Haute Bordure Geborduurde kleding en accessoires in Nederland 1620 - 2020
Haute Bordure
Geborduurde kleding en accessoires in Nederland 1620 - 2020
Haute Bordure Geborduurde kleding en accessoires in Nederland 1620 - 2020
Eveline Holsappel Anne-Marie Segeren onder redactie van Karin Gaillard
Waanders Uitgevers, Zwolle Fries Museum, Leeuwarden
Voorwoord Het is niet vreemd dat borduurwerk in de mode juist de laatste jaren volop in de aandacht staat. Deze eeuwenoude techniek geeft zowel amateurs als professionals de kans om hun creativiteit te uiten en individualiteit uit te drukken. De vele steken, technieken en materialen die ter beschikking staan zorgen voor eindeloze mogelijkheden om kleding en accessoires te versieren. Door het arbeidsintensieve karakter past borduren in het nu zo aantrekkelijke concept van Slow Fashion, dat zich afzet tegen de snelle confectie-industrie. Voor het Fries Museum is borduren een kans om in te spelen op die actualiteit en daarbij een verband te leggen met de internationaal gerenommeerde eigen textielcollectie. Door borduurwerk in de mode als uitgangspunt te nemen, is met een nieuwe blik naar de museumcollectie gekeken. Met de tentoonstelling en de publicatie Haute Bordure brengt het Fries Museum een ode aan het ambacht van borduren, waaraan door zoveel mensen in de loop der eeuwen eindeloze uren zijn besteed, en plaatst het de hedendaagse trend in een historische context. Voor dit project is veel nieuw onderzoek verricht. Hiervoor werd Eveline Holsappel, conservator Toegepaste Kunst & Textiel van het Fries Museum, bijgestaan door Anne-Marie Segeren. Haar positie als junior-conservator werd mogelijk gemaakt door een beurs van het Prins Bernhard Cultuurfonds, dankzij het Ginkgo Fonds en het Barbas-van der Klaauw Fonds. Wij bedanken Gieneke Arnolli, oud-conservator Mode & Textiel van het Fries Museum, die zo ruimhartig haar kennis met de volgende generatie deelt. Dank ook aan kostuumdeskundige Jacoba de Jonge voor haar advies en aan Marion van der Fluit voor de nodige technische kennis die zij heeft verstrekt. Met steun van de Wassenbergh-Clarijs-Fontein Stichting kon een aantal stukken uit de collectie worden gerestaureerd. Wij zijn het Joes Lemmers Fonds, de M.A.O.C. Gravin van Bylandt Stichting en de Stichting De Gijselaar-Hintzenfonds zeer erkentelijk voor hun financiële bijdrage aan deze publicatie. Tot slot bedanken wij alle betrokkenen, waaronder ook alle bruikleengevers, die geholpen hebben bij het realiseren van de tentoonstelling en het boek. Ik wens u veel lees- en kijkplezier.
Kris Callens
Inhoud
Inleiding Introduction 9
Mode
18
Identiteit 58 Techniek
90
Wit op wit
114
Royalty
132
Noten
144
Literatuur
147
Register
150
Fotoverantwoording
151
Colofon
152
Inleiding
Introduction
Een spijkerjasje van modehuis Gucci vol kleurrijke geborduurde patches van bijen, tijgers, vlinders en bloemen zorgde in 2016 voor een ware rage. De mogelijkheid om de borduursels naar eigen keuze aan te passen, maakte het kledingstuk persoonlijk en uniek. Dat het verlangen om ons te onderscheiden van de massa sterk is in een tijd waarin identieke kleding in grote aantallen wordt geproduceerd, is niet verwonderlijk. Borduurwerk voegt kleur, glans en reliëf toe aan een kledingstuk. Met motieven, figuren en teksten kunnen verhalen worden verteld. Het vakmanschap en de vele uren die nodig zijn om de borduursels met de hand aan te brengen, maken het bovendien een kostbare uiting van luxe. Hoewel borduren al eeuwenlang een geliefde decoratietechniek is in de mode, laten bekende modehuizen als Gucci, Alexander McQueen en Dries Van Noten de laatste jaren een hernieuwde interesse in borduursels zien. Deze trend zet door bij de diverse modemerken die proberen met machinaal geproduceerd borduurwerk hetzelfde gevoel van luxe en authenticiteit te creëren. En was het borduren van kleding in het verleden vooral een professionele bezigheid, waarbij het de drager ging