HO_Voorbeeldhoofdstuk_Praktisch btw-recht basisbeginselen 2024

Page 1

Hoofdstuk 3

Levering van goederen

Hoofdstuk 3 Levering van goederen

1

Voorwaarden voor een belastbare levering van goederen

Een levering van goederen is onderworpen aan Belgische btw als de volgende vier voorwaarden gelijktijdig vervuld zijn (art. 2, eerste lid WBTW):

– 1° de handeling moet een levering van een goed zijn als bedoeld in artikel 10 van het Btw-Wetboek;

– 2° de levering van goederen moet onder bezwarende titel worden verricht of gelijkgesteld worden met een levering van goederen door artikel 12 van het Btw-Wetboek;

– 3° de levering moet in België plaatsvinden;

– 4° de levering moet worden verricht door een btw-belastingplichtige die handelt in de uitoefening van zijn economische activiteit .

De btw is evenwel maar werkelijk verschuldigd op een levering van goederen voor zover geen vrijstelling noch bijzondere regeling van toepassing is (art. 39 tot 44bis en 56bis WBTW).

VOORBEELD

Een jeugdhuis (vrijgesteld ingevolge art. 44 WBTW) organiseert éénmaal per jaar een wafelverkoop. Deze handeling is aan de btw onderworpen ingevolge art. 2 WBTW, maar er is geen btw verschuldigd op de verkoop van de wafels ingevolge art. 44 WBTW. De handeling is wel belastbaar, maar niet belast.

Het begrip levering wordt ingeperkt door de handelingen, bedoeld in artikel 11 van het Btw-Wetboek, niet als een levering te beschouwen. Het gaat hierbij om de overdrachten van een algemeenheid van goederen of een bedrijfsafdeling (zie ‘Overdrachten van een algemeenheid van goederen of van een bedrijfsafdeling’ binnen dit hoofdstuk).

Het begrip levering wordt uitgebreid door de handelingen bedoeld in artikel 12 van het BtwWetboek gelijk te stellen met leveringen onder bezwarende titel (zie ‘Gelijkgestelde handelingen met een levering’ binnen dit hoofdstuk).

2 Definitie ‘goederen’

Artikel 9 van het Btw-Wetboek definieert de goederen voor de toepassing van de btw.

Het gaat om alle lichamelijke goederen, zowel de roerende als de onroerende goederen. Alle goederen die met de zintuigen waarneembaar zijn zoals een huis, een stoel … met inbegrip van zakelijke rechten (vruchtgebruik, erfpacht, opstal …) op onroerende goederen.

Ook elektriciteit, gas, warmte en koude worden voor btw-doeleinden beschouwd als lichamelijke goederen.

De onlichamelijke goederen (zoals octrooien en patenten), alsook de effecten aan toonder, zijn hier niet bedoeld. De overdracht van onlichamelijke goederen beschouwt men als een dienst.

3 Definitie ‘levering’

Artikel 10, § 1 van het Btw-Wetboek geeft de volgende definitie van levering: ‘Als levering van een goed wordt beschouwd de overdracht of de overgang van de macht om als een eigenaar over een lichamelijk goed te beschikken. Hier wordt onder meer bedoeld de terbeschikkingstelling van een goed aan de verkrijger of de overnemer ingevolge een contract tot overdracht of aanwijzing.’

49

Levering bij btw is bijgevolg elke handeling waarbij de bevoegdheid om over een lichamelijk goed te beschikken, door één partij wordt overgedragen aan een andere partij.

Wat als de levering van een goed gepaard gaat met de installatie ervan op een roerend goed? Is er dan sprake van een levering van een goed of een dienst ?

Er is sprake van een

– dienst als de waarde van de goederen lager is dan 50 % van de totale prijs exclusief btw; – levering in alle andere gevallen.

VOORBEELD

Vervanging van banden en lampen van een personenwagen.

Prijs stukken: 300 EUR

Prijs werkuren: 100 EUR

Totaal: 400 EUR

Waarde goederen ten opzichte van het totale bedrag = 300 EUR / 400 EUR = 0,75 = 75 % is groter dan 50 % van de totale prijs. Het is dus een levering van roerende goederen.

VOORBEELD

Herstelling carrosserie van een personenwagen.

Prijs stukken: 100 EUR

Prijs werkuren: 300 EUR

Totaal: 400 EUR

Waarde goederen ten opzichte van het totale bedrag = 100 EUR / 400 EUR = 0,25 = 25 % is lager dan 50 % van de totale prijs. Het is dus een dienst.

Voor meer details verwijzen we naar de Beslissing van 10 mei 1999, nr. E.T. 95.109.

4 Begrip ‘onder bezwarende titel’

Een levering van goederen is pas onderworpen aan btw als de vier voorwaarden die opgenomen zijn in artikel 2 van het Btw-Wetboek gelijktijdig zijn vervuld. Een van de voorwaarden stelt dat men de levering van goederen onder bezwarende titel moet verrichten.

Onder bezwarende titel veronderstelt een, door de verkrijger, overnemer of een derde, uit te voeren rechtstreekse tegenprestatie. De tegenprestatie kan bestaan: – in het betalen van een geldsom of – in de overdracht van een ander goed of – in het verrichten van een dienst.

5 Plaats van de levering

Ingevolge artikel 2 van het Btw-Wetboek is een levering van goederen pas onderworpen aan Belgische btw als ze voor btw-doeleinden in België plaatsvindt. Het correct bepalen van de plaats, overeenkomstig de bepalingen van het btw-wetboek, is dan ook van groot belang.

Hoofdstuk 3 Levering van goederen 50

De plaatsbepaling van een levering van een goed is voorzien in de artikelen 14, 14bis en 15 van het Btw-Wetboek.

De tabel hierna geeft een overzicht van de plaatsbepaling volgens de aard van de levering.

Tabel 1 Plaats van de levering

Aard van de levering

Geen vervoer

Wel vervoer

Montage/installatie door of voor rekening van leverancier

Aan boord van een vliegtuig, schip of trein

Gas of elektriciteit

Verkopen op afstand

Plaats van de levering

Wetsartikel WBTW

Waar het goed ter beschikking wordt gesteld. Art. 14, § 1

Waar het vervoer van het goed aanvangt. Art. 14, § 2

Waar de installatie of montage gebeurt. Art. 14, § 3

Waar het passagiersvervoer aanvangt. Art. 14, § 4

Zie art. 14bis WBTW.

Zie art. 15 WBTW.

Art. 14bis

Art. 15

De uiteenzetting beperkt zich tot de meest voorkomende categorieën van leveringen van goederen.

5.1

Levering van een goed dat niet wordt vervoerd of verzonden

Wanneer het goed niet wordt verzonden of vervoerd, merkt men overeenkomstig artikel 14, § 1 van het Btw-Wetboek als plaats van de levering aan, de ‘plaats waar het goed zich bevindt’ op het tijdstip van de levering, dat wil zeggen: ‘op het tijdstip waarop de overgang of overdracht van de macht om als een eigenaar over het goed te beschikken naar de verkrijger of de overnemer plaatsvindt.’

VOORBEELD

Verkoop door groothandelaar A gevestigd in Lommel aan kleinhandelaar B gevestigd in Asse van handelsgoederen die zich bevinden in de magazijnen van A in Lommel. Er wordt overeengekomen dat de handelsgoederen opgeslagen zullen blijven in het magazijn van A omdat B plaatsgebrek heeft in zijn eigen magazijn.

De plaats van de levering is in Lommel, waar de goederen ter beschikking gesteld worden van B, hoewel de verkoper ze behoudt.

5.2 Levering van een goed met vervoer door de leverancier, door de afnemer of door een derde

Wanneer een leverancier, de afnemer of een derde het goed verzendt of vervoert, merkt men overeenkomstig artikel 14, § 2, eerste lid van het Btw-Wetboek als plaats van de levering aan, de ‘plaats waar het goed zich bevindt op het tijdstip van vertrek van de verzending of het vervoer naar de afnemer’ (plaats waar het vervoer van het goed aanvangt). Hoofdstuk 3 Levering van

51
goederen

VOORBEELD

Verkoop door groothandelaar A gevestigd in Lommel aan kleinhandelaar B gevestigd in Asse van handelsgoederen die zich bevinden in de magazijnen van A in Lommel. De koper gaat zelf de goederen ophalen in Lommel om deze naar Asse te vervoeren.

De plaats van de levering is in Lommel, waar het vervoer van het goed aanvangt. Het vervoer van het goed vangt aan in Lommel.

5.3 Levering van een goed met installatie of montage door de leverancier of voor zijn rekening

De levering van een roerend goed dat door of voor rekening van de leverancier wordt geïnstalleerd of gemonteerd, merkt men in beginsel voor het geheel als een levering van goederen aan. Als het door de leverancier, door de afnemer of door een derde verzonden of vervoerde goed door of voor rekening van de leverancier wordt geïnstalleerd of gemonteerd, merkt men overeenkomstig artikel 14, § 3 van het Btw-Wetboek als plaats van de levering aan de ‘plaats waar de installatie of de montage wordt verricht’ (plaats van de levering of installatie van het goed). ‘Installatie’ en ‘montage’ moeten in hun taalkundige betekenis worden geïnterpreteerd.

VOORBEELD

Een handelaar in Lommel verkoopt een machine aan een onderneming in Asse. De machine, die is opgeslagen in Lommel, moet in Asse worden gemonteerd door of voor rekening van de leverancier. De plaats van de levering is in Asse, waar de installatie gebeurt.

