veen laat wel duidelijk weten dat de gemeente bij recht niet veel wil doen. Dit komt met name omdat het vooral maatwerk is. Een boerenerf met cultuurhistorie is altijd maatwerk wat betreft boven vastgelegde regelgeving, beleid en advies. Dat is volgens Weis-Veen ook de reden dat zij niet te veel regels willen regels opleggen. De definitie is erg breed en maatwerk is altijd bepalend in de keuzes, aldus Weis-Veen. Wel worden er eisen gesteld aan de omgeving en de inpassing van ontwikkelingen in het buitengebied laat Brinkers weten (inpassingsplannen). Zo laat Weis-Veen ook weten dat Het Oversticht ook wel eens tegen dingen aanloopt bij adviezen omdat er geen harde regelgeving is. De vraag, aldus Weis-Veen, blijft ook in hoeverre je alles wilt regelen? Je moet ook dingen aan de mensen overlaten. Gemeente Rijssen-Holten beschikt over één Rijksmonument en enkele gemeentelijke monumenten wat betreft boerenerven. Naast deze monumenten is in de bijlage van bestemmingsplan buitengebied van de gemeente een lijst met karakteristieke panden opgenomen laat Weis-Veen weten. Bij Bestemmings- ontwikkeling dienen de burgers een ontheffing aan te vragen, wanneer het niet past binnen het plan als middel bestemmingsplan. Om de burgers hierin toegemoet te komen gaan zij in gesprek met de burger en de voor burgers Welstand om te kijken naar een passende oplossing (maatwerk). Deze eerste bijeenkomst is voor de burger gratis en daarna worden hier kosten voor in rekening gebracht. Zo probeert de gemeente de burger tegemoet te komen door te ondersteunen en te adviseren [4]. Brinkers geeft nog aan dat, zoals eerder is gezegd, eenduidige regelgeving niet mogelijk is en daarom via maatwerk de oplossing gezocht wordt. Volgens Brinkers is Stichting Sallands Erfgoed voornamelijk bezig met bewoners en eigenaren van panden en deze te begeleiden in subsidieregelingen en dergelijke. Dit zou volgens hem voor Stichting Twentse Erven ook een taak kunnen worden [5]. Brinkers was echter wel benieuwd of Stichting Integrale kijk Twentse Erven de kennis en kunde van Stichting Maarkels Landschap mee zouden nemen in de op taken die zij onder Stichting Twentse Erven zouden uitvoeren. Weis-Veen geeft aan dat zij vooral cultuurhistorie benieuwd is wat de stichting de gemeente te bieden heeft. Gemeenten willen zich namelijk van erven onderscheiden van de rest laat Weis-Veen weten. Dit is ook de reden dat een uniforme regeling voor de instandhouding van cultuurhistorische Twentse boerenerven niet zal werken, gemeenten willen


Bijlage 6: Notulenschrift ge誰nterviewden zich onderscheiden en dat willen zij juist. Samenwerking is dan ook niet wenselijk volgens gemeente Rijssen-Holten [6]. Dit geld hetzelfde voor een uniforme defintie voor cultuurhistorische Twentse boerenerven. Cultuurhistorie heeft ook met de tijdgeest te maken en elke gemeente gaat hier anders mee om. Wat karakteristiek is en wat cultuurhistorie is zal dus per gemeente verschillend zijn. Meer cultuurhistorische Twentse boerenerven opnemen als monument is volgens Weis-Veen geen oplossing [7]. Ten eerst geeft zij aan dat het de vraag is of dat juridisch gewenst is en of het juridisch Monumentale wel mogelijk is. Gemeenten kunnen wel veel willen, maar de vraag is of dit juridisch ook bewerkstelligd status opleggen kan worden. Het opleggen van een monumentale status is voor een eigenaar een zeer zwaar middel. is zwaar middel Daarnaast moet dan ook alles wat onder dat monument valt in stand gehouden worden. Brinkers laat ook weten het een zwaar middel te vinden. Wanneer bijvoorbeeld een compleet erf als monument wordt opgenomen, is het noodzakelijk om ook het complete erf te handhaven zoals vastgelegd is. Dit geeft de eigenaar enorm veel belemmeringen. Tevens is er de kans, laat Weis-Veen weten, dat door het opleggen van een monumentale status, de marktwaarde van het vastgeod daalt.


