Via www.diddit.be heb je toegang tot het onlineleerplatform bij C’est gagné 6. Activeer je account aan de hand van de onderstaande code en accepteer de gebruiksvoorwaarden. Kies je ervoor om je aan te melden met je Smartschool-account, zorg er dan zeker voor dat je e-mailadres aan dat account gekoppeld is. Zo kunnen we je optimaal ondersteunen.
Let op: deze licentie is uniek, eenmalig te activeren en geldig voor een periode van 1 schooljaar. Indien je de licentie niet kunt activeren, neem dan contact op met onze klantendienst.
Fotokopieerapparaten zijn algemeen verspreid en vele mensen maken er haast onnadenkend gebruik van voor allerlei doeleinden. Jammer genoeg ontstaan boeken niet met hetzelfde gemak als kopieën.
Boeken samenstellen kost veel inzet, tijd en geld. De vergoeding van de auteurs en van iedereen die bij het maken en verhandelen van boeken betrokken is, komt voort uit de verkoop van die boeken. In België beschermt de auteurswet de rechten van deze mensen. Wanneer u van boeken of van gedeelten eruit zonder toestemming kopieën maakt, buiten de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen, ontneemt u hun dus een stuk van die vergoeding. Daarom vragen auteurs en uitgevers u beschermde teksten niet zonder schriftelijke toestemming te kopiëren buiten de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen.
Verdere informatie over kopieerrechten en de wetgeving met betrekking tot reproductie vindt u op www.reprobel.be. Ook voor het onlinelesmateriaal gelden deze voorwaarden. De licentie die toegang verleent tot dat materiaal is persoonlijk. Bij vermoeden van misbruik kan die gedeactiveerd worden. Meer informatie over de gebruiksvoorwaarden leest u op www.diddit.be.
De uitgever heeft ernaar gestreefd de relevante auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Wie desondanks meent zekere rechten te kunnen doen gelden, wordt verzocht zich tot de uitgever te wenden.
• E xpliquer comment tu oublies tes problèmes (EO)
• D iscuter d’une chanson (IO)
• C hanson : Pour oublier (Kendji Girac)
PODIUM Pour oublier ( Kendji Girac) p . 277
AAN DE SLAG MET C’EST GAGNÉ
In C’est gagné 6 vind je vijf verschillende Tours. Een Tour is opgebouwd uit twee Étapes, waarin je telkens toewerkt naar een Arrivée.
PROLOGUE
2
CIRCUIT DES VERBES
RÉCAP’ VOCABULAIRE + STRUCTURES
SPRINT VOCABULAIRE
SPRINT GRAMMAIRE
PODIUM
Op de startpagina van elke Tour zie je het traject dat je zult afleggen en de uitdagingen die je daarbij zult tegenkomen.
Vervolgens krijg je een duidelijk overzicht van de leerinhouden die aan bod zullen komen en de vaardigheden die je zult verwerven. Stel je in de loop van een Tour altijd de vraag of je dat onderdeeltje voldoende beheerst. Ja? Vink het dan aan. Zo krijg je in één oogopslag te zien wat je al kunt en wat je nog extra moet inoefenen!
Echt van start gaan doe je in de Prologue: een korte smaakmaker die je volledig onderdompelt in het thema van het hoofdstuk. Je maakt kennis met een aantal unieke weetjes uit de Frans(talig)e cultuur. Wist je dat … de Franse taal en cultuur ongelooflijk boeiend zijn?
Vervolgens wordt het startsein gegeven voor de Étapes. Elk hoofdstuk bestaat uit twee Étapes die telkens toewerken naar een communicatieve taak of Arrivée. Daarin zul je de woordenschat, grammatica, taalhandelingen en vaardigheden inzetten die je in de loop van die Étape hebt verworven. De OVUR-structuur, die je vast al kent uit andere lessen, helpt je om de Arrivée tot een goed einde te brengen. Na de eerste of tweede Étape herhaal je de vorming en het gebruik van een werkwoordstijd in het Circuit des verbes. Die tijd kun je meteen ook inzetten in de daaropvolgende Arrivée.
B Écris cinq phrases complètes pour accompagner les photos sur le compte Instagram de l’école.
Wil je de leerstof uit een bepaalde Étape verder inoefenen, dan kun je in de Sprint terecht. Voor elke Étape vind je hier drie oefeningen op de geziene woordenschat en drie oefeningen op de grammatica.
Je start met een testoefening. Lukt die, dan kun je meteen overgaan naar een derde, meer uitdagende oefening. Verloopt de testoefening wat moeilijker, dan oefen je best eerst nog wat extra met een tweede, meer eenvoudige oefening. Vergeet niet dat je op diddit nog veel meer oefeningen kunt vinden!
2 GRAMMAIRE
Geen Tour zonder een Podium. Op deze pagina’s vind je een culturele Franse uitsmijter: een boekfragment, een liedje … Je leerkracht kan beslissen wanneer het Podium ingezet wordt in het traject.
CIRCUIT DES VERBES
L’impafait : révision diddit.be
de genre. Il est important de (3) ces personnes commes des individus dignes de (= waardig) respect. Pendant l’étape de (4) ces personnes peuvent subir des (5) pour mieux correspondre à leur identité de genre, mais ce n’est pas toujours le cas. De toute façon, le (6) de la famille, des amis et de la société en général est crucial. Même si on pense qu’il s’agit d’un phénomène plutôt (7) plusieurs centaines de personnes demandent chaque année de changer de genre.
1 2 3 4 5 6 7
Résultat: /7 < 5/7 Exercice 2 ≥ 5/7 Exercice 3
Les pronoms relatifs qui, que, dont, où
faites des recherches supplémentaires à propos de l’Oulipo. Partagez les informations trouvées avec un autre groupe.
Complète avec le bon pronom relatif.
L’OuLiPo, « Ouvroir de littérature potentielle », est un groupe d’auteurs européens. Le groupe littéraire est fondé en 1960 par les auteurs français Raymond Queneau et François Le Lionnais. Le groupe s’interroge sur la littérature traditionnelle et expérimente avec la langue. Exemple dans son roman La Disparition (1969), l’auteur Georges Perec n’utilise pas une seule fois la lettre e. C’est original, non ?
A Qui ou que ?
A Quelle est l’histoire du groupe Oulipo ?
TIP Heb je bij de start van de grammaticasprint nood aan een herhaling van de leerstof? Scan dan de QR-code en bekijk het instructiefilmpje!
Complète les phrases avec les mots donnés. Fais les accords nécessaires. homosexualité – identité – intégration – jugement – maternelle – sujet –malvoyant – séparé – permettre – librement
1 Ici, il n’y a pas de tabous. Chacun peut s’exprimer … 2 J’espère que mes parents vont me … d’aller à cette fête.
3 Lors de l’adolescence, beaucoup de jeunes sont à la recherche de leur propre … 4 Le but du parcours d’ … est d’accueillir et d’accompagner les nouveaux résidents étrangers en Belgique.
1 J’adore ce livre … parle de la Révolution française.
5 Pour ce garçon …, on a imprimé les livres en braille.
6 Dans ce restaurant, il n’y a plus de toilettes … pour les hommes et les femmes.
2 Redouane est un ami … habite tout près de chez moi.
B Cherchez d’autres livres, poèmes, nouvelles, etc. des auteurs de l’Oulipo.
C Cherchez trois « exercices d’écriture » de ce groupe d’artistes littéraires.
3 Ce soir, je sors avec mon meilleur ami, … tu as vu à ma fête d’anniversaire.
À deux. Voici quelques exercices d’écriture du mouvement Oulipo. Décrivez à chaque fois ce que vous voyez. Pour les images 3 et 4, faites des recherches supplémentaires sur Internet.
In de Récap’ vind je een overzicht van de woordenschat en taalhandelingen die aan bod kwamen in de Étapes. De woordenlijsten zijn opgedeeld in vocabulaire actif (welke woorden moet ik kunnen begrijpen, maar zelf ook inzetten, schrijven …?) en vocabulaire passif (welke woorden moet ik enkel begrijpen als ik ze lees of hoor?).
De : lmoussakova.wordpress.com
4 Le film … tu détestes est le film préféré de ma sœur.
5 Elle parle avec ce garçon … la regardait tout le temps.
In de Sprint de masse word je helemaal uitgedaagd! In dit onderdeel pas je alle geziene kennisonderdelen toe in productieve oefeningen. Wanneer je hier aan de eindmeet komt, heb je die Étape alvast met glans gewonnen!
6 Nice est une ville … se trouve dans le sud de la France.
7 Je ne comprends pas l’exercice … le prof est en train d’expliquer.
8 Les musées … vous voulez visiter sont fermés aujourd’hui.
9 Est-ce que tu connais la famille … habite ici ?
TIP In de brontekst(en) van elke Étape herken je de actieve woordenschat aan de volle onderstreping en de passieve woordenschat aan de stippellijn.
10 Le réseau social … je préfère, c’est Instagram.
1
2
VIDÉO DE GRAMMAIRE
VIDÉO DE GRAMMAIRE
Icoontjes en logo’s
C Écoute la chanson et regarde le clip une deuxième fois. Puis, réponds aux questions.
Vaardigheden
1 Le début du clip va bien avec le titre. Comment ? Explique.
ÉCOUTER PARLER
2 Le personnage principal dans le clip est fan de quel genre de musique ?
3 Quels sont ses artistes favoris ? Surligne-les dans le texte.
ÉCOUTER luisteren
4 Quel pourrait être le message de la chanson ? Coche la réponse correcte. La musique, c’est magnifique. Regarde-moi, j’ai énormément de succès.
LIRE lezen
INTERACTION ORALE mondelinge interactie
ÉCRIRE schrijven
Tu ne dois jamais abandonner ton rêve, même si les autres veulent te décourager.
PARLER spreken
Ne montre jamais tes sentiments.
Maquille-toi.
5 Comment est-ce qu’on le dit dans la chanson ?
1Je restais beaucoup dans ma chambre. Je sortais peu.
Bij deze oefening moet of mag je (online) informatie opzoeken.
2Messieurs, pendant que j’étais dans ma chambre, j’écoutais mes artistes favoris.
Bij deze oefening hoort een luisterof kijkfragment.
Dit is een uitspraakoefening.
3Je ne vais jamais arrêter. Je continue à écouter de la musique.
La phrase interrogative (2) La question avec inversion
4On doit profiter de la musique le plus possible quand on est encore jeune.
Deze leerstof overstijgt de minimumdoelen.
5Je suis un enfant de mon temps.
Kaders
Je kunt extra oefeningen maken op diddit.
• La question sans mot interrogatif (la réponse = « oui » / « non »)
VERBE-SUJET (PRONOM PERSONNEL)(…) ?
Voulez- vous une glace ?
D Écoute la chanson et regarde le clip une troisième fois.
• La question avec un mot interrogatif (la réponse = une info précise)
ÉCOUTER PARLER
Dans le clip, on suit le chanteur à plusieurs moments dans sa vie. Qu’est-ce qui se passe ? Raconte à l’aide des mots-clés.
STRATÉGIE
MOT INTERR.VERBE- SUJET (…) ? Pourquoipartez-vous ? Que veulent-ils ?
Comment font -ellesce travail ?
Les images qui accompagnent un texte peuvent t’aider à comprendre le contenu du texte/des paroles.
Dans la plupart des cas, on ne fait pas l’inversion avec un substantif. Si le sujet est un substantif ou un nom propre, on le répète par il(s)/elle(s) (= inversion complexe).
Quand les jeunes arrivent-ils ?
Comment le programme est-il finance ?
CINQUANTE-TROIS
Hier vind je de nieuwe grammatica die je in deze Tour moet kennen en kunnen toepassen.
Tu sais encore ?
Normalement, l’adjectif se met derrière le substantif. Quelques adjectifs (beau, bon, grand, gros, faux, haut, jeune, joli, mauvais, meilleur, nouveau, petit, vieux) se mettent devant le substantif
Wil je wat bijleren over de Franse of Franstalige cultuur? Lees dan zeker deze leuke weetjes!
Deze strategieën kun je inzetten om verschillende vaardigheidsopdrachten uit te voeren of om teksten beter te begrijpen.
La phrase interrogative (3) Les mots interrogatifs qui wie comment hoe quoi wat quand wanneer combien (de) hoeveel que/qu’ wat où waar pourquoi waarom quel(le)(s) welk(e)/wat
Devant certains mots interrogatifs, on peut mettre une préposition, p. ex. avec qui met wie depuis quand sinds wanneer pour qui voor wie à quelle heure hoe laat
La traduction de wat :
• quoi : – à la fin d’une question avec intonation
Tu dis quoi ? – derrière une préposition
Een kleine opfrissing nodig?
De quoi est-ce que tu parles ?
• que/qu’ : quoi → qu’
In deze tekstballonnen wordt kort verwezen naar leerstof die je vroeger al gezien hebt.
– dans une question avec est-ce que
Nous allons manger quoi ? → Qu’est-ce que nous allons manger ?
– dans une question avec inversion
Vous faites quoi ? → Que faites-vous ?
TU SAIS QUOI ?
• quel(le)(s) : – quel(le)(s) + être + (…)
Quel est ton nom ?
Quels sont tes passetemps préférés ?
– quel(le)(s) + substantif
Tu lis quel livre ? (welk)
Tu parles quelles langues ?
CENT-QUATRE-VINGT-DOUZE
Fernand Léger a peint Les LoisirsHommage à Louis David en 1948/49. Il voulait faire un tableau que tout le monde pouvait comprendre. En même temps, il voulait montrer son respect et son admiration pour un autre peintre célèbre, Jacques-Louis David. La peinture de Léger se trouve au musée Pompidou, un musée d’art moderne à Paris. Le centre Pompidou est connu pour son architecture spéciale, à savoir ses couleurs fortes et le grand escalier mécanique, appelé « la chenille ». Cela pourrait être quel animal ?
Regarde l’infographie à la page suivante. Réponds aux questions.
A Lis les titres de l’infographie. Quel est le contenu, selon toi ?
