Arjen Lubach - Bastaardsuiker

Page 1

Bastaardsuiker

9789057595745.indd 1

21-02-13 14:31


Van Arjen Lubach verschenen ook: Mensen die ik ken die mijn moeder hebben gekend (roman, 2006) Magnus (roman, 2011) IV (thriller, 2013)

9789057595745.indd 2

21-02-13 14:31


Arjen Lubach Bastaardsuiker

Uitgeverij Podium Amsterdam

9789057595745.indd 3

21-02-13 14:31


Eerste druk 2008 Tweede druk 2013 Deze uitgave kwam mede tot stand door bemiddeling van Sebes & Van Gelderen Literair Agentschap Š 2008/2013 Arjen Lubach Omslagontwerp Roald Triebels Foto omslag Emily Graham / Millennium Images / HH Zetwerk Michiel Niesen Foto auteur Merlijn Doomernik isbn 978 90 5759 574 5 Verspreiding voor BelgiÍ: Elkedag Boeken, Antwerpen www.uitgeverijpodium.nl www.arjenlubach.nl

9789057595745.indd 4

21-02-13 14:31


1

‘Is de zalm stroomopwaarts of stroomafwaarts gevangen?’ vroeg Gabor aan een ober met een ringbaard. De ober reageerde niet en keek nerveus naar zijn handen. We zaten al uren in Café Marina, niet ver van de zee. Gabor droeg een baseballpet met het wapen van Amsterdam erop en hield de menukaart vlak voor zijn gezicht. In het restaurant zaten vier andere mensen, twee mannen en twee vrouwen. Ze fluisterden met elkaar om niet op te vallen. Gabor deed geen moeite meer. ‘Hoe heet je?’ vroeg Gabor luid aan de ober. ‘Paul?’ zei de ober. Alsof het een quiz was en hij zijn eigen naam moest raden. ‘Paul,’ ging Gabor door. ‘Is de zalm stroomopwaarts of stroomafwaarts gevangen?’ Met zijn handen maakte hij golfbewegingen naar boven en naar beneden. De ober keek naar mij. Ik deed niets. ‘Ik zal het navragen,’ zei Paul en hij slingerde weg tussen de tafeltjes. Gabor nam een slok van een glas wijn, spoelde zijn mond ermee en slikte door. ‘Mijn vader was aan één oog blind,’ riep Gabor, nu tegen mij. ‘Daarom kon ik nooit met hem voetballen.’ Hij wees op zijn rechteroog. Ik keek om mij heen of de andere mensen geen last van ons hadden. Ik hield er helemaal niet van als mensen last van me hadden. Erger dan vergeten worden is onthouden worden als iemand van wie je last kon hebben. 5

9789057595745.indd 5

21-02-13 14:31


‘Met één oog zie je geen diepte,’ zei Gabor. Hij kneep één oog dicht en keek de duinen in. ‘Hij heeft het wel geprobeerd, maar hij miste de bal altijd op een fractie van een seconde.’ Gabor keek me aan. Zijn ene oog zat nog steeds dicht. Ik schatte hem tussen de dertig en de vijftig. Op zijn kin zat hier en daar een plukje haar, alsof hij tijdens het scheren gestoord werd, was weggegaan en het nooit meer af had kunnen maken. Als ik uit een groep van honderd willekeurige mensen iemand had moeten kiezen met wie ik niet enkele uren in Café Marina had willen zitten, dan had ik Gabor aangewezen. De enige reden dat ik bleef zitten, was dat Gabor iets had wat ik wilde hebben. Iets belangrijks, dat ooit van mijn grootvader was geweest en dat hij aan mij had nagelaten, maar dat vanwege onduidelijke redenen nooit bij mij was terechtgekomen. En wel bij Gabor. Vermoedelijk. ‘Het was echt geen gezicht,’ ging hij verder. ‘Rijen buurtkinderen stonden bij het tuinhek om mijn vader in de lucht te zien schoppen.’ Hij lachte heel hard, scheurde een stuk stokbrood af en stopte dat in zijn mond. Het werd vloed. Er liepen mensen met dikke jassen en honden over de smalle strook strand. Buiten Café Marina hingen straalkachels voor degenen die iets op het terras wilden drinken. ‘Er zitten nog veel meer geweldige verhalen in me,’ zei Gabor. ‘Daar mag je best iets mee doen.’ Hij tikte met zijn wijsvinger tegen de zijkant van zijn hoofd en schraapte zijn keel. ‘Je kan het gebruiken,’ zei hij. ‘Voor een verhaal. Of misschien een boek?’ ‘Ja,’ zei ik. ‘Absoluut.’ Gabor boog voorover. ‘Hoe lang kennen wij elkaar nou al, Mattias?’ vroeg hij. ‘Een dag of twee,’ zei ik. 6

