Onzichtbare Jaren

Page 1


Onzichtbare Jaren

Het verhaal van een Nederlandse familie in onderduik

De omslag van dit boek reproduceert het patroon van het papier waarmee de onderste lade van een bureau bekleed was, de lade waarin de Holocaustdocumenten van de familie Geismar-de Zoete werden teruggevonden in het vervolg aangeduid als de Holocaust-lade.

In deze lade lag onder meer een autobiografisch verhaal van Erwin Geismar (zie ommezijde), geschreven toen hij zat ondergedoken, kort voordat hij vermoord werd in Auschwitz en 64 jaar voordat het teruggevonden werd.

Daphne Geismar

Voorwoord door Robert Jan van Pelt

Vertaling door Paul van der Lecq

Waanders Uitgevers, Zwolle

Onzichtbare Jaren

Het verhaal van een Nederlandse familie in onderduik

Inhoud

Voorafgaand

Op 30 januari 1933 werd Adolf Hitler aangesteld als kanselier van het Duitse Rijk. Toen op 27 februari brand werd gesticht in de Rijksdag, het federale parlementsgebouw, greep hij die gelegenheid aan om kort voor de parlementsverkiezingen van maart de noodtoestand uit te roepen. De verkiezingen vonden plaats in de nasleep van een arrestatiegolf en het nieuwe parlement gaf Hitler de macht om het land per decreet te regeren. Veel Duitse Joden waren links geëngageerd en vluchtten het land uit. Op 1 april besloot de regering tot een boycot van Joodse ondernemingen, en vervolgens tot het ontslag van Joodse ambtenaren. Naar aanleiding daarvan trokken ook niet-politiek actieve Joden het land uit. In januari 1934 hadden zo’n 60.000 Duitsers de wijk genomen naar het buitenland, waaronder 48.000 Joden. De Nederlanders lieten 6.000 vluchtelingen toe zonder dat ze over de gebruikelijke documenten hoefden te beschikken, maar in reactie op de snel toenemende werkeloosheid voerde de Nederlandse regering in 1934 een wet in die het onmogelijk maakte voor vluchtelingen om betaald werk te verrichten. De leiders van de Joodse gemeenschap deinsden ervoor terug om daar protest tegen aan te tekenen en kozen ervoor de gevolgen op te vangen met niets dan liefdadigheid.

Eind 1938 leidde het vluchtelingenprobleem in Nederland tot een regelrechte crisissituatie. De Duitse regering was er duidelijk op uit om de Joden te verdrijven en maakte daarbij gebruik van brandstichting, plunderingen en massale arrestaties. In de winter van 1938-1939, in de nasleep van de Kristallnacht, ‘de nacht van het gebroken glas’, vertrokken 120.000 Joden uit Duitsland. Duizenden van hen staken veelal illegaal de grens met Nederland over en onder

hen waren 1.800 ouderloze kinderen, die deel uitmaakten van een georganiseerde reddingspoging die bekend kwam te staan als het Kindertransport. De Nederlandse regering raakte ervan doordrongen dat ze die vluchtelingen niet naar Duitsland konden terugsturen. In samenspraak met de leiders van de Joodse gemeenschap werd besloten om een gesloten vluchtelingenkamp voor Joden in te richten. Dat gebeurde in Westerbork, een dorp in een dunbevolkte streek dicht bij de grens met Duitsland. Westerbork was bedoeld als ‘wachtkamer’ op zogenaamd exterritoriaal terrein, totdat duidelijk werd in welk land die vluchtelingen een permanente verblijfplaats kregen.

1921

Erwin Geismar vertrekt uit Freiburg, Duitsland om in Amsterdam te gaan wonen en werken.

18 december 1928

Erwin trouwt met Grete Heinsheimer uit het Duitse Bruchsal; Grete voegt zich bij Erwin in Amsterdam.

14 augustus 1929

Chaim en Fifi (geboren Polak) de Zoete trouwen in Den Haag, Zuid-Holland.

1930

Chaim en Fifi vertrekken van Rotterdam naar Nederlands-Indië, waar Chaim in dienst treedt als apotheker voor het leger, dat in ruil daarvoor zijn opleiding bekostigt.

