ien & ZG eloven
Zintuigelijke ervaring in de late middeleeuwen
Rijksmuseum Twenthe, Enschede Waanders Uitgevers, Zwolle
← Atelier van Dirk Bouts, Maria met Kind, gezeten op een zodenbank (detail), ca. 1450, tempera en olieverf op paneel, 41,2 x 29,6 cm, Rijksmuseum Twenthe, Enschede.
Voorwoord
Caroline Breunesse
Zien & Geloven. Een inleiding
Nelleke de Vries & Kathryn Rudy
Lezen en bidden, met toegewijd hart
Johan Oosterman
Bedevaarten en reizen, fysiek of virtueel
Kathryn Rudy
Smaak
Kathryn Rudy
Tactiel tellen. De rol van de rozenkrans in de laatmiddeleeuwse geloofsbeleving
Nelleke de Vries
De mis als theater
Kathryn Rudy
Geritualiseerde handelingen met devotionele voorwerpen
Kathryn Rudy Fysiek contact met het goddelijke. Sporen op devotionele voorwerpen
Kathryn Rudy
Hemelse muziek, aardse klanken
Johan Oosterman
De geur van heiligheid en de stank van de hel
Irene van Renswoude
De dood en de zintuigen
Kathryn Rudy
1 Gebedsnoot in de vorm van het hoofd van Maria; geopende staat, 16de eeuw, buxushout, 6,7 x 5,2 x 5,2 cm, Museum Schnütgen, Keulen.
Ondanks alle houten beelden, zilveren reliekschrijnen, drieluiken of boeken die we in kerken en musea kunnen bewonderen, blijft het moeilijk om ons echt een beeld te vormen van de geloofsbeleving in de middeleeuwen. Als wij die objecten nu bekijken, liggen ze meestal zorgvuldig uitgelicht in een beveiligde vitrine, of op een hoge sokkel met een hekje ervoor. Het zijn kunstobjecten geworden, afstandelijk en museaal. Maar de tentoonstelling Zien & Geloven in Rijksmuseum Twenthe laat deze objecten en hun gebruik tot leven komen. De tentoonstelling toont hoe objecten tijdens religieuze ceremonies de zintuigen prikkelden. Wierookhouders zwaaiden, klokken luidden en psalmen vulden de lucht met gezangen. Voorwerpen zoals de pax werden gekust, terwijl verluchtingen in missalen werden aangeraakt. Wijn en hosties werden geproefd en heilige woorden weerklonken. Misbellen, kuskruisen, sculpturen, wierook, triptieken, rozenkransen, wijn en hosties: al deze objecten nodigen de gebruiker uit om een diepere zintuiglijke ervaring te beleven.
Rijksmuseum Twenthe heeft een rijke collectie middeleeuwse kunst, die ook een dergelijk verleden van aanraking en fysieke beleving hebben gekend. Bijna honderd jaar geleden werd het museum gesticht door de Enschedese textielfamilie
Van Heek, om ‘de kunstzin en kunstliefde op te wekken bij het publiek van het oostelijk deel van ons land’. Verschillende familieleden met ieder hun eigen voorkeuren en passies gingen actief kunstverzamelingen aanleggen om deze vervolgens over te dragen aan het museum. Zo schonk initiatiefnemer
Jan Bernard van Heek een grote verzameling zeventiende en negentiendeeeuwse landschappen uit de romantische school.
Jan Herman van Heek, tevens eerste honorair directeur van het museum, verrijkte de collectie met middeleeuwse kunst. Naast schilderijen en sculpturen verzamelde hij reliekschrijnen en oude handschriften. De verzameling handschriften bevat uiteindelijk ongeveer 140 objecten, op dit gebied een van de grootste particuliere verzamelingen in die tijd. Zelf heeft hij hierover gezegd: ‘Ik kan ze niet inzien zonder dat ik het gevoel heb dat een andere wereld zich voor mij opent.’ Dit is precies het gevoel dat met Zien & Geloven wordt beoogd. Dat Rijksmuseum Twenthe 95 jaar na opening een grote tentoonstelling over de middeleeuwen organiseert, is dan ook zeer passend.
