Vitruvius April 2021

Page 1

ONAFHANKELIJK VAKBLAD VOOR ERFGOEDPROFESSIONALS ARCHEOLOGIE | CULTUURLANDSCHAP | MONUMENTEN | IMMATERIEEL ERFGOED | VOLKSCULTUUR

JAARGANG 14 | NUM M E R 55 | A PRIL 2 0 2 1

HOUTEN BOUWWERKEN ALS WERELDERFGOED (DEEL TWEE EN SLOT) ANTOON DIKKEBOOMS VECHTHOEVE

JAN EN KEES DUNSELMAN | EEN KWESTIE VAN FACTUUR DEEL 2

HET STEDELIJK GRID SUBLIEME EENVOUD & GRENZELOZE COMPLEXITEIT


Uw speciaal Erfgoed verdient een Special Informeer naar de vele mogelijkheden? Stuur een e-mail met uw vragen en wensen naar: info@uitgeverijeducom.nl

Mathenesserlaan 347 3023 GB Rotterdam Tel. 010-425 6544 info@uitgeverijeducom.nl www.uitgeverijeducom.nl


JAARGANG 14 NUMMER 55 APRIL 2021

4 HOUTEN BOUWWERKEN ALS WERELDERFGOED (DEEL TWEE EN SLOT) ANTOON DIKKEBOOMS VECHTHOEVE DHR. DRS. A.F.J. NIEMEIJER

12 HET STEDELIJK GRID SUBLIEME EENVOUD & GRENZELOZE COMPLEXITEIT DR. IR. N. DE VREEZE

16 JAN EN KEES DUNSELMAN | EEN KWESTIE VAN FACTUUR DEEL 2 DR. B. VAN HELLENBERG HUBAR & M. COENEN Voor u gelezen

25

• Lezersactie

27

• Recent verschenen

28 3


VITRUVIUS

Frits Niemeijer Historisch-geograaf

NUMMER

55

APRIL

2021

Houten bouwwerken als Werelderfgoed (deel twee en slot) Antoon Dikkebooms Vechthoeve

Bron: P.D.

Art Nouveau, Jugendstil, ‘Fin de Siècle’ en Chaletstijl. De Vechthoeve is vooral uitgevoerd in deze laatste trant. Het pand is als nr. 382 opgenomen op de provinciale monumentenlijst van Noord-Holland, maar ‘promotie’ naar de Rijkslijst zal nu hopelijk niet lang meer duren.2

1 - De oudst bekende opname van de in chaletstijl opgetrokken, geheel houten Vechthoeve. Links - nog net zichtbaar - een schuur; rechts met hoed - vermoedelijk Antoon Dikkeboom sr. Soms is het interessant te zien hoe je op basis van grotendeels hetzelfde bronnenmateriaal tot belangrijk verschillende conclusies kunt komen. Een voorbeeld is de volgende bijdrage, die voortborduurt op het artikel over kringenwetwoningen en -boerderijen in Vitruvius van juli 2020. In dit deel wordt ingegaan op een van de meest monumentale ervan: de Vechthoeve ten zuiden van Muiden. Er trad vertraging op door de Covid-19-problematiek, die niet alleen het bezoek van archieven en bibliotheken aanzienlijk bemoeilijkte, maar die ook schrijver dezes zelf lamlegde. Er is nu echter voldoende materiaal om de resultaten te laten zien en behalve extra kennis over de Vechthoeve zelf, is er ook meer informatie over bewoners en eigenaren. Inleiding Zoals in het eerdere artikel al uit de doeken is gedaan, danken vele houten boerderijen, huizen en schuren hun uitvoering in brand4

baar en dus gemakkelijk te vernietigen materiaal aan hun ligging binnen zogenoemde ‘verboden kringen’ rondom of nabij vestingwerken.1 Vooral de ‘Kringenwet’ van 1853 legde beperkingen op aan het bouwen, gebruik en beplanten van zulke terreinen – het sterkst wanneer ze binnen 300 meter van de desbetreffende vestingwerken lagen. In het geval van de vesting Muiden zijn er diverse houten bouwwerken binnen de drie verboden kringen (ook ca. 600 m en 1000 m) bewaard gebleven en een aantal ervan zal naar verwachting - als Rijksmonument en als behorend tot het Werelderfgoed Nieuwe Hollandse Waterlinie / Stelling van Amsterdam worden erkend. Tot de meest aansprekende voorbeelden behoort de Vechthoeve op de westelijke oever van de Vecht. De Vechthoeve zou dateren van kort voor 1900, dus uit een periode van relatieve rust op de Europese ‘militaire vulkaan’. De rust reikte zelfs zo ver dat er ruimte was voor internationaal toegepaste, nieuwe kunststijlen:

De Vechthoeve: ternauwernood bewaard Ruim zeven jaar geleden, op 7 december 2013, realiseerde Rijkswaterstaat een huzarenstukje. Het hoofdhuis van de houten boerderij Vechthoeve werd die dag ‘te water gelaten’, om ± 500 meter zuidelijker weer op de oever te worden gezet.3 Het gebouw was een obstakel geworden bij de uitvoering van de zuidwaartse verlegging van de autosnelweg A1 en de bijbehorende bouw van een 2 x 5 rijstroken breed aquaduct.4 Sloop van de Vechthoeve had voor de hand gelegen – mede vanwege de niet florissante staat waarin het pand verkeerde. Ook om een andere reden was afbraak niet ondenkbaar geweest: zo’n houten constructie was eigenlijk al vanaf het ontstaan bestemd niet voor de eeuwigheid te zijn gebouwd. Hier stond tegenover dat de Vechthoeve in zijn soort als uitzonderlijk fraai werd beschouwd en dat het object reeds van oudsher een ‘kapitale boerenhofstede’ is genoemd. Behalve intrinsieke kwaliteit, was er nog een andere reden om niet zomaar tot sloop over te gaan. De Vechthoeve ligt namelijk binnen de als Werelderfgoed erkende Stelling van Amsterdam, waar deze overlapt met de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de houten boerderij werd als zodanig een ultiem boegbeeld van de beperkingen die de inrichting van voor de landsverdediging essentieel geachte agrarische terreinen kon meebrengen. Op haar oorspronkelijke locatie lag de Vechthoeve aan de eerste ‘verboden kring’ (tot 300 m) van de Vesting Muiden en de boerderij behoorde daarom tot de meest kwetsbare, preventief te slopen objecten. De Vechthoeve: monumentale waarden De Vechthoeve is meerdere keren aan een onderzoek onderworpen geweest om de


NUMMER

55

APRIL

2021

Bron: Stadsarchief Amsterdam, Download 5221BT911643

VITRUVIUS

2 - Een tekening uit mei 1888 van Antoon Dikkeboom sr. (voor verbouwing?) van zijn perceel Haarlemmerdijk 136, te Amsterdam. waarden vast te stellen en de mogelijkheden van conservering te bepalen. Zo is het pand onder meer tijdens het Monumenten Inventarisatie Project (MIP) in beeld geweest en werd tweemaal een bouwhistorische verkenning gepubliceerd.5 Enkele zinsneden uit de verkenning van 2009 mogen hier niet ontbreken: “De Kringenwet boerderij “Vechthoeve” heeft een hoge architectuurhistorische waarde […]. Tevens zijn de rijke uitvoering van exterieur en interieur (schouw, geëtst glas, plafondschilderingen en stucwerk), de gaafheid van het complex van groot belang.” In de verkenning wordt voorbij gegaan aan de opvallendste eigenschap van de Vechthoeve: het huis vertoont duidelijke kenmerken van de chaletstijl. De moderne, digitale ENSIE noemt als zodanig: ‘overstekende daken met houtsnijwerk, vakwerk, houten erkers en veranda’s, […], soms volledig in hout uitgevoerd […] en eclectische elementen.’6 Ze zijn alle van toepassing op de Vechthoeve. De auteur van deze bijdrage aan Vitruvius stelde rond 2015 een geactualiseerde omschrijving van de Vechthoeve op volgens op dat moment nog gangbare principes

van vorm en inhoud. Een deel van deze omschrijving is nog terug te vinden in de MonumentenDataBank van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg, maar onder meer de globale maten ontbreken hierin. Als aanzet tot een kenschets van het interieur schreef de auteur onder meer het volgende: “In het interieur zijn vooral op de beletage (sic) en de verdieping bijzondere waarden behouden die nog verwijzen naar een ontstaansperiode die niet direct op een bouw als boerderij wijzen. Zo bevat het pand twee woonkamers die samen ‘kamers en suite’ vormen, een serre en een veranda en hiernaast ook een zogenoemde ‘muziekkamer’. In de woonkamers onder meer paneeldeuren, een plafond met schilderingen van bloemmotieven in ‘fin-de-siècle-trant’, aangebracht op linnen tussen geometrische stuuklijsten. In de muziekkamer eveneens paneeldeuren en verder onder meer een plafond voorzien van papier-maché ornamenten en halfrond lijstwerk, een zwart natuurstenen haardschouw met pilastervormen en glas-in-loodraampjes aan de verandazijde. In de serre onder meer schildering in bloemmotief en glas in lood. Verder op de begane grond onder meer een vestibule/portaal, waarin geëtst glas in bloemmotief, hal, gang,

keuken en trappenhuis. Op de verdieping onder meer overloop en slaapkamers. In de kaplaag onder meer zolderkamer, zolders. De kelder/het souterrain omvat gewelfde ruimten.”7 De voorgaande omschrijving van waarden en kenmerken werd ontleend aan beeldmateriaal en ze droeg mede bij aan de voorgenomen aanwijzing van de Vechthoeve als Rijksmonument. In de hierna volgende paragrafen gaat de aandacht niet uit naar de toekomst van de Vechthoeve, maar naar enige facetten van de meer en minder recente voorgeschiedenis ervan. Antoon Dikkeboom sr.: Amsterdam en Naarden, 1859-1899 Algemeen wordt aangenomen dat de Vechthoeve in of kort na 1899 tot stand is gebracht. Van oudsher is de naam Ant(h)oon Dikkeboom ermee verbonden, maar over diens rol bij de bouw bestaat geen overeenstemming: was hij eigenaar, opdrachtgever, ontwerper? Zeker is dat Dikkeboom en zijn gezin op 6 juli 1899 zijn ingeschreven als inwoners van Muiden, nadat ze enkele jaren in Naarden hadden gewoond.8 Het huis werd al snel 5


NUMMER

55

APRIL

2021

Bron: Archief Gooi- en Eemland, Naarden

VITRUVIUS

3 - Een van de foto’s gemaakt tijdens de bouw van een elektrische centrale. Op de achtergrond villa’s en (houten) woningen langs de Lambertus Hortensiuslaan. Mogelijk woonde Dikkeboom sr. hier of had hij de hand in de bouw van een of meer van deze panden. na de totstandkoming als uitzonderlijk herkend, want in 1904 noemde men het ‘de villa van den heer Dikkeboom’.9 Het adres was vanaf 1899 meestal Korteweg (bij Muiden) of Weesperweg – zonder nummer. De bij de vroege geschiedenis van de Vechthoeve betrokken Dikkeboom werd op 25-01-1859 geboren in Amsterdam.10 Antoons vader, Reinier (= R.H.), werd bij zijn huwelijk, in 1854, ‘timmermansknecht’ genoemd; R.H. overleed op 12-03-1887. Van moederszijde was er een handel in turf en hout, met verbindingen naar Kampen. Of deze nering heeft bijgedragen aan stijging op de sociale ladder is niet achterhaald, maar zeker is dat vanaf zijn huwelijk, op 10-07-1879, bij Antoon Dikkeboom ‘timmerman’ als beroep is ingevuld. Beroepsontwikkeling kon in het midden van de 19de eeuw snel gaan, zoals is te destilleren uit het volgende citaat: “In geen vak kan men zich, hier te lande, zoo spoedig den titel van baas of meester verwerven als in het bouwkundige. Een timmermansknecht, die in het bezit van een fortuintje komt, verlaat zijnen baas en neemt zelf dien titel aan. […]” De commentator voegde hier kritisch aan toe: “De praktische uitoefening 6

van de bouwkunst door de ambachten vereischt eene grondige, geleidelijke vorming. Langs dien weg alleen komt men tot volmaking, maar langzaam, want hier zijn geene groote sprongen te doen, zonder gevaar van mislukking.”11 Dergelijke sneren waren de opmaat naar de oprichting van formele opleidingsscholen voor ambachtslieden, de zogenoemde Ambachtsscholen. Gezien zijn achtergrond, ligt het in de rede dat Antoon - na het Lager Onderwijs - een opleiding volgde aan de in 1861 gestichte (Eerste) Ambachtsschool. Het tweedelige, overigens ook sterk theoretische, De practische timmerman kan aan de basis hebben gestaan van zijn doorgroei in het vak.12 Een kleine 10 jaar na hun huwelijk bewoonden Antoon Dikkeboom en zijn vrouw, Dorothea Margaretha Barens, het adres Haarlemmerdijk no. 136, dat aan de achterzijde uitgeeft op de Vinkenstraat, nrs. 185/187. Beide panden waren vermoedelijk in handen van Antoons vader (die later eveneens timmerman werd genoemd), want kort na diens overlijden blijkt dat zoon Antoon de hand heeft in een verbouwing

ervan. Intussen waren er enkele kinderen geboren, maar slechts Antoon jr. (1881) en een naar haar moeder vernoemde dochter (1883-1898) overleefden. De Dikkebooms namen hun intrek in Haarlemmerdijk 136 in december 1888, dus ruim anderhalf jaar na vaders dood. Juist uit die tijd bleven enige gedetailleerde, door A. Dikkeboom gesigneerde tekeningen bewaard, met erop de (nieuwe?) voor- en achtergevels van no. 136, plus twee doorsneden van het pand. Het was toen, volgens de tekeningen, een niet onderkelderd, vijflaags bouwwerk, gedekt door een mansardekap.13 Uit het omvangrijke Amsterdamse stadsarchief kan zonder nadere gegevens niet worden gedestilleerd of Antoon ook op andere plaatsen in de stad onder eigen naam heeft gebouwd of verbouwd, maar dit mag wel worden aangenomen. Hij zal werken hebben aangenomen en uitgevoerd en hij zal hebben behoord tot de grote groep ambachtslieden die in het laatste kwart van de 19de eeuw bekend (of berucht) werd als ‘timmerman-architect’. Het waren de decennia van door nood gedreven, grootschalige, laagwaardige woningbouw – en het was de