9789057595745.indd 6

21-02-13 14:31


Hij keek me strak aan. Het leek alsof hij had verwacht dat het veel langer was. Een maand, een jaar, een leven. ‘God ja,’ zei hij fluisterend. ‘Een dag of twee.’ Daarna gooide hij zijn hoofd in zijn nek en riep: ‘Paul!’ Mijn grootvader was precies zeshonderdachttien uur minister van Uniezaken en Overzeese Gebiedsdelen op het moment dat het kabinet zijn ontslag indiende, naar aanleiding van iets wat later het ‘oktoberschandaal’ genoemd zou worden. De partij had hem gevraagd vanwege zijn verdiensten voor het internationale bedrijfsleven, waarna hij zichzelf en het bedrijf waar hij destijds directeur was een slechte naam bezorgde door al na een halfjaar te vertrekken. Hij nam een afgesproken bonus mee en werd minister. Voor maar zeshonderdachttien uur. Een gereedstaande radiojournalist vroeg hem om zijn eerste reactie. ‘Eens minister, altijd minister,’ zei mijn grootvader en hij stapte in zijn auto met chauffeur. Deze reed hem naar de staatsgarage om de hoek, waar hij weer uitstapte. Hij gaf zijn chauffeur een hand en belde mijn oma. ‘Met Richard,’ zei hij. ‘Je moet me komen halen.’ ‘Ik kan nu niet weg,’ antwoordde ze. ‘Er staat vlees op.’ Daarom stapte mijn grootvader op de tram. Hij nam plaats vlak achter de tramchauffeur, op de invalidenplek, boog zich iets naar voren en fluisterde: ‘Naar huis.’ Vervolgens stak hij een sigaar op. Een kwartier later was hij thuis. ‘Ik ben nog niet eens op staatsbezoek geweest,’ zei hij. Hij stond in zijn nette pak bij het aanrecht. ‘Ze hebben me belazerd.’ Daarna pakte hij de krant en deed alsof hij begon te lezen. Op de voorpagina stond het nieuws over de val van het kabinet in vette koppen. Alle berichten op de eerste twee pagina’s 7

9789057595745.indd 7

21-02-13 14:31


gingen over het schandaal. Mijn grootvader vouwde de krant dicht en begon er kleine reepjes papier vanaf te scheuren. Het sneeuwde stukjes krant op de keukentafel. Daarna maakte hij een hoopje van de snippers en begon ze over de tafel te verspreiden. Achteraf zijn er altijd keerpunten aan te wijzen. Momenten die een ander tijdperk of een nieuwe geestelijke gesteldheid inluiden. Momenten die aan het begin staan van een traag, vernietigend einde. Het oktoberschandaal heeft het keerpunt in het hoofd van mijn grootvader veroorzaakt. Van bedrijfsdirecteur tot minister tot niets. Het versnipperen van de krant was een van de eerste tekenen. ‘Wat doe je toch?’ vroeg mijn oma. ‘Ik lees de krant,’ zei hij. ‘Wat denk je dat ik doe?’ Hij schoof met de snippers van de krant. Het zou kunnen dat hij de woorden wilde herschikken totdat er nieuws stond dat hem wel beviel. Mooi nieuws. Nieuws om te bewaren in een plastic mapje in een doos op een zolder. ‘Misschien moet je even naar buiten?’ zei mijn oma en ze pakte zijn jas. ‘Even tot rust komen.’ Hij schoof de snippers opzij. ‘Wat heb ik buiten te zoeken?’ Mijn oma haalde haar schouders op. ‘Weet ik het, Richard. Koop iets. Een horloge. En eet een vis, dat is gezond.’ Daarna ging mijn grootvader naar buiten. Hij keek weg als de mensen hem aanstaarden en at een makreel bij de visboer die vissen verpakte in oude kranten. Kranten waarin het kabinet nog niet was gevallen, waar alles nog anders was, waar het leven nog geen keerpunten kende en mijn grootvader macht had. –

