Alex Boogers Alle dingen zijn schitterend
Uitgeverij Podium Amsterdam
9789057595387.indd 3
06-11-12 14:09
DE COCA-COLA-BOOM De laatste jaren heb ik geen verhaal gehoord dat me niet al eens eerder was verteld. Elk gesprek was een herhaling van een ander gesprek. Elke nieuwe gebeurtenis leek zich al eens te hebben afgespeeld, op een ander moment, met andere gezichten en namen. Misschien lag het aan mij. Voordat ik vanochtend van huis vertrok zei Taij: ‘Jij bent, pap, ik heb het paard verplaatst naar C4.’ ‘Vanavond, als ik weer thuis ben, goed? ’ ‘Nee, nu, papa! ’ ‘Je moet zo naar school.’ ‘Het is bijna vakantie, we doen geen belangrijke dingen meer. De juf zegt dat dit de pretuurtjes zijn.’ ‘Zegt ze dat, pretuurtjes? Gaat het er zo aan toe tegenwoordig? Ik had geen pretuurtjes vroeger.’ Ik aaide hem over zijn hoofd, ritste mijn groene winterjack dicht en gaf hem een kus. ‘Pretuurtjes,’ zei ik, met een lichte verbazing in mijn stem. ‘Vergeet je snoepjes niet in te nemen.’ Hij ging met zijn hand door zijn blonde haar, alsof hij mijn aanraking ongedaan wilde maken. Hij was tien, een overdreven liefkozing werd al snel als iets kinderachtigs gezien. De lokken vielen onmiddellijk weer voor zijn gezicht. ‘Dat zijn geen snoepjes, pap! ’ Een half uur later sta ik op een parkeerterrein bij het kleine winkelcentrum, vlak bij Albert Heijn, want daar hebben ze mooie, had Stephanie gezegd. De motor draait. De verwarming staat aan. Buiten wachten mannen met bomberjacks en verkleumde gezichten op klanten. Ik toets het nummer van Bleeker in en druk de telefoon tegen mijn oor. 11
9789057595387.indd 11
06-11-12 14:09
‘Hallo? ’ De vertrouwde stem van Bleeker, haastig, nerveus als altijd, alsof hij in een migrantenwijk in Gouda, Den Haag of Rotterdam met een bord om zijn nek loopt waarop staat: moslims oprotten! ‘Bleeker.’ ‘Arthur? Waar ben je? Kom je nog hierheen? Wacht... Ja, ik ben er. Vijf minuutjes, ik moet zo een vergadering in. Lukt dat? ’ Ik zeg: ‘Ik moet een boom oppikken en ik heb nog een interview om uit te tikken. Maar luister –’ ‘Wacht, Art, iemand zegt hier iets – wat? ’ De mannen bij het plein slepen de kerstbomen aan hun netten uit de verroeste container. Ze staan er al een week en doen me denken aan visserlieden op de Beringzee die in de vrieskou de kooien met degenkrabben binnenhalen, hopend op een vangst die het seizoen veiligstelt. Mannen met een ongeschoren gezicht, verkleumde handen, een kleine wollen muts op, en een opgebrand shaggie in de mondhoek. Ze houden elkaar warm met verhalen over Feyenoord. Ze grijnzen en stoten wolkjes rook naar buiten. Ik weet bijna zeker dat al deze mannen het verhaal over de Vlaardingse Viller kennen. Ik zie hoe ze de netten van de bomen knippen om hun klanten de schoonheid van het bevrijde groen te laten zien. Die aarzelen, reageren schouderophalend, soms afwijzend. Ze weten het niet, zoeken iets wat bij ze past, en geven hoogte of breedte aan. Andere soorten worden getoond. Ik sta nog altijd in de wacht, controleer of ik nog verbinding heb, draai de autoradio zachter – de onvermijdelijke kerstliedjes van Mariah Carey en Wham! worden aangekondigd – en houd de telefoon weer aan mijn oor. ‘Bleeker? ’
12
9789057595387.indd 12
06-11-12 14:09