Bijlage 6: Notulenschrift ge誰nterviewden

13.

Interview gemeente Wierden

Naam ge誰nterviewde Functie Datum Datum geaccordeerd

Gerard Sluiskes / Gertjan Grievink Beleidsmedewerker Ruimtelijke Ordening / Adviseur Monumentenzorg 23 oktober 2013 7 november 2013

Op woensdag 23 oktober 2013 is de heer Sluiskes, beleidsmedewerker Ruimtelijke Ordening, van de gemeente Wierden ge誰nterviewd. Omdat de heer Sluiskes alleen kennis heeft over het beleid heeft later de heer Grievink zich bij het gesprek gevoegd. Grievink kon meer verstellen over de monumenten en de relatie monumenten-cultuurhistorie. Onderstaand is hier het gemaakte verslag van weergegeven. Volgens Sluiskes hechten bewoners en gebruikers (recreatie en toerisme) waarde aan cultuurhistorische Twentse boerenerven. Dit heeft al veel invloed op de manier waarop mensen willen meewerken aan de instandhouding daarvan. In de regelgeving van het bestemmingsplan buitengebied (2009) is gebruikgemaakt van de deskundigheid van Het Oversticht. Sluiskes geeft aan dat het ook voor de buitenwereld (de bewoners van cultuurhistorische boerenerven en voor overige belangstellenden) belangrijk is dat Het Oversticht hier als onafhankelijke partij bij betrokken is. Zo heeft Het Oversticht een inventarisatie gemaakt van alle karakteristieke panden in het buitengebied van de gemeente Wierden. Sluiskes geeft dan ook aan dat de gemeente Wierden in haar beleid en regelgeving niet werkt met een definitie voor cultuurhistorische Twentse boerenerven maar maakt wel gebruik van de definitie zoals Het Oversticht deze heeft gehanteerd tijdens haar inventarisatie[1]. Deze definitie bestaat volgens Sluiskes uit enkele criteria waaraan een cultuurhistorisch Twents boernerf moet voldoen. Dit geeft volgens Sluiskes een Betrokkenheid redelijke integrale kijk op wat cultuurhistorische Twentse boerenerven zijn [6]. Een nieuwe integrale van Het Oversticht definitie is volgens Sluiskes dan ook niet nodig. Echter, Sluiskes laat weten dat het wel een gevaarlijke definitie is voor onder andere besluiten die gemaakt worden. Het nadeel ontstaat bij een strakke naleving van de opgestelde inventarisatie. Erfsituaties bij karakteristieke panden kunnen immers worden aangepast. Het is geen statische lijst. Sluiskes verteld namelijk dat een dergelijk cultuurhistorisch Twents boerenerf aan alle criteria moet voldoen, wil het volgens Het Oversticht aangemerkt worden als een cultuurhistorisch Twents boerenerf. Dit kan onduidelijkheden veroorzaken zoals Sluiskes aangeeft middels een voorbeeld: een man woont op een Twents boerenerf die voldoet aan de kenmerken van een cultuurhistorisch Twents boerenerf. Echter, Het Oversticht heeft deze niet in de inventarisatie meegenomen. De reden hiertoe was dat op het erf zich een nieuw woonhuis bevond. Dit woonhuis doet afbreuk aan het erfensemble en is daarom niet opgenomen in de inventarisatie gezien het niet voldoet aan alle criteria. Naast deze ge誰nventariseerde lijst is gemeente Wierden momenteel ook bezig met het zoeken naar extra waarden die cultuurhistorisch van belang zijn. Sluiskes laat weten dat met de inventarisatie van Het Oversticht de karakteristieken van de boerderijen worden uitgelicht met daarbij de manier waarop deze zijn beoordeeld. Gemeente Wierden gebruikt deze inventarisatie in aansluiting op het VAB-beleid dat zij voeren. Volgens Sluiskes is de gemeente Wierden vooral bezig mensen (bewoners van cultuurhistorische Twentse boernerven) te stimuleren. Stimuleren is belangrijker dan regels opleggen via het bestemmingsplan. Dat laatste schikt mensen namelijk af en door te stimuleren worden mensen meer bewuster en hechten zij meer waarde aan een dergelijk erf. Stimuleren is uitgangspunt! Dit stimuleren wenst de gemeente Wierden te doen door het bieden van subsidies [3]. Hierbij kan gedacht worden Stimuleren aan subsidies rondom Groene en Blauwe Diensten (voor landschapselementen enz.) en aan is uitgangspunt Streekeigen Huis en Erf (erfbeplanting, streekeigen erfindeling enz.). Tevens wordt bij het uitvoeren van VAB-beleid gevraagd om een inpassingsplan. Hiermee dient de bewoner aan te tonen dat de functieverandering passend wordt toegepast in de leegstaande bebouwing. Duidelijk moet zijn, volgens Sluiskes, dat de burger initiatief moet nemen, mensen moeten zich melden. De gemeente helpt ze vervolgens en stimuleert ze.

