11 S T IJ L E VOLU T I E E N PRODUC T I EC E N T R A VA N GR A F - E N GE DE N K PL AT E N •
1
12e-13e EEU W: HER IN NER INGSSTEENTJES, LODEN EN KOPER EN HER IN NER INGSPL ATEN, KOPER EN GR A FPL ATEN
1.1
LUIK: HET PROTOGEDENK PL A ATJE VA N L A MBERTUS (†700) VA N 1143
die overleed op de 4e iden van februari 1013 en op de keerzijde: Als je me ook ziet, dan smeek ik je me te laten rusten. 438 Soortgelijke steentjes verwijzen naar abten, zoals in de Gentse St-Baafsabdij. 439 In de kathedraal van Doornik werd een grafsteentje aangetroffen in het graf van bisschop Boudewijn; hij overleed in 1068. 440
De oudst bewaarde op koper gegraveerde gedenktekst is die van Lambertus van Maastricht (638(?)-700), bisschop van Tongeren tot zijn marteldood in Luik. Die plaat van verguld koper past niet volledig als een gedenkplaat in onze catalogus daar ze aangetroffen werd in de houten kist die als skelet diende voor het prestigieuze zilveren reliekschrijn van St.-Lambertus, vervaardigd op verzoek van Alberon II van Namen, prinsbisschop van Luik (1135-1145). Dat protogedenkplaatje werd ongetwijfeld gegraveerd naar aanleiding van de translatie van de relieken op 10 december 1143 van het vroegere bescheiden schrijn naar het nieuwe prestigieuze schrijn. Het bevond zich tussen kostbare stoffen samen met een loden plaatje dat veel ouder is dan het koperen plaatje en dat een eenvoudig Latijns opschrift draagt: Heilige Lambertus, martelaar en bisschop. 437 1.2 HER INNER INGSSTEENTJES Het was een gewoonte tijdens de 11e en de daarop volgende eeuwen in de graven van abten en personen van aanzien een herinneringssteentje te plaatsen zodat de dode achteraf kon worden geïdentificeerd, daar de grafstenen aanvankelijk geen opschriften vertoonden. Zo werd in een graf bij de St.-Pietersabdij onder het hoofd van een overledene een steentje aangetroffen met een Latijnse inscriptie: Hier rust Vulferus, een leek, COR PUS
L A MI NAE
Fig. 53 - Luik, gedenkplaat van Lambertus (†700) van 1143. Voor- en achterzijde. Foto RVB. SYNTHESE: Productie en uitstraling
|
77
Fig. 54 - Gedenksteentje uit het graf van Vulferus (†1013) in de St.-Pietersabdij in Gent.
1.3
LODEN GR A FPL A ATJES
Ook werd in het graf soms een loden plaatje meegegeven. Het bekendste voorbeeld is de loden grafplaat van prinses Gunhildis, aangetroffen onder haar hoofd in haar graf in de Sint-Donaaskerk in Brugge. 441 De plaat geeft een korte schets van haar levensverloop en haar sterfdatum 24-8-1087. 442 Het loden plaatje van Vulcranus, gevonden in de oude kerk van Lapscheure, vermeldt enkel dat hij priester was en zijn overlijden in 1189.443 Eerder werd al verwezen naar het loden plaatje uit het Lambertusschrijn in Luik (fig. 959). In het graf van de Luikse bisschop Nithard werd eveneens zulk een loden plaatje aangetroffen dat zijn naam en de sterfdatum 1042 vermeldde.444 In Nijvel werd naast gedenksteentjes het loden kruis aangetroffen van Ermentrudis, ze was een kleindochter van Hugo Capet en overleed tussen 996 en 1013. In de O.-L.-Vrouwekerk in Hoei werd in het graf van Theoduin, bisschop van Luik (†1075), ook een loden kruis gevonden waar naast de naam en de sterfdatum ook de tekst van het Credo was gegraveerd.445 In de graven van de Luikse bisschoppen Reginard (†1038) en Bouchard d’Avennes (†1296) werd telkens een loden plaatje aangetroffen.446 Andere voorbeelden kunnen worden aangehaald. Boven de grafkelder van Walter van Marvis (†1252) in de kathedraal van Doornik werd een loden plaat gevonden die de sterfdatum en de verdiensten van de bisschop opsomde. 447 In de O.-L.-Vrouwekerk in Brugge werden loden grafplaten aangetroffen in het graf van proost Petrus Kalf, overleden in september 1295,448 en in dat van proost Nicolaas van der Steene. De plaat van deze laatste vermeldt dat hij raadgever was van Gwijde, Robrecht en Lodewijk, graven van Vlaanderen. Hij overleed op 9-1-1338.449 Het unciale letterschrift is identiek aan dat op de koperen grafplaten, maar ook het opschrift is naar inhoud identiek.450 Ook in Damme werd een loden plaatje gevonden van priester Petrus Outcoren, overleden in 1294.451 Tal van andere voorbeelden zijn 78 |
SYNTHESE: Productie en uitstraling
Fig. 55 - Loden grafplaatje van prinses Gunhildis uit haar graf in Sint-Donaas, (nu in de St.-Salvatorskathedraal in Brugge). ©KIKIRPA ref. Z011814.
Fig. 56 - Loden grafplaat uit het graf van Nikolaas van der Steene, 12e proost van de O.-L.-Vrouwekerk in Brugge, overleden in 1339.
bekend, ook in het buitenland. Die grafplaatjes, hoewel van een ander metaal, kunnen echter geassocieerd worden met de koperen platen. Ze vertonen epigrafisch en stilistisch verwantschappen met de monumentale graf- en gedenkplaten. Wij vermelden dan ook een aantal op koper gegraveerde grafkistplaten daar ze soms niet van de klassieke gedenkplaten te onderscheiden zijn. De tekst van het koperen Lambertusplaatje begint trouwens als een grafschrift Hier rust Lambertus… COR PUS
L A MI NAE
437
DE CHESTRET DE HANEFFE, J., Histoire de la Maison de la Marck, Liège, 1898, p.8.
438
BRU, M.A., M.-C. LALEMAN & G. VERMEIREN, ‘Het grafveld van het atrium’, in M.-C. LALEMAN (ed.) Onder het Sint-Pietersplein in Gent. Van hoogadelijke begraafplaats tot parking, Gent, 2009, p. 64-75.
439
DESMIDT, F. & H.VAN DE WEERD, ‘Verslag over de ontdekking van drie Abtsgraven tijdens de opgravingen in de abdijkerk van de voormalige Sint-Baafsabdij te Gent’, in HMGOG, nieuwe reeks, IV-1, 1949-1950, p. 86-96, cf. bijl. 3, nrs. 2-4.
440
BRULET, R. (dir.), ‘La cathédrale de Tournai, l´archéologie du site et des monuments anciens’, vol.3, Mobiliers, archéozoologie et antropologie, sépultures épiscopales, Namur, 2012, p. 245.
441
Gunhildis (†1087) was de zus van koning Harold (†1066 in Hastings).
442
Devliegher, 1979, p. 97-99 met verdere bibliografie & afb. 163.
443
DEVLIEGHER, L.,‘Volcranus levita uit Lapscheure’ in HGGB, 140 (2003), p. 35-41. Volgens GEIRNAERT, N., ‘Vroege religiegeschiedenis en plaatsnaamkunde: vage sporen van de vroegste Brugse geschiedenis’, in HGGB, 148 (2011), p. 52-53 wordt de plaat te laat gedateerd en dient men 1089 te lezen. DEVLIEGHER, L., ‘Volcranus uit Lapscheure’ in HGGB, 148 (2011), p. 530-532, bevestigt zijn lectuur als ‘MC LXXXVIIII’ waarbij de ‘O’ van de lectuur van Geirnaert ‘AN(N)O M’ in werkelijkheid een gedeelte van de unciaal letter M is. Onzes inziens is de lectuur van Devliegher de juiste.
444
ANSIAUX, P., ‘Les prieurs des frères prêcheurs en la cité de Liège. De la seconde moitié du seizième siècle au milieu du dix septième siècle’, in BSDL, LXIII (1998), p. 80-81. DE THEUX DE MONTJARDIN, J., Le chapitre de Saint Lambert, Bruxelles, 1871, p. 43.
445
MERTENS, J., ‘Le sous-sol archéologique de la collégiale de Nivelles’, Nivelles, 1979, p. 29-30. Lohest, 1905, classe VII, n° 7004. De Theux de Montjardin, 1871, p. 88. DEMARET,H., ‘La croix et le calice du tombeau de l´évèque de Liège Theoduin de Bacière’ in Leodium, X (1911), p. 101-114. SCHOOLMEESTERS, E., & S. BORMANS, ‘Notice d´un cartulaire de l´ancienne église collégiale et archidiaconale de Notre-Dame à Huy’, in Compte Rendu des séances de la commission Royale d´ histoire ou recueil de ses Bulletins, t. 1 (1873), p. 86-87.
446
De Theux de Montjardin, 1871, dl. 1, p. 65 & p. 312..
447
PYCKE, J., Sons, couleurs, odeurs dans la cathédrale de Tournai au 15e siècle. I, Edition du cérémonial et des ordinaires, suivie du commentaire. I, Les acteurs, les lieux et le mobilier liturgique, Bruxelles, 2001, p. 158.
448
DE WITTE, H. Maria van Bourgondië. Brugge. Een archeologisch-historisch onderzoek in de Onze-Lieve-Vrouwkerk, Brugge, 1982, p. 82-83 met afb.
449
De Witte, 1982, p. 94-95 met afb.
450
HIC. IACET. MAGIST[ER] /NICOLAVS. DE. PETRA / PREPOSIT[VS]. HVI[VS]. ECCLE/SIE. QVO[NDAM]. C[ONC]ILIA/RIVS. DOMINOR[VM]. GUIDONIS. / RO[BER]TI. LVDOVICI. COMI/TVM. FLANDRIE. Q[VI]. OBIIT./ NONO. DIE. MENSIS. IANV/ARII. INCOANTE. ANNO / D[OMI]NI. M.CCC.XXX.VIII.
451
WARNKOENIG, L., ‘Sur la ville de Damme au moyen-âge’ in Messager des sciences et des arts de la Belgique, 3 (1835), p. 457-474. DEVLIEGHER, L., DAMME, 1971, p. 94 & afb. 162.
COR PUS
L A MI NAE
SYNTHESE: Productie en uitstraling
|
79
Fig. 57 - Grafzerk van koning Christopher I, (†1259), gegraveerd ca. 1280-1300, kathedraal van Ribe. © J.Bertram.
Fig. 58 - Doornikse grafzerk van een man en een vrouw met verloren inlegwerk, kathedraal van Ribe. © J.Bertram.
2
2.1
G R A F PL AT E N VA N DE 13e E EU W
We hebben gezien hoe op de grens tussen FransVlaanderen en Artesië en in Frankrijk al in de 12e eeuw grafmonumenten soms met koper werden opgesmukt. Het grafmonument van graaf Boudewijn VII van Vlaanderen (†1119) in de Sint-Bertijnsabdij in Sint-Omaars was bedekt met verguld koper. De zerk van Adelaïde (†1170), de echtgenote van koning Lodewijk VI, in het klooster Saint Pierre in Montmartre, was belegd met een koperen kroon en een lijst met grafschrift. Raoul de Vermandois (†1152?) rustte als bouwheer in de abdijkerk van Longpont onder een zerk met koper. Prins-bisschop Theoduin (†1075) werd, volgens de wens uitgedrukt in zijn schenkingscharter, bijgezet in de O.-L.-Vrouwekerk in Hoei.452 Maurice de Neufmoustier beschreef dat graf in 1230. Om een grafzerk van zwart marmer verrezen zes bronzen vergulde kolommen die bedekt waren met een plaat van wit marmer geaderd met roze kleur. De plaat was voorzien van een houten omlijsting die bedekt was met prachtig gegraveerde metalen platen en een opschrift in verzen.453 Zijn graf was opgesteld bij de doopvont en bleef daar zo bewaard tot 1290. Zijn lichamelijke resten werden dan overgebracht in een nisgraf met liggend beeld in het koor. Behoudens enkele fragmentjes (zie verder) bleven geen koperen vloerplaten bewaard uit de 13e eeuw, maar documenten en grafstenen getuigen van hun vroegere aanwezigheid. 80 |
SYNTHESE: Productie en uitstraling
LUIK EN OMGEV ING
De reeds vermelde lamina van bisschop Hughe de Pierpont (†1229)454 in de Sint-Lambertuskathedraal in Luik en die van de Luikse bisschop Jean d´Aps (†1238), begraven in de abdijkerk van Val-Saint-Lambert, wijzen op het bestaan van koperen grafplaten. Over het uitzicht van die van Hughe de Pierpont is niets geweten, op die van Jean d´Aps zou hij afgebeeld geweest zijn als bisschop in pontificale kledij.455 Er is ook de vermelding van het graf bedekt met mozaïek en een randschrift van koper in St.-Aubin in Namen toegeschreven aan Albert II, graaf van Namen (†1063/64.456 De koperen omlijsting met grafschrift werd ongetwijfeld veel later aangebracht.