B Quelles informations sont dans l’infographie ? Coche les bonnes réponses.
x Quels sont les hobbies favoris des Français ?
Les Français préfèrent regarder la télé plutôt que lire un livre.
x Les Français sont assez sportifs.
x Le budget a une influence sur les loisirs.
– Rapportez les paroles d’un autre groupe à l’oral. Résumez ce qu’ils ont présenté.
Modèle : • Le groupe de (noms des élèves) dit que le/la/l’ … est un sport inclusif.
• Le groupe de (noms des élèves) nous explique que le … est une activité
inclusive.
– Choisissez le groupe avec le sport le plus original et amusant.
RÉFLEXION
La tâche a été comment ?
J’utilise le bon vocabulaire pour parler des passetemps et de l’inclusivité.
J’utilise correctement les temps verbaux.
J’utilise des supports visuels lors de la présentation.
Attitudes et stratégies :
– Je travaille bien en équipe.
– Quand il y a un mot que je ne connais pas, je le cherche sur Internet (lors de la préparation).
– Je soigne ma prononciation et ma langue.
– Je suis enthousiaste devant la classe (intonation, gestes, etc.).
– Je soigne le contact avec le public.
élève prof
Quelles fautes est-ce que je dois éviter la prochaine fois ?
Na elke communicatieve taak is het tijd voor een korte (zelf)evaluatie of réflexion, want je kunt altijd iets leren uit de fouten die je maakte.
élève prof
Conseils du prof
comment ?
Dit onderdeel heb ik nog onvoldoende onder de knie. Ik kan nog extra oefening gebruiken. élève prof ? initiative brièvement.
Op dit onderdeel laat ik nog wel wat steken vallen. De leerstof ken ik oppervlakkig, maar er is nog heel wat ruimte voor groei. élève prof brièvement.
adverbes. les pitchs des autres. correcte à ce que les prononciation et ma langue.
mon initiative brièvement. adverbes. attentivement les pitchs des autres. correcte à ce que les stratégies : prononciation et ma langue. enthousiaste. comprends pas quelque chose, pas. Je demande de répéter.
Dit deel van de taak verliep vlekkeloos.
C Après avoir lu le texte, est-ce que tu peux définir une société inclusive et diversifiée avec tes propres mots ?
Dit onderdeel beheers ik goed. Hier en daar kan ik nog wat extra oog hebben voor de details. élève prof brièvement.
pitchs des autres. à ce que les et ma langue.
Tu as oublié beaucoup de mots ? Reprends le vocabulaire de l’identité et de l’engagement sur diddit.be !
est-ce que je dois éviter la prochaine fois ?
comprends pas quelque chose, demande de répéter.
Et autour de toi, la situation est comment ?
A Est-ce que ton école est un endroit inclusif, selon toi ?
des autres. que les langue.
quelque chose, demande de répéter.
que je dois éviter la prochaine fois ?
Wil je nog meer oefenen? Dan vind je op diddit.be heel wat extra onlineoefeningen op de leerstof, helemaal op jouw maat!
B Et ton village ou ta ville ? Est-ce que tu habites dans un environnement inclusif et diversifié ? Explique. Pense aux éléments suivants : ordinateurs ou tablettes repas végétaliens autres : ascenseur toilettes neutres dictionnaires stationnement pour des personnes porteuses de handicap
dois éviter la prochaine fois ?
quelque chose, répéter.
éviter la prochaine fois ?
En général, la Belgique ne le fait pas mal du tout, même si certaines situations sont plus difficiles que d’autres. Trois jeunes parlent de l’inclusion et de la diversité sur le blog du site web inforjeunes.be.
A Regarde d’abord les photos. Selon toi, quelle est l’histoire de chaque personne ? Formule quelques hypothèses.
B Maintenant, lis les trois histoires sur le blog. Est-ce que tes hypothèses étaient correctes ?
INFORJEUNES
Op diddit vind je niet enkel een gevarieerd aanbod aan extra onlineoefeningen, maar ook heel wat extra materiaal, een grammaticaal overzicht, instructiefilmpjes over de grammatica … Je leerkracht maakt je hierin helemaal wegwijs!
Mateo, 17 ans, et sa sœur Giulia, 8 ans
En waarom de woordenschat niet instuderen met de handige woordtrainerapp van C’est gagné?
Ma sœur, Giulia (8), est malvoyante depuis sa naissance. En maternelle, les profs avaient du mal à répondre à ses besoins spécifiques. Pour mes parents, c’était une véritable quête afin de trouver une école de l’enseignement ordinaire qui voulait bien accepter ma sœur. Giulia est une fille intelligente. Elle sait lire en braille et elle est forte en informatique. Depuis l’école primaire, elle est très heureuse dans son école Walewein, près de Bruxelles, où des enfants qui sont malvoyants qui sont atteints de TSA1, qui ont des difficultés d’apprentissage ou qui sont porteurs de trisomie 21 se mêlent sans difficulté apparente aux autres élèves. Elle s’est très bien intégrée dans sa classe et elle a beaucoup d’amis.
Hier vind je het lesmateriaal en de onlineoefeningen. Gebruik de filters bovenaan, de indeling aan de linkerkant of de zoekfunctie om snel je materiaal te vinden.
Lesmateriaal
Hier vind je het extra lesmateriaal bij C’est gagné, zoals video’s, audio’s, pdf's …
Oefeningen
• De leerstof kun je inoefenen op jouw niveau.
• Je kunt hier vrij oefenen.
Opdrachten
Hier vind je de opdrachten terug die de leerkracht voor jou heeft klaargezet.
Evalueren
Hier kan de leerkracht toetsen voor jou klaarzetten.
Resultaten
Wil je weten hoever je al staat met oefenen, opdrachten en evaluaties? Hier vind je een helder overzicht van je resultaten.
E-book
Het e-book is de digitale versie van het leerwerkboek. Je kunt erin noteren, aantekeningen maken, zelf materiaal toevoegen ...
Meer info over diddit vind je op www.vanin.diddit.be/nl/leerling.
Mais… qu’est-ce que je dois faire ?
Je leest een opdracht en je weet niet precies wat er van jou verwacht wordt?
Dit lijstje van instructies kan je zeker helpen!
A À deux.
Ajoute…
Attention (à)…
B
C Change de…
Cherche sur Internet.
Choisis…
Coche la bonne réponse.
Combine (avec)…
Per twee.
Voeg toe …
Let op (voor) …
Wissel van …
Zoek op internet.
Kies …
Vink het juiste antwoord aan.
Combineer (met) …
Complète le cadre/la grille/la carte mentale.Vul het kader/het rooster/de mindmap aan.
Conjugue les verbes (à)…
Copie (l’article, le sujet, la phrase…).
Vervoeg de werkwoorden (in) …
Schrijf (het lidwoord, het onderwerp, de zin …) over.
Crée… Maak …
D Décris…
Demande de…
Devine…
Discutez en classe.
Donne le contraire.
Donne un argument.
Donne un synonyme.
E Écoute…
Beschrijf …
Vraag om …
Raad …
Bespreek klassikaal.
Geef het tegenovergestelde.
Geef een argument.
Geef een synoniem (een woord met dezelfde betekenis).
Luister (naar) …
Écris… Schrijf …
Essaye de…
Probeer om …
Explique… Leg uit …
F Fais des phrases (avec)…
Fais les accords nécessaires : adjectif – substantif
verbe – sujet participe passé
Fais les bonnes combinaisons.
Fais les exercices.
Fais un brouillon.
Maak zinnen (met) …
Maak de nodige overeenkomsten: bijvoeglijk naamwoord – zelfstandig naamwoord werkwoord – onderwerp voltooid deelwoord
Maak de juiste combinaties.
Maak de oefeningen.
Maak een kladversie.
Fais une liste de…
Fais un schéma.
G
H
I Interviewe…
J Jouez le dialogue…
K
L Lis…
M Mets (…) à la place correcte.
Mets dans l’ordre chronologique.
Mets une croix.
N Note (des mots-clés…).
N’oublie pas de…
O
P Parle avec ton voisin.
Pense à…
Pose une question.
Présente…
Q
Maak een lijst van …
Maak een schema.
Interview …
Speel de dialoog …
Lees …
Zet (…) op de juiste plaats.
Zet in chronologische volgorde.
Zet een kruisje.
Noteer (sleutelwoorden …).
Vergeet niet te/om …
Spreek met je buur.
Denk aan …
Stel een vraag.
Presenteer …
R Raconte… Vertel …
Range les mots dans la grille.
Réfléchis…
Regarde…
Relis le texte.
Schik/Zet de woorden in het raster.
Denk na …
Bekijk …/Kijk naar …
Lees de tekst opnieuw.
Répète… Herhaal …
Réponds aux questions.
Beantwoord de vragen.
S Souligne… Onderstreep …
Surligne… Markeer …
T Transforme…
U Utilise (un dictionnaire (en ligne)).
V V Vrai ou faux? Corrige (si c’est faux).
W X Y Z
Zet om …
Gebruik (een (online)woordenboek).
Waar of niet waar? Verbeter (als het niet waar is).
JE ME PERDS DANS MES PASSETEMPS
PROLOGUE
CIRCUIT DES VERBES
Étape 1
LIVRE OU CINÉMA... TU CHOISIS QUOI ?
– parler de tes loisirs et donner ton opinion sur des passetemps (p. ex. la lecture, le cinéma...)
– écrire une petite critique d’un livre, d’un film ou d’une série
Étape 2
JE ME PLONGE
DANS LA MUSIQUE
– exprimer ton opinion sur une chanson – faire une émission de musique
Est-ce que tu sais… ?
� interpréter un tableau
� parler des passetemps
� argumenter pour ou contre la lecture et les films/les séries
� argumenter le choix d’un livre
� écrire une critique d’un livre ou d’un film/d’une série
� exprimer ton opinion sur une chanson
� écrire une lettre de fan
� répondre à un message sur la musique
� faire ta propre émission de musique
� parler de tes talents cachés
Est-ce
que tu comprends… ?
� des infographies sur les passetemps des Français et des Européens
� des opinions écrites sur un forum
� la couverture et le descriptif d’un livre
� des critiques de livres/de séries
� la bande-annonce d’une série
� des témoignages sur la musique
� deux vidéos sur les effets positifs de la musique
� une chanson sur la musique
� un extrait d’un roman pour ados
Est-ce que tu connais… ?
� le vocabulaire des passetemps
� le vocabulaire des livres
� le vocabulaire du cinéma
� le vocabulaire de la musique
� les structures pour parler de tes passetemps
� les structures pour argumenter pour ou contre la lecture et les films/les séries
� les structures pour argumenter le choix d’un livre
� les structures pour exprimer ton opinion sur une chanson
Est-ce que tu sais utiliser… ?
� l’adjectif et l’adverbe
� l’indicatif présent
� les formes toniques
Tu as répondu « oui » à toutes ces questions ?
Alors, c’est GAGNÉ !
Comme les personnages du dessin, regarde la peinture connue, qui a pour titre Les Loisirs - Hommage à Louis David.
A Tu vois quels personnages sur la peinture ?
B E xplique le titre de la peinture. Tu vois quels loisirs ?
C Tu connais un synonyme pour « un loisir » ?
D Regarde un autre tableau. Quel personnage de la peinture Les Loisirs y ressemble ?
1
PARLER
TU SAIS QUOI ?
Fernand Léger a peint Les LoisirsHommage à Louis David en 1948/49. Il voulait faire un tableau que tout le monde pouvait comprendre. En même temps, il voulait montrer son respect et son admiration pour un autre peintre célèbre, Jacques-Louis David. La peinture de Léger se trouve au musée Pompidou, un musée d’art moderne à Paris. Le centre Pompidou est connu pour son architecture spéciale, à savoir ses couleurs fortes et le grand escalier mécanique, appelé « la chenille ». Cela pourrait être quel animal ?
Regarde l’infographie à la page suivante. Réponds aux questions.
A L is les titres de l’infographie. Quel est le contenu, selon toi ?
B Quelles informations sont dans l’infographie ? Coche les bonnes réponses.
Quels sont les hobbies favoris des Français ?
Les Français préfèrent regarder la télé plutôt que lire un livre.
Les Français sont assez sportifs.
Le budget a une influence sur les loisirs.
Avoir beaucoup d’argent rend heureux.
Tous les Français partent en voyage.
Pour beaucoup de personnes, les loisirs et les petits plaisirs sont plus importants que les vacances.
C Quels sont les passetemps favoris des Français ?
Fais des phrases complètes.
Modèle : 24 % des Français font du sport.
D E xplique les chiffres.
7 7 % – 63 % – 21 % – 79 %
Lorsque le sujet est un pourcentage, le verbe s’accorde avec le complément.
p. ex. Soixante pour cent des gens ont voté.
S’il n’y a pas de complément, on fait l’accord avec le pourcentage.
→ < 2 : accord au singulier
→ = ou > 2 : accord au pluriel
p. ex. 1,9 % a voté contre la motion. 1 % n’a pas voté.
97,1 % ont voté pour la motion.
E Quand les Français ont moins de budget, cela influence leurs loisirs.
Comment ?
F Comment est-ce qu’on dit dans l’infographie … ?
– visiter des choses dans les environs :
– travailler dans sa maison :
– pouvoir acheter moins de choses :
Quels sont les loisirs préférés dans d’autres pays européens ?
Regarde la carte que le prof te montre.
Modèle : En Finlande, on préfère créer des podcasts. En Irlande, on adore la peinture.
Et toi, tu aimes quels passetemps européens ?
Et quels loisirs ne sont rien pour toi ? Discutez à deux.
Modèle : – Moi, j’aime peindre. Par contre, je déteste faire de la méditation.
Et toi ?
Tu sais encore ? en + pays féminin singulier (avec -e à la fin) + pays qui commence avec une voyelle Il habite en Tanzanie ou en Angola ?
au + pays masculin singulier Nous voyageons au Brésil. aux + pays pluriel Ils voyagent aux États-Unis.
• Moi, je ne déteste pas cela. Au contraire, j’adore faire de la méditation.