6 Tijdstip van de levering, belastbaar feit en tijdstip van opeisbaarheid

Het tijdstip (TS), het belastbaar feit (BF) en het tijdstip van opeisbaarheid (TO) van de levering zijn drie begrippen die aan elkaar verbonden zijn.

Het belastbaar feit van de levering is op het moment van het tijdstip van de levering (BF = TS)

Waarom wordt het belastbaar feit (BF) bepaald?

– Om het uiterste tijdstip van uitreiking van de factuur te bepalen.

– Om het uiterste tijdstip van opeisbaarheid (TO) vast te stellen bij laattijdige facturatie of gebrek aan facturatie, wanneer er een verplichting tot uitreiken van factuur bestaat.

Waarom wordt het tijdstip van opeisbaarheid (TO) bepaald?

– Om te bepalen in welke periodieke btw-aangifte men de levering moet opnemen.

– Om het uiterste tijdstip van uitreiking van de factuur te bepalen bij de ontvangst van een betaling vóór het belastbaar feit.

– Om het tijdstip waarop het recht op aftrek ontstaat te bepalen. Dit wordt besproken in het hoofdstuk ‘De aftrek van de voorbelasting’.

Deze drie begrippen worden hierna verder in detail besproken.

Hoofdstuk 3 Levering van goederen 52

Hoofdstuk 3 Levering van goederen

6.1 Tijdstip van de levering (TS)

Artikel 16 van het Btw-Wetboek legt de algemene regel voor de bepaling van het tijdstip van de levering vast en voorziet in enkele afwijkingen.

Algemene regel: tijdstip van de levering is op het tijdstip van de terbeschikkingstelling van het goed van de verkrijger of overnemer (art. 16, § 1, eerste lid).

De tabel hierna geeft een overzicht van de afwijkingen met betrekking tot de bepaling van het tijdstip van de levering volgens de aard van de levering.

Tabel 2 Tijdstip van de levering – afwijkingen

Goed is al ter beschikking van overnemer/verkrijger vóór sluiten van contract.

Goed blijft in het bezit van verkoper/overdrager na sluiten van contract.

Vervoer door of voor rekening van leverancier

Vervoer met montage/installatie door of voor rekening van leverancier

Doorlopende leveringen met opeenvolgende afrekeningen

Doorlopende vrijgestelde intracommunautaire leveringen of overbrengingen gedurende een periode langer dan een kalendermaand

Verkoop van gebouw en bijbehorend terrein alsook vestiging, overdracht of wederoverdracht van zakelijke rechten daarop

Tijdstip uitwerking contract

Tijdstip van aankomst van verzending

Tijdstip beëindiging installatie of montage

Tijdstip verstrijken periode waarop de afrekening betrekking heeft.

Tijdstip verstrijken van elke kalendermaand totdat de levering van goederen wordt beëindigd.

16, § 1,

Art. 16, § 1, tweede lid

Art. 16, § 1, derde lid

Art. 16, § 1, derde lid

Art. 16, § 2, eerste lid

Art. 16, § 2, tweede lid

Uiterlijk bij het verstrijken van nieuwe termijn (31-12 van het tweede jaar volgend op het jaar van de eerste ingebruikneming/ inbezitneming)

Art. 16, § 2, derde lid

De uiteenzetting beperkt zich tot de meest voorkomende leveringen van goederen.

6.1.1 Algemene Regel

Overeenkomstig artikel 16, § 1, eerste lid van het Btw-Wetboek wordt de levering verricht ‘op het tijdstip waarop het goed ter beschikking van de verkrijger of de overnemer wordt gesteld’.

Deze bepaling beoogt voornamelijk het geval waarin de koper het goed ophaalt of laat ophalen bij de verkoper en het zelf vervoert of laat vervoeren door een derde.

WBTW
Aard van de levering Tijdstip van de levering Wetsartikel
Tijdstip uitwerking contract Art. tweede lid
53

VOORBEELD

Verkoop door A, fabrikant in Eupen, aan B, handelaar in De Panne, op 25 april 2024 van goederen die zich in de magazijnen van A in Eupen bevinden. De verkoper staat niet in voor het vervoer.

B gaat op 25 april 2024 met zijn eigen vrachtwagen de goederen in Eupen ophalen en komt aan in De Panne op 26 april 2024.

Het tijdstip van deze levering is op het tijdstip waarop de goederen ter beschikking van B worden gesteld, op 25 april 2024.

De oplossing is dezelfde als B in de plaats van de goederen zelf te gaan halen een beroep doet op een vervoerder om de goederen voor zijn rekening op te halen.

6.1.2 Levering van een goed dat al in het bezit is van de verkrijger of de overnemer vóór het sluiten van het contract

Deze situatie kan zich bijvoorbeeld voordoen wanneer een huurder de optie licht bij een verhuur met koopoptie of wanneer een depothouder de goederen koopt die hij in depot heeft.

In die gevallen wordt de levering vanuit btw-oogpunt geacht te zijn verricht ‘op het tijdstip waarop het verkoopcontract uitwerking heeft’ (art. 16, § 1, tweede lid WBTW).

VOORBEELD

Fabrikant A heeft op 1 juni 2024 goederen in depot gegeven bij depothouder B. Op 30 juni 2024 wordt betreffende die goederen tussen A en B een verkoopcontract gesloten met onmiddellijke inwerkingtreding.

De levering vindt plaats op 30 juni 2024 (tijdstip waarop het contract uitwerking heeft, hoewel de koper al in het bezit was sinds 1 juni).

6.1.3 Levering van een goed dat in het bezit blijft van de verkoper of overdrager nadat de overeenkomst is afgesloten

Het kan voorkomen dat de verkoper of de overdrager in het bezit blijft van het verkochte goed, omdat overeengekomen werd dat de verkoper het bezit van de goederen behoudt krachtens een andere titel dan die van eigenaar, bijvoorbeeld als huurder of als depothouder.

In dit geval wordt de levering eveneens geacht te zijn verricht ‘op het tijdstip waarop het contract uitwerking heeft’ (art. 16, § 1, tweede lid WBTW).

VOORBEELD

Verkoop op 11 april 2024 door fabrikant A, in Luik, aan handelaar B, in Antwerpen, van koopwaren die zich bevinden in de magazijnen van A, in Luik. Er wordt overeengekomen dat de koopwaren opgeslagen zullen blijven in het magazijn van A tot op het ogenblik dat B ze zal hebben doorverkocht (B heeft bijvoorbeeld plaatsgebrek in zijn eigen magazijn).

De levering vindt plaats in Luik op het tijdstip waarop het contract uitwerking heeft, zijnde 11 april 2024, hoewel de verkoper de goederen behoudt in de hoedanigheid van bewaarnemer.

Hoofdstuk 3 Levering van goederen 54

Hoofdstuk 3 Levering van goederen

6.1.4 Levering van een goed met verzending of vervoer van de goederen door de leverancier of voor zijn rekening

Overeenkomstig artikel 16, § 1, derde lid van het Btw-Wetboek wordt de levering verricht ‘op het tijdstip van de aankomst van de verzending of van het vervoer’ naar de afnemer of overnemer, zonder dat het belang heeft dat de leverancier dat vervoer verricht met eigen vervoermiddelen of hiervoor een beroep doet op een derde.

VOORBEELD

Verkoop door A, fabrikant in Eupen, aan B, handelaar in De Panne, op 25 april 2024 van goederen die zich in de magazijnen van A in Eupen bevinden. De verkoper staat in voor het vervoer.

A vertrekt op 25 april 2024 met zijn eigen vrachtwagen van Eupen naar De Panne en komt aan in De Panne op 26 april 2024.

Het tijdstip van deze levering is op het tijdstip van de aankomst van de verzending of van het vervoer naar de afnemer of overnemer, op 26 april 2024.

De oplossing is dezelfde als A een beroep doet op een vervoerder om de goederen voor zijn rekening te vervoeren.

6.1.5 Levering van een goed met vervoer of verzending van de goederen door of voor rekening van de leverancier met installatie of montage door of voor rekening van de leverancier

De levering van een roerend goed dat door of voor rekening van de leverancier wordt geïnstalleerd of gemonteerd, merkt men in beginsel voor het geheel als een levering van goederen aan. Die levering wordt verricht ‘op het tijdstip waarop de installatie of de montage wordt beëindigd’ overeenkomstig artikel 16, § 1, derde lid van het Btw-Wetboek.

VOORBEELD

Een handelaar in Lommel verkoopt op 25 april 2024 een machine aan een onderneming in Asse. De machine die is opgeslagen in Lommel moet in Asse worden gemonteerd door of voor rekening van de leverancier. De verkoper vervoert de machine op 26 april 2024 van Lommel naar Asse en de leverancier installeert die dezelfde dag nog.

Het tijdstip van de levering is 26 april 2024, de datum van het einde van de installatie.

6.1.6 Levering van een goed met opeenvolgende afrekeningen of betalingen

Artikel 16, § 2, eerste lid van het Btw-Wetboek bepaalt dat leveringen van goederen die aanleiding geven tot opeenvolgende afrekeningen of betalingen, geacht worden te zijn verricht ‘uiterlijk bij het verstrijken van elke periode waarop een afrekening of betaling betrekking heeft’.

Deze situatie zal zich voordoen bij leveringen van water, gas en elektriciteit.