Fig. 59 - A-B-C-D en E-F-G, Doornikse grafzerken met verloren koperen en marmeren inlegwerk in de kathedraal van Ribe. © P.K.Madsen COR PUS
L A MI NAE
2.2 DOOR NIK Al tijdens de romaanse periode kende de Doornikse funeraire productie een geweldige expansie. De romaanse grafmonumenten (12e eeuw) zijn trapeziumvormig met zadeldak of in vlakreliëf versierd met een levensboom, een kruis, slingerende ranken of nog met geometrische motieven. Men staat verrast van de omvang van het exportgebied van die grafstenen. Ze kwamen in heel het Westen voor: van Yorkshire tot in Champagne, van Brabant, over Vlaandern naar Zeeland, in Trondheim in Noorwegen en in Normandië met zelfs een uitschieter in La Rochelle. Doornik was dus allang heel befaamd voor het vervaardigen van grafmonumenten, in 1252 zelfs voor het Franse hof.457 De oudste Doornikse gegraveerde grafzerken met persoonsafbeeldingen lijken niet ouder te zijn dan 1210-1220. De oudst bewaarde is die van Mahaut de Willerval, van ca. 1210-1220 in Willerval. Er bestaat echter een voorloper: de cenotaaf van de heilige Alena in Vorst van 1193 waarvan de dekplaat gegraveerd is met de beeltenis van de heilige. Het is echter vooral vanaf de tweede helft van de 13e eeuw dat de Doornikse figuratieve grafzerken opkomen. De documenten laten er geen twijfel over bestaan dat naar het einde van de eeuw toe zerken uit Doornik belegd werden met koper. In een contract van 29 maart 1296 (n.st.) met Jehan de le Haie, ridder, verbindt maistre Jehans li Poingnières zich een grafzerk van 11 voet lang op 5½ voet breed aan te leveren met de beeltenis voor de kasteleine van Rijsel, Béatrice de Clermont, in de abdij van Beaulieu bij Nesle.458 De mantel van de vrouw dient belegd te zijn met koper bezaaid met schildjes met de wapens van haar vader (die van Clermont-Nesles), alsook die van de kasteleine van Rijsel, en de rand rondom met een lijst van koper (voor het grafschrift) onderbroken door 12 wapenschildjes (zie bijlage 10).459 De twee kolommen en het daarop rustende baldakijn alsook de twee hondjes (kiençons) onder de voeten van de kasteleine moesten eveneens van fijn gegraveerd latoen zijn. Ook de twee engelen, ongetwijfeld de gebruikelijke wierookvatzwaaiende engelen, en het ‘tabernacle’ (baldakijn) of de architectuur met nissen boven de beeltenis van de dode dienden van latoen te zijn. Die beschrijving toont afdoende aan dat toen reeds een volledig iconografisch patroon was ontwikkeld en dat het beleggen met uitgesneden koper geen uitzonderlijk verschijnsel was, maar reeds goed ingeburgerd was. Deze zerk verdween, maar er bleef wel een aantal zerken bewaard met koperen inlegwerk die dateren van de tweede helft van de 13e eeuw (en begin 14e eeuw). In het contract van Jean Couvès van 1301 (of 1311) voor de Doornikse kanunnik Jean du Mur (zie verder) wordt gevraagd dat zijn zerk met koper qua kwaliteit van een even goede afwerking zou zijn als die van Henri de Gand (kanunnik en aartsdiaken in Doornik - †1293) zoals ook de koperbeCOR PUS
L A MI NAE
dekking [...] une lame ouvrée en le manière ki s’ensieut: [...] et aussi souffissans en toutes manières com est li piere ki gist sour Mestre Henri de Gant, [...] et en cele piere doit avoir giettet et assis bien et souffisantment une taule de letton [...] et doit iestre celle taule de boin letton fin et net ausi boin et aussi souffissant en toutes manières com est li lettons de le tombe le jadis Mestre Henri de Gant [...].460 De zerk van Henri de Gand werd waarschijnlijk kort na diens dood vervaardigd en was bedekt met koper. De grafzerk van Doorniks kalksteen van koning Christopher I (1219-1259) in de kathedraal van Ribe in Denemarken is nu beroofd van zijn koperen inlegwerk (fig. 57). Ze vertoont holten voor een uit koper gesneden figuur, voor de architecturale elementen met een baldakijn en voor een randschrift in koper. De diepere holte voor het gezicht wijst op marmeren inlegwerk. 461 Voor de hechting werd slechts een elftal klinknagels en pek gebruikt. Het beperkte gebruik van klinknagels en de smalle tekstband zijn een aanwijzing voor een vroege datering. Uit een contract van 1301 kunnen we afleiden dat de techniek van klinknagels toen vrij nieuw was omdat er uitdrukkelijk naar verwezen wordt, wat later vanzelfsprekend was. 462 De vrij eenvoudige boog boven de koning wijst ook op een datering eind 13e eeuw. We kunnen die vergelijken met matrijszerken in Laon. De grafplaat van koning Christopher I werd o.i. tussen 1280-1300 vervaardigd.463 Het lijdt geen twijfel dat de aanmaak van koperen grafplaten voortvloeit uit de wens om grafzerken met koper op te smukken. De zerk werd ten slotte volledig met koper bedekt. Daarnaast is er nog melding van drie andere ‘Vlaamse’ grafplaten in de kathedraal van Ribe, o.a. die van een burger, Herbert Somer (†1296), die van Hans Limbek (†1350) en echtgenote Jutta, alsook die van burgemeester Anders Bondesen (†1363) en echtgenote Alke (zie verder).464 Er blijven nog meer zerken in Doorniks kalksteen bewaard in de kathedraal van Ribe waarvan een gedeelte vroeger met koper- en marmeren inlegwerk was opgesmukt.465 Een zerk in de noordvleugel laat de afgesleten beeltenis zien van een man en een vrouw (fig. 59D). De hoofden en de handen waren misschien van marmer, maar gelet op de geringe diepte eerder van koper. Een lange smalle holte onderaan was duidelijk bedoeld inlegwerk van een koperen band. Op de tekening van de Doornikse grafzerken in de kathedraal van Ribe (fig. 59A-G) 466 geven de smalle uithollingen de plaats aan van de soldeerbanden van de koperen platen (fig. 59A): de zerk was helemaal bedekt met koper, de hoofden en handen (diepe uitholling) waren bezet met wit marmer (fig. 59): de hoofden en de handen op de zerk waren belegd met wit marmer (fig. 59D): de weinig diepe uitholling laat koper vermoeden voor hoofd en handen. Een smalle gerekte uitholling beneden wijst op den soldeerband van koperinlegwerk. SYNTHESE: Productie en uitstraling
|
81
Fig. 59E: waarschijnlijk wit marmer voor de hoofden. Fig. 59F: de bevestiging met klinknagels bewijst dat hoofd en handen van koper waren. De datering van die zerken is bijzonder moeilijk. De aanwezigheid van soldeerbanden - maar het ontbreken van klinknagels wijst o.i. nog op een datering van het einde van de 13e eeuw. De zerk met klinknagels dateert waarschijnlijk van het begin van de 14e eeuw. De vroege aanwezigheid van Doornikse grafzerken in Denemarken hoeft ons niet te verwonderen: kunst en luxe volgen het kielzog van de handelswaren. Vlaanderen onderhield heel wat handelsbetrekkingen met dat land. In 1240 verleenden Erik, toen mederegent (de latere Erik III, 1216-1250, koning van Denemarken) en ook koning Waldemar II (1170-1241) handelsvoorrechten aan de Vlamingen.467 2.3
A NDER E PL A ATSEN
Damme Metaaldetectoren brachten enkele fragmenten van tekstbanden aan het licht in Damme.468 Die banden zijn enkel 2,5 cm breed, zonder verdere versiering. Smalle tekstbanden wijzen op een hoge ouderdom. Ze dateren o.i. van de tweede helft van de 13e eeuw en zijn waarschijnlijk afkomstig van zerken uit Doornik die vroeger in de vloer van de O.-L.-Vrouwekerk in Damme lagen en waarvan nu nog fragmenten buiten te zien zijn.
Fig. 60 - Fragmenten van koperen banden van grafzerken ontdekt achter de O.-L.-Vrouwekerk in Damme. Verzameling Y. Calleeuw.
Brugge De oudste in een grafschriftenverzameling vermelde koperen grafplaat in Brugge is die van Niklaas de Calckere (†1275 n.s.), Gertrude van Hertsberghe (†1272) en Jan de Calckere (†1373?) in de O.-L.Vrouwekerk, met de beeltenis van drie figuren.469 De vloerzerk van Boudewijn van Lichtervelde (†1282) en van Isabelle van Belle (†1273) in de Eeckhoutabdij had uitgesneden beeltenissen van koper.470 Er was ook de grafzerk van Gillis Dop (†1274) en zijn echtgenote Adelise (†1282) in de O.-L.-Vrouwekerk die door de wapenheraut Gaillaert beschreven wordt als een zeer oude en groote zarck met motael.471 Geen tekeningen ervan bleven bewaard. Men mag veronderstellen dat 82 |
SYNTHESE: Productie en uitstraling
aanvankelijk de oudste Brugse koperen grafplaten in Doornik werden vervaardigd. Enkele palimpsesten uit de 14e eeuw uit Brugse kerken blijken trouwens nog Doornikse producties te zijn (zie verder). Gistel Ghiselinck van Ghistele en Wulfaert van Ghistele sneuvelden tijdens een krijgstocht tegen Willem van Holland op het eiland Westkapelle in Zeeland (†1254 n.s.). Ze werden in de kerk van Gistel begraven onder een koperen plaat met hun afbeelding als ridders in krijgsornaat.472 Gent Hoewel heel wat grafzerken van de 13e eeuw vermeld worden in Gent en er ook bewaard bleven, dateert de oudste documentaire vermelding van een koperen grafplaat in Gent pas van 1304.473 Cameron gewaagt van een koperen grafplaatje in het museum van het STAM (Bijloke) in Gent van Peter Outcoren (†1294).474 Dat betreft echter een loden grafplaatje, ca. 1805 ontdekt in een graf in Damme, dat door Warnkoenig aan het Gentse museum werd geschonken.475 Het stuk is daar inmiddels verdwenen. Elders in vlaanderen In zijn compilatie van grafschriften van de kerken van Vlaanderen476 vermeldt baron de Bethune tal van koperen grafplaten, maar de vroegste dateren van begin 1300. De oudste betreft Jan van Gavere, heer van Schoorisse (†1301) en echtgenote Willemine van Wavrin, begraven bij de franciscanen in Oudenaarde en beschreven als een zaerck int metael, int´ harnas ende schilt aen zijde den helm op ´t hooft […] zeer magnificq.477 Een andere verwijzing betreft waarschijnlijk oudere platen, zo schrijft de wapenheraut Gaillaert over de kerk van Dudzele (bij Brugge): Daer ligghen noch in den selven choor dri ofte vier metaelen saercken die zeer oudt zijn, dat men de superscriptien niet lesen en can, maer men ziet de beelden in ´t harnas met pansijssers, schilden, de kepers van der waepenen, den helm in ´t hooft, de groote schilden aen de zijden. 478 Het feit dat de krijgslieden een pansijsser (d.w.z. een lange maliënkolder) en een helm droegen, wijst op een bewapening uit de 13e eeuw.479 Een graf in Koolskamp wordt door Gaillaert (ca. 1563) gelijklopend beschreven: voor den docsael is een sepulture die meer dan 300 jaeren oudt is, met pansijser, harnas, helm, ende grooten schilt, van die heren van Coolscamp. Het lijdt geen twijfel dat alle vermelde koperen platen en grafzerken Doornikse producties moeten zijn geweest, het enige toenmalige centrum van belang waar massaal steen werd verwerkt o.a. ook voor grafmonumenten met verspreiding langs het Scheldebekken, de Noordzee en zelfs met export over zee. Mechelen De abdij van Roosendael bij het dorp Waelhem aan de oever van de Grote Nete werd in 1220 gesticht door Oda en Elisa, de dochters van Egidius Berthout. Hun graf COR PUS
L A MI NAE
5
G R A F- E N G E DE N K PL AT E N VA N DE 16 e E EU W