PARLER LIRE
1 LIVRE OU CINÉMA... TU CHOISIS QUOI ?
Tu connais encore le vocabulaire des loisirs ? Mets les passetemps à la bonne place.
A Note des substantifs. N’oublie pas l’article défini (le/la/l’).
Les activités sportives
Tu sais encore ?
pratiquer Ø un sport MAIS
– jouer au/à la/à l’ + sport de ballon
p. ex. jouer au football à la pétanque – faire du/de la/de l’ + nom
p. ex. faire du cyclisme de la natation de l’équitation
Tu sais encore ?
jouer d’un instrument de musique p. ex. jouer du piano de la guitare de l’ukulele
La musique
B Note des infinitifs.
Autres activités
À deux. Une personne mime un passetemps ; l’autre dit quel passetemps elle voit. Fais une phrase complète !
Modèle : Tu joues du violon.
Tu as oublié beaucoup de mots ? Reprends le vocabulaire des loisirs sur diddit.be !
À deux. Discutez de vos passetemps. → RÉCAP’
Structures : parler de tes passetemps p. 68
À la page suivante, tu peux lire quelques témoignages sur un forum en ligne.
A On pose quelle question aux membres du forum ?
B Qu’est-ce que chaque personne préfère : lire, regarder un film/une série ou les deux ?
Coche pour chaque membre la bonne réponse ou les bonnes réponses en haut des témoignages.
C Tu as trouvé la réponse comment ? Indique (en quatre couleurs différentes)…
– les arguments pour la lecture.
– les arguments contre la lecture.
– les arguments pour les films/les séries.
– les arguments contre les films/les séries.
D Quels arguments reviennent dans plusieurs réactions ?
Est-ce que vous préférez lire un livre ou regarder un film/une série ?
O Lire O Regarder un film/une série
Moi, je préfère regarder un bon film ou une série. Cela me prend beaucoup moins de temps que lire un livre de 150 pages, ce qui dure longtemps. En plus, lire est ennuyeux : il n’y a pas de musique et pas d’images qui rendent l’histoire captivante. Quand on lit, on doit vraiment s’imaginer tout et ce n’est pas relaxant. Quand je regarde un film, par contre, je vois qui sont les personnages et où tout se passe. C’est tout simplement plus chouette ! Et regarder un épisode d’une série, cela ne dure pas longtemps ! On y arrive chaque soir !
O L ire O Regarder un film/une série
Personnellement, j’aime autant l’un que l’autre. Quand on regarde un film, ça permet de se plonger différemment dans l’histoire, car on voit les expressions des acteurs et on entend la musique. Quand on lit, on veut connaitre tous les détails qu’on n’a pas forcément dans le film. Et on peut laisser libre cours à son imagination. J’adore donc les deux !
O Lire O Regarder un film/une série
J’adore les détails d’un livre. Je suis souvent déçu par les adaptations de romans à la télé ou au ciné. En même temps, j’aime aussi une très bonne série ou un très bon film, car je trouve cela très captivant. Difficile d’opposer les deux.
O L ire O Regarder un film/une série
Si on m’avait posé la question quand j’étais plus jeune, j’aurais dit les films. Je regardais un nouveau film chaque weekend. C’était plus facile que d’aller à la bibliothèque pour choisir un livre à lire. Mais depuis quelques années, j’ai découvert une vraie passion pour la lecture. Cela me calme énormément . Avant, je suivais vraiment l’actualité sur les films et les séries. Maintenant, je trouve que les blockbusters, ils sont tous identiques, et le cinéma est cher !
O L ire O Regarder un film/une série
Je préfère la lecture, sans doute. Quand je lis, mon imagination se fertilise constamment : je vois mes héros parler, je voyage, je pleure et je ris avec eux. Tout dépend de l’émotion que l’auteur décrit. Lire me fait voyager dans un autre monde.
Il est vrai que regarder un film est plus facile que lire un livre, mais tous les films inspirés de livres me déçoivent. Comme le temps est limité, on n’inclut pas toute l’histoire et on coupe des détails. Parfois, pour des raisons commerciales, on change même le courant des évènements, ou les personnages sont différents de ceux du roman.
Quand je sais qu’un roman que j’ai lu est reproduit en film, je cours cependant toujours au cinéma, car je veux être parmi les premiers à le regarder.
Et toi, qu’est-ce que tu préfères ? Lire un livre ou regarder un film/une série ? Pourquoi ? Discutez en classe ! Structurez bien vos arguments.
→ RÉCAP’
Structures : argumenter pour ou contre la lecture et les films/les séries structurer tes arguments p. 68
Relis une partie du texte. Puis, réponds aux questions.
Est-ce que vous préférez lire un livre ou regarder un film/une série ?
Si on m’avait posé la question quand j’étais plus jeune, j’aurais dit les films.
Je regardais un nouveau film chaque weekend. Mais depuis quelques années, j’ai découvert une vraie passion pour la lecture. Cela me calme énormément. Avant, je suivais vraiment l’actualité sur les films et les séries. Maintenant, je trouve que les blockbusters, ils sont tous identiques, et le cinéma est cher !
A Surligne les adjectifs.
B Surligne les adverbes. Utilise une autre couleur.
C Souligne le(s) mot(s) sur lequel l’adjectif/l’adverbe donne des informations.
D Choisis l’option correcte.
1 Un adjectif est un mot variable / invariable, qui peut / qui ne peut pas changer de forme. On fait / On ne fait pas l’accord en genre et en nombre avec le mot sur lequel l’adjectif donne des informations.
2 Un adverbe est un mot variable / invariable, qui peut / qui ne peut pas changer de forme. On fait / On ne fait pas l’accord en genre et en nombre avec le mot sur lequel l’adverbe donne des informations.
Tu réviseras l’emploi de l’adverbe dans l’étape 2 de ce Tour.
L’adverbe : formation
Pour déterminer un verbe, un adjectif, un autre adverbe ou une phrase complète, j’utilise un adverbe. L’adverbe est invariable.
La formation de l’adverbe qui se termine par -MENT
Tu sais encore ?
Pour former un adverbe qui se termine par -MENT, tu dois bien connaitre les règles pour le féminin de l’adjectif.
Beaucoup d’adverbes se forment à partir de l’adjectif singulier.
L’adjectif masculin singulier se termine par… une consonne complet mystérieux féminin de l’adjectif complète mystérieuse + -ment complètement mystérieusement
Adjectif masculin singulier Adverbe rapide rapidement vite snel bon bien goed, lekker meilleur mieux beter mauvais mal slecht gentil gentiment vriendelijk, lief énorme énormément enorm, heel erg long longtemps lang / très heel, erg / souvent vaak, dikwijls / beaucoup veel / peu weinig
8
Complète la grille.
A Surligne la dernière lettre/les dernières lettres de l’adjectif masculin.
B Mets l’adjectif d’abord au féminin si nécessaire. Si ce n’est pas nécessaire, mets un / .
C Forme l’adverbe.
MasculinFéminin (si nécessaire) Adverbe
1 sportif
2 poli
3 énorme
4 intelligent
5 passionné
6 long
7 curieux
8 courant
9 facile
10 courageux
Complète les phrases. Transforme les adjectifs donnés en adverbes.
1 fréquentJe regarde … la télévision le soir.
2 régulierIl joue … au foot.
3 calme Ils répondent … aux questions de leur prof de musique.
4 attentif Elle lit ce livre … .
5 joyeuxIls font ce gâteau … avec toute la famille dans la cuisine.
6 brutalElle a … répliqué à la remarque du prof.
7 élégantLa ballerine danse … sur la scène.
8 douxElle parle … avec sa copine au téléphone.
9 lentJe joue … du piano.
10 bonTu as … couru cet après-midi.
Complète les phrases logiquement. Transforme les adjectifs donnés en adverbes.
actif – facile – faux – lent – mauvais – poli – rapide – récent – tranquille – urgent
1 Il doit … se préparer à son examen de piano. C’est déjà demain !
2 Les élèves répondent … aux questions du prof.
3 Je participe … au match de volley.
4 Le cycliste roule … : il fait du 40 à l’heure.
5 J’ai … compris les explications de l’instructeur de surf. Maintenant, je ne sais pas ce que je dois faire.
6 …, j’ai commencé à peindre. Je fais des peintures depuis une semaine seulement !
7 Je lis … mon livre, assis dans mon fauteuil.
8 La voiture fait du 15 à l’heure. Pourquoi est-ce que le chauffeur conduit si … ?
9 Le joueur a … réagi contre l’arbitre et il a eu un carton rouge.
10 Avec le GSM, tout le monde peut … contacter ses amis.
Fais des phrases avec les éléments donnés.
– Conjugue les verbes.
– Transforme chaque adjectif en adverbe.
1 Ils / aller / préparer / parfait / leur scène de théâtre / .
2 Nous / aimer / énorme / la lecture / .
3 Je / aller / peindre / prudent / les détails de cette peinture / .
4 Tu / avoir / réagir / impulsif / , sans réfléchir / .
5 Nous / avoir / aimer / bon / le repas qu’elle a cuisiné / .
du collège ce jour-là, mobylette d’oncle Blabla, mal aux fesses et que n’en finit pas sous le soleil nous rougeoie, je suis que le monde m’appartient. encore que je me trompe moi qui, depuis ma naissance, appartiens.”
se passe cette histoire, car elle pourrait le monde entier. C’est le portrait adolescente rebelle qui incarne le cri silencieux millions de jeunes filles, mariées de force
Trouver un bon livre à lire, ce n’est pas facile. Avant de se décider, on regarde le livre dans un magasin physique ou en ligne.
A Combine chaque mot avec sa définition.
B Indique les différentes parties sur l’image.
2un extrait
3la première de couverture
4 le titre
5l’auteur(e)/l’écrivain(e)
6les prix remportés
1le descriptif a b c d e f les récompenses que le livre a reçues la personne qui a écrit le livre un petit texte qui décrit l’histoire, un résumé court de l’histoire le nom du livre un fragment, un passage du livre la partie du livre qu’on voit immédiatement, qui contient (souvent) une image et des informations (titre, auteur, etc.)
“En rentrant du collège ce jour-là, assise sur la mobylette d’oncle Blabla, même si j’ai mal aux fesses et que le chemin n’en finit pas sous le soleil qui devant nous rougeoie, je suis convaincue que le monde m’appartient. J’ignore encore que je me trompe et que c’est moi qui, depuis ma naissance, lui appartiens.”
Peu importe où se passe cette histoire, car elle pourrait se dérouler dans le monde entier. C’est le portrait d’une adolescente rebelle qui incarne le cri silencieux de douze millions de jeunes filles, mariées de force chaque année.
Et toi ? Comment est-ce que tu choisis un bon livre ? Explique.
→ RÉCAP’
Structures : argumenter le choix d’un livre p. 69
Voici différents livres.
A Regarde les couvertures. Est-ce qu’il y a des livres qui t’intéresseraient ? Explique.
Grandir, ce n’est pas simple du tout. Vania, une ado de 15 ans, vit seule avec son père, un taxidermiste1 un peu bizarre. Elle n’est pas amie avec la fille la plus populaire de l’école, et en plus, un de ses yeux a des folies. En résumé, la vie de Vania, ce n’est pas la joie. Un jour, elle reçoit un e-mail anonyme qui lui dit qu’elle n’est pas juste une « fourmi2 noire » ordinaire, mais qu’elle a beaucoup de qualités. Ça surprend Vania, et elle décide de prendre confiance en elle.
Ce livre, drôle et émouvant, parle des choses de la vie des ados. L’auteur aborde des sujets sérieux comme la tristesse, les divorces, les problèmes à l’école et le mal-être, mais toujours avec un peu d’humour. Si on ajoute une écriture facile à comprendre et des personnages intéressants, on obtient un livre que tous les ados devraient lire. Les parents, qui parfois ne comprennent pas trop leurs enfants, devraient le lire aussi, c’est sûr.
Les 16 ans de Nine sont enfin là et sa maman, Titiana, décide de lui révéler un gros secret de famille. Pendant une nuit dans une cabane au bord d’un lac, mère et fille sont seules pour un voyage familial émouvant entre passé et présent. C’est une belle nuit où Nine fait des découvertes incroyables et apprend à connaitre sa maman autrement. Elle plonge même dans les années 1980 et 1990, quand sa mère était ado !
Ce moment intime entre la mère et la fille est touchant. Dès le début, le lecteur est comme une petite souris dans cette famille spéciale, où les relations ne sont pas simples, l’amour familial est compliqué et les secrets pèsent depuis longtemps. L’histoire est belle et poétique. Un super roman.
Au 19e siècle, aux États-Unis, Billy, un jeune esclave noir de 15 ans, est en fuite. Il cherche la liberté. Centcinquante ans plus tard, Jasper, un étudiant américain, descendant de Billy, découvre un vieux cahier. À partir de ce moment, il devient obsédé par la recherche de son passé. De New York à Bordeaux, il veut retrouver les traces de son ancêtre1.
Marche à l’étoile est un récit magnifique, une histoire de recherche. C’est l’histoire de la liberté, avec un jeune homme noir prêt à tout pour devenir libre, et celle de Jasper, un étudiant qui veut comprendre ses origines pour mieux se connaitre. Le roman est très bien documenté sur le drame de l’esclavage et l’histoire des personnes de peau noire. Cette belle histoire, toujours actuelle de nos jours, se lit comme une leçon d’histoire. C’est un récit d’aventure formidable, qui traite des thèmes de la tolérance et de la liberté.
D’après : www.leparisien.fr
B L is les textes. Puis, réponds aux questions.
1 Les textes contiennent deux parties. De quoi est-ce que chaque partie parle ?-
2 Les lecteurs des livres sont positifs ou négatifs ?
3 Sur quels sujets est-ce qu’on fait des commentaires ?
a Coche les bonnes réponses.
1 un ancêtre : een voorouder les thèmes traités les personnages le niveau de difficulté la couverture le style, la manière d’écrire le public cible, pour qui le livre est écrit les prix gagnés l ’auteur du livre
b E xplique tes réponses : surligne pour chaque sujet un exemple dans le texte.