NUMMER

55

APRIL

2021

tijd waarin ‘architecten van naam’ hun neus ophaalden voor zulk massawerk. Om dat werk vervolgens over te laten aan tientallen, grotendeels anoniem gebleven timmerlieden en ambachtslui. Op denigrerende toon had de academisch geschoolde architect het toen over ‘timmermansarchitectuur’. Was Antoon Dikkeboom één van deze vrijwel anonieme timmermansarchitecten, die ook nog eens schuilgingen achter niet gunstig bedoelde noemers als ‘revolutiebouwers, eigenbouwers en speculatiebouwers’? Antoon was dan echter niet alleen timmerman-architect, maar hij behoorde ook tot de beruchte, zogenoemde ‘huisjesmelkers’ of krotverhuurders. Zo sommeerde de stad hem in 1882 een aantal bewoonde kelders (o.m. in de Vinkenstraat en op de Haarlemmerdijk) te ontruimen. In april 1883 zijn Dikkeboom en een aantal anderen in gebreke gesteld vanwege het - ondanks aanmaning - niet ontruimd hebben van hun voor de volksgezondheid nadelige kelderwoningen. De gemeente ging er toen toe over de kelders ‘onbewoonbaar’ te verklaren en aan verhuur te onttrekken, onder dreiging van beboeting.14 Dat Antoon Dikkeboom niet alleen slechte woonruimten verhuurde, maar dat hij complete huizen bezat, wordt duidelijk uit het feit dat zijn naam ook verbonden was met onder meer Vinkenstraat 149 en Lindengracht 162. Dikkeboom was aldus relatief welvarend, wat blijkt uit het feit dat hij stemgerechtigd was binnen het toen bestaande censuskiessysteem.15 De Dikkebooms hebben slechts vijf jaar op het adres Haarlemmerdijk 136 gebivakkeerd; eind oktober 1893 verhuisden ze naar Naarden, waar ze kwamen te wonen langs de Lambertus Hortensiuslaan (v/h Kerkweg) (toen op no. D 646).16 Ook daar woonden ze niet lang, want al in 1899 is het gezin verhuisd naar Muiden. De vanaf de vesting Naarden zuidwaarts naar Bussum lopende weg is in het jaar 1894 verhard . De Kerkweg was van oudsher het domein van bedrijvigheid en ze werd omzoomd door zanderijen, kwekerijen en blekerijen, maar vanaf het einde van de 19de eeuw werden er woningen gebouwd. Aanvankelijk meest in hout, omdat het gebied in de tweede en derde verboden kring van de vesting Naarden en van de ‘voorwerken’ lag – dus tussen de 300 en 1000 m.17 Desondanks leek de locatie aantrekkelijk vanwege de in 1874 geopende spoorweg van Amsterdam naar Amersfoort - met hierin een station te Bussum - en tevens dankzij de langs de Kerkweg lopen-

de stoomtramlijn Huizen-Naarden-Bussum (uit 1883). In de praktijk viel de ontsluiting van Naarden nogal tegen en profiteerde Bussum veel meer van het station dan de vestingstad.18 Waar de Dikkebooms in de jaren 1890 woonden, is vanwege Covid-19 / corona nog niet goed ontrafeld. Foto’s en kaarten van rond 1900 laten vooral lineaire bebouwing langs de Lambertus Hortensiuslaan zien, met een keur aan (houten) huizen - waarvan de meeste klein - en verder enkele ruime villa’s. Gezien hun Amsterdamse achtergrond, ligt het enigszins voor de hand dat het gezin Dikkeboom een van de wat grotere huizen bewoonde. Bijna automatisch komt hierbij de vraag op: heeft timmerman(-architect) Dikkeboom persoonlijk de hand gehad in het ontwerp en de constructie van zijn woning of betrok de familie een bestaand pand? En in het verlengde ervan: kan Dikkeboom sr. betrokken zijn geweest bij de bouw en/of verhuur van een of meer andere woningen? We weten het niet – ook hier speelt corona een rol - maar misschien kan een tipje van de sluier worden opgelicht aan de hand van enige berichten in de locale krant. Zo werd in 1895 melding gemaakt van een inbraak in de villa van ‘dhr. D.’ aan de Lambertus Hortensiuslaan, waarbij de dieven zilveren bestek over het hoofd zagen. In september 1899 vond een nog merkwaardiger incident plaats, toen dieven een schutting van 8 à 10 m lengte ontvreemdden door deze over water naar een perceel verderop te verslepen, met het doel het geheel daar tot brandhout te verbrijzelen. Ze maakten gebruik van het feit dat ‘dhr. D. thans afwezig’ is. Dit voorval vond plaats enkele weken nadat de Dikkebooms naar Muiden waren verhuisd.19 Niet alleen blijkt uit deze twee berichten dat het om een relatief welgesteld gezin ging, maar ook dat het terrein ten dele was afgeschermd. Naar de reden hiervoor kunnen we slechts gissen, maar denkbaar is dat overlast werd ondervonden van het juist in die tijd tot stand brengen van een elektrische centrale ten westen van de Lambertus Hortensiuslaan. Tijdens de bouw van de centrale zijn enige foto’s genomen en wellicht behoorde één van de erop voorkomende villa’s aan de Dikkebooms.20 Opmerkelijk: de panden zijn niet alle in hout gebouwd en een deel ervan bestaat nog. Enige publicaties van Verhagen (waarvoor dank) over Naarden-Zuid brachten hierover helaas geen nadere informatie.21 Zeker is wel dat de Dikkebooms het adres Lambertus Hortensiuslaan D 646 in juli 1899 achter zich lieten en dat ze zich vestig-

Bron: Delpher

VITRUVIUS

4 - Advertentie in het Algemeen Handelsblad van 30-07-1923, waarin de veiling van de Vechthoeve en de bijbehorende gronden wordt aangekondigd. Antoon Dikkeboom jr. gaat schuil achter ‘in eigendom en gebruik bij A. Dikkeboom Azn.’ den aan de Korteweg of Weesperweg, even buiten Muiden - in de Vechthoeve dus. Intermezzo: Sandtmann Een kort - speculatief - element mag niet ontbreken. De ook landelijk vrij bekend geworden ondernemer George Ernst August Sandtmann kwam in 1898 in Naarden wonen. Hij was, net als Dikkeboom, in 1859 in Amsterdam geboren. Sandtman verliet de stad eveneens in 1893, maar hij vestigde zich eerst in Nieuwer-Amstel (het huidige Amstelveen). Sandtmann – die als metselaar in de boeken staat en ook als huiseigenaar (= huisjesmelker?) - kreeg verder enige bekendheid als vrije ondernemer, terwijl Dikkeboom vooral timmerman en huisjesmelker was.22 Beiden zullen met lede ogen hebben aangezien dat de Tweede Kamer juist in die tijd voorbereidingen trof om het ‘beroep’ huisjesmelker uit te bannen door het te gaan belasten als een bedrijf en het onder de werking te brengen van de belastingwetten van 1892 en 1893.23 Hoe het ook zij, beiden kochten in 1893 grond in Naarden. Sandtmann wist dat jaar bouwterrein te verwerven tegen Bussum aan - bij het station – waar hij via de Maatschappij tot Exploitatie van Onroerende Goederen ‘Zeker Bezit’ enkele jaren later ruim 20, in blokjes geschakelde, houten huizen deed verrijzen. Hij was projectontwikkelaar ‘avant la lettre’.24 Of Dikkeboom ook pogingen deed tot bouwactiviteiten en/ of grondspeculatie te komen, kon door corona helaas niet worden onderzocht, maar het is zeker 7


VITRUVIUS

dat rond de eeuwwisseling andere bouwheren in het gebied actief waren.25 Hopelijk zal hierover meer duidelijkheid verkregen kunnen worden. Wellicht ten overvloede: omdat de gezinnen in elkaars nabijheid woonden, ligt het voor de hand dat Dikkeboom en Sandtmann elkaar kenden. Hierbij mag niet worden vergeten dat ze mogelijk tegelijk een opleiding volgden aan dezelfde Eerste Amsterdamse Ambachtsschool. Maar hiervoor kennen we – zonder de namen van leerlingen - geen bewijs. Niettemin: de gelijktijdigheid van de ontwikkelingen is te frappant, om die niet te noemen. Antoon Dikkeboom sr.: Muiden en Naarden, 1899-1929 Nadat we moesten vaststellen dat er over de jaren 1893-1899 weinig concreets valt te zeggen over de activiteiten en de inkomsten van Antoon Dikkeboom, begon met de verhuizing naar Muiden een iets inzichtelijker periode. Niet alleen moet in of kort na 1899 de Vechthoeve tot stand zijn gebracht, maar ook uit zijn persoonlijk leven en uit Dikkebooms omgeving is iets meer bekend. Hoewel niet duidelijk is of Dikkeboom sr. het beroep van veehouder uitoefende op het adres Korteweg of Weesperweg, ligt dit weinig voor de hand voor een voormalige stedeling. Het is zelfs de vraag of de Vechthoeve oorspronkelijk als boerderij is gebouwd, of misschien toch als ‘villa’, zoals het huis in 1904 werd omschreven (al dan niet met koetshuis in de linker travee). De rijke inrichting met o.m. eigentijdse schilderingen, papier-maché en een muziekkamer doen een villa vermoeden. Vanaf de eeuwwisseling gingen de biografieën van Dikkeboom sr. en jr. echter wel door elkaar lopen. De laatste wordt in het militieregister van 1901 ‘veehouder te Muiden’ genoemd, maar het is onduidelijk of dit betekent dat beiden op hetzelfde adres woonden. Zeker is wel dat in 1907 een nieuwe episode in het leven van Dikkeboom sr. een aanvang nam: in juli van dat jaar werd hij in Muiden gekozen als raadslid voor de Liberale Partij (en later voor de ‘Vrijzinnige Vereeniging’). Een van de eerste keren dat hij als zodanig van zich liet horen, was in januari 1908, toen hij de aandacht vestigde op de bouwvalligheid van een pand aan de Muidense Heerengracht. Hij merkte onder meer op dat “een eenigszins strengere toepassing van de bepalingen der Gezondheids- en Woningwet wel aan te bevelen was, vooral om op woninggebied langzamerhand tot betere toestanden te komen.”26 Het was het begin van Dikkebooms ongeveer tien jaar durende focus op zulke onderwerpen 8

als wonen, bouwen, infrastructuur en voorzieningen. Zo pleitte hij in de jaren 1908 t/m 1910 onder meer voor het dempen van een sloot achter de Weesperstraat (uitgesteld door beperkte financiële middelen), zo verzette hij zich (met succes) tegen plaatsing van een muziektent nabij de Joodse begraafplaats en stemde hij (tevergeefs) vóór gratis leidingwater (uit een publieke pomp) aan minvermogenden. Toen in 1912 aanleg van een elektriciteits net aan de orde was en de kernen Muiden en Muiderberg voor zo’n ƒ11.000 van stroom zouden worden voorzien, pleitte hij (weer tevergeefs) voor elektrificatie en verlichting van (wegen in) het buitengebied. Ook mag niet onvermeld blijven dat hem meer dan eens de controle van de gemeentefinanciën ten deel viel. Kennelijk kon hij voldoende met cijfers overweg om een boekhouding te doorgronden. Dat Dikkeboom sr. zich in 1908 inzette voor verbetering van woningen onder invloed van de Woning- en de Gezondheidswetten (beide van juni 1901), kan hem wel in een vreemd daglicht stellen. Niet alleen hield hij op zijn minst een deel van zijn panden in Amsterdam aan, maar hij verzocht in 1912 ook de onbewoonbaarverklaring van de benedenverdieping van Haarlemmerdijk 51 op te heffen, omdat hij de vereiste verbeteringen tot stand zou hebben gebracht.27 Intussen was in maart 1910 Dikkebooms echtgenote, na een lang ziekbed, overleden. In hoeverre Dikkeboom sr. zich toen manifesteerde als eigenaar van vastgoed, is niet duidelijk; zeker is dat hij in november 1917 een deurwaarder het vee van een kennelijke schuldenaar te Weesp liet veilen.28 Dat het hem in elk geval voor de wind ging, is af te leiden uit het feit dat hij een actief en succesrijk beoefenaar was van verschillende takken van paarden- en hondensport. In 1917 hertrouwde hij met de vermoedelijk in tamelijk goeden doen verkerende, 41-jarige Hilversumse Teuntje van Zadelhof, geboren te Weesperkarspel, op 08-12-1875. Kort na hun huwelijk verhuisden ze naar Naarden, waar ze (weer) een woning aan de Lambertus Hortensiuslaan betrokken – deze keer een relatief eenvoudige woning op huisnummer 34. Het toeval wil dat Dikkeboom kort daarna, op 8 november 1919, nog eens van zich liet horen als medeadressant van een ingediend bezwaar tegen de verlenging van de proefopstelling van een in klager’s ogen gevaarlijke en hinderlijke bedrijfsinstallatie bij ‘N.V. Chemica’ (= Chemische Fabriek Naarden). Afgezien de stankoverlast, was een van de geuite bezwaren de lig-

NUMMER

55

APRIL

2021

ging van de fabriek “vlak achter den dichtbebouwden hoofdverkeersweg van Naarden naar Bussum, in de onmiddellijke nabijheid van een uitgestrekt villapark;” Tevens gold “dat een groot aantal der in de nabijheid van de fabriek gelegen woonhuizen van hout zijn opgetrokken, daar zij binnen de z.g. verboden kringen der vesting Naarden zijn gelegen;”29 Dit was wellicht de laatste keer dat Dikkeboom sr. aan de bel trok over ruimtelijke zaken. Hij overleed op 28 november 1929; Teuntje van Zadelhof verhuisde daarna naar de toenmalige gemeente Nieuwer-Amstel (nu Amstelveen), waar ze in 1954 stierf. Antoon jr. – Muiden en Amsterdam 1899-1923-1951 Terwijl er uit het leven van Antoon Dikkeboom sr. vanaf het begin van de 20ste eeuw vooral positieve geluiden zijn op te tekenen, is dat voor wat betreft zijn zoon bepaald anders. Er is wel gesuggereerd dat Dikkeboom sr. de boerderij Vechthoeve voor zijn zoon heeft gesticht en dat hij hem zo een duwtje in de rug wilde geven. Dikkeboom sr. lijkt een aantal jaren garant hebben gestaan voor zijn zoon en van 1898 t/m 1912 was hij degene die als ingeschrevene / eigenaar de verschuldigde polderlasten van de Bloemendalerpolder voldeed.30 Maar met wat ‘hineinpsycholisieren’ ligt een welgemeend duwtje in de rug misschien toch iets minder voor de hand. De ‘Jordaanse’ stadsmens Dikkeboom jr. (1881) zal nog veel minder affiniteit gehad hebben met het veebedrijf dan zijn vader, die was geboren met twee van aanpakken wetende rechterhanden, met doorzettingsvermogen en met een zakelijk inzicht. De enig overgebleven dochter (15) van Dikkeboom sr. en Dorothea Margaretha Barens, was kort voor de verhuizing naar Muiden overleden en Dikkeboom jr. was – vervolgens als laatste kind/ zoon - vrijgesteld van militaire dienst. In 1901, terwijl hij amper 20 jaar oud was, had hij al een kind gemaakt bij de huishoudster - nog voor hun (gedwongen) huwelijk (1905) - gevolgd door een tweede. En nog zo het een en ander. Was hij een verwende, losgeslagen kwast die door vader noch moeder en door God noch gebod in toom gehouden kon worden? Hij lijkt in ieder geval een man van 12 ambachten en 13 ongelukken. Zo prees hij (C. [sic] Dikkeboom te Muiden) zich in 1903 aan als vertegenwoordiger van de Amerikaanse Deering Maaimachines, en riep hij ‘H.H. landbouwers’ op bij ondergetekende aanwezig te zijn voor het ‘proefmaaien’.31 Het zal geen succes zijn


NUMMER

55

APRIL

2021

Bron: Beeldbank Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Fotograaf: G.J. Dukker; Documentnummer 332.584

VITRUVIUS

5 - De Vechthoeve in 1995, ten tijde van het Monumenten Inventarisatie Project (MIP). Linksachter het hoofdgebouw de na de oorlog gebouwde bakstenen schuur. geworden, want er wordt verder nooit meer van vernomen. Enkele jaren later, in 1905, plaatste Dikkeboom jr. advertenties waarin hij een of twee rijbokken (= trekdieren) te koop vraagt. Het zou erop kunnen duiden dat de zaken zo slecht gingen dat hij pogingen deed (extra) inkomen te genereren als venter van bv. melk en boerderijproducten. Het feit dat hij – nog weer enkele jaren later – weidegrond te huur aanbood en gras te koop had, doet ook vermoeden dat hij zijn zaakjes niet optimaal op orde had. Desondanks oefende hij wel echt het boerenbedrijf uit, want verschillende advertenties duiden op het (zelfstandig) beroep van veehouder – zoals het ook in de huwelijksacte staat. Dat het lot hem ondertussen niet gunstig gezind was, kan misschien blijken uit het feit dat het vee van J. (sic) Dikkeboom aan de Korte Muiderweg in 1907 werd getroffen door het uiterst besmettelijke mond- en klauwzeer.32 Ruim tien jaar later werd hij opnieuw getroffen door deze veeziekte. Maar zijn naam werd toen ook genoemd in een rapportage over tamelijk succesvolle proefnemingen in de bestrijding ervan.33 Waren de kansen eindelijk gekeerd, zodat