De klassieke, laat-middeleeuwse voorstelling van de mooie dode wordt nog in grote mate voortgezet. Met de komst van de renaissance doet de antieke vormentaal echter haar intrede in de funeraire kunst. Doden worden nu soms voorgesteld onder triomfbogen of in antieke nissen. De nieuwe voorbeelden van versiering die Pieter Coucke aan Italië had ontleend, kenden navolging: het ophangen van wapenschilden aan linten, de afbeelding van putti, het gebruik van antieke architecturale elementen zoals Korintische kapitelen, architraven, gecanneleerde pilasters, sierlijsten, cartouches etc. - elementen die voortaan ook op koperen grafplaten voorkomen. De graf- of gedenkschriften blijven meestal vrij traditioneel, soms wordt de nadruk gelegd op de titels van de dode, zijn eervolle carrière, zijn moed op het slagveld, zijn mildheid en ook zijn hoop op het paradijs. Die opschriften worden vaak gevat in cartouches vastgehouden door putti of genieën, maar soms fungeren die figuren als tenanten van wapenschilden. De engelen verdwijnen nog niet; ze zijn vaak gehuld in antieke gewaden. Ondanks de vernieuwing kennen de oude conventionele motieven van 15e eeuw nog een taai bestaan o.a. in Brugge. Zo rust het hoofd van de dode dikwijls op een kussen en zijn aan de voeten van edelen een leeuw of een hond afgebeeld, terwijl aan de voeten van de vrouw een schoothondje rust. De oorspronkelijke betekenis van het vertrappen van het kwaad is allang vergeten en daaraan wordt een nieuwe inhoud gegeven: de leeuw wordt het symbool van moed, terwijl de hond bij de man (vaak een hazewind) een sociaal merkteken van de adel wordt; de adel bezat het voorrecht van de jacht. Er wordt, nog meer dan vroeger, de nadruk gelegd op heraldische praal: getimbreerde wapenschilden en kwartierstaten wijzen op de adellijke status van de overledene en drukken macht, gezag en rijkdom uit. 5.1
DOOR NIKSE PRODUCTIE
5.1.1 Documenten Tijdens de 16e eeuw is het aantal steenhouwers in Doornik aanzienlijk gedaald in vergelijking met de vorige eeuw.918 De rekeningen van testamentuitvoeringen leren ons slechts een beperkt aantal grafzerkgraveerders kennen.919 De studie van de Doornikse grafzerken toont aan dat vanaf eind 1400 en tijdens de 16e eeuw het aantal in Doornik geproduceerde grafzerken geweldig verminderd is.920 Voor de periode 1510 tot 1566 bleven slechts 14 gegraveerde grafzerken met persoonsvoorstellingen bewaard. De procentuele verdeling onder de bevolkingsklassen is als volgt: 64,29% voor de adel, 28,57% voor de clerus en slechts COR PUS
L A MI NAE
7,14% voor de burgerij. Wat zijn de oorzaken van de neergang van de Doornikse funeraire kunst? De stad blijkt hongersnood te hebben gekend, problemen van binnenlands bestuur en werd geconfronteerd met economische, financiële en politieke problemen. De stad had al geleden onder het conflict tussen de hertogen van Bourgondië en de Franse kroon en de situatie verergerde nog onder Maximiliaan van Oostenrijk.921 Doornik was niet meer in staat zijn rente te betalen. De winter van 1513-1514 was uitzonderlijk hard en in 1514 woedde er een vreselijke pest. Vele inwoners weken uit. De bevolking viel terug van ca. 50.000 in 1450 tot slechts 25.000 in 1550.922 Met de annexatie van Doornik en omgeving op 3 december 1521 realiseerde keizer Karel een oude Bourgondische droom: de eenheid van Doornik met Vlaanderen en het einde van de Franse invloed in die stad bewerken. Sedert het begin van de eeuw kende het protestantse gedachtegoed er een sterke verbreiding; de stad stond in 1544 al bekend als een groot kettersnest.923 De verwijzingen naar koperen grafplaten zijn gering in aantal in Doornik. De testamentafrekening van Gervais van Horcque (†1598), geelgieter, spreekt over verschillende schuldvorderingen, waaronder die voor de levering in de kerk van Condé voor een grafzerk met koper voor de deken aldaar.924 In de sterfhuisafrekeningen van de kanunniken van het kapittel van Kamerijk (Cambrai) wordt gewaagd van een Jean Bidet, marchand de cuivre à Tournay, die in 1566 een bedrag ontvangt van 240 pond voor de levering van une lame de cuivre voor het graf van Antoine de Nobescourt, deken van het kapittel van O.-L.-Vrouw van Kamerijk.925 Zijn vader, Jean Bedet, graveur de lames, vervaardigde grafzerken tijdens de jaren 1495, 1503 en in 1507 zerken voor kanunniken van het kapittel.926
5.1.2 Grafplaten Nagenoeg alle grafplaten verdwenen uit de Doornikse bedehuizen tijdens de godsdiensttroebelen, de Franse Revolutie of door verkoop door kerkmeesters. Dat was ook het lot van de vloerplaat van Jerosme Dennetière (†1535) en echtgenote Marye Villain (†1508) in de kerk St.-Brice (fig. 370). Via de kunsthandel werd ze in 1884 aangekocht door het Musée de Cluny in Parijs voor 3.500 FRF. Jérosme Dennetière, poorter van Doornik, behoorde tot de elite van de stad. Hij was als pelgrim naar Rome, Jeruzalem en het klooster van St.-Catharina in de Sinaï getrokken. Op zijn grafplaat wordt zijn adellijke status benadrukt. De engel in antiek gewaad is vernieuwend. Ook de grond wordt nu realistisch afgebeeld met zijn oneffenheden vol stenen, gras en planten. De omlijsting is typisch Doorniks, ze bootst de stenen omlijsting na met de voor Doornik karakteristieke vierbladmotieven die eeuwenlang memorietaferelen afboorden. SYNTHESE: Productie en uitstraling
|
2 83
Fig. 370 - Jerosme Dennetière (†1535) en Marye Villain (†1508), eertijds in St.-Brice, Doornik. Musée de Cluny (F). Wrijfprent RVB. © KIKIRPA ref. Y011842.
2 84 |
SYNTHESE: Productie en uitstraling
COR PUS
L A MI NAE
Fig. 371 - Pierre du Wielle, kanunnik (†1572), kathedraal Notre-Dame in Doornik. Wrijfprent RVB. © KIKIIRPA ref. Y012713.
Kanunnik Pierre du Wielle (†1572) (fig. 371) wordt nog op zeer traditionele wijze als priester voorgesteld op zijn zerk in de kathedraal van Doornik. Hij is in vooraanzicht, met neergeslagen ogen en met de handen neerwaarts gekruist. Het gezicht is niet geïdealiseerd, maar heeft realistischere trekken. De grote vernieuwing is de omlijsting met een antieke triomfboog en het grafschrift in romeinse kapitalen gegraveerd op koper en gevat in een antieke sokkel onder het portaal. In Dowaai (Douai) is een uitgesneden koperen figuur van een onbekende priester (fig. 372) die sterk lijkt op de Wiellegrafplaat. De apparella van de albe vertoont de letters ‘F.Q.’ De plaat wordt gedateerd ca. 1570. Beide lijken in hetzelfde Doornikse atelier te zijn ontstaan.927 Een palimpsest: productiecentrum Doornik? In Willingale Doe (Essex) valt in St Christopher’s Church de achterzijde te bekijken van fragmenten van een grafplaat uit onze gewesten (fig. 373).928 De fragmenten stellen naast een lambrekijn met heraldisch ‘van sabel bezaaid met hermelijnstaarten’ een gepinde strijdknots voor met ketting aan het heft en een banderol met een gedeeltelijk opschrift ‘les …’. Het vierblad als versiering aan rand die een stenen sierlijst COR PUS
L A MI NAE
Fig. 372 - Onbekende priester (ca. 1570). Musée de la Chartreuse, Douai. © Victoria & Albert Museum.
nabootst wijst ook op Doorniks werk. Het gaat vermoedelijk om werk van ca. 1530. De recentere zijden stellen wapenschilden voor van het grafmonument van Anne (†1582), dochter van Humphrey Torrell en weduwe van John Sackville. De afgebeelde strijdknots met ketting is enig. Tekening van een grafzerk met koper in de O.-L.Vrouwekathedraal in Doornik Er bleef ook een tekening bewaard van een zeer late Doornikse zerk met koper in de kathedraal van Doornik van Marie-Chrétienne de Croy (fig. 374). 929 Zij was de zeer jong gestorven dochter van Philippe de Croy, graaf van Solre-le-Château (1526-1595) en van Anne de Croy, markiezin van Renty (1570-1612). Het monument wordt beschreven als Devant la chapelle dedier a Nre Dame se voit une petite pierre gravée et au milieu un enfant en sasché gravé en cuivre et a ses deux costez se voyent es armoiries de Croy aussi en cuivre et a lentour de la pierre est ceste cette inscription … waarop dan het grafschrift volgt.930 Het bewijst dat er nog grafzerken met koper op het einde van de eeuw te Doornik werden aangemaakt.
SYNTHESE: Productie en uitstraling
|
2 85
Fig. 373 - Palimpsesten uit Willingale Doe (Essex). Fragmenten van een Doornikse grafplaat van ca. 1530. Ref. L516-7/8.
Fig. 374 - Grafzerk van MarieChrétienne de Croy (†1597), als gebakerd kind en wapenschilden van koper, eertijds in de kathedraal van Doornik. Tekening hs. Cambrai 1036.
Fig. 375 - Fundatieplaat van Jean Masson, begin 1500. Doornik. Wrijfprent RVB. © KIKIRPA ref. Y010553.
Fig. 376 - Memorieplaat van Jacob van de Wegheschede (†1525), eertijds in de abdij van St.-Winoksbergen. Wrijfprent RVB & tekening J. Page-Phillips & 266L1.
2 86 |
SYNTHESE: Productie en uitstraling
5.1.3 Memorietaferelen en fundatieplaten uit Doornik en omgeving Er is sprake van de gedenkplaat van Thierry de la Hamaide (†1520) en echtgenote Philippe de Verchin (†1492) in de kerk van de kartuizers in Chercq, die beschreven wordt als Sur une lame de cuivre, ou est sculptée une nostre dame de pitié (O.-L.-Vrouw die het dode lichaam van Christus dat van het kruis afgehaald werd in haar armen vasthoudt). 931 Het is dezelfde thematiek als op de fundatieplaat van Isabella van Portugal (†1471), de echtgenote van Filips de Goede (†1467), van omstreeks 1440 in de kloosterkerk van de kartuizers van St.-Margarethental in Petit-Bâle (Bazel, Zwitserland) (fig. 355). In St.-Brice stond tegen een pilaar de grote plaat van Antoine de Haudion en Catherinne Henneron met gedenkschrift en wapens en de datum 1556. Documenten Anno 1520. Eleuthère Bernard, weduwnaar van Marie Pippart, verzoekt dat men in de wandelgang van de O.-L.-Vrouwekathedraal waar hij bij zijn echtgenote zal rusten, een koperen epitaaf zou plaatsen met de voorstelling van het Laatste Oordeel, geflankeerd door hun beeltenissen (les traits de lui et de sa femme) met hem als palmdrager ter herinnering aan zijn Jeruzalemreis en de afbeelding van zijn patroonheilige Sint-Eleutherius en aan de andere zijde zijn vrouw bijgestaan door de Maagd Maria. 932 Bewaarde platen De fundatieplaat van begin 1500 van Jan de Masson, vicaris van de O.-L.-Vrouwekathedraal, is in sierlijk gotisch letterschrift geschreven en gedenkt de stichting van de dienst van O.-L.-Vrouw van de Zeven Weeën, het octaaf van Maria Hemelvaart, een jaargetijde en giften aan de armen (fig. 375). Een clausule bepaalt dat men jaarlijks ‘vier pond Vlaamse munt’ dient te betalen voor het onderhoud van het licht van de grote kaarsenkroon van de kathedraal. Het epitaaf had misschien beschilderde zijluiken die nu verdwenen zijn, aangezien gewaagd wordt van de betaling van een vergoeding om ouvrir et clore l´epytaphe (voor het openen en sluiten van het epitaaf). De memorieplaat van Jacop van de Wegheschede, eertijds in de abdij van St.-Winoksbergen in de gelijknamige stad, kon gedeeltelijk worden samengesteld met palimpsesten uit Engeland (fig. 376). Ze sluit nog nauw aan bij de Doornikse memorieplaten uit de 15e eeuw. O.-L.-Vrouw met Jezuskind is gezeten op een troon; de geknielde Jacob wordt voorgesteld door zijn patroonheilige, de H. Jakob de Meerdere (beter bekend als St.-Jakob van Compostella). Jacob richt zich tot de Maagd voor de redding van zijn ziel. De achtergrond bestaat uit een wandtapijt met florale motieven, met bovenaan in een wolkenkrans Abraham als zielenhouder. Jacop van de Wegheschede wordt in COR PUS
L A MI NAE
Fig. 378 - Detail van de fundatieplaat van Michel de Herry (†1574). Saint-Lambert in Froyennes (zonder tekstgedeelte).