Streekeigen Huis en Erf

Sluiskes laat weten dat gemeente Wierden een plattelandsgemeente is en deze uitstraling ook graag wil hebben en houden. Dit is ook de reden dat zij zich inzetten in Streekeigen Huis en Erf[2]. Tevens komt het ook deels doordat een wethouder erg enthousiast is over het platteland en hier graag


Bijlage 6: Notulenschrift geïnterviewden aandacht aan besteed. Als ‘plattelandsgemeente’ heeft de gemeente Wierden veel contacten met Het Oversticht en Landschap Overijssel. Sluiskes geeft aan dat gemeente Wierden zelfs over een accountmanager voor het buitengebied beschikt. Op de vraag of de aanpak van Streekeigen Huis en Erf werkt, werd als antwoord gegeven dat in de praktijk opvalt dat er degelijk veranderingen door zijn ontstaan. Veranderingen zoals gebouwen en beplantingssoorten. Tevens valt op dat mensen er ook trost op zijn en laat Grievink weten dat hierbij mond op mond reclame erg belangrijk is. Sluiskes en Grievink gaven aan dat Streekeigen Huis en Erf onder de aandacht werd gebracht bij burgers door gebruik te maken van nieuwsbrieven, persberichten en folders in de bus. Op die manier worden de burgers gestimuleerd om gebruik te maken van dit beleid. Grievink werd gevraagd of het niet makkelijker is om de cultuurhistorische Twentse boerenerven, zoals Het Oversticht deze in de inventarisatie heeft opgenomen, op de gemeentelijke monumentenlijst te zetten zodat instandhouding gewaarborgd wordt. Antwoord hierop was dat monumenten niet altijd een oplossing is voor dit soort dingen[7]. Cultuurhistorische Twentse boerenerven kunnen ook goed in stand gehouden worden door de bewoners te stimuleren, gebruik te maken van instrumenten die de gemeente biedt. Belangrijk hierbij is, volgens Grievink, dat hier financiële middelen voor beschikbaar zijn voor de burgers. Dit helpt burgers om mee te werken. Het opleggen van een monumentale status Monumenten brengt tevens veel belemmeringen mee voor de burgers laat Grievink weten. Daarnaast is de waarde en cultuurhistorie van een dergelijk erf volgens Grievink niet altijd hoog genoeg om op de gemeentelijke monumentenlijst te komen. De burgers willen zelf meer zeggenschap over hun eigen erf, en het is niet slim om dat allemaal via regelgeving in het bestemmingsplan te doen of door het opleggen van een monumentale status. Daarnaast is het voor de gemeente zelf ook niet altijd een oplossing. De gemeente heeft steeds minder financiële middelen om de instandhouding te waarborgen. Tot slot is de vraag voorgelegd of gemeente Wierden bewoners ondersteund of helpt die zijn aangewezen als Rijksmonument (die kwam naar voren in de dialooggesprekken met boerderijeigenaren, zie bijlage 3). Grievink geeft aan dat de gemeente hier ook weinig hulp bij te bieden heeft[4]. De subsidie voor Rijksmonumenten geschieden via een andere weg, daar waar de gemeente buiten staat. Desondanks probeert gemeente Wierden deze mensen wel te begeleiden bij de aanvraag van vergunningen.