De verhalen die ik had geschreven, de interviews die ik had gemaakt, de reportages waaraan ik had gewerkt, ze verrijkten me niet meer. Het waren tijdelijke verhalen, gestileerd en aangepast aan de stijl en verwachtingen van een journalistiek maandblad dat steeds vaker wilde shockeren. Tien jaar geleden was ik de gretige student journalistiek, die op de academie het studentenblad grotendeels vulde, teksten redigeerde van andere studenten, debatten leidde, en solliciteerde nog voor ik geslaagd was. Prompt werd ik uitgenodigd en zat ik tegenover de voorganger van Bleeker, Johannes Steenhuis, de hoofdredacteur met het verrimpelde smoelwerk, de grijze paardenstaart, en op zijn rechterhand een peace-teken getatoeëerd. Een boegbeeld in de bladenbranche, dat ooit een lezing gaf op de academie waarnaar ik ademloos had geluisterd. Nu zat ik ineens in zijn kantoor. Hij zei: ‘We zoeken mensen met een scherpe pen, serieuze jonge helden, die niet bang zijn uitgevallen, die durf hebben en die oorspronkelijk zijn. Niets hoogdravends, maar hard, direct en eerlijk. Jonge mensen met guts en talent, weet je wel. Je moet echt iets extra’ s brengen. Ben jij dat? ’ Ik wilde zo graag meedoen, erbij horen, de stukken schrijven die ertoe deden, waar iedereen het de volgende dag over had, in de trein, op het kantoor, bij de koffie, of het liefst in de krant waarin een collega-journalist uit mijn artikel citeerde. Ik wilde de onderste steen boven. Ik wilde fileren, ontrafelen, bewijzen dat het actuele verhaal toch anders in elkaar stak dan iedereen dacht. Ik zei, met een zelfverzekerdheid die mij weliswaar niet vreemd was, maar toen toch in elk geval grotendeels geacteerd: ‘Ja, en dat weet u zelf ook wel. Waar moet ik mijn handtekening zetten? ’ Steenhuis verdween in hetzelfde jaar dat hij me had aangenomen, onverwachts, eerst naar een ander blad, een weekblad waar de druk nog hoger werd opgevoerd, en daarna zat hij thuis, voorgoed dit keer. Vermoeid. Te oud. Uitgeraasd en opgebrand, zeiden 13
9789057595387.indd 13
06-11-12 14:09
ze op de redactie. Bleeker nam het over. In zijn eerste praatje noemde hij Steenhuis iemand om te koesteren, zo’n ouderwetse bladenman die weet waar het om draait, ondanks zijn laatste, nogal bedenkelijke carrièrekeuze, maar nu moest het roer om. De koers van het blad veranderde, zoals de koers vanaf dat moment elk jaar iets veranderde, al naar gelang de verkoop, de oplage en verspreiding, de bereidheid en welwillendheid van de adverteerders, en de grillen van de uitgever, die Bleeker tevreden moest zien te houden. Vanaf dat moment liep iedereen op zijn tenen. We moesten scoren. Opvallen. Spraakmakend zijn. Bleeker zei: ‘Rauwman, pak de BN’ers aan zoals je elk onderwerp benadert in je reportages.’ Ik wist alles, las elk blad, elk magazine en tijdschrift, en bladerde door alle kranten. Dat werd nadat Taij geboren was niet anders. Ik kreeg het drukker, Steph kreeg het drukker. We moesten passen en meten. Maar ik wist nog altijd wat ik niet moest vragen, of waar ik dieper in moest duiken. Nu waren interviews met bekende Nederlanders meestal onbevredigend. Ik had geen hekel aan ze, maar je kreeg nooit het echte gesprek. Ik deelde soms plaagstootjes uit, probeerde ze te prikkelen, zodat ze zich een beetje lieten gaan. Soms lukte het en dan lieten ze iets meer los dan ze zouden willen, maar in de meeste gevallen ging het om verkoop, en zochten ze alleen aandacht voor hun nieuwe televisieprogramma, hun nieuwe cd, film of boek. Ik wilde weten wat hen bewoog, waarom ze de keuzes maakten die ze hadden gemaakt, hoe hun talent ze zover had gebracht, en hoe ze zich staande hielden. Maar in de meeste gevallen draaide het om de harde wetten van de economie en kreeg je de innerlijke drijfveren en worstelingen zelden te horen. Ik zocht naar het gesprek, naar het moment dat twee mensen aan een tafel elkaar aankijken en weten dat het iets betekent wat ze elkaar vertellen. Elk vraaggesprek was terug te brengen op het ‘waarom? ’, een vraag die aan het begin stond van elke beweging 14
9789057595387.indd 14
06-11-12 14:09
