Reisoefeningen.indd | Sander Pinkse Boekproductie | 15-04-13 / 12:40 | Pag. 1
Reisoefeningen
Reisoefeningen.indd | Sander Pinkse Boekproductie | 15-04-13 / 12:40 | Pag. 2
eerder werk van ingmar heytze De allesvrezer (1997) Sta op en wankel (1999) Aan de bruid (2000) Het ging over rozen (2002) Nietzsche schrijft een laatste vers (2004) Schaduwboekhouding (2005) Elders in de wereld (2008) Utrecht voor beginners (2009) Utrecht voor gevorderden (2011) Ademhalen onder de maan (2012)
Reisoefeningen.indd | Sander Pinkse Boekproductie | 15-04-13 / 12:40 | Pag. 3
Ingmar Heytze
RE I S O E F E NIN G E N Genezen van een fobie
Uitgeverij Podium Amsterdam
Reisoefeningen.indd | Sander Pinkse Boekproductie | 15-04-13 / 12:40 | Pag. 4
© 2005, 2013 Ingmar Heytze Omslagontwerp Studio Ron van Roon Typografie Sander Pinkse Boekproductie Foto auteur Linelle Deunk Ontwerp kaart p. 10-11 Hester Schaap © Illustratie p. 102 Reid, Geleijnse & Van Tol isbn 978 90 5759 564 6 Verspreiding voor België: Elkedag Boeken, Antwerpen www.uitgeverijpodium.nl www.ingmarheytze.nl
Reisoefeningen.indd | Sander Pinkse Boekproductie | 15-04-13 / 12:40 | Pag. 5
Reisoefeningen is een dagboek in twee delen. De delen vormen een vraag en een antwoord. Het eerste deel, ‘Scooterdagboek’, schreef ik al in 2005, en stelt de vraag: ‘Hoe komt een mens van zijn fobische reisangst af?’ Het antwoord, ‘Vluchten of vechten’, kon ik pas zeven jaar later schrijven. Reisoefeningen drukt alles uit wat ik te weten ben gekomen over angst — en over het overwinnen ervan. Ingmar Heytze, mei 2013
Reisoefeningen.indd | Sander Pinkse Boekproductie | 15-04-13 / 12:40 | Pag. 8
Reisoefeningen.indd | Sander Pinkse Boekproductie | 15-04-13 / 12:40 | Pag. 9
‘Each time he took a walk, he felt he was leaving himself behind. All places became equal, and on his best walks, he was able to feel that he was nowhere. This was all he ever asked of things: to be nowhere.’ Pau l Au s te r , C i ty of Glas s
Reisoefeningen.indd | Sander Pinkse Boekproductie | 15-04-13 / 12:40 | Pag. 13
Zaterdag 19 maart, 42 kilometer Het zijn de koude laatste dagen van de Witte Schicht. Vanavond heb ik een onderhoudsrit gemaakt, terwijl de kleur uit de dag wegtrok en in de verte de lichtjes van de snelweg begonnen op te gloeien. Ik ken geen betere manier om mijn hoofd leeg te maken dan een kilometer of veertig brommerrijden door vertrouwd polderland waar je nauwelijks iets tegenkomt wat de moeite van het stoppen waard is. Alles waarvoor ik zou willen afstappen, bevindt zich in de stad waar ik woon. Mijn wandel-, fiets- en bromcirkels liggen als kringen in een vijver om de Domtoren heen. Natuurlijk zijn er ook andere steden waar ik naartoe zou kunnen gaan, maar die haal ik nog niet; de cirkels waarin ik me kan bewegen, zijn te klein. Dat doet niets af aan mijn drang om te bewegen. Als je niet beweegt stolt je bloed. Eind deze week ruil ik mijn parelwitte bromscooter in voor een Vespa Granturismo. Een beetje motorrijder wil nog niet dood naast een scooter worden aangetroffen, maar het bestaan van deze machine is de voornaamste reden dat ik een maand geleden mijn motorrijbewijs heb gehaald; de stijl van een Vespa, de snelheid van een lichte motorfiets. Uiterlijk wijkt hij slechts in detail af van de bromscooter waar ik nu op rijd — het grootste verschil 13
Reisoefeningen.indd | Sander Pinkse Boekproductie | 15-04-13 / 12:40 | Pag. 14
Ingmar Heytze