‘mejuffrouw (!) Dikkeboom’, Korteweg 30 Muiden, zich een ‘flinke dienstbode’ kon gaan permitteren?34 Als dat al zo was, dan is het van korte duur geweest, want vanaf 1913 was de omslag van de polderlasten overgegaan van Antoon sr. naar Antoon jr. Dit betekende een flinke verzwaring van diens bedrijfskosten en het werd een stap die uiteindelijk afnemende rentabiliteit van het bezit in een stroomversnelling heeft gebracht. Terwijl Dikkeboom jr. in 1918 nog was geslaagd voor een ‘cursus melkonderzoek’, behoorde hij toen niet tot de 25 (!) oprichters van een coöperatieve veevoederonderneming in Muiden en Weesperkarspel.35 Weer een gemiste kans. En dan: ook het feit dat hij in 1919 de complete elektrische installatie van de Vechthoeve te koop aanbood, gevolgd door een serie betonnen giertanks, geeft weinig blijk van het karakter van een voorzichtige, koersvaste en stabiele agrarische ondernemer.36 Het zijn slechts enkele voorbeelden van een zwabberend beleid, maar het resultaat was eenduidig: het veebedrijf zakte begin jaren 1920 steeds verder weg. Het is niet duidelijk of er (alleen) sprake was van mismanagement,

van onbezonnenheid, van pech, van langdurige economische tegenspoed (WO I ?) en/of nog andere factoren. Maar feit is dat in 1923 het doek viel voor Dikkeboom jr. In dat jaar werd eerst nog gepoogd een huurder/pachter te vinden, maar - om de schuldeisers zo veel mogelijk tegemoet te komen - kwam de zaak uiteindelijk onder de hamer. In de tweede helft van 1923 zijn advertenties geplaatst waarin ‘Openbare Verkooping’ van de ‘kapitale boerenhofstede Vechthoeve’ werd aangekondigd. En tegen het einde van het jaar was er ook een oproep vorderingen of schulden te melden - op zes december gevolgd door een zogenoemd ‘boelhuis’ – dat is een door de deurwaarder uitgevoerde particuliere verkoop van roerende goederen, met inbegrip van de veestapel.37 In hetzelfde jaar verdween Dikkebom jr. uit de omslagen van de polderlasten.38 En een paar maanden later vertrokken Dikkeboom jr. en echtgenote Catharina Floor naar Amsterdam, waar ze op 10 juni 1924 werden ingeschreven op een van de (hun van oudsher bekende) adressen: Haarlemmerdijk 51II. Antoon jr. was inmiddels broodventer, maar zelfs toen was het leed nog niet geleden, want rond 9


Bron: Beeldbank Rijkswaterstaat

VITRUVIUS

6 - De Vechthoeve op 7 december 2013 op weg naar de nieuwe locatie, 500 m verderop langs de Vecht. De Vechthoeve is daar onderdeel van de zorgboerderij Hoogerlust. 1935 volgde ook nog een echtscheiding. Hij stierf uiteindelijk in 1951 – de laatste tientallen jaren vermoedelijk in onmin levend met zijn vader en stiefmoeder, van wie hij immers (een deel van) het kapitaal erdoor had gejaagd: zo komt de naam Antoon jr. niet voor onder de rouwadvertenties waarin zijn vaders overlijden bekend werd gemaakt! De Vechthoeve: 1923-2020 Nadat de Vechthoeve en de bijbehorende gronden in de verkoop waren gegaan, ontstond er opnieuw een periode van onduidelijheid. Corona is zeker een van de oorzaken van de mist die er gedurende een aantal jaren bestaat, maar deze keer is dat niet zo erg. Zoveel is wel zeker, dat Henricus van Wees, de eigenaar was van de veel kleinere, zuidelijk aan de Vechthoeve grenzende veeboerderij Vechtwijck. Vechtwijck was toen vermoedelijk een vrij eenvoudige boerderij op T-vormige plattegrond. De twee boerderijen verschenen in 1903 voor het eerst – scherp omlijnd - op het kort tevoren bijgewerkte blad 368 van de Chromo-Topographische Kaart 1:25.000. Of Vechtwijck geheel of slechts gedeeltelijk in hout was opgetrokken, wordt uit de weinige beschikbare afbeeldingen niet duidelijk. De eerste keer dat (een deel van) de Vechthoeve op de markt kwam (eind 1923), heeft Henricus van Wees mogelijk nog niet meegeboden, maar in de jaren ’30 was hij wel van de par10

tij. Bij die eerste keer heeft ene J. Spelt de Vechthoeve vanaf 1925 voor een aantal jaren in pacht weten te krijgen en daarna heeft hij er een melkveebedrijf uitgeoefend.39 Deze Spelt, die eerder niet ‘geland’ was in de Bloemendalerpolder, huurde personeel in om de zaak draaiende te houden. Als adres noemde hij onomwonden: ‘Vechthoeve’, Muiden, of ook wel: Korte Muiderweg 30, Muiden.40 Henricus van Wees (1863-1937) was, behalve veehouder, vanaf ongeveer 1920 ook uitbater van de ‘Roomtuin’, een zogenoemd ANWB-bondscafé en theehuis, met hierbij een speeltuin, logies en zaalaccomodatie. De ‘Roomtuin’ was een houten bouwwerk onder zadeldak, met onder meer een ruime, aan drie zijden van vensters voorziene ‘gelagkamer’. Het gebouw werd in 2014 gesloopt - ongeveer ten tijde van de verplaatsing van de Vechthoeve. Kort na – maar misschien zelfs al iets vóór Henricus van Wees’ overlijden - waren de Vechthoeve en een deel van de bijbehorende gronden - in handen gekomen van ene familie Lang.41 In 1940 zetten twee zoons van vader Henricus het veebedrijf van hun vader voort en pachtten zij – zeker tot midden jaren ’80 - tezamen ook de Vechthoeve van deze familie Lang. Rond 1950 woonden er drie broers Van Wees naast elkaar. Na de dood van een van hen ontstond een conflict over de scheiding van Henricus’ boedel, dat in 1986 tot voor de Hoge Raad is uitgevochten en dat bemoeilijkt werd door over

NUMMER

55

APRIL

2021

en weer bestaande pacht- en eigendomsverhoudingen. In de jaren ’80 was de Vechthoeve als zodanig in handen gekomen van ene ‘Oom van Wees’, terwijl ene ‘Neef van Wees’ – zoon van de overleden broer - Vechtwijck bewoonde. Hun onenigheid kwam hoofdzakelijk voort uit het onderling wel of niet verschuldigd zijn van een pachtsom – al dan niet met terugwerkende kracht over decennia.42 De zaak is bij rechterlijke uitspraak beslist, maar of de verstoorde verhoudingen hiermee uit de wereld waren? Hoe het zij: leden van de familie Van Wees zouden de Vechthoeve tot 2000 hebben bewoond en zich er mede toe hebben beijverd het huis voor sloop te behoeden. Enkele jaren voor zij de zaak van de hand deden, zijn er opnamen gemaakt voor de jeugdfilm ‘Lang Leve de Koningin’. In de film zijn fragmenten te zien die een indruk geven van delen van het interieur.43 Vast staat dat in of kort voor 2010 de toenmalige eigenaar van het huis toestemming weigerde bodemonderzoek bij de Vechthoeve te laten uitvoeren.44 In de volgende en laatste periode voor de verplaatsing van de Vechthoeve vanwege de verlegging van de A1 was zichtbaar sprake van achteruitgang van het huis. Verschillende foto’s leggen hiervan getuigenis af. En toen projectontwikkelaars ook nog eens woningbouwplannen voor de Bloemendalerpolder rond kregen, leek het lot van de Vechthoeve alsnog bezegeld. Maar – zoals boven gezegd – het bouwwerk bleef gespaard, werd in 2013 verplaatst en de vroegere (houten) schuur linksachter het hoofdvolume zal in een modernere vorm worden herbouwd. In 2020 zou de Vechthoeve als nieuw onderdeel van de nabije zorgboerderij Hoogerlust een horecabestemming krijgen – Covid-19 gooide echter vooralsnog roet in het eten.45 De Vechthoeve kent een bewogen geschiedenis van ruim 120 jaar. Vechten om het bestaan van het huis lijkt deel van het bestaan ervan te zijn geweest. Niettemin mag met voldoende waarschijnlijkheid worden aangenomen dat het voortbestaan van dit icoon van de vroegere conflicterende belangen van defensie en economie nu in veilige handen komt als onderdeel van de Rijksmonumentenlijst en vooral als erkend onderdeel van het Werelderfgoed in ons land. Een ander aspect aan het voorgaande verhaal is het al genoemde feit dat uit dezelfde bronnen soms een andere geschiedenis valt te (re)construeren. Terwijl in het bijzonder leden van de families Dikkeboom en Van Wees in de documentaire


VITRUVIUS

NUMMER

55

APRIL

2021

over de verplaatsing van het huis zeggen terug te zien op een ‘glorieus’ verleden in en rond de Vechthoeve, zijn er volop tekenen en bewijzen dat pais en vree nogal eens ver te zoeken waren. In die zin vertelt zelfs de petite histoire van een groots huis iets anders dan je achter de houten gevels verwachtte aan te treffen. Noten 1 Zie: F. Niemeijer, 2020, Houten bouwwerken als Werelderfgoed; Meeliften met de Nieuwe Hollandse Waterlinie, 1-12. In: Vitruvius, jrg. 13, no. 52, 1-16. 2 De definitieve aanwijzing als Rijksmonument van een reeks kringenwetboerderijen en dito woningen heeft al veel te lang op zich laten wachten. Het lijkt dat er nu schot in zit. 3 Het adres veranderde hierdoor van Weesperbinnenweg 1 naar Weesperbinnenweg 11, Muiden. (Huidige gemeente Gooise Meren). 4 Voor een beeldverslag zie o.m.: https://bezoekerscentrum.rijkswaterstaat.nl/SchipholAmsterdamAlmere/?work=vechthoeve#.X740DbP_qOs 5 Zie: https://020apps.nl/mip/Muiden; Bouwadvies Groot Holland, 2009, resp. 2012 (Rapport T928 BHO inh 20120928). 6 Naar: Stijltermen MIP-reeks; h t t p s : / / w w w. e n s i e . n l / b e t e k e n i s / boerderijen-in-muiden. 7 Bereikbaar via: [Download de monumentendatabank / Extract_MRS (.zip, +/- 50 MB, dagelijks bijgewerkt)]; Zie ook: https://monumentenregister.cultureelerfgoed.nl/monumenten/530206 8 Arch. Gooien Vechtstreek, SSAN019.03.686.18726, Bev.Reg. Muiden, 1880-1900, A-G, 171. 9 De Gooi- en Eemlander, 20-01-1904, 1. 10 Ook 15-01-1859 wordt soms genoemd. 11 Zie: Behandeling der vraag betreffende de inrigting van eene ambachtsschool. […] (1858), 39. 12 M.E.C. Plemp (naar: J. Promnitz) (1873), De practische timmerman; Handboek voor architecten, timmerlieden, opzichters en leerlingen. [= Vol. I; Vol. II = Platen] 13 G.A. Amsterdam, http://archief. amsterdam/archief/5221.BT (no. 5221BT911642 resp. no. 5221BT911643). 14 Het Nieuws van den Dag, Kleine Courant, Tweede blad, 26-04-1883. 15 h ttps://isgeschiedenis.nl/nieuws/

de-lange-weg-naar-het-kiesrecht; In de overschrijving van Amsterdam naar Naarden wordt D 640 genoemd; in Naarden zelf staat D 646 vermeld. Het gaat hier om een oude kadastrale nummering, waarvan de concordans – als een direct gevolg van de coronaproblematiek - niet is geraadpleegd. 17 A. Verweij (2012), Vanouds Het Gooische Kaashuis, later de buurtwinkel van Wolvetang; Wetenswaardigheden over twee voormalige houten huizen aan de Lambertus Hortensiuslaan, 117-119 e.v. In: De Omroeper, jrg. 25, no, 31, 117126. In 1899 vond een vernummering plaats. Zie ook desbetreffende militaire kaarten. 18 h ttp://www.historischeinterieursamsterdam.nl/blog/afbraakhuizen-in-naarden/ ; A.C.J. De Vrankrijker (1981), Veranderen en aanpassen in het Gooi tussen 1874 en 1940, 78, 79. In: Tussen Vecht en Eem, jrg. 11, nr. 2, 69-83. 19 De Gooi- en Eemlander, 24-08-1895, resp. 16-09-1899. 20 D. Dekema (1999), Honderd jaar elektriciteit in Naarden. In: De Omroeper, jrg. 12, no. 4, 121-129. 21 N. Verhagen (2020a), Van Bussum naar Naarden (maar niet met de bus). In: Bussums Historisch Tijdschrift, jrg. 36, nr. 3, 4-6; Idem (2020b), Het uitbreidingsplan Naarden-Zuid van 1912. In: Idem, 7-11; Idem (2020c), De wording van Naarden-Zuid. In: Idem, 12-18. 22 Zie o.m.: G.A. Amsterdam, Bevolkingsregister 1874-1893, archiefnummer 5000, inventarisnummer 1756; Idem: Overgenomen delen, archiefnummer 5416, inventarisnummer 41, Gemeente: Amsterdam Periode: 1918-1919. 23 Zie bv.: Het Nieuws van den Dag: Kleine Courant, 05-06-1893, Tweede Blad, 5. Het directe gevolg was de oprichting van exploitatiebedrijven; C.A.L. Smit (2002), Omwille der billijkheid. De strijd over de invoering van de inkomstenbelasting in Nederland, m.n. 237-270. 24 P. & M. van GeIder (2004), ‘Timbertown’ nabij station Naarden-Bussum; Een speurtocht naar Sandtmann en zijn laan. In: De Omroeper, Jrg. 17, No. 2, 50-63; http://www.gooisemereninformatie.nl/naarden-menu/diversen/ historische-artikelen-2/964- sandtmann-george-ernst-august; 25 Zie o.m.: J.A. van der Hoeve (1993), Naarden; Gemeentebeschrijving 16

(herz.). Monumenten Inventarisatie Project [M.I.P.], Noord-Holland, 36, 37. 26 De Gooi- en Eemlander, 04-09-1907, 1; Idem, 04-01-1908, 1. 27 Algemeen Handelsblad, 19-01-1912, vierde blad, 13. 28 De Gooi- en Eemlander, 24-11-1917, 5. 29 Raad van State […] (1920), Deel: 59 (betreft 1919), 1399-1403. 30 Archief 07 Bloemendalerpolder (16591978), 22 Kohieren van de omslag over de landerijen, 1877-1928, div. fol. 31 De Gooi- en Eemlander, 27-06-1903, 2. 32 Algemeen Handelsblad, 26-07-1907, ochtendblad, 2. 33 Bijlagen behoorende bij het Rapport der Staatscommissie in zake mond- en klauwzeer, 1919, Bijlage V a, [1921], 18, 56. 34 De Gooi- en Eemlander, 27-06-1903, 2; Idem, 25-05-1912, 4. 35 Akten betreffende coöperatieve vereenigingen, 02-05-1917, no. 4716. 36 Nederlandsch weekblad voor zuivelbereiding en veeteelt; […], jrg. 24, 19181919, no. 49, 04-03-1919, derde blad, 2. 37 Zie o.m.: De Gooi- en Eemlander, 19-09-1923, 4; Idem, 29-11-1923, 3; Idem, 02-12-1923, 4. 38 Archief 07 Bloemendalerpolder (16591978), 22 Kohieren van de omslag over de landerijen, 1877-1928, div. fol. 39 Zie o.m.: De Boerderij [...], jrg 10, 19241925, no 19, 04-02-1925, zesde blad, 12. 40 De boerderij […], jrg 12, 06-10-1926, zesde blad, 10; Idem, jrg 15, 09-04-1930. 41 De familie werd niet teruggevonden onder de inwoners van Muiden. 42 Zie: http://tpr.be/logging/logpdf.php?file=content/1992/1992-401, 429 e.v.; HR, 08-07-1986, nr. 12650. 43 h ttp://www.muidenboeit.nl/GuideItems?Presentation=11&PresentationItem=1248; https://www.youtube.com/ watch?v=xaGf8Hp7_G4 44 S.M. Koeman (05-10-2010), [Synthegra Rapport S090241], 88, 92. 45 https://www.bussumsnieuws.nl/nieuws/ algemeen/177835/pippi-langkoushuiskrijgt-schuur-terug-in-modern-jasje