om het etaleren van status en rijkdom, in onze tijd pakken mensen ook zelf draad en naald op om van een gewoon T-shirt of spijkerjasje iets unieks te maken en zo hun persoonlijkheid te uiten. In deze snelle, digitale wereld wordt het arbeidsintensieve en trage handwerk bovendien ervaren als een meditatieve bezigheid. Haute Bordure onderzoekt vier eeuwen borduurwerk in de Nederlandse mode aan de hand van ruim veertig kledingstukken en accessoires. Het merendeel daarvan is gedragen door mensen uit de rijke bovenlaag van de samenleving. Hun kleding is vaak bewaard gebleven en in museale collecties beland. Toch is de selectie van Haute Bordure divers, zowel wat drager als kledingstuk betreft. Een brieventas van een zeeheld, een rijglijf van een bruid op Marken, een blazer van Mies Bouwman, een zwangerschapsjurk
A denim jacket by the couturier Gucci, replete with colourfully embroidered patches of bees, tigers, butterflies and flowers, stirred up a veritable storm in 2016. The possibility of adapting the embroidery to one’s own taste made the garment personal and unique. It is hardly unusual that the urge to distinguish ourselves from the crowd is strong in an age when identikit clothing is produced in great quantities. Embroidery adds colour, lustre and relief to an item of clothing. Motifs, figures and texts are a means of telling stories. The craftsmanship and many hours that are needed to apply embroidery by hand also mean that it is a costly manifestation of luxury. Though embroidery has for centuries been a favourite decoration technique in fashion, in recent years renowned couturiers such as Gucci, Alexander McQueen and Dries Van Noten have shown a renewed interest in embroidery. This trend is carried through by the various fashion labels that try to create the same sense of luxury and authenticity using machineproduced embroidery. In the past embroidering clothing was primarily a professional activity, its wearers displaying their status and wealth, but nowadays people are also picking up needle and thread themselves, in order to transform a standard T-shirt or denim jacket into something unique and thus express their personality. In this fast-paced digital world, the labour-intensive and slow handiwork is, moreover, appreciated as a meditative activity. Haute Bordure explores four centuries of embroidery in Dutch fashion based on more than forty pieces of clothing and accessories. The majority of these are worn by people from the wealthy upper echelons of society. Their clothing has often been preserved and ended up in museum collections. The selection for Haute Bordure is, however, diverse, with respect to the wearer as well as the garment: a letter case belonging to a naval hero, the bodice of a bride from the island of Marken, a blazer worn by television presenter Mies Bouwman, the pregnancy dress of a
Gucci denim jack met geborduurde applicaties | Gucci denim jacket with embroidered apllications Foto 2020 | Photo 2020
9
van een barones, een doopjurk voor een pasgeboren baby of een avondjapon voor een koningin – het borduurwerk op al deze stukken geeft toegang tot verhalen over ambacht, luxe, gender, mode en identiteit. Materialen en technieken Borduren is in de meest eenvoudige vorm het aanbrengen van versieringen met draad en naald op een textiele ondergrond. Kledingstukken van diverse stoffen zijn geschikt als basis: een fluwelen schoen, een katoenen japon of zijden mannenvest. Voor de draad kan wol, linnen, zijde of katoen gebruikt worden, maar ook goud- of zilverdraad. Met kralen en pailletten wordt een glinsterend en rijk effect toegevoegd, en in kostbare stukken zijn zelfs parels en edelstenen verwerkt. Het borduurwerk kan op twee manieren worden uitgevoerd: op een stof met gaatjes waardoor de steken te tellen zijn, of door vrij borduren op een niet aftelbare stof waarop eerst het patroon is getekend en vervolgens wordt geborduurd. De makers Rijke burgers