Fig. 377 - Fundatieplaat van Jehan de Henin, graaf van Boussu, van ca. 1557 in de Saint-Géry in Boussu-lez-Mons. Foto RVB.
een document van 30 juni 1491 vermeld als ‘proost’. Een akte van 21 januari 1526 regelt de verdeling van zijn bezittingen o.a. aan zijn bastaardkinderen. Hij overleed dus vermoedelijk in 1525. De memorieplaat is zeer fijn gegraveerd en verguld terwijl de holten voorzien waren van gekleurde mastiek. Het ontwerp werd ongetwijfeld getekend door een schilder en de stijl en uitvoering wijst op een vervaardiging in Doornik. De fundatieplaat van Guillaume Wagree (†1557) in de Saint-Amand in Marquain toont enkel een lange, in gotisch letterschrift, gegraveerde tekst met gedetailleerde instructies over de uitvoering van missen (fig. 977). De fundatieplaat van Jehan de Henin, graaf van Boussu, van ca. 1557 in de Saint-Géry in Boussu-lezMons, voorziet in de uitdeling van koren, laken etc. aan de armen (fig. 377). De gegraveerde tekst in gotische letters is gevat in een kunstige renaissanceomlijsting. De fundatieplaat van Michel de Herry (†1574) in de Saint-Lambert in Froyennes is, naast de gegraveerde fundatietekst van obiits met o.a. uitdelingen aan de armen, bovenaan met een tafereel van de stichter in koorgewaad geknield voor de gekruisigde (fig. 378). COR PUS
L A MI NAE
Fig. 379 - Gedenkplaat van Jean Localin en Barbe Maillet (1579). Saint-Jacques. Wrijfprent RVB. © KIKIRPA ref. Y010554.
Fig. 380 - Marie de Lannoy en haar zus Jeanne (ca. 1585), Saint-Jacques (zonder gedenkschrift). Wrijfprent RVB. © KIKIRPA ref. Y010551.
SYNTHESE: Productie en uitstraling
|
2 87
De aartsengel Michael, zijn patroonheilige, houdt een schild in de hand en doorboort met zijn lans Satan die afgebeeld is als half mens half dier met vleermuisvleugels. Het ontwerp in renaissancestijl werd ongetwijfeld door een schilder ontworpen. In Saint-Jacques is de fundatieplaat van Jean Localin en Barbe Maillet van 1579, met obiit en uitdeling aan de armen (fig. 379). De plaat toont de kruisiging met op de achtergrond de stad Jeruzalem en de geknielde schenkers bijgestaan door hun patroonheiligen. De compositie in renaissancestijl is vrij pover van tekening, het gedenkschrift is nog in gotisch letterschrift. Zij toont aan hoe sterk de tekening en de uitvoering van de gedenkplaten is achteruitgegaan en dat in iets meer dan 100 jaar wanneer men die vergelijkt met de gedenkplaat van Jehans de Dour van 1453 (fig. 350). De gedenkplaat van Marie de Lannoy en haar zus Jeanne (ca. 1585) met de obiit en uitdelingen, eveneens in de Saint-Jacques, toont ook Christus aan het kruis met O.-L.-Vrouw en de H. Johannes alsook Marie en Jeanne de Lannoy knielend aan een bidbank en bijgestaan door hun patroonheiligen. De onwerptekening is veel meer gedetailleerd dan die van de vorige plaat en is zeker het werk van een schilder of een etser. De plaat is zeer fijn en zeer ondiep gegraveerd, met tal van arceringen, en lijkt veeleer het werk van een etser dan van een grafzerk- of grafplaatvervaardiger. De stenen omlijsting toont renaissanceversieringen en de kwartierstaten van de schenkers in reliëf en is dus wel werk van een steenhouwer. 5.2
DE PRODUCTIE IN BRUGGE
De 16e eeuw lijkt de glorietijd te zijn geweest voor de Brugse koperen grafplatenproductie. De bewaarde platen, de talrijke vermeldingen en tekeningen gepubliceerd door Vermeersch tonen dat aan. 933 Voor de periode 1500-1578 gewaagt Vermeersch van 26 koperen grafplaten, twee gedenkplaten en niet minder dan 157 met koper belegde zerken, waarvan een aanzienlijk gedeelte grote platen. Het ligt niet in onze bedoeling alle tekeningen opnieuw te publiceren, maar een kleine selectie hiervan. Typisch voor de Brugse productie is het meesterlijke gebruik van verschillende typen van arceringen om zo volume te geven aan gezichten en kleren. Naast atypische hoofden komen ook vrij getypeerde gezichten voor en ook portretten. De productie is uiterst gediversifieerd gaande van grote koperen grafplaten die heel de zerk bedekken, tot inlegwerk in alle vormen - al dan niet samen met soms rijk versierde randlijsten. De platen zijn van hoog ambachtelijk niveau met een prachtige afwerking, opgehoogd met mastiek van verschillende kleuren. De iconografie is ook zeer uitgebreid.
2 88 |
SYNTHESE: Productie en uitstraling
Fig. 381 - Grafzerk van de Jeruzalempelgrims in de Jeruzalemkerk in Brugge. De banderol vermeldde: Sepulture van de broeders en zusters van het Heilig Graf, 1523. Wrijfprent RVB. © KIKIRPA ref. Y010464.
5.2.1 Documenten In het reglement van de Grote Tol van Brugge van 1537, meer bepaald de Tol van alle uitvarende goederen buiten de vrije toldaghen, wordt o.a. voor grafmonumenten de volgende heffing gesteld: Ooc andere zarcken, epitaphen ende ander werck van steenhauwers daer latoen an of up es, iiij gr. van tpont gr. 934 Het bewijst dat Brugge zerken en memorietaferelen exporteerde waaronder monumenten belegd met koper. In de kerk van Zwevezele lag eertijds voor het hoogaltaar de grafsteen van Jan van Halewijn en van zijn vrouw Beatrijs van den Rijne: een blauwe steen vol koper met mansfiguren in volle harnas; die der vrouw in groote kleederen. Beatrijs van den Rijne overleed in Zwevezele op 25 sept. 1507. Haar grafsteen werd gemaakt door Cornelis Laman, steenhouwer in Brugge, en was verdect met lattoene. 935 Joris Wittebroodt verbond zich in 1514 tot het vervaardigen van een grafzerk met de beeltenis van de abdis van St.-Trudo, Jacomine Terdelants, met randlijsten van koper: Betaeld Jooris Wittebroodt 20 in maerte anno 1513 [1514 n.s.] van de steen te verhauwen ende te reeden met lattoene lijsten om mevrauwe Jacomine Terdelants in salegher ghedachten al soo men siet vander ymatcie te maken ende tlatoen te leveren om zijn aerbeyt voor al betaelt II lb X s gr. 936 In 1515 maakt hij een soortgelijke zerk voor abdis Cornelie sHoends: Betaeld Jooris Wittebroodt 5 in maerte anno 1515 [1516 n.s.] van een saercsteen huut ons pandt ghedaen te doen verhauwen ende reden met latoen lysten om mevrauwe Cornelie sHoends in salegher ghedachten also men siet van ymage COR PUS
L A MI NAE
te maken tlatoen te leveren ende sijn aerbeyt. Voor al betaelt II lb X s gr. 937 Ook de Van der Sticheles behoorden tot een belangrijk Brugs steenhouwersgeslacht. 938 In 1523 ontvangt Cornelis van der Stichele met zijn leerjongen een vergoeding voor het maken van het graf van de Jeruzalempelgrims. Deze grafzerk van blauw hardsteen bestaat nu nog, maar is beroofd van zijn koper (fig. 381). Cornelis van der Stichele kreeg hiervoor 2-12-8 pond groten van de beheerders van de Jeruzalemkapel. Hij was meester-steenhouwer in Brugge en bekleedde tussen 1507 en 1535 verscheidene malen de functie van vinder in het ambacht van de metselaars. 939 Een rekeningsuittreksel van het jaar 1525 van de SintJakobskerk zegt over een Brugse steenhouwer: Ontfaen van Joos van der Beke, steenhauwere, ter cause van XCV ponden latoen platen van eenen zarck steen afghedaen xxiiij s. grote. 940 Hij recycleerde misschien dat funeraire koper. Ook het pek werd gerecupereerd.941 In een akte van 1542 erkennen de kinderen van de steenhouwer Joos (Joris) Wittebroot dat ze vijftig pond groten Vlaamse munt schuldig zijn aan hun vader voor aankoop van steen, gereedschap ten behoeve van steenhouwers, kaarsmakers, huisraad etc. Voort ´t halaem dienende ten ambochte vanden steenhauwers wordt vermeld: eerst den prop ende de slove, den reep, den breyer, vier rollen, drie handboomen, acht houten [?], drie peckblocken, vier saudeerplancken, twee pecketels, twee looden lepelen, 20 pinsoenen, 10 syseelen, 25 granesyseelen, 13 lattoenen ysers, een vyle, vier screepysers, 3 passers, 3 zweeën, vier reghels, 25 fremoren, een rechthamere, een trectanghe ende zes blocken, voor 26 s. 6 d. grooten.942 Dat hier sprake is van pekblokken, twee ketels om het pek te smelten, soldeergerief, twee lepels om lood te gieten en lattoenen ysers wijst erop dat Joos Wittebroot ook koperen platen graveerde en met koper belegde grafzerken vervaardigde. Dat materiaal werd gebruikt voor het graveren en vasthechten van de aan elkaar gesaudeerde koperen platen met pek en lattoenen ysers gevat in lood aan de zerk vast te maken. Verschillende leden van de familie Van Oost waren reeds vanaf de 14e eeuw bekend als steenhouwers en verschillenden onder hen waren eveneens vinder.943 In 1544 verscheen Fransoys van Oost voor de Brugse vierschaar omdat hij zijn verplichtingen niet was nagekomen voor de vervaardiging van een met latoen bedekte zerk met lattrene ende ghewrocht naer tvutwysen vanden patroone byden zelven Fransoys daerof ontfaen en plaatsing in de kerk van Merkem (nu een deelgemeente van Houthulst) 944 (zie bijlage 10). Michiel Scherrier kapte het verheven grafmonument van Jan Carondelet (†1544) dat nu nog gedeeltelijk bewaard is in de St.-Salvatorkerk in Brugge (maar afkomstig is uit de St.-Donaas) en een grafschrift gegraveerd op koper draagt. 945 In 1551 werd hij COR PUS
L A MI NAE
veroordeeld om een contract niet na te komen voor de realisatie van het grafmonument met gedenkschrift op een koperen plaat ter nagedachtenis van Margaretha van Oostenrijk in Brugge. 946 Tussen de uitgaven in verband met de uitvaart van Anna de Thiennes (†1596, in St.-Omaars) wordt de Brugse steenhouwer Jan Aerts vermeld. Hij was eveneens een lid van een belangrijk steenhouwersgeslacht. De edeldame werd in de kerk van de colletinen (arme klaren) in Brugge begraven en de volgende uitgaven werden genoteerd: Item over een bancquet te Colletten met dheer Jan Breydele ende de Paters, Jan Aerts, steenhauwer ende Robert du Blon om consent vander platze ende maete vande sepulture te nemen ende compasseren ende tadviseren up tstellen van het epitaphie 5lb. 5sc. Item betaelt Jan Aerts over tleveren vanden zavele ende graveren vande figuere ende superscriptie inde metaele plate met vyf wapenen 54 lb. Item aen Robert Dublon over het metael daermede de zelfve zavele bedeckt es 56 lb. Item anden voornoemden Jan Aerts steenhauwere over het epitaphie met gheschrifte 2 lb. Item an meester Pieter Clays de schildere [Pieter Claeissens de jonghe?] over de pourtraicture van mer vrauwe persoon om op haer sepulture te stellen 6 sc. Item anden voornoomden Meester over het stofferen van het epitaphie 5 lb. 10 sc. Item betaelt aen Robert Dublon over het accoord van de overleverynghe ende dat hy claechde miscocht te zyne ande metaele plaete die meerder viel dan zy besprocken was present myn heere Breydele 11 lb. 4 sc. 947
Een oude beschrijving van de nu verdwenen grafsteen zegt: In de Coletten gheseyt Aerme Claeren, In de middel van den hooghen choor, Een witte steen aen het zuytende
Fig. 382 - Grafplaatje van Jakemine … en Jan de Cueninc (ca. 1500), St.-Salvatorkerk. SYNTHESE: Productie en uitstraling
|
2 89
Fig. 384 - Grafplaat van Abel Porcket, (†1509) uit het St.-Juliaansgodshuis. Wrijfprent RVB. © KIKIRPA ref. Y010495.