11


VITRUVIUS

NUMMER

55

APRIL

2021

Het stedelijk grid Dr. ir. N. de Vreeze Noud de Vreeze studeerde Bouwkunde aan de TU in Delft. Het grid is in principe een dambordpatroon, dat door de eeuwen heen en overal in de wereld is gebruikt als schema voor gronduitgifte, regulering van grondgebruik en onderlegger voor het ontwerp van steden en buurten. Het ontleent z’n succes aan z’n eenvoud: een schema dat op de achterkant van een enveloppe kon worden getekend, dat door iedereen in een oogopslag kon worden begrepen en waarmee met een paar eenvoudige regels over rooilijnen, bouwhoogte en misschien iets over toegestane functies in een trefzekere samenhang konden worden vastgesteld en gecontroleerd in het langdurige proces van stadsontwikkeling.1 Dit essay is het eerste van een drietal essays over het grid als stedenbouwkundig ontwerpprincipe. In het tweede deel zal nader worden ingegaan op de Nederlandse traditie van steden volgens een grid-patroon en in het laatste, derde, artikel zal de Noord-Amerikaanse traditie aan de orde komen. Vooral dat laatste is vermoedelijk van belang geweest, bijvoorbeeld toen koloniale machthebbers in de West-Europese landen grip wilden hebben op de economie van de nieuwe nederzettingen in gekoloniseerde gebieden in Zuid- Amerika. Investeringen in wegen, beveiliging en infrastructuur moesten rendabel en doelmatig zijn: opbrengsten moesten gewaarborgd kunnen worden in eenvoudige contracten met gronduitgifte als basis. De oudste tekeningen van nieuwe nederzettingen in de gekoloniseerde gebieden van Zuid-Amerika hebben de eenvoud van een dambordpatroon: rechthoekige kavels met één vaste maat in alle richtingen, een afgebakende rand ten opzichte van steile hellingen en een rivierbedding of kustlijn en enkele kavels die gereserveerd zouden zijn als centraal plein of als bouwgrond voor bijzondere bestemmingen. Voor een bestuur op afstand was eenvoud doorslaggevend voor succes. 12

Sublieme eenvoud & grenzeloze complexiteit Het grid werd daar niet alleen de basis voor het ontwerp van nieuwe steden, waarmee verleidelijke perspectieven voor toekomstige kolonisten in een ‘prospectus’ konden worden geschetst, maar het werd ook een overzichtelijk kasboek voor de registratie van kavels, gronduitgifte en grondexploitatie. (Zie bijvoorbeeld drie oude kaarten van Santiago de Chile uit de periode van stichting van de stad rond 1575). Zo’n eenvoudig schema voor het ontwerp van een nieuwe nederzetting waarborgde een grote mate van flexibiliteit in wat als bebouwing toegestaan kon worden, zowel voor de allereerste initiatieven als voor latere aanpassingen. Als de maten goed gekozen waren dan konden veranderingen in functies en gebouwen over vele eeuwen een plaats krijgen: zonder het grid aan te passen kon de bebouwing zich ontwikkelen volgens steeds nieuwe inzichten. Met het grid als uitgangspunt konden woeste en lege gebieden overal in de wereld ontsloten en ingedeeld worden en zo de basis vormen voor een niet voorspelbaar moderniseringsproces. Een eenmaal vastgesteld grid werd een robuuste schakel in de tijd, tussen de oorspronkelijke bebouwing en die van recentere datum. Een stadsplattegrond waarin radicale veranderingen in gebruik en in bebouwing mogelijk zijn wordt door stedenbouwkundigen ‘sterk’ genoemd.2 Met goed gekozen maten voldoen steden op basis van een grid vaak aan die kwalificatie. De beroemdste voorbeelden voor dit vermogen om veranderingen te faciliteren zijn ongetwijfeld Manhattan in New York (ontwerp: John Randel en de New York-Commissioners, ca. 1820) en de Eixample in Barcelona. (Ontwerp: Ildefons Cerdà, ca. 1865) Daar zijn niet alleen de lijnen van het oorspronkelijke ontwerp nog scherp zichtbaar, maar vooral ook de steeds weer radicaal vernieuwde invullingen.

1 - ‘Prospectus’ voor toekomstige Spaanse kolonisten met suggesties voor bebouwingsmogelijkheden, en een verleidelijke folder over de idyllische omgeving die zou ontstaan aan de Rio Mepocha, die zou uitgroeien tot een miljoenenstad, Santiago de Chile (1550 – 1600). Gronduitgiftekaart Santiago de Chile, Zuid-Amerika, met namen van eigenaren, 1575


VITRUVIUS

NUMMER

55

APRIL

2021

Oorsprong en ontwikkeling Weinig fenomenen in de geschiedenis van de menselijke cultuur zijn zo duurzaam gebleken als het ‘grid’, dat als onderlegger voor stedenbouwkundig en stedelijke ontwikkeling bruikbaar èn aanpasbaar is gebleken in verschillende omstandigheden. Het is als ordenend schema voor primitieve nederzettingen en later voor stadsontwerpen en stedelijke ontwikkeling al minstens tienduizend jaar toegepast in verschillende culturen, die onderling geen aantoonbare connecties hadden. In oude en nieuwe steden is het verreweg het meest voorkomende principe van ruimtelijke ordening: het regelmatige patroon van rechthoekige bouwkavels aan haaks op elkaar staande parallelle straten. Met deze eenvoudige grondslag is een eindeloze variatie in stedelijke structuren ontstaan, soms met een eeuwenlange ontwikkeling van invullingen en aanpassingen. De stadshistoricus Kostof vindt de vraag naar de uitvinding van het grid een overbodige vraag, “…perhaps as asking who invented the right angle”. Hij verwijst in zijn “The City Shaped, Urban Patterns and Meanings Through History” naar de oudst bekende steden op basis van een grid: Hindu steden in de Indus vallei en Chinese steden van de Tang dynastie, beide van voor de 7de tot de 9de eeuw BC. Hij veronderstelt dat aan de richting van straten soms kosmische verschijnselen ten grondslag lagen en dat in de stedelijke compositie van functies binnen het grid altijd een cruciale positie werd toegekend aan heilige plaatsen, bouwwerken die een dynastieke macht tot uitdrukking brengen en het openbaar bestuur (Jaipur, afb. 5). De idealistische component. De ambitie om rationele, gezonde en aantrekkelijke steden te ontwikkelen volgens een grid-patroon past in een lange traditie van idealistische beschouwingen, waarin de ongeplande stad tegenover de geplande stad wordt geplaatst. Daarbij zou het grid het winnen door de grote kans op een weloverwogen, rationele vorm, die doelmatig kon zijn en die zou voldoen aan het utopische ideaal van gezonde leefomstandigheden, veiligheid, rechtvaardige toegang tot publieke voorzieningen en een harmonieuze sociale ordening. Er is een lange lijn van filosofische traktaten, waarin een grid wordt voorgesteld als ideaal basispatroon voor stedelijke nederzettingen.

2 - Manhattan, New York, Uit: J. Heeling e.a., SUN (2002) blz. 14, naar een tekening van J. Stübben.

3 - Eixample Barcelona, Uit: Busquets (2004) pag. 12 Een regelmatige ordening van ruimte en functies in steden is vaak de focus geweest voor denkbeelden over de ideale samenleving. Daarbij speelden fantasieën over efficiënte en rationeel te bouwen en te beheren steden een rol die een gezonde leefomgeving zouden bieden en die doelmatig in gebruik en elegant en overzichtelijk in uiterlijke verschijningsvorm zouden zijn. Het gaat zowel om idealistische beschouwingen over abstracte paradijselijke utopieën, uitgewerkt in schema’s en modellen, als om idealistische en hooggestemde argumentaties bij concrete bouwplannen. Het mag duidelijk zijn dat een en ander, direct of indirect, aan elkaar verbonden is. De ontmoeting van deze twee werelden is bijna altijd gebaseerd op het afwijzen van de chaotische, ongezonde, armoedige en niet goed doordachte vorm van

steden, zoals die bijna overal ter wereld en in alle tijden gebruikelijk waren. In de rijke geschiedenis van illustraties bij stedelijke utopieën stuiten we vaak op bewerkingen van de cirkel en het vierkant, en soms op een combinatie van beide. Ze zouden staan voor het eeuwige en het goddelijke enerzijds en het aards volmaakte en harmonieuze anderzijds. In de permanente strijd tussen idee en werkelijkheid wint de rechthoekige vorm het van de cirkel. De rechthoekige vorm is bruikbaarder gebleken: het is de uitdrukking van een weloverwogen menselijke orde en vooral ook een praktische manier om land te meten, in regelmatige percelen te verdelen en wegen aan te leggen volgens een rationeel patroon.3 13


VITRUVIUS

NUMMER

55

APRIL

2021

5 - Jaipur, India

6 - Tenochtitlan en de Golf van Mexico ( 1524) en L’idea della architettura universaLe, Vincenzo Scamozzi, ( 1615) Uit: Eaton, R., (2001) Op wereldreis op je scherm Google Earth is een wonderbaarlijke bron van informatie over het grid als stedelijk patroon en als je de smaak eenmaal te pakken hebt, maak je een wereldreis zonder dat je de deur uit hoeft. Overal zijn steden uitgedijd tot uitgestrekte erosies van de aardkorst. Bij de vormgeving van deze stedelijke explosies is vaak gekozen voor de eenvoud van het grid als onderliggende structuur. In verreweg de meeste steden en dorpen werd niet gekozen voor gecompliceerde verkavelingen, die geologische karakteristieken van het onderliggende landschap, van rivieren, kustlijnen of bergranden volgen. Afwijkende structuren kunnen ook gebaseerd zijn op vaak niet meer

te achterhalen historische besluiten over grenzen van grondeigendommen of op de behoefte aan een origineel, lieflijk en schilderachtig patroon van bouwblokken, straten en pleinen. Het rationele en functionalistische ‘grid’ is overal te vinden: het is de stedelijke structuur die het vaakst wordt toegepast, soms heel oud, soms heel nieuw, maar altijd herkenbaar als rechthoekig stratenpatroon met ‘velden’ of ‘eilanden’ voor bebouwing, waarmee veelal ook een onderscheid wordt vastgelegd tussen het publieke en het private domein in de stad. Daarbij is de uitwerking van het patroon in maten, functies, architectonische vormen, stedelijke dynamiek en economische waarde

“The virtue of the grid is precisely in being a conceptual formal order, non-hierarchical, neutral, until it is infused with specific content. The grid is free both of malerisch incident and ideological posturing. It is repetitive, homogeneous, even redundant. And because it is so, it calls us both to respect it and to complete it. Our task as designers becomes one of celebrating its commonality, while teasing it into calibrations it does not promise as a two-dimensional plan on the ground. The grid carries no inherent burden of its own. The grid is what we do with it.” - S. Kostof, “The city shaped. Urban Patterns and Meanings Through History”, London 1991, blz. 157 14

overal anders. Eadem sed aliter. Noten Dit essay pretendeert niet een volledig beeld te schetsen van het ‘grid’ als bijzonder stedenbouwkundig ontwerpprincipe. Het is een eerste verkenning naar een veelzijdig historisch fenomeen. Enkele beschouwingen en illustraties in dit essay zijn ontleend aan een studiereis van Architectura et Amicitia naar Chili, najaar 2017 2 Zie: Heeling e.a. 3 Zie; Eaton, R., “De ideale stad”, blz. 26 e.v. 1

Bronnen - Busquets, J., “Barcelona, the urban evolution of a compact city”, Harvard University, Graduate School of Design Nicolodi, Roverero, Italië, 2005. - Eaton, R., “De ideale stad. Utopia en de {niet) gebouwde omgeving.” Mercatorfonds Antwerpen, 2001 - J. Heeling, e.a., “Het ontwerp van de stadsplattegrond”, TU Delft, SUN, Amsterdam 2002 - Kostof, S., “The city shaped, Urban Patterns and Meanings Through History”, Thames & Hudson, London, 1991


Acht Gridstructuren, vindplaats Google-Earth, verzameling NdV ‘Stedelijke weefsels’, Amsterdam april 2010

VITRUVIUS

NUMMER

55

APRIL

2021

7 - El Fashur, Darfur

8 - Juarez, Mexico

9 - New York, Brooklyn, Verenigde Staten

10 - Teheran, Iran

11 - Bagdad, Irak

12 - Caïro , Egypte

13 - Mannheim Centrum, Duitsland

14 - Amsterdam, Jordaan, Nederland 15


VITRUVIUS

NUMMER

55

APRIL

2021

Jan en Kees Dunselman | Bernadette van Hellenberg Hubar Erfgoedprofessional & schrijver vanhellenberghubar.org

Een kwestie van factuur Deel 2

Het eerste deel van het dubbel artikel over Jan en Kees Dunselman, in het oktobernummer van Vitruvius (2020) zijn we gestart met het toen schrikwekkende nieuws dat museum Ons’ Lieve Heer op Solder met sluiting werd bedreigd. Dit was schokkend, omdat dit onvermijdelijk gevolgen zou hebben voor de ateliercollectie van Kees Dunselman die eind vorige eeuw door de familie in bruikleen is gegeven aan dit museum. Wie de nieuwsberichten en de sociale media heeft gevolgd, weet dat het goed afgelopen is met Ons’ Lieve Heer op Solder.1 Maar dit goede nieuws ten spijt, was de toekomst van de ateliercollectie nog altijd onzeker. We zijn blij met het verheugende nieuws, dat de collectie begin dit jaar door de familie in bruikleen is gegeven aan het KDC (Katholiek Documentatie Centrum) in Nijmegen.2 Wat helemaal mooi is, is dat het verenigd kan worden met het fonds Dunselman dat daar al ligt. Applaus voor het KDC! Terug naar het verhaal over de gebroeders. Het eerste artikel zijn we geëindigd met de vraag wat de Beuroner school betekende voor de twee kunstenaars (afb. 1). Dat leggen we hieronder uit, waarna we verder gaan met een van de meest elementaire vragen waarvoor onderzoekers en restauratoren zich gesteld zien bij het oeuvre van deze kunstenaars: wie maakte er nu precies wat, en hoe kun je dat aan hun werk aflezen? Deze vraag werd in 2017 hyper actueel bij het op een eigentijdse manier terugbrengen van het concept van Kees Dunselman in de kathedraal van Rotterdam (afb. 2).3 Het antwoord diende zich aan door een bijna vergeten begrip in de kunstkritiek als uitgangspunt te nemen: factuur of makelij.4 16

Herkomst: Wikimedia - Daniel Vorndran DXR 2014.

Marij Coenen Redacteur & fotograaf vanhellenberghubar.org

1 - De uitmonstering van de abdij van Sint Hildegard te Rüdesheim aan de Rijn (Duitsland, 1907-1913) is een van de meest kenmerkende en gaaf bewaarde gebleven voorbeelden van de Beuroner school. De maker, pater Paulus Krebs, hoorde tot de artistieke kern van de abdij van Beuron. Beuroner school Het is beslist een van de grote raadsels in de kunst rond 1900: hoe de archaïsch opgezette kunst van een groep benedictijner monniken zo’n hype heeft kunnen worden, niet alleen in kerkelijke kring, maar ook bij de avant-garde van Europa. Dat laatste bleek toen de kloosterschool van Beuron een aparte zaal mocht inrichten bij de Wiener Sezession in 1906, naast Gustave Klimt die er weg van was. Voor Nederland begon de Beuroner opmars toen Mathieu Lauweriks, bevriend met Joseph Cuypers, een samenvatting publiceerde van de schoonheidsleer van de voorman van de Beuroner school, pater Desiderius Lenz (1898). Later, in 1902, hield Jan Stuyt een lezing over deze kunstschool voor De Violier. Niet alleen Joseph Cuypers en Jan Dunselman zaten in de zaal – of Kees er was, vertellen de anna-

len niet – maar ook Antoon Derkinderen, Jan Toorop en R.N. Roland Holst.5 Wat vermoedelijk het meest aansprak was de combinatie van spiritualiteit en terugkeer naar de oorsprong van de schilderkunst, die Lenz stilistisch herleidde tot de Egyptenaren en de Griekse vaasschilderkunst. Daarbij was hij overtuigd van de geometrische samenstelling van het ideale menselijk lichaam, gebaseerd op de uitspraak in het deuterocanonieke boek Wijsheid dat God alles met maat, getal en gewicht geschapen had. Inhoudelijk greep hij terug op de beeldformules van de vroegchristelijke kunst. De Beuroner kunst was dan ook hiërarchisch, statisch en archaïsch, met name als het om de kunst ging die in de ‘hemel’ van de kerk werd aangebracht: in verticale zin, de hogere delen van de muren, en in horizontaal


NUMMER

55

APRIL

2021

Foto: bvhh.nu 2018.