van iemand, van alles wat je onderging, trotseerde, zag en meemaakte. Alles vloeide daaruit voort. Het kon niet alleen gaan om cijfers en verkoop. Zo dacht ik erover. Ik hoopte het tenminste. Collega’ s zeiden: ‘Wake up and smell the coffee, Art.’ Ik werkte de interviews af en lachte om de hapklare antwoorden, die ook nog eens werden aangepast door vileine dames van de verschillende pr-afdelingen van omroepzenders of door babbelzieke managers met een mbo-opleiding, die ab-so-luut nog inzage wilden hebben in het interview. Na een paar jaar begon ik langzaamaan mijn scherpte te verliezen, een proces dat aanvankelijk ongemerkt bleef, maar zich doorzette toen Taij ouder werd. Ik ging steeds vaker op de automatische piloot. Het werk was belangrijk, maar ik kon mijn gedachten er niet meer bijhouden. Mijn collega’ s op de redactie gingen voor mij te snel. Welke politicus had zich versproken? Wat scheelde er precies aan die kerncentrale? En waar was dat? Moesten we iets doen met die Nederlander die vastzat in Peru, of hadden we dat al gedaan? Ik verloor de actualiteit uit het oog. De omstandigheden van de afgelopen paar jaren, en dan vooral het afgelopen jaar, droegen daaraan bij, ook al hield ik vol dat ik het allemaal best aankon. ‘Dat kan niet,’ zei een van mijn collega’ s. ‘Het zou onmenselijk zijn als dat zo was, Arthur.’ Ze hielden me uit de wind, maar de desinteresse in het dagelijkse nieuws leek onomkeerbaar. Ik vroeg op de redactie of we niet steeds hetzelfde blad maakten, maar die kritiek werd niet gedeeld. Waar moest ik in godsnaam nog over schrijven? Er was aan het begin van dit jaar al genoeg verschenen over het naderende onheil, de doemdenkers met hun vergezochte theorieën, en wat ons te doen stond tijdens de laatste dagen. Het waren absurde scenario’ s, allemaal bedacht omdat de vijfde cyclus van de Maya-indianen en hun feilloze kalender hadden voorspeld dat de wereld 21 december van dit jaar zou eindigen. 15
9789057595387.indd 15
06-11-12 14:09
Populair-wetenschappelijk gewauwel dat inmiddels was achterhaald toen wetenschappers ontdekten dat de Maya’ s het zo niet hadden bedoeld. ‘Misinterpretatie,’ volgens hen. ‘Doemdenkers zoeken graag naar een datum om zich aan vast te houden. De kalender eindigt, een nieuwe cyclus begint. Niets nieuws onder de zon.’ Een man fietste de wereld rond nadat hij kanker had overwonnen. Zo’n half jaar geleden vertelde hij erover in een talkshow. ‘Niets van wat je op het nieuws ziet klopt,’ zei hij. ‘Overal waar ik kwam ben ik warm ontvangen. De wereld is veel aardiger dan je denkt. Op tv laten ze graag zien hoe duister alles is, maar elke weg die ik heb gereden voerde me naar een wereld van licht.’ Ik vond het fascinerend, ook al geloofde ik er niets van. Ik zocht niet naar iemand met een positieve mening of een inspirerende visie. Elk brokje positivisme valt weg zodra je kind zegt dat hij zich niet zo lekker voelt, of als de gymjuf in paniek opbelt omdat er iets met je kind aan de hand is. Voor de zoveelste keer ben je bang dat dit het moment is dat je hem naar het ziekenhuis moet brengen zonder te weten of hij er nog uit komt. In de benauwde omgeving van een ziekenhuiskamer is er geen licht. Je zoekt vooral naar een uitweg, naar antwoorden. Je dag bestaat uit vragen, angsten en twijfels. ‘Arthur, ben je daar? ’ Ik zeg: ‘Nog steeds.’ Ik zeg: ‘Luister, Bleeker. Ik dacht eraan – en dat zul je vast raar vinden, maar ik dacht eraan het verhaal over Van Sand te beginnen met een gedicht.’ De dikke nummers zijn in aantocht. De kerstedities met nog meer interviews worden samengesteld. De edities van de lijstjes, de opsommingen en de cijfers. Mijn verhaal past er vast niet tussen. 16
9789057595387.indd 16
06-11-12 14:09