Fig. 387 - Carel van Overtvelt (†1499), proost, eertijds in St.-Donaas, grafplaatfragmenten in Burnham. © Page ref. 288L16-22.
met metaele lysten en vrauwe figure. Daarop volgt de vermelding van de kwartierstaten en het grafschrift en verder: Een epitaphie in den zuytmuer van wit steen met het wapen van Hollebeke verdeelt met Thienes... Nog volgt de beschrijving van de verplichtingen in verband met haar jaargetijde. Die vermelding is uiterst interessant daar Jan Aerts er vermeld wordt als steenhauwer en hij betaald wordt voor het graveren van de koperen grafplaat die in de zerk was ingelegd en de koperen rand die er om was gelegd. Dat wijst er nogmaals op dat steenhouwers tevens koper graveerden. Voor de sacramentstoren van de St.-Jakobskerk in Brugge, daterend van 1590-1591 en die toegeschreven wordt aan de steenhouwer Jan Aerts, werden voor de centrale opbergkast koperen platen met ajourwerk gebruikt die uit een grafplaat waren versneden (zie fig. 397). De werkzaamheden door Aerts uitgevoerd waren dus vrij verscheiden: het kappen van wapenschilden boven een ingangsdeur, van beelden en bas-reliëfs voor de O.-L.-Vrouwekerk in Brugge, van een beeld van Filips II voor het stadhuis etc. Jan Aerts was verschillende malen vinder tijdens de jaren 1562-1617. Hij stierf in 1620 en werd begraven in de O.-L.-Vrouwekerk in Brugge.948 Ateliers beschikten waarschijnlijk over bepaalde patronen wat de herhaling van bepaalde motieven
verklaart. In een rechtszaak van 1544 waarbij Fransoys van Oost, de steenhauwere, als verweerder optrad (zie verder) is er sprake van te maken ende leveren eenen zarck van scarschinischen steene... gheheel ghedect met lattrene ende ghewrocht naer tvutwysen vanden patroone byden zelven Fransoys daerof ontfaen. 949 In het huwelijkscontract van 1565 tussen de Brugse steenhouwer Pieter Aerts, de zoon van Joos Aerts, steenhouwer, en Marie Fierins was sprake van patronen die tot het steenhouwersambacht dienstig waren, maar zonder details over wat ze behelsden (het konden evengoed profielen geweest zijn, en niet noodzakelijk modellen voor grafzerken). 950 Vermeld werd ook Adrienne van Stavele, burggravin van Veurne en dame van Stavele etc. en weduwe van Robert van Melun, baron van Ronny. Zij stierf op 16 augustus 1525. Ze koos haar graf in het koor van de kerk van Stavele naast dat van haar ouders. In haar testament vroeg ze: Item ordonne estre faict sur mon corps ungue tombe de quattre piez haulte et sur ladicte tombe trois personnaiges de laiton plat comme celle de feu monseigneur mon père audict Stavele, c´est assavoir les trois personnaiges seront mon-seigneur de Thou le premier à tous ces VIII cartiers et ces titteles et moy auprès de luy à tous mes VIII cartiers et mes titteles et monseigneur de Ronny après moy à tous ces VIII cartiers et ces titteles.951
29 0 |
SYNTHESE: Productie en uitstraling
COR PUS
L A MI NAE
Fig. 388 - Grafplaat van Matheus de Codt (†1478) en Marie Ghijs (†1506), eertijds in de O.-L.-Vrouwekerk in Nieuwpoort. © KIKIIRPA ref. B010570.
5.2.2 De grafplaten van Brugge en invloedssfeer De keerzijde van de grafplaat van Jan van Liedekerke (†1519) en Joanna de le Douve is deels palimpsest (fig. 382). Een van de zes aan elkaar gesoldeerde platen vormde aanvankelijk de grafplaat (42 x 42 cm) van Jakemine … en Jan de Cueninc van ca. 1500. Ze toont een vrouw gewikkeld in een lijkwade liggend op een deels opgerolde mat. Ze is merkwaardig omwille van de knappe weergave van de lichaamsvormen. Verschillende types van arceringen geven de gewaadsplooien en schaduwen weer. De plaat werd waarschijnlijk nooit gebruikt, waarom weten we niet. Ze werd dan ook gerecycleerd. Een vrij gelijkende lijkwadefiguur op een mat bevond zich in de oude St-Walburgakerk. Het betrof de vloerzerk belegd met een centrale koperen plaat van Cornelia de Craes, de echtgenote van Arnold van de Baerse (†1500 n.s.) (fig. 383). De plaat had de vorm van een vierpas waarin een slingerend grafschrift952 was aangebracht en verder versierd was met gestileerd loofwerk. Er waren ook heel wat grafplaten voor vreemde kooplui. Zo was er in de voormalige St.Donaaskerk de koperen vloerplaat met de beeltenis van Gomes de Soria (†1497) en Clara de Lopez (†1540 of ’41). 953 Een tekening bleef bewaard in hs.-Molo en is geattesteerd als authentiek, wat niet altijd het geval is bij hem. De doden zijn daar modisch gekleed en rusten met hun hoofd op een kussen. De koperen grafplaat van Abel Porcket (†1509) uit het voormalige St.-Juliaansgodshuis is vrij origineel van concept (fig. 384). De gravure stelt de moord voor van Kaïn op Abel COR PUS
L A MI NAE
Fig. 390 - Fragment van de vloerplaat van Richard vander Capelle (de Visch), †1511, eertijds in St.-Donaas. Palimpsest in Thorpe (GB).
als een zinspeling op de voornaam van de overledene, terwijl de vierpassen met de varkentjes alluderen op zijn familienaam ‘Porcket’. Abel Porcket was meester-ontvanger van St.-Juliaans, een caritatieve instelling. De gravering is uiterst verfijnd. De grafzerk met koperen middenplaat en randlijst van Philippe Noirot (†1521), echtgenote en zoon in St.-Donaas werd ook afgetekend door Molo en gewaarmerkt. Bij die Bourgondische koopman zijn de lenden omwonden met een lijkwade; zijn hoofd rust op het uiteinde daarvan en hij wijst met een hand naar een uurwerkplaat (afb. 385). De hoekvierpassen zijn bezet met hemellichamen - zon, maan, sterren - en een wijzerplaat. Pierre de Molo (1746-18 april 1810), kanunnik van St.-Donaas, tekende ook het grafmonument van proost Carel van Overtvelt (†1499), eertijds in St.-Donaas (fig. 386). De tekening is echter niet geattesteerd en uit onderzoek blijkt dat ze volledig gefantaseerd is. De grafplaat (fig. 387) werd tijdens de godsdiensttroebelen van de jaren 1578-1581 in Brugge geroofd, naar Engeland verscheept en ca. 1582 in een Londens atelier versneden en op de keerzijde opnieuw gegraveerd om in het grafmonument van de familie Eyre in Burnham te worden ingewerkt. Carel van Overtvelt was de zoon van Pauwels van Overtvelt (Paul Deschamp) die baljuw was in Brugge, secretaris en persoonlijke vriend van hertogin Isabella van Portugal. Hij was kanunnik van de 9e prebende van St.-Donaas, proost van de St.-Pieterskerk in Torhout en in 1492 deken van St.-Donaas. Jan Pinnoc (†1538) volgde hem op als kanunnik en zorgde waarschijnlijk voor de realisatie SYNTHESE: Productie en uitstraling
|
291
Fig. 391 - Cantorstaf en hond met wapenschildje De Visch. Detail. National Gallery, London.
van de grafplaat. Jan werd later trouwens daar bijgezet. De palimpsestplaat vertoont alle kenmerken van een Brugse productie van ca. 1520-1540, nl. de slingerende tekstband met plantmotiefvulling, de uitgespaarde letters, de gravure van het gezicht met arcering en de rijke versiering met gestileerde granaatappel- en plantenmotieven. Het gezicht werd knap verkort weergegeven. Er werd ook meesterlijk gebruik gemaakt van verschillende types van arceringen. De ronde plaat van Matheus de Codt (†1478) en Marie Ghijs (†1506), eertijds in de O.-L.-Vrouwekerk in Nieuwpoort (fig. 388), ging verloren tijdens WO II. Dat concept kwam niet zoveel voor. De man en vrouw zijn naar elkaar toegewend, rechtstaand op een dambordvloer die in perspectief is getekend. De achtergrond wordt gevormd door een wandtapijt met gestileerde granaatappels en feniksen. De doden komen goed uit ondanks de vrij beladen tapijtachtergrond. Er is echter een zekere zwakte in de hoofd- en handweergave van Matheus. Dat de kinderen geknield afgebeeld worden, toont aan dat we een vermenging hebben van de typologie van de grafzerk met die van het memorietafereel. De grafzerk van Gerard de Mil (†1503) en Catharina de Canoca (†15..) in de oude Walburgakerk was bezet met een ruitvormige koperen plaat (fig. 389) met de beeltenis van Gerard gehuld in een overgangstype van tabbaard en met een koperen randlijst. Het fragment van de grafplaat van Richard vander Capelle (ook De Visch genaamd) (fig. 390), †1511, werd geïdentificeerd dankzij een schilderij van Gerard David met het mystiek huwelijk van de H. Catharina. Op de voorgrond is Richard de Visch, met voor hem een hazewind die een halsband draagt met zijn wapenschild (fig. 391).954 Naast hem ligt een cantorstaf, zijn attribuut als voorzanger, daarom is die ook afgebeeld op de grafplaat. Hij was het natuurlijke kind van Rijkaert de Visch, proost van de O.-L.Vrouwekerk in Brugge. Hij werd in 1443, in opvolging van zijn vader, kanunnik van de 18e prebende van het kapittel van St.-Donaas. Gelegitimeerd door Filips de Schone, werd hij benoemd tot meester van de 292 |
SYNTHESE: Productie en uitstraling
Fig. 392 - Jean de Tongue (†1512) en Katherine Strabant (†15..), St.-Jakobskerk, Brugge. Wrijfprent RVB. © KIKIIRPA ref. Y 008504.
rekwesten en religieuze raadgever bij de Grote Raad van Mechelen.955 In overeenstemming met zijn laatste wilsbeschikkingen werd hij in de St.-Donaaskerk begraven voor het altaar van de St.-Antoniuskapel. In het handschrift-De Molo is weer een gefantaseerde tekening want de grafplaat was geroofd tijdens de Beeldenstorm zoals blijkt uit andere bronnen.956 De gravure is uiterst verzorgd en de rand vertoont de voor Brugge typische knoestige stok omwonden met loofwerk. Grafzerken met randlijsten in koper en een centrale plaat met getimbreerd wapenschild kwamen in Brugge veel voor. De grafschriften zijn vaak op een slingerende band gegraveerd met tussen de lussen gestileerde planten- en bloemmotieven. Een mooi voorbeeld hiervan is het grafmonument in de St.Jakobskerk van Jean de Tongue (†1512) en Katherine Strabant (†15..) (fig. 392) waarvan het koper nu op een COR PUS
L A MI NAE
Diest: Het koperen inlegwerk van de familie Van Hamel, omstreeks 1601 à 1610, wordt in de schatkamer van de Sint-Sulpitius- en Dyonisiuskerk in Diest bewaard (fig. 550). De stenen drager met het grafschrift verdween. Het wapenschild op het medaillon aan een lint dat uit een mascaron spruit, met twee engelen als schildhouders, bevat nog gedeeltelijk rode mastiek. Het geheel is gevat in een renaissanceomlijsting met moraliserende tekst op een banderol en onderaan een schedel met een been. Stilistisch wijzen de engelen en de mascaron op een datering van het 1e kwart van de 17e eeuw. We vinden een soortgelijke mascaron en een lint op de gedenkplaat van Willem de Clerc (†1597) in Mechelen (fig. 542). Het Van Hamelmedaillon is ongetwijfeld Mechels werk. Herenthals: De gedenkplaat van pastoor Martinus Jonathas (†1628) stelt deze voor als een mijmerende priester, zijn hoofd rustend op zijn arm, liggend op zijn zijde, zijn linkerhand langs zijn zijde (fig. 889-890). De beeltenis werd geïnspireerd door de sinds eind 16e eeuw meer voorkomende afbeeldingen van mijmerende liggende figuren, zie o.a. de beeltenis van Mathias Hovius (fig. 935). De tekening is evenwel vrij stuntelig zo ook de uitvoering waarschijnlijk door een plaatselijke kopersmid. Men denkt daarbij aan een lid van de familie Van Opstal.