lieten in de zeventiende eeuw hun kleding borduren door professionele borduurders, vrijwel uitsluitend mannen, die verenigd waren in een gilde.1 Borduurders waren vaak aangesloten bij het Sint-Lucasgilde, waartoe ook andere kunstenaars behoorden, maar in veel steden scheidden ze zich in de zeventiende eeuw af en stichtten hun eigen borduurwerkersgilde, zoals in Leeuwarden in 1628. De meesterborduurder en zijn leerlingen bewerkten in hun werkplaats kledingstukken als mouwen, lijfjes, handschoenen, bandeliers, buidels en schoenen. Ze werkten in opdracht of verkochten hun waar in winkels of op markten. Door de goede handelsrelaties van Nederland waren hier ook volop geborduurde stoffen uit het buitenland verkrijgbaar. De stof, vaak aan de meter geborduurd, werd door de kleermaker verwerkt tot het gewenste kledingstuk. Borduurwerk in opdracht laten maken in het buitenland was ook een mogelijkheid. Daarnaast produceerden landen als China, India en Japan stoffen en kledingstukken specifiek voor de westerse markt, zoals de Japanse gewatteerde kamerjassen
10
baroness, a christening gown for a newborn baby, or an evening gown for a queen – the embroidery on all these pieces opens a door to stories about craft, luxury, gender, fashion and identity. Materials and techniques In its simplest form embroidery is the application of decorations to a textile base using needle and thread. Clothing items of a diversity of textiles are suitable as a basis: a velvet shoe, a cotton gown or a silk waistcoat. Wool, linen, silk or cotton can be used for the thread, but likewise thread of gold or silver. Beads and sequins add a sparkling and rich effect, while expensive pieces can even incorporate pearls and gemstones. The embroidery can be executed in two ways: on a fabric with an even weave so that the stitch placement can be counted, or as free embroidery on a non-countable fabric on which the design is sketched out and then embroidered. The makers In the seventeenth century, wealthy citizens had their clothing embroidered by professional embroiders, almost exclusively men, who were unified in a guild.1 Embroiderers were often associated with the Guild of Saint Luke, which included artists among its members, but in many cities they parted ways in the seventeenth century and established their own embroiders’ guild, as in Leeuwarden in 1628. In their workshops the master embroiderers and their apprentices manufactured items of clothing such as sleeves, bodices, gloves, baldrics, pouches and shoes. They worked on commission or sold their wares in shops or at markets. The Netherlands’ thriving trading relations meant that an abundance of embroidered textiles from abroad were available here as well. The fabric, often embroidered by the yard, was transformed into the desired garment by a tailor or dressmaker. Commissioning embroidery from abroad was another possibility. Moreover, countries such as China, India and Japan produced textiles and garments specifically for the Western market, such as the Japanese quilted dressing gowns that were popular in the late nineteenth century. France,
De Borduurder (detail) | The Embroiderer (detail) Ets uit Jan & Caspar Luyken | Etching from Jan & Caspar Luyken Spiegel van het Menselyk Bedryf, Amsterdam 1694 Rijksmuseum, Amsterdam
Techniek
Er bestaan honderden verschillende borduurtechnieken, van de kettingsteek tot de steelsteek en van bargello tot petit point, en elke steek moet zo zorgvuldig mogelijk worden neergezet. Borduurwerk is daardoor bijzonder tijdsintensief. Een paar vierkante centimeter kunnen gemakkelijk enkele uren in beslag nemen. Borst, rok, muts of tas: ze vertegenwoordigen dagen, zo niet maanden van toewijding en vakmanschap van de maker. Dat gold niet alleen voor kleding en accessoires die bestemd waren om in het openbaar mee te verschijnen, ook stukken voor binnenshuis werden verfraaid met minuscule steken in bewerkelijke technieken.