Bleeker klonk niet bijzonder enthousiast toen ik er een paar weken geleden over begon. Te genuanceerd, te groot, te persoonlijk, te eenzijdig, en uiteindelijk te weinig nieuwswaarde. ‘Wat willen we hiermee zeggen? ’ zei hij. ‘Of beter: jij. Wat wil jij hiermee? Is het echt iets voor het blad? Heb je je dat afgevraagd? Begrijp je wat ik bedoel? Wat is de boodschap? ’ Natuurlijk, er moet een boodschap zijn. We moeten iets te vertellen hebben. We willen iets uitdragen. En als iedereen het erover eens is, of in elk geval Bleeker, dan is het goed. ‘We zijn toch een soort Rolling Stone Magazine meets Time meets The New Yorker,’ hoorde ik hem tijdens vergaderingen nogmaals uitleggen aan de jonge stagiaires. Ze wisten nog niets, maar hoopten op een mooi avontuur om de journalist uit te hangen, inclusief de late avondjes in de kroeg, de concertbezoeken, en deadlines die ze nog veel te serieus namen. Zag ik er ook zo uit, tien jaar geleden? Zo vervuld van mezelf, uitgerust met een grote bek, en ondertussen doodsbang, geen flauw benul van wat ik moest doen en of de redactie mijn stukken zou waarderen. En was het nu zoveel anders? Ook nu moet ik het verhaal nog steeds brengen. Verkopen. Pitchen. Ik moet Bleeker zien te overtuigen. Zijn bureau ligt vol verhalen. Er zijn altijd journalisten die dichter bij hem staan. Die weten hoe ze iets onder zijn aandacht kunnen brengen, en die hem overtuigen, met een grapje, met een uitleg waar geen speld tussen is te krijgen, met argumenten die overeind blijven. Tijdens bevlogen redactievergaderingen waarin Bleeker ons elke week opnieuw oppept en zegt dat we een uniek blad maken, moet er altijd iets wijken voor iets anders. Een opmerking als: ‘Geen probleem, dan schuiven we dat door’, is de gewoonste zaak van de wereld. De actualiteit van het desbetreffende artikel is niet minder belangrijk dan bij alle andere stukken, maar de belangrijkste artikelen gaan altijd voor. Bleeker bepaalt welke artikelen dat zijn. 17
9789057595387.indd 17
06-11-12 14:09
‘Een gedicht? ’ vraagt hij. ‘Waarover? ’ ‘Het gedicht is een metafoor. Het gaat natuurlijk uiteindelijk over iemand anders.’ ‘Over Remy van Sand? ’ ‘Precies! ’ ‘Oké, schrijf dat verhaal. Over dat gedicht lullen we nog wel. Desnoods plaatsen we het volgend jaar. We zijn bezig met themanummers voor het nieuwe jaar, dat weet je toch? En het is altijd handig om iets op de plank te hebben liggen.’ ‘Op de plank? ’ ‘Even kort: zou je op pad willen gaan met een seksuologe? Ze heeft een boek geschreven over de poldervrouw. Het is al uit. Grappig boekje. Misschien dat jij bij haar langs kan gaan? Waar is de poldervrouw? heet het, geloof ik. Of was dat de ondertitel? Googel het even. Het gaat over hoe de Nederlandse vrouw nog iets kan leren van de exotische vrouw, zoiets.’ ‘De poldervrouw? Oké.’ ‘Kom je vandaag nog langs op de redactie? ’ ‘Ik sta op het punt een kerstboom te kopen.’ ‘Een kerstboom? Nu al? ’ ‘We hebben iets te vieren. Kerst is daar een mooi feest voor.’ ‘Natuurlijk. Heel goed, Arthur. Mooi. Hou me op de hoogte over de seksuologe, en laat me weten wat je allemaal ontdekt over Remy van Sand.’ ‘Er zijn schriften, wist je dat? ’ ‘Schriften? Zoiets als dagboeken? ’ ‘Zoiets.’ ‘Kun je eraan komen? ’ ‘Ik heb ze al. Ik heb ook al met z’n vrouw gesproken. Dat interview wil ik straks gaan uittikken. Ik heb er straks weer één. Ik móét dit doen, Bleeker.’ ‘Pas je op dat je niet te veel in zijn hoofd kruipt? Ha ha... In ernst: 18
9789057595387.indd 18
06-11-12 14:09