Bijlage 7: Spinnenweb van contactgegevens

Spinnenweb van contactgegevens Haaksbergen Naam: Eric Ooink Functie: Beleidsmedewerker Groen T: 053-5734567 E: ejh.ooink@haaksbergen.nl

Hellendoorn Naam: Harry List Functie: Frontoffice medewerker bouwen, milieu en openbare ruimte T: 0548-630214 E: h.list@hellendoorn.nl Naam: Johan ten Dam Functie: Medewerker Ruimtelijke Ontwikkeling T: 0548-630214 E: j.ten.dam@hellendoorn.nl

Hengelo Naam: Jan-Kees Stegeman Functie: Adviseur monumentenzorg, archeologie en welstand T: 14074 E: j.stegeman@hengelo.nl

Hof van Twente Naam: Jeroen Overbeek Functie: Medewerker Ruimtelijke Ontwikkeling T: 0547-858585 E: j.overbeek@hofvantwente.nl

Enschede Naam: Gerrie Boers Functie: Beleidsadviseur T: 053-4815119 E: g.boers@enschede.nl

Borne Naam: Arend-jan Compagner Functie: Beleidsmedewerker Ruimtelijke Ordening (monumentenzorg) T: 14074 E: aj.compagner@borne.nl

Rijssen-Holten Naam: Wietske Weis-Veen Functie: Beleidsmedewerker Ruimtelijke Ordening T: 0548-854854 E: w.weis@rijssen-holten.nl

Twentse gemeenten

Naam: Johan Brinkers Functie: Consulent vergunningverlening (monumenten en beleid) T: 0548-630214 E: j.brinkers@rijssen-holten.nl

Almelo Naam: Paul Reinerink Functie: Beleidsmedewerker Ruimtelijke Ontwikkeling T: 0546-541019 E: p.reinerink@almelo

Twenterand Naam: Gerja Rozendaal Functie: Senior beleid/planoloog T: 0546-840840

Nationaal Landschap Noordoost-Twente Oldenzaal Naam: Carmen Steghuis Functie: medewerker recreatie, toerisme en cultuur T: 0541-588111

Losser Naam: Arie Rodenburg Functie: Senior adviseur Groen en Landschap T: 053-53773479 E: a.rodenburg@losser.nl

Noaberkracht Tubbergen Naam: Philipp Schoonderbeek Functie: Project manager T: 0546-628000 E: p.schoonderbeek@noaberkr acht.nl

Wierden Naam: Gerard Sluiskes Functie: Beleidsmedewerker ruimtelijke ordening T: 0546-580800 E: g.sluiskes@wierden.nl

Buro Anno 1998 Naam: Philip Heitkamp Functie: Directeur E-mail: info@anno1998.nl Tel: 06-12794245

Het Oversticht Naam: Anneke Coops Functie: Ervenconsulent Twente E-mail: acoops@oversticht.nl Tel: 06-21593614

Overige organisaties

Landschap Overijssel Naam: Charles Obdeijn Functie: Project en programma manager E-mail: charles.obdeijn@landschapo verijssel.nl Tel: 0529-408383

Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed Naam: Judith Toebast Functie: Specialist Landelijke Bouwkunst E-mail: j.toebast@cultureelerfgoed.nl Tel: 033-4217290 Provincie Overijssel Naam: Famke Bonekamp Functie: Adviseur cultuurbeleid E-mail: f.bonekamp@overijssel.nl Tel: 038-4998374

Naam: Gertjan Grievink Functie: Adviseur monumentenzorg T: 0546-580800

Dinkelland Naam: Philipp Schoonderbeek Functie: Project manager T: 0546-628000 E: p.schoonderbeek@noaberkr acht.nl

= Geen contact mee gelegd ten behoeve van het onderzoek. Het was niet direct relevant voor het onderzoek, wel relevant voor nader onderzoek en voor de stichting.