Borst 1625-1640 Zijde, linnen, katoen Festonsteek, steelsteek, frans knoopje, opgenaaide draad Fries Museum, Leeuwarden (collectie Provinsje Fryslân, schenking Christoffel en Kate Bisschop-Swift) Inv.nr. T06495
Een borst is een V- of U-vormig kledingstuk, vaak verstevigd met baleinen, dat over de boezem en een gedeelte van de buik werd gedragen. Spelden of linten zorgden ervoor dat het bleef vastzitten aan de onderkleding. In het begin van de zeventiende eeuw droegen vrouwen in de Noordelijke Nederlanden de borst met een vlieger (een lange, mouwloze openvallende jas) en een rok. Voor de allerrijksten was het een uitermate geschikt kledingstuk om hun rijkdom te tonen. Niet alleen kozen zij de duurste stoffen, zij lieten het borststuk ook versieren met borduurwerk van gekleurde zijde, parels, goud- en zilverdraad. Door de toenemende welvaart in de loop van de eeuw konden steeds meer vermogende vrouwen zich zo’n kostbaar kledingstuk veroorloven. Zo liet de Friese Geertje van Scheltinga (1600-1635) zich in 1635 portretteren in haar rijkversierde zwarte borst waarop met gouddraad draken en blad- en krulmotieven zijn geborduurd. Voor zover bekend zijn er geen exemplaren van borststukken met gouddraad bewaard gebleven. Vaak werd het kostbare draad in een latere periode
Portret van Geertje van Scheltinga Anoniem 1635 Olieverf op paneel Fries Museum, Leeuwarden
techniek
93
verwijderd en hergebruikt of als goud verkocht. De hier getoonde borst heeft soortgelijk borduurwerk als dat op het borststuk van Geertje, maar uitgevoerd in zwart zijdedraad.1 Om de intens zwarte kleur van de draad te verkrijgen is een ingewikkeld verfproces nodig. De kostbare kleurstoffen zijn afkomstig uit planten en struiken als wede, indigo, sumak, granaatappel en meekrap.2 Voor de zijden ondergrond is een eenvoudigere verving toegepast met galappels. Dit geeft een bruinzwarte kleur waartegen het diepzwarte borduurgaren beter afsteekt. De diverse motieven op de borst worden begrensd door contourdraden. De vlakken die daartussen ontstaan, worden opgevuld door borduursteken in diverse technieken als knoopjessteken en draadopnaaien. Door steken dicht tegen elkaar en soms dwars over elkaar heen te plaatsen ontstaat schaduwwerking, zoals op het lichaam van de draak. Ook is reliëf gecreëerd door op
94
sommige plekken eerst een bolling van kapok onder de steken te maken. Het borduurwerk voor dit soort kledingstukken werd uitgevoerd door professionele borduurders. Dit waren in de zeventiende eeuw vrijwel uitsluitend mannen, die verenigd waren in een gilde. Voorbeelden voor de motieven kwamen uit de diverse patroonboeken die in die tijd in omloop waren. Het Metropolitan Museum of Art in New York bezit een bijzonder zeventiendeeeuws album uit de Noordelijke Nederlanden met borduurpatronen.3 Naast voorbeelden voor mouwen, mutsen, handschoenen en riemen voor zwaarden bevat het album negen patronen voor borststukken, waarvan één met een draak. Omdat het patroon symmetrisch is op de middennaad werd slechts de helft van het patroon afgebeeld.
E.H.
Ontwerp voor borduurwerk borst Uit album met diverse borduurpatronen, p. 41 Circa 1615-1635 The Metropolitan Museum of Art, New York, Elisha Whittelsey Fund, 1955
techniek
95
1695 Linnen, zijde Kruissteek
1650-1700 Linnen, wol, zijde, zilver Vlamsteek
Fries Museum, Leeuwarden (collectie Koninklijk Fries Genootschap) Inv.nr. T01002A
Fries Museum, Leeuwarden (collectie Provinsje Fryslân, schenking J.H. Halbertsma) Inv.nr. T01080
Beurzen
Knottedoek 1660-1662 Zijde, linnen Fries Museum, Leeuwarden Inv.nr. T01002
Als een Friese jongen in de zeventiende eeuw een meisje ten huwelijk wilde vragen, bood hij haar een trouwpenning of geldstukken aan, die hij op verschillende manieren kon verpakken. De meest eenvoudige was in een grote linnen zakdoek, een knottedoek. Daarop stonden, geborduurd met rode zijde, de naam of initialen van de jongen, het jaartal en diverse teksten en motieven die verwezen naar de liefde en het huwelijk. De jongen legde een losse knoop, een ‘knotte’, in de doek. Als het meisje de knoop aantrok aanvaardde ze zijn trouwbelofte. Bij meer vermogende families werd de doek vervangen door een zilveren kistje, het knottekistje.1 Een andere verpakkingswijze was volgens over levering de knottepong: een kleine beurs die met touwtjes kon worden dichtgetrokken.2 De rechter beurs met zilveren filigrain knopen werd in 1877 op de Historische Tentoonstelling in Leeuwarden getoond. De catalogus noemde het een geldbeurs van een Hindelooper meisje, die ‘tevens den jongman diende als knottedoek om het meisje, dat hij ten huwelijk vroeg, den ordelpenning aan te bieden.’2
Het borduurwerk is uitgevoerd in de vlamsteek, ook wel bargello genoemd.4 Het zigzagpatroon wordt gecreëerd door verticale parallel lopende platte steken die naar boven of beneden gaan. De kleuren zijn bij dit patroon vaak uitgesproken en contrasterend voor een optimaal grafisch effect. Het linker beursje is uitgevoerd in een zeer onregelmatige kruissteek. Zowel aan de voor- als achterkant bevindt zich in het midden een ruit met daarin een achthoekige ster. Dit motief is vrijwel identiek terug te vinden op een knottedoek uit 1660-1662.5 Rondom de ster zijn het jaartal 1695, een levensboom, bloemen, herten, sleutels, een schaakspel, naaikussen en kam geborduurd. Deze motieven, die door verkleuring niet meer goed zichtbaar zijn, komen veelvuldig voor op merklappen en verwijzen naar het gehuwde (sleutels en naaikussen) leven van een vrome vrouw (het hert is een Christussymbool).6
E.H.