het zou nog echt wat kunnen worden, met die dagboeken, bedoel ik. Dus hou me op de hoogte.’ ‘Doe ik, chef.’ ‘O, en koop een Nordmann.’ ‘Sorry? ’ ‘Een Nordmann, die vallen niet uit. Die naalden, bedoel ik. Die verdrogen, maar ze vallen niet uit. Scheelt je een hoop troep.’ ‘Thanks.’ Wat voor soort boom wilde Steph? Groot, klein, breed, gevuld? De klanten lopen en wijzen naar een specifieke boom en bespreken het formaat en de prijs. Ze steken de koppen bij elkaar. Met dezelfde kritische blik kijk ik naar de grijze lucht die aan me voorbijtrekt. Zal het zo gaan sneeuwen? Ik rij de Mini van Steph iets dichter naar de container. Ze heeft me opgehaald bij de garage, nadat Taij en Fee naar school zijn vertrokken. Ze zegt al twee jaar dat ik een andere auto moet kopen. Vanochtend wilde ze vroeg beginnen met werken. Ik zette haar af bij haar atelier in het centrum, een klein monumentaal pand uit 1602, dat ze huurt van Eileen Liao, een bevriende Chinese kunstenares met familiekapitaal en Pippi Langkous-vlechten. Ik beloofde haar op tijd terug te zijn. Voordat ze uitstapte, zei ze: ‘Ik wil dit jaar een grote boom met lichtjes en witte slingers en rode kerstballen. Regel jij dat? Een Coca-Cola-boom. We willen een Coca-Cola-boom. Dan kunnen we die vanavond optuigen.’ Niet alles wat ik ontdekte over Remy van Sand maakte hem tot de grote filantroop die ik in hem wilde zien. Maar hij was daar, op het juiste moment, op de juiste plaats. Misschien ben ik niet in de positie om hem volledig te begrijpen. Eind mei zei Van Sand tegen Taij: ‘De maatschappij heeft zich kunnen ontwikkelen omdat er enkelingen waren die afweken van de gebaande paden. Denk 19
9789057595387.indd 19
06-11-12 14:09
daaraan.’ Een eigenaardige boodschap voor een tienjarige jongen. Taij had hem toegeknikt. Van Sand glimlachte, gaf hem een aai over zijn hoofd, schudde me de hand en verdween. Toen Taij mijn geërgerde gezicht zag, zei hij: ‘Hij bedoelt het niet slecht, papa. Hij is alleen een beetje ziek.’ De manier waarop hij dat zei. Kinderen worden kleine profeten als ze chronisch ziek zijn. Ze lijken wijzer, begrijpen meer, en aanvaarden hun lot en hun omgeving met een kalmte die een gezonde volwassene ontbeert. Wat was dat voor kerel die mijn zoon quasiwijsgerig toesprak? Ik moest er bijna om lachen, als de situatie niet zo ernstig was. Was hij een patiënt hier? Hij droeg een Oranje-shirt, was opmerkelijk bleek, rook zurig – het opgedroogde zweet was overduidelijk in de synthetische stof getrokken – en zag eruit als een vermoeide hardloper met die uitstekende jukbeenderen, het pezige lichaam en het kortgeschoren kapsel. Taij was gefascineerd door hardlopers, misschien trok dat hem aan. De meeste mensen willen een verhaal, het liefst een succesvol verhaal, waarin ze tegen alle verwachtingen in toch hun doel weten te bereiken. Van Sand leek me zo’n verlichte geest die dacht dat hij iets bijzonders te vertellen had. Samen met mijn collega’ s heb ik vaak genoeg dat soort esoterische, zweverige zelfhulppulp belachelijk gemaakt, en alle literatuur in die richting naar het rijk der fabelen verwezen. Wij wisten het antwoord niet en beschouwden denkers die dat meenden wel te hebben als pretentieus, ijdel en megalomaan. Naarmate Taijs gezondheid meer aandacht opeiste, kon ik niet meer overal aan voorbijgaan. Op een bepaald moment kom je erachter dat niets triviaal is. Alles verandert: de manier waarop je naar een gesprek luistert, boeken leest, waarneemt. Dat heeft Van Sand me wel ingewreven. Je wordt alert. Je ziet meer. Kleine dingen. Taijs veters die ik nog steeds strik, ook al kan hij het allang zelf, de manier waarop we afscheid nemen, hoe je de caissière in 20
9789057595387.indd 20
06-11-12 14:09