VITRUVIUS

2 - De schildering van Jojanneke Post van Davique Sierschilderwerken op basis van het verdwenen werk van Kees Dunselman (1929). In het centrum zetelt Christus Koning met het heilig Hart. Hij wordt omringd door engelen in pasteltinten en de evangelisten in sterk gekleurde gewaden op de voorgrond. Op de achtergrond zitten de apostelen in overbelicht getinte kleding. Beneden in de apsis bevindt zich het Laatste Avondmaal van de hand van Jan Dunselman (circa 1922). ruimtelijke zin, het priesterkoor. Op dit onderscheid tussen aarde en hemel, schip en koorpartij, strijdende en overwinnende kerk komen we hierna nog terug.6 In Nederland zien we opvallend genoeg dat de kunstenaars wel de idealen van Beuron overnemen, maar niet de stijl. Jan Dunsel-

man is daar een prachtig voorbeeld van. Weliswaar respecteert hij de hiërarchie van de vroegchristelijke monumentale kunst, die hij in Rome en Ravenna op locatie heeft kunnen bestuderen, maar hij blijft zijn hemels bevolken met volle figuren van vlees en bloed, zoals de kroning van Maria in de kalot van de Lourdeskapel laat zien. Geen

ascetische en streng gestileerde lijven en koppen in vlakke kleuren, maar personen met een huid, waaronder de aders kloppen en in gewaden die hier met een zeer weelderige plooival een lichaam omhullen. Jan blijft een historieschilder in hart en nieren, trouw aan zijn metier, maar ontvankelijk voor vernieuwingen. Het zal niet verbazen 17


VITRUVIUS

van zijn broer is de voorkeur voor een aparte stijl en factuur (vakterm voor makelij, het handschrift van de schilder) voor de weergave van hemel en aarde. Dit zien we in dezelfde tijd bij collega’s als Joan Collette en Joseph Cuypers, en vooral niet te vergeten de Groninger kerkschilder F.H. Bach. Voor het wereldse werd een meer plastische, haptische uitbeelding gekozen, terwijl de

Herkomst: RCE Beeldbank-Sjaan van der Jagt/Pixelpolder 2012.

dat de veertienjaar jongere Kees die bij de entree van Beuron in Nederland een twintiger was, nog sterker open stond voor de nieuwe christelijke monumentale stijl die uit Duitsland over kwam waaien. Vergelijken we zijn werk met dat van zijn broer dan is de naald van de weegschaal verschoven naar minder historieschilderkunst en meer Beuron. Waarin hij in ieder geval verschilt

APRIL

2021

Palet en factuur Bij het onderzoek van het palet van Kees Dunselman hebben we – hoe paradoxaal dat ook klinkt – in eerste instantie gebruik gemaakt van de historische zwart-witfoto’s.8 Op basis daarvan kunnen al behoorlijk veel conclusies getrokken worden, omdat donkere partijen met een andere verzadigingsgraad corresponderen dan de lichte partijen. Maar dat is niet het enige, want het beeldmateriaal laat verder zien dat er een groot verschil zat tussen het palet van Jan en Kees in de apsis. Dat het hierbij niet om een individueel onderscheid gaat, blijkt als je daarnaast het kleurengamma plaatst van de staties van Kees in de Obrechtkerk (afb. 11, deel 1) en dat op zijn beurt vergelijkt met de toonzetting van de kruisweg van Jan in de kathedraal (afb. 10, deel 1). Niet alleen de omringende kleuren van de materiaalpolychromie speelden een rol, maar ook – bij Kees – het uit te beelden verschil tussen hemel en aarde: de verticale geleding in de strijdende kerk beneden en de ecclesia triumphans boven. Nu was het al gebruikelijk in de architectuurkleuring om van beneden naar boven steeds minder zwaar verzadigde kleuren toe te passen; maar bij de Nederlandse vertaalslag van de Beuroner uitgangspunten gingen specialis-

4 - Jan Dunselman, Het Laatste Avondmaal in de Nicolaaskerk te Amsterdam (1913-1928). 18

55

hemeling vooral vlak, optisch en etherisch werden neergezet. In meer algemene zin hebben we dit facet van de monumentale kerkelijke schilderkunst behandeld in De genade van de steiger.7 De vertaalslag van het concept van Kees Dunselman in de kathedraal van Rotterdam door Jojanneke Post bood een zeldzame gelegenheid om dit aspect nader te bestuderen.

Herkomst: RCE Beeldbank-Sjaan van der Jagt/Pixelpolder 2012.

3 - Joan Collette, Joseph Cuypers en de Kunstwerkplaatsen Cuypers & Co, De uitmonstering van de apsis van de Laurentiuskerk te Dongen (1923) met de hemel in de kalot en de aarde eronder: als bemiddelaars tussen hemel en aarde zijn de heiligen als figuren van vlees en bloed op een pleisterlaag weergegeven. Collette heeft de hemel daarboven direct aangebracht op het metselwerk: het raster van het onderliggende voegwerk gaf – vergelijkbaar met mozaïek – het effect van een weefsel dat zorgde voor een minder zintuiglijk, etherisch aanzien.

NUMMER


NUMMER

55

APRIL

2021

Herkomst: RCE Beeldbank-Sjaan van der Jagt/Pixelpolder 2012.

VITRUVIUS

Foto: Abdij St. Hildegard, Rüdesheim-Eibingen.

5 - Kees Dunselman, Het Laatste Avondmaal in de Obrechtkerk te Amsterdam (1921-1925).

6 - Paulus Krebs o.s.b., Het Laatste Avondmaal, Abdij St. Hildegard, Rüdesheim am Rhein, (Duitsland 1907-1913). Voor de integrale uitmonstering van deze kerk zie afb. 1. ten als Kees Dunselman en Joseph Cuypers nog een stap verder, zoals het voorbeeld van de laatste in Dongen liet zien (afb. 3). Wat het anders maakte is de oplossing die – voor zover in dit stadium is te overzien – door Kees werd bedacht. Hij deed dat namelijk niet op het niveau van drager of stijl, maar van factuur: letterlijk is dat makelij, maar het wordt vaak gebruikt ter aanduiding van de penseelvoering of het handschrift van de schilder. Kortweg reserveerde hij de verza-

digde partijen in zijn werk voor de aardse actoren en de meer etherische tinten voor de hemelingen. Het onderscheid kun je prachtig zien door het Laatste Avondmaal van Jan in de Nicolaaskerk en dat van Kees in de Obrechtkerk naast elkaar te plaatsen (afb. 4 en 5). Kees koos voor een andere, meer vlakke factuur, waarbij het lijnenspel meer tekenachtig werd, onder meer door het aanzetten van

de contouren met een dikkere belijning. De uitwerking van de gewaden gebeurt bijna monochroom, waardoor er meer vlakwerking kwam, zelfs bij de plooien en het inkarnaat (de huidkleur). Ook de schaduwen vertonen minder nuances, doordat – zoals Jojanneke Post opmerkte – Kees hierin alleen grijszwarte of gelijkkleurige tonen toepast; dit in tegenstelling tot zijn broer die hierin complementaire kleuren gebruikt met als gevolg een warme uitstraling (afb. 19


VITRUVIUS

55

APRIL

2021

Herkomst RCE Beeldbank-Sjaan van der Jagt/Pixelpolder 2012.

7). Datzelfde verschil doet zich voor bij de lichte partijen, de ophoogsels, met in plaats van zwart grijswit. Het palet van Kees is, zeker wat betreft de gewaden, niet minder vol, maar veel beperkter. Waar Jan na de breed opgezette partijen – waarschijnlijk in caseïneverf – overgaat tot de detaillering in magere olieverf en een fijne factuur, laat zijn broer die bewerking achterwege.9 Hij houdt het op een meer globale, ruimere penseelstreek, met wat meer schematische toetsen, zoals de ophoogsels in het blauwe kleed van de apostel voor aan de tafel (afb. 8). Dit is in principe ook meer geëigend voor muurschilderkunst.

Herkomst RCE Beeldbank-Sjaan van der Jagt/Pixelpolder 2012.

7 - Details van het Laatste Avondmaal van Jan Dunselman in de Nicolaaskerk links en Kees Dunselman in de Obrechtkerk rechts. Paradoxaal genoeg gebruikt Kees minstens zo zware kleuren, maar oogt het als totaal toch meer etherisch, transparanter (afb. 4 en 5). Het fotomateriaal is vergelijkbaar, doordat fotograaf Sjaan van der Jagt heeft gewerkt met één systeem van targets.

8 - Details van het Laatste Avondmaal van Jan Dunselman in de Nicolaaskerk links en Kees Dunselman in de Obrechtkerk rechts (afb. 4 en 5). Voor de lichtglans in het blauwe gewaad gebruikt Kees heel schematisch witte stipjes, terwijl Jan deze uitwerkt met een heel palet aan nuances. Zo ook stofvoering door middel van complementaire kleuren in het bruine kleed bij Jan tegenover de meer monochrome en bredere factuur van Kees rechts. 20

NUMMER

Hoe Kees dit precies doet, is nauwelijks benoembaar, maar je zou bijna zeggen dat hij daarnaast een soort overbelichting toepast. Hierdoor laat het geheel paradoxaal genoeg ondanks het volle palet een haast transparante indruk achter op ons netvlies. Ook de technische uitwerking van de grijzige achtergrond draagt daar in belangrijke mate aan bij. Hiertegenover is het fond bij Jans Laatste Avondmaal warmgeel. In zijn factuur laat hij een kleurtoepassing zien die herinnert aan Delacroix – die dat op zijn beurt van Rubens had afgekeken – waarbij zowel het modelé als het weefsel van gewaden en huid wordt versterkt door naast elkaar liggende streepjes van verschillende kleuren. De kunstgrepen die de impressionisten tot hun handelsmerk zouden maken, waren al veel langer praktijk. Door deze factuur, de textuur van de gewaden en het modelé ontstaat, vergeleken met het werk van Kees, een soft focus waarin het licht glanst op de gewaden. Factuur en licht worden op een heel andere manier ingezet, alsof het om een olieverfschilderij gaat. Dat wordt bevestigd door de hoeveelheid retouches of pimenti die Jan op zijn werk aanbrengt.10 Dat Kees zijn palet terugbrengt tot een beperkt aantal tinten en een volle, maar vlakkere factuur hanteert, heeft te maken met zijn oriëntatie op de Beuroner school waarin hij rechtzinniger was dan Jan. Hierin laat zich ook dat leeftijdsverschil van 14 jaar voelen. Jan had al te veel ervaring en routine in zijn zelfontwikkelde stijl opgedaan om dat allemaal prijs te geven voor de benedictijner kunstdoctrine. Ook op dit punt hebben we een prachtig vergelijkingsobject, te weten het Laatste Avondmaal van een van de Beuroner kopstukken, pater Paulus Krebs, in de abdij van Sint


NUMMER

55

APRIL

2021

Herkomst b: KDC Nijmegen, Dunselmanarchief, nr Dt-89-Davique.nl 2017. Herkomst a en c: Beeldbank RCE- Sjaan van der Jagt/Pixelpolder 2012.

VITRUVIUS

9 - Tweemaal het palet en de factuur van Kees Dunselman in de Obrechtkerk: de minder verzadigde kleurvariant (c), die herkenbaar is in de twee engelen boven (a), zou waarschijnlijk de overheersende uitstraling hebben bepaald als het ontwerp in het midden (b) was uitgevoerd. Hildegard te Rüdesheim (Duitsland 19071913) (afb. 6).11 Opvallend is de statische dispositie van de apostelen die allemaal in dezelfde houding aan tafel zitten in gewaden met een sterk schematische, vrijwel uniforme plooival. In het kleurgebruik zit nog minder modelé dan bij Kees. Deze voorstelling die waarschijnlijk verspreid is via de vakbladen, heeft vrijwel zeker model gestaan voor de versies van de gebroeders Dunselman. Direct valt op dat zij allebei een heel wat dynamischere interpretatie geven aan dit bijbelse gebeuren: primair door de vormgeving van vermoedelijk Jan die – in

dat geval – door Kees overgenomen is; maar zeker ook door de uitvoering, waarbij Kees met zijn factuur en palet het midden houdt tussen zijn broer en de Beuroner monnik. Factuur en symboliek Wat nieuw is, is de symbolische lading waarmee dit gepaard ging. Dat laat vooral de kalot van de Obrechtkerk goed zien die veel minder etherisch oogt dan het Laatste Avondmaal en de roeping van Petrus in de koortravee ernaast. Wel is de factuur strak en gecontoureerd en is eveneens een beperkt aantal tinten gebruikt om de figu-

ren neer te zetten, maar de transparantie komt alleen overeen op het punt van de engelen (afb. 9). Zoals opgemerkt, heeft Kees Dunselman hier zijn oorspronkelijke ontwerp verlaten, dus mogelijk wilde zijn opdrachtgever een andere voorstelling die vroeg om een meer heldere uitvoering, ook in symbolisch opzicht (afb. 9, deel 1). Met de verzadigde kleuren lijkt benadrukt te worden hoe bepaalde hemelse figuren als blijvende bemiddelaars de mens bijstaan; op afstand, maar door hun haptische weergave toch dichtbij. Het doet denken aan de aanpak van Cuypers en Collette in Dongen 21


NUMMER

55

APRIL

2021

Foto bvhh.nu 2017.

VITRUVIUS

10 - Jan Dunselman, Detail van het Laatste Avondmaal in de apsis van de Laurentius en Elisabeth Kathedraal. Dunselman heeft hier een zwaarder palet en een lossere manier van schilderen - factuur - toegepast dan in de Nicolaaskerk. (afb. 3) en het werk van Kees in de kerk van Noordwijkerhout uit 1927 (afb. 11-12, Vitruvius 2018).12 Met de twee engelen aan de voet van Christus geeft Kees in de Obrechtkerk een indicatie van hoe het beeld eruit had gezien als hij de etherische opzet met de engelenkoren integraal had uitgevoerd (afb. 9). Het mooie van deze voorbeelden is dat het duidelijk niet gaat om scherpe tegenstellingen, maar om gradaties binnen een bandbreedte tussen de epische, kleurrijke romantische historieschilderkunst en de hiëratische, meer vlakke en tekenachtige Beuroner stijl. De differentiatie tussen hemel en aarde staat hierbij voorop. Dat wordt ten overvloede bevestigd door de versie die Jan in de aardse zone van de apsis in de Elisabethkerk heeft aangebracht, waar hij de apostelen vanwege de stenen arcade anders heeft moeten groeperen en uitmonsteren. Een extra opgave daarbij was dat de muurvelden tussen de pilasters niet de ronding van de apsis volgen, maar heel licht uitbollen als apsidiolen. Niet alleen heeft de 22

kunstenaar de figuren nog plastischer van vorm gemaakt, maar ook het palet is aardser en zwaarder. De factuur is veel eenvoudiger dan in de Nicolaaskerk, de penseelstreken zijn breed, in donker verzadigde verf, wat onder meer opvalt bij het bijna paarse blauw van de hemel. Ongetwijfeld heeft Jan hiermee ook een antwoord gegeven op de natuurstenen lambrisering van rood gemarmerde panelen, met grijs en groen gemarmerde lijsten (afb. 10). Conclusie en perspectief Het is duidelijk dat er nog veel te ontdekken is over de werkwijze van de gebroeders Dunselman en vooral ook dat het verschil in factuur een indicatie kan geven van wie nu precies wat heeft gedaan bij twijfelgevallen. Wil men dat in de toekomst systematisch op basis van de factuur kunnen doen, dan zal een centrale beeldbank aangelegd moeten worden met onderling vergelijkbare foto’s. Misschien de volgende uitdaging voor het Katholiek Documentatie Centrum, waar niet alleen het archief van de gebroeders Dunselman ligt, maar ook dat van Piet Ger-

rits, de gebroeders Asperslagh en Lambert Simon; allemaal kunstenaars die voor het voetlicht zijn geplaatst in De genade van de steiger.13 Naschrift Het dankwoord in deel 1 van dit dubbel artikel kan aangevuld worden met het Katholiek Documentatie Centrum (KDC) te Nijmegen (Tim Graas en Marieke Smulders). Voorts met Peter van Dael voor zijn suggesties bij de versie van deze analyse in Hubar e.a., Tussen Gabriel en Michael. Deel 2 kan geciteerd worden als: Hubar, Bernadette van Hellenberg en Marij Coenen. “Jan en Kees Dunselman. Een kwestie van factuur (deel 2)”. Vitruvius, onafhankelijk vakblad voor erfgoedprofessionals 15 (2021): 12-20. Alle foto’s in dit dubbel artikel vallen onder de Creative Commons licentie (CC BY-NCSA en in het geval van de RCE: CC BY-SA), dus onder voorbehoud van naamsvermelding (BY) en/of geen commercieel gebruik (NC).


VITRUVIUS

NUMMER

55

APRIL

2021

Bronnenlijst - “Advertentie C.A. Dunselman”. De Tijd  : godsdienstig-staatkundig dagblad. 29 januari 1908, Dag druk. Delpher Koninklijke Bibliotheek. http://bit. ly/2ugALyb. - “AMSTERDAM - Kerkhof ‘St. Barbara’”. De Maasbode. 6 juli 1922, Avond druk. http://bit.ly/2uUKXQg. - “Buitenveldert.” De Tijd : godsdienstig-staatkundig dagblad. 22 januari 1925, Dag druk. Delpher Koninklijke Bibliotheek. http://bit.ly/2uN1Vz4. - “C. DUNSELMAN †”. Algemeen Handelsblad. 16 maart 1937, Ochtend druk. Delpher Koninklijke Bibliotheek. http://bit.ly/2qa82Iq. - “Heilig Hart Kerk Lemelerveld - Historie”. Parochielemelerveld.nl, t.p.q 2013. http://bit.ly/2vxq6PU. - “Kees Dunselman”. Wikipedia, 17 oktober 2016. http://bit.ly/2ulMo8I (tekst: kleindochter Marjan Dunselman). - “Kennisgeving. Jan Dunselman en Kees Dunselman”. De Tijd: godsdienstig-staatkundig dagblad. 3 november 1917, Dag editie. Delpher Koninklijke Bibliotheek. http://bit.ly/2tTz7Ei. - “KERKNIEUWS - Schoonhoven”. De Tijd  : godsdienstig-staatkundig dagblad. 17 augustus 1909, Dag editie. Delpher Koninklijke Bibliotheek. http://bit.ly/2uHXt4F. - “KERKNIEUWS — Medemblik”. De Tijd  : godsdienstig-staatkundig dagblad. 21 juni 1903, Dag druk. Delpher Koninklijke Bibliotheek. http://bit. ly/2z7Cgjz. - “Kruisweg”. KRO, z.j. https://www.kro. nl/katholiek/abc/kruisweg. - “KUNST EN LETTEREN - Jan en Kees Dunselman.” De Tijd : godsdienstig-staatkundig dagblad. 2 november 1917, Dag editie. Delpher Koninklijke Bibliotheek. http://bit.ly/2tcGlo4 - “KUNST EN LETTEREN. Een zilveren jubileum.” De Tijd : godsdienstig-staatkundig dagblad. 21 juli 1906, Dag druk. Delpher Koninklijke Bibliotheek. http://bit.ly/2tpxDyO - “Leidsche Courant - Noordwijkerhout. Het 12 1/2-jarig bestaan der St. Josephs-parochie.” Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken, 1 juni 1929. http://bit.ly/2umMHA0. - “Pius X Jubileerend Te Rome - Te Amsterdam”. Nieuwe Venlosche courant. 19 november 1908, Dag editie. Delpher Koninklijke Bibliotheek.

http://bit.ly/2uFCZtI. - “Prijsvraag”. Delftsche courant. 7 november 1911, Dag editie. Delpher Koninklijke Bibliotheek. http://bit. ly/2tY8Cfn. - “R.K. St.-Martinuskerk in Medemblik | betekenis en definitie door Monumenten in Noord-Holland”. Ensie, 26 mei 2017. http://bit.ly/2xGqHn1. - “UIT ANDERE PLAATSEN. Polychromie St. Lebuinuskerk te Deventer.” De Tijd : godsdienstig-staatkundig dagblad. 30 augustus 1927, Dag druk. Delpher Koninklijke Bibliotheek. http://bit. ly/2tAKYIB. - AT5 Echt Amsterdams Nieuws. ‘Sluiting dreigt voor Ons’ Lieve Heer op Solder: “Ik ben verbijsterd”’, 5 augustus 2020. https://bit.ly/2XIiUQK-Dunselman. - Baar, Jan. “Kees Dunselman, schilder van de kruisweg”. Werinon, Parochie H. Maria Hemelvaart, Nederhorst den Berg en Nigtevecht 1811-2011, Uitgave Historische Kring Nederhorst den Berg, 79 (2011): 47–51. http://bit.ly/2vAt6v0. - Bremer, Rob, en Wil Werkhoven. “Conservering en restauratie van de figuratieve beschilderingen van Jan Dunselman”. Een “Kathedraal” aan het IJ : de restauratie van de Sint Nicolaaskerk voltooid, Bulletin Stichting Vrienden van Museum Amstelkring, 17 | http:// bit.ly/2tkNHkS (1999): 21–27. - Catharijneconvent. “Kerkcollectie digitaal”. kerkcollectie.catharijneconvent. nl, t.p.q. december 2015. http://bit. ly/2kLrNI6. - Crols, Roger. “Gesjabloneerde polychrome afwerking van stucplafonds en wanden”. Koldeweij, E. F., Michiel van Hunen, en Taco Hermans, red. Stuc: kunst en techniek. Amersfoort: Zwolle: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed; Waanders, 2010, 352–67. - Cuypers, Joseph Th.J. “Biographie (typoscript van levensdata)”, 1927 (aangevuld 1932). Collectie Joseph Cuypers Gemeentearchief Roermond. - Cuypers, Joseph Th.J. “Dr. Ariëns. Persoonlijke herinneringen in verband met zijn karakter (conceptartikel)”, 1935. Katholiek Documentatie Centrum. Archief A.M.A.J. Ariëns. http://bit. ly/2pXWrNp. - Dael, Peter van. “De kerkschilder Jan Dunselman”. Een “Kathedraal” aan het IJ : de restauratie van de Sint Nicolaaskerk voltooid, Bulletin Stichting Vrienden van Museum Amstelkring, 17

(1999): 6–9. - Delrue, Mark. “Verloochening en Belofte Luc Hoenraets Kruisweg van de liefde in de Sint Pauluskerk in Langemark | Vlaanderen. Jaargang 58”. DBNL, 2009. http://bit.ly/2rsa4EA. - Didron, Adolphe Napoléon, en Dionysius van Fourna. Manuel d’iconographie chrétienne, grecque et latine : avec une introduction et des notes / par M. Didron ; Traduit du manuscrit byzantin, Le guide de la peinture. Vertaald door Paul Durand. New York  : B. Franklin, 1845. http://bit. ly/2CBII58-Archive2org. - Dukker, fotograaf, G.J. “Willemsparkweg 50 Amsterdam, architect Joseph Th.J. Cuypers in opdracht van kerkschilder Jan Dunselman (1885; 1889)”. Beeldbank van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, 1998. http://bit. ly/2t5F953. - Herwaarden, J. van. Een profane pelgrimage naar de Middeleeuwen: opstellen van Jan van Herwaarden over geloof en samenleving in de laatmiddeleeuwse Nederlanden. Uitgeverij Verloren, 2005. http://bit.ly/2tARuL4. - Hubar, Bernadette van Hellenberg en Marij Coenen. “Jan en Kees Dunselman. Kerkschilders van niveau (deel 1)”. Vitruvius, onafhankelijk vakblad voor erfgoedprofessionals 14 (2020): 18-25. - Hubar, Bernadette van Hellenberg, en Ingrid M.H. Evers. “De muur moet droog zijn. Werkdocument inzake de collegestof over technieken van A.J. Derkinderen Rijksacademie van Beeldende Kunsten te Amsterdam.” Ohé en Laak, 2011. http://bit. ly/2A1LAFA-Derkinderen. - Hubar, Bernadette van Hellenberg, met medewerking van Jojanneke Post (Davique Sierschilderwerken) en Marij Coenen. Tussen Gabriel en Michael. De schilderingen naar Kees Dunselman in de Laurentius & Elisabeth Kathedraal te Rotterdam. Rotterdam: HH. Laurentius & Elisabethparochie, 2018. http:// bit.ly/VanHH-LauElKat-download - Hubar, Bernadette van Hellenberg. ‘Een tweede Salomon in Rotterdam. De context van de schilderingen van Kees Dunselman in de Laurentius & Elisabeth Kathedraal te Rotterdam’. Vitruvius, onafhankelijk vakblad voor erfgoedprofessionals 11 (2018): 19–25. http://bit.ly/2IJISdn-VanHH2org. 23


VITRUVIUS

- Hubar, van Hellenberg, Bernadette C.M. De nieuwe Bavo te Haarlem: ad orientem - gericht op het oosten. Zwolle; Haarlem: Wbooks ; Stichting Kathedrale Basiliek Sint Bavo, 2016. - Hubar, van Hellenberg, Bernadette C.M., Angelique Friedrichs en G. W. C. van Wezel. De genade van de steiger: monumentale kerkelijke schilderkunst in het interbellum. Zutphen: Walburg Pers, 2013. - Janssen, J. Th. 1881-1981 Onze Lieve Vrouw Hemelvaart.100 jaar parochiekerk in Loosduinen en wat daaraan vooraf ging. Den Haag: Coördinatiecommissie Eeuwfeestviering O.L.V. Hemelvaart Kerk, Loosduinen in opdracht van het kerkbestuur, 1981. http://bit.ly/2vxmE7Z. - Kalf, Jan. “Derkinderen’s ontwerpen voor de ontvangstzaal ter Koopmansbeurs te Amsterdam”. Van onzen tijd jrg 6, 1905/1906 [volgno 2], 1906, 250–59. Delpher, http://bit.ly/2xBiTym - KDC. ‘Kunsthistorisch nieuws! Het archief en een groot aantal ontwerpen en voorstudies van de kunstschilders Jan en Kees Dunselman komen naar het KDC.’ Facebook | Katholiek Documentatie Centrum - KDC, 7 januari 2021. http://bit.ly/38rLEmF-GvdS. - Kuyk, Elsa. ‘De Heer zit weer op Solder’. Utrecht Religie Forum, 3 september 2020. http://bit. ly/3s4QRID-Kerk-cultuur. - Leeuwen, A. J. C. van. Pierre Cuypers, architect (1827-1921). Cultuurhistorische studies. Zwolle : Amersfoort/Zeist: Waanders ; Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten, 2007. - Looyenga, A.J. “Cuijpers, Josephus Theodorus Joannes (1861-1949)”. Huygens ING | KNAW, 12 januari 2015. http://bit.ly/2wPtyG2. - Msbd (Maasbode). “Leidsche Courant | C.A. Dunselman +”. Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken, maart 1937. http://bit.ly/2vytha6. - Pieterse o.f.m., Edm. “Letteren en Kunst. Beschildering in de R. K. Kerk te Oudewater”. De Maasbode. 3 juni 1911, Ochtend editie. Delpher Koninklijke Bibliotheek. http://bit.ly/2t3Cs0F. - Potters, Marja, David Mulder, en Thijs Stobbe. Inventaris van het archief van het architectenbureau Cuypers 18501958. (via Evernote). Rotterdam: Nederlands Architectuurinstituut (Nai), 2008. 24

http://bit.ly/2vOX1iS. - RCE. “Rijksmonument 521890: R.K. Kerk O.L.V. Hemelvaart Oude Tonge - Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed”. Monumentenregister.nl, 2001. http://bit.ly/2usEs5M. - Reliwiki. “Noordwijk, Van Limburg Stirumstraat 26 - Sint Jeroenskerk - Reliwiki”, t.a.q. 2017. http://bit. ly/2vxvkLA. - Reynaerts, Jenny. “De jaren aan de Rijkacademie. Allebé als hoogleraar en directeur (1870-1906)”. In: Wiepke Loos en Carel van Tuyll van Serooskerken, Waarde heer Allebé: leven en werk van August Allebé, 1838-1927. Zwolle: Waanders, 1988, 53-71. - Schillemans, Robert. “Jan en Kees Dunselman, schilderingen voor Amsterdamse kerken”. Een “Kathedraal” aan het IJ : de restauratie van de Sint Nicolaaskerk voltooid, Bulletin Stichting Vrienden van Museum Amstelkring, 17 (1999): 10–20. http://bit.ly/2tkNHkS - Schott, Paul. “Metamorfose apsis Bonifatiuskerk”. HVR-Jaarboek | Heemkunde Vereniging Rijswijk, 2012, 92–97. - Smits, X. “KUNST EN LETTEREN - Het Hoogkoor der Rozekranskerk te Amsterdam”. De Tijd : godsdienstig-staatkundig dagblad. 18 maart 1922, Dag editie. Delpher Koninklijke Bibliotheek. http://bit.ly/2i0PfjI. - Thijm, J.A. Alberdingk. De Heilige Linie, proeve over de oostwaardsche richting van kerk en autaer als hoofdbeginsel der kerkelijke bouwkunst. Sterck, J.F.M., red., J.A. Alberdingk Thijm, werken IV, kunst en oudheidkunde I. Amsterdam/ Den Haag: C.L. van Langenhuysen, Martinus Nijhof, 1909. http://bit.ly/ Thijm-HeiligeLinie-Kompozitie. - Timmermans, Huub, Margaret Timmermans, en Elly van Rooden. “125 jaar Sint Urbanuskerk - Nes aan de Amstel 1891 - 2016 - jubileumkrant”. UrbanusparochieNes.nl, 2016. http:// bit.ly/2ukgf1l. - Timmers, J.J.M. Symboliek en iconographie der Christelijke kunst. Roermond-Maaseik: J.J. Romen & Zonen, 1947. - Will, Chris. “Professor Allebé en de Prix de Rome, 1883 en 1884”. In: Wiepke Loos en Carel van Tuyll van Serooskerken, Waarde heer Allebé: leven en werk van August Allebé, 1838-1927. Zwolle: Waanders, 1988, 76–81.

NUMMER

55

APRIL

2021

Noten 1 Kuyk, ‘De Heer zit weer op Solder’. 2 KDC, ‘Kunsthistorisch nieuws! Het archief en een groot aantal ontwerpen en voorstudies van de kunstschilders Jan en Kees Dunselman komen naar het KDC.’ 3 Dit werk werd uitgevoerd door Jojanneke Post van Davique Sierschilderwerken; zie hiervoor het artikel in vakblad Vitruvius: Hubar, ‘Een tweede Salomon in Rotterdam’. 4 Voor een uitvoerige begripsomschrijving zie Hubar, De genade van de steiger, p. 470. 5 Hubar, De genade van de steiger, pp. 181, 360. Hubar, De nieuwe Bavo, pp. 52-57. Over de Beuroner sfeer in de Rotterdamse kathedraal in bredere zin zie Hubar, Post en Coenen, Tussen Gabriel en Michael, i.h.b. p. 47. 6 Hubar, De genade van de steiger, p. 175. Over de Beuroner school algemeen zie Hubar, De genade van de steiger, Beuroner kunst: pp. 118 (Bernard Molkenboer), 181-183, 190-193 (De Violier, Jan Dunselman); 261-263 (Beuron en Derkinderen); de Roomse Haagse School: pp. 121- 130 (rector J.B.W.M. Möller); 311-318 (Alex en Lou Asperslagh); Toorop en Beuron: pp. 272-276; 281305; Charles Eyck en Beuron: pp. 254260. Hubar, De nieuwe Bavo, pp. 52-57, 63-66. 7 Hubar, De genade van de steiger, pp. 190-193 (Beuron en Jan Dunselman), 222-223 (F.H. Bach; optisch versus haptisch), 234-237 (Joseph Cuypers en Joan Collette in Dongen). 8 Zie Hubar, Post en Coenen, Tussen Gabriel en Michael, i.h.b. pp. 10, 14, 70, 41, 42, 43. 9 Bremer en Werkhoven, ‘Conservering en restauratie’, p. 24. 10 Bremer en Werkhoven, ‘Conservering en restauratie’, p.24. 11 ‘Beuroner Kunstschule’, Wikipedia. 12 Hubar, ‘Een tweede Salomon in Rotterdam’, p. 23, afb. 11; p. 24, afb. 12. 13 Op dit punt is het betreurenswaardig dat de uitvoerige fotodocumentatie die in het kader van De genade van de steiger is gemaakt door toedoen van Gerard van Wezel van de RCE nog altijd niet integraal op de beeldbank van de RCE staat.


VITRUVIUS

NUMMER 55

APRIL 2021

VOOR U

gelezen

Het Landschap, De Mensen; Nederland 1850-1940. AUTEUR

Auke van der Woud UITGAVE

Promotheus RECENSENT

Rolf Wisseling D E TA I L S

Gebonden, 445 pagina’s; afbeeldingen in zw/w, met noten en bibliografie, personen- en zakenregisters, ISBN 978-90-4464-593-4 PRIJS

€ 29,99

D

e Nederlandse agrarische productie staat al meer dan een eeuw in dienst van de export en niet in die van de voorziening in de behoeften van de eigen bevolking. Althans niet in de eerste plaats. Enerzijds was zelfvoorziening van een groot deel van de plattelandsbevolking uitgangspunt en aan de andere kant was het afromen van waardevol surplus - om het op de internationale markt te brengen - van grote betekenis voor de nationale economie. Een land dat van oudsher niet vooropliep in de vervaardiging van industriële goederen, maar dat wel bekendheid genoot vanwege de export van onder meer kaas en boter en door transitohandel, dacht zich tot ver in de 19de eeuw te kunnen permitteren ‘voort te modderen’ op een manier die een scherpe tweedeling meebracht. Een tweedeling die de meesten die aan de verkeerde kant van de zuidwest naar noordoost gaande lijn van 5 m +NAP leefden, veroordeelde tot een marginaal bestaan. Het waren de bewoners van de zand- en hoogveengebieden van Drenthe, Overijssel, Gelderland, Noord-Brabant en Limburg die of van droogte, onvruchtbaarheid of jaarlijks terugkerende stagnatie in de waterafvoer te kampen hadden. Hiernaast waren er velen die aan de ‘goede kant’ hiervan woonden, maar die te lijden hadden van onvoorspelbare en vaak verwoestende springvloeden. Mensen die ervoor geleerd hadden – zoals de nogal eens door Van der Woud ten tonele gevoerde geoloog en landbouwkundige W.C.H. Staring (1808-1877) - zagen de problemen wel, maar behalve op diens thuisbasis (Vorden), kon deze geen vuist maken. Ontwatering, verdeling van gemeenschappelijke gronden en de introductie van modernere teeltwijzen zat er niet in. Van der Woud noemt hierbij overigens niet W.C.H.’s en diens broer W.C.A.’s initiatieven zogenoemde bevloeiingen te stimuleren. De verbouw van gewassen bleef in hoog-Nederland intussen vrijwel uitsluitend bestemd voor eigen gebruik. Het surplus – en dat was voornamelijk de oogst van laag-Nederland - was en bleef bestemd voor de exporten dus voor de nationale economie. Van der Woud schrijft onder meer: ‘Direct na het herstel van

de oorlogsschade [van 1940-1945] werd de Nederlandse landbouw weer op het spoor gezet waar hij al bijna honderd jaar op zat, namelijk richting buitenland.’ (p. 307) In dit licht is ook goed te plaatsen dat hij de vaak in de mond van minister S. Mansholt gelegde woorden ‘Nooit meer honger, nooit meer oorlog’ niet overneemt. In tegendeel, Van der Woud schrijft: ‘Nooit meer honger’ was nimmer een argument om de landbouw te intensiveren, niet voor en niet na 1945.’ (p. 309) Er is weer een nieuwe Auke van der Woud en net als in alle eerdere boeken van zijn hand is de ‘meester’ weer van kaft tot kaft herkenbaar. Het concept is sinds Het lege land (1987) niet wezenlijk veranderd: de 19de en soms ook de vroege 20ste eeuw staan nog steeds centraal en het ten tonele voeren van vaak al lang vergeten en/of achterhaalde auteurs en rapporten maakt steevast deel uit van het instrumentarium. Ik ben sinds 1987 een bewonderaar van Van der Wouds aanpak en er staan bij mij dus verschillende banden op de boekenplank. Opmerkelijk is dat de succesauteur al decennia wordt ‘herontdekt’ door andere uitgevers en dat de uitgediepte onderwerpen toch steeds in elkaars verlengde liggen of elkaar zelfs ten dele overlappen. Zo is de strekking van het nieuwe Het Landschap, De Mensen niet principieel verschillend van Een nieuwe wereld (2006), al ligt het zwaartepunt wel wat anders. Het Landschap, De Mensen is geconstrueerd rond vijf thema’s: Wilde natuur, Nuttig maken, Ontwortelen, Ontwateren en Intensiveren. Niet alle thema’s spreken voor zichzelf; pas als je je erin verdiept, begrijp je wat met ontwortelen en intensiveren wordt bedoeld. De thema’s zijn opgebouwd uit hoofdstukken (van nogal wisselende lengte) die wel direct duidelijk maken waarover het gaat. Het thema Ontwortelen, bijvoorbeeld, stelt onder meer binnenlandse migratie, werkverschaffing en ‘ons volkskarakter’ centraal. Dat is klare taal, hoewel er over dit laatste wel de nodige discussie is. Veruit het minst uitgewerkte thema is dat over Wilde natuur. Van der Woud schrijft in korte hoofdstukjes over

25


VOOR U

gelezen

VITRUVIUS

respectievelijk woeste grond, heidevelden, zandvlakten en onland, maar – het moet gezegd – juist dit thema komt niet overtuigend over. Het onderscheid tussen deze vier is te weinig uitgewerkt om als een rechtvaardiging te dienen voor de soms gedetailleerde beschrijvingen van het Nuttig maken en Ontwateren. Woorden als onmetelijk, eindeloos en enorm – al dan niet in eigentijdse citaten – buitelen over elkaar heen, maar ze typeren de vier landschappen voor geen meter, zeker niet omdat dezelfde eigenschappen ook nog eens naast en door elkaar blijken voor te komen: ‘De Peel was een landschap met droge heidevelden, kale witgele zandduinen en onland.’ (p. 40) Gelukkig worden de (agrarische) tekortkomingen – en de waarden ! – van zulke landschappen later alsnog belicht, maar als introductie hadden ze kunnen worden gemist. Van der Woud laat duidelijk zien dat de impulsen om te komen tot verbetering van de positie en de leefomstandigheden van grote delen van de Nederlandse plattelandsbevolking uit Den Haag en uit particuliere koker voortkwamen. Voor zover het om particuliere initiatieven ging, waren er zowel individuen als organisaties bij betrokken. Van deze laatste blijken er heel wat meer betekend te hebben voor hun honderden niet agrarische leden - feestvierders van allerlei pluimage - dan voor het agrarisch bedrijf. Boeren waren amper vertegenwoordigd onder de leden, maar notabelen die een kip niet van een haan konden onderscheiden, des te meer. De zogeheten Maatschappijen voor de Landbouw in de verschillende provincies waren vooral gezelligheidsverenigingen, die soms dagenlange excursies hielden. Leuk om te lezen, maar het agrarisch bedrijf schoot er toen weinig mee op. Vooral de Nederlandsche Heidemaatschappij (1888) en de Grontmij (1913) staken echter de handen uit de mouwen en met hun coördinatie, werk en planning

NUMMER 55

APRIL 2021

ging Nederland-boven-NAP op de schop. Ontginning, ruilverkaveling, landaanwinning en waterbeheersing vormden de hoofdingrediënten van een beleid dat vanaf omstreeks 1900 vanuit Den Haag door wetgeving werd gesteund. En verder door: mechanisering. Deze gevarieerde schotel is de afgelopen jaren al enige malen ter tafel gebracht, maar Van der Woud weet er met zijn op onnavolgbare wijze aaneengesmede eigentijdse citaten en parafraseringen weer een verrukkelijk gerecht van te maken. Wel jammer dat er niet wat meer boeren aan het woord komen, want Het Landschap, De Mensen zou met woordelijke weergaven van hún uitspraken toch ook het verhaal achter veel persoonlijk leed naar voren hebben kunnen brengen. Een van de weinige weergaven van woorden uit de mond van een betrokkene bij een ruilverkaveling luidt als volgt: ‘Vast ben ik er van overtuigd dat mijn ouders en grootouders, als zij het hadden mogen beleven, met vervreemding van ons eigen land nooit ofte nimmer genoegen zouden hebben genomen.’ (p. 373) We staan er in onze eigen geïndividualiseerde en grotendeels ‘ontwortelde’ samenleving nauwelijks meer bij stil, maar het zal je als arme, maar tevreden boer maar zijn overkomen. Zoals gezegd: wonen en boeren in Nederland-boven-5 m +NAP ‘veroordeelde’ je tot een marginaal bestaan – en dat was niet per se een vrije keuze. Maar moderniseren was dat evenmin. Van der Wouds Het Landschap, De Mensen; Nederland 1850-1940 is opnieuw een aanrader voor iedereen die de geschiedenis van onze ruimtelijke inrichting in de laatste twee eeuwen van dichtbij wil leren kennen. Met die ene aantekening: volgende keer graag ook aandacht voor de gevoelens van de ‘slachtoffers van de vooruitgang’. n

COLOFON Vitruvius is een informatief, promotioneel, onafhankelijk

REDACTIE

vaktijdschrift dat beoogt kennis en ervaring uit te wisselen,

Blijdenstijn, R.

inzicht te bevorderen en belangstelling te kweken voor de

Cramer, drs. M.A.

vakgebieden archeologie, cultuurlandschap, monumenten,

Diederiks, R.P.H.

immaterieel erfgoed en volkscultuur.

Niemeijer, drs. A.F.J. Verschuure-Stuip, Mw. dr. ir. G.A.

ABONNEMENTENINFO

Vreeze, dr. ir. N. de

4 nrs/p.jr.: Nederland Particulier € 50,-, incl. btw (Bedrijfsabonnementen € 60,-, ex. btw / België Particulier € 70,-

FREQUENTE BIJDRAGEN

(Bedrijfsabonnenten € 80,-, ex. btw).

Van Hellenberg Hubar, Mw. dr. B.C.M. en

© Copyrights Uitgeverij Educom, April 2021, ISSN 1874-5008. Niets uit deze uitgave mag worden gereproduceerd met welke methode dan ook, zonder schriftelijke toestemming van de uitgever.

Mw. M. Coenen VAKBLAD VITRUVIUS IS EEN UITGAVE VAN:

26

Uitgeverij Educom | Mathenesserlaan 347 | 3023 GB Rotterdam | Tel. 010-425 6544 | info@uitgeverijeducom.nl | www.uitgeverijeducom.nl


Doe mee... en win!

LEZERSACTIE

De zwaarte van de materie. Het architectonisch werk van A.J. Kropholler. Herman van Bergeijk Publishers D E T A I L S Hardcover, 340 pagina’s, rijk geïllustreerd in kleur en zw/w met ca. 250 afbeeldingen, ISBN: 978-94-6208-519-0 PRIJS € 44,95 AUTEUR

U I T G A V E Nai010

B

aksteen is het bouwmateriaal bij uitstek dat de identiteit van de Nederlandse architectuur heeft bepaald. Er zijn weinig architecten die baksteen zo prominent op de kaart hebben gezet als A.J. Kropholler (1881–1973) met gebouwen als het Van Abbemuseum, de huidige Willem de Kooning Academie en het raadhuis van Waalwijk. Na decennialange belangstelling voor het werk van de Nederlandse modernisten lijkt er een kentering te zijn

aangebroken nu wordt ingezien dat ook het als traditioneel bestempelde werk van een architect als Kropholler tot het nationale erfgoed behoort. Dit boek belicht het oeuvre van de rooms-katholieke architect en plaatst het in zijn context. Monumentaliteit, identiteit en vakmanschap zijn woorden die bij het zien van zijn werk opkomen. Het boek richt zich niet alleen tot architecten, maar tot iedereen die oog heeft voor de gebouwde omgeving. n

LEZERSACTIE MAAK NU KANS OP HET WINNEN VAN BOVENSTAAND BOEKWERK! Bent u betalend abonnee van het vakblad Vitruvius? Ding dan mee naar 1 van de 5 exemplaren die wij van bovenstaand boek verloten onder onze abonnees. Nog geen betalend abonnee? Meldt u dan snel aan (via info@uitgeverijeducom.nl) om ook kans te maken op dit boekwerk!

*

Voor onze lezersactie stuurt u een e-mail met uw adresgegevens en als onderwerp “Kropholler” vóór 30 april 2021 naar info@uitgeverijeducom.nl *

Abonnementeninfo: zie colofon elders in dit vakblad.

27


recent

VITRUVIUS NUMMER 53

VERSCHENEN

OKTOBER 2020

Het landschap van Noordoost-Twente AUTEUR

Harm Smeenge UITGAVE

Matrijs i.s.m. Bosgroepen Nederland, Provincie Overijssel D E TA I L S

Gebonden, 176 pagina’s, ISBN: 978-90-5345-572-2 PRIJS

€ 29,95

N

oordoost-Twente heeft een heuvelachtig, bijna on-Nederlands landschap. Tijdens de voorlaatste ijstijd vormde het landijs de stuwwallen van Oldenzaal en Ootmarsum. De beekdalen zijn er vaak moerassig en op de hogere gronden liggen de essen en kampen, oude akkergebieden. Op de stuwwallen legden Twentse textielfabrikanten vanaf de negentiende eeuw landgoederen aan. Door de hoogteverschillen, de bijzondere bodemsamenstelling en de vele bronnen en beken ontstond een lappendeken van landschapstypen. In het Dinkeldal ligt een voor Nederland bijzonder landschap met rivierterrassen, ontstaan doordat de rivier zich steeds dieper insneed in het dal. Al vanaf de prehistorie bood het landschap van Noordoost-Twente diverse gebruiksmogelijkheden voor de mens. Daardoor ontwikkelde zich in de loop van de eeuwen een kleinschalig landschap met grote hoogteverschillen en diverse elementen zoals de stuwwallen, essen, kampen,

beken, bronnen en landgoederen. Vanwege het brede scala aan natuurgebieden en belangrijk cultureel erfgoed, dat is ontstaan door een eeuwenlang samengaan van natuurlijke ontwikkelingen en menselijk ingrijpen, is het gebied in 2006 aangewezen als nationaal landschap. Inmiddels heeft het Rijk de nationale landschappen overgedragen aan de zorg van de provincies. De grens van het Nationaal Landschap Noordoost-Twente is tevens de begrenzing van het in dit boek behandelde gebied. Het landschap van Noordoost-Twente vertelt over 15.000 jaar dynamiek tussen mens, natuur en landschap. Om het huidige cultuurlandschap te kunnen begrijpen, behouden en ontwikkelen, is het nodig de aardkundige, ecologische en cultuurhistorische ontwikkelingen te kennen. Dit boek biedt een intrigerend en uitvoerig overzicht overzicht van de veranderingen die hebben plaatsgevonden en die we nog kunnen verwachten. n

Abstracte kunst – Een wereldgeschiedenis. AUTEUR

Pepe Karmel (met een voorwoord van Hans Janssen) UITGAVE

S ng or ng én de aen.