techniek
97
1700-1750 Katoen (rips), zijde, kant Platsteek, kettingsteek, steelsteek, ingrijpsteek, frans knoopje Fries Museum, Leeuwarden Inv.nr. T1978-006
1700-1775 Katoen, zijde Kettingsteek
1700-1750 Katoen, zijde (rips) Zaans stikwerk
Fries Museum, Leeuwarden (collectie Koninklijk Fries Genootschap) Inv.nr. T09639
Fries Museum, Leeuwarden Inv.nr. T1978-007
Mutsen
Katoenen mutsen voor heren zoals deze waren bedoeld voor binnenshuis. Ze werden vanaf het einde van de zeventiende eeuw gedragen. Mannen uit de hogere standen vertoonden zich met modieuze pruiken of valse haarlokken, in navolging van de Franse koning Lodewijk XIV (1638-1715) die hiermee was begonnen. Uit hygiënisch en praktisch oogpunt lieten ze hun eigen haar kort knippen of zelfs helemaal afscheren. Een huismuts bood niet alleen warmte maar ook bescherming aan het kale hoofd. Deze pruikenmode verdween aan het einde van de achttiende eeuw, waarmee ook mutsen voor binnenshuis in onbruik raakten.1 Huismutsen kwamen in vele varianten voor en werden op uiteenlopende manieren versierd. De muts in het midden is bijvoorbeeld geborduurd met een kettingsteek van gekleurd garen in een floraal patroon. In de punt is een kwastje bevestigd. Zo’n omgeslagen rand aan de onderzijde hebben de meeste bewaard gebleven mannenmutsen van dit type. In de tweede helft van de twintigste eeuw kregen zulke hoofddeksels vaak de naam kraamherenmuts, omdat alleen op zeventiendeeeuwse afbeeldingen van kraamkamers of -bezoek
techniek
99
Royalty
Wilhelmina, Juliana, Beatrix en Máxima: vier generaties koninginnen met duurzaamheid hoog in het vaandel. Hun mooiste kleding, vaak ontworpen door gerenommeerde couturiers, kreeg meer dan eens een nieuw leven. Kostbare, met de hand geborduurde stof werd hergebruikt voor een gloednieuwe japon. Een avondjurk vol pailletten en kristallen hoefde niet na één keer schitteren in de kast te blijven hangen, maar bleef voor officiële gelegenheden een geliefde keuze. Het zijn kledingstukken vol herinneringen, die het verdienen om steeds opnieuw te worden gedragen.
