Solo def.indd | Sander Pinkse Boekproductie | 07-05-14 / 18:04 | Pag. 3
Wilfried de Jong
Solo Wielercolumns
Uitgeverij Podium Amsterdam
Solo def.indd | Sander Pinkse Boekproductie | 07-05-14 / 18:04 | Pag. 5
Lachen is verdacht
Het ziekenhuis had een kuurtje epo voorgeschreven aan mijn oude vader. Zijn beenmerg functioneerde nauwelijks. Rode bloedlichaampjes werden niet meer aangemaakt. Epo was een laatste redmiddel. Het spul hoefde niet afgehaald te worden door een motorrijder met een schuilnaam. Het lag open en bloot op de balie. Na een injectie met epo werd mijn vader een paar dagen later gecontroleerd. Het effect was nul. De rest van de epo kon in de verpakking blijven. Enkele weken na de toediening van de dope droeg ik mijn vader naar zijn graf. Waar de drie kuurtjes epo zijn gebleven, weet ik niet meer. We hadden als familie wel wat anders aan ons hoofd. Zonde. Het was een duur medicijn, had ik begrepen. De jongens van het ‘oude’ wielrennen konden er zeker wat mee. Of had ik de epo in een gewatteerde enveloppe naar het hoofdkantoor van de Rabobank moeten sturen? De directie wist vast een paar geschikte postadressen. Sinds de cyclobiechten ligt het wielrennen onder de loep, zeg maar rustig onder de microscoop. We turen naar de prikgaatjes in aderen van renners en weten niet meer hoe een fiets eruitziet. De stoere wer5
Solo def.indd | Sander Pinkse Boekproductie | 07-05-14 / 18:04 | Pag. 6
kers op de weg veranderen tijdens hun bekentenissen in wegkijkende stotteraars met zweethanden. Lachen is verdacht, huilen een pre. Na het verlaten van het biechthokje word je op het plein nog even gemangeld door het volk. Pek, veren, tomaten, een azijnspons in je mond en een trap na van de nieuwe generatie. Michael Boogerd bungelde in de strop en Lars Boom spuwde vuur: ‘Ik heb geen goed woord over voor mensen die jarenlang doping hebben gebruikt en nu bekennen.’ Ik heb geen goed woord over voor mensen die de schuld alleen leggen bij renners en niet bij het halfslachtig handelen van ploegleiders, journalisten, geldschieters en wielerbobo’s. Lars Boom had nooit een goed salaris gehad als Boogerd en de zijnen niet zoveel voor de sport gedaan hadden. De grote klassiekers staan voor de deur. Neem ik de sport nog serieus? Ja, misschien zelfs te serieus. Er is de afgelopen decennia een groot reizend circus geschapen, maar de clowns wordt nu gevraagd de dopneus even op het achterhoofd te zetten. Het elastiekje trekt een extra frons op het voorhoofd. Doping is vooral serious business geworden. Journalisten en renners bekijken elkaar met argwaan. Wat vraag je over doping, wat ga je zeggen? Paranoia van twee kanten ligt op de loer. Ach, geen paniek. De schoonheid en realiteitszin moeten hand in hand gaan, dan komt het wel goed met de wielersport. Een goede wedstrijd is gebaat bij duidelijke regels. Overtreden is niet verboden en ook niet erg, er staat alleen wel een straf op. Clean in het leven is niemand. Ook de renners van nu niet. Je hoopt maar dat wielrenners geen doetjes 6
Solo def.indd | Sander Pinkse Boekproductie | 07-05-14 / 18:04 | Pag. 7
worden. Topsport is oneerlijk. Topsport is een bedrijfstak met grote financiële belangen. Als profrenner kom je hoe dan ook met je voorwiel bij een grens uit. Rijd je eroverheen of stop je voor de streep? Wielrennen is een zwaar beroep, lichamelijk en geestelijk. Onlangs keek ik naar een interview met mijn held Sonny Rollins (84). Nee, geen oud-profrenner, Rollins is de grootste nog levende saxofonist. Hij was in zijn jonge jaren aan de heroïne. Hij kreeg een vraag toegespeeld: ga je van dope beter blazen? ‘I think it does, to a certain degree,’ zei Rollins. ‘Het geeft je een gevoel van: wow! Maar je kunt jezelf er ook pijn mee doen.’ Rollins zat er vorstelijk bij. Geen greintje reserve, geen spijt. Hij valt het leven aan, met alle risico’s van dien. Soms gaat het goed, soms gaat het fout. Epo is een medicijn. Mijn vader is dood. Heroïne is een drug. Rollins leeft nog. Zo loopt het soms. Mooi, hè?