TU SAIS QUOI ?
Un texte où quelqu’un donne son opinion sur un livre, un film, une série, etc. s’appelle une recension (= een review) ou une critique. C’est un texte subjectif dans lequel une personne juge une œuvre. Avec son texte, l’auteur veut convaincre le lecteur (ou l’auditeur) de (ne pas) lire le livre ou de (ne pas) regarder le film ou la série. Sur le site Web ou dans l’application Babelio, on peut lire plein de critiques littéraires en français.
De : Babelio.com
C Il s’agit de quel(s) livre(s) ? Coche toutes les bonnes réponses.
La Fourmi rouge L’aube sera grandiose Marche à l’étoile
1 Le thème central, c’est la famille.
2 C’est un roman historique.
3 Le livre n’est pas difficile.
4 Je m’engage pour la bonne cause Black lives matter. Ce livre m’intéressera.
D Vrai ou faux ? Corrige si c’est faux, explique si c’est vrai.
1 Vania est très populaire à l’école.
2 Vania reçoit un e-mail de sa copine. L’e-mail donne de la confiance à Vania.
3 Le caractère de Vania change au cours de l’histoire.
4 Nine découvre la vie de sa maman quand elle était jeune.
5 L’amour dans la famille de Nine, c’est simple.
6 La maman de Nine lui raconte le secret de famille à la maison.
7 Billy vivait à Bordeaux.
8 Il y a une relation familiale entre Billy et Jasper.
9 Le livre Marche à l’étoile est basé sur de vraies informations.
10 Marche à l’étoile veut donner un message toujours actuel sur des thèmes importants.
E Après avoir lu les descriptifs, tu as changé ton opinion (cf. question 13A) ? Tu lirais quel livre ? Et quel livre n’est rien pour toi ? Pourquoi (pas) ? Note des mots-clés sur une feuille. Puis, raconte !
Vrai Faux
Les livres, ce n’est rien pour toi ? Tu préfères regarder des films ou des séries ? À toi de te faire entendre !
– Tu regardes beaucoup de séries ou plutôt des films ? Explique ta réponse.
– Quelle est ta série favorite ? Pourquoi ?
– Quel est ton film favori ? Pourquoi ?
– Tu as déjà regardé un film ou une série francophone ? Raconte.
(Re)découvre le vocabulaire du cinéma ! Complète les phrases avec les mots suivants. Fais les accords nécessaires.
1 Ce film a … un prix au Festival du film à Cannes.
2 J’aime regarder un film sur grand … au … . Au Kinépolis, il y a des fauteuils confortables et de bons snacks.
3 Dans le …, on décrit de façon détaillée les scènes d’un film qu’on va tourner.
4 Un film est filmé avec une … .
5 Dans un …, il y a beaucoup de combats et d’explosions.
6 – Qui est ton … favori ?
• Je suis fan de Timothée Chalamet.
– Et ton … favorite ?
• C ’est Millie Bobbie Brown, qui joue dans Stranger Things.
7 Quand je regarde un film français, j’ai besoin de … en néerlandais pour comprendre ce qu’on dit.
8 Tu as vu tous les … de la série Lupin ? Il y en a dix-sept au total, divisés sur trois saisons.
9 Ma maman aime regarder des … historiques, où les acteurs et actrices portent de beaux costumes.
10 Dans les films de Marvel, Superman est un des … .
11 En France, on … les films anglophones : on n’entend pas la langue originale. Tous les personnages parlent le français.
12 Steven Spielberg est le … de films comme E.T. et Indiana Jones.
13 – La … du film aura lieu quand ?
• Il sera lancé au cinéma le 30 avril.
14 Un film n’est pas filmé en une fois. On filme les différentes … en plusieurs parties.
15 Tu as vu l’… de ce film ? Elle me donne envie d’aller regarder !
16 – Tu préfères quel … de film ?
• Moi, j’adore les … . Ce type de films me fait rire !
17 Tu as vu la … de ce nouveau film avec Omar Sy ? Elle montre un résumé en 1 minute 30.
18 Dans ce film d’action, on utilise des … pour faire voler et transformer les personnages.
19 Dans ce …, Indiana Jones va à la découverte d’un temple ancien au milieu de la jungle.
20 L’… de ce film m’intéresse : dans le film, il s’agit d’une femme qui n’est pas vraiment qui elle dit être.
Attention à la prononciation des lettres c et g !
A L is le cadre.
Devant une voyelle du mot « auto », le c et le g se prononcent comme [k] et [g]. p. ex. caméra, gagner, intrigue
Devant les autres voyelles (e, i), le c et le g se prononcent comme [s] et [ʒ]. p. ex. cirque, spécial, geste
Devant une voyelle du mot « auto », la cédille indique qu’on ne prononce pas le c comme [k], mais comme [s]. p. ex. garçon
B L is les phrase suivantes à haute voix. Attention aux mots en gras !
1 Silence ! Les caméras tournent.
2 Tu m’accompagnes au cinéma ?
3 Le film a gagné un prix pour son intrigue originale.
4 Cette scène est vraiment spéciale.
5 Pendant le tournage du film, il a beaucoup neigé.
Regarde l’affiche et la bande-annonce de cette série francophone connue. Réponds oralement aux questions.
1 Quel est le titre de la série ?
2 La série se déroule où ?
3 On est dans quel musée ?
4 Le personnage principal, Assane, fait quel travail ?
5 Qu’est-ce qu’on va vendre ?
6 Qu’est-ce qu’Assane veut faire ?
7 Il s’inspire de livres qu’il a lus. Qui est le personnage principal de ces livres ?
8 A ssane a reçu ces livres de qui ?
9 La série est pleine d’action. Donne quelques exemples.
19
Pourquoi (pas) ? Note d’abord quelques mots-clés. Puis, discutez en classe ! 18
Voilà quelques jeunes qui ont vu la série et qui donnent leur opinion. Surligne les arguments positifs et les arguments négatifs. Utilise deux couleurs différentes.
Mes parents avaient vu la première série de Lupin sur Netflix. Ils m’ont dit que je devais regarder. Franchement, je ne m’attendais pas à grand-chose, mais je l’ai vraiment adorée. La série est tout simplement super ! Omar Sy joue très bien ; il est drôle et charmant. Les histoires de Lupin sont vraiment passionnantes, avec beaucoup de surprises. En plus, les endroits sont beaux et la musique est géniale. Les personnages sont sympas et chaque épisode est excitant. Regardez la série, c’est vraiment bien !
Lupin avec Omar Sy est intéressant à regarder. La série mélange l’action et le mystère. Selon moi, Omar Sy apporte une énergie unique au personnage principal et le décor parisien est joli. Les histoires sont aussi bien écrites, mais parfois un peu trop prévisibles. Le spectateur sait déjà comment ça va terminer… En plus, la série manque parfois d’émotion profonde. Malgré cela, Lupin me faisait vivre des moments captivants. Une bonne idée pour les vacances d’automne !
Je n’aime pas du tout Lupin. J’avais de grandes attentes, mais Omar Sy ne m’a pas plu en Assane. Les histoires sont ennuyeuses, sans surprise, et la série ressemble à tant d’autres, c’est nul. En plus, les dialogues sont plats et les personnages sont faibles. C’est décevant, je ne recommande pas du tout cette série.
Après avoir vu la bande-annonce, tu voudrais voir la série ?
CIRCUIT DES VERBES
L’INDICATIF PRÉSENT : RÉVISION
Lis une autre critique de la série Lupin.
A Est-ce qu’il s’agit d’une critique plutôt positive ou négative ? Explique ta réponse.
B Regarde bien les verbes soulignés, qui se trouvent à l’indicatif présent. Mets les numéros à la bonne place dans la grille sous le texte.
Assane Diop (Omar Sy) est orphelin. Vingt ans plus tôt, son père, injustement soupçonné du vol du Collier de la reine, est mort en prison. Le petit Assane souffre (1) et grandit (2) solitairement. Fan d’Arsène Lupin, il utilise (3) ses dons pour la cambriole et commet (4) mille petits vols. Un jour, on retrouve (5) le Collier de la reine et on le vend (6) aux enchères1. Assane n’a plus qu’une idée en tête : le voler. De cette façon, il espère (7) laver l’honneur de son père.
Bien sûr, je ressens (8) un petit frisson à retrouver le « gentleman cambrioleur » Arsène Lupin. La distribution de la série est incroyable, comme le sourire d’Omar Sy, et la réalisation a dû couter cher. Mais pour moi, les atouts de la série en finissent (9) là.
Lupin reprend (10) les codes des romans-feuilletons et des vieilles séries. Ses personnages sont archétypiques : le gentleman cambrioleur, la jolie jeune femme, l’ami fidèle…. Hélas, les modes ont changé. Les personnages ont gagné en profondeur, les intrigues sont plus complexes.
Le casse du Louvre au début de la série s’annonce (11) spectaculaire. Hélas, on nous révèle (12) tout le déroulement par avance et la fin ne nous surprend (13) pas.
Autre exemple dans le deuxième épisode : Assane promet (14) à un homme mourant de faire sourire sa femme. La scène suivante, où il laisse (15) un diamant à la veuve, est trop cliché.
Bref, je n’attends (16) pas la deuxième saison de la série.
D’après : www.allocine.fr
Verbe en…
2
1 L es verbes en -ER
Regarde les verbes dans la première colonne de l’exercice 1. Ce sont des verbes en -ER.
A Note leur infinitif.
B Il y a deux formes particulières des verbes en -ER dans le texte. Il s’agit de quels verbes ?
L’indicatif présent des verbes en -ER
Il y a les verbes réguliers en -ER, mais aussi certains verbes qui ont une conjugaison particulière.
Les verbes réguliers
jeparl e tu parl es il/elle/onparl e nousparl ons vous parl ez ils/ellesparl ent
Les cas particuliers
Le « e » muet
Un « e » muet = un « e » qu’on ne prononce pas ou un peu = un « e » qu’on prononce comme dans le mot le
1 Les verbes du type nettoyer et essuyer (verbes en -OYER/-UYER) y → i devant un « e » muet nettoy er je nettoi e tu nettoi es il/elle/on nettoi e
nous nettoy ons vous nettoy ez ils/elles nettoi ent essuy er j’ essui e tu essui es il/elle/on essui e
Autres verbes qui se conjuguent comme nettoyer : employer (gebruiken), envoyer (opsturen)…
Autres verbes qui se conjuguent comme essuyer : s’ennuyer (zich vervelen), appuyer (drukken)…
Les verbes en -AYER suivent les règles normales p. ex. Je paye. Elles essayent.
nous essuy ons vous essuy ez ils/elles essui ent
2 Les verbes (s’)appeler et jeter
l → ll devant un « e » muet
t → tt devant un « e » muet
appel er j’ appell e tu appell es il/elle/onappell e nousappel ons vous appelez ils/ellesappell ent
jet er jejett e tu jett es il/elle/onjett e nousjet ons vous jetez ils/ellesjett ent
3 Les verbes du type lever (verbes avec un « e » muet + consonne + -ER)
e → è devant un « e » muet lev er jelèv e tu lèv es il/elle/onlèv e nouslev ons vous levez ils/elleslèv ent
Autres verbes qui se conjuguent comme lever : se lever (opstaan), se promener (wandelen), geler (vriezen), peser (wegen), mener (leiden, brengen), ramener (terugbrengen)…
4 Les verbes du type répéter (verbes en « é » + consonne + -ER) é → è devant un « e » muet répét er je répèt e tu répèt es il/elle/on répèt e nous répét ons vous répét ez ils/elles répèt ent
Autres verbes qui se conjuguent comme répéter : espérer (hopen), préférer (verkiezen), régler (regelen), compléter (vervolledigen)…
Les voyelles du mot « auto »
1 Les verbes en -CER
c → ç devant A, U, O
commenc er jecommence tu commenc es il/elle/oncommence nouscommenç ons vous commencez ils/ellescommenc ent
Autres verbes qui se conjuguent comme commencer : placer (plaatsen), effacer (uitwissen), lancer (gooien), annoncer (aankondigen)…
2 Les verbes en -GER g → ge devant A, U, O mang er jemange tu mang es il/elle/onmange nousmange ons vous mangez ils/ellesmang ent
Autres verbes qui se conjuguent comme manger : nager (zwemmen), ranger (opruimen, rangschikken), bouger (bewegen), voyager (reizen)…
Tu sais encore ?
Tu connais encore la conjugaison du verbe irrégulier aller ?
Regarde diddit.be ! 3 4
Complète les phrases avec les verbes suivants. Conjugue-les à l’indicatif présent.
B Conjugue chaque verbe à l’indicatif présent. Suis le bon modèle de conjugaison ! placernous nettoyerelles
manger tu préférer vous chercherelle jeter tu appelernous acheter j’ répéteril alleron appuyer tu nagernous
Complète les phrases avec les verbes suivants. Conjugue-les à l’indicatif présent.
s’amuser – corriger – effacer – exagérer – gagner – geler – se lever –peser – pleurer – se promener
1 Il … 68 kilos.
2 Le bébé … déjà toute la nuit.
3 Le club de Bruges … le match contre Anderlecht avec 3-0.
4 Elle … à 5 heures du matin. C’est tôt, non ?
5 Elles … à cette fête : elles y dansent, chantent, etc.
6 En hiver, il … en Islande. Des températures de -25 °C, c’est extrême !
7 Après le cours, nous … le tableau.
8 – Ce test est super difficile !
• Tu … , Bram. Ce n’est pas si difficile !
9 La prof … nos tests dans l’après-midi.
10 – Ce weekend, il fait beau. On … au parc ?
• Bonne idée !
2 L es verbes en -IR
Regarde les verbes dans la deuxième colonne de l’exercice 1 (p. 34). Ce sont des verbes en -IR.
A Note leur infinitif.
B Ces verbes se conjuguent comme quel « verbe type » ?
– comme finir :
– comme sentir :
– comme ouvrir :
L’indicatif présent des verbes en -IR
Pour les verbes en -IR, il y a trois types.