VOORBEELD

Een waterfactuur met betrekking tot de verbruiksperiode van 1 januari 2024 tot en met 31 maart 2024 wordt op 6 april 2024 uitgereikt. Ze wordt betaald op 14 april 2024.

De levering wordt geacht te zijn verricht op 31 maart 2024 (art. 16, § 2, eerste lid WBTW).

55

6.2 Belastbaar feit van de levering (BF)

Overeenkomstig artikel 16, § 1, eerste lid van het Btw-Wetboek vindt het belastbaar feit plaats ‘op het tijdstip waarop men de levering van het goed verricht’ (BF = TS).

6.3 Tijdstip van opeisbaarheid (TO)

Artikel 16, § 1, eerste lid van het Btw-Wetboek legt de algemene regel voor de bepaling van de opeisbaarheid van de belasting vast en artikel 17 van het Btw-Wetboek voorziet in enkele afwijkingen.

De tabel hierna geeft een overzicht van de tijdstippen van opeisbaarheid (TO).

Tabel 3 Tijdstippen van opeisbaarheid van voorschotten en saldi (TO)

Algemene regel

TO = TS = BF indien geen enkele afwijking van toepassing is

Leveringen waarvoor een factuur moet uitgereikt worden

TO 1 datum uitreiking factuur in geval TO 2 en TO 3 niet van toepassing zijn

TO 2 15de dag van de maand volgend op de maand waarin BF heeft plaatsgevonden in geval van een laattijdige factuur

TO 3 datum ontvangst betaling in geval ontvangst betaling vóór BF en nog geen uitreiking factuur

Leveringen waarvoor geen factuur moet uitgereikt worden

datum ontvangst betaling

Leveringen in een b2g-situatie

datum ontvangst betaling

6.3.1 Algemene regel (art. 16,

§ 1 WBTW)

Art. 16, § 1 WBTW

Art. 17, § 1, 1°lid WBTW

Art. 17, § 1, 2°lid WBTW

Art. 17, § 1, 3°lid WBTW

Art. 17, § 3 WBTW

Art. 17, § 4 WBTW

De belasting wordt opeisbaar ‘op het tijdstip waarop de levering van het goed wordt verricht’. In de praktijk echter zal artikel 17 van het Btw-Wetboek in de meeste gevallen van dat principe afwijken.

6.3.2 Leveringen waarvoor een factuur moet uitgereikt worden (art. 17, § 1 WBTW)

Artikel 17, § 1 van het Btw-Wetboek is van toepassing op leveringen van goederen waarvoor de leverancier gehouden is om een factuur uit te reiken. In het hoofdstuk ‘De verplichtingen van de btw-belastingplichtige’ wordt besproken in welke gevallen de leverancier gehouden is om een factuur uit te reiken.

Levering van goederen 56
Hoofdstuk 3

Hoofdstuk 3 Levering van goederen

De factuur moet worden uitgereikt vóór of uiterlijk op de vijftiende dag van de maand volgend op: – de maand waarin tijdstip levering plaatsvindt of – de maand waarin de belasting overeenkomstig artikel 17, § 1, derde lid van het Btw-Wetboek opeisbaar wordt over het geheel of een deel van de prijs.

De belasting wordt opeisbaar ‘op het tijdstip waarop de factuur wordt uitgereikt’ (art. 17, § 1, eerste lid WBTW).

Maar de belasting wordt opeisbaar ‘op de vijftiende dag van de maand volgend op de maand waarin het belastbare feit heeft plaatsgevonden’ wanneer geen factuur werd uitgereikt vóór die datum (art. 17, § 1, tweede lid WBTW).

Als de prijs of een deel ervan wordt ontvangen vóór het tijdstip waarop de levering van de goederen wordt verricht , is de belasting evenwel opeisbaar over het ontvangen bedrag, ‘op het tijdstip waarop de betaling wordt ontvangen’. Deze bepaling is maar van toepassing als over dat ontvangen bedrag nog geen factuur werd uitgereikt . Het kan daarbij gaan om een voorschot of de volledige betaling (art. 17, § 1, derde lid WBTW).

Op iedere tijdslijn worden de tijdstippen van opeisbaarheid (TO) aangegeven met de grote cirkel.

VOORBEELD 1

betaling voorschot (15/09)

uitreiking factuur voorschot (01/10)

Hoe pak je het aan?

1 Eerst bepaal je het BF.

belastbaar feit (11/10)

betaling saldo (30/10)

uitreiking factuur saldo (15/10)

2 Vervolgens ga je na of er een betaling gebeurde vóór het BF. Zo ja, dan is mogelijk TO 3, art. 17, § 1, derde lid WBTW van toepassing. In dit voorbeeld: – er is een betaling vóór het BF; – er werd geen factuur uitgereikt vóór die betaling; – TO 3, art. 17, § 1, derde lid WBTW is van toepassing: de betaling van het voorschot leidt tot een TO, met andere woorden TO van het voorschot is op het moment van de betaling ervan (15/09).

3 Vervolgens ga je na wanneer het TO is van het saldo. Alles wat gebeurt na het BF: hier is TO 1, art. 17, § 1, eerste lid of TO 2, tweede lid WBTW van toepassing: – TO 1, art. 17, § 1, eerste lid WBTW: TO van saldo is op het moment van uitreiken factuur;

57

– TO 2, art. 17, § 1, tweede lid WBTW: is van toepassing als er nog geen factuur over het saldo werd uitgereikt vóór of uiterlijk op de vijftiende dag van de maand volgend op de maand waarin tijdstip levering plaatsvindt.

In dit voorbeeld worden alle facturen tijdig uitgereikt, dus is TO 1, art. 17, § 1, eerste lid WBTW van toepassing: TO saldo is op het moment dat de factuur ervan wordt uitgereikt (15/10).

VOORBEELD 2

betaling voorschot (15/09)

uitreiking factuur voorschot (01/10)

Hoe pak je het aan?

1 Eerst bepaal je het BF.

belastbaar feit (11/10)

betaling saldo (15/12)

uitreiking factuur saldo (30/11)

2 Vervolgens ga je na of er een betaling gebeurde vóór het BF. Zo ja, dan is mogelijk TO 3, art. 17, § 1, derde lid WBTW van toepassing. In dit voorbeeld: – er is een betaling vóór het BF; – er werd geen factuur uitgereikt vóór die betaling; – TO 3, art. 17, § 1, derde lid WBTW is van toepassing: de betaling van het voorschot leidt tot een TO, met andere woorden TO van het voorschot is op het moment van de betaling ervan (15/09).

3 Vervolgens ga je na wanneer het TO is van het saldo. Alles wat gebeurt na het BF: hier is TO 1, art. 17, § 1, eerste lid of TO 2, tweede lid WBTW van toepassing: – TO 1, art. 17, § 1, eerste lid WBTW: TO van saldo is op het moment van uitreiken factuur; – TO 2, art. 17, § 1, tweede lid WBTW: is van toepassing als er nog geen factuur over het saldo werd uitgereikt vóór of uiterlijk op de vijftiende dag van de maand volgend op de maand waarin tijdstip levering plaatsvindt.

In dit voorbeeld wordt de factuur van het saldo laattijdig uitgereikt (factuur moest ten laatste worden uitgereikt op 15/11), dus is TO 2, art. 17, § 1, tweede lid WBTW van toepassing: TO saldo is op de vijftiende dag van de maand volgend op de maand waarin het belastbare feit heeft plaatsgevonden (15/11).

Hoofdstuk 3 Levering van goederen 58

Hoe pak je het aan?

betaling voorschot (15/09)

betaling voorschot (01/10)

1 Eerst bepaal je het BF.

belastbaar feit (11/10)

betaling saldo (30/10)

betaling saldo (15/10)

2 Vervolgens ga je na of er een betaling gebeurde vóór het BF. Zo ja, dan is mogelijk TO 3, art. 17, § 1, derde lid WBTW van toepassing. In dit voorbeeld:

er is een betaling vóór het BF; – er werd een factuur uitgereikt vóór die betaling;

– TO 3, art. 17, § 1, derde lid WBTW is niet van toepassing;

TO 1, art. 17, § 1, eerste lid WBTW is van toepassing: TO van het voorschot is op het moment van het uitreiken van de factuur ervan (15/09).

3 Vervolgens ga je na wanneer het TO is van het saldo. Alles wat gebeurt na het BF: hier is TO 1, art. 17, § 1, eerste lid of TO 2, tweede lid WBTW van toepassing:

– TO 1, art. 17, § 1, eerste lid WBTW: TO van saldo is op het moment van uitreiken factuur; – TO 2, art. 17, § 1, tweede lid WBTW: is van toepassing als er nog geen factuur over het saldo werd uitgereikt vóór of uiterlijk op de vijftiende dag van de maand volgend op de maand waarin tijdstip levering plaatsvindt.

In dit voorbeeld worden alle facturen tijdig uitgereikt, dus is TO 1, art. 17, § 1, eerste lid WBTW van toepassing: TO saldo is op het moment dat de factuur ervan wordt uitgereikt (30/10).

VOORBEELD 4

betaling voorschot (15/09)

betaling saldo (01/10)

uitreiking factuur over totaal bedrag (10/10)

belastbaar feit (11/10)

VOORBEELD 3
Hoofdstuk
Levering van goederen 59
3

Hoe pak je het aan?