De tentoonstelling had niet tot stand kunnen komen zonder het harde werk van conservator Nelleke de Vries en projectleider Jasmijn Weener. Zij hebben meer dan tachtig werken uit heel Europa bij elkaar weten te brengen. Wij danken alle bruikleengevers voor hun vertrouwen. In het bijzonder danken wij het Museum Schnütgen in Keulen en het Suermondt Ludwig Museum in Aachen. Bijzondere dank gaat bovendien uit naar Kathryn Rudy, Bishop Wardlaw Professor aan de School of Art History van de University of St Andrews. Haar expertise is van onschatbare waarde geweest voor het project. Ook bedanken we de Radboud Universiteit Nijmegen voor de goede samenwerking, onder meer in de vorm van een denktank, die van grote waarde voor dit project is geweest.
Voor deze catalogus zijn we Waanders Uitgevers en Harald Slaterus dank verschuldigd, die het ontwerp en de publicatie op zich namen. Kathryn Rudy, Johan Oosterman, Irene van Renswoude en Nelleke de Vries zorgden voor de uitstekende bijdragen aan de catalogus. Tot slot noemen we graag onze partners, sponsoren en subsidiënten, die ons financieel steunden: De Turing Foundation, De Gravin van BylandtStichting, Cultuurfonds, Stichting Zabawas, De GijselaarHintzenfonds, het Ministerie van OCW, de Provincie Overijssel en de Gemeente Enschede. Zonder hen was deze tentoonstelling niet mogelijk geweest.
Een persoonlijke favoriet op de expositie is een minuscule gebedsnoot, maar 6,5 centimeter lang en 5,2 centimeter breed. Het is een noot van buxushout, die goed in je hand past en die je makkelijk mee kon nemen tijdens het reizen. Het ovalen stukje hout heeft de vorm van een hoofd met de kenmerken van Maria. Door haar bij zich te dragen en te koesteren zal de gelovige een emotionele beleving hebben ervaren. De echte verrassing van de gebedsnoot zit binnenin. Wie de noot openklapt mag als het ware haar gedachten lezen en ziet de Kruisdraging en de Kruisiging, heel mooi verbeeld en fijntjes uitgesneden. Dit is een prachtig object, waarmee de middeleeuwen voor ons weer een stukje dichterbij komen –letterlijk slechts ‘one handshake away’.
Caroline Breunesse Directeurbestuurder Rijksmuseum Twenthe
Gebedsnoot in de vorm van het hoofd van Maria; gesloten staat, 16de eeuw, buxushout, 6,7 x 5,2 x 5,2 cm, Museum Schnütgen, Keulen.
Zien & Geloven Een inleiding
In het Europa van de late middeleeuwen verdiepten christenen hun geloofsbeleving. Ze probeerden zich in te leven in Maria, Christus en de heiligen en dompelden hun zintuigen onder in beelden, geluiden, smaken en geuren. Hierdoor werden kunst en religie intiem beleefd. Kunst en objecten werden in de late middeleeuwen gebruikt om via de zintuigen dichter bij God te komen. Deze intieme benadering is duidelijk zichtbaar in de voorstellingen op schilderijen en in de voorwerpen zelf.
Laatmiddeleeuwse vroomheid was sterk verweven met zintuiglijke waarneming, waarbij de nadruk lag op de menselijkheid van Christus en de tactiele, visuele en olfactorische betrokkenheid van gelovigen bij heilige voorwerpen. Deze tentoonstelling en de essays in de catalogus zetten de zintuiglijke interacties die middeleeuwers hadden met devotionele objecten uiteen. Schilderijen zoals het grote paneel met de
Gregoriusmis laten zien hoe tijdens de mis verschillende voorwerpen in beweging werden gezet om de zintuigen op dramatische wijze te betrekken (afb. 3 ) Wierookhouders zwaaiden, klokken luidden, de hostie werd gedeeld en psalmen werden gezongen. De pax werd gekust, net als bepaalde manuscripten. De pateen en kelk werden omhooggetild om beter zichtbaar te zijn. Wijn en hosties werden geproefd en heilige woorden werden opgezegd. Buiten de mis boden beelden mogelijkheden voor theatrale betrokkenheid en werden rozenkransen gebruikt als hulpmiddelen voor een betere concentratie. Deze handelingen hielpen gelovigen een brug te slaan tussen het goddelijke en het menselijke.