Tel: 0547-858585


Bijlage 7: Spinnenweb van contactgegevens

Spinnenweb van contactgegevens Haaksbergen Naam: Eric Ooink Functie: Beleidsmedewerker Groen T: 053-5734567 E: ejh.ooink@haaksbergen.nl

Hellendoorn Naam: Harry List Functie: Frontoffice medewerker bouwen, milieu en openbare ruimte T: 0548-630214 E: h.list@hellendoorn.nl Naam: Johan ten Dam Functie: Medewerker Ruimtelijke Ontwikkeling T: 0548-630214 E: j.ten.dam@hellendoorn.nl

Hengelo Naam: Jan-Kees Stegeman Functie: Adviseur monumentenzorg, archeologie en welstand T: 14074 E: j.stegeman@hengelo.nl

Hof van Twente Naam: Jeroen Overbeek Functie: Medewerker Ruimtelijke Ontwikkeling T: 0547-858585 E: j.overbeek@hofvantwente.nl

Enschede Naam: Gerrie Boers Functie: Beleidsadviseur T: 053-4815119 E: g.boers@enschede.nl

Borne Naam: Arend-jan Compagner Functie: Beleidsmedewerker Ruimtelijke Ordening (monumentenzorg) T: 14074 E: aj.compagner@borne.nl

Rijssen-Holten Naam: Wietske Weis-Veen Functie: Beleidsmedewerker Ruimtelijke Ordening T: 0548-854854 E: w.weis@rijssen-holten.nl

Twentse gemeenten

Naam: Johan Brinkers Functie: Consulent vergunningverlening (monumenten en beleid) T: 0548-630214 E: j.brinkers@rijssen-holten.nl

Almelo Naam: Paul Reinerink Functie: Beleidsmedewerker Ruimtelijke Ontwikkeling T: 0546-541019 E: p.reinerink@almelo

Twenterand Naam: Gerja Rozendaal Functie: Senior beleid/planoloog T: 0546-840840

Nationaal Landschap Noordoost-Twente Oldenzaal Naam: Carmen Steghuis Functie: medewerker recreatie, toerisme en cultuur T: 0541-588111

Losser Naam: Arie Rodenburg Functie: Senior adviseur Groen en Landschap T: 053-53773479 E: a.rodenburg@losser.nl

Noaberkracht Tubbergen Naam: Philipp Schoonderbeek Functie: Project manager T: 0546-628000 E: p.schoonderbeek@noaberkr acht.nl

Wierden Naam: Gerard Sluiskes Functie: Beleidsmedewerker ruimtelijke ordening T: 0546-580800 E: g.sluiskes@wierden.nl

Buro Anno 1998 Naam: Philip Heitkamp Functie: Directeur E-mail: info@anno1998.nl Tel: 06-12794245

Het Oversticht Naam: Anneke Coops Functie: Ervenconsulent Twente E-mail: acoops@oversticht.nl Tel: 06-21593614

Overige organisaties

Landschap Overijssel Naam: Charles Obdeijn Functie: Project en programma manager E-mail: charles.obdeijn@landschapo verijssel.nl Tel: 0529-408383

Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed Naam: Judith Toebast Functie: Specialist Landelijke Bouwkunst E-mail: j.toebast@cultureelerfgoed.nl Tel: 033-4217290 Provincie Overijssel Naam: Famke Bonekamp Functie: Adviseur cultuurbeleid E-mail: f.bonekamp@overijssel.nl Tel: 038-4998374

Naam: Gertjan Grievink Functie: Adviseur monumentenzorg T: 0546-580800

Dinkelland Naam: Philipp Schoonderbeek Functie: Project manager T: 0546-628000 E: p.schoonderbeek@noaberkr acht.nl

= Geen contact mee gelegd ten behoeve van het onderzoek. Het was niet direct relevant voor het onderzoek, wel relevant voor nader onderzoek en voor de stichting.

Tel: 0547-858585


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.