7
Solo def.indd | Sander Pinkse Boekproductie | 07-05-14 / 18:04 | Pag. 8
Jongensdroom
Zoals Niki Terpstra de laatste kilometers solo naar de beroemde wielerpiste van Roubaix reed, zo hoort het: de rug bijna horizontaal met de weg, de ellebogen in een knik van negentig graden, soepele omwenteling van de benen (let op zijn lange, witte sokken) en het bovenlichaam zo stil mogelijk houden, zelfs tijdens de zwaarste inspanning. Zijn tegenstanders weten het al jaren: als Terpstra in die stijl in zijn eentje wegrijdt, ben je reddeloos verloren. De stijl van Terpstra demoraliseert. Toen hij na de kasseienstrook van Hem demarreerde, liet iedereen na korte tijd het hoofd hangen. Terwijl Terpstra — net als andere renners — op sterven na dood was. Dat draadje slijm in de opengesperde mond toen Terpstra als eerste over de finish kwam. Zo mooi van viezigheid. Afgezien van de tandarts kijkt niemand met plezier in een keel. Maar het spuugdraadje van Niki ontroerde. Tot aan zijn huig mochten we naar binnen gluren. In Niki’s keel kon je zien hoe slopend en stoffig deze klassieker was geweest. Twee jaar geleden wilde ik zelf ervaren hoe het rijden over kasseien in NoordFrankrijk aanvoelde. Sinds dat ritje doet de wijsvinger van mijn linkerhand raar. Iedere ochtend blijft hij 8
Solo def.indd | Sander Pinkse Boekproductie | 07-05-14 / 18:04 | Pag. 9
staan terwijl de rest van de vingers buigen. Een triggerfinger als herinnering aan de Hel van het Noorden. Ik ben er zuinig op, hopelijk is het blijvend. Terpstra besefte na de finish dat hij een grote held was geworden in eigen land. Na dertien jaar won er weer een Nederlandse coureur in Roubaix. Zijn stem sloeg over bij het woord ‘jongensdroom’. Hij was zijn emoties niet de baas. Het kostte Terpstra moeite de gewonnen kassei boven zijn hoofd te torsen. Na een paar seconden zette hij het ding op de grond. Zo’n steen hoort ook niet in de lucht. Kasseien doen al eeuwen dienst als plaveisel. Ze worden de grond in gedrukt door auto’s en tractoren. En één dag in het jaar rammen profwielrenners over hun kruin. Terpstra won de mooiste klassieker op aarde. De beelden van zijn kop met opengesperde mond op weg naar het einde, ze zullen me altijd bijblijven. Op het podium straalde Terpstra van oor tot oor. Hij zag eruit als een stripfiguur. Die brutale bek, dat petje met de klep omhoog boven die vrolijke ogen. De Noord-Hollandse renner was in de laatste kilometers van de wedstrijd tête de la course geweest. Ja, nu ik hem zo zag staan, was dat de passende titel voor de winnaar van Parijs-Roubaix 2014: Terpstra was Het Hoofd van de Koers.