7 februari 1930

David Geismar wordt geboren in Freiburg, waar Erwin en Grete voor de gelegenheid naartoe gereisd zijn.

Augustus 1930

Erwin en Grete keren met David terug naar Amsterdam.

13 mei 1931

Nathan Cohen wordt geboren in Heiloo, Noord-Holland.

23 juli 1931

Mirjam de Zoete wordt geboren op Celebes in Nederlands-Indië.

14 december 1931

Oprichting van de NSB (Nationaalsocialistische Beweging).

22 september 1932

Judith de Zoete wordt geboren op Celebes.

30 januari 1933

Adolf Hitler, leider van de NSDAP (Nationaalsocialistische Duitse Arbeiderspartij), wordt beëdigd als rijkskanselier van Duitsland.

27 februari 1933

De Reichstag in Berlijn, het Duitse parlementsgebouw, brandt af; de nazi’s verklaren zonder bewijs dat die brand het gevolg is van een communistisch complot, waarna ze de burgerrechten opschorten, politieke tegenstanders aan de kant zetten en de vrije pers het zwijgen opleggen.

Maart 1933

In Duitsland wordt Dachau geopend, het eerste concentratiekamp van de nazi’s. In Nederland vindt de oprichting plaats van het Comité voor Joodse Vluchtelingen, bedoeld om Joden te helpen die Duitsland ontvlucht zijn.

17 oktober 1933

Hadassah de Zoete wordt geboren in Banjarmasin, Nederlands-Indië.

15 september 1935

De nazi’s voeren de Rassenwetten van Neurenberg in, wat betekent dat Duitse Joden het staatsburgerschap wordt ontzegd en er een verbod komt op huwelijken en seksuele relaties tussen Joden en ‘Arische’ Duitsers.

1936

Nadat Chaim vijf jaar in dienst is geweest van het Nederlands-Indische leger keren hij en Fifi samen met Mirjam, Judith en Hadassah naar Rotterdam terug.

David brengt in de zomer voor het laatst een bezoek aan zijn grootouders in Duitsland.

1937

Davids grootvader Max Heinsheimer wordt in Duitsland gearresteerd; na zijn vrijlating stemt hij ermee in om naar Nederland te emigreren.

1938

Het gezin van Nathan neemt Gertrude in huis op, een vijfjarig Joods meisje uit Duitsland.

12 maart 1938

Duitse troepen trekken Oostenrijk binnen en op 13 maart is de Anschluss een feit: Oostenrijk gaat verder als provincie van het Groot-Duitse Rijk. Meteen daarop volgen anti-Joodse geweldsuitbarstingen.

Oktober 1938

De NSB sluit Joden uit van het partijlidmaatschap, wat het begin markeert van het antisemitisme binnen deze Nederlandse nazipartij.

9–10 november 1938

In het kader van de Kristallnacht, de ‘nacht van het gebroken glas’, worden overal in Duitsland pogroms georganiseerd. De nazi’s steken meer dan negenhonderd synagogen in brand, verwoesten zevenduizend Joodse bedrijven, scholen en woningen, doden 91 Joden en sturen 30.000 Joodse mannen naar concentratiekampen.

1939

Het echtpaar De Zoete neemt Ingrid in huis, een tienjarige Joodse vluchtelinge uit Duitsland.

1 september 1939

Duitsland valt Polen binnen en daarmee begint de Tweede Wereldoorlog.

3 september 1939

Groot-Brittannië, Australië, Nieuw-Zeeland en Frankrijk verklaren Duitsland de oorlog.

Oktober 1939

Westerbork neemt zijn eerste geïnterneerden op: Joodse vluchtelingen uit Duitsland die illegaal de Nederlandse grens zijn overgestoken.

1940

Erwin, Grete en David nemen Joodse vluchtelingen uit Duitsland in huis.

Maart 1940

Erwin begint als maatschappelijk werker voor het Comité voor Joodse Vluchtelingen.

Het gezin De Zoete

MIRJAM

Om te beginnen wil ik je vertellen over hoe het leven van mijn familie eruitzag voor de oorlog, voor Holland in handen kwam van de Duitsers. Ik ben geboren in Indonesië, waar mijn vader als apotheker in dienst was van het Nederlandse leger. Mijn zus Judith is één jaar jonger dan ik. Mijn jongste zus, Hadassah, is tWee jaar jonger. Mijn moeder heet Sophia en haar roepnaam is Fifi. Mijn vader heet Hendrick Edward en zijn roepnaam is Chaim.

Mijn grootvader Moses de Zoete wilde dat zijn zoon werd opgeleid tot werktuigkundig ingenieur, maar mijn vader wilde apotheker worden. Moses weigerde zijn studie te betalen. In die tijd kon je in Nederland je complete opleiding vergoed krijgen als je bereid was naar Indië te worden uitgezonden. In 1930 stapten mijn ouders op een boot die door het Suezkanaal voer.

JUDITH

Mijn ouders trouwden in 1929. Hun eerste kindje was doodgeboren. Daarna, in 1931, kwam Mirjam. Mirjam en ik zijn geboren in Makassar, de hoofdstad van Celebes. Onze Pappie was uitgezonden naar Nederlands-Indië en deed zijn werk in legeruniform.

HADASSAH

We zijn alle drie in Indonesië geboren. Ik ben geboren in Banjarmasin.

MIRJAM

Mijn zusjes trokken veel met elkaar op en ik was meer op mezelf. Judith was een typisch middelst kind. Ze had het idee dat ze minder aandacht kreeg dan ik, als oudste, of Hadassah, als jongste. Maar in feite was ze de mooiste en slimste van ons drieën. Zelfs nu vindt ze dat ze er het slechtst vanaf kwam, wat deels misschien ook wel klopt. Hadassah was de clown ze maakte iedereen aan het lachen en kreeg altijd haar zin.

HADASSAH

In 1936 vertrokken we uit Indonesië. Ik was drie, Judith vier en Mirjam vijf. Na onze terugkeer in Nederland woonden we eerst in een pension in Scheveningen, daarna kwamen we

HistoriscHe toelicHting, blz. 260 Nederlands-Indië

Chaim en Fifi de Zoete met hun dochters Judith, Mirjam en Hadassah, 4 februari 1934

in Rotterdam en na een huis met drie bovenverdiepingen te hebben gehad in Blijdorp verhuisden we naar Kralingen. Dat kwam omdat onze ouders ons naar een Montessorischool wilden sturen, en daarvan was er in Rotterdam maar eentje. Ik herinner me mijn juf uit de eerste klas, een oude dame. Ze zei altijd hetzelfde: ‘Hadassah kan beter, Hadassah kan beter.’ Iets wat ik mijn leven lang ben blijven horen.

MIRJAM

Toen de diensttijd van mijn vader erop zat, kreeg hij een aanstelling als hoofdapotheker van de stad Rotterdam. We verhuisden naar een heel mooi huis aan de rand van de stad mijn ouders, wij drieën en een dienstmeisje. Mijn school lag ver weg en mijn vader bracht me op de stang van zijn fiets. Geweldig vond ik dat. Op de terugweg gingen we weleens bij een boerderij langs. Dan kreeg ik een ijsje en keken we naar de beesten. Ik voelde me uitverkoren, want ik was de enige die dat met mijn vader deed. Toen mijn zussen en ik eenmaal naar dezelfde school gingen, was het voor mijn vader te ver om daar met meer dan één kind naartoe te fietsen, en dus gingen we dichter bij school wonen, zodat we konden lopen.

JUDITH

De woonkamer was heel knus, met een ronde eettafel, en als we uit school kwamen, wachtte Mammie ons daar op met wat lekkers en een warm drankje. We voelden ons daar thuis. We sliepen met zijn drieën op één kamer. Op de tweede verdieping hadden we een voorraadkamer en een speelkamer. Er woonde een dienstmeisje bij ons in.

MIRJAM

We gingen buitenspelen, samen of met vriendinnetjes uit de buurt het liefst rolschaatsen, hinkelen, stelten lopen of knikkeren. Als er kinderliedjes op de radio kwamen, mochten we daar een halfuurtje naar luisteren. Televisie was er natuurlijk niet. We hadden een grammofoon en mochten alleen naar klassieke muziek luisteren. Tot op de dag van vandaag heeft die mijn voorkeur. Kort voor de oorlog ben ik één keer naar de film geweest, Sneeuwwitje. We waren echt heel onschuldig. We woonden in een ontzettend mooie straat in de buurt van een park en een meer, de Kralingse Plas. In de winter vroor het dicht en dan gingen we schaatsen. Mijn ouders zelf niet, maar ze namen ons er wel mee naartoe. Er waren kraampjes waar erwtensoep en friet verkocht werd, die noemden ze ‘frietjes’. ’s Avonds om zes uur gingen we aan tafel en om zeven uur gingen we naar bed. We hadden echt een heel fijn leven voor de oorlog.

We waren echt heel onschuldig. We woonden in een ontzettend mooie straat bij een park en een meer, we aten allemaal samen. We hadden echt een heel fijn leven voor de oorlog.

Mirja M

HADASSAH

Op de sabbat vertelde Pappie ons over het zionisme en legde hij het idee daarvan uit aan de hand van een reusachtige mooie tijdbalk die hij gemaakt had met de hele wereldgeschiedenis, de geschiedenis van de Joden en die van Nederland: drie lijnen met elk een eigen kleur die elkaar kruisten als de verhalen samenvielen. Ik vond er niks aan. Leren is nooit iets voor mij geweest.

JUDITH

Pappie was eerlijk, bescheiden en intelligent. En hij had gevoel voor humor. Hij was een fijne vader en we voelden ons veilig bij hem. Hij bemoeide zich niet met onze zaken, maar gaf

Hadassah, Mirjam en Judith, 1935

gewoon het goede voorbeeld. Hij maakte een historische tijdbalk voor ons. Dat was heel interessant jammer dat we die zijn kwijtgeraakt. Dat had hij heel mooi gedaan. Ik herinner me mijn vaders studeerkamer, hoe mooi die was, heel modern voor zijn tijd, met nieuwe Scandinavische meubels.

MIRJAM

Mijn vader was een filosoof. Hij was lid van een vereniging die christenen en joden samenbracht om problemen zo mogelijk uit te praten. Hij was heel rustig; we voelden ons op ons gemak bij hem. In Kralingen had hij een eigen werkkamer. We mochten daar niet naar binnen, alleen als hij het vroeg.

Mijn vader maakte op zijn eigen kalme manier duidelijk wat belangrijk voor hem was. Hij leerde ons over muziek met behulp van een zelf gemaakt instrument van steeds kleinere buizen die aan een houten frame hingen. Hij leerde ons ook over de geschiedenis van de mens.

HADASSAH

Onze ouders vertelden ons altijd een verhaaltje voor het slapengaan. Soms konden we ontzettend wild zijn voordat we naar bed moesten en dan zei Mammie: ‘Chaim, geef ze een draai om de oren.’ Maar Pappie wilde ons niet slaan en in plaats van echt boos te worden draaide bij ieder van ons letterlijk een vinger om onze oren. We waren gek op dat ritueel.

Toen Mammie Pappie tegenkwam en met hem trouwde, woonde ze allang niet meer thuis. Ze leidde een bohemienachtig leven in Amsterdam, waar ze vrienden had en veel interessante mensen ontmoette: schrijvers en dichters, waaronder een paar hele bekende. Ze werkte als verpleegkundige en daar moest ze goed in zijn geweest, want ze werd tot directeur benoemd van een kinderziekenhuis. Ze deed mee aan demonstraties, meestal met een feministische inslag, en dan liep ze altijd helemaal vooraan, daar schaamden wij ons voor.

MIRJAM

Mijn moeder schreef graag, ze hield van lezen (vooral gedichten) en klassieke muziek, en ze had een talenknobbel. Ze had een heel goede smaak op het gebied van de interieurinrichting. Tijdens die vreselijke griepepidemie van 1918 had ze in een ziekenhuis gewerkt. Ze werkte door tot aan haar drieëndertigste, toen ze trouwde. Dat was ongewoon laat voor die tijd.

Ze kwam uit een groot gezin. Ze had heel vooruitstrevende ideeën. Ik denk niet dat we communisten waren, maar wel socialisten. Mijn ouders voelden zich nauw verbonden met Israël. Twee van Mammies broers hadden zich daar al vóór de oorlog gevestigd.

JUDITH

Mammie was hartelijk, intelligent en soms een beetje streng en hyperactief. Ze stortte zich helemaal op het moederschap stond altijd voor ons klaar.

MIRJAM

Mijn moeder was aan de zware kant. Ik vond dat alle moeders zwaar moesten zijn en had medelijden met iedereen die een magere moeder had, want hoe moest je jezelf dan tegen haar aan nestelen? Als jong meisje vond ik haar de beste moeder die ik mezelf kon toewensen. Toen ik een tiener was werd dat een ander verhaal. Ze was bazig. Haar wil was wet, en daar gingen we allemaal in mee: het dienstmeisje, mijn vader en wij drieën.

HADASSAH

Mammie begon de dag altijd door iedereen haar bevelen uit te delen.

FIFI

20 september 1938: Dat is een hele grote vakantie geworden dit jaar. Eerst zou de school pas 8 september beginnen, dan was er meer vrij tijdens het regeringsjubileum (40 jaar) van de koningin. Maar tijdens de vakantie waren er meer gevallen van poliomyelitis dan andere jaren en vond de geneeskundige dienst het beter de scholen gesloten te houden.

In augustus waren we in Scheveningen. De zee vinden de meisjes erg prettig, ieder jaar opnieuw. Allerlei nieuwe spelletjes worden verzonnen, kuilen en bergen en taarten maken in het zand zijn dagelijks terugkerende pleziertjes die nooit vervelen.

We zijn voor we naar Scheveningen gingen een hele dag naar de dierentuin geweest. Dat was een heerlijke dag voor de schatten. Later gingen we een hele dag naar de melkboer. Ik kon ze haast niet meer meekrijgen en alleen de belofte van de boerin dat ze weer terug konden komen deed ze lief meegaan.

In de vakantie is Mirjam jarig geweest. Ze kreeg maar eventjes een nieuwe fiets.

Judith heeft het moeilijker dan ooit met het wereldje om zich heen. Het is zwaar om het juiste tact en de juiste toon te vinden in haar conflict.

Het gekke is dat ik er zo erg mezelf in terugvind en dat ik nu aan haar zie hoe ik mezelf als kind gevoeld moet hebben. Ze wil alles het eerste, is pas gelukkig als het haar lukt en doodongelukkig bij een mislukking. Vindt dat ze minder krijgt, heeft, ondergaat dan de andere kinderen thuis, voelt altijd een tekort.

Een bezoekje bij de beide grootmoeders werd ook heel plezierig gevonden [Chaims moeder Naatje en Fifi’s moeder

Fifi leidde een bohemienachtig leven in Amsterdam, waar ze vrienden had en veel interessante mensen ontmoette: schrijvers en dichters, waaronder een paar hele bekende. Ze deed mee aan demonstraties, vooral met een feministische inslag. H a D

Staand, derde van rechts, in een geruit vest: Fifi, Utrecht, 1927

Goldine, die de meisjes Moeke noemen]. Uit de aard der zaak vonden ze het bij Moeke het leukst omdat die een heel huis tot haar beschikking had en dan ook nog een grote tuin. Verder zijn ze dol op mijn broer Hans, dus dat waren een heleboel plezierige dingen bij elkaar.

Ook kwam mijn nicht Mirjam de Lange een dag of vijf logeren. De meisjes kunnen goed met haar opschieten. Ze is een lief kind. Alleen ongelofelijk slordig, wat door hen meer geapprecieerd wordt dan door mij. Met haar waren Mirjam en Judith een hele dag bij tante Annie. Ik zette de meisjes hier op de tram waar tante Annie ze weer uithaalde. ’s Middags vond ik ze terug op de daktuin van de Bijenkorf. Ze hadden weer een fijne dag gehad en waren zelfs gaan varen.

HADASSAH

Voor de oorlog kwamen we nog het vaakst bij het gezin van Mammies oudere zus Annie, die vier zonen had: Harry, Bob, Sally (Salomon) en Bernhard. De man van Annie heette Jacques. Mammies andere zus Jet woonde in Den Haag. We hielden niet zo van haar man, Karel. We waren zelfs een beetje bang van hem.

MIRJAM

Mijn moeders vader was voor mijn geboorte overleden. Meteen na zijn dood was mijn grootmoeder Moeke niet gelovig meer. Net zomin als zeven van haar acht kinderen. We vierden Pesach bij mijn tante Annie Maarssen, want zij was dat wel. Ik kwam daar heel graag. Ze had vier jongens, allemaal ouder dan ik, die me door en door verwenden. Ik was gek op het eten, het verhaal en alle rituelen van Pesach. Ik kwam ook graag bij mijn tante Jet, die twee dochters had, Mirjam (dezelfde naam als ik) en Hetty. Mirjam was een jaar ouder en vertelde me dingen waar ik niets vanaf wist over jongens, bijvoorbeeld. Die neven en nichten waren mijn beste vrienden. Vier jongens en twee meisjes.

Ik kende maar een of twee Joodse kinderen op school. Pas toen de oorlog begon, kreeg je dat verschil tussen Joods en niet-Joods. Ik kreeg pas het gevoel dat ik anders was toen de Duitsers kwamen. Tot die tijd voelde ik me net als iedereen. Ik had nog nooit iets gemerkt van antisemitisme. Ik was gewoon een Nederlands meisje dat Chanoeka vierde in plaats van Kerstmis. We kwamen nooit in de synagoge. We waren volkomen geïntegreerd, behalve dat we een band hadden met Israël. Ik wist dat vanwege mijn zionistische vader en omdat mijn ooms er woonden: Beresh en Lolo, de broers van mijn moeder. Ik was bekend met het bestaan van een land waar Joodse mensen vandaan kwamen en waar velen naar terug wilden keren.

HistoriscHe toelicHting, blz. 261 Antisemitisme in het vooroorlogse Nederland

Mijn moeder Fifi kwam uit een groot gezin. Ze had heel vooruitstrevende ideeën. Mijn ouders waren niet gelovig, maar ze wilden altijd nog eens naar Israël verhuizen. Pas toen de oorlog begon, kreeg je dat verschil tussen Joods en niet-Joods.

Fifi met haar broers en zussen, omstreeks 1929

De voorste rij, van links naar rechts: Beresh, Hans (vermoord in Dachau), Annie (haar vier zonen werden in Auschwitz vermoord) en Jet (vermoord in Sobibór, tezamen met haar man en twee dochters)

De achterste rij, van links naar rechts: Ben, Lolo, Fifi en Sam (vermoord, ergens in Polen)

(Op de volgende bladzijde) Hadassah, Mirjam, en Judith de Zoete, ca. 1939

Mijn ouders waren niet gelovig, maar in hun studententijd waren ze wel allebei lid geweest van een zionistische groepering en ze wilden altijd nog eens naar Israël verhuizen. In 1939 wist mijn vader daar zelfs de benodigde reisdocumenten voor te bemachtigen. Maar het leek erop dat het oorlog werd en hij vond het ongepast om op zo’n moment te vertrekken. En dus vroeg hij gewoon uitstel aan. In geval van oorlog moest hij de stad Rotterdam van medicijnen en verbandmiddelen voorzien, en hij had een heel systeem bedacht om die medicijnen en de eerste hulp op de juiste plek te krijgen. Hij besefte nog niet hoe erg het zou worden.

HADASSAH

Ik herinner me dat Pappie ons op zaterdag (we hielden ons eigenlijk nooit aan de sabbat) meenam op wandelingen door het bos, en dan leerde hij ons om giftige en eetbare paddenstoelen uit elkaar te houden, en ook de namen van vogels. Ik wilde liever naar huis om mijn boeken te lezen of tijdschriften door te bladeren en foto’s van filmsterren uit te knippen. Ik interesseerde me niet voor praatjes over vogels en paddenstoelen. Ik was een veellezer. In de oorlog werden er overal waar ik kwam boeken voor mij geleend van de bibliotheek. Geloof speelde geen rol in ons leven. Joodse feestdagen werden niet gevierd, zelfs geen Pesach (het joods paasfeest), Rosj Hasjana (Nieuwjaar) of Jom Kipoer (Grote Verzoendag), en op de sabbat staken we ook geen kaarsen aan. Om Pesach te kunnen vieren gingen we naar Annie, Mammies zus, die een traditioneel leven leidde, en bij haar deden we mee aan de seider.

MIRJAM

In Nederland vierden we op 5 december Sinterklaas. Een Spaanse bisschop die aan komt rijden op zijn witte paard en een zwarte knecht heeft, wat vandaag de dag eigenlijk niet meer kan. Je zet je schoen naast de schoorsteen en daar wordt dan snoepgoed in gestopt en cadeautjes. We kregen te horen dat het gewoon maar een verhaal was. Er zijn ons nooit dingen verteld die niet waar bleken te zijn. Op Chanoeka staken we gewoon de kaarsjes aan en luisterden we naar het verhaal. Mijn vader had kort voor de oorlog akelige voorgevoelens; hij dacht de hele tijd dat er iets verschrikkelijks stond te gebeuren. Ik luisterde niet echt naar wat hij zei, maar ik wist dat hij ontzettend bang was. Dat was in het jaar voor de oorlog. Ik herinner me een vooroorlogse droom waarin een dikke man met het gezicht van Hitler de straat op kwam en iedereen was bang voor hem, en die droom kwam geregeld terug. Ik wist van de oorlogsdreiging, maar we werden er heel erg voor afgeschermd. Kinderen hoorde je in bescherming te nemen. We

HistoriscHe toelicHting, blz. 261

De invasie en opdeling van Polen

mochten niet naar sprookjes luisteren waarin de dood een rol speelde, we gingen bijna nooit naar de bioscoop en op de radio mochten we alleen de kinderprogramma’s beluisteren. We kregen te horen dat alles goed kwam. Onze ouders maakten zich vreselijk veel zorgen; dat hadden we heus wel in de gaten. ‘s Nachts hoorden we hen ruziemaken in bed.

FIFI

1 januari 1939: Vandaag hadden de meisjes een gesprek over de oorlog. Een van hen vroeg: komt er nog oorlog.

Judith: ‘Zolang Hitler er is, komt er soms oorlog.’

Hadassah (verontwaardigd): ‘Soms?!! . . . Altijd!!’

Mirjam: ‘Komt er nu oorlog?’

Judith: ‘Als de vredeslamp niet kan branden wel.’

Judith zag er half november vreselijk slecht uit. Ze is toen een week bij Jet en Karel gaan logeren. Gek hoe je voortdurend aan zo’n kind dat weg is moet denken. Ze zag er iets beter uit toen ze terugkwam. Toen ze thuis was en ’s avonds weer in haar eigen bedje lag fluisterde ze mij in het oor: ‘Ik heb zo naar je verlangd’, en toen heb ik haar gezegd: ‘ik heb zo naar jou verlangd.’

CHAIM

Ik had in september 1939 een aantal dromen die me ernstig aan het denken zetten. In mijn derde droom zag ik een stad met gebouwen die in vlammen opgingen. Ik liep tussen de brandende huizen door. Kort daarvoor was de oorlog met Polen uitgebroken.

MIRJAM

Eind 1939, voordat de Duitsers Holland binnenvielen, kwam Ingrid bij ons wonen, een Joods meisje uit Duitsland dat net zo oud was als ik. Voor het eerst beseften wij kinderen dat er iets ernstigs aan de hand was. Haar ouders hadden haar naar Nederland gestuurd vanuit het idee dat het veiliger voor haar was. Veel mensen gingen ervanuit dat Hitler de omliggende landen wilde veroveren, maar Holland zou overslaan. Wat een vergissing! Ik had met Ingrid te doen omdat ze bij vreemden was ondergebracht zonder te beseffen dat mij niet meer dan een paar jaar later hetzelfde zou overkomen. We deden ook weleens gemeen tegen haar, zoals dat gaat onder kinderen. We hebben later nooit meer gehoord wat er van haar geworden is. Daar voel ik me best wel schuldig over. Ik verbaasde me er altijd over hoe ze zo kalm kon blijven zonder haar ouders, hoe ze zo’n normaal leven bij ons leiden kon. Toen het mij overkwam, moest ik daar weleens aan terugdenken. Dat je eigenlijk bijna alles aankunt, als het moet.

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.