Les verbes réguliers type finir
La plupart des verbes en -IR se conjuguent comme finir.
Le -i- reste !
Les verbes réguliers type sentir
sen t ir dor m ir je sensje dors tu sens tu dors il/elle/on sentil/elle/on dort
nous sen t ons nous dor m ons vous sen t ezvous dor m ez ils/elles sen t ent ils/elles dor m ent
Le -i- disparait !
Les verbes qui se conjuguent comme sentir : mentir liegen sentir voelen, ruiken servir bedienen sortir naar buiten gaan, uitgaan, uitkomen dormir slapen partir vertrekken fin i r réfléch i r je fin i sje réfléch i s tu fin i s tu réfléch i s il/elle/on fin i t il/elle/on réfléch i t nous fin iss ons nous réfléch iss ons vous fin iss ezvous réfléch iss ez ils/elles fin iss ent ils/elles réfléch iss ent
Attention : la dernière lettre du radical disparait au singulier !
Comment les retenir?
Prends les deux premières lettres : MESESESODOPA.
Les verbes réguliers type ouvrir
ouvr ir
j’ ouvr e tu ouvr es il/elle/on ouvr e
nous ouvr ons vous ouvr ez ils/elles ouvr ent
Sujet + radical + terminaison des verbes en -ER
Les verbes qui se conjuguent comme ouvrir : couvrir ((be)dekken), découvrir (ontdekken), offrir (aanbieden), souffrir (lijden), cueillir (plukken), accueillir (verwelkomen)
Voici des verbes en -IR.
Tu sais encore ?
Tu connais encore la conjugaison des verbes irréguliers fréquents en -IR (venir, courir, fuir, tenir, mourir) ? Regarde diddit.be !
A Ils suivent quel modèle de conjugaison ? Note le chiffre correct.
1 t ype finir 3 t ype ouvrir 2 t ype sentir 4 verbe irrégulier
offrir venir cueillir souffrir
dormir guérir mentir maigrir grandir réfléchir tenir dormir
B Conjugue chaque verbe à l’indicatif présent. Suis le bon modèle de conjugaison ! offrir ils venirelles
dormir tu guérir tu grandir vous réfléchirje
cueilliril souffrirje mentir ils maigrirnous teniron dormir vous
8
3 L es verbes en -RE
Regarde les verbes dans la troisième colonne de l’exercice 1 (p. 34). Ce sont des verbes en -RE.
A Note leur infinitif.
9
B Ces verbes sont réguliers ou irréguliers ?
– verbes réguliers :
– verbes irréguliers :
L’indicatif présent des verbes en -RE
atten d re j ’ atten d s tu atten d s il/elle/on atten d nous atten d ons vous atten d ez ils/elles atten d ent
Tu sais encore ?
Tu connais encore la conjugaison des verbes irréguliers fréquents en -RE (les verbes conjugués comme prendre et mettre) ?
Regarde diddit.be !
Autres verbes réguliers en -RE : descendre (naar beneden gaan), entendre (horen), perdre (verliezen), répondre (antwoorden), vendre (verkopen)
Conjugue les verbes à l’indicatif présent.
1 confondreIls … les frères jumeaux identiques.
2 mettre Nous … de l’argent de côté.
3 battre Je … ma petite sœur à la course.
4 prendreNous … notre sac à dos.
5 descendreLes enfants … en courant.
6 perdre Je … mes clés.
7 répondreTu … à la question ?
8 comprendreIls ne … pas pourquoi le prof est fâché.
9 promettre Vous … d’être sages, les enfants ?
10 attendreJ’… mon bus.
11 entendreTu … cette belle chanson ?
12 remettre Ils … leur rendez-vous à plus tard.
Vocabulaire : parler des passetemps, des livres et du cinéma p. 71
Grammaire : l ’adverbe (formation) p. 75
l ’indicatif présent : révision diddit.be
ARRIVÉE : Fan enthousiaste… ou pas ?
Tu es fan d’un livre particulier, d’un film ou d’une série ?
Ou tu as lu/vu quelque chose que tu n’as pas aimé du tout ?
À toi de communiquer ton opinion au monde !
OR IENTATION
Choisis un livre, un film ou une série que tu (n’)as (pas) aimé(e).
PRÉPARATION
– Note des mots-clés pour résumer le contenu du film, de la série ou du livre.
– Révise les structures pour argumenter pour ou contre la lecture et les films/ les séries (récap’ p. 68).
– Réfléchis aux arguments que tu vas donner (au moins quatre). Note des mots-clés.
ACTION
– Écris le texte pour un forum en ligne, p. ex. celui de Babelio.
Modèle : J’ai énormément aimé le livre parce que… Je n’ai pas vraiment apprécié le film parce que…
– L is les textes des autres élèves. Qui t’a convaincu le plus ? Pourquoi ?
R ÉFLEXION
La tâche a été comment ?
J’utilise le bon vocabulaire pour parler des livres, des films et des séries.
J’utilise les bonnes structures pour donner mon opinion sur un livre, un film ou une série.
Attitudes et stratégies :
– Je soigne mon orthographe et ma langue.
– Quand je parle, j’adopte une intonation vive. Je soutiens mon message par des gestes appropriés.
élève prof
Quelles fautes est-ce que je dois éviter la prochaine fois ?
Conseils du prof
ÉCRIRE LIRE PARLER
2 JE ME PLONGE DANS LA MUSIQUE
Tu connais encore le vocabulaire de la musique ? Complète les phrases avec les mots suivants. Fais les accords nécessaires.
ambiance – chanson – chanteur – concert – groupe de musique –guitariste – musicien – orchestre – rythme – tournée – voix – classique –doux – musical – composer
1 Je n’aime pas la musique … de Mozart et de Beethoven.
Je préfère la musique moderne.
2 La maman met un peu de musique … pour son petit bébé.
3 – Qui a … la pièce Clair de lune ?
• C ’est Claude Debussy.
4 Cette … a un bon … . Cela me donne envie de danser. /
5 J’aime bien la … de Louane. Elle chante vraiment bien.
C’est ma … favorite.
6 Sexion d’Assaut a donné un … magnifique au Zénith de Lille. Tous les tickets ont été vendus.
7 Vitaa et Slimane sont des … français connus.
8 Ce garçon a beaucoup de talent … : il joue du piano et il est aussi un … doué. Il joue de la guitare électrique.
9 À la Night of the Proms, les artistes chantent avec un grand … symphonique.
10 Mon … favori ? Ce sont les Foo Fighters.
11 Le groupe a fait une … aux États-Unis.
12 Pendant le concert, l’… était bonne : tout le public chantait et dansait.
Tu connais encore les noms des instruments de musique ? Heureusement, beaucoup de mots sont transparents ! Fais l’exercice sur diddit.be. 1 2
À deux. Une personne imite un instrument de musique ; l’autre dit de quel instrument il s’agit avec une phrase complète !
Modèle : Tu joues de la flute.
Tu as oublié beaucoup de mots ? Reprends le vocabulaire de la musique sur diddit.be !
Lis les témoignages. Puis, fais les exercices sous les textes.
Je suis un grand fan de musique. J’aime beaucoup (1) mes albums préférés. Ma collection (2) une place spéciale dans ma vie, car j’ai toujours (3) de découvrir de nouveaux artistes et différents (4). Pour moi, la musique, c’est plus qu’une passion, c’est un moyen de m’(5) dans un autre monde, de me sentir bien. La musique me fait (6) mes émotions plus intensément. Ma collection reflète qui je suis et comment je me sens. Elle me permet de m’(7).
Cette passion m’a aussi aidé à rejoindre une (8) de fans qui aiment les mêmes types de musique. Discuter avec d’autres personnes qui (9) mes gouts, c’est fantastique. Avec leur aide, je peux découvrir de nouvelles chansons et, à mon tour, je peux faire ressentir aux autres la magie de la musique.
Relis le témoignage de Simone. Regarde les formes surlignées. Ce sont des pronoms toniques.
8
Les formes toniques
Quelles sont les formes toniques ?
PRONOM PERSONNEL SUJET FORME TONIQUE je moi tu toi
il/elle lui/elle nous nous vous vous ils/elles eux/elles
On utilise une forme tonique…
– seule (comme réponse à une question)
– pour renforcer le sujet
– derrière une préposition (chez, avec, etc.)
– dans une comparaison, derrière « que » – à l’impératif avec les verbes pronominaux (toi, nous, vous).
Qui est le chanteur du groupe ? Lui !
Toi, tu aimes plutôt le rock.
Grâce à eux, j’ai pu aller au concert. Ma mère aime la musique classique plus que moi
Asseyons-nous au premier rang !
Complète les phrases avec la forme tonique correcte.
1 …, ils savent très bien chanter.
2 – Qu’est-ce que tu veux avoir ?
• Donne -… le CD de Soprano s’il te plait.
3 Gilbert adore la musique française. Selon …, Édith Piaf était la meilleure chanteuse !
4 Merci, maman et papa. Grâce à …, je peux acheter des tickets pour le concert de Coldplay.
5 – Louis adore la musique classique. Et sa copine ?
• …, elle a une préférence pour le rock.
6 Et …, qu’est-ce qu’elles vont faire ce soir ? Elles vont au cinéma ?
7 J’ai rendez-vous avec Redouan. Avec …, je m’amuse toujours, même s’il est plus jeune que … .
8 Moi, c’est Clarissa. …, ce sont Patrice et Annick.
9 – Qui est le prof de français ?
• … !
Tu vas découvrir une première vidéo sur la musique.
A Regarde la vidéo une première fois.
Pour en arriver à une communication réussie, certains éléments doivent être présents.
1 Lis le schéma de la communication. Tu comprends tous les éléments ?
Contexte de la communication (environnement, situation…)
Référent (sujet)
Message (forme)
Émetteur
De : capsurvous.com
Récepteur
Canal / Média
BRUITS BRUITS
Codage - Code - Décodage
Feedback - Rétroaction
2 Maintenant, complète le schéma pour la vidéo que tu viens de regarder.
CONTEXTE
On regarde la vidéo en classe.
Sujet
Émetteur
Récepteur
Message
Quand écouter de la musique ?
Les effets positifs de la musique
Les effets négatifs de la musique
Comparer le rap et la musique classique
BRUITS
Canal / Média
BRUITS
Codage - Code - Décodage
Parler français
Feedback - Rétroaction
B Regarde la vidéo une deuxième fois.
1 Quand écouter de la musique ? Complète le schéma avec les mots qui manquent.
Quand écouter de la musique ?
Le matin
À l’école
Dans une fête
La sonnerie du → On entend une chanson . Cela donne – de ;
– l’impression d’être plus vivant.
Sous la , tout le monde .
Pendant la
On commence à et à .
Quand on s’ennuie Pour un peu
2 Pourquoi écouter de la musique ? Quels arguments en faveur de la musique est-ce que tu as entendus ? Coche les options correctes.
La musique réduit le stress.
Grâce à la musique, on peut se détendre quand on est fatigué.
Quand on est content, on peut faire la fête à l’aide de la musique.
La musique nous réconforte quand nous sommes tristes.
La musique produit de la dopamine. Nous nous sentons heureux grâce à la musique.
On peut plus facilement retenir des choses à étudier.
Les paroles peuvent nous faire rire ou nous mettre en colère.
La voix d’un chanteur peut nous toucher.
La musique engage tout le corps.
B Regarde la vidéo une deuxième fois. 10
Tu vas découvrir une deuxième vidéo sur la musique.
A Regarde la vidéo une première fois. Quel est le thème de la vidéo ?
1 Complète le schéma sur les effets de la musique.
Le rythme
La musique effet (sur le corps)
Le ton stimulent des récepteurs dans le
Les
effet immédiat dans le corps
2 Regarde l’image. C’est une illustration de quel projet décrit dans la vidéo ?
?
3 Quels arguments de la première vidéo (ex. 9) est-ce que tu as aussi entendus dans la deuxième vidéo (ex. 10) ?
Quels effets positifs est-ce que la musique a sur toi ? Raconte ! Inspire-toi des vidéos que tu as vues.
Tu vas écouter une chanson de Pascal Obispo. A Regarde la photo du chanteur. Il se déguise comment ?
B Écoute la chanson et regarde le clip une première fois.
Complète les paroles avec les mots qui manquent.
Allons en fan
1 5
10
Des larmes
Des sanglots longs, de longs sanglots
Le vacarme
Soudain, dans la (1) du haut
Mes quatre murs (2)
Je les quittais peu
Mais voyez, messieurs, au son de mes (3)
Refrain
Tout j’m’en moque
Tant qu’il y a des flamants (4)
Fan du rock
Il y a le King et le blues
Tout en toc1
À part les cris, les applauses
Mon (11)
Mon sang, ma chair et mes tourments
D’office
45 Mets le son à feu et à sang
Des quatre murs (12)
Il en sort très peu
On a le même dieu, des demi-dieux
25
Oui, je m’en moque
15 20 Allons en, allons (5)
Tant que les pierres qui roulent, jam
Fan du (6)
Et les yéyés2 , du tamtam
Tout en toc
À part Noel et Liam
Avant que l’on se fane3
Allons en, allons en fan
Le temps a (7)
Les murs ont (8)
Mes (9) sont restés au mur accrochés
Je m’en moque
J’aime les Clash et Yellow
Fan du rock
Debout le Slash et Divo
Tout est toc
Sauf l’encre (10) sous ma peau
Allons en, allons en fan
Oui, je m’en moque
À part Serge et ses Gitanes
Fan du rock
Le sac à manteau Kahan
Tout est toc
Sauf à la Dinsay Rammstein
40
Avant que l’on se fane
Allons en, allons en fan
1 toc = faux, une imitation
2 le yéyé = style de musique des années 1960
3 se faner = perdre sa beauté (verwelken)
50
55
Il s’en moque
Tant qu’il y a Marquis de Sade
Fan de rock
Le cuir à Noz Zorbolan
Tout en toc
À part Roxie et Roxanne
Allons en, allons en fan
Tout, je m’en moque
Ce que ferait Young de Boyscott
Fan de rock
J’suis un enfant de mon époque
60
Tout est toc
J’appuierai jamais sur « stop »
Avant que l’on se fane
Allons en, allons en fan
Avant que l’on se fane
65
Allons en fan, allons en fan
Allons en, allons en fan
Avant que l’on se fane
Allons en, allons en fan, ouuh
Allons en fan
70
Allons, allons, allons en fan
Allons, allons, allons en fan
Avant que l’on se fane
Allons en fan
C Écoute la chanson et regarde le clip une deuxième fois. Puis, réponds aux questions.
