De lange schaduw van het nationaalsocialisme

Page 1

De lange schaduw

van het nationaalsocialisme in kunst en samenleving

De lange schaduw

van het nationaalsocialisme in kunst en samenleving

Gregor M. Langfeld

Waanders Uitgevers, Zwolle

Inleiding

Tijdens een etentje, in de zomer van 2021, met collega’s van de Amsterdam School of Heritage riep iemand uit: ‘In de cultuurwetenschappen en memory studies heeft het nationaalsocialisme afgedaan, het heeft geen urgentie meer. – Relevant is nu het koloniale verleden.’1 Ik zat aan de andere kant van de tafel en was in gesprek met historici die zich jarenlang met de herinnering aan de Tweede Wereldoorlog en daaraan gerelateerd cultureel erfgoed hadden beziggehouden. Overdonderd door de uitspraak, die elke discussie in de kiem leek te smoren, keken we elkaar aan zonder verder te reageren. In dat verband kan dit essay als een soort verlate reactie worden beschouwd.2 De vraag of het nog steeds noodzakelijk is om je met het nationaalsocialisme bezig te houden, klinkt niet meer zo ongewoon of provocerend als twintig jaar geleden. En toch is ze bedenkelijk, omdat een dergelijke vraag ten aanzien van andere onderzoeksonderwerpen zelden gesteld wordt. Zo vroeg bijvoorbeeld niemand tijdens het Rembrandtjaar waarom we ons nog met deze kunstenaar zouden moeten bezighouden of mutatis mutandis tijdens het Lutherjaar met de Reformatie. Dat men zich dat wel afvraagt in verband met het nationaalsocialisme, getuigt mijns inziens van een onbehagen om zich over dit onderdeel van de geschiedenis te buigen en van het verlangen zich eindelijk van deze last te bevrijden.3 Het is makkelijker om niet met deze zwarte bladzijden uit het verleden geconfronteerd te worden.

Opvallend is ook dat er dikwijls twee racistische ideologieën tegen elkaar uitgespeeld worden: het nationaalsocialisme en het kolonialisme. Deze tendens roept herinneringen op aan de discussies over de vergelijkbaarheid van massamisdaden, die al in de jaren tachtig tijdens de zogenaamde Historikerstreit werden gevoerd.4 Voor politiek links was de poging van rechtse intellectuelen om de Holocaust te relativeren door deze te vergelijken met stalinistische misdaden en door de aandacht op het slachtofferschap van de Duitsers te vestigen onderdeel van een streven om de Duitse schuldvraag te bagatelliseren. Jürgen Habermas vond een dergelijk revisionisme een gevaarlijke, neoconservatieve poging om een nationale identiteit te doen herleven die geen verantwoordelijkheid droeg voor de genocide.5

• Walter Schulze, Uitzicht op een Berlijnse binnenplaats, circa 1945 met Arno Brekers sculptuur Künder (Profeet), 1942, Bodo Niemann, Berlijn.

5

Terwijl er in de heroïsche mythen van vlak na de oorlog nauwelijks veel aandacht was geweest voor de Joodse slachtoffers van het nazivernietigingsbeleid, veranderde dit pas eind jaren zeventig met de uitzending van de tv-serie Holocaust, toen er een paradigmaverschuiving van het helden- naar het slachtofferverhaal plaatsvond, die in de jaren tachtig consolideerde. Na de val van de Berlijnse Muur (1989) en het einde van de Koude Oorlog zou de Holocaust vervolgens de centrale rol in de herinneringscultuur krijgen die we nu als vanzelfsprekend beschouwen.6 In de snel groeiende Holocaust-herdenkingscultuur van de jaren negentig en het begin van het nieuwe millennium kon de Habermasiaanse visie dan ook zegevieren. In het tijdperk van globalisering werd de lering die men uit de Holocaust trok, een moreel richtsnoer, dat de grondslag vormde voor een universele mensenrechtenmoraal.7

Maar terwijl het naast elkaar plaatsen van nazisme en stalinisme vooral in Oost-Europa nog steeds een heet hangijzer is, staan inmiddels in andere delen van de wereld het koloniale geweld, slavernij en anti-zwart racisme prominent op de agenda van discussies over het verwerken van het verleden.8 Daarom dient de opvatting van de Holocaust als singulärer Zivilisationsbruch opnieuw gelegitimeerd en gefundeerd te worden,9 en spreekt men in dit verband ook van de Historikerstreit 2.0.10

Dan Diner is representatief voor de historici die waarschuwen dat het vergelijken van de Holocaust met genocidaal koloniaal geweld onduidelijkheid tot gevolg heeft. Volgens Diner is het verschil tussen beide gebeurtenissen de ‘cognitieve ontzetting’ die van de Holocaust uitgaat. Tegelijkertijd benadrukt hij dat een onderscheid tussen de twee niet betekent dat het geleden leed ethisch anders te kwalificeren is: ‘Het leed van alle mensen is altijd absoluut, ook al werd het aangedane geweld en de daardoor veroorzaakte dood telkens anders uitgevoerd.’11

De vertegenwoordigers van de andere stroming wijzen erop dat de ‘uniciteit’ van de Holocaust niet als een reden voor onvergelijkbaarheid beschouwd hoeft te worden.12 Het naast elkaar plaatsen van Goelag en Auschwitz is dan op zich niet ondenkbaar, maar het gaat daarbij om de vraag waarom en op welke wijze men deze vergelijking maakt. Terwijl in de Historikerstreit Ernst Nolte en andere conservatieven de politieke en historische verantwoordelijkheid voor de nazigenocide probeerden te relativeren, is de huidige discussie juist het resultaat van een poging van critici als Achille Mbembe en Aleida Assmann om deze verantwoordelijkheid te omarmen.13 De herinneringsculturen zijn volgens hen slechts in beweging, waarbij het resultaat geenszins het verdringen van de ene vorm van herinnering door een andere zou moeten zijn. Het gaat niet om de vraag of de Holocaust of het kolonialisme het ergste kwaad was en een vergelijkende slachtofferstrijd is dus niet aan de orde.14

6 Inleiding

In de woorden van Michael Rothberg: we kunnen de herinnering aan het nationaalsocialisme en kolonialisme als met elkaar verbonden fenomenen historisch opnieuw bepalen in de zin van een ‘multidirectionele herinneringscultuur’, waarin voortdurend onderhandeld, naar elkaar verwezen en geleend wordt.15 Zijn visie staat in schril contrast met het model van een concurrerende herinnering, waarin de Holocaust-herinnering de herinnering aan slavernij en kolonialisme zou verhinderen. Volgens Rothberg heeft de opkomst van de Holocaust-herinnering er juist aan bijgedragen dat ook andere geschiedenissen van slachtofferschap onder de aandacht konden komen. Hoewel de geschiedenissen van Joden en voormalig gekoloniseerde volkeren aanzienlijk verschillen, heeft de herinnering aan de nazigenocide namelijk diepgaande sporen achtergelaten die de huidige discussies over racisme, migratie, religie en burgerschap in postkoloniale maatschappijen mede bepalen. Bedenkelijk, alhoewel niet verrassend, is dat de relevantie van de herinnering aan het nationaalsocialisme juist in de huidige tijd van racisme en antisemitisme in twijfel getrokken wordt. Zowel binnen als buiten Europa is er immers een forse toename waarneembaar van antidemocratische en populistische tendensen en van rechtsextremistische terreurdaden tegen Joden en andere minderheden. Met name tijdens de COVID-19-pandemie hebben we gezien dat er nieuwe vormen van diepgeworteld antisemitisme tot uiting kwamen en ook bij de discussies over de restitutie van gedurende de nazitijd geroofde kunstwerken duiken er weer antisemitische stereotypen op.16 De secretaris-generaal van de Verenigde Naties, António Guterres, waarschuwde onlangs voor de globale dreiging van het neonazisme, dat in sommige landen zelfs in het politieapparaat en de staatsveiligheidsdiensten geïnfiltreerd zou zijn. En eveneens in de debatten van sommige mainstreampartijen worden ideeën die verwant zijn aan neonazistisch gedachtegoed, steeds meer genormaliseerd.17

Volgens de Nationale Coördinator Antisemitismebestrijding, Eddo Verdoner, staat het huidige antisemitisme overigens niet op zichzelf, maar is het een indicator voor meer vormen van discriminatie en uitsluiting: ‘Het duidt op meer rottigheid in de samenleving.’18 Mede daarom moeten we voorkomen dat het beeld van een gemeenschap die fysiek compleet uit de samenleving verdween, vervaagt en dat de nazi’s, aldus Verdoner, er uiteindelijk toch mee wegkomen. Want de nazi’s vertrouwden erop dat met de uitroeiing van het Joodse volk ook de door hen gepleegde genocide onder het stof van de geschiedenis zou verdwijnen.

In dit essay staat de vraag centraal in hoeverre de verwerking (en doorwerking) van het nationaalsocialisme nog van betekenis is voor de huidige geesteswetenschappen, en in het bijzonder voor de kunstgeschiedenis met haar traditionele focus op de esthetica (vorm,

7

stijl en techniek). Kunnen we wat betreft het nationaalsocialisme inderdaad spreken van een afgesloten hoofdstuk, dat tegenwoordig niet meer echt relevant is? Ook al moeten we daar uiteraard wel het besef aan koppelen dat er nooit sprake kan zijn van een definitieve verwerking van het verleden …

De vraag zal aan de hand van de volgende drie thema’s behandeld worden:

• de wijze waarop de voorkeuren voor kunst veranderen en de canon geconstrueerd wordt, waardoor het vlak na de Tweede Wereldoorlog tot een abrupte kentering van bestaande kunstopvattingen kon komen;

• de daarmee verbonden taboeïsering van kunst die men met het nationaalsocialisme associeert;

• roofkunst en restitutie, en de manier waarop onze huidige maatschappij omgaat met onrecht dat mensen door de nazi’s is aangedaan.

Terwijl ‘canon’ en ‘taboe’ rechtstreeks met elkaar samenhangen en als het ware twee kanten van dezelfde medaille zijn, staat ‘roofkunst en restitutie’ vervolgens meer op zichzelf. En hoewel ook de eerste twee thema’s niet los gezien kunnen worden van het nationaalsocialisme en zijn racistische ideologie, heeft het derde thema de meest directe relatie met de genocide en het rechtsherstel.

• In beslag genomen koffers van de gevangenen van Auschwitz. Foto: William Warby.

8 Inleiding

• Adolf Hitler met Joseph Goebbels in het depot met door de nazi’s in beslag genomen ‘entartete’ kunstwerken in de Köpenicker Straße 24, Berlijn, 13 januari 1938. Canon

10

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.