met de Witte Schicht is de kleur. Ik heb de nieuwe scooter alvast het Zwarte Schaap gedoopt. Wanneer ik de Witte Schicht kwijt ben, is mijn brommerjeugd voorbij. De meeste mensen beginnen met brommerrijden op hun zestiende en houden er op hun achttiende mee op. Ik was er pas op mijn drieĂŤndertigste aan toe, toen ik werd geacht twintig voordrachten in drie weken te geven (als dichter ben ik wereldberoemd in Utrecht). Er waren dagen dat ik niets te doen had, maar ook avonden waarop ik drie keer moest opdraven. Om overal op tijd te kunnen zijn, had ik iets snellers nodig dan een fiets. De optredens werkte ik af op een geleende Puch Maxi, bouwjaar 1974. Hij reed op mengsmering en het motorgeluid was een aanslag op mijn trommelvliezen, maar hij startte altijd en reed een glorieuze 45 kilometer per uur. Kortom, ik had voor een kleine week het brommerequivalent van een pony tot mijn beschikking. Op de eerste vrije dag ging ik met prachtig nazomerweer een stukje rijden. Sinds ik reisangst heb, ben ik eraan gewend dat ik niet ver de stad uit kan. Als ik ga fietsen ligt mijn cirkel van veiligheid zo ongeveer tussen de meubelboulevard in Hoograven, Groot Winkelcentrum Overvecht en pannenkoekenhuis Rhijnauwen, allemaal slechts een paar kilometer buiten de singels van de Utrechtse binnenstad. Die dag gebeurde er een klein wonder. Op de Puch knetterde ik zonder hapering door naar Oud-Zuilen, een kasteel aan de Vecht, onder de rook van de wijk Zuilen. Zo ver was ik lang niet geweest, en het mooiste was: ik was helemaal niet bang. Maarssen, Bunnik en Houten volgden. In vijf dagen reed ik bijna tweehonderd kilometer kriskras door het hart van de provincie. Op de beste momenten was ik bij14
Reisoefeningen.indd | Sander Pinkse Boekproductie | 15-04-13 / 12:40 | Pag. 15
REISOEFENINGEN
na tien kilometer buiten de stad. Mijn actieradius was meer dan verdubbeld! Jankend van ontroering (en wind in mijn helm) reed ik over dijkjes waarover ik tien jaar niet gereden had. Het was een opwindende, louterende zegetocht. Ik moest en zou een brommer kopen, en wel zo snel mogelijk. Dat mijn stadstournee precies genoeg opleverde voor een nieuwe, parelwitte Vespa ET4 met helm, slot en verzekering, was een teken.
Zondag 20 maart, 43 kilometer Vandaag is het gelukt Hilversum te halen en daar zelfs een beetje rond te rijden zonder noemenswaardige paniek — ik was in een dik uur uit en thuis. Voor mijn gevoel ben ik op een ontdekkingsrit altijd een eeuwigheid weg, domweg omdat ik iets doe wat ik niet kan overzien. Als de angst werkelijk toeslaat, vertraagt de tijd, terwijl al het andere — ademhaling, hartslag, gedachten — versnelt. De paniek kan zo verschrikkelijk groot worden dat de tijd stolt tot één enkel moment dat niet meer voorbijgaat. Ik zit gevangen in het hier en nu alsof ik ben platgeslagen in een foto of erger: in een loop, een oneindig repeterend filmframe. In dat filmframe is het onvoorstelbaar zwaar om gewoon te bestaan, laat staan om in te zien dat de angst wel weer overgaat — het is alsof ik voorgoed zit ingelijst in dat ene, afgrijselijke moment. Lang geleden heb ik mijn probleem beschreven als reisangst, maar eigenlijk klopt die term niet. Ik ben niet bang om te reizen, maar om vast te vriezen in ruimte en tijd terwijl ik niet in een vertrouwde omgeving ben. 15
Reisoefeningen.indd | Sander Pinkse Boekproductie | 15-04-13 / 12:40 | Pag. 16
Ingmar Heytze
Ik lijd aan de angst niet thuis te kunnen zijn wanneer ik dat wil, en thuis is de cirkel waarbinnen ik me veilig voel. Buiten die cirkel krijg ik last van ultieme, acute heimwee. Met een nieuw, melancholiek woord tussen reisangst en heimwee in: ‘reiswee’.