ganzenveer (fig. 551). Op de tafel liggen zijn werkinstrumenten: boek, inktpot, een map, zijn zegel met de kenletters D.D.L. (Dominus Duncan Liddel), een zandloper, boeken en verder een kandelaar. Voor hem liggen een schedel, zijn knijpbril, een perkament en een verzegelde akte, rechts liggen een reserveganzenveer, een mes om die te scherpen, een bakje met zand en een globe. In een nis is een distilleerkolf. Op de plank erboven liggen boeken en aan een haak hangt een draagbare inktpot en een pennenkoker. Aan een andere haak hangt een mandje. Boven Duncan hoek prijkt zijn wapenschild met devies. De plaat geeft ons een goed beeld van de studeerkamer van een geleerde. De ontwerptekening werd vermoedelijk door Gaspard Bruydegoms gemaakt.1136 De plaat zelf blijkt echter in Mechelen zijn gegraveerd aangezien er sprake is van tolbetaling in Mechelen. Het concept sluit geheel aan bij de geschilderde portretten van geleerden of doctors in hun werkkamer zoals meer voorkomt in de Vlaamse schilderschool zoals bij Quinten Metsijs (1466-1530) met zijn portret van de schrijvende Erasmus of bij Bernard van Orley (1491-1567) met het portret van geneesheer Joris van Zelle (KMSK) van 1519. De Duncan Liddelplaat is een enige getuigenis van de Antwerpse/Mechelse grafplatenproductie van de 17e eeuw.
6.2
6.3
DE DUNC A N LIDDELPL A AT: A NT W ER PS ONT W ER P, UIT VOER ING IN MECHELEN
Dr. Duncan Liddel stierf op 17 december 1613, 51 jaar oud en ongehuwd. In zijn laatste wilsbeschikking van 9 december vroeg hij dat twee monumenten zouden aangemaakt worden door zijn testamentuitvoerders waarvan een in de Kirk of New in Aberdeen.1134 Het duurde vijf jaar eer stappen ondernomen werden om de wens van Duncan in te willigen. Aan John Duncan, de broer van de dode, werd gevraagd om met spoed (sic) in de uitvoering te voorzien. De gedetailleerde kostenafrekening bleef bewaard in de Inventory of Writs in the Burgh of Aberdeen (Bijlage 12). Daaruit leren we dat John Liddel drie reizen maakte naar Antwerpen. Hij gelastte Gaspard Bruydegoms met de uitvoering ervan. Gaspard werkte bij de munt van Antwerpen en was gehuwd met de dochter van Gaspard Jonghelinck, gelastigde bij de munt, en kleindochter van Jacob Jonghelinck, beeldhouwer, bronsgieter en medailleur, vervaardiger van het praalgraf van Karel de Stoute in Brugge. John Liddel kwam de plaat ophalen in Antwerpen en die werd in Aberdeen in een zerk bevestigd. De plaat toont de oude typologie van doorlopend grafschrift op een lijst met een bijkomende tekst onder de beeltenis.1135 Dokter Duncan is afgebeeld als een oudere kamergeleerde aan zijn werktafel gezeten en schrijvend met een COR PUS
L A MI NAE
A NT W ER PSE PL ATEN
6.3.1 Antwerpen De gedenkplaat van Maria Donata Gabriel van Nassau (†1660) (fig. 552) is iets onhandig gegraveerd. De uitvoering werd waarschijnlijk aan een lokale koperslager toevertrouwd. Grafschriftenverzamelingen tonen aan dat de koperen platen verdwenen zoals die van ridder Guilhem Caluwaert (†1643), heer van Zeveren, zijn echtgenote Catherine de Vuldere (†1672) en hun zoon in het koor bij de recolletten. 6.3.2 Bornem De grafzerk van Pieter Coloma, (†1621) in de crypte van O.-L.-Vrouwe- en Sint-Leodegariuskerk in Bornem is een indrukwekkend monument (fig. 553). De zerk van steen van Ecaussinnes is belegd met koperen letters en wapenschildjes van koper. De rekening van 1625 in het archief van het kasteel van Bornem vermeldt Item aen steenhauwer voor tmaken van 4 leeuwen om te stellen onder de grooten serek van overleden Hr. Baron... Het bedrag is echter niet meer leesbaar. De naam van de steenhouwer wordt niet vermeld, maar gelet op de kwaliteit is het waarschijnlijk werk van een Antwerpse meester. De familie Coloma stamde uit een oud Spaans-Catalaans geslacht.
SYNTHESE: Productie en uitstraling
|
375
Fig. 553 - Grafzerk van Pieter Coloma (†1621) in de crypte van de O.-L.-Vrouwe- en Sint Leodegariuskerk in Bornem.
Fig. 552 - Gedenkplaat van Maria Donata Gabriel van Nassau (†1660). Mus. Mayer van den Berg, Antwerpen.
6.3.3 Dendermonde In de O.-L.-Vrouwekerk in Dendermonde bevindt zich een enig ensemble van grafzerken in Ecaussinnessteen, meestal van kanunniken, met koperen wapenschilden, kelken en met grafschriften waarvan de letters belegd zijn of waren met koper. De oudste, die van Jacob de Brouxelles (†1619), is in bas-reliëf en deels gepolycromeerd met koperen letters (fig. 554). De zerk van Claus de Brune (†1653) vertoont in een medaillon zijn wapenschild, de koperen kelk beneden verdween echter (fig. 555). De grafzerk van Wilhelm du Carne (†1652) was vrij gelijkend; de koperen kelk is nog bewaard, maar het wapenschild is sterk afgesleten. Dat van de zerk van pastoor Jacob Daens (†1663) is daarentegen redelijk goed bewaard gebleven (fig 556). Op de zerk van Erasmus de Clercq (†1668), kanunnik en cantor, waren enkel de letters en cijfers bezet met koper. Ook het wapenschild van Gregorius van Breussegem (†1671), protoapostolisch vicaris-generaal, bleef redelijk goed bewaard (fig. 557) ondanks dat de zerk zoals de andere zerken met koperen inlegwerk nog in de vloer ligt en dus door bezoekers betreden wordt. Zijn schild is bedekt met een prelaatshoed met zes kwasten, normaal het ereteken van een vicaris-generaal of protonotaris. Tal van andere zerken die koperen platen vertoonden of met koperen letters bezet waren alsook fundatieplaten verdwenen.1137 6.3.4 Diest - Leuven - Brussel
Fig. 554 - Grafzerk van Jacob de Brouxelles (†1619), O.-L.Vrouwekerk.
376 |
SYNTHESE: Productie en uitstraling
Diest De grafzerk van Jan Quints (†1623) en Elysabeth van den Hove (†1629) van blauw hardsteen in de Sint Sulpitius- en Dyonisiuskerk in Diest is vrij eenvoudig van compositie, maar toch van een hoog esthetisch niveau (fig. 558). De letters zijn ingelegd met koper, zo ook het wapenschild en zijn omlijsting. Het productiecentrum is niet bekend. COR PUS
L A MI NAE
Fig. 556 - Wapenschild van pastoor Jacob Daens (†1663), O.-L.-Vrouwekerk.
Fig. 557 - Wapenschild van Gregorius vn Breussegem (†1671).
Fig. 555 - Grafzerk van Claus de Brune (†1653), O.-L.Vrouwekerk.
Leuven Hertog Charles de Croy (†1612) liet het klooster van Heverlee herstellen. Zijn graf van marmer met beelden van albast beeldde hem en zijn tweede echtgenote af knielend voor Christus aan het kruis. In zijn testament verzocht hij aan de ingang van zijn graf een koperen plaat te plaatsen: une lame de cuivre audessus de laquelle sera taillée et gravée notre représentation et effigie au vif, accoustrée en capuchin et est escript allentour. Dan volgt het grafschrift.1138 In de St. Pieterskerk1139 was er een pierre sépulchrale couverte d´une lame de cuivre van Georgius of Austria (†1619) die proost en kamerheer was van aartshertog Albrecht. Er waren naast grafplaten ook zerken belegd met koperen letters zoals de blauwstenen zerk van Justus Lipsius (†1606). Brussel In Le grand Théâtre sacré du duché de Brabant van 1734 wordt ook melding gemaakt van koperen gedenkplaten; twee worden er zelfs afgebeeld. De gedenkplaat (grande épitaphe de cuivre) van Alexandre Le Comte (†1668) en Anne Marie de Longin (†1692) in O.-L.-Vrouw ter Kapelle in Brussel (fig. 559), bestaat uit een erebehang met grafschrift omringd met een kwartierstaat. Bovenaan prijkt hun getimbreerd wapenschild. Onderaan blaast een putto op een trompet als lof voor de dode. Alexander was schildknaap, heer van Lier, infanteriekapitein van koning Filips van Spanje etc. De gedenkplaat van Catharine de Vroy, eertijds in de Kapellekerk waar ze begraven lag, geeft een biografie van haar echtgenoot Antoine Colins (†1614), hoewel de plaat uitdrukkelijk meldt dat hij in Renissart is begraven (fig. 560).1140 Hij was heer van Waver, raadgever bij de Private Raad van aartshertog Albrecht en commissaris voor de uitvoering van de vredesverdragen. Te oordelen naar de gravure was de plaat kunstvol en van een hoog ambachtelijk niveau. De doodssymboliek bestaat uit beenderen en een zandloper rustend op vleugels. COR PUS
L A MI NAE
Fig. 558 - Grafzerk van Jan Quints (†1623) en Elysabeth van den Hove (†1629), Sint Sulpitius- en Dyonisiuskerk in Diest. Wrijfprent RVB. © KIKIRPA. SYNTHESE: Productie en uitstraling
|
37 7
Fig. 559 - Gedenkplaat van Alexandre Le Comte (†1668) en Anne Marie de Longin (†1692), eertijds in de O.-L.-Vrouwekapellekerk in Brussel.
Bij de recolletten in Brussel bevond zich eertijds in het midden van het koor voor het hoofdaltaar het marmeren graf van Jan I, hertog van Lotharingen en Brabant (†1294); het werd vernietigd tijdens de godsdiensttroebelen. Aartshertog Albrecht (1559-1621) liet het graf herstellen en bedekken met een koperen grafplaat waarop de beeltenis van Jan I gegraveerd was (fig. 561) (zie bijlage 7.10). Deze grafplaat die tijdens de bombardementen gespaard is nu nog te zien, zo zegt Leroy.1141 De plaat verdween tijdens de Franse Revolutie. Bij de carmers was de koperen gedenkplaat te zien van hertogin Jeanne, hertogin van Lotharingen en Brabant (†1406), ze verdween tijdens de bombardementen van Brussel in 1695 door de troepen van Lodewijk XIV.1142 Daar was ook de grafplaat van Joannes Malcotius, doctor in de rechten, (†1616) en die van Maria Vironia (†1637); twee grote grafzerken waren bedekt met twee gegraveerde grafplaten, op de ene de wapens van Châlons gevierendeeld met die van Oostenrijk, voor René van Châlons (†1600), en Anne de Login en de tweede van Claire de Valence (†1635), weduwe van François Aguilar Alberada.1143 6.4
BRUGGE - KORTR IJK
Brugge Processtukken kunnen ook interessante gegevens verschaffen over de vervaardiging van grafmonumenten. Waar tot in de 18e eeuw het kappen van 37 8 |
SYNTHESE: Productie en uitstraling
Fig. 560 - Gedenkplaat van Catharine de Vroy (†1697) met biografie van haar echtgenoot Antoine Colins (†1666), O.-L.-Vrouw (Kapellekerk) in Brussel.
zerken in Brugge officieel de leden van het steenhouwersambacht toeviel, blijkt toch uit enkele 17e- en 18e-eeuwse geschillen dat bij het schrijnwerkers- en timmerliedenambacht ondergebrachte ‘beeldsnijders’ de steenhouwers beconcurreerden bij de versiering van zerken.1144 In het begin van het jaar 1699 ontstond onder de steenhouwers en de beeldsnijders een conflict over tkappen van wapens, letters, ciraten in sepulturen en in epitaphien.1145 Een beeldsnijder die zich veroorloofd had dat te doen werd door de steenhouwers bij het stadsbestuur aangeklaagd. De beeldsnijders riepen bij de schepenen in dat zij van alle oude ende immemoriaele tijden in possessie [waren] van te hauwen ende cappen alle soorten van hout, steen, cooper ende soo voorts, soo op marbele ende steene saercken als epitaphien. De steenhouwers brachten daartegen in dat de naam die zij droegen genoeg aanwees dat dit bewuste werk tot hun eigen bedrijvigheid hoorde, waartegen de beeldsnijders op hun beurt aanvoerden dat hun ambachtelijke tegenstrevers volgens de etymologie van het ambt maer en moeten prepareren de steenen uut den rauwen, deselfde formerende tot serken ofte epitaphien. De uitspraak van COR PUS
L A MI NAE
Fig. 563 - Dekplaat met koper op de grafkelder van de familie De Heere, 1677. St.-Salvator.