8

9789057595745.indd 8

21-02-13 14:31


Een van de stelletjes stond op en vertrok. Op het strand liet een volwassen man een oranje vlieger op. Ik zocht een kind dat bij de man hoorde, maar na een paar minuten was er nog geen kind te zien en was het duidelijk dat de volwassen man in zijn eentje stond te vliegeren. Als mijn grootvader op dat moment in Café Marina had gezeten had hij vol ongeloof naar buiten gekeken, mij bij de kraag van mijn overhemd gepakt en mij recht in mijn gezicht gezegd: ‘In godsnaam, Mattias, beloof me dat je nooit als een kind zult gaan staan vliegeren waar anderen je kunnen zien. Ze zullen zeggen: daar staat de volwassen kleinzoon van een minister te vliegeren. Je zult nooit meer normaal over straat kunnen.’ Mijn grootvader was er niet. Mijn grootvader was dood. Ik zat aan een tafel met een man die een baseballpet droeg en die zichzelf twee dagen daarvoor had voorgesteld als Gabor. Ergens in een ver of dichtbij verleden had Gabor iets van mijn grootvader in handen gehad. Een stapel papieren, los of in een map, vergeeld of bewaard in luchtdicht plastic, maar hoe dan ook een stapel die aan mij toebehoorde. En als ik het had kon ik verder met waar ik mee bezig was: een oeuvre bouwen. Naam maken. Nu stond ik stil. De ober met het ringbaardje stond weer aan onze tafel. ‘Wil jij nog wat drinken?’ vroeg Gabor aan mij. ‘Nee dank je,’ zei ik. ‘Niets voor hem en voor mij een koffie.’ ‘Een koffie,’ herhaalde Paul terwijl hij een kladblok tevoorschijn haalde. ‘God!’ zei Gabor luid en hij pakte de arm van Paul vast. ‘Zei ik koffie? Ik bedoelde cognac. Eén cognac.’ Daarna begon hij weer heel hard te lachen. Ik keek weg. ‘Zou je kunnen zeggen hoe lang het nog duurt?’ vroeg ik 9

9789057595745.indd 9

21-02-13 14:31


voorzichtig aan Gabor toen hij was uitgelachen. ‘Kan ik ergens op rekenen?’ Gabor keek uit het raam. Buiten maakte de man met de vlieger inmiddels sprongetjes. Eerst kleine sprongetjes, maar al gauw vloog hij hele meters door de lucht. ‘Ik zou graag willen weten of je in kunt schatten hoe lang het nog gaat duren,’ zei ik weer. ‘Dat is niet te zeggen,’ zei hij. ‘Ik wil wel iets voor je verzinnen,’ ging hij verder, ‘maar wat heb je daaraan?’ ‘Ja,’ zei ik. ‘Wat heb ik daaraan.’ Ik sloot mijn ogen. Het zand waaide tegen Café Marina aan. De korreltjes tikten tegen de ramen, alsof er buiten een zandloper was omgedraaid. Paul maakte lawaai met een cappuccinomachine en in de keuken stond een radio aan. Ik dacht aan de keren dat mijn grootvader opbelde. Ik mocht van mijn moeder en mijn stiefvader de telefoon niet opnemen, maar als ze lagen te slapen of in de tuin bezig waren rende ik naar het toestel en nam hem op. ‘Hallo?’ zei ik. ‘Wie is dit?’ vroeg mijn grootvader. ‘Hallo opa,’ zei ik. ‘Neem altijd met je naam op, Mattias,’ zei hij en hij hing op. Dan ging de telefoon een minuut later weer. ‘Met Mattias,’ zei ik. ‘Met opa,’ zei hij. ‘Mag ik je moeder?’ Later nam ik de telefoon alleen nog maar op met mijn naam. Nog steeds doe ik dat. Toen ik aan Emma vertelde waarom, zei ze dat het de onbewuste hoop is dat het op een dag mijn grootvader zal zijn en hij niet gelijk weer ophangt. Gabor trommelde even met zijn vingers op het tafeltje en stond daarna op. ‘Zo terug,’ zei hij en hij liep naar het toilet. Ik voelde in mijn zakken naar mijn telefoon. Misschien waren er mensen die me nodig hadden. Mensen die me zoch10