Maandag 21 maart, 59 kilometer Ik maak grofweg twee soorten ritten. De ontdekkingsritten zijn er om de grenzen van mijn Groot Utrecht te verleggen. Het zijn de leukste en avontuurlijkste ritten, maar ze kunnen ook heel zwaar uitpakken als ik de weg kwijtraak of als er zich om andere redenen paniek aandient. Dan zijn er de onderhoudsritten: daarmee zorg ik ervoor dat eenmaal veroverd terrein ook veroverd blijft. Ik heb ontdekt dat het betrekkelijk zinloos is om ergens heen te planken, aan te tikken en weer terug te rijden alsof mijn haar in de fik staat. Het enige wat je daarmee oefent, is bang zijn terwijl je te hard rijdt, terwijl het nu juist de bedoeling is min of meer angstvrij op andere plekken te kunnen zijn. Daar zijn de onderhoudsritten voor. Eén keer met doodsverachting naar Zeist rijden is een goede start, maar dan begint het oefenen. Door geregeld naar Zeist te rijden, daar boodschappen te doen, een kopje koffie te drinken en weer terug te rijden kan ik me er langzaam thuis gaan voelen. In Zeist heb ik niets te zoeken, maar van daar af kan ik weer doorrijden naar, ik noem maar een paar wereldsteden, Driebergen, Odijk of Bunnik. Mijn actieradius dijt uit als een trage, onstuitbare olievlek. De onderhoudsritten bestrijken meestal een 16
Reisoefeningen.indd | Sander Pinkse Boekproductie | 15-04-13 / 12:40 | Pag. 17
REISOEFENINGEN
flink stuk van de buitenste cirkel van mijn Groot Utrecht. Ik rijd dus eerst een kilometer of twaalf de stad uit en trek dan een cirkel alsof ik de stift van een enorme, onzichtbare passer ben. Op die manier kan ik uren onderweg zijn zonder verder van huis te komen dan die twaalf kilometer. Als ik een wegwijzer naar een nieuwe bestemming buiten de cirkel tegenkom en ik voel me goed, doe ik een uitval. Zo kan een onderhoudsrit veranderen in een ontdekkingsrit. Vandaag heb ik een ontdekkingsrit gemaakt: via Rhijnauwen, Zeist en Soesterberg tot vlak onder Amersfoort en langs dezelfde weg terug. Op dit moment hebben mijn ontdekkingsritten tot doel de dichtstbijzijnde steden van enige omvang te bereiken: Hilversum en Amersfoort. Op de lange termijn wil ik weer naar Amsterdam. Maar mijn belangrijkste doel is de zee. Ik hou erg van de zee, maar ik heb haar al meer dan tien jaar niet gezien. Voor een Utrechter zonder reiswee is de zee een uur rijden met de trein of de auto, voor mij is ze net zo ver weg als een andere planeet. Het maakt niet uit waar ik de zee terugvind: overal tussen Vlissingen en Den Helder is goed, als ik haar deze lente maar weer kan zien, voelen en ruiken.