WBooks

A

Niet chronologisch, maar thematisch en gecategoriseerd op onderwerp gaan we de geschiedenis tegemoet. Karmel focust op het onderwerp, en toont hoe de kunstenaars zich uiten via hun abstracte beeldtaal. Lichamen en landschappen, kosmologieën en kalligrafie, architectuur en patronen. Van de pioniers tot de protegés van het genre – Kazimir Malevich, Hilma af Klint, Wassily Kadinsky, Ibrahim El-Salahi, Carlos Cruz-Diez, Bridget Riely, Anni Albers, Sean Scully, Julie Methretu en Wu Guanzhong, om er maar een paar te noemen.

Dit boek is een gedurfde nieuwe verkenning van de oorsprong en evolutie van een invloedrijke kunststroming. Voor het eerst wordt er dieper ingegaan op de oorsprong van het

Ook is er veel ruimte voor Nederlandse kunstenaars, vaak meesters van het abstracte – denk bijvoorbeeld aan Piet Mondriaan, die zelf meende al vóór Jan van Eyck abstractie in Nederlandse werken te herkennen, en Bart van der Leck. n

D E TA I L S

tu n. rs, ld n en,

Gebonden, 344 pagina’s, rijk geïllustreerd in kleur met ca. 250 afbeeldingen, ISBN: 978-94-6258-399-3 PRIJS

€ 49,95

bstracte kunst heeft vaak concrete wortels. Ervaringen in de echte wereld, stelt kunsthistoricus Pepe Karmel, liggen bijna altijd ten grondslag aan abstracte uitingen.

28

abstracte. Abstracte kunst gaat over mannelijke én vrouwelijke kunstenaars, uit alle windstreken, en altijd wordt hun werk besproken in relatie tot sociale, politieke en culturele veranderingen.


VITRUVIUS

NUMMER 53

recent

OKTOBER 2020

Jaarboek landschapsarchitectuur en stedenbouw in Nederland 2020. AUTEURS

M. Hendriks, M. Bakker, M. Berkers, R. van der Bijl, M. Nolden en S. Opfer UITGAVE

Blauwdruk D E TA I L S

Paperback met stofomslag, geïllustreerd in kleur, ISBN: 978-94-9247-433-9 PRIJS

€ 29,50

D

it jaarboek toont de beste en mooiste projecten van 2020. Zoals een gloednieuwe eilandengroep in het Markermeer, bijzondere dijkvormen op Texel en langs de

Sporen in de archeologie. AUTEURS

Yuri van Koeveringe UITGAVE

Uniepers D E TA I L S

Gebonden, 128 pagina’s, geheel in kleur, met video-gekoppelde QR-codes, ISBN: 978-90-8741-037-7 PRIJS

€ 14,90

Fietsparkeren bij stations – 20 jaar ontwikkeling, ontwerp en realisatie. AUTEURS

Folkert Piersma, Wout Ritzema UITGAVE

THOTH D E TA I L S

Gebonden, 256 pagina’s, 120 kleurenillustraties, ISBN: 978-90-6868-828-3 PRIJS

€ 29,95

‘H

oe kun je dáár nou een boek over schrijven?’ ‘Met gemak’, was steeds het antwoord. Want er is nogal wat gebeurd sinds het Rijk twintig jaar geleden voor het eerst geld vrij maakte om fietsenstallingen bij stations uit te breiden en de kwaliteit ervan fors te verbeteren. De fietser werd een belangrijke spil in de ontwikkeling van stationsgebieden en het stimuleren van de fiets-trein combinatie als

VERSCHENEN

Maas, een circulaire woonwijk in Amsterdam-Noord, een met bewoners ontwikkeld fabrieksterrein in Eindhoven, een nieuw stadshart voor Uithuizen, en een nieuw station mét omgeving in Assen. Stuk voor stuk prachtige plekken en plannen waarin – dat is de focus van dit boek – diversiteit, duurzaamheid en innovatie voorop staan. De projecten zijn gekozen door een onafhankelijke commissie van vakmensen. De redactie van het tijdschrift Blauwe Kamer verzorgde de samenstelling. Naast de bevindingen van de commissie en een beschrijving van de geselecteerde projecten bevat het jaarboek onder andere een portret van Yttje Feddes - winnaar van de Bijhouwerprijs voor haar bijdrage aan de landschapsarchitectuur – en een essay van rijksadviseur Berno Strootman over ‘landschapsinclusieve’ landbouw. n

I

n het boek “Sporen in de archeologie”kijken we terug naar 25 jaar archeologische onderzoeken onder het spoor uitgevoerd in opdracht van ProRail bv en haar voorganger NS RIB. Dat zal velen wellicht verbazen, want wat heeft ProRail nu met archeologie te maken? Een goede vraag, en toch is het antwoord hierop minder vreemd dan je zou denken. In Nederland is het namelijk zo, dat overal waar gebouwd wordt, er eerst budget en tijd gereserveerd wordt voor archeologen om de bodem te onderzoeken. En dat geldt dus ook voor de aanleg van spoorlijnen, waarvoor al sinds 1995 standaard archeologisch onderzoek wordt uitgevoerd. n

vorm van duurzame mobiliteit. Door intensievere samenwerking tussen partijen en financiële impulsen is er meer innovatief ruimtegebruik en opzienbarende architectuur ontstaan. Met als gevolg een blijvend veranderd beeld van de stationsomgevingen in Nederland. Naast moderne voorzieningen op straatniveau bouwen we immers ook de grond in, de lucht in, onder de sporen en zelfs onder water. En het einde is nog lang niet in zicht. Maar hoe zorg je er voor dat je de juiste fietsenstalling op de juiste plek krijgt, voor die alsmaar groeiende groep fietsende treinreizigers? In dit rijk geïllustreerde inspiratieboek delen projectmanager Folkert Piersma en planontwikkelaar en fotograaf Wout Ritzema de belangrijkste lessons learned van twintig jaar ontwikkeling, ontwerp en realisatie. Een must read voor beleidsmakers, ontwikkelaars, stedenbouwkundigen, architecten, ontwerpers en vele andere professionals in dit fascinerende vakgebied. n

29


recent

VITRUVIUS NUMMER 53

VERSCHENEN

Kerkgebouwen – 88 inspirerende voorbeelden van nieuw gebruik – van appartement tot zorgcomplex. AUTEUR

A. Reinstra, F. Strolenberg, J. Boer, J. Westerman, K. Loeff, M. van Damme, R. Wansing, L. Grootswagers, M. Schaap en M. Megens UITGAVE

Blauwdruk (i.s.m. Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed) D E TA I L S

Hardcover, 400 pagina’s, rijk geïllustreerd in kleur, ISBN: 978-94-9247-438-4 PRIJS

€ 39,50

N

ederland is een land van kerkgebouwen. Het zijn de dragers van geloof, kunst en cultuur. Bakens in de omgeving. Maar wat ermee te doen in een tijd waarin

OKTOBER 2020

het kerkbezoek afneemt en de gebouwen hun functie als gebedshuis verliezen? Inmiddels hebben meer dan 1500 van de ruim 7100 gebedshuizen een andere bestemming gekregen. Daarvoor was lef, creativiteit en betrokkenheid nodig. In dit boek staan 88 inspirerende, rijk geïllustreerde voorbeelden. Soms gaat het om minimale aanpassingen in de bestemming, regelmatig om ingrijpende, architectonische hoogstandjes. De bijzondere sfeer en uitstraling van de kerk blijft daarbij vaak bewaard. Het 400 pagina’s tellende boek maakt duidelijk wat er bij deze verandering komt kijken en welke oplossingen denkbaar zijn. Met actueel cijfermateriaal en internationale vergelijkingen krijgt het onderwerp perspectief. Zo helpt het boek een toekomst te vinden voor deze monumentale gebouwen die velen zo dierbaar zijn. n

Geschiedenis van de Verenigde Staten. AUTEUR

Frans Verhagen UITGAVE

BOOM Geschiedenis D E TA I L S

Hardcover, 528 pagina’s, ISBN: 978-90-2444-125-9 PRIJS

€ 39,90

D

agelijks worden we overspoeld met informatie over de Verenigde Staten. We denken het land te kennen en toch verrast het steeds weer. Deze Geschiedenis van de Verenigde Staten laat zien dat het moderne Amerika niet valt te begrijpen zonder kennis van zijn geschiedenis.

zelfs.’ de Volkskrant ‘Er is geen auteur die zo inzichtelijk en tegelijk zo aanstekelijk over Amerika schrijft als de Nederlander Frans Verhagen. Zoals we van hem gewend zijn, boort hij bij elk onderwerp meteen tot de kern en van daaruit trekt hij grote lijnen naar vandaag.’

Zo gezien vertegenwoordigen Barack Obama en Donald Trump de tweeslachtigheid die Amerika altijd heeft gekenmerkt. In de lange lijn van de Amerikaanse geschiedenis krijgt de lezer begrip voor het land en de broodnodige context om actuele ontwikkelingen in historisch perspectief te plaatsen. In deze herziene editie is er een nieuw nawoord geschreven: vier jaar Trump.

Liberales Frans Verhagen is journalist en historicus, gespecialiseerd in de Verenigde Staten, zijn geschiedenis en zijn samenleving. Hij werkte als correspondent in Amerika voor Nederlandse en Belgische media, had een eigen tijdschrift over het land en blogt dagelijks over nieuwe ontwikkelingen, altijd in de bredere context van de geschiedenis en Amerika’s plaats in de wereld. Hij publiceerde negentien boeken, onder meer over de Founding Fathers, Abraham Lincoln, de Kennedy’s en de Roosevelts. Verhagen treedt regelmatig op als deskundige voor radio en televisie, en schrijft voor onder meer voor de Groene, de NRC en De Standaard. n

Bij de eerste druk: ‘Op heldere wijze loodst de Amerika-kenner lezers door vijfhonderd jaar Amerikaanse historie.’ Elseviers Weekblad ‘Ogenschijnlijk achteloos rijgt hij alle episoden aaneen tot een verhaal. Een spannend verhaal

30


VITRUVIUS

NUMMER 53

recent

OKTOBER 2020

Bargoens - Vijf eeuwen geheimtaal van randgroepen in de Lage Landen. AUTEUR

Paul Van Hauwermeiren UITGAVE

Skribis D E TA I L S

Paperback, 3 delen (1307 pagina’s), ISBN: 978-94-6396-916-1 PRIJS

€ 100,-

H

et Bargoens is een geheime groepstaal. Randgroepen, meestal vrij gesloten gemeenschappen met een semi-nomadische cultuur, spreken het in de Lage Landen al eeuwen. In dit boek wordt die geheime groepstaal ontsleuteld. Meer dan tienduizend Bargoense woorden zijn er met alle vorm- en betekenisvarianten in opgenomen. Bovendien legt de auteur bloot wat die woorden voor niet-ingewijden onverstaanbaar maakt: ze zijn ontleend aan vreemde talen, vooral het Jiddisch;

VERSCHENEN

ze zijn afgeleid van of samengesteld met Bargoense basiswoorden; ze zijn vervormd, bijvoorbeeld verkort; of ze worden gebruikt in een specifiek Bargoense betekenis. Bargoens is opgetekend vanaf de 16de eeuw. In dit boek zijn meer dan honderd geschreven bronnen van Bargoens opgenomen, tweemaal zoveel als er eind vorige eeuw bekend waren. De oudere bronnen bevatten de woorden uit de dieventaal van vagebonden en allerlei oplichters (16de eeuw), van inbrekers en zakkenrollers (17de eeuw), en van dievenbendes (18de eeuw). De jongere bronnen bevatten woorden uit de kramertaal van rondtrekkende kooplieden en ambachtslieden, en van sociaal minder gewaardeerde kramers zoals venters. In onze dagen is het Bargoens de groepstaal van de vele duizenden ‘reizigers’, van wie de meesten met een huis-op-wielen op een woonwagenterrein staan. Voor hen geldt het Bargoens als een belangrijk kenmerk van hun socio-culturele identiteit. Bargoens is intrigerend immaterieel erfgoed. In dit boek wordt het uitvoerig beschreven om het grotere bekendheid te geven, maar vooral ook om het te helpen borgen. n

Ongemakkelijk erfgoed - Koloniale collecties en teruggave in de Lage Landen. AUTEUR

Jos van Beurden UITGAVE

Walburg Pers D E TA I L S

Paperback, 224 pagina’s, ISBN: 978-94-6249-658-3 PRIJS

€ 24,99

D

e Lombok-schat, het kanon van de koning van Kandy, een spijkerbeeld uit Congo, de schedel van de Congolese held Lusinga, de Benin-bronzen: het zijn slechts enkele voorbeelden van een schat aan voorwerpen die op allerlei manieren - vaak oneigenlijk - in bezit zijn gekomen van Nederlandse en Belgische musea. En ook particuliere collecties werden in de loop der eeuwen met tal van voorwerpen uit de koloniën verrijkt. Inmiddels voelt dit bezit ongemakkelijk en worden pogingen gedaan waardevolle objecten terug te geven. Kunnen musea en particulieren in Nederland en België (kunst)historische voorwerpen uit de voormalige koloniën onbekommerd tentoonstellen en in bezit houden? Het antwoord op die vraag is niet langer eenduidig. Bevolkings-

groepen op het zuidelijk halfrond voelen nog altijd de pijn van het verlies van waardevolle voorwerpen, terwijl het bezit ervan in België en Nederland begint te schuren. Sinds hun onafhankelijkheid roepen de voormalige koloniën om teruggave van verloren erfgoed. De Lage Landen hebben in het verleden weleens iets teruggegeven, maar vaker de roep erom genegeerd. Dat is niet langer vol te houden, vinden nu ook regeringen, musea en particuliere bezitters in Nederland en België. Hoe en wanneer zijn die voorwerpen hier gekomen, en waar zijn ze nu? Is het allemaal roofkunst? Hoe gaat teruggeven in zijn werk? Zijn er succesvolle voorbeelden? Moet iets ook terug, als het hier niet gemist kan worden? n

31


Nog geen abonnee? Informeer naar onze advertentietarieven STEUN DE KENNISOVERDRACHT- EN en speciale actie-aanbiedingen VERSPREIDING OVER ONS CULTUREEL ERFGOED Neem hiervoor contact op met: Uitgeverij Educom abonnee ontvang 4x per jaar in de bus. Voor tarieven zie Colofon elders in dit nummer. tel.: 010Word - 4256544 of en mail naar:Vitruvius info@uitgeverijeducom.nl

Uw speciaal Erfgoed verdient een Special in Vitruvius Steeds meer Steeds meer gemeenten gemeentenzetten zetten zich zichactief actiefininvoor voorhun huneigen eigencultuurcultuurhistorie, monumenten, musea, musea,bodemvondsten bodemvondstenen enander andererfgoed. erfgoed. voor Erfgoed spreekt inwoners inwonersaan: aan:talloze tallozevrijwilligers vrijwilligerszetten zettenzich zichinin voor het behoud van van een eenmonument, monument,of ofzijn zijnactief actiefinin een historische verhet behoud een historische vereniging. Cultuurhistorie draagt bovendien sterk bij aan een gevoel eniging. Cultuurhistorie draagt bovendien sterk bij aan een gevoel van locale identiteit. identiteit. Erfgoed leeft! van locale Erfgoed leeft! Presenteer uw gemeentelijk erfgoedbeleid in vakblad Vitruvius met Presenteer uwInformeer gemeentelijk in vakblad Vitruvius met een ‘special’. naarerfgoedbeleid de plaatsingsmogelijkheden. een ‘special’. Een eerste voorbeeld hiervan vindt u op pag. 22-27. Bovendien ontvangt u kosteloos 500 exemplaren voor promotionele Meer weten? Mail: info@uitgeverijeducom.nl Of bel de uitgever op 010-425 44. doeleinden. Meer weten? Mail:65info@uitgeverijeducom.nl Of bel de uitgever op 010-425 65 44.

Educom BV Drukwerk Investeringen Marketing Internet www.uitgeverijeducom.nl


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.