9789057595745.indd 10

21-02-13 14:31


ten. Emma zou me waarschijnlijk meerdere keren hebben gebeld. Waar ik was, of we samen aten, of ik haar was vergeten, of ik haar miste en of ik dat dan in een getal kon uitdrukken. Ik had mijn telefoon niet bij me, ergens laten liggen. Ik hoopte thuis, maar op een andere plek was waarschijnlijker. ‘Kan ik hier even bellen?’ vroeg ik aan Paul toen hij langs ons tafeltje kwam lopen. Ik stond op. ‘De telefoon is stuk,’ zei hij. ‘Maar als je lang genoeg wacht komen ze hem maken.’ ‘Bedankt,’ zei ik. ‘Je hebt hier ook geen bereik trouwens. Als je haast hebt, er staat nog een telefooncel in de duinen. Vijf minuten lopen.’ ‘Bedankt,’ zei ik nog een keer. Ik ging weer zitten en keek uit het raam. De man met de vlieger was nergens meer te zien. Misschien was hij de zee ingesprongen, dacht ik. Of was hij meegenomen door een windvlaag en zweefde nu op duizend meter hoogte, op weg naar Amerika, nog altijd triomfantelijk om zich heen kijkend, maar wel een beetje eenzaam. – ‘Ik kan niet in de Tweede Kamer,’ zei mijn grootvader een maand na de nieuwe verkiezingsuitslag. Zijn partij had het kabinet niet gehaald. Hij zat in het clubhuis van de golfclub in het dorp en dronk al sinds elf uur ’s ochtends afwisselend koffie en glaasjes sterke drank. ‘Waarom niet?’ vroeg mijn grootmoeder. Ze kriebelde door de overgebleven plukken haar aan de zijkanten van zijn hoofd. ‘Dat kan niet,’ zei hij. ‘Ik kan dat niet.’ ‘Waarom dan niet?’ vroeg mijn grootmoeder weer. Mijn grootvader had zijn ogen dicht. ‘Ik ben gewoon geen kamerlid. Dat ben je of dat ben je niet.’ ‘Richard,’ begon mijn grootmoeder een zin. 11

9789057595745.indd 11

21-02-13 14:31


‘Bovendien heb ik nog veertien dozen postpapier met minister erop.’ Hij glimlachte kort. Omdat hij niet de Tweede Kamer in wilde verbleef hij een groot deel van de dagen daarna in het clubhuis van de golfclub. Op andere dagen harkte hij zijn voortuin aan, schreef brieven, bedacht kleine uitvindingen die niemand nodig bleek te hebben en zo af en toe organiseerde hij in het clubhuis zogenaamde ‘Denktanks ter Assistentie van de Koningin’. ‘Hoe moeten we dan straks aan geld komen?’ vroeg mijn grootmoeder. ‘Hoe moeten we dan eten? Als het op is?’ ‘Ik verzin wel iets,’ zei hij. ‘Ik heb altijd iets verzonnen.’ ‘Wat ga je dan doen?’ vroeg mijn grootmoeder. ‘Ik zit hier toch prima?’ Ik kan me herinneren later op de zolder bij mijn grootvader grote kisten vol mappen met notulen gezien te hebben, met grote kringen van wijnglazen en vetgedrukt de tekst: ‘Denktank ter Assistentie van de Koningin’ en een datum. Waar die dingen gebleven zijn weet ik niet. In handen van mensen als Gabor misschien, of gewoon vernietigd. ‘Mijn hele leven staat op zolder,’ zei mijn grootvader soms. ‘Alles wat ik ooit was ligt daar onder die pannen.’ Hij wees met zijn stok naar het dak. ‘Behalve de duivennesten, die zijn van je oma.’ Thuis heb ik nog een vergeeld prototype van een van de eerste uitvindingen van mijn grootvader: de mix-o-maat. Ik kreeg het voor mijn zesde verjaardag. De mix-o-maat was een kartonnen verpakking waar alle ingrediënten voor koek-, cakeof broodbeslag in zaten, inclusief eieren, snufjes zout, meel, melk, cacao en suiker. Als de tussenschotten omhooggetrokken werden aan kleine plastic lipjes, mixten de ingrediënten zich tot één papje en diende de mix-o-maat alleen nog maar geschud te worden om een koekbeslag te krijgen. 12