1 Le début du clip va bien avec le titre. Comment ? Explique.
2 Le personnage principal dans le clip est fan de quel genre de musique ?
3 Quels sont ses artistes favoris ? Surligne-les dans le texte.
4 Quel pourrait être le message de la chanson ? Coche la réponse correcte.
La musique, c’est magnifique.
Regarde-moi, j’ai énormément de succès.
Tu ne dois jamais abandonner ton rêve, même si les autres veulent te décourager.
Ne montre jamais tes sentiments.
Maquille-toi.
5 Comment est-ce qu’on le dit dans la chanson ?
1 Je restais beaucoup dans ma chambre. Je sortais peu.
2 Messieurs, pendant que j’étais dans ma chambre, j’écoutais mes artistes favoris.
3 Je ne vais jamais arrêter. Je continue à écouter de la musique.
4 On doit profiter de la musique le plus possible quand on est encore jeune.
5 Je suis un enfant de mon temps.
D Écoute la chanson et regarde le clip une troisième fois. Dans le clip, on suit le chanteur à plusieurs moments dans sa vie. Qu’est-ce qui se passe ? Raconte à l’aide des mots-clés.
STRATÉGIE
Les images qui accompagnent un texte peuvent t’aider à comprendre le contenu du texte/des paroles.
ÉCOUTER PARLER
ÉCOUTER PARLER
une guitare – se moquer de –se maquiller
jouer de la guitare – chanter –sa copine – son papa
Quelle est ton opinion ?
A Tu as aimé la chanson ? Pourquoi (pas) ?
jouer de la guitare – chanter –des posters – sa maman
succès – fans
Structures : exprimer ton opinion sur une chanson p. 70
B Tu as aussi un rêve que tu veux absolument réaliser, comme Pascal Obispo ?
Ou tu as déjà été confronté à une situation où tu ne pouvais pas abandonner ?
Raconte !
Lis la lettre de Jenny, fan de Shawn Mendez. Réponds aux questions.
Cher Shawn,
Je t’écris cette lettre pour te dire à quel point je t’admire en tant que chanteur. Tu es incroyable ! Tu fais de très bonnes chansons, que moi et mes sœurs aimons vraiment. Nous nous sommes acheté tes disques fantastiques. J’ai aussi énormément aimé tes vidéoclips et je t’ai vu dans un épisode de la série Les 100 avec ma sœur. Comme j’aimerais aller te voir en spectacle avec ma famille complète ! Je te souhaite sincèrement tout le succès que tu veux.
Jenny Berger
D’après : classefrancois2017.wordpress.com
A Surligne les adjectifs et les adverbes. Utilise deux couleurs différentes.
B Les mots surlignés donnent des informations sur quels autres mots dans la phrase ? Encercle-les.
L’adjectif et l’adverbe : emploi
L’adjectif
de bonnes chansons ma famille complète
→ Un adjectif détermine un substantif. – adjectif + substantif – substantif + adjectif
Tu sais encore ?
Normalement, l’adjectif se met derrière le substantif. Quelques adjectifs (beau, bon, grand, gros, faux, haut, jeune, joli, mauvais, meilleur, nouveau, petit, vieux) se mettent devant le substantif.
Tu es fantastique.
Les chansons sont incroyables.
→ Sujet + être + adjectif
→ L’adjectif donne des informations sur le sujet.
Le sujet peut être… – un substantif, – un pronom (je, tu, il/elle/on, nous, vous, ils/elles)
L’adjectif est variable.
Il s’accorde en genre (masculin/féminin) et en nombre (singulier/pluriel) avec le substantif ou le pronom.
Tu sais encore ?
Tu connais encore les règles pour l’emploi de l’adjectif et de l’adverbe ?
L’adverbe
Honnêtement, je n’aime pas du tout cette musique.
→ Un adverbe donne un commentaire sur une phrase complète .
J’ai énormément aimé tes clips. Ces filles apprécient vraiment le rap.
→ Un adverbe détermine un verbe (comment ?).
Je suis vraiment enthousiaste pour cette chanson.
Nous avons très intensivement répété pour le show.
→ Un adverbe détermine un adjectif ou un autre adverbe .
L’adverbe est invariable.
Tu lis ce message en ligne.
A Souligne le substantif ou le pronom que l’adjectif accompagne.
B Mets les adjectifs à la forme correcte.
Salut à tous !
Si tu es comme moi, tu trouves la musique (1 extraordinaire) et (2 passionnant). À mon avis, la musique est à la fois (3 amusant) et (4 relaxant).
Personnellement, je suis fan de (5 différent) genres (6 musical). J’adore écouter de la musique pop (7 dynamique), de la musique rock (8 énergique) et parfois même du jazz (9 calmant). La (10 grand) variéte de styles me fascine énormément.
Quand j’ai besoin d’exprimer mes émotions, je préfère les chansons (11 mélancolique) et (12 doux). Parfois, la musique est vraiment (13 thérapeutique), n’est-ce pas ? Elle peut me transporter dans un (14 autre) monde.
Je trouve aussi que les artistes (15 talentueux) sont une (16 vrai) source d’inspiration. Leurs performances sont si (17 impressionnant) ! Assiste à un concert et tu comprendras ce que je veux dire ! L’atmosphère (18 électrique), les mélodies (19 entrainant), tout cela est vraiment unique.
Je suis toujours à la recherche de (20 nouveau) sons et de (21 nouveau) expériences (22 musical). Peut-être que tu peux m’aider ? Tu peux me conseiller des artistes à découvrir ? Partage tes gouts avec moi !
De : www.polycliniquedeloreille.com
Adjectif ou adverbe ? Surligne la forme correcte.
1 Vous écrivez une lettre passionnée / passionnément à votre idole.
2 Hier, j’ai accidentel / accidentellement découvert cette chanson en ligne.
3 Les festivals de musique offrent des spectacles vrais / vraiment impressionnants.
4 Hier, j’ai immédiat / immédiatement acheté le nouvel album d’Angèle.
5 Mon frère parle poli / poliment à son prof de musique.
6 Les artistes créent des mélodies originales / originalement avec leurs instruments.
7 Pendant un concert, ma sœur danse toujours énergique / énergiquement.
8 Elle est très nerveuse / nerveusement pour sa première performance de piano.
Adjectif ou adverbe ?
Complète les phrases avec la forme correcte. Fais attention à l’accord de l’adjectif !
1 faux Le garçon a joué la … pièce de musique.
2 absoluTu dois … écouter la dernière chanson de Slimane.
3 facileIl apprend … à jouer une nouvelle chanson.
4 sérieuxTu penses … que cette femme sait chanter ?
5 fréquentNous allons … à la salle culturelle locale.
6 concentréElle peint de manière … .
7 courant Ma petite fille chante … des chansons anglophones.
8 rapidePour obtenir des tickets, tu dois agir … .
9 bonTu as … compris les paroles de ce tube ?
10 intéressantCette interview est très … à lire.
11 mauvais Live, il chante très … .
12 longLe concert a duré … : presque trois heures !
13 gentil patient La femme à la caisse est très … : elle m’a … aidé avec ma commande des tickets.
14 vrai Il chante … bien !
15 heureux…, j’ai pu acheter des tickets pour le concert !
18 ÉCRIRE
Choisis un des deux exercices. Écris sept phrases au total. Utilise deux adverbes et deux adjectifs différents.
– Écris ta propre lettre de fan à ton artiste favori. – Réagis au message de l’exercice 15.
→ SPRINT ÉTAPE 2
Vocabulaire : parler de la musique p. 72
Grammaire : l ’adjectif et l’adverbe (emploi) p. 76
ARRIVÉE : J’adore la musique
Tu adores passionnément la musique ? Tu as envie de montrer ton gout musical aux autres ? À toi de faire ton propre programme de musique !
ÉCOUTER PARLER
OR IENTATION
– Pense au schéma de la communication. Réfléchis au public cible : pour qui est-ce que tu voudrais faire un programme de musique ?
PRÉPARATION
– Choisis trois chansons qui vont bien avec le public cible choisi.
– Révise les structures pour donner ton opinion sur une chanson (récap’ p. 70).
ACTION
– Prépare ton émission. Écris :
■une petite introduction (qui tu es, ce que tu vas faire, pour qui tu fais ce programme) ;
■une introduction à chaque chanson (titre, infos supplémentaires sur l’artiste, pourquoi tu as choisi cette chanson). N’oublie pas de t’adresser à ton public ; Modèle : Moi, j’aime le rythme de la chanson.
■une fin.
Les fans de Pascal Obispo, cette chanson est pour vous !
– Enregistre ton programme et mets-le en ligne.
– Écoute les programmes des autres élèves. Quel programme t’a plu le plus ? Pourquoi ?
R ÉFLEXION
La tâche a été comment ?
J’utilise le bon vocabulaire pour parler de la musique.
Je sais donner mon opinion sur une chanson.
Je sais expliquer le contenu et le message d’une chanson.
Attitudes et stratégies :
– Je soigne ma prononciation et ma langue.
– J’adopte une intonation vive.
élève prof
Quelles fautes est-ce que je dois éviter la prochaine fois ?
Conseils du prof
Vocabulaire : récapitulation p. 74
Grammaire : récapitulation p. 78
→ SPRINT DE MASSE
Le pire concert de l’histoire du rock (Manu Causse)
Regarde la couverture et lis le descriptif. Puis, réponds aux questions sous le texte.
Surtout ne pas se faire remarquer, être transparent au collège, pour les profs, pour les autres élèves, ça il savait bien le faire Jean-Sébastien Leforestier. Maintenant qu’il habite une petite ville c’est fini, ici tout le monde se connait, son secret est dévoilé.
Pianiste classique, il ne vit que pour sa passion. Contrairement à ce qu’il pensait (ah les préjugés !), non seulement personne ne se moque de lui, mais le voilà recruté dans un improbable groupe de rock très, très amateur.
C’est ainsi que le musicien classique solitaire va découvrir le rock, la complicité avec des copains de son âge. C’est pas mal le rock en fait, ça déménage.
De : r.cantook.com
1 Le personnage principal s’appelle comment ?
2 Quelle est sa passion ?
3 Quel genre de musique est-ce qu’il va découvrir ?
4 Il est recruté où ?
5 Tu voudrais lire le livre ? Pourquoi (pas) ?
Lis un extrait du roman. Puis, réponds aux questions sous le texte.
Mon jeu préféré a pour nom L’Homme invisible. Je suis sans doute le meilleur joueur au monde. Il faut dire que c’est moi qui en ai inventé les règles. Et que pour ce que j’en sais, je suis le seul à y jouer. (…)
La rentrée est passée depuis deux semaines, et je vis un cauchemar1 quotidien. Non seulement je ne suis plus l’Homme invisible, mais j’ai l’impression qu’on me regarde en permanence. La nuit, je rêve que je me retrouve en pyjama dans la cour, avec autour de moi une foule ricanante2 qui… – Jean-Sébastien ? Jean-Sébastien, tu dors ?
Et le pire, c’est qu’ici, tout le monde connaît mon prénom. Y compris Mme Fabri, la prof de musique, qui vient de s’adresser à moi. Je toussote. (…)
– Non, pas du tout. Désolé, madame.
1 un cauchemar = un mauvais rêve
2 une foule ricanante = une bande de gens qui rigolent
ANCIENNE ORTHOGRAPHE
(…)
– Je te demandais, Jean-Sébastien, si tu voulais bien nous jouer un peu de piano.
À cet instant, tout s’effondre : je perds d’un seul coup ce qui me restait de mon anonymat, en même temps que mon titre de Meilleur Homme invisible du monde. Et surtout, je perds mon principal espoir : que personne ne soit au courant1, jamais. Être nouveau, et Parisien de surcroît, attirait déjà l’attention sur moi ; si en plus les autres élèves apprennent que je suis musicien, c’en est fini.
– Euh… je ne sais pas… Je…
– Allons, ne sois pas timide. J’ai rencontré ta maman à la réunion de la semaine dernière, et elle m’a dit que tu jouais depuis tout petit. Il paraît que tu es un virtuose, une vraie graine de génie. Nous avons très hâte de t’écouter.
(…)
J’ai passé les examens du Conservatoire et pas mal de concours. Dans ces moments-là, je ne suis pas l’Homme invisible. Je perds toute timidité. Je n’ai pas à me cacher. Pour quoi faire ?
La musique est là. C’est elle qui est importante, pas moi. Chaque fois que je me mets à jouer, elle m’emporte.
La prof de musique se trompe. Je ne suis pas un virtuose, ni un « petit génie ». Je joue du piano comme quelqu’un qui pratique cet instrument au minimum trois heures par jour depuis près de dix ans. Oui, j’ai commencé très tôt. Et il me reste énormément à apprendre…
Je règle le siège à ma hauteur avant de m’asseoir. Brièvement, je jette un coup d’œil par-dessus le porte-partition. Tous les visages sont tournés vers moi. Des ovales crème et roses et café au lait. Des expressions intriguées. Quelques sourires – moqueurs, je suppose. Je ne les distingue pas très bien, mais je sais qu’ils me scrutent comme une bête de foire2 . Alors, je baisse les yeux sur le clavier, j’inspire par le nez et je pose les mains sur les touches. « On était malhabiles, elle était difficile. La fugue d’autrefois qu’on jouait tous les trois. » (…)
Mes doigts commencent à jouer d’eux-mêmes les premières notes de la chanson. Comme s’ils ne pouvaient résister à l’attrait des touches du clavier. (…)
J’entame la montée du couplet très vite, en frappant les touches avec sécheresse3, pour ne pas les laisser résonner, comme le fait le pianiste Glenn Gould dans ses enregistrements. J’ai treize ans, je ne suis plus invisible, et dans le domaine de la musique, je m’y connais sans doute plus que toute la classe réunie. Probablement en comptant la prof.