Fig. 561 - Grafplaat van Jan I, hertog van Lotharingen en Brabant (†1294), geplaatst door aartshertog Albrecht na de vernieling door de godsdiensttroebelen (1559-1621).
het geschil is niet bekend. Hoewel nog indrukwekkende grafmonumenten voor de hogere klasse in Brugge werden vervaardigd, lijkt het gebruik van koperen grafplaten of met koper belegde zerken in Brugge fel te zijn afgenomen. Dat heeft blijkbaar zijn redenen. Bij het nagaan van grafschriftenverzamelingen valt op dat de luxueuzere grafzerken meestal van wit marmer waren in plaats van Doorniks steen of de blauw hardsteen van Ecaussinnes. Als er randlijsten vermeld worden blijken die niet meer van koper, maar van blauwsteen te zijn omwille van een beter contrast met het marmer. Slechts uitzonderlijk zijn die bezet met koper. In St. Donaas was er in de Driekoningenkapel een gedenkplaat waar vermeld werd dat Wilhelm del Castillo, abt van Baudelo, er het altaar gerestaureerd had in 1624 en in de H. Hiëronymuskapel lag voor het altaar een zerk van witsteen bedekt met koper van Jean Baptiste Croquet (†1646).1146 Er is ook sprake van een witmarmeren zerk met een koperen plaat met het wapen van bisschop Nicolas de Haudion (†1649) in St. Donaas.1147 De zerk van Julien de Brouckere (†1603) in de O.-L.-Vrouwekerk vertoonde een koperen randlijst en plaat.1148 De zerk COR PUS
L A MI NAE
van Corneille du Bois (†1609) en Anne de Boodt (†1573) in dezelfde kerk was in grijssteen met getimbreerde wapens in koper. Die van Jean de Cortewylle (†1610) en van Anne van der Beke (†1620) bij de dominicanen was bezet met koper en toonde 8 kwartieren en getimbreerde wapens.1149 Ook de zerk van Gillis Oste (†1636) in O.-L.-Vrouw vertoonde koper, zo ook de zerk met acht kwartieren van Adrien Budsin (†1638 ), kanunnik, pastoor van O.-L.-Vrouw.1150 De zerk met het wapen van Robert Lovell, een ridder uit Norfolk (†1638) in O.-L.-Vrouw was ook bezet met koper.1151 Een van de mooiste grafzerken in de Eeckhoutabdij was die van Philippe de Beerst (†1664).1152 Hij lag begraven onder een blauwe zerk die helemaal bedekt was met koper. Het grafschrift was onderbroken door zes vierpassen met op de vier hoeken de evangelistensymbolen en halfweg de lange zijden een vierlob met een wapenschild, de ene met een andrieskruis en de andere met een keper met drie zespuntige sterren. De abt stond tegen een gegraveerd wandtapijt versierd met bloemen.1153 Adriaan Baltyn, gehuwd met Marie Verleysen die in 1604 overleed, werd in de Eeckhoutabdij bijgezet onder een zerk van blauwsteen bezet met koperen wapenschildjes en met de letters van het grafschrift van koper. Al die platen verdwenen. In St. Donaas was er de zerk van Jan Rommel, griffier van het Proosschen (†1632) en echtgenote Anna Aerbout (†1628), beschreven door De Hooghe (hs.-De Hooghe, I-II, p. 75) als op een blauwe Steen met metael; een fragment van de zerk werd onlangs teruggevonden.1156 Er bleef een dekplaat van Ecaussinnessteen van de grafkelder van de familie De Heere bewaard in de vloer van de St. Jozefskapel in St.Salvator, waarbij marmeren inlegwerk in de vorm van een perkamentrol met koperen nagels is vastgespijkerd, zo ook de datum 1677 en de R.I.P (fig. 563). Arnoldine de Baedts, de weduwe van Robert de Schilder, overleed in 1643 en lag begraven bij de carmelitessen onder een blauwe steen met een copper plaete in gheleydt (fig. 562). 1157 Het wapenschild van Robert toonde ‘in goud SYNTHESE: Productie en uitstraling
|
379
Fig. 566 - Gedenkplaat van Laureyns Van Haute (†1604), Stam, Gent. Wrijfprent RVB.
Fig. 567 - Gedenkplaat van Catherine de Hangouart (†1654). St.-Nicolas. Wrijfprent RVB.
drie schilden van keel’. In Brugge blijken de gedenkplaten ernstige concurrentie te hebben ondervonden met beschilderde stukken. De geschilderde obiit/gedenktekens verdringen vooral vanaf de 17e eeuw het oudere wapenkabinet,1158 maar waarschijnlijk ook de zerken met kunstvol heraldisch koperen inlegwerk. De obiit van Jan Lopez Gallo van 1571 (fig. 564), komt trouwens volledig overeen met de met kleurmastiek opgehoogde heraldisch koperen platen van zerken van de 16e eeuw (zie bv. fig. 400 & 415). Het Lopezpaneel, van een onbekende meester, is trouwens deels in reliëftechniek uitgevoerd, waarbij de tekening via een in was gerealiseerd diepdrukprocedé werd verwezenlijkt.1159 Die techniek komt overeen met die toegepast voor het inkleuren van koperen grafplaten! Het funeraire paneel (134 x 92 cm) van Françoise de Beer (†1604), eveneens van een onbekend meester, lijkt volledig op een grafzerk, met kwartierstaten, wapenschilddragende engel en onderaan de nabootsing van een gegraveerde koperen plaat met het grafschrift (fig. 565).1160
in de St.-Maartenskerk, datmen eenen saerck upde sepultuere legghen ende superscristio (sic) stelle in letteren ghegooten van latoen.1161
Kortrijk Koperen letters kennen ook succes in Kortrijk. Martin van den Berghe, kapelaan, (†8 juli 1614) verzoekt in zijn testament van 12 mei 1614 dat hij begraven wordt 380 |
SYNTHESE: Productie en uitstraling
6.5
GENT - OUDENA A R DE
Gent In Gent is er de gedenkplaat van Laureyns van Haute (†1604), eertijds in het Wenemaergodshuis (nu Stam Museum van de Bijloke) (fig. 566). Het gedenkschrift werd aangebracht op de keerzijde van de grafplaat van een priester en een broeder (fig. 198). Laureyns van Haute behoorde tot een geslacht dat verwant was met de stichters van het Wenemaergodshuis en werd er vanaf 1586 voogd. Hij begiftigde het tijdens de jaren 1589 - 1591 en liet na zijn overlijden al zijn bezittingen na aan die instelling. Hij werd er dan ook begraven. Oudenaarde De monumentale grafzerk van Ecaussinnessteen van Jacob van Broucke en Jacoba ter Plancke, ca. 1657, in de Walburgakerk in Oudenaarde toont aan dat ook daar de mode van het beleggen van zerken met koperen letters gevolgd werd (fig. 1038 & 1039). De grafmonumenten van Oudenaarde werden meestal in Gent gemaakt. COR PUS
L A MI NAE
6.6
DOOR NIK EN OMSTR EK EN, & BERGEN
Doornik Het aantal steenhouwers werkzaam in Doornik schijnt tijdens de 17e eeuw opnieuw te zijn toegenomen. Er bleven geen Doornikse contracten of testamentuitvoeringen bewaard die gewagen van koperen grafplaten, wel van grafzerken. Een testamentaire uitvoering bewijst dat een grafzerk met koper er besteld werd voor Gervais de Orcq, deken van Condé, krachtens zijn testament van 1600. Philippe Denneau werd belast met de uitvoering ervan: A Philippe Denneau, détailleur de pierre, pour une lemme qu´il a livré audit feu van Orcq, affin de sur icelle poser le cuivre tel qu´il estoit tenu poser, pour icelle emmener à Condé et poser icelle sur le corps du doyen dudit Condé, 23 lb.1162 In Doornik zelf bleef slechts de eenvoudige gedenkplaat van Catherine de Hangouart (†1654) in de St.-Nicolas bewaard (fig. 567). Catherine was de stichteres van het klooster van de annonciaden in Doornik en weldoenster van het eerste college van de jezuïeten gesticht in 1562. Ze stelde ook tal fundaties in ten voordele van de blinden, de armen, een beurs voor een muziekstudent etc. en ten slotte is er het verzoek te bidden voor haar ziel. Ze had een koperen grafplaat bij de annonciaden. Ook wordt vermeld un petit marbre avec une bordure de cuivre van Jaspart Dennetière (†1630), in de kerk van de jezuïeten. De gedenk- en fundatieplaat van Jacques Pottier (†1604) en Agnes Hespel (†1615) in de St.-Etienne in Templeuve (fig. 568) voorziet in de instelling van obiits en uitdelingen aan de armen. De afbeelding van de calvarie is klassiek om niet te zeggen ouderwets. De tekening en uitvoering is weinig hoogstaand en is waarschijnlijk een Doornikse productie.
Fig. 568 - Detail van de gedenk- en fundatieplaat van Jacques Pottier (†1604) en Agnes Hespel (†1615) in de St.-Etienne in Templeuve.
Bergen De grafzerk van Jean de Pieters, jonkheer, heer van Vosmaer (†1622) in de St.-Waudru was bedekt met koper. De platen vertoonden zijn schild en zijn kwartierstaat. 6.7
DE M A A SVA LLEI
Luik In het redemptoristenklooster is er een kleine gedenkplaat ter herinnering aan de eerste steenlegging in 1619 van de kerk van de ongeschoeide carmers in Luik door de weldoeners graaf Jean-Jacques Barbatiano de Belgioso en gravin Anne van Poitiers, zijn echtgenote (fig. 970). Jean-Jacques Barbatiano de Belgioso, wiens familienaam soms in het Frans vertaald wordt als Barbatiano de Beljoyeuse, was een edelman uit Milaan, een huurling, die zijn zwaard ter beschikking stelde van de hoogste bieder. Hij wist bij een vorig huwelijk met Marie de Senzeille met sluwheid en wreedheid de hand te leggen op haar fortuin. COR PUS
L A MI NAE
Fig. 569 - Gedenkplaat van Antoine de Nassogne (†1621) en echtgenote Marguerite le Bidart (†1629) in St.-Lambert in Bouvines.
SYNTHESE: Productie en uitstraling
|
381
Fig. 570 - Gedenkplaat van Louis de Monin oorspronkelijk in de Sainte-Marie in Rendeux, nu in de Sacré-Cœurkerk in Courrière (Le Trieu).
382 |
SYNTHESE: Productie en uitstraling
COR PUS
L A MI NAE
I n hou d s y n t h e se : produc t i e & u i t s t r a l i ng
Woord vooraf, Jozef Dauwe
5
Woord vooraf, Ronald Van Belle
6
Dankwoord
7
I Kope r e n gr a f e n ge de n k pl at e n 1
INLEIDING 1.1 Definitie 1.2 Begrenzing van het onderwerp 1.3 Afbeeldingen
2
HISTORIOGR AFIE VAN DE GR AFPLATEN VAN ONZE GEW ESTEN 12 2.1 De Engelse vorsers 2.2 Hans Eichler (1906-1982): de Brugse connectie 14 2.3 De Belgische historiografie 14
3
DE OORSPRONG VAN DE KOPEREN GR AFPLATEN 3.1 Inleiding
3.2 De aanvang in onze gewesten: Maasvallei en Scheldebekken 3.3 Grafplaten in Frankrijk 3.4 Grafplaten in Engeland 3.5 Duitsland 3.6 Nederland 3.7 Denemarken, Noorwegen, Zweden, Polen en Finland 3.8 Spanje, Portugal en Italië
COR PUS
9 9 9
3.1.1 Koper en goud 3.1.2 De oudste vermeldingen
L A MI NAE
19 19 19 23 24 26 27 27 27 28
SYNTHESE: Productie en uitstraling
|
433
4
TECHNISCHE ASPECTEN 4.1 Koper als basismateriaal 4.2 Gieten van de platen 4.3 Legeringen: brons en messing (‘latoen’). 4.4 Assembleren en lassen van de platen 4.5 Vervaardigers 4.6 Tekeningen, patronen en modellen 4.7 Gereedschap en gravering 4.8 Stenen drager en hechting van het koper 4.9 Eindafwerking: inlegwerk van marmer, koper en mastiek
31 32 32 33 34 34 37 37 38
5 BESTELLING 5.1 Het initiatief voor de bestelling 5.2 De uitvoering van het contract: instructies van de opdrachtgever 5.3 Prijzen 5.4 Transport – toltarieven 5.5 Opstelling ter plaatse
51 53 56 57
6
DE MARKT VAN DE GR AFPLATEN 6.1 Clientèle
6.2
7
DE VERDW IJNING VAN DE KOPEREN GR AFPLATEN 7.1 Verlies en verkoop uit winstbejag en bij gebrek aan belangstelling 7.2 De Beeldenstorm 7.3 De palimpsesten 7.4 Oorlogen en de Franse Revolutie 7.4.1 De oorlogen van Lodewijk XIV en Lodewijk XV 7.4.2 De Franse Revolutie
73 73 74
7.5
74
434 |
51
6.1.1 6.1.2 6.1.3 6.1.4 6.1.5 6.1.6 6.1.7
6.2.1 6.2.2 6.2.3 6.2.4 6.2.5 6.2.6
61 61 61 62 63 63 64 64
Koperen grafplaten en loden herinneringsplaten uit de 12e en de 13e eeuw Koperen platen van de 14e eeuw Koperen platen van de 15e eeuw Koperen platen uit de 16e eeuw Koperen platen van de 17e eeuw Koperen platen van de 18e eeuw Koperen platen van de 19e en de 20e eeuw
Spreiding van de grafplaten
64 65 66 66 67 67 67
Grafplaten van de 13e en de 14e eeuw Grafplaten van de 15e eeuw Grafplaten van de 16e eeuw Grafplaten van de 17e eeuw Grafplaten van de 18e eeuw Grafplaten van de 19e eeuw en begin 20e eeuw
Verlies tijdens de Moderne Tijden
SYNTHESE: Productie en uitstraling
COR PUS
69 70 72
L A MI NAE
II s t ij l e volu t i e e n produc t i e c e n t r a va n g r a f - e n ge de n k pl at e n 1
12e-13e EEU W: HERINNERINGSSTEENTJES, LODEN EN KOPEREN HERINNERINGSPLATEN, KOPEREN GR AFPLATEN 1.1 Luik: Het proto-gedenkplaatje van Lambertus (†700) van 1143 1.2 Herinneringssteentjes 1.3 Loden grafplaatjes
2
KOPEREN GR AFPLATEN VAN DE 13e EEU W 2.1 Luik en omgeving 2.2 Doornik 2.3 Andere plaatsen
3
GR AFPLATEN VAN DE 14e EEU W 3.1 Productiecentrum Doornik
77 77 78
80 81 82
85 85 86 90 90 101 134
3.1.1 3.1.2 3.1.3 3.1.4 3.1.5 3.1.6 3.1.7 3.1.8 3.1.9 3.1.10
Documenten Kenmerken van de Doornikse grafplaten Grafplaten voor koningen Grafplaten voor geestelijken Grafplaten voor edelen en burgers Doornikse grafzerken met verdwenen koperen inlegwerk 14e eeuw Tekeningen van Doornikse grafzerken met koper: de albums-‘Gaignières’ - Doornikse grafzerken in de abdijkerk van Longpont (Aisne) Doornikse grafzerken met verloren koperinlegwerk in Frankrijk Doornikse grafzerken met verdwenen koper in Engeland en Schotland Doorniks koperinlegwerk
3.2 3.3 3.4
Productiecentrum Gent Productie in Luik en de Maasvallei Productie in Brugge
148
3.4.1 Documenten 3.4.2 Koperen grafplaten in Brugge en omgeving
159 159 160
3.5
Andere productie centra of centra met koperen grafplaten
166
4
GR AF- EN GEDENKPLATEN VAN DE 15E EEU W 4.1 Productiecentrum Doornik
4.2 Productie in Zinnik (Soignies) 4.3 Productie in Brugge
152
4.1.1 Documenten 4.1.2 Doornikse grafplaten 15e eeuw 4.1.3 De Coolbrantplaat: Doornik (of Brugge?) 4.1.4 15e-eeuwse palimpsesten van Doornikse productie 4.1.5 Een Doornikse grafplaat in de priorij Corsendonk in Oud-Turnhout? 4.1.6 Enkele Doornikse grafzerken met koperen inlegwerk
COR PUS
4.3.1 Documenten 4.3.2 De grafplaten 4.3.3 Palimpsesten
L A MI NAE
137 139 141 144
209 209 210 216 216 220 220 221 221 222 226 244
SYNTHESE: Productie en uitstraling
|
435
4.4 Productiecentrum Gent
4.5
Andere Vlaamse steden
4.6 4.7 4.8 4.9
Vlaamse grafplaten in Portugal Productie in de Maasvallei Palimpsesten van onbekende centra Koperen memorietaferelen en fundatieplaten
5
GR AF- EN GEDENKPLATEN VAN DE 16e EEU W 5.1 Doornikse productie
5.2
De productie in Brugge
288 288 291 309 309 311
5.3
Productie in Gent en in zijn invloedssfeer
313 313 317
5.4
5.4.1 5.4.2 5.4.3 5.4.4 5.4.5 5.4.6 5.4.7 5.4.8
Antwerpen en omgeving Grafplaten in Portugal: Antwerpse producties? Een palimpsest: een Antwerpse productie? Twee Vlaamse grafplaten in Engeland: Antwerpse producties? Een palimpsest uit Delft: een Antwerpse productie? Een grafzerk met koper op Madeira: een Antwerpse productie? De Margareta Svandersplaat: een Antwerpse productie? Dendermonde en Temse: Antwerpse producties?
Productie in Antwerpen en in zijn invloedssfeer
318 318 325 326 326 329 329 331 332
5.5
Brabantse grafplaten
334 334 334 335 335 336 339 339 339 341 341 342
436 |
248 248 249 252 252 252 252 253 253
4.4.1 Documenten 4.4.2 Grafplaten
4.5.1 Antwerpen 4.5.2 Dendermonde 4.5.3 Mechelen 4.5.4 Leuven 4.5.5 Brussel
256 256 258 258 258 265 266 269 269 269 269
4.9.1 Doornik 4.9.2 Brussel 4.9.3 Brugge, Diksmuide en Ieper 4.9.4 Dendermonde 4.9.5 Halle 4.9.6 Edingen 4.9.7 Halle
283 283 283 286
5.1.1 Documenten 5.1.2 Grafplaten 5.1.3 Memorietaferelen en fundatieplaten uit Doornik en omgeving 5.2.1 Documenten 5.2.2 De grafplaten van Brugge en invloedssfeer 5.2.3 Palimpsesten uit Brugge? 5.2.4 Vichte: Brugs, Antwerps of Mechels werk? 5.2.5 De memorie- en fundatieplaten uit Brugge en zijn invloedssfeer 5.3.1 Gent 5.3.2 Tekeningen van grafplaten in Oudenaarde: Gentse producties
5.5.1 Brusselse graf- en gedenkplaten 5.5.2 Een palimpsest in Norwich: een Brabantse productie? 5.5.3 Productie in Leuven 5.5.4 Productie in Mechelen 5.5.5 Documenten 5.5.6 Kenmerken 5.5.7 Mechelse platen 5.5.8 Palimpsesten afkomstig uit Mechelen of Antwerpen? 5.5.9 De grafplaat van Willem van Galen in Breda 5.5.10 De grafplaat van Guillaume de Goux en Bernadine de Mol 5.5.11 De grafplaat van Joost van Amstel van Mijnden en echtgenote Philippa Amelisen 5.5.12 De gedenk- en fundatieplaten van de families Culemborg - Lalaing en verwanten in Hoogstraten en Culemborg 5.5.13 De grafplaat-Bertolff: Brussel? Leuven? 5.5.14 De grafplaat van Richard van Rivieren en Johanna Scheiffart van Merode 5.5.15 Bois-de-Lessines: een Mechelse productie 5.5.16 Nijvel: onbekend centrum
SYNTHESE: Productie en uitstraling
343 345 346 349 350
COR PUS
L A MI NAE
5.6 5.7
6
GR AF- EN GEDENKPLATEN VAN DE 17e EEU W 6.1 De Mechelse productie 6.2 De Duncan Liddelplaat: Antwerps ontwerp, uitvoering in Mechelen 6.3 Antwerpse platen
6.4 6.5 6.6 6.7
7
GR AF- EN GEDENKPLATEN VAN DE 18e EEU W 7.1 Doornik en omstreken 7.2 Brugge en omstreken 7.3 Dendermonde, Hoogstraten en Lier 7.4 Brabant 7.5 Namen en omgeving 7.6 De streek van Luik
8
KOPEREN GR AF- EN GEDENKPLATEN VAN DE 19e EN DE 20e EEUW 393 8.1 De ‘Nieuwste Tijden’ 1800-1850 8.2 De Neogotiek 1850-1920 394 8.3 De Neogotische gedenkplaten en platen van de vroeg-hedendaagse tijd 397
9
Algemeen besluit
Productie in Luik en omgeving Palimpsestplaten van onbekende centra
6.3.1 Antwerpen 6.3.2 Bornem 6.3.3 Dendermonde 6.3.4 Diest - Leuven - Brussel
Brugge - Kortrijk Gent - Oudenaarde Doornik en omstreken, & Bergen De Maasvallei
10 Bijlagen
COR PUS
350 350
L A MI NAE
371 375 375 375 375 376 376 378 380 381 381
385 385 387 387 391 392
405 411
SYNTHESE: Productie en uitstraling
|
437
I n hou d cata logu s
Aalst
445
Geel 625
Alveringem 446
Gent 626
Antwerpen
448
Grobbendonk 644
Assebroek
457
Halle 647
Avelgem 459
Harzé 650
Baardegem 461
Heers 651
Barry 463
Herentals 654
Belœil 463
Herve 655
Bergen (Mons)
465
Hognoul 657
Beveren-Waas 466
Hoogstraten 658
Blankenberge 467
Howardries 669
Bois De Lessines
467
Hyon 669
Borgloon
469
Ieper 671
Bornem 471
Jollain-Merlin 679
Boussu 472
Koningshooikt 681
Bouvignes 477
Kortrijk 683
Brugelette 478
Krombeke 687
Brugge 479
La Roche-En-Ardenne
Brussel 560
Leffinge 690
Celles 581
Leisele 690
Courrière 581
Leuven 690
Dadizele 585
Leuze 698
Damme 585
Lier 698
Dendermonde 586
Lissewege 699
Diest 596
Loppem 699
Diksmuide 597
Luik 699
Doornik 601
Maffle 707
Edingen 615
Marchienne-Au-Pont 707
Elouges 619
Marcinelle 707
Florennes 621
Marke 707
Froyennes 624
Marquain 709
COR PUS
L A MI NAE
689
SYNTHESE: Productie en uitstraling
|
439
Mechelen 710
Sint-Truiden 769
Melsele 721
Soignies
Mohiville
723
Spontin 773
Momalle 725
Templeuve 775
Mons: zie Bergen
Temse
725
772
776
Naast 727
Tielen 778
Neigem 727
Tienen 780
Nieuwpoort 729
Torhout 780
Nijvel 736
Verviers 781
Ninove 753
Vichte 781
Oekene 755
Vilvoorde 783
Orval 755
Vorst (Forest)
Oudenaarde
756
Warcoing 785
Oudenburg
757
Watou 787
Overijse 760
Wemmel 788
Petegem
761
Yves-GomezĂŠe 789
Ramecroix 763
Zottegem 790
784
Reningelst 763
440 |
Ronse 763
Addendum 791
Rosières 763
Bibliografie 827
Ruddervoorde
764
Persoonsnamenregister 857
Rumbeke 768
Plaatsnamenregister 869
Sijsele 769
Index van de catalogus
SYNTHESE: Productie en uitstraling
873
COR PUS
L A MI NAE