9789057595745.indd 12

21-02-13 14:31


De mix-o-maat heeft het nooit gehaald. Er is wel ooit iemand geweest die de mix-o-maat wilde tentoonstellen in een uitvindingenmuseum in Drenthe, maar dat heeft mijn grootvader niet toegestaan. Zoals hij niet in de Tweede Kamer kon, zo kon de mix-omaat niet in het uitvindingenmuseum in Drenthe. Ik heb gedacht dat dat het einde was van mijn grootvader. Gevallen, samen met het kabinet, en nooit meer opgestaan van de vloer van het clubhuis van de golfclub. Te bang of te lui om verder te gaan. Voor sommige mensen is er maar één poging. En als het in die poging mislukt is het voorbij. Geen herkansing, niet opnieuw beginnen, maar gewoon opgeven als een raket die explodeert net binnen de dampkring. – ‘Mag ik het eerste deel nog eens zien?’ vroeg Gabor. Het glas cognac dat hij had gekregen was bijna leeg. Nu begon hij aan de rode wijn. ‘Ik ben meer geïnteresseerd in het andere deel,’ zei ik. ‘Dat was de afspraak.’ Gabor knikte en veegde zijn mond af aan een servet. ‘Ik wil gewoon het eerste deel nog eens zien,’ zei hij. ‘Dan weet ik zeker dat dat andere ook van jouw opa is.’ Ik haalde de map met papieren met tegenzin uit mijn tas en gaf hem aan Gabor. ‘Ja,’ zei hij. ‘Volgens mij is dit wel dezelfde stijl.’ Hij bladerde door de papieren. ‘En dezelfde letter.’ Gabor leek me niet het type dat verstand had van stijlen of letters, maar op dat moment was hij het enige wat ik had. ‘Komen we al dichterbij?’ vroeg ik aan Gabor. ‘Steeds dichter,’ zei Gabor. ‘We worden warm.’ 13

9789057595745.indd 13

21-02-13 14:31


Ik wilde niet warm of koud worden, ik wilde niets weten over de halfblinde vader van Gabor, het kon me niet schelen of mijn zalm stroomopwaarts of stroomafwaarts was gevangen. ‘Waar was hij eigenlijk minister van?’ vroeg Gabor terwijl hij door de stapel bladerde. ‘Uniezaken en Overzeese Gebiedsdelen,’ zei ik. ‘Dat ken ik niet,’ zei Gabor en hij keek weer naar buiten. ‘Bestaat dat wel?’ leek hij aan de zee te vragen. ‘Nu niet meer,’ zei ik. Ik pakte de map met papieren van hem af en stopte hem terug in mijn tas. ‘Merkwaardig,’ zei Gabor. ‘Verdomme, ik weet ook helemaal niets van politiek.’ De lettergrepen in het woord helemaal sprak hij één voor één uit, alsof het losse woorden waren. Ik had heel graag het advies van mijn vader opgevolgd. Ik moest het verleden laten rusten, zei hij steeds. ‘Maak nieuwe dingen, kijk vooruit. Maak een reis en schrijf een boek over die reis.’ Ik wist niet hoe dat moest. Het manuscript van mijn grootvader spookte door mijn hoofd, als een onrustig kind dat niet kan stoppen met huilen. Het zou alle vragen beantwoorden die nodig waren om door te kunnen. ‘Ik weet ook niets van politiek,’ zei ik tegen Gabor. ‘Maar als mijn grootvader een snackbar had, wilde ik nog zijn manuscript hebben.’ Gabor lachte weer hard, alsof ik een goede grap maakte. Ineens hield hij op. ‘Kijk,’ zei Gabor fluisterend. Hij boog zich voorover. ‘Het komt wel eens voor dat ik dingen verkoop die ik niet echt in mijn bezit heb.’ Eindelijk lette hij op de anderen. Hij keek om zich heen of mensen hem hadden gehoord. ‘Je steelt ze,’ zei ik. 14