1 Eerst bepaal je het BF.

2 Vervolgens ga je na of er een betaling gebeurde vóór het BF. Zo ja, dan is mogelijk TO 3, art. 17, § 1, derde lid WBTW van toepassing. In dit voorbeeld:

– er is een betaling vóór het BF; – er werd geen factuur uitgereikt vóór die betaling;

– TO 3, art. 17, § 1, derde lid WBTW is van toepassing: deze betalingen leiden tot een TO, met andere woorden TO van het voorschot is op het moment van de betaling ervan (15/09) en TO van het saldo is op het moment van de betaling ervan (01/10).

VOORBEELD 5

belastbaar feit (11/10)

betaling totaal bedrag (30/10)

factuuruitreikingover totaal bedrag (15/10)

Hoe pak je het aan?

1 Eerst bepaal je het BF.

2 Vervolgens ga je na of er een betaling gebeurde vóór het BF. Zo ja, dan is mogelijk TO 3, art. 17, § 1, derde lid WBTW van toepassing. In dit voorbeeld: – er is geen betaling vóór het BF.

3 Vervolgens ga je na wanneer het TO is van het saldo. Alles wat gebeurt na het BF: hier is art. TO 1, 17, § 1, eerste lid of TO 2, tweede lid WBTW van toepassing: – TO 1, art. 17, § 1, eerste lid WBTW: TO van saldo is op het moment van uitreiken factuur; – TO 2, art. 17, § 1, tweede lid WBTW: is van toepassing als er nog geen factuur over het saldo werd uitgereikt vóór of uiterlijk op de vijftiende dag van de maand volgend op de maand waarin tijdstip levering plaatsvindt.

In dit voorbeeld worden alle facturen tijdig uitgereikt, dus is TO 1, art. 17, § 1, eerste lid WBTW van toepassing: TO totaal bedrag is op het moment dat de factuur ervan wordt uitgereikt (15/10).

3 Levering van goederen 60
Hoofdstuk

belastbaar feit (11/10)

Hoofdstuk 3 Levering van goederen

factuuruitreikingover totaal bedrag (30/10)

betaling totaal bedrag (15/10)

Hoe pak je het aan?

1 Eerst bepaal je het BF.

2 Vervolgens ga je na of er een betaling gebeurde vóór het BF. Zo ja, dan is mogelijks TO 3, art. 17, § 1, derde lid WBTW van toepassing. In dit voorbeeld:

– er is geen betaling vóór het BF.

3 Vervolgens ga je na wanneer het TO is van het saldo. Alles wat gebeurt na het BF: hier is TO 1, art. 17, § 1, eerste lid of TO 2, tweede lid WBTW van toepassing: – TO 1, art. 17, § 1, eerste lid WBTW: TO van saldo is op het moment van uitreiken factuur; – TO 2, art. 17, § 1, tweede lid WBTW: is van toepassing als er nog geen factuur over het saldo werd uitgereikt vóór of uiterlijk op de vijftiende dag van de maand volgend op de maand waarin tijdstip levering plaatsvindt.

In dit voorbeeld worden alle facturen tijdig uitgereikt, dus is TO 1, art. 17, § 1, eerste lid WBTW van toepassing: TO totaal bedrag is op het moment dat de factuur ervan wordt uitgereikt (30/10).

6.3.3 Leveringen waarvoor geen factuur moet uitgereikt worden (art. 17, § 3 WBTW)

Artikel 17, § 3 van het Btw-Wetboek is van toepassing op leveringen van goederen aan particulieren waarvoor de leverancier geen factuur moet uitreiken.

Als men toch een factuur uitreikt, alhoewel niet wettelijk verplicht, dan blijft artikel 17, § 3 van het Btw-Wetboek van toepassing.

De belasting wordt opeisbaar over het ontvangen bedrag ‘op het tijdstip waarop de betaling wordt ontvangen’.

Als men daarentegen verplicht een factuur moet uitreiken aan een particulier, dan is artikel 17, § 1 van het Btw-Wetboek van toepassing. De situaties waarbij facturatieplicht geldt ten aanzien van particulieren wordt besproken in het hoofdstuk ‘De verplichtingen van de btw-belastingplichtige’.

VOORBEELD
6
61

VOORBEELD

Een verdeler van producten voor de auto-industrie (mechanische stukken, verf voor het koetswerk …) die gewoonlijk levert aan particulieren, ontvangt op 23 april 2024 een bestelling van een natuurlijke persoon die handelt voor zijn privédoeleinden. De prijs bedraagt 100 euro (incl. btw). De koper betaalt 50 euro in speciën bij de bestelling en vereffent het saldo, eveneens in speciën, bij de levering van het onderdeel op 7 mei 2024.

Aangezien de prijs minder dan 125 euro (btw inbegrepen) bedraagt, geldt in deze situatie geen facturatieplicht. De btw is opeisbaar over 50 euro op 23 april 2024 en over 50 euro op 7 mei 2024, bij de ontvangst van de betalingen van het voorschot en het saldo (art. 17, § 3 WBTW).

6.3.4 Leveringen in een b2g-situatie (art. 17, § 4 WBTW)

Artikel 17, § 4 van het Btw-Wetboek is van toepassing op leveringen van goederen aan publiekrechtelijke lichamen als bedoeld in artikel 6 van het Btw-Wetboek.

Het maakt niet uit of de betrokken instelling de hoedanigheid heeft van btw-belastingplichtige of niet.

De belasting wordt opeisbaar over het ontvangen bedrag ‘op het tijdstip waarop de betaling wordt ontvangen’

Die bepaling is van toepassing in afwijking van artikel 17, § 1 van het Btw-Wetboek, want er is altijd facturatieplicht aan publiekrechterlijke lichamen.

Die bepaling is niet van toepassing op de leveringen van roerende goederen waarvoor de belasting is verschuldigd door de medecontractant. In dat geval zijn de b2b-regels van toepassing.

VOORBEELD

Een autohandelaar verkoopt een bestelwagen ter waarde van 25 000 euro aan een gemeente die btw-belastingplichtige is voor waterdistributie.

De levering vindt plaats op 15 juni 2023. De autohandelaar stelt op 6 juli 2023 een factuur op. De gemeente betaalt op 16 november 2023 20 000 euro en betaalt het saldo op 12 februari 2024.

De btw is op 16 november 2023 opeisbaar over 20 000 euro en op 12 februari 2024 over 5 000 euro, op het tijdstip van de respectievelijke betalingen door het publieke lichaam (art. 17, § 4 WBTW).

6.3.5 Belang van het bepalen van tijdstip van opeisbaarheid

Zoals al aangehaald, wordt het tijdstip van opeisbaarheid (TO) onder meer bepaald om na te gaan in welke periodieke btw-aangifte men de levering moet opnemen.

Een kwartaalindiener zal de leveringen van goederen als volgt opnemen in de respectievelijke periodieke btw-aangiften:

Tabel 4 Link tussen tijdstip van opeisbaarheid en periodieke btw-aangifte

In te dienen uiterlijk 20 april 20 juli 20 oktober 20 januari

Omvat o.m. leveringen van goederen met TO van jan-feb-maart april-mei-juni juli-aug-sept okt-nov-dec

Btw-aangifte 1°trimester 2°trimester 3°trimester 4°trimester
Hoofdstuk 3 Levering van goederen 62

Hoofdstuk 3 Levering van goederen

VOORBEELD 1

Een kleinhandelaar in huishoudtoestellen, maandaangever, verkoopt op 4 september 2023 een nieuwe wasmachine aan Jan, een gepensioneerde ambtenaar, voor de prijs van 1 000 euro (excl. btw). Bij de bestelling op 4 september 2023 moet Jan al een voorschot van 10 % van de prijs betalen aan de winkelier. Het saldo mag hij betalen uiterlijk 14 dagen na de levering van de machine bij hem thuis in Jette. Op 24 oktober 2023 levert en plaatst een van de werknemers van de kleinhandelaar de machine in het appartement van Jan. Jan tekent die dag voor ontvangst en ontvangt ook een factuur. Hij betaalt het saldo van de prijs op 4 november 2023.

Het gaat om een levering waarvoor geen factuur moet worden uitgereikt.

TO voorschot = 4 september 2023 (datum ontvangst van het voorschot)

TO saldo = 4 november 2023 (datum ontvangst van het saldo van de prijs)

De leverancier moet de verschuldigde btw voor het ontvangen voorschot opnemen in de btw-aangifte voor de verrichtingen van de maand september 2023, in te dienen uiterlijk 20 oktober 2023. De verschuldigde btw voor het ontvangen eindsaldo moet worden opgenomen in de btw-aangifte voor de verrichtingen van de maand november 2023, in te dienen uiterlijk 20 december 2023.

VOORBEELD 2

Vzw Fidel, de plaatselijke voetbalclub uit Grimbergen (vrijgestelde belastingplichtige van art. 44 WBTW), bestelt een wasmachine met een grote trommelinhoud bij een handelaar in huishoudtoestellen uit Aalst, die kwartaalaangever is.

De bestelling gebeurt op 4 maart 2023. Er wordt geen voorschot betaald. In het koopcontract dat op de dag van de bestelling wordt opgesteld, wordt bepaald dat de leverancier de wasmachine zal leveren in de lokalen van de vzw, en dat leden van de vzw de machine zelf zullen plaatsen. Een werknemer van de handelaar vertrekt op 31 maart 2023 naar de vzw. Door omstandigheden kan hij de wasmachine maar op 1 april 2023 leveren in de lokalen van de vzw. De factuur wordt uitgereikt door de handelaar op 27 april 2023. De vzw betaalt de wasmachine veel te laat op 17 juni 2023.

In casu is er verplichting tot facturering.

TS = BF = 1 april 2023 (aankomst vervoer)

Er wordt geen voorschot betaald vóór BF.

TO = TO 1 = 27 april 2023 (datum uitreiken factuur)

De leverancier moet de verschuldigde btw opnemen in de btw-aangifte voor de verrichtingen van het tweede kwartaal 2023, in te dienen uiterlijk 20 juli 2023.

VOORBEELD 3

Een arts bestelt een nieuwe personenwagen bij een concessionaris (AM). De wagen zal uitsluitend door de echtgenote van de arts voor privédoeleinden worden gebruikt.

De bestelling gebeurt op 3 maart 2023. De arts haalt de wagen af bij de garage op 14 april 2023. Bij de bestelling op 3 maart 2023 werd een voorschot betaald van 10 % van de prijs. De leverancier ontvangt het saldo van de prijs op 15 april 2023. De factuur over het volledige bedrag wordt uitgereikt op 16 mei 2023.

Ook al is de koper een particulier, er is in casu verplichting tot uitreiking van een factuur in hoofde van de verkoper (art. 1, tweede lid, 1°, a) KB1).

TS = BF = TBS = 14 april 2023

TO voorschot = TO 3 = 3 maart 2023 (datum van de ontvangst van het voorschot door de leverancier)

TO saldo = TO 2 = 15 mei 2023 (laattijdige factuur)

De leverancier moet de verschuldigde btw voor het ontvangen voorschot opnemen in de btw-aangifte voor de verrichtingen van de maand maart 2023, in te dienen uiterlijk 20 april 2023.

63

De verschuldigde btw voor het ontvangen eindsaldo moet worden opgenomen in de btw-aangifte voor de verrichtingen van de maand mei 2023, in te dienen uiterlijk 20 juni 2023.

VOORBEELD 4

De gemeente Grimbergen koopt voor haar dienst Burgerlijke zaken twee nieuwe pc’s aan bij een plaatselijke kleinhandelaar, die kwartaalaangever is.

Het verkoopcontract voorziet in de betaling door de koper van een voorschot van 10 % op de prijs, uiterlijk op 2 april 2023. De gemeente betaalt het voorschot pas op 6 april 2023. Een medewerker van de gemeente gaat de pc’s ophalen bij de verkoper op 10 mei 2023. De verkoopfactuur wordt uitgereikt op 16 april 2023. De gemeente betaalt het eindsaldo op 10 september 2023.

Het gaat om een levering in een b2g-situatie.

TO voorschot = 6 april 2023 (datum ontvangst van het voorschot)

TO saldo = 10 september 2023 (datum ontvangst van het saldo van de prijs)

De leverancier moet de verschuldigde btw voor het ontvangen voorschot opnemen in de btw-aangifte voor de verrichtingen van het tweede kwartaal 2023, in te dienen uiterlijk 20 juli 2023. De verschuldigde btw voor het ontvangen eindsaldo moet worden opgenomen in de btw-aangifte voor de verrichtingen van het derde kwartaal 2023, in te dienen uiterlijk 20 oktober 2023.

7 Begrip ‘belastingplichtige die handelt in de uitoefening van zijn economische activiteit’

Een levering van goederen is pas onderworpen aan btw als de vier voorwaarden die opgenomen zijn in artikel 2 van het Btw-Wetboek gelijktijdig zijn vervuld. Een van de voorwaarden stelt dat de btw-belastingplichtige de levering van goederen moet verrichten in de uitoefening van zijn economische activiteit.

VOORBEELDEN

Een slager die de meubelen van zijn slaapkamer verkoopt aan een handelaar in tweedehandsmeubelen is niet onderworpen aan de btw. Die handeling behoort niet tot de uitoefening van de economische activiteit.

– Een boekhouder verkoopt aan een particulier zijn computer die hij uitsluitend bestemd had voor zijn boekhoudwerkzaamheid is wel onderworpen aan btw. Die handeling behoort tot de uitoefening van de economische activiteit.

8 Overdrachten van een algemeenheid van goederen of van een bedrijfsafdeling

Zoals al aangehaald, wordt het begrip levering ingeperkt door de handelingen, bedoeld in artikel 11 van het Btw-Wetboek, niet als een levering te beschouwen. Het gaat daarbij om de overdrachten van een algemeenheid van goederen of een bedrijfsafdeling.

Artikel 11 van het Btw-Wetboek bepaalt: ‘Als een levering wordt niet beschouwd de overdracht van een algemeenheid van goederen of van een bedrijfsafdeling, onder bezwarende titel of om niet, bij wege van inbreng in vennootschap of anderszins, wanneer de overnemer een belastingplichtige is die de belasting,

Hoofdstuk 3 Levering van goederen 64

Hoofdstuk 3 Levering van goederen

indien ze ingevolge de overdracht zou verschuldigd zijn, geheel of gedeeltelijk zou kunnen aftrekken. In dat geval wordt de overnemer geacht de persoon van de overdrager voort te zetten.’

Concreet betekent dit dat de overdracht van een algemeenheid van goederen of van een bedrijfsafdeling niet belastbaar is met btw. Dat wordt vaak benoemd als het niet-leveringsbeginsel Dat geldt voor elke overdracht van een handelszaak of van een autonoom gedeelte van een onderneming.

Het niet-leveringsbeginsel is echter niet van toepassing op de overdracht van een of meerdere afzonderlijke goederen (materiaal, werktuigen, voorraad …).

Het moet gaan om een geheel van goederen die, in hoofde van de overnemer, de verderzetting van een autonome economische activiteit toelaten. Het is daarentegen niet vereist dat de economische activiteit die de overnemer zal voortzetten identiek is aan die van de overdrager. Een slager die zijn zaak overdraagt aan iemand die een broodjeszaak zal starten, is toegelaten.

De overnemer wordt geacht de persoon van de overdrager voort te zetten. Zo zal de herzieningstermijn voor de bedrijfsmiddelen verder lopen (zie het hoofdstuk ‘De herziening van aftrek’).

VOORBEELDEN

Een bakker (bv) beschikt over een twaalftal winkels. Vier winkels worden voor de prijs van 500 000 euro overgedragen aan de schoonzoon, die een nv heeft opgericht waarin de vier winkels en hun cliënteel zijn ondergebracht.

Er is geen btw verschuldigd op die overdracht op grond van de artikelen 11 en 18, § 3 van het WBTW. Voor de toepassing van art. 18, § 3: zie het hoofdstuk ‘Diensten’. – Een transportbedrijf, dat gevestigd is in Eupen, draagt drie vrachtwagens voor de prijs van 90 000 euro over aan een andere transportonderneming, gevestigd in Wemmel.

In dit geval is over de overdracht van de drie investeringsgoederen de btw verschuldigd tegen het btw-tarief van 21 % (art. 11 WBTW is niet van toepassing, want er is geen sprake van een algemeenheid van goederen).

9 Met een levering gelijkgestelde handelingen

Zoals eerder vermeld, wordt het begrip levering uitgebreid door de handelingen, bedoeld in artikel 12 van het Btw-Wetboek, gelijk te stellen met leveringen onder bezwarende titel.

Artikel 12, § 1, eerste lid van het Btw-Wetboek somt op limitatieve wijze de gevallen op waarbij men een handeling moet gelijkstellen met een levering onder bezwarende titel die men aan de btw moet onderwerpen.

Die bepaling is alleen van toepassing op goederen waarvoor recht op aftrek van de belasting is uitgeoefend. De gelijkstelling met een levering onder bezwarende titel heeft tot doel om het uitgeoefende recht op aftrek te compenseren.

Artikel 12, § 1, eerste lid van het Btw-Wetboek beoogt vijf gevallen waarmee een btw-belastingplichtige kan worden geconfronteerd.

65

9.1 Onttrekking voor privédoeleinden of andere doeleinden (art. 12, § 1, eerste lid, 1° WBTW)

Het gaat hier om roerende goederen die men volledig bestemt voor privédoeleinden, voor privédoeleinden van het personeel of voor andere doeleinden dan de economische activiteit. Als dat maar gedeeltelijk het geval is, moet men een herziening toepassen (zie het hoofdstuk ‘De herziening van aftrek’).

VOORBEELD

Een kleinhandelaar in algemene voedingswaren (AT) koopt chocolade aan om die door te verkopen. De maatstaf van heffing wordt opgenomen in rooster [81] en het bedrag van de btw in rooster [59] van de periodieke btw-aangifte (aftrekbare btw). De roosters van de periodieke btw-aangifte worden verder in dit hoofdstuk besproken. De periodieke btw-aangifte is terug te vinden in bijlage 1 van het KB 1 WBTW.

Nadien neemt de kleinhandelaar de chocolade uit de voorraad voor persoonlijk gebruik. Als op het moment van de aankoop geweten was dat die chocolade voor privégebruik zou dienen, had men de btw erover niet in aftrek mogen brengen. Indien dit op dat moment niet geweten was, moet het recht op aftrek niet gecorrigeerd worden maar moet men, op het ogenblik dat de chocolade wordt onttrokken, een uitgaande handeling opnemen en de daarover verschuldigde btw afdragen. Door deze afdracht wordt het initieel uitgeoefende recht op aftrek gecompenseerd.

Daarvoor moet de btw-belastingplichtige een stuk opmaken aan zichzelf, vergelijkbaar met een verkoopfactuur aan zichzelf. De maatstaf van heffing is gelijk aan de aankoopprijs of kostprijs, rekening houdend met de staat waarin het goed zich bevindt (zie het hoofdstuk ‘Maatstaf van heffing’). De maatstaf van heffing wordt opgenomen in rooster [01], [02] of [03], afhankelijk van het btw-tarief dat van toepassing is op die goederen (zie het hoofdstuk ‘Tarieven’), en het bedrag van de btw in rooster [54] van de periodieke btw-aangifte (verschuldigde btw).

Dit voorbeeld illustreert het doel van deze bepaling : het corrigeren van eerder uitgeoefende aftrek. De btw-belastingplichtige onttrekt namelijk een goed aan zijn bedrijf voor privédoeleinden, voor privédoeleinden van het personeel of voor andere doeleinden dan voor de economische activiteit. Daarvoor werd bij aankoop recht op aftrek uitgeoefend, en dat moet men corrigeren.

Nog voorbeelden waarbij er sprake is van onttrekking voor privédoeleinden: – Een restauranthouder die gerechten of dranken aan zijn bedrijf onttrekt voor zijn privédoeleinden of voor die van zijn gezin. – Een meubelhandelaar onttrekt aan zijn bedrijf een salontafel die hij in de woonkamer van zijn tweede verblijf plaatst.

9.2 Onttrekking om het om niet te verstrekken (art. 12, § 1, eerste lid, 2° WBTW)

Het gaat hier om roerende of onroerende goederen die niet (gratis) worden verstrekt.

Worden beoogd de schenkingen van goederen die normaliter voor de verkoop waren bestemd, die als bedrijfsmiddel werden aangewend of die deel uitmaakten van de algemene onkosten waarvoor het recht op aftrek werd uitgeoefend.

Artikel 12, § 1, eerste lid, 2° van het Btw-Wetboek kan pas van toepassing zijn op een goed dat onroerend is, als het gaat om een nieuw gebouw. Een gebouw is nieuw tot 31 december van het tweede

Hoofdstuk 3 Levering van goederen 66

Hoofdstuk 3 Levering van goederen

jaar volgend op het jaar van de eerste inbezitneming of ingebruikneming. Indien dit niet het geval is, dan moet een herziening worden toegepast (zie het hoofdstuk ‘De herziening van de aftrek’).

VOORBEELD

Een handelaar in informaticamateriaal onttrekt aan zijn voorraad een voor de verkoop bestemde pc die hij aan een van zijn medewerkers wil schenken voor zijn 25 jaar dienst.

Het doel van de belastingheffing is gelijkaardig aan het doel dat men nastreeft bij de onttrekkingen voor de privédoeleinden van de btw-belastingplichtige.

De volgende onttrekkingen bedoelt men niet en zijn bijgevolg niet onderworpen aan de btw :

– Het gratis verstrekken, met commerciële doeleinden, van handelsmonsters of handelsgeschenken van geringe waarde;

Men merkt een goed aan als een handelsgeschenk van geringe waarde als het beantwoordt aan volgende voorwaarden:

• het geschenk wordt in beroepsrelaties gegeven;

• het mag niet gaan om tabaksfabricaten of geestrijke dranken;

• de aankoopprijs, of bij gebrek daaraan, de normale waarde, is lager dan 50 euro (excl. btw).

VOORBEELD

Eindejaarsgeschenken die aan de klanten worden gegeven.

Een goed wordt beschouwd als een handelsmonster als men het gratis uitdeelt met een publicitair doel en om de goederen die het bedrijf produceert of verkoopt te leren kennen en te leren waarderen.

VOORBEELDEN

– Stalen van onderhoudsproducten die de fabrikant verdeelt.

– Gratis wijndegustatie georganiseerd door een wijnhandelaar.

Het gratis verstrekken, met liefdadigheidsdoeleinden, van voedingsmiddelen en levensnoodzakelijke niet-voedingsmiddelen; Worden beoogd de voedingswaren en levensnoodzakelijke niet-voedingsmiddelen zoals zeep, toiletpapier, basisgeneesmiddelen, kleding, speelgoed, shampoo, schoolbenodigdheden … die onverkoopbaar zijn geworden door de nabijheid van de vervaldatum of omdat de gebruikelijke verpakking zwaar beschadigd is.

– Wanneer een btw-belastingplichtige goederen die normaal bestemd zijn voor de verkoop in uitzonderlijke omstandigheden wegschenkt aan slachtoffers van een ramp geeft het schenken evenmin aanleiding tot een onttrekking.

– In het kader van de strijd tegen COVID-19 werden uitzonderlijke en tijdelijke maatregelen ingevoerd. Volgende schenkingen beschouwt men evenmin als een levering en vereisen bijgevolg geen rechtzetting van de aftrek: het gratis verstrekken aan bepaalde instellingen voor gezondheidszorg van:

• medische hulpmiddelen en hun hulpstukken, zoals bijvoorbeeld apparaten voor diagnostische doeleinden, goederen waarvan er tekorten zijn op de markt ...

• beschermingsmiddelen voor zorgverstrekkers en patiënten zoals mondmaskers, ontsmettende gels ...

67

Het schenken van geneesmiddelen wordt niet bedoeld.

– Het schenken van computers aan scholen gevestigd in België.

9.3 Ingebruikneming van een goed als bedrijfsmiddel (art. 12, § 1, eerste lid, 3° WBTW)

Wordt beoogd de ingebruikneming van een goed als bedrijfsmiddel dat geen bedrijfsmiddel was, zoals een voorraadgoed dat voor de btw-belastingplichtige een werkinstrument is geworden.

Het doel van de heffing van de belasting wegens de ingebruikneming als bedrijfsmiddel is noodzakelijk om te voorkomen dat die goederen ontsnappen aan het specifieke mechanisme inzake herzieningen dat van toepassing is op bedrijfsmiddelen (zie het hoofdstuk ‘De herziening van aftrek’).

De wegens de ingebruikneming verschuldigde btw is uiteraard in dezelfde mate aftrekbaar in zoverre het gebruik kadert binnen belaste activiteiten, het betreft als het ware een onttrekking voor beroepsdoeleinden.

Worden echter niet als bedrijfsmiddelen aangemerkt en zijn bijgevolg niet aan de btw onderworpen bij de ingebruikneming:

– klein materieel, klein gereedschap en kantoorbehoeften, waarvan de prijs lager is dan 1 000 euro; – de verpakkingsmiddelen, zelfs als men ze opnieuw kan gebruiken.

VOORBEELDEN

– Een handelaar van kantoormeubilair koopt een opbergkast met een aankoopprijs van 1 400 euro (excl. btw) aan met als doel die door te verkopen. De maatstaf van heffing (1 400) wordt opgenomen in rooster [81] en het bedrag van de btw (294) in rooster [59] van de periodieke btw-aangifte (aftrekbare btw).

Nadien wordt de opbergkast uit de voorraad genomen om voortaan te gebruiken voor het opbergen van de boekhouding.

Hiervoor moet de handelaar een stuk opmaken aan zichzelf, vergelijkbaar met een verkoopfactuur aan zichzelf. De maatstaf van heffing is gelijk aan de aankoopprijs of kostprijs, rekening houdend met de staat waarin het goed zich bevindt (zie het hoofdstuk ‘Maatstaf van heffing’). De maatstaf van heffing wordt opgenomen in rooster [03] en het bedrag van de btw in rooster [54] van de periodieke btw-aangifte (verschuldigde btw).

De wegens de ingebruikneming verschuldigde btw is uiteraard in dezelfde mate aftrekbaar, het betreft als het ware een onttrekking voor beroepsdoeleinden.

De maatstaf van heffing wordt bijgevolg ook opgenomen in rooster [83] en het bedrag van de btw in rooster [59] van de periodieke btw-aangifte (aftrekbare btw).

Een handelaar in huishoudtoestellen onttrekt aan zijn goederenvoorraad een boenmachine voor parket die hij uitsluitend zal gebruiken om zijn beroepslokalen te onderhouden. Als de prijs die door de handelaar bij de aankoop van de boenmachine werd betaald minder dan 1 000 euro bedraagt, merkt men de boenmachine niet als een bedrijfsmiddel aan. Die ingebruikneming is bijgevolg niet aan de btw onderworpen.

Als de aankoopprijs van de boenmachine 1 000 euro of meer bedraagt, verlaat de boenmachine de goederenvoorraad om een bedrijfsmiddel te worden. Die ingebruikneming is wel aan de belasting onderworpen. De verschuldigde btw is evenwel ook aftrekbaar.

Hoofdstuk 3 Levering van goederen 68

Hoofdstuk 3 Levering van goederen

9.4 Ingebruikneming van een zelf vervaardigd roerend goed, anders dan als bedrijfsmiddel, voor het verrichten van handelingen die geen of gedeeltelijk recht op aftrek verlenen (art. 12, § 1, eerste lid, 4° WBTW)

Dit type ingebruiknemingen komt minder vaak voor. Het kan zich voordoen bij een gemengde btw-belastingplichtige.

VOORBEELD

Een fabrikant van dekens baat ook een woonzorgcentrum uit dat is vrijgesteld van de belasting krachtens art. 44 WBTW. Als hij dekens gebruikt voor het woonzorgcentrum, dan is deze bepaling van toepassing. Men moet de voorheen gedane aftrek op de aankopen en productiekosten voor de dekens rechtzetten en men kan alleen de correcte aftrek toestaan.

Het voorbeeld illustreert meteen het doel van deze bepaling, namelijk de rechtzetting van de gedane aftrek door het belasten van de overgang van een zelf vervaardigd goed van een activiteit die recht op aftrek verleent naar een activiteit die het volledige recht op aftrek uitsluit.

9.5 Het behouden van een goed bij het beëindigen van de economische activiteit (art. 12, § 1, eerste lid, 5° WBTW)

Wordt beoogd het onder zich hebben van een roerend of onroerend goed ingeval de btw-belastingplichtige de uitoefening van de economische activiteit beëindigt

Artikel 12, § 1, eerste lid, 5° van het Btw-Wetboek kan pas van toepassing zijn op een goed dat onroerend is, als het gaat om een nieuw gebouw. Een gebouw is nieuw tot 31 december van het tweede jaar volgend op het jaar van de eerste inbezitneming of ingebruikneming. Indien dit niet het geval is, dan moet een herziening worden toegepast (zie het hoofdstuk ‘De herziening van de aftrek’).

Deze bepaling is niet van toepassing in het geval van een overdracht van een algemeenheid van goederen (art. 11 WBTW).

VOORBEELD

Een boekhouder zet zijn zelfstandige activiteit volledig stop en start als weddetrekkende boekhouder in dienst van een bedrijf dat hem toelaat grotendeels thuis te werken. Daarvoor gebruikt de boekhouder zijn computer die hij oorspronkelijk als zelfstandige boekhouder heeft aangekocht.

Bij de stopzetting van de activiteit als zelfstandig boekhouder moet de computer het voorwerp uitmaken van de in art. 12, § 1, eerste lid, 5° WBTW bedoelde onttrekking.

Het doel van die bepaling is opnieuw het regulariseren van de voorheen uitgeoefende aftrek, als de goederen niet werden onttrokken voor privédoeleinden of andere doeleinden.

10 Schuldenaar van de btw

Een belaste levering van goederen leidt tot de opeisbaarheid van de Belgische btw wanneer de levering plaatsvindt in België.

69

Er moet worden opgemerkt dat een levering door onder meer een kleine onderneming, zoals bedoeld in artikel 56bis van het Btw-Wetboek en een vrijgestelde btw-belastingplichtige (art. 44 WBTW) vrijgesteld zijn van btw en er bijgevolg geen schuldenaar is van de btw.

Artikel 51 van het Btw-Wetboek omschrijft de regels voor de bepaling van de schuldenaar. Bij een binnenlandse levering van goederen worden er twee mogelijkheden besproken. De andere mogelijkheden vallen buiten het bestek van dit handboek. De schuldenaar van de btw is: – de leverancier (art. 51, § 1, 1° WBTW), dat is de hoofdregel; – de klant/medecontractant (art. 51, § 2, 5° WBTW), dat is een afwijking.

10.1 Schuldenaar is de btw-belastingplichtige die in België een belastbare levering van goederen verricht (art. 51, § 1, 1° WBTW)

Deze bepaling is van toepassing als de afwijking in artikel 51, § 2, 5° van het Btw-Wetboek niet van toepassing is.

In dat geval rekent de leverancier Belgische btw op de levering en de klant betaalt de btw aan de leverancier. De leverancier neemt die btw op in de periodieke btw-aangifte in rooster [54] en is die dus verschuldigd aan de schatkist. De leverancier is dus schuldenaar van de btw.

10.2 Schuldenaar is de medecontractant (art. 51, § 2, 5° WBTW)

Artikel 51, § 2, 5° van het Btw-Wetboek verlegt de heffing van de belasting naar de persoon die de handeling afneemt. Dat is onder meer van toepassing als: – de leverancier niet in België is gevestigd en – de klant een Belgische btw-belastingplichtige indiener is.

In dat geval mag de leverancier geen btw aanrekenen aan zijn klant. Op de factuur wordt ‘btw verlegd’ vermeld. De medecontractant voldoet zelf de btw aan de Schatkist.

De verlegging van heffing heeft tot doel de toepassing van de btw-wetgeving te vereenvoudigen door zoveel mogelijk tegen te gaan dat een buitenlandse leverancier zich verplicht moet identificeren op het Belgische grondgebied.

In bepaalde gevallen is de verlegging van de heffing eveneens bedoeld om fraude te bestrijden. En door de heffing van de btw door de in België gevestigde afnemers te verzekeren, vermijdt men dat de soms onbetrouwbare en moeilijk te traceren leveranciers de door hen geïnde btw niet storten aan de schatkist.

VOORBEELDEN –

Een btw-belastingplichtige, gevestigd in Rijsel, verkoopt aan een in Menen gevestigde btw-belastingplichtige indiener een machine om witloof te rangschikken naar grootte.

Twee werknemers van de Franse firma komen de machineonderdelen afleveren in Menen. Ze installeren de machine ook in een loods van de klant.

De plaats van deze levering is in België, met name de plaats waar de installatie gebeurt ingevolge art. 14, § 3 WBTW. De schuldenaar van de btw is de Belgische klant ingevolge art. 51, § 2, 5° WBTW (veralgemeende verlegging van de heffing). De leverancier stelt bijgevolg een factuur op zonder btw.

Hoofdstuk
Levering van goederen 70
3

– Een btw-belastingplichtige, gevestigd in Rijsel, verkoopt aan een in Menen gevestigde landbouwer, onderworpen aan de bijzondere landbouwregeling, een machine om witloof te rangschikken naar de grootte.

Twee werknemers van de Franse firma komen de machineonderdelen afleveren in Menen. Ze installeren de machine ook in een loods van de landbouwer.

De plaats van deze levering is in België, met name de plaats waar de installatie gebeurt ingevolge art. 14, § 3 WBTW. De schuldenaar van de btw is de Franse leverancier ingevolge art. 51, § 1, 1° WBTW (hoofdregel). De algemene verlegging van de heffing is niet mogelijk, omdat de klant geen btw-belastingplichtige indiener is. De leverancier stelt bijgevolg een factuur op met Belgische btw.

11 Verwerking van de leveringen in de btw-aangifte

Om te bepalen hoe een handeling op te nemen in de periodieke btw-aangifte is het van belang om eerst te bepalen:

– Gaat het om een uitgaande of een inkomende handeling ? Voor de leverancier gaat het om een uitgaande handeling en voor de klant om een inkomende handeling.

– Is er een verlegging van de heffing van toepassing?

11.1 Er is geen verlegging van de heffing

Uitgaande handeling (leverancier):

– rooster [00]: maatstaf van heffing als het een overdracht van algemeenheid van goederen of bedrijfsafdeling is (art. 11 WBTW);

– rooster [01]: maatstaf van heffing als het btw-tarief van de geleverde goederen 6 % is;

– rooster [02]: maatstaf van heffing als het btw-tarief van de geleverde goederen 12 % is;

– rooster [03]: maatstaf van heffing als het btw-tarief van de geleverde goederen 21 % is;

– rooster [54]: verschuldigde btw.

Inkomende handeling (klant/medecontractant):

– rooster [81]: maatstaf van heffing bij aankoop van handelsgoederen, grond- en hulpstoffen;

– rooster [82]: maatstaf van heffing bij aankoop van diverse goederen;

– rooster [83]: maatstaf van heffing bij aankoop van investeringsgoederen;

– rooster [59]: aftrekbare btw.

11.2 Er is veralgemeende verlegging van de heffing

Aangezien het in dit geval altijd gaat om een leverancier die uitsluitend in het buitenland is gevestigd, gaat men alleen na wat de Belgische klant/medecontractant opneemt in de periodieke btw-aangifte:

– rooster [81]: maatstaf van heffing bij aankoop van handelsgoederen, grond- en hulpstoffen;

– rooster [82]: maatstaf van heffing bij aankoop van diverse goederen;

– rooster [83]: maatstaf van heffing bij aankoop van investeringsgoederen;

– rooster [87]: maatstaf van heffing;

– rooster [56]: verschuldigde btw (zelf te berekenen, want de klant ontvangt een factuur zonder btw);

– rooster [59]: aftrekbare btw.

De periodieke btw-aangifte is terug te vinden in bijlage 1 van het KB 1 WBTW.

Hoofdstuk
van goederen 71
3 Levering

Schema btw-vraagstuk

Het btw-vraagstuk waarvan sprake in de ‘Inleiding’ is toepasbaar op een levering van een goed.

1 Gaat het om een belastbare handeling ?

Om na te gaan of er sprake is van een levering van een goed, controleren we het volgende: – gaat het om een levering van een goed zoals gedefinieerd in art. 9 WBTW ? – gaat het om een levering zoals gedefinieerd in art. 10, § 1 WBTW ? – gebeurt de levering onder bezwarende titel of is er sprake van een gelijkgestelde handeling zoals gedefinieerd in art. 12, § 1, eerste lid WBTW ?

2 Wordt de handeling verricht door een als zodanig handelend btw-belastingplichtige zoals gedefinieerd in art. 4 WBTW ?

3 Waar vindt de handeling plaats vanuit btw-oogpunt? De plaatsbepaling van een levering van een goed is voorzien in art. 14, 14bis en 15 WBTW.

4 Is er een vrijstelling van toepassing op de handeling? Nagaan of onder meer art. 44 WBTW of art. 56bis WBTW van toepassing is.

5 Op welk tijdstip vindt de handeling plaats? Art. 16 WBTW legt de algemene regel voor de bepaling van het tijdstip van de levering vast en voorziet in enkele afwijkingen.

6 Op welk tijdstip is de belasting opeisbaar? Art. 16, § 1, eerste lid WBTW stelt de algemene regel voor de bepaling van de opeisbaarheid van de belasting vast en art. 17 WBTW voorziet in enkele afwijkingen.

7 Over welke maatstaf van heffing moet men de btw berekenen? Zie het hoofdstuk ‘Maatstaf van heffing’.

8 Welk tarief is van toepassing op de handeling? Zie het hoofdstuk ‘Tarieven’.

9 Wie is de schuldenaar van de btw? Art. 51 WBTW omschrijft de regels voor de bepaling van de schuldenaar. De schuldenaar van de btw is ofwel de leverancier ofwel de medecontractant.

10 Hoe en wanneer moet men de handeling opnemen in de btw-aangifte? De periodieke btw-aangifte is terug te vinden in bijlage 1 van het KB 1 WBTW

13 Oefeningen

Meerkeuzevragen

1 Omcirkel het juiste antwoord. Er is maar één antwoord correct. Een in België gevestigde btw-belastingplichtige levert een goed aan een in België gevestigde btw-belastingplichtige. Het goed wordt door de verkoper vervoerd van Antwerpen naar Brugge. Het vervoer vangt aan op 31 maart 2024 en komt aan op 1 april 2024. Op 19 april 2024 wordt de factuur uitgereikt. Betalingen gebeuren pas na uitreiking factuur. Wat is het tijdstip van opeisbaarheid?

a 31 maart 2024 b 01 april 2024 c 15 april 2024 d 19 april 2024

2 Omcirkel het juiste antwoord. Er is maar één antwoord correct. A, een btw-belastingplichtige gevestigd in Brussel, verkoopt goederen aan B, gevestigd in Brugge. Welk van de vier volgende beweringen is fout?

12
Hoofdstuk 3 Levering van goederen 72

a A moet de goederen vervoeren naar Brugge bij de koper en de verkoopprijs omvat de prijs van het vervoer door A. De levering van goederen wordt geacht plaats te vinden in Brussel.

b B komt de goederen ophalen in Brussel bij de verkoper en vervoert ze met zijn vrachtwagen naar Brugge. De levering van goederen wordt geacht plaats te vinden in Brugge.

c B draagt een zelfstandig vervoerder op om de goederen bij de verkoper in Brussel op te halen en ze voor zijn rekening te bezorgen in zijn inrichting in Brugge. De levering van goederen wordt geacht plaats te vinden in Brussel.

d De door A verkochte goederen zijn machines die hij moet vervoeren en installeren in de onderneming van B in Brugge. De verkoopprijs omvat het vervoer en de montage. De levering van goederen wordt geacht plaats te vinden in Brugge.

3 Omcirkel het juiste antwoord. Er is maar één antwoord correct.

Een Belgische autohandelaar verkoopt een tweedehandswagen op 26 maart 2024 voor 8 000 euro (incl. btw) aan een in België gevestigde particulier. De klant betaalt onmiddellijk een voorschot van 1 000 euro (excl. btw). De wagen wordt klaargemaakt en geleverd op 5 april 2024. De autohandelaar reikt de factuur over die handeling uit op 12 april 2024, de klant betaalt het saldo op 2 mei 2024. Welke uitspraak is juist?

a Het belastbaar feit vindt plaats op 5 april 2024, en dat vormt ook meteen het enige tijdstip van opeisbaarheid van de btw.

b Het belastbaar feit vindt plaats op 5 april 2024. Aangezien de factuur werd uitgereikt op 12 april 2024 wordt de btw over het saldo dus op dat tijdstip opeisbaar. De btw over het voorschot werd al opeisbaar op 26 maart 2024.

c Het belastbaar feit vindt plaats op 5 april 2024, dat is ook het tijdstip van opeisbaarheid wat betreft de btw over het saldo, de btw over het voorschot werd al opeisbaar op 26 maart 2024.

d Het belastbaar feit vindt plaats op 5 april 2024, maar aangezien het een handeling met een particulier betreft, zal de btw pas opeisbaar worden à rato van de ontvangst van de betaling. De tijdstippen van opeisbaarheid zijn dus 26 maart 2024 en 2 mei 2024.

Open vragen

Geef een antwoord op de vragen voor volgende situaties. Motiveer.

a Waar vindt de handeling plaats?

b Wanneer is het belastbaar feit?

c Wanneer is de btw opeisbaar?

d Wat komt er in de eventueel in te dienen Belgische periodieke btw-aangifte(n): rooster(s), bedrag(en) en periode btw-aangifte?

e Wie is de schuldenaar van de btw?

1 Verkoop door Emiel (AM), gevestigd in Namen, van handelsgoederen voor de prijs van 2 000 euro (excl. 21 % btw) aan Gino (AM), btw-belastingplichtige indiener die in Wemmel woont. Een vervoerder voor rekening van Emiel verricht het vervoer van Namen naar Wemmel. Aanvang vervoer op 5 mei 2024, einde op 6 mei 2024. De factuur wordt uitgereikt op 8 mei 2024. De betaling gebeurt op 10 mei 2024.

2 Verkoop van handelsgoederen, voor de prijs van 2 000 euro (excl. 21 % btw), met vervoer van de goederen door de verkoper, een btw-belastingplichtige, gevestigd in Brugge, gehouden tot het indienen van maand aangiften. Een voorschot van 200 euro + btw wordt betaald op 15 januari 2024 op het moment van de bestelling. De goederen verlaten de magazijnen van de verkoper op 28 februari 2024 en worden afgeladen op 2 maart 2024 in de magazijnen van de Hoofdstuk 3 Levering van goederen

73

koper die een btw-belastingplichtige is, gevestigd in Kortrijk, gehouden tot het indienen van maandaangiften, en die het saldo van de prijs nog die dag betaalt. De btw-belastingplichtige gevestigd in Brugge heeft respectievelijk een factuur uitgereikt voor het voorschot op 3 februari 2024 en een andere factuur voor het saldo van de prijs op 28 maart 2024.

3 Idem als vorige situatie maar de factuur over het saldo wordt uitgereikt op 16 april 2024.

4 Op 1 februari 2024 koopt een kruidenier, een btw-belastingplichtige, gevestigd in Mechelen, gehouden tot het indienen van kwartaalaangiften, een toonbank bij een fabrikant van winkelinterieur voor 10 000 euro (excl. 21 % btw). De fabrikant is een btw-belastingplichtige, gevestigd in Antwerpen, gehouden tot het indienen van maandaangiften. De kruidenier betaalt op 15 februari 2024 een voorschot van 1 000 euro. Op 20 februari 2024 betaalt hij het saldo van de toonbank. Op 1 maart 2024 ontvangt hij een factuur van de verkoper. Op 8 maart 2024 wordt de toonbank vervoerd van Antwerpen naar Mechelen, in opdracht van de leverancier.

5 Emma (particulier) woont in Oostende en koopt op 12 maart 2024 een wagen bij een garagist (AM) in Brussel. Die gaat ze op 12 maart 2024 zelf ophalen. Emma betaalde op 20 februari 2024 een voorschot van 3 000 euro + 21 % btw, hiervoor werd een voorschotfactuur uitgereikt op 25 februari 2024. Op 20 april 2024 wordt de saldofactuur uitgereikt en het saldo van 20 000 euro + 21 % btw wordt betaald op 25 april 2024.

6 BV Kockaert is een in België gevestigde btw-belastingplichtige kwartaalindiener. Op 19 maart 2024 sluit deze onderneming een contract af met de BV Kukina, een in België gevestigde btw-belastingplichtige kwartaalindiener. De BV Kukina zal voor de BV Kockaert een machine leveren, het vervoer vanuit Brussel gebeurt door de leverancier, en de plaatsing gebeurt voor rekening van BV Kukina in één van de gebouwen, eigendom van de BV Kockaert voor de som van 19 750 euro (2 500 euro werken inbegrepen, excl. 21 % btw). Het gebouw is gelegen in Meise (BE).

Er wordt contractueel afgesproken dat een voorschot van 30 % wordt betaald bij aanvang van de werken en het saldo bij ontvangst van de saldofactuur.

De uitvoering van de werken zal ongeveer 2 dagen duren. Op 30 juni 2024 worden de materialen geleverd en vangen de werken aan. De werken worden op 1 juli 2024 beëindigd.

Het voorschot wordt gefactureerd op 2 juli 2024 en betaald zoals contractueel bepaald. De saldofactuur wordt opgemaakt op 5 juli 2024. BV Kockaert betaalt het saldo op 20 juli 2024.

Geef voor de handeling aan welk bedrag men in welke roosters van de periodieke btw-aangifte moet invullen.

De in België gevestigde btw-belastingplichtige bv Cool is gespecialiseerd in de productie, verkoop en reparatie van koelkasten en koeltogen voor particulieren en kmo’s. Bv Cool is kwartaalindiener. Voor het vierde kwartaal 2023 werd onder andere onderstaande handeling verricht. De prijs is exclusief btw.

De btw-belastingplichtige geeft een koelkast (aankoopprijs: 350 euro/verkoopprijs: 500 euro) aan de vzw Miauw als prijs voor de jaarlijkse tombola ter ondersteuning van hun werk. De vzw Miauw hoeft hiervoor niets te betalen.

Hoofdstuk 3 Levering van goederen 74

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.