Avondjapon gemaakt voor koningin Wilhelmina
Circa 1923 (oorspronkelijk model circa 1911) Premet, Parijs Zijde (satin duchesse), bouillondraad , glas, parelmoer Platsteek, ingrijpsteek Koninklijke Verzamelingen, Den Haag Inv.nr. MU/397
De voorliefde van koningin Wilhelmina (1880-1962) voor het gebruik van borduursels op haar kleding zou ze al op jonge leeftijd hebben gekregen van haar moeder Emma (1858-1934), die zelf ook graag borduurde.1 Op vele van Wilhelmina’s bewaard gebleven kledingstukken is borduurwerk terug te vinden. Dit geldt vooral voor de representatieve japonnen, waaronder dit beige exemplaar van satin duchesse.2 Het geheel bestaat uit een japon, versierd met een netwerk van goudkleurige glazen kralen, en een overjapon. Deze laatste valt aan de voorkant open, waarbij het lijfje aan de jurk is vastgenaaid. De stof van de overjapon is gedecoreerd met grote geborduurde bloemmotieven en rocaillevormen. Opvallend is dat het borduurwerk nooit is aangepast aan de snit van de japon en dat de motieven abrupt worden afgesneden: deze japon is vermaakt. Op de staatsiefoto van november 1912 is Wilhelmina voor het eerst in deze jurk te zien. De japon had toen
een iets ander model – de overjapon viel open bij de rok maar was als lijfje gesloten. De geborduurde stof van het overkleed, die hier ook niet was aangepast naar de snit van de japon, is mogelijk al vóór 1900 gemaakt. De motieven sluiten beter aan bij de negentiende eeuw dan de jaren 1910. Waarschijnlijk heeft de koningin hem in huidige vorm gedragen tijdens haar 25-jarig regeringsjubileum in 1923.3 Wilhelmina’s inhuldigingsjapon van 1898 werd ontworpen en gemaakt in Parijs, maar de uitvoering van het borduurwerk werd gedaan door de Kunst-Naaldwerk-Klasse van de Rijksschool voor Kunstnijverheid te Amsterdam onder toezicht van de verenigingen Arbeid Adelt en Tesselschade.4 Zou het borduursel van de hier afgebeelde japon ook in Nederland zijn vervaardigd? De koningin volgde in grote lijnen de heersende mode. Wilhelmina’s representatieve gelegenheidsjaponnen werden voornamelijk in Parijs besteld en bij
royalty
135
Staatsieportret koningin Wilhelmina november 1912 Koninklijk Huisarchief Den Haag
bestellingen in Nederland werd vaak expliciet vermeld dat de kleding naar de laatste Franse modellen moest worden vormgegeven.5 Daar werd wat betreft damesmode nog steeds de toon gezet. De oude overjapon is bij Premet vermaakt. In het lijfje is een taillelint genaaid met ingeweven naam van dit modehuis. Al vanaf de oprichting in 1911 bezat Premet een goede reputatie: ‘[…] Mme Premet, aidée de ses collaboratrices, présente robes, manteaux, lingeries et toutes créations de bon ton qui savent garder un juste milieu entre la tradition d’hier et les audaces de demain.’6 Overige stukken uit Wilhelmina’s garderobe waren grotendeels afkomstig van Nederlandse modezaken, zoals Maison Kühne in Den Haag en Maison Hirsch & Cie in Amsterdam.7 Kleding veranderen, aanpassen en meerdere malen dragen was bij de koninklijke familie heel gebruikelijk. Dit gold met name voor galakleding, waarbij de nadruk meer op traditie en symbolische functie lag. Bij deze japonnen werden vaker en ook ingrijpender veranderingen in het model aangebracht of werd de stof hergebruikt.8 Bovendien was Wilhelmina in de loop van de jaren voller geworden, waardoor haar kleding niet alleen omwille van de mode maar ook vanwege haar veranderde figuur werd vermaakt. Wilhelmina’s zuinigheid en soberheid in haar garderobe werden door het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog versterkt. Door deze omstandigheden wilde de koningin haar medeleven en contact met de Nederlandse bevolking tonen. Voor uiterlijk vertoon was toen geen plaats.9 A.S.
136
Avondjapon gemaakt voor koningin Juliana
138
1966-1967 Maison Linette Zijde, glas, Swarovskikristallen, pailletten Paleis Het Loo, Apeldoorn (bruikleen Koninklijke Verzamelingen, Den Haag) Inv.nr. MU 8780
Koningin Juliana en prins Bernhard bij aankomst van het regeringsdiner in De Lakenhal te Leiden ter gelegenheid van het aanstaande huwelijk van prinses Margriet en mr. Pieter van Vollenhoven 4 januari 1967 Nationaal Archief / Anefo