de supermarkt begroet, het vluchtige afscheid ’ s ochtends, de gezichten in de tram of metro, de mensen tegen wie je op botst in het Centraal Station, op weg naar je werk. Alles kan op elk willekeurig moment het verschil betekenen. We zijn alleen niet in staat om daar steeds bij stil te staan en weten soms pas wat iemand voor je kan betekenen als hij daadwerkelijk tegen je op botst. En waarom zou dat geen vreemde kunnen zijn? Waarom niet Remy van Sand? Steph denkt aan een kerstboom, ik denk aan het verhaal dat ik moet maken. Hoe de mensen hier hun kerstboom uitzoeken. Dat ongelooflijke getrut. De onbedwingbare zucht om rond de feestdagen te moeten hamsteren. De volle karren in de supermarkten. De jacht op de bonusaanbiedingen, de kortingen, de advertentie die zegt: hier veel voor weinig. En dan het eeuwige geklaag en gezeur. In Darfur sterven kinderen een hongerdood of worden ze geronseld als kindsoldaten, in Syrië liggen de lijken op straat, hier puilen de winkels uit en is de grootste zorg of er genoeg eten in huis is, en of oom Ferry met z’n schurftige psoriasis nu wel of niet allergisch is voor gluten. Niet dat ik me elk moment bekommer om de doden in Syrië of de kinderen in Darfur, maar ik gebruik die vergelijking omdat zo’n boom me eigenlijk niets interesseert. Ik heb het altijd gedoe gevonden om Kerstmis uitgebreid te vieren. Steph vindt dat ik egoïstisch ben, dat we juist zoveel hebben om dankbaar voor te zijn. Ze heeft gelijk. Dat is ook zo. Het ís ook zo. Vorig jaar rond dezelfde tijd zei ze: ‘Je weet wat je doet, hè? ’ ‘Wat? ’ We zaten aan de houten tafel in de keuken. Een onbewerkte boerentafel. Ik moest eraan denken toen ik met mijn hand over het tafelblad wreef en de nerven van het hout voelde. Je verkoopt een idee, een verhaal, een weekblad, een auto, medicijnen, oplossingen, treinkaartjes, lauwe excuusjes en tafels. Op een gegeven moment wilde iedereen zo’n boerentafel hebben. Toen vonden we het nog authentiek. 21
9789057595387.indd 21
06-11-12 14:09
‘Je begraaft je in je werk,’ zei Steph, ‘maar je vergeet dat Taij je nodig heeft.’ Ik reageerde nogal venijnig, slikte mijn woorden niet op tijd in en had alweer spijt. Steph schoof haar stoel naar achteren en liep naar het aanrecht met haar koffiemok in haar hand. ‘Sorry, Steph...’ Het werk op de redactie slokte me inderdaad op, en dat voelde goed, héél goed zelfs, ook al durfde ik dat niet toe te geven. Steph was juist minder gaan werken, wat praktisch gezien inhield dat ze tijdelijk was gestopt met lesgeven op school, iets minder opdrachten aannam en haar privélessen in haar atelier liet overnemen door de graatmagere Debby, eindejaars kunststudente, liefhebster van wilde kapsels, piercings en tattoos, protegee van Steph, en vooral helpster in nood. Debby bestreed het idee dat ze aan anorexia leed: ‘Ik heb een hoge verbranding, altijd al gehad. Ik leef op hamburgers! ’ Steph vond de verfrommelde wikkels van de McDonald’ s-hamburgers inderdaad geregeld naast haar werktafel, inclusief de lege blikjes Coca-Cola, en een gevulde asbak met uitgedrukte peuken. Steph keek me streng aan, met ingehouden woede, als een lerares die de smoesjes van haar leerlingen niet langer accepteert. ‘Jij mag ook wel wat inleveren,’ zei ze. ‘Je werkt alleen maar.’ Ik was het met haar oneens. ‘Ik ben er voor hem,’ zei ik. ‘Ik ben er altijd! Het is alleen nu zo’n drukke periode, ik bedoel...’ ‘Het is altijd een drukke periode! Je weet niet of je zoon het redt, of bedoel je dat niet? ’ Ze leunde tegen het aanrecht. Ik begreep haar wel. Ze wilde me wakker schudden. Ze wilde me uitknijpen, zoals ze haar tubes verf leegkneep. Steph liep naar de slaapkamer van Fee, die in haar verkleedfase zat. ‘Kijk eens, mam? Maháám! Ik lijk wel een lolly! ’
22
9789057595387.indd 22
06-11-12 14:09