9
Solo def.indd | Sander Pinkse Boekproductie | 07-05-14 / 18:04 | Pag. 10
Joop en Bernard
Joop Zoetemelk liep na een lange dag van handen schudden eindelijk alleen door nachtelijk Rotterdam, waar de volgende dag de eerste etappe van de Tour de France vertrok. Joop, met dat verlegen regionale hoofd door de grote stad. Als een diapositief van de wereldberoemde foto van James Dean die in New York City in de regen over een avenue loopt. Een held in de anonimiteit. Zoetemelk stapte in de Aert van Nesstraat zijn hotel binnen. Het was druk in de lobby. Er stond een rij mensen voor de balie. Gelukkig, Joop was al ingecheckt. Tijdens zijn wielerbestaan opende hij hotelkamerdeuren nog met sleutels waar een zware klos aan bungelde. Nu had hij een modern pasje gekregen. Joop trok het kaartje uit zijn broekzak en haalde het door de sleuf. Geen piepje, geen groen lampje. Niks. Nog eens proberen. Weer niks. Joop besloot dat er niets anders opzat dan terug te gaan naar de lobby. Net gearriveerde Tourvolgers met koffers stonden in de rij. Na wat heen en weer gedrentel haalde Joop diep adem. Hij stapte naar voren. Tegen de hotelbediende: ‘Mijn kaart doet het niet.’ Een blik op het computerscherm. ‘U bent meneer Zoetemelk? Ogenblikje. Ik loop zo met u mee.’ 10
Solo def.indd | Sander Pinkse Boekproductie | 07-05-14 / 18:04 | Pag. 11
Er bleek niet zomaar een nieuw pasje voorhanden. Joop moest wachten. Joop: ‘Op een gegeven moment werd ik zó boos. Ik zeg tegen die man achter de balie: en nou wil ik godverdomme mijn kamer in.’ Het duurde meer dan een uur voor het vermoeide lijf van Zoetemelk eindelijk tussen de lakens schoof. Een scheldende Joop. Dat had ik niet voor mogelijk gehouden. Joop zei toch altijd: ‘Pfffff ’? Niets is wat het lijkt. Eerder die week mocht ik met Zoetemelk en Bernard Hinault een uurtje fietsen. We vertrokken vanuit het centrum. We reden mijn vertrouwde rondje Rotte. Het was onwezenlijk om ‘à gauche!’ en ‘paaltje!’ — ik kon niet op het Franse woord komen — tegen Hinault te schreeuwen. Ik reed met Zoetemelk achter de Fransman. Hinault had zijn benen geschoren. Ik telde de moedervlekken op zijn witte huid. Onderweg kregen alle vrouwen op een fiets een flirterig knikje van Hinault. Dit was de beroemde Breton die de patron was in het peloton. Vroeger sloeg het opgewonden standje mensen op hun bek. Nu was hij een pédaleur de charme. ‘Bernard is een andere kerel geworden,’ zei Joop terwijl we terugreden. ‘Hij fietst weer sinds een paar jaar en is niet meer zo bozig als vroeger. Hij is rustiger geworden.’ Er doemde een helling van niks op. Daar gingen ze. Joop in zijn originele gele trui en op zijn oranjerode stalen Raleigh-fiets uit 1980. ‘Heb ik teruggekregen van een fan. Er zat zo’n laag stof op. Ik kreeg die droge oude banden er bijna niet af. Hij rijdt nog prima. 11
Solo def.indd | Sander Pinkse Boekproductie | 07-05-14 / 18:04 | Pag. 12
Zie je Bernard, die rijdt nog steeds net zo’n zwaar verzet als vroeger.’ Daags na het fietstochtje glipte de Tour uit mijn handen. De karavaan werd uitgezwaaid. Ik stond even voorbij de Erasmusbrug langs de kant. Voor het peloton uit reed een blinkende volgauto voorbij. Ik herkende Hinault door de getinte ruit. Hij zat voorin, met een half brilletje op een krant te lezen. Achterin keek Zoetemelk naar de gekte buiten. Ik schreeuwde naar de twee mannen. Ze hoorden me niet. Het was voorbij. Joop en Bernard in de auto naar finishplaats Brussel. Ik lopend naar huis in Rotterdam.
12