Net zoals haar moeder Wilhelmina stond koningin Juliana (1909-2004) erom bekend zuinig om te gaan met haar kleding. Ze schafte niet voor elke gelegenheid een nieuwe japon aan, maar droeg regelmatig iets dat ze al bezat. Ook liet ze vaak haar kleding vermaken. Deze mouwloze avondjurk, versierd met honderden kralen als ijskristallen en golvende lijnen op zowel de voor- als achterkant, droeg de koningin voor het eerst op 4 januari 1967 bij het regeringsdiner ter gelegenheid van het aanstaande huwelijk van prinses Margriet en Pieter van Vollenhoven. De ijzige kleur en de winterse sfeer van het borduursel van de japon pasten goed bij de tijd van het jaar. Hierna nam Juliana de jurk mee op verschillende staatsbezoeken, zoals in 1971 naar Ethiopië, Indonesië en West-Duitsland en in 1974 naar Liberia.1 De koningin droeg de japon bij deze gelegenheden met lange handschoenen en een doorschijnende stola. In Juliana’s jonge jaren had koningin Wilhelmina veel invloed op haar kleedgedrag. De kroonprinses ging voor haar leeftijd vaak wat ouwelijk gekleed. Soms probeerde ze iets nieuws. Tijdens haar huwelijksreis in 1937 droeg Juliana chique Franse kleren die ze had laten maken bij modehuizen Worth en Molyneux. Koningin Wilhelmina vond deze metamorfose naar ‘vrouw van de wereld’ maar niets – Juliana moest het bij haar oude garderobe houden, zonder die moderne couture.2 Ook toen zij koningin was stond het bijhouden van de mode bij Juliana niet op de hoogste plaats. Kleding moest vooral goed zitten, mooi zijn en in overeenstemming met de gelegenheid. Deze japon past goed in dit plaatje. De lange lijn en het geraffineerde kralenmotief geven de jurk een voorname uitstraling zonder opzichtig te zijn. Bij Maison Linette was koningin Juliana aan het goede adres voor haar jurken voor Prinsjesdag en andere officiële gelegenheden. Caroline Bergé-Farwick (1902-1980), eigenaresse van Maison Linette, opende in 1930 in Den Bosch haar gesloten modehuis. Zonder boetiek, etalages of publiciteit konden vooraanstaande vrouwen in uiterste discretie hier hun garderobe laten maken.3 Deze mond-totmondreclame werkte goed. In de jaren 1950 rekende Bergé vrouwen van bijvoorbeeld burgemeesters en bankiers tot haar clientèle. Via een goedgeklede hofdame die bevriend was met een nicht van Bergé kwam Maison Linette onder de aandacht van koningin Juliana.4 A.S.
royalty
139
Aankomst prinses Beatrix en prins Claus bij Hilton Amsterdam voor het galadiner aan de vooravond van hun huwelijk 9 maart 1966 Nationaal Archief / Anefo
Circa 1966 Maison Linette Zijde (chiffon), lurex, glas Machinaal en handmatig borduurwerk Koninklijke Verzamelingen, Den Haag
140
Avondjapon gemaakt voor prinses Beatrix
Maison Linette heeft een grote rol gespeeld bij het huwelijk van prinses Beatrix (1938) met Claus von Amsberg (1926-2002) op 10 maart 1966. Niet alleen de bruidsjapon, ook de jurken voor de bruidsmeisjes, de avondjaponnen voor koningin Juliana en de prinsessen Irene (1939) en Margriet (1943) én Beatrix’ volledige huwelijksreisgarderobe kwamen bij het couturehuis in ’s-Hertogenbosch vandaan.1 Onder de bruidsgarderobe hoorde ook deze jurk. De prinses droeg hem op de vooravond van haar bruiloft bij het galadiner in het Amsterdamse Hilton Hotel en op het hofbal in het Paleis op de Dam.2 De lange japon is overladen met een machinaal borduursel van witte pioenrozen en zachtblauwe bladeren, varens en subtiele rocaillevormen. Voor een extra rijk effect zijn, met de hand, doorzichtige glastubes of staafjeskralen over de varens geborduurd. De bloemkernen bevatten opgenaaide (glas)parels. Al dit handborduursel is gedaan nadat de japon zelf in elkaar was gezet. Via haar moeder, koningin Juliana, kwam prinses Beatrix in 1956 terecht bij Maison Linette.3 Deze lichtblauwe jurk is in lijn met de kleding die de koningin destijds bij officiële gelegenheden droeg: netjes en representatief, gemaakt van een luxueuze stof, maar traditioneel ogend. De mode van de jaren 1960, die werd bepaald door de opkomst van de jongerencultuur, was beschikbaar voor alle lagen van de bevolking. Het nieuwe ideaalbeeld was een jonge vrouw. Dit vormde een grote tegenstelling met kleding die dames in de jaren 1950 droegen, die juist volwassenheid benadrukte. De jeugdige mode paste niet bij de status en positie die een lid van
een koninklijk huis moest uitdragen. Juliana nam hier dan ook bewust afstand van.4 In 1965 stapte prinses Beatrix over van Maison Linette naar de jongere Theresia Vreugdenhil (Theresia Couture) in Amsterdam, over wie ze via een van Juliana’s vriendinnen hoorde.5 Mogelijk voelde de eigenaresse van Maison Linette, Caroline Bergé, de nieuwste, jonge mode niet goed meer aan, waardoor zij en Beatrix het niet altijd met elkaar eens waren.6 Het leeftijdsverschil was aanzienlijk. Bergé was in de zestig, Beatrix een twintiger. Een van de eerste kledingstukken die Beatrix bij Vreugdenhil liet maken, was een representatief en tegelijkertijd modieus mantelpakje naar een model van Chanel. De prinses kleedde zich nu meer naar haar leeftijd.7 Toch koos Beatrix voor haar bruidsjapon een ontwerp van Linette, nadat ze drie Franse en twee Amsterdamse couturiers samen met Bergé had gevraagd om – anoniem – katoenen proefmodellen te maken. Bergé kende de smaak van de prinses.8 Na haar inhuldiging in 1980 ontwikkelde koningin Beatrix haar eigen vorstelijke stijl zoals we die kennen. Ze week daarmee af van haar moeder, die zich graag eenvoudig kleedde zonder eigen stempel. In lijn met de heersende mode ging Beatrix kleding met een krachtige schouderlijn dragen. Theresia Vreugdenhil vertelde hierover: ‘Als prinses was ze de dochter van de baas geweest, nu was ze zélf de baas en dat bracht ze op deze manier tot uitdrukking.’9
A.S.
royalty
141
Avondjapon ontwerp Jan Taminiau voor koningin Máxima
Bij belangrijke gelegenheden draagt koningin Máxima (1971) regelmatig ontwerpen van Jan Taminiau (1975), zoals deze beigekleurige japon met kralenborduursels voor het staatsieportret van 2018. In de nu meer dan tien jaar dat Máxima klant is bij de modeontwerper, heeft hij verschillende iconische creaties voor haar gemaakt. In 2009 was de koningin, toen nog prinses, voor de eerste keer gekleed in een van zijn ontwerpen: het inmiddels beroemde gerecyclede postzakjasje met goudkleurige broek. Ook de koningsblauwe inhuldigingsjurk uit 2013 is van de hand van Taminiau. Net als haar voorgangsters gebruikt koningin Máxima een bijzonder kledingstuk vaak meer dan een keer. Soms laat ze iets vermaken of geeft ze het door aan haar dochters. Dierbare stukken worden zorgvuldig bewaard. Deze geborduurde japon van Taminiau heeft ze meerdere malen gedragen: de eerste keer tijdens Prinsjesdag 2015, twee jaar later bij de viering van de tachtigste verjaardagen van koning Harald en koningin Sophia van Noorwegen. Inmiddels is de japon vereeuwigd op het staatsieportret van 2018. De jurk heeft niet alleen door haar eigenaresse een koninklijk tintje: het borduursel is namelijk geïnspireerd op de Japanse Zaal in Paleis Huis ten Bosch in Den Haag. Deze zaal werd omstreeks 1789
142
ingericht in opdracht van de toenmalige bewoners, stadhouder Willem V (1748-1806) en zijn vrouw Wilhelmina van Pruisen (1751-1820). Op de zijden wandbespanning met beigekleurige achtergrond zijn in brokaat, damast en fluweel honderden applicaties van bloemen, planten en dieren te zien. Deze gedetailleerd uitgewerkte motieven, zoals pauwen, kraanvogels, irissen en camelia’s zijn opgevuld met katoenpluis of verschillende laagjes papier, en vervolgens met enkele steekjes op het fond vastgezet. Door deze vulling lijkt de afgebeelde flora en fauna van de ondergrond los te komen.1 De beigekleurige japon van Máxima is bezaaid met voorstellingen die zijn geïnspireerd op dit bijzondere behang. Takken vol bladeren, kersenbloesem, camelia’s en pioenrozen sieren de rok. Ook zijn er verschillende vogels afgebeeld, zoals een fazant en een kraanvogel. Alle bloemen en dieren zijn eerst met de hand op de organza (de bovenliggende laag doorzichtige stof) geschilderd en vervolgens versierd met glinsterende kralen en spiraalvormig gedraaide draden van goud. Het lijfje van de jurk is blanco gelaten en de rok heeft een kleine sleep. A.S.
2015 Zijde, kralen, pailletten Collectie Hare Majesteit Koningin Máxima
Detail Wandbespanning Japanse Zaal in Paleis Huis ten Bosch, Den Haag
royalty
143