Twee weken daarvoor was ik naar Stephanies atelier gegaan waar ze samen met Debby aan het werk was. Debby deed de deur open en schudde haar hoofd. Het grijze shirt met het wijde boord en de verfspetters toonde een blote getatoeëerde schouder. Ze liet me binnen en vertelde wat er was. Het ging even niet met Steph. Taij ging achteruit, had zijn mindere momenten, en die zouden steeds vaker voorkomen. We wisten dit. Maar dat betekende niet dat we het accepteerden, dat we eraan gewend raakten. Ik liep naar haar werkkamer en zag hoe ze de tubes verf achter elkaar leegkneep, woest, driftig, met tranen in haar ogen en een met verf besmeurd overhemd aan dat ooit van mij was geweest. Ze hoorde me niet binnenkomen. ‘Steph! ’ Ik pakte haar armen beet. Ze liet de tubes vallen en bleef maar huilen in mijn armen. Ik troostte haar, we troostten elkaar. ‘Waarom? ’ vroeg ze. ‘waarom godverdomme? ’ In alle filosofische boeken over het geheim van het leven, die ik als ridicuul had verworpen, stond dat je jezelf die vraag niet moest stellen, omdat je dan een superieure houding aanneemt, alsof jij beter bent dan de rest. Waarom zou het noodlot jou níét treffen? Waarom zou jíj bewaard blijven? Wie ben jij dan wel om die vraag te stellen? Waarom jij niet en zoveel anderen wel? De vraag was geschikt voor een interviewer, maar je kon hem niet betrekken op je eigen leven. Dat was ongepast. Ze had het zichzelf vaker afgevraagd, als ze tv keek of een krant opensloeg, of als ik met een verhaal thuiskwam van de redactie. 2011 was een onstuimig jaar geweest, vol familiedrama’ s en wanhoopsdaden. De ene gek leek de andere te inspireren. Waarom schoot de student in het winkelcentrum juist die vijf mensen neer die niet konden vluchten, inclusief die oude man van eenennegentig? En waarom schoot hij zichzelf door het hoofd en moesten de nabestaanden van de slachtoffers hun leed en verlies wel aanvaarden? 23
9789057595387.indd 23
06-11-12 14:09
Waarom? Steph droeg een gouden kruisje, ze greep ernaar als ze angstig was of in spanning zat. Ze bad soms en vroeg mij het ook te doen. De helende kracht van het gebed lag voor haar in saamhorigheid. ‘Als je echt met elkaar bent en hetzelfde denkt en wenst, dan gebeurt er iets,’ zei ze. Ook ik wilde een antwoord voor het probleem van Taij, maar ik wist zeker dat we dat niet in de kerk zouden vinden. Steph ging na lange tijd weer naar de kerk en dat gaf haar rust, ook al schold ze net zo vaak op God als dat ze haar handen samenkneep, en – gek genoeg – vaak in een soepeler ritme. Ik liet haar maar. Ik wandelde soms alleen in een park als het werk me te veel werd en ik niet wist waar ik met mijn angsten naartoe moest. Dichter bij God kwam ik niet. Taij zag mijn angsten, hoe goed ik ze ook probeerde te verbergen, en zei: ‘Het komt wel goed, pap.’ Hij zei: ‘Ik bid.’ ‘Je bidt? Heb je met je moeder gesproken? ’ ‘Einstein geloofde ook in God.’ De journalist in me versleet de gelovige voor naïef en romantisch. Maar Taij zei: ‘Einstein zegt het, en hij was mucho slim.’ Taij was vier toen we ontdekten dat er iets niet helemaal in orde was. Dat was niet de schuld van God, vond Steph. Dat was wetenschappelijk verklaarbaar. Een genetisch defect, heet het dan. Dat werd niet door de kerk beweerd, maar door de artsen die Taij en later ons ook hadden onderzocht. Het probleem met zijn hartspier was ontstaan door een erfelijke component, samengekneed door Steph en mij toen onze cellen bij elkaar kwamen. Wij hadden hem dat defect meegegeven, wij waren de dragers, de boodschappers van zijn leed. De arts sprak over een verstoord ritme, over het gevaar van hartfalen. De kans was doorgaans groter bij jongetjes. 24
9789057595387.indd 24
06-11-12 14:09