9789057595745.indd 14

21-02-13 14:31


Hij aarzelde even en nam een slok wijn. Hij kneep zijn ogen tot spleetjes en boog zich weer naar me toe. ‘Noem je mij een dief?’ vroeg hij met een deel van de wijn nog in zijn slokdarm. Twee andere mensen in het café keken om. ‘Ik noem jou niets,’ zei ik. Hij nam nog een paar slokjes. ‘O,’ zei hij, ‘gelukkig.’ Hij keek om zich heen of hij wilde zien of er mensen waren die ons hadden gehoord. Iedereen had hem gehoord. Paul, de andere gasten, de kok in de keuken, de man met de vlieger, de meeuwen op de pier. ‘Als je dingen verkoopt die niet van jou zijn, dan vraag ik me gewoon af hoe je eraan komt,’ zei ik. ‘Ik koop ze pas later,’ zei hij. ‘Snap je?’ Ik dacht even na. ‘Nee,’ zei ik, ‘niet echt.’ Op dat moment kwam de ober bij ons tafeltje staan. ‘Meneer?’ zei hij. ‘We hebben het nagevraagd bij de leverancier. De zalm is vers. Noorse is het.’ Gabor draaide zijn hoofd naar de ober. ‘Pieter?’ vroeg hij. ‘Ja?’ zei Paul. ‘Vroeg ik of de zalm vers was?’ ‘Nee.’ ‘Waarom vertel je me dat dan?’ Hij wachtte even. ‘Ik dacht dat u daarop doelde,’ zei Paul toen. ‘En de kok wist ook niet of de zalm stroomopwaarts of stroomafwaarts was gevangen. En de leverancier ook niet.’ Gabor draaide zich naar mij toe. Paul bleef naast hem staan, zijn hoofd wat naar beneden gebogen. ‘Soms schrik ik van mensen,’ zei Gabor tegen mij. ‘Gewoon van alledaagse mensen die niet luisteren. Domme mensen.’ Hij gooide zijn handen de lucht in. De ober liep weg. Gabor pakte zijn mes en bekeek zijn tanden in de spiegeling. 15

9789057595745.indd 15

21-02-13 14:31


‘Wanneer komt ons contact?’ vroeg ik aan Gabor. ‘Contact?’ vroeg Gabor. ‘Met wie we een afspraak hebben,’ zei ik. ‘O dat,’ zei hij. Ik wist zeker dat Gabor het woord contact had gebruikt. Ik zou nooit zeggen: ‘wanneer komt ons contact?’ Ik wilde geen afspraken met contacten, ik wilde afspraken met mensen met namen, concrete fysieke eenheden, mensen die ik kon confronteren met hun afwezigheid. ‘Met wie hebben we eigenlijk een afspraak?’ vroeg ik. ‘Met een telefoonnummer,’ zei Gabor. ‘Met een telefoonnummer?’ ‘Ja,’ zei Gabor. Hij wees naar de bar en zette een verveeld stemmetje op. ‘Als het zover is, bellen ze naar Café Marina. Dan neemt Peter daar op, vraagt wie er Gabor heet, ik roep: “Ik”, dan sta ik op, loop naar de telefoon en dan hoor ik van ons contact waar we naartoe moeten.’ Ik keek naar het strand. De vloed was op zijn hoogst. Een paar seconden lang hoopte ik dat het water door zou zetten en zich bij Café Marina naar binnen zou dringen om ons weg te spoelen. Ik was niet geschikt bevonden voor zoektochten, queesten naar verloren objecten of personen. Ik had een constant en paraat heden nodig dat me voedde en me de nodige informatie gaf om te kunnen kneden en te verkopen in een boekhandel. Ineens dacht ik aan wat Paul had gezegd over de telefooncel in de duinen en de telefoon in Café Marina. Er was hier helemaal geen werkende telefoon om naartoe te bellen. ‘Gabor,’ zei ik. ‘Ja?’ ‘Dit heeft geen zin. De telefoon hier is kapot.’ Gabor keek me verbaasd aan. ‘Wat bedoel je?’ ‘De telefoon is kapot. Dat heeft Paul me net verteld.’ 16

9789057595745.indd 16

21-02-13 14:31


‘Waarom weet jij dat en ik niet?’ vroeg hij en hij stond aarzelend op. ‘Ja, de telefoon is kapot,’ riep Paul van achter de bar. ‘Muizen.’ Daarna klonk er een belletje en verdween hij in de keuken. Het duurde even voor Gabor zijn jas aanhad. ‘We gaan,’ zei Gabor. Hij legde geld op tafel en daarna riep hij: ‘Tot ziens.’ Ik had hem gestoord in zijn regie. Tot op dat moment had Gabor de touwtjes in handen gehad, maar nu was er een pagina van het script kwijt en moest hij improviseren. Paul kwam uit de keuken met twee borden in zijn hand. ‘Het spijt me,’ zei ik bij de deur. ‘Er is iets tussen gekomen.’ Hij keek teleurgesteld. ‘Dat kan,’ zei hij. ‘Dat kan gebeuren.’ Hij draaide zich om en verdween weer in de keuken. Ik knoopte mijn jas dicht en stapte naar buiten, het strand op.

17

9789057595745.indd 17

21-02-13 14:31


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.