Ces idées me font un drôle d’effet au creux du ventre, comme une grande tristesse mélangée avec une colère sourde. Mes mains s’agitent, créent des accords dissonants, réinterprètent d’elles-mêmes le thème de la fugue. J’improvise. La musique se cogne aux angles de la pièce, aux visages ébahis4 tournés vers moi, me soulève et m’emporte comme chaque fois que je joue en public… et je termine par deux accords dissonants, plaqués avec fureur5.
Je souffle doucement. (…) Je ferme les yeux. Je voudrais être ailleurs. Dans ma tête, je me dis que c’était un rêve. C’est impossible. Ce n’est pas moi qui viens de me donner en spectacle devant l’ensemble de ma classe.
Hélas. J’ouvre les yeux, et ils sont là.
Pendant un long moment, personne ne parle. Puis, lentement, très lentement, la prof se met à applaudir. Et la classe la suit.
1 être au courant = savoir quelque chose (ici : connaitre mon secret)
2 Ils me scrutent comme une bête de foire. = Ils me regardent comme si j’étais un être étrange.
3 en frappant les touches avec sécheresse = en jouant brusquement du piano
4 ébahi = surpris
5 Je termine par deux accords dissonants, plaqués avec fureur. = J’arrête avec deux accords « désagréables », que je joue en colère.
On m’applaudit. Cette fois, c’est sûr, je suis rouge pivoine, rouge écrevisse, d’un rouge si rouge qu’il faudrait un nouveau mot pour me décrire. Carrément la honte, comme auraient dit les élèves de mon ancien collège.
Je quitte le tabouret avec une grimace. Je reprends ma place sous les regards curieux. Les applaudissements ne cessent que quand la sonnerie retentit1. À ce moment-là, tout le monde replie ses affaires, dans un silence qui me surprend. Quand nous sortons dans les couloirs, une fille me laisse passer devant elle et lance quelque chose comme : « C’était trop beau ! »
Une partie de moi est tentée d’accepter le compliment, de lui sourire, de la remercier. Peutêtre qu’en fin de compte, je n’ai pas besoin de rester toute ma vie un Homme invisible…
De : Le pire concert de l’histoire du rock (Manu Causse)
1 Jean-Sébastien joue à quel jeu ?
2 C ’est quel jeu exactement ?
3 Son caractère est comment ? Coche les bonnes réponses. sociable timide arrogant modeste passionné indifférent, désintéressé
4 Pourquoi est-ce que Jean-Sébastien vit un cauchemar ?
5 Qu’est-ce que Madame Fabri lui demande ?
6 Comment est-ce que Madame Fabri sait que Jean-Sébastien est un musicien avec beaucoup de talent ?
7 Jean-Sébastien joue du piano depuis combien de temps ?
8 Quelle est la réaction de sa classe et de Madame Fabri ?
L’extrait t’a plu ? Pourquoi (pas) ? Donne deux arguments.
Tu as aussi un talent caché comme Jean-Sébastien ? Lequel ?
1 Les applaudissements ne cessent que quand la sonnerie retentit. = Les applaudissements continuent jusqu’à la sonnerie.
VOCABULAIRE
Vocabulaire actif
SUBSTANTIFS
une adaptation Le film Mathilda est une adaptation du livre. een herwerking, aangepaste versie
une affiche Regarde cette belle affiche ! Je veux absolument voir ce film. een affiche
une bande-annonce (pluriel : des bandes-annonces)
Avant d’aller au cinéma, j’ai regardé la bande-annonce du film. Comme ça, je connais un peu l’histoire.
une caméra Silence ! Les caméras tournent. een camera le cinéma Je vais souvent au cinéma pour voir les nouveaux films. de bioscoop, cinema
un conte (de fées) Je lis le conte du Petit Chaperon Rouge. een verhaal, sprookje
une couverture Sur la couverture du livre, tu vois une fille. een kaft un descriptif
Avant de choisir un livre à lire, je lis le descriptif. een flaptekst, korte beschrijving
une écriture J’adore son style d’écriture : il donne beaucoup de détails. een schrijfstijl, manier van schrijven
un écrivain, une écrivaine
un effet spécial (pluriel : des effets spéciaux)
J’achète le dernier roman de mon écrivain favori dès qu’il sort. een schrijver, schrijfster
Dans ce film d’action, il y a beaucoup d’effets spéciaux spectaculaires.
een special effect
un épisode Tu as vu le dernier épisode de Lupin ? een aflevering
un extrait Le prof de français nous fait lire un extrait d’un roman français. een fragment
un héros, une héroïne
une histoire vraie
l’humour (m.)
Assane est le héros de la série Lupin. een held, heldin
J’adore lire des histoires vraies, par exemple des biographies et des livres d’histoire.
een waargebeurd verhaal
L’auteur utilise beaucoup d’humour dans ses histoires. de humor
l’imagination (f.) L’enfant a beaucoup d’imagination : il raconte des histoires incroyables. de verbeelding
une intrigue
un lecteur, une lectrice
un magazine
Le roman policier a une intrigue intéressante. Je ne savais vraiment pas qui était le meurtrier ! een verhaallijn, intrige
Les lecteurs du magazine ont choisi la personnalité de l’année.
een lezer, lezeres
Maman a un abonnement au magazine Vogue. een tijdschrift
une œuvre J’ai lu l’œuvre complète d’Albert Camus. een werk (alles wat een artiest, schrijver, … gemaakt heeft)
un personnage (principal)
une pièce (de musique, de théâtre…)
Le personnage principal du livre s’appelle le Petit Nicolas. een (hoofd)personage
J’adore cette pièce de musique de Mozart.een (muziek-, theater-) stuk
un public cible – Quel est le public cible de cette série de livres ?
• Des ados de 16 à 18 ans. een doelpubliek
une qualité Les romans de Musso sont d’une bonne qualité. een kwaliteit
un réalisateur Peter Jackson est le réalisateur des films du Seigneur des Anneaux. een regisseur
un résumé
Sans résumé, je n’arrive pas à étudier mon cours. een samenvatting
un roman policier J’adore les romans policiers d’Agatha Christie. een detectiveroman
une saison Tu as vu toutes les saisons de cette série ? een seizoen
un scénario Les acteurs suivent les instructions données dans les scénarios. een scenario
une scène
J’adore la scène où les protagonistes se rencontrent pour la première fois. een scène
une sortie La sortie du film est prévue pour le 10 février. een lancering (op de markt)
un sous-titre Je ne comprends pas ce film français sans les sous-titres. een ondertitel
un thème
Le thème principal de ce roman, c’est l’amour. een thema
un titre Tu te souviens du titre de ce beau livre ? een titel
LES GENRES DE FILM
une comédie J’aime rire. C’est pourquoi je regarde beaucoup de comédies. een komedie
un drame
Ce drame émouvant a gagné un prix. een drama un film d’action
Je n’aime pas la violence dans les films d’action.een actiefilm un film d’aventures J’aime regarder de vieux films d’aventures, comme Indiana Jones. avonturenfilm
un film romantique
Les films romantiques me font souvent pleurer.een romantische film un thriller Mon frère a peur de regarder ce thriller een thriller
ADJECTIFS
décevant, décevante
ennuyeux, ennuyeuse
Ce film a remporté un prix ? Je ne comprends pas. La régie était décevante. teleurstellend
Je n’aime pas lire des livres ennuyeux. Je m’endors toujours. vervelend, saai excitant, excitanteJ’ai lu ce livre en deux heures. L’histoire était vraiment excitante ! opwindend
faible
Les personnages de la série étaient trop faibles Ils n’avaient pas de personnalité.
zwak
inspiré, inspirée deCe film est inspiré d’un livre. geïnspireerd op passionnant, passionnante Il trouve le cinéma passionnant : il sait tout sur les vieux films. fascinerend, boeiend, interessant
prévisible La fin du film est trop prévisible. Je savais déjà comment ça allait terminer. voorspelbaar
relaxant, relaxanteJe trouve la musique classique très relaxante. ontspannend
touchant, touchante Tu aimes les chansons douces et touchantes ?ontroerend
VERBES
arriver à + infinitif Je n’arrive pas à ouvrir la porte. Tu peux m’aider ? erin slagen om te + infinitief
s’attendre à Je m’attendais à un livre ennuyeux, mais j’ai beaucoup aimé l’histoire. verwachten
décrire L’auteur décrit le caractère du personnage. beschrijven dépendre deMes préférences musicales dépendent de mon humeur. afhangen van se déroulerL’histoire se déroule en France, à Paris. zich afspelen s’imaginerJe peux m’imaginer un autre monde, sans guerre. zich inbeelden manquer de/d’Le film manque d’action. ontbreken aan, te kort hebben
se plonger dansLe soir, j’aime me plonger dans un roman.zich onderdompelen in recommanderJe te recommande ce livre. Il est génial ! aanraden révéler À la fin, le détective révèle l’identité du meurtrier. onthullen
EXPRESSIONS
aborder un sujet, aborder le sujet de
apporter quelque chose (à)
être déçu, déçue (par)
Ce livre aborde le sujet des loisirs des jeunes.gaan over, het thema bespreken van
Omar Sy apporte beaucoup d’émotion au personnage d’Assane.
iets bijdragen (tot)
J’étais vraiment déçu par cette série. Je ne l’ai pas aimée du tout. ontgoocheld zijn/ worden (door)
J’y arrive. – Je dois t’aider à fermer la fenêtre ?
• Non, ça va, j’y arrive !
Ik slaag erin.
remporter un prixLe film a remporté un prix au Festival de Cannes.een prijs in de wacht slepen
traiter d’un thème, traiter du thème de
AUTRES
Ce roman traite du thème de la discrimination.een onderwerp behandelen, het onderwerp behandelen van
à la fin (de) À la fin du film, le personnage principal a complètement changé.
op het einde (van)
au contraireMoi, j’aime jouer au foot. Toi, au contraire, tu détestes le foot. integendeel, daarentengen
au début (de) Au début du film, ce personnage est très gentil. in het begin (van) énormément (de)En vacances, je lis énormément de livres. heel erg, heel veel en résuméL’intrigue était ennuyeuse, les acteurs sans talent… En résumé, le film était mauvais.
kortom, samenvattend par contreMon cousin adore le rock. Ma tante, par contre, elle déteste le rock.
integendeel, daarentengen
Vocabulaire passif
SUBSTANTIFS
un descendant Il est un descendant de Napoléon. een afstammeling l’esclavage (m.) Ce récit parle de l’esclavage de slavernij un esclave Le personnage principal est un jeune esclave noir. een slaaf un récit
Marche à l’étoile est un récit magnifique. een verhaal
ADJECTIFS documenté, documentée Cette histoire vraie sur Barack Obama est très bien documentée gedocumenteerd, (geschreven) op basis van documenten émouvant, émouvante
Le film est très émouvant : j’ai pleuré à la fin. ontroerend
VERBES
convaincreIl veut convaincre ses parents d’aller au concert.overtuigen doubler En France, des acteurs doublent tous les films en français. dubben
EXPRESSIONS
être en fuiteLe garçon est en fuite de l’Afghanistan vers l’Europe. op de vlucht zijn
laisser libre cours à L’enfant laisse libre cours à son imagination : il dessine un éléphant à six pattes.
Vocabulaire actif
SUBSTANTIFS
de vrije loop laten
un applaudissement Les applaudissements du public n’arrêtent pas. een applaus
une communauté Je suis membre d’une communauté qui adore jouer à Fortnite. een gemeenschap
un danseur, une danseuse
Mon frère travaille comme danseur professionnel. een danser, danseres
un divertissement Collectionner des timbres, c’est un divertissement relaxant. een hobby, tijdverdrijf
un effet
La musique a un effet positif sur mon humeur.een effect
une étagère Il range ses livres sur l’étagère. een legplank
ÉTA PE
un fond (une musique de fond)
J’étudie toujours avec une musique de fond.een achtergrond (achtergrondmuziek)
un genre musical Quel est ton genre musical préféré ? Le rap ?een muziekgenre des paroles (f.) Je connais les paroles de cette chanson par cœur.lyrics, een songtekst une préférence Tu bois du coca ou du thé ? Tu as une préférence ? een voorkeur
un refrain Je retiens le refrain de la chanson plus facilement.een refrein un tube J’ai entendu le dernier tube de Jul à la radio. een hit une valeur Les parents apprennent des valeurs importantes à leurs enfants. een waarde
une voix Cette chanteuse a une belle voix. een stem
ADJECTIFS
entrainant, entrainante
Cette histoire est très entrainante : je ne peux pas arrêter de lire. meeslepend
impressionnant, impressionnante Je trouve cette peinture énorme très impressionnante. indrukwekkend rythmé, rythméeMaman met de la musique rythmée et commence à danser. rythmisch, uptempo talentueux, talentueuse Le chanteur talentueux a beaucoup de fans.getalenteerd
VERBES
applaudir Le public applaudit de manière enthousiaste.applaudisseren collectionner Je collectionne de vieux magazines de mode.verzamelen
découragerNe te laisse pas décourager ! Continue ! ontmoedigen se détendrePour me détendre, j’écoute de la musique classique. zich ontspannen
s’endormirCette musique douce permet de m’endormir facilement. in slaap vallen, inslapen
s’évader Lire un livre me permet de m’évader dans un autre monde. ontsnappen
s’exprimerGrâce à ma musique, je peux m’exprimer.zich uitdrukken juger Le critique juge la nouvelle chanson d’Angèle dans le journal. beoordelen
partager Tu veux partager une liste de tes chansons favorites sur Spotify ? delen se passer de Je ne peux pas me passer de ma guitare. Je ne peux vraiment pas vivre sans cet instrument !
zonder kunnen, kunnen missen
réconforterLa musique me réconforte quand je suis triste. troosten réduire Écouter de la musique aide à réduire le stress. verminderen ressentir Cette chanson me fait ressentir des émotions fortes. beleven réviser (des cours) Quand je révise mes cours, j’écoute de la musique. nakijken (studeren) toucher Le message de cette chanson touche tout le monde. raken
vivre
EXPRESSIONS
abandonner un rêve
Tu veux vivre un moment magique ? Va à un concert de ton idole !
Je veux absolument devenir un influenceur. Je ne vais jamais abandonner ce rêve
leven, beleven
een droom opgeven
avoir besoin de J’ai besoin de ton aide. Tu peux m’aider ?nodig hebben
avoir tendance à + infinitif
donner la chair de poule
J’ai kiffé. (fam.)
mettre de la musique
occuper une place importante (dans)
J’ai tendance à écouter de la musique pop. de neiging hebben om + infinitief
Cette chanson me donne la chair de poule et me fait pleurer. kippenvel geven
Pendant que maman cuisine, elle met de la musique. muziek opzetten
La musique occupe une place importante dans ma vie. Je l’écoute à tout moment.
een belangrijke plaats innemen (in) rendre quelqu’un triste/heureux/…
La musique pop le rend toujours content.iemand triestig/ gelukkig/… maken
AUTRES
autre choseTu veux écouter de la musique ou tu préfères faire autre chose ? iets anders car J’adore cet écrivain, car il écrit des livres intéressants à lire. want
d’ailleurs
Je n’ai pas envie d’aller à cette réception. D’ailleurs, je ne peux pas : j’ai acheté des tickets pour aller au concert de Rammstein.
Vocabulaire passif
ADJECTIFS
trouwens
bénéfiqueLa musique a des effets bénéfiques sur le développement des enfants. gunstig, positief
mélancoliqueJ’écoute des chansons mélancoliques quand je me sens triste. melancholisch, droevig, zwaarmoedig subjectif, subjective
VERBES
apaiser
EXPRESSIONS
répondre à un besoin
Le texte est subjectif : l’auteur donne son opinion personnelle. subjectief, persoonlijk
La musique joyeuse apaise mon stress. verzachten
La musique classique répond à tous mes besoins émotionnels. tegemoetkomen, voldoen aan een behoefte
STRUCTURES
Parler de tes passetemps
Over je hobby’s praten
– Tu aimes/adores + infinitif ? + le/la /l’ + nom ?
• Moi, personnellement, j’adore … . Et toi ?
– À mon avis, … est (plutôt) ennuyeux/ ennuyeuse.
• Je déteste … . Qu’est-ce que tu en penses ?
… n’est pas chouette, selon moi. Quelle est ton idée là-dessus ?
– Je déteste cela aussi.
Tu as raison. ↔ Tu as tort.
Je suis d’accord. ↔ Je ne suis pas d’accord.
– Hou je van/Ben je dol op + infinitief? + substantief?
• Ik ben persoonlijk dol op … . En jij?
– Voor mij is … (eerder) saai.
• Ik haat … . Wat denk jij daarvan?
… is niet tof, volgens mij. Wat is jouw idee daarover?
– Dat haat ik ook.
Je hebt gelijk. ↔ Je hebt ongelijk. Ik ga akkoord. ↔ Ik ga niet akkoord.
Argumenter pour ou contre la lecture et les films/les séries
Structurer tes arguments
Argumenten geven voor of tegen lezen en het bekijken van films/series
Je argumenten structureren
–
Qu’est-ce que tu préfères ? Lire un livre ou regarder un film/une série ?
• Moi, je préfère lire un livre. regarder un film/une série.
– Wat verkies je? Een boek lezen of naar een film/serie kijken?
• Ik , ik verkies een boek lezen. naar een film/serie kijken.
Selon moi, D’après moi, lire est plus chouette. Volgens mij is lezen leuker.
• D’abord, lire est plus ennuyeux. Un film, par contre, est intéressant.
• Ten eerste is lezen saaier. Een film, daarentegen, is interessant.
Ensuite, lire prend plus de temps. Vervolgens neemt lezen meer tijd in beslag.
Puis, tu dois avoir beaucoup d’imagination pour lire un livre.
Enfin, lire est moins captivant, sans la musique et les images.
Verder moet je veel verbeelding hebben om een boek te lezen.
Ten slotte is lezen minder boeiend, zonder de muziek en de beelden.
Un premier argument, c’est qu’il y a moins de détails dans un film. Premièrement, il y a moins de détails dans un film.
Deuxièmement, un film change souvent l’histoire originale du livre pour des raisons commerciales.
Troisièmement, on ne peut pas utiliser son imagination quand on regarde un film.
Finalement, tous les films populaires sont les mêmes.
Argumenter le choix d’un livre
Een eerste argument is dat er minder details in een film zitten. Ten eerste zitten er minder details in een film.
Ten tweede verandert een film vaak het originele verhaal van het boek omwille van commerciële redenen.
Ten derde kun je je verbeelding niet gebruiken wanneer je naar een film kijkt.
Ten slotte zijn alle populaire films dezelfde.
Argumenten geven voor de keuze van een boek
Je regarde (surtout) … .
– le titre
– le descriptif
– l ’auteur, l’auteure/l’écrivain, l’écrivaine
– la (première de) couverture
– les prix remportés
Je trouve le titre important.
Je trouve la couverture importante.
Le descriptif doit m’intéresser.
Le descriptif doit être … .
– intéressant
– mystérieux
– intrigant
–…
Le descriptif/L’extrait/
L’histoire ne doit pas être trop difficile.
Le livre ne doit pas être trop gros.
Le livre doit être d’un genre que j’aime.
J’aime lire … .
– des livres romantiques
– des livres de fantasy
– des livres de science-fiction
– des livres humoristiques
– des contes
– des BD
– des mangas
– des romans policiers
– des thrillers
– des (auto)biographies
– des histoires vraies
– des romans historiques
–…
Ik kijk (vooral) naar … .
– de titel
– de korte inhoud
– de auteur/schrijver, schrijfster
– de cover/omslag (de voorpagina)
– de gewonnen prijzen
Ik vind de titel belangrijk.
Ik vind de cover belangrijk.
De korte inhoud moet me interesseren.
De korte inhoud moet … zijn.
– interessant
– mysterieus
– intrigerend
–…
De korte inhoud/Het fragment/
Het verhaal mag niet te moeilijk zijn.
Het boek mag niet te dik zijn.
Het boek moet tot een genre behoren dat ik leuk vind.
Ik lees graag … .
– romantische boeken
– fantasyboeken
– sciencefictionboeken
– grappige boeken
– verhalen
– stripverhalen
– manga’s
– politieromans
– thrillers
– (auto)biografieën
– waargebeurde verhalen
– historische romans
–…
ÉTA PE
Exprimer ton opinion sur une chanson Je
mening uiten over een liedje
La chanson/le clip m’a (vraiment) plu.
J’ai bien aimé la chanson/le clip.
J’ai adoré la chanson/le clip.
J’ai kiffé (langage familier) la chanson/le clip.
J’ai apprécié … . – la voix du chanteur/de la chanteuse – le r ythme (énergique) de la chanson – la musique – (l ’ambiance du) le clip – le message (profond)/les paroles (profondes) de la chanson – le refrain entrainant
La chanson me touche. me rend nostalgique/triste. content, contente/ de bonne humeur/ heureux, heureuse. me donne la chair de poule. me fait pleurer.
Je suis d’accord avec le chanteur/la chanteuse. Le chanteur/la chanteuse a raison.
Het lied/de clip is me (echt) bevallen. Ik hield van het lied/de clip. Ik was gek op het lied/de clip.
Ik apprecieerde … . – de stem van de zanger/zangeres – het (energieke) ritme van het lied – de muziek
(de sfeer van) de clip – de (diepe) boodschap/de (diepe) lyrics van het lied – het meeslepende refrein
Het lied raakt me. maakt me nostalgisch/verdrietig. tevreden/ goedgeluimd/ gelukkig. geeft me kippenvel. doet me wenen.
Ik ga akkoord met de zanger/zangeres. De zanger/zangeres heeft gelijk.
La chanson/le clip ne m’a pas (du tout) plu.
Je n’ai pas vraiment aimé la chanson/le clip.
J’ai détesté la chanson/le clip.
Je n’aime pas … . – la voix du chanteur/de la chanteuse
Het lied/de clip is me (helemaal) niet bevallen.
Ik hield niet van het lied/de clip.
Ik verafschuwde het lied/de clip.
Ik hou niet van … . – de stem van de zanger/zangeres
Le rythme de la chanson, c’est vraiment nul. Het ritme van het lied is echt waardeloos.
Je préfère les chansons … . – pour danser – plus rapides – chantées dans une autre langue
Ik verkies … . – liedjes om te dansen – snellere liedjes – liedjes gezongen in een andere taal
La chanson me semble démodée. Het lied lijkt me ouderwets.
Ce n’est pas mon genre de musique. Je préfère le rock/le rap/le métal/la musique classique/…
Je ne suis pas d’accord avec le chanteur/la chanteuse.
Le chanteur/la chanteuse a tort.
Het is niet mijn muziekgenre. Ik verkies rock/ rap/metal/klassieke muziek/ …
Ik ga niet akkoord met de zanger/zangeres.
De zanger/zangeres heeft ongelijk.
1 VOCABULAIRE
Parler des passetemps, des livres et du cinéma
Complète le texte avec les mots suivants. Fais les accords nécessaires.
Comment choisir un livre qui te plait ? Quand je dois choisir un livre à la bibliothèque, je regarde d’abord l’image sur la (1) : est-ce qu’elle me plait ? Est-ce que je connais peut-être l’(2) du livre ? Est-ce que j’ai déjà lu d’autres livres de cet auteur ? Puis, je lis le (3). C’est un petit (4) qui me donne une idée de l’histoire. L’histoire doit surtout être intéressante, elle ne doit pas être (5) ! Je regarde aussi pour quel (6) le livre a été écrit : est-ce que le livre est pour des ados ou pour des adultes ? Finalement, je lis la première page. Comme ça, j’apprends à connaitre le style d’(7) de l’auteur. Quand je vais au cinéma, je préfère les films (8) d’un livre.
Résultat: /8 < 6/8 Exercice 2 ≥ 6/8 Exercice 3
Les mots dérivés. Complète la grille.
Verbe Un/une + substantifAdjectif toucher
Résultat: /5 < 4/5 ≥ 4/5 Exercice 3
Complète les phrases. Fais les accords nécessaires.
1 J’adore lire des … … . Dans ces livres, un détective cherche le meurtrier.
2 J’adore les livres avec beaucoup d’… . J’aime rire.
3 Je regarde les … avant d’aller au cinéma. Cela m’aide à choisir un joli film.
4 Steven Spielberg est le … du film E.T.
5 Spiderman est le grand … dans les films de Marvel.
6 Pour mieux comprendre ce film allemand, je lis les … néerlandais.
7 L’auteur … les vêtements du personnage principal en détail.
8 Je n’aime pas les films d’action. …, je préfère les films romantiques.
9 Il doit adorer la musique, … il a plus de 200 disques à la maison !
10 L’histoire … … où ? À Paris ou à Londres ?
Parler de la musique
Complète le texte avec les mots suivants. Fais les accords nécessaires.
J’adore aller aux concerts (1) de Jul. Il est si (2) ! Quand je suis là, j’ai le sentiment de faire partie d’une (3) qui adore sa musique autant que moi. Sa musique me (4) toujours heureuse. Elle (5) une place importante dans ma vie. Voilà pourquoi je connais les (6) de toutes ses chansons par cœur.
À mon avis, Jul a une belle (7) : il chante très bien. Il est aussi un (8) doué : il sait très bien danser. Ses performances me donnent toujours la (9). Je ne peux pas arrêter d’(10) à la fin de chaque chanson.
Fais les bonnes combinaisons.
2un chanteurbrythmé
3le livre traitec le stress
1un tube atalentueux 1234567
4se détendredun enfant qui pleure
5réduire edu thème de l’esclavage
6réconforterfnotre musique favorite
7partagergdevant la télé
Résultat: /7 < 5/7 ≥ 5/7 Exercice 3
Complète les mots-croisés. Fais les accords nécessaires.
Horizontalement
4 J’écoute toujours de la musique. Je ne peux donc pas me … de musique !
5 Ce collier a une … de 1 000 euros.
6 – Tu as aimé le dernier tube de Central-Cee ? • Oui, j’ai … !
7 Le film est plein d’… spéciaux.
8 Youssra est fatiguée. Elle s’… devant la télé. Maman doit la réveiller.
10 Mon … musical favori ? C’est le rap.
Verticalement
1 Ce livre est super … : je ne peux pas m’arrêter de le lire.
2 Jules … tout de DC Comics.
3 Ce livre permet au lecteur de s’… dans un autre monde.
9 Pendant qu’elle cuisine, maman … toujours de la musique.
Plus d’exercices sur le vocabulaire de chaque étape ? Visite diddit.be !
Sprint de masse
Regarde les couvertures de livres et les affiches de film. Écris deux à trois phrases pour chaque question.
1 Quel livre est-ce que tu voudrais lire ? Pourquoi ?
2 Quel livre n’est rien pour toi ? Pourquoi pas ?
3 Quel film/quelle série est-ce que tu voudrais voir ? Pourquoi ?
4 Quel film/quelle série n’est rien pour toi ? Pourquoi pas ?
2 GRAMMAIRE
L’adverbe (formation)
Complète les phrases. Transforme les adjectifs donnés en adverbes.
1 publicIls ont … présenté la première chanson de leur nouvel album.
2 bonIl a … joué pendant le match.
3 simpleIl faut … commander des tickets en ligne.
4 évident…, tu ne dois jamais donner tes infos privées sur un site de vente de tickets.
5 longIl a … collectionné de vieux livres.
6 vrai Nous avons … apprécié ce roman.
7 calmeIl faut … attendre avant d’entrer dans la salle.
8 douxLe public parlait … pendant la pause.
9 sérieuxTu as … acheté des tickets pour ce concert ?
10 courantLe chanteur chante … en portugais.
Résultat:
Complