Waterschapshuizen in Nederland

Page 1


Waterschapshuizen in Nederland

Zetels van polders en waterschappen

Peter Nijhof | Herman Havekes

Waterschapshuizen in Nederland

Zetels van polders en waterschappen

Peter Nijhof | Herman Havekes

Waanders Uitgevers | Zwolle

Anna Paulowna, villa met poldertuin uit 1855, in 1870 uitgebreid met vleugels vanwege gebruik als Polderhuis voor de Polder Anna Paulowna tot ca. 1980. Sindsdien is het huis particulier bewoond. Het wapen siert nog steeds de voorgevel. De omringende poldertuin naar ontwerp van tuinarchitect J.D. Zocher is eigendom van de gemeente Hollands Kroon, is voor publiek opengesteld en wordt beheerd door de Stichting Poldertuin

Inhoud

Voorwoord 7

hoofdstuk 1 > Waterschappen in vogelvlucht 11

HERMAN HAVEKES

hoofdstuk 2 > Waterschapshuizen vóór 1950 27

PETER NIJHOF

hoofdstuk 3 > De naoorlogse schaalvergroting van de waterschappen 77

HERMAN HAVEKES

hoofdstuk 4 > Waterschapshuizen na 1950 121

PETER NIJHOF

hoofdstuk 5 > Nieuw leven voor waterschapshuizen 163

PETER NIJHOF

Verantwoording 184

Dankwoord 185

Literatuur 186

Register 189

Over de auteurs 192

Maassluis, entree voormalig Gemeenlandshuis van Delfland van het Hoogheemraadschap van Delfland. De ingang van dit monumentale complex aan de Maasdijk bestaat uit een monumentale poort met gebroken fronton versierd met meerdere wapens met bovenin het wapen van Delfland. Sinds 2010 in eigendom en beheer van de Vereniging Hendrick de Keyser

Voorwoord

Al vanaf het midden van de twaalfde eeuw hebben de eerste voorlopers van waterschappen in laag-Nederland de strijd aangebonden met de dreiging van water. De bestuurders van de oudere, grotere waterschappen werkten vanaf 1255 vanuit waterschapshuizen, polder- of gemeenlandshuizen. Prestigieuze gebouwen met rijke interieurs op strategische locaties. De overgrote meerderheid van kleine waterschappen had geen eigen onderkomen en vergaderde thuis, in openbare herbergen of logementen. Ook deze locaties vallen onder de brede definitie van waterschapshuizen zoals in deze publicatie wordt gehanteerd.

In 1950 waren er nog ruim 2.600, meest kleine waterschappen. De Watersnood van 1953 dwong tot een krachtiger en grootschaliger aanpak van de strijd tegen het water. Er volgde een halve eeuw van reorganisaties, die leidden tot de huidige 21 waterschappen. In deze periode werden voor de vele fusiewaterschappen opnieuw waterschapshuizen ingericht of gebouwd, ook in de hogere landsdelen die lang buiten waterschapsverband vielen.

Waterschapshuizen vormen een onbekende en onverkende categorie van waterschapserfgoed, waarvoor Peter Nijhof, oprichter en adviseur van De Nederlandse Gemalenstichting (NGS) in het bestuur aandacht vroeg. Vanaf de oprichting in 1987 zet de NGS zich als landelijk platform van gemalenstichtingen en waterschappen in voor inventarisatie, documentatie, onderzoek en waar nodig behoud van waardevolle gemalen. Belangrijke eerdere NGS-publicaties zijn Het water de baas. Geschiedenis van de mechanische bemaling in Nederland (2010) en Tussen stoom en stroom. De rol van de verbrandingsmotor in de Nederlandse polder- en boezembemaling (2017).

Nu ligt er een publicatie over waterschapshuizen in plaats van gemalen. Dat lijkt verrassend maar is het ook weer niet: vanuit deze waterschapshuizen is de ontwikkeling van de bemaling door molens en gemalen immers richting gegeven. Een andere achtergrond is dat er geen andere erfgoedorganisatie is die zich richt op deze categorie van waterschapserfgoed.

Om in deze leemte te voorzien, is in 2018 door de NGS een project gestart met onderzoek, veldverkenning en fotografie van enkele honderden locaties verspreid over geheel Nederland. Waterschapshuizen in Nederland. Zetels van polders en waterschappen vormt hiervan de neerslag. Het is de eerste landelijke verkenning in de breedte met aandacht voor ligging, architectuur en gebruik(ers). Initiator en auteur Peter Nijhof besteedt naast de oudste generaties gebouwen uit voorgaande eeuwen evenzeer ruime aandacht aan het naoorlogse, moderne waterschapshuis. Ook actuele aspecten zoals behoud, museaal gebruik en herbestemming komen aan bod. Daarnaast biedt het boek een cultuurhistorische inkijk in de bijzondere waterschapswereld en het verloop en de perikelen van de grootste bestuurlijke reorganisatie ooit in ons land. Auteur Herman Havekes is de eerste die deze enorme operatie voor heel Nederland in kaart heeft gebracht en daar interessante conclusies aan verbindt. Velen hebben een bijdrage aan dit boek geleverd. De Nederlandse Waterschapsbank, de Unie van Waterschappen, vele waterschappen en andere organisaties zijn wij dan ook erkentelijk voor hun financiële ondersteuning. Daarnaast veel dank aan al degenen overal in het land die een inhoudelijke bijdrage hebben geleverd, zoals nader is uitgewerkt in het dankwoord – verderop in het boek. Vanzelfsprekend dank ook aan de auteurs Peter Nijhof en Herman Havekes die het boek uiteindelijk hebben geschreven. Dank tenslotte ook aan eindredacteur Meindert Schroor en aan Winnie Urban van Waanders die als uitgever fraai vorm aan de boeiende inhoud heeft gegeven.

Waterschapshuizen in Nederland is een eerste verkenning in de breedte van dit ‘weeskind van het waterschapserfgoed’, dat naar verwachting zal inspireren tot vervolgonderzoek en verdere verdieping. Voor nu: allereerst veel leesplezier!

Patrick Poelmann, Voorzitter van De Nederlandse Gemalenstichting

Kaart van de Noordhollandse bedijking de Zijpe (1597) en de droogmakerijen Beemster (1612), Purmer (1622), Wormer (1626) en de Waterlandse droogmakerijen door Pieter van den Keere, 1633. Zuiderzeemuseum, Enkhuizen

Waterschappen in vogelvlucht 1

<

1.1 > Inleiding

Wat is en doet het waterschap? De gemiddelde Nederlander heeft er geen idee van. Het waterbewustzijn van onze landgenoten, die voor een groot deel leven onder zeeniveau en het waterpeil van de grote rivieren, is buitengewoon laag, zo blijkt uit verschillende onderzoeken. Toch lijkt er heel voorzichtig sprake van een kentering. Er valt een toenemende zorg bij Nederlanders waar te nemen over de gevolgen van

de klimaatverandering. Kunnen zij door de zeespiegelstijging straks nog wel blijven wonen in die mooie steden in de Randstad? Zijn zij nog wel veilig voor het water dat komt? Bij die waterveiligheid – de bescherming tegen overstromingen – spelen de waterschappen een centrale rol. Juist hierin lag in een ver verleden de reden voor hun oprichting. In de eenentwintigste eeuw zijn het nog steeds vooral de waterschappen die zorgen voor onze droge voeten, voor de bewoonbaarheid van ons land. Dat zijn tegenwoordig echter

Bij de waterveiligheid in Nederland horen naast dijken onder andere ook gemalen, waaronder ’s werelds grootste en beroemdste stoomgemaal, het ir. D.F. Woudagemaal uit 1920 bij Lemmer, sinds 1998 UNESCO Werelderfgoed. Foto: Meindert Schroor

Pal ten noordoosten van de Stevinsluizen (spuisluizen) in de Afsluitdijk bij Den Oever, werd voorjaar 2024 voor het eerst een gemaal geplaatst. Daardoor is men voor de lozing van overtollig water uit het IJsselmeer naar de Waddenzee niet langer afhankelijk van het tij. Foto: Droneview/Levvel/Rijkswaterstaat

<

Oorkonde uit april 1284 van ‘vijf heren’ waarin zij de afwatering en de bescherming tegen het water regelen. Geldt als de oprichtingsakte van Hoogheemraadschap de Vijfheerenlanden, thans onderdeel van Waterschap Rivierenland. Collectie: Waterschap Rivierenland

Hempensermeerpolder in tijdelijke winterinundatie 2021/2022 met in de verte links Warstiens en rechts de beide kerktorens van Wergea. Het voormalige meer werd in 1784 drooggemaakt en is een belangrijk terrein voor weidevogels. Foto: Meindert Schroor

wél andere waterschappen dan vroeger. Met name in de afgelopen zeventig jaar heeft het waterschap een ingrijpende gedaantewisseling, een metamorfose, ondergaan. Hun aantal, takenpakket en bestuurlijke en financiële structuur zijn ingrijpend gewijzigd en voor het eerst werden dat takenpakket en structuur met de Waterschapswet van 1992 verankerd in een landelijke wet, die op alle waterschappen van toepassing is. De in deze periode aangebrachte veranderingen zijn daarmee vele malen groter dan de aanpassingen die in vroegere eeuwen hebben plaatsgevonden.

Vandaar dat dit inleidende hoofdstuk, na een korte beschouwing over de oorsprong van het waterschap, een korte schets bevat van deze metamorfose van de afgelopen decennia. Veel van die veranderingen zijn trouwens in gang gezet door de strategische visie Water centraal, die een denktank van de Unie van Waterschappen eind 1996 presenteerde. Met deze uitdagende visie hebben de waterschappen het huis waarin zij wonen grondig verbouwd. Zij hebben daar bovendien geen architect voor ingehuurd, maar hun nieuwe onderkomen grotendeels zélf ontworpen en ingericht.

1.2 > Oorsprong waterschappen

Aanvankelijk berustte de waterstaatszorg in ons land bij lokale buurschappen, de voorlopers van onze huidige (plattelands)gemeenten. Op een gegeven moment ging deze zorg het draagvlak en vermogen van deze buurschappen te boven en werden waterschappen opgericht. Ook de ontginning van de veengebieden vanaf circa 1200 droeg hieraan bij. Dit leidde in toenemende mate tot natte voeten, waardoor steeds meer bemalingen noodzakelijk waren, die organisatorisch ergens moesten worden ondergebracht. De eerste waterschappen ontstonden vanaf de tweede helft van de dertiende eeuw. Het oudste waterschap, Rijnland, werd in 1255 opgericht. Niet verwonderlijk kwamen die allereerste waterschappen zonder uitzondering in laag-Nederland tot stand. Van een landelijke trend was nog allerminst sprake. In grote delen van het land werd de waterstaatszorg nog lang door (samenwerkende) buurschappen of plattelandsdistricten uitgeoefend. Op de hoge zandgronden ontstonden de eerste waterschappen bijvoorbeeld pas

in de negentiende en twintigste eeuw. Tegenwoordig is heel Nederland waterschappelijk ingedeeld. De vroegere, veelal hooggelegen witte vlekken behoren voorgoed tot het verleden. Die (vroege) waterschappen kwamen onder allerlei benamingen voor: (hoog)heemraadschap, (dorps)polder, zijlvest, polderdistrict, ban, contributie, calamiteuze polder, veenpolder, uitwateringsschap, dijkschap, wegschap en uiteraard waterschap. En tussen 1970 en 2005 hebben we ook nog een achttal zuiveringschappen gekend. Ondanks het verschil in benaming zijn het allemaal waterschappen. Ook voor de organen van het waterschap worden soms nog de oude benamingen gebruikt, zoals dijkgraaf, (hoog) heemraden, (hoofd)ingelanden, gezworenen, dijkstoel etc. Alhoewel de officiële benamingen momenteel voorzitter, algemeen en dagelijks bestuur luiden, heeft de wetgever het met gevoel voor historie via artikel 10 Waterschapswet mogelijk gemaakt die vroegere benamingen ook thans nog te hanteren.

1.3 > De Waterschapswet

Eeuwenlang zijn het de provincies geweest die in hun reglementen de institutionele vormgeving van het waterschap hebben bepaald. Veel langer (bijna anderhalve eeuw) dan provincies en gemeenten hebben de waterschappen moeten wachten op een organieke wet die hun institutionele vormgeving regelt. Thorbecke – rond 1850 verantwoordelijk voor deze wetten en de staatkundige modernisering van Nederland – durfde zo’n wet nog niet aan. De waterschappen zaten in die jaren vermoedelijk ook helemaal niet te wachten op rijksbemoeienis in de vorm van een Waterschapswet. Zij regelden hun zaken als vanouds wel met de provincies.

Die Waterschapswet kwam er met ingang van 1992, relatief kortgeleden dus als we dit afzetten tegen de leeftijd van het waterschap. In dit kader is vooral van belang dat de nieuwe wet expliciet erkende dat voorstellen inzake de waterschapsorganisatie ook van de waterschappen zélf

Tweede versie (1751-54) van de beroemde uit 1712 daterende kaart van Delfland die werd vervaardigd door Nicolaas Samuelis Cruquius. Collectie: TU Delft
Het Rijnlandshuis te Leiden op een door Abraham Rademaker in 1732 vervaardigde prent. Collectie: Hoogheemraadschap van Rijnland

afkomstig kunnen zijn en dat zij ordentelijk bij provinciale reorganisatievoorstellen betrokken moeten worden (artikelen 3 en 4). Dit laatste liep dan doorgaans via de provinciale waterschapsbonden. De Waterschapswet heeft de positie van de waterschappen op dit punt uitdrukkelijk versterkt. De waterschappen hebben deze boodschap goed verstaan. Zo riep het reeds genoemde rapport Water centraal (1996) kort na de inwerkingtreding van de Waterschapswet op tot verdere reorganisaties, opdat er overal alleen nog all-in waterschappen zouden ontstaan. Dit zijn waterschappen die in een gebied met alle waterschapstaken zijn belast, hetgeen nog lang niet overal het geval was. Gescheiden beheer was eerder regel dan uitzondering. In veel gebieden waren verschillende waterschappen actief: één voor het waterkwaliteits- en zuiveringsbeheer, anderen voor de detailwaterhuishouding en soms nog weer een ander voor de dijken. Deze situatie leidde niet alleen tot versnippering en afstemmingsproblemen, maar was naar buiten toe allerminst transparant. Het rapport miste zijn uitwerking niet. Nog geen tien jaar later was in heel Nederland sprake van de beoogde all-in waterschappen.

1.4 > Schaalvergroting en uitbreiding takenpakket

Ons land kende tot in de vorige eeuw nog enkele duizenden waterschappen. Om precies te zijn: in 1950 bestonden er 2.647 gereglementeerde waterschappen, in alle kleuren en maten. Afgezien van een beperkt aantal grote hoogheemraadschappen, waren er vele honderden kleine waterschappen van soms niet meer dan enkele tientallen hectares. Daarnaast telde bijvoorbeeld Friesland bijna duizend particuliere polders, dikwijls nauwelijks meer omvattend dan twee of drie boeren die voor hun landerijen een windmotor beheerden. Geen wonder dus dat veel waterschappen te klein waren om een eigen kantoor te hebben. Tezamen hadden de waterschappen in 1950 een totale belastingopbrengst van nog geen 20 miljoen euro per jaar. Hun financiële slagkracht was uiterst beperkt. Dit klonk ook door in hun bestuurlijke en politieke relevantie. De waterschap-

pen werden door hun omgeving beschouwd als een quantité négligeable en werden slechts min of meer gedoogd.

Sinds 2018 kent ons land nog maar 21 waterschappen. Binnen de sector heeft zich de afgelopen 70 jaar een schaalvergroting voltrokken die in ons openbaar bestuur ongekend is. Ter vergelijking: het aantal provincies is in deze periode toegenomen met één (Flevoland) en het aantal gemeenten afgenomen van 1.015 naar 342 in 2023. Waren er in 1950 nog ruim tweeënhalf maal zo veel waterschappen als gemeenten, nu zijn er 21 waterschappen op 342 gemeenten. In hoofdstuk 3 van dit boek wordt dieper ingegaan op de naoorlogse schaalvergroting van de waterschappen.

Het takenpakket van het waterschap is de afgelopen decennia flink verruimd. Het gaat tegenwoordig om veel meer dan het dijk- en peilbeheer. Met de Wet verontreiniging oppervlaktewateren van eind 1969 werden veel waterschappen verantwoordelijk voor het waterkwaliteits- en zuiveringsbeheer. Voorts werden veel steden, zoals Utrecht, Alkmaar, Breda, en hoog en droog gelegen gebieden, zoals de Veluwe, voor het eerst in waterschapsverband gebracht. De vroegere ‘witte vlekken’ op de waterschapslandkaart verdwenen. Met de komst van de Waterwet in 2009 kreeg het waterschap er verder het grondwater als beheertaak bij. Ten slotte berust sinds 2011 ook de muskus- en beverrattenbestrijding, die voorheen bij de provincies lag, bij de waterschappen. Daarmee hebben de waterschappen tegenwoordig een breed en samenhangend takenpakket, dat je nergens in de wereld bij decentrale waterorganisaties aantreft.

De Mosbeek in het Springendal bij Ootmarsum. Grote delen van de hoge zandgronden waren tot in de twintigste eeuw niet of nauwelijks ingedeeld in waterschappen. De Mosbeek mondt uit in de Dinkel, een zijrivier van de Vecht, thans (geheel in lijn met het principe van stroomgebieden) behorend tot het waterschap Vechtstromen. Foto: Meindert Schroor

Muskusrattenvanger aan het werk. Dit werd een nog nieuwere taak van de waterschappen aan het begin van deze eeuw. Collectie: Unie van Waterschappen

Uit 1926 daterend gemaaltje met rieten dak dat het water van het droogmakerijtje Louwsmeerpolder (40 hectare ten zuidoosten van Leeuwarden) uitslaat op de ringvaart op de voorgrond. Het werd gebouwd ter vervanging van de uit 1847 daterende poldermolen Simson. Foto: Meindert Schroor

De riool- of afvalwaterzuiveringsinstallatie te Zwaanshoek in de Haarlemmermeer ligt aan de Ringvaart en valt onder het Hoogheemraadschap van Rijnland. Vanaf 1969 werd waterkwaliteit een nieuwe kerntaak van de waterschappen. Collectie: Historisch Archief Haarlemmermeer, Hoofddorp

1.5 > Vernieuwing samenstelling en verkiezing van het waterschapsbestuur

Op dit punt zijn de afgelopen decennia drie grote wijzigingen aangebracht: de introductie van de ingezetenen in het waterschapsbestuur, de vervanging van het personenstelsel door een lijstenstelsel en ten slotte de combinatie van de waterschapsverkiezingen met de statenverkiezingen. Over deze ingrijpende wijzigingen valt het volgende te zeggen. Tot ver in de twintigste eeuw werd het waterschapsbestuur hoofdzakelijk gevormd door de categorie ongebouwd (agrariërs). Soms waren ook de steden vertegenwoordigd. Meervoudig stemrecht, dat een inbreuk betekende op het bij verkiezingen gebruikelijke principe van one man, one vote was usance. Pas in de twintigste eeuw – en bij veel

waterschappen pas na de Tweede Wereldoorlog – deed het gebouwd (eigenaren van gebouwen) zijn intrede in de waterschapsbesturen. Ook deze categorie had immers belang bij droge voeten. Met de komst van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren eind 1969 kwamen de huishoudelijke en de industriële vervuilers in de besturen van de met deze nieuwe taak belaste waterschappen. Ook met de komst van het gebouwd waren de financiële problemen van het waterschap niet opgelost. Waterschappen hadden in de periode van wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog veel geld nodig en de schaarste op de gelden kapitaalmarkt bracht hen bij herhaling in moeilijkheden wanneer zij grote werken moesten uitvoeren. De financiële nood was zelfs zo hoog dat de toenmalige Unie van Waterschapsbonden, overigens met veel succes, begin jaren

Landbouwers hadden gedurende het grootste deel van de twintigste eeuw het voor het zeggen in de waterschappen. De bijeenkomst van het polderbestuur van Buren merendeels bestaande uit boeren en (groot)grondbezitters bij het gemaal in de Aalsdijk bevestigt de indruk van een boerenrepubliek (1957)

Friesland telde tot de jaren 1960 bijna duizend particuliere polders met hun eigen (veelal wind-)bemaling. Deze Hercules-windmotor bemaalde sinds de jaren 1920 de Jan Durkszpolder bij Earnewâld. Foto: Meindert Schroor

Het stoomgemaal Kamerik-Teylingens tussen Kamerik en Woerden werd in 1871 in gebruik gesteld en loosde het overtollige water uit de polders rondom Kamerik via de Kamerikse Wetering op de Oude Rijn. De stoombemaling werd in 1954 vervangen door elektrische bemaling; het monumentale gemaal werd in 1988 opgevolgd door een nabijgelegen nieuw gemaal, maar wordt nu door vrijwilligers als museumgemaal gekoesterd

vijftig een tweetal obligatieleningen uitschreef. Opvallend daarvan was dat een aantal relatief kleine waterschappen zich voor terugbetaling garant stelde met een bedrag dat hun jaarbudget vele malen overtrof. Niettemin bleef breed de opvatting bestaan dat, voor een adequate oplossing van de financiële problematiek, aan aanpassing van de bestuurlijke en financiële structuur van de waterschappen niet te ontkomen viel. Dit leidde eind 1968 tot de instelling van de Studiecommissie Waterschappen, die in haar rapport Het waterschap en zijn toekomst (1974) op het punt van de samenstelling en verkiezing van het waterschapsbestuur echter een vrij behoudend standpunt innam. Zij hield het bij de categorieën die toen al in de besturen van de waterschappen konden worden aangetroffen. Aan een algemene plek voor de ingezetenen (anders dan als huishoudelijke vervuilers)

bleek zij nog niet toe. In de regeringsnota naar aanleiding van dit rapport uit 1977 (Naar een nieuw waterschapsbestel?) werd wél de vernieuwing gezocht. Hierin werd op vrij brede schaal een algemene ingezetenenvertegenwoordiging bepleit. Ook de ingezetenen – in gewoon Nederlands de burgers – hebben immers belang bij droge voeten. Door de taakuitoefening van het waterschap kunnen zij wonen, werken en recreëren in het waterschapsgebied. In waterschappen waar dat sterk speelde, zouden ook de ingezetenen in het bestuur moeten worden verwelkomd. Niet in de laatste plaats in financiële zin, moet daar direct bij worden gezegd, want de stellingname van de regering moet toch vooral worden gezien als oplossing van de financiële problematiek van de waterschappen. Met de democratisering van het waterschap had het niets te maken.

Al relatief kort na de inwerkingtreding van de Waterschapswet werd vanuit de waterschappen gepleit voor een flinke opschoning van het waterschapsbestuur. Het gemoderniseerde waterschapsbestuur zou allereerst moeten bestaan uit ingezetenen, die om de herkenbaarheid van de kandidaten te vergroten niet langer via een personenstelsel, maar via een lijstenstelsel zouden moeten worden verkozen. In die steeds grotere waterschappen kende de kiezer immers niemand meer op het stembiljet. Bij lijsten dacht men niet alleen aan politieke partijen, maar ook aan allerlei maatschappelijke groeperingen met een belang bij water (zoals natuur en milieu, hengelsport, recreatie en bewonersverenigingen). Naast de ingezetenen zou het waterschapsbestuur evenwel ook plaats moeten inruimen voor enkele specifieke belangencategorieën (boeren, bedrijven en natuurterreinbeheerders), die bij de verkiezingen mogelijk uit de boot zouden dreigen te vallen. Qua aantal stemgerechtigden delven zij ten opzichte van de ingezetenen immers het onderspit. Hun positie zou als het ware ‘geborgd‘ moeten worden. Vandaar dat de zetels voor dit drietal categorieën al snel de naam geborgde zetels kregen. Wat de verkiezingsmethodiek betreft werd een nadrukkelijke voorkeur uitgesproken voor landelijke, directe schriftelijke verkiezingen. Uiteindelijk kregen deze voorstellen via de Wet modernisering waterschapsbestel van 2007 hun beslag. Vermeldenswaard is nog dat de regering haar malle voornemen om politieke partijen ‘als zodanig‘ te weren uit het waterschapsbestuur (het waterschap zou niet ‘verpolitiekt’ moeten worden, dus de VVD en de PvdA niet, maar de Vereniging voor Veilige Dijken en de Partij voor de Afkoppeling wél) op aandrang van de Raad van State vliegensvlug liet varen. In 2014 werd besloten de waterschapsverkiezingen te combineren met de statenverkiezingen. Op 18 maart 2015 vond dit voor het eerst plaats. Anders dan de (schriftelijke) verkiezingen van 2008 vormden deze verkiezingen met een opkomst van 43,5% (bijna een verdubbeling ten opzichte van 2008) en een foutloos verloop een groot succes. De vertegenwoordigers van de drie geborgde categorieën werden via

een open kandidaatstelling benoemd door hun standsorganisaties. De verkiezingen van 20 maart 2019 deden er met een opkomst van 51,3% nog een flinke schep bovenop en de jongste verkiezingen van 15 maart 2023 kenden een all time high opkomst van 53,1%. Zo’n 7,5 miljoen kiezers brachten hun stem uit. De combinatie van verkiezingen is aldus een doorslaand succes gebleken. Opgemerkt wordt nog dat de geborgde zetels voor de categorie bedrijven eind 2022 zijn gesneuveld en dat de categorieën ongebouwd (boeren) en natuurterreinbeheerders sindsdien elk twee zetels in ieder waterschapsbestuur hebben.

In 2023 werd de uit 1671 daterende sluis De Doorslag in Nieuwegein gerestaureerd door Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden. De Doorslag is de verlenging van de na 1130 gegraven Vaartse Rijn tussen de Oude Gracht in Utrecht en het bisschoppelijk kasteel De Gein. Bij het verlengen van de Vaartse Rijn tot aan de Hollandsche IJssel in 1148 moest de Randdijk bij (Oude) Gein worden doorgegraven. Daaraan dankt het water zijn naam Doorslag

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.