Dinsdag 22 maart, 34 kilometer Vanochtend hondsvroeg door M. heen en weer gereden naar Hilversum, omdat ik in het programma van Giel Beelen zat, op Radio 3. Een werkrit dus, zij het op vier wielen. Onderweg moesten we eerst tanken. Omdat we 17
Reisoefeningen.indd | Sander Pinkse Boekproductie | 15-04-13 / 12:40 | Pag. 18
Ingmar Heytze
haast hadden, liep ik vast naar de kassa. Toen ik terugkwam was M. aan de kant gezet door een politiewagen met een blauw zwaailicht, omdat er iets mis was met de apk-keuring. Als reisangstig persoon reageer ik niet erg diplomatiek wanneer ik word gedwongen enige tijd stil te staan bij een tankstation in de polder. Zodoende bestond een flink gedeelte van mijn bijdrage aan het programma uit het schelden op onze politiemacht. Ik zou op deze plaats mijn excuses maken als ik er spijt van had. Het is waar dat je alleen van een fobie af kunt komen door te oefenen (al dan niet in combinatie met medicijnen, psychotherapie, sterkedrank en Emile Ratelband), maar het is ook waar dat oefenen op de verkeerde manier alles alleen maar erger maakt. Op onbewolkte dagen onder een peilloos grote, blauwe hemel moet ik altijd even slikken voordat ik op de scooter stap. Als de angst onderweg toeslaat, is het vrijwel onmogelijk om nog naar de grens van mijn Groot Utrecht te rijden. Gisterochtend ben ik door de polder richting Breukelen gereden, en over Tienhoven terug. Het was een slechte rit: de polder was wijd en leeg, de lucht blauw en dreigend, en ik was klein en bang. Ik ben niet alleen fobisch om te reizen, maar ook voor grote, lege ruimtes (de officiĂŤle diagnose is: paniekstoornis met agorafobische klachten). Van mijn angsten vind ik die ruimtevrees nog wel het vreemdst, omdat ik niet goed begrijp wat er beangstigend is aan lekker weer. Er zullen ongetwijfeld mensen bestaan die zwelgen in hun angst, maar een echte fobie is niet iets wat je jezelf aanpraat; het is een angst waar je zelf net zo paf van staat als je omgeving. Ik heb geen antwoord als iemand me vraagt wat er nou eng is aan de dingen waar ik fobisch voor ben. Ik heb werkelijk 18
Reisoefeningen.indd | Sander Pinkse Boekproductie | 15-04-13 / 12:40 | Pag. 19
REISOEFENINGEN
geen flauw idee. Dat neemt niet weg dat de angst er is, ook al klopt de aanleiding niet, en hij gaat niet zomaar weg omdat ik hem onzinnig vind. Een fobie heeft per definitie niets te maken met werkelijk gevaar; het is de angst om bang te worden. Mensen kunnen dan ook een fobie ontwikkelen voor de meest krankzinnige dingen. Je kunt bijna geen situatie, werkwoord, wezen of ding bedenken of er is iemand onredelijk bang voor. Geregeld voorkomende fobieën zijn angst voor spinnen, vliegen (met een vliegtuig), hoogtes, kleine ruimtes, grote ruimtes, overgeven, onweer, kanker en dood, menigtes, de tandarts, slangen, vogels, vlinders, honden, katten, vissen, poep, bloed, sperma, water, vuur, injectienaalden en geluid. Veelvoorkomende fobieën hebben meestal betrekking op dingen die echt gevaarlijk kunnen zijn. Het zit in onze genen om latent bang te zijn voor zaken als bliksem, roofdieren en grote hoogtes. Als zich in je leven iets traumatisch voordoet — je ziet bijvoorbeeld hoe iemand door de bliksem wordt getroffen — of als je ouders je voortdurend inprenten dat je bij onweer niet naar buiten mag, dan is het niet gek dat je bang bent als het onweert. Als je vervolgens elke situatie gaat vermijden waarin het zou kunnen gaan onweren, ga je niet meer gezond om met je angst. Dan heb je een fobie ontwikkeld. Waarom kunnen mensen ook fobieën ontwikkelen voor volmaakt ongevaarlijke dingen? Volgens veel deskundigen is een fobie een geconditioneerde reflex: een pavlovreactie van je hersens. Stel dat je als kind een keer heel erg overstuur bent en je ziet toevallig een Friese staartklok, dan sla je de herinnering aan dat gevoel op in combinatie met je herinnering aan die klok. De kans is 19
Reisoefeningen.indd | Sander Pinkse Boekproductie | 15-04-13 / 12:40 | Pag. 20
Ingmar Heytze
groot dat je het gevoel ‘overstuur zijn’ en het ding ‘staartklok’ met elkaar blijft verbinden. De volgende keer dat je een staartklok ziet, raak je opnieuw overstuur, en dan denk je dat het door de staartklok komt. Je wilt niets meer met staartklokken te maken hebben: je wordt al bang als je eraan denkt dat je er een tegen zou kunnen komen. Andere klokken zie je trouwens ook steeds minder zitten. Uiteindelijk ben je fobisch voor álle soorten klokken. Dit lijkt een vergezocht voorbeeld, maar chronomentrofobie (angst voor klokken) bestaat echt. En het kan nog veel vreemder: er zijn mensen die ziekelijk bang zijn om links of rechts af te slaan, de straat over te steken, op een roltrap te staan of over een zebrapad te lopen. Een alfabet van onwaarschijnlijke, maar werkelijk bestaande fobieën: ambulofobie (loopangst) barofobie (angst voor de zwaartekracht) catoptrofobie (angst voor spiegels) dendrofobie (angst voor bomen) efebifobie (angst voor tieners) fronemofobie (denkangst) gamofobie (trouwangst) heliofobie (zonangst) iofobie (angst voor vergif) japanofobie (angst voor Japan of Japanners) keirofobie (scheerangst, angst voor kappers) lalofobie (spreekangst) mageirocofobie (kookangst) nefofobie (wolkenangst) oenofobie (wijnangst) panofobie (angst voor alles) rhinofobie (neuzenangst) 20
Reisoefeningen.indd | Sander Pinkse Boekproductie | 15-04-13 / 12:40 | Pag. 21
REISOEFENINGEN
sciofobie (angst voor schaduwen) tafefobie (angst om levend te worden begraven) urofobie (plasangst) venustrafobie (angst voor mooie vrouwen) wiccafobie (angst voor hekserij) xenoglossofobie (angst voor vreemde talen) zelofobie (angst voor jaloezie)
Woensdag 23 maart, 32 kilometer Sommige mensen zijn gefascineerd door mijn reiswee, vooral als ze er voor het eerst over horen. Dat neem ik ze niet kwalijk. Ik heb er zelf al bijna tien jaar last van, dus ik ben over de eerste schrik heen, maar ik kan me voorstellen dat iemand anders even met zijn oren staat te klapperen. Ik heb alleen niet altijd zin om iedereen tekst en uitleg over mijn fobie te geven. Soms adviseer ik mensen om er zelf een te ontwikkelen. Wat mij betreft komt mijn fobie alleen ter sprake als ik een voorstel moet afslaan (meegaan op vakantie naar Portugal, uit een taart springen op een bruiloft in Losser, optreden tijdens een nachtelijke cultuuruitspatting in Antwerpen, meedoen aan een televisiequiz in Aalsmeer, een bank beroven in Zwolle). Diep in mijn hart vind ik dat mensen die me niet kennen geen donder met mijn fobie te maken hebben, maar het is dodelijk vermoeiend om leuke uitnodigingen te moeten afslaan met een wazig verhaal of een klinkklare leugen. In 2001 werd ik uitgenodigd als gast bij Barend & Van Dorp. Ik zou een paar gedichten voorlezen uit mijn ver21