→ 3 Meester van de Levensbron, Gregoriusmis (detail), ca. 1510, olieverf op paneel, 92 x 78 cm, Museum Catharijneconvent, Utrecht.
Van een almachtige God naar een lijdend individu
In de late middeleeuwen vond er een verschuiving plaats in de weergave van Christus, waardoor hij veel toegankelijker werd. In de vroegere periode werd hij vaak afgebeeld als een strenge rechter over de mensheid in een beeldtype dat bekendstaat als de Christus Pantocrator (Almachtige Christus). Een voorbeeld hiervan is te zien op de mozaïeken van de Hagia Sophia (Constantinopel, het huidige Istanbul) uit de dertiende eeuw, waar Christus als almachtige Verlosser vanuit een hoog en hemels rijk naar beneden staart (afb. 4). De zintuiglijke, laatmiddeleeuwse devotie vroeg om een figuur met andere, meer menselijke eigenschappen, kleiner en in staat tot fysiek lijden.
Deze verschuiving maakte hem benaderbaar en empathisch. Door zich te richten op zijn lijden werden gelovigen aangemoedigd om een diep persoonlijke band met hem te vormen, medeleven te voelen en met hem te spreken. Gelovigen bestelden Andachtsbilder – devotionele afbeeldingen die losstaan van het Bijbelse lijdensverhaal en bedoeld zijn als hulpmiddel bij meditatie. Een van de vele overgeleverde Andachtsbilder toont een betraande Christus, terwijl een scherpe doornenkroon de huid van zijn voorhoofd binnendringt (afb. 5). Dit paneel, geschilderd door Albrecht Bouts (14551549) aan het einde van de vijftiende eeuw, meet slechts 32,9 x 23,5 cm, waardoor het klein genoeg is om in de handen vast te houden. Net als op het mozaïek in de Hagia Sophia maakt Jezus op het paneeltje het teken van zegening met zijn rechterhand, maar daar houden de overeenkomsten tussen de twee afbeeldingen op. Waar het mozaïek de goddelijkheid van Christus benadrukt, legt het paneel de nadruk op zijn menselijkheid. De kunstenaar beeldt een strenge man af, ongedeerd en vol vertrouwen naar buiten starend, terwijl Bouts een man afbeeldt die zo veel pijn lijdt dat hij te overweldigd is om onze blik tegemoet te treden. Het is een gebroken man. De doorns zijn onder zijn huid geklemd en hij huilt tranen die nog groter zijn dan de druppels bloed die langs zijn gezicht naar beneden stromen.
Dit beeldtype, dat Christus als Man van Smarten wordt genoemd, komt in veel variaties voor. In sommige afbeeldingen staat hij zowel rechtop (levend) als met de wonden van de kruisiging (dood). Een voorbeeld is te zien op een fragment van een predella (het onderste deel van een altaarstuk), geschilderd door Antoni Marquès (geboorte en sterfdatum onbekend) (afb. 6) Dit type is gerelateerd aan een micromozaïekicoon dat bewaard is gebleven in de Basilica di Santa Croce in Gerusalemme in Rome (afb. 7) Dit werk is slechts 13 x 19 cm groot en werd in verband gebracht met het wonderbaarlijke visioen van Sint Gregorius. Het zou het beeld weergeven dat de paus zag toen hij een hostie omhooghield, waarmee hij bewees dat de hostie het lichaam van Christus was. Een versie van deze gebeurtenis is te zien op de 4
5 Toegeschreven aan Albrecht Bouts, Christus met de doornenkroon, eerste helft 16de eeuw, olieverf op paneel, 32,9 x 23,5 cm, Rijksmuseum Twenthe, Enschede. Langdurig bruikleen, Oudheidkamer ‘Riessen’, Rijssen.
eerdergenoemde Gregoriusmis (afb. 3). In verwante versies van het motief wordt Christus als overwinnaar afgebeeld: Christus Triumphator (afb. 8). De toeschouwer kan zich voorstellen dat hij zijn doornenkroon afneemt en de bloederige gaten achterlaat waar de doornen zijn huid doorboorden. De martelkroon heeft plaatsgemaakt voor een driepuntige stralenkroon. Met zijn rechterhand maakt hij het teken van zegening en in zijn linkerhand houdt hij een baniervormige kruisstaf vast, verwijzend naar zijn triomf over de dood. Dit wordt nogmaals benadrukt door de drie heilige vrouwen op de achtergrond, die het lege graf van Christus ontdekken.
Christenen mediteerden ook met hulp van grotere en ingewikkeldere, verhalende schilderijen, zoals de Kruisiging van Jacob Cornelisz van Oostsanen (14601533) (afb. 9). Op dit dichtbevolkte schilderij worden verschillende gebeurtenissen van het Passieverhaal afgebeeld. Het verhaal kronkelt over de achtergrond, waarbij de climax – de kruisiging zelf – op grotere schaal op de voorgrond staat. Het complexe schilderij schakelt meerdere zintuigen in de verbeelding van de kijker in: de geluiden van voetstappen en paarden en gehuil, de glans van rijke brokaten, de smaak van het in wijn veranderde bloed in de kelken van de engelen. De schilder heeft bovendien een specifieke marteling benadrukt die met aanraking te maken heeft. Dit is het
9
Jacob Cornelisz van Oostsanen, De kruisiging, ca. 15071510, olieverf op paneel, 105 x 88,4 cm, Rijksmuseum Amsterdam.
struikelblok, of spijkerblok, dat met een touw aan Christus’ middel hangt terwijl hij het kruis draagt (afb. 10). Het struikelblok, dat alleen voorkomt in laatmiddeleeuwse passieafbeeldingen, was een middel om de beweging van Christus te belemmeren en hem extra te laten lijden tijdens zijn tocht naar het kruis. Elke stap zet het voorwerp in beweging, zodat de stekels herhaaldelijk tegen de enkels van de drager botsen. Het struikelblok, dat in verschillende media verscheen, waaronder beeldhouwkunst, manuscriptverluchting en paneelschilderkunst, nodigde uit tot reflectie over de ernst van Christus’ offer en de obstakels die hij moest overkomen, zowel fysiek als spiritueel, en wekte tegelijkertijd de empathie van de kijker op die zich kon voorstellen hoe pijnlijk het dragen van een spijkerblok zou zijn.
10
Jacob Cornelisz van Oostsanen, De kruisiging (detail: spijkerblok), ca. 15071510, olieverf op paneel, 105 x 8,4 cm, Rijksmuseum Amsterdam.
11 ChalônssurMarne, Brevarium in het Latijn, ca. 1300, verluchting op perkament, 10,5 x 16 x 1,5 cm, Rijksmuseum Twenthe, Enschede, inv. 465, fols. 54v55r.
Devotioneel lezen voor jezelf
De ontwikkeling van dit nieuwe, aanspreekbare beeld van Christus viel samen met een sterke toename van geletterdheid en daarmee het verlangen om een persoonlijk gebedenboek te bezitten. Voor de dertiende eeuw was het belangrijkste devotieboek het Psalter, een boek met 150 Psalmen die in volgorde werden gelezen. Na 1260 werd langzaam maar zeker het getijdenboek het belangrijkste devotieboek voor leken. Het bevatte gebeden die de hele dag door gelezen moesten worden en was gebaseerd op het brevier, een soort gebedenboek voor nonnen en monniken. Een vroeg bewaard gebleven brevier werd rond 1300 gemaakt voor gebruik in ChâlonsenChampagne (vroeger bekend als ChâlonssurMarne) (afb. 11) Het manuscript heeft waterschade opgelopen en is daardoor stug geworden, en sommige
kleuren zijn uitgelopen. Desondanks zijn een aantal opmerkelijke kenmerken duidelijk waarneembaar. Ten eerste is het erg klein, slechts groot genoeg voor één persoon om vast te houden. Dat kleine formaat impliceert ook dat het voortdurend open moet worden gehouden, want het zou dichtklappen als je het plat op een bureau of bidbank probeert te leggen. Dit formaat impliceert dus een intieme interactie. Ook opmerkelijk zijn de kleurrijke regeleinden. Omdat elke nieuwe zin op een nieuwe regel begint, met een versierde initiaal, hebben de uiteinden van zinnen lege ruimte aan het eind. Deze zijn opgevuld met rode, blauwe en gouden vullingen, vanwege het middeleeuwse principe van ‘horror vacui’: de afschuw van lege ruimte. Bovendien komen uit de initialen prachtige randfiguren voort. Niet alleen versieren deze de tekst, zoals het heilige
Omgeving Willem Vrelant, Geknielde opdrachtgever met beschermengel, blad uit gebedenboek, ca. 1460, verluchting op perkament, 14,3 x 10,1 cm, Rijksmuseum Twenthe, Enschede.
geschriften betaamt, maar ze helpen de lezer ook tekstpassages te onthouden, omdat ze ruimtelijk worden geassocieerd met deze gedenkwaardige figuren.
Opdrachtgevers konden getijdenboeken bestellen met speciale gebeden erin, zoals gebeden tot hun naamheiligen, of zelfs afbeeldingen van zichzelf in gebed. Dat is het geval met een blad dat nu los zit, maar waarschijnlijk afkomstig is uit een getijdenboek dat rond 1450 in de Zuidelijke Nederlanden of Frankrijk is gemaakt (afb. 12), met daarop een mannelijke opdrachtgever. Hij is op zijn knieën gevallen, heeft zijn handen in gebed en zijn hoed afgezet, als gebaren van respect. Het is mogelijk dat de
naam van de patroon Michaël of Angel was, aangezien een aartsengel dient als zijn gids. De gebeden van de man lijken effect te hebben, want in de linkerbovenhoek verschijnt God om hem van bovenaf te zegenen.
Een variatie komt voor in een getijdenboek gemaakt in de Noordelijke Nederlanden, waarschijnlijk rond Leiden. Hier is de opdrachtgeefster een non, mogelijk een Augustijner witte zuster. Ze knielt in toewijding voor de heilige Catharina, die verschijnt met haar attribuut, het wiel (afb. 13). Het handschrift zou afkomstig kunnen zijn van de Augustinessen van Sint Catharina in Leiden
ZuidHolland, Non bidt aan de heilige Catharina, ca. 14501500, verluchting op perkament, 30 x 37 cm, Rijksmuseum Twenthe, Enschede, inv. 386, fol. 134v.
‘bij het Rapenburg’. Vrouwelijke voorzetsels in de tekst geven ook aan dat het manuscript is gemaakt voor een vrouwelijke lezer. De Augustinessen zouden aanspraak hebben gemaakt op speciale toegang tot het luisterend oor van de heilige Catharina. Dat is ook te zien op de afbeelding. De kleine zuster bidt tot een enorme heilige, waarbij het verschil in grootte hun verschil in belang duidelijk maakt. Met haar handen ineengeklemd straalt de geknielde non een blauwe spreukband of banderol uit: Sancta Katherina ora pro me. De rol symboliseert een hoorbare smeekbede. Verder maken de twee figuren intens oogcontact met elkaar en overlapt de kleine beschermheilige een beetje met het wiel van de heilige, wat suggereert dat ze bijna dezelfde ruimte innemen. Hun zintuiglijke betrokkenheid bij elkaar suggereert dat de heilige zich bewust is van de non en haar zal beschermen. Naast de vijf traditionele zintuigen – zien, horen, ruiken, proeven, voelen – is er het zintuig proprioceptie, de positie van het lichaam in de ruimte. Dit is een zintuig dat niet alleen nodig is om rozenkranskralen vast te houden tijdens het bidden of om met kralen te spelen zonder ze te breken, maar ook om je evenwicht te bewaren tijdens het knielen. Knielen in gebed was fysiek veeleisend. De houding plaatst de toegewijde in een lage positie, geïmmobiliseerd en dicht bij de vloer. Dit was een positie van nederigheid. Terwijl de opdrachtgevers in de bovengenoemde verluchtingen direct op het gras of de vloer knielen, gebruikten anderen een meubelstuk dat een prieDieu (of bidbank) werd genoemd. Het bestond uit een bureautje voor het gebedenboek en een plank voor de knieën. Het ontwerp zelf is bedoeld om de gebedshouding vorm te geven en te begeleiden, en het lichaam in lijn te brengen met de devotionele gedachten. Een vijftiendeeeuws bidbankje, met zijn afgesleten randen en gladde hout, getuigt van zijn lange geschiedenis als instrument van persoonlijke vroomheid, dat de bidder begeleidde naar een fysieke relatie met Christus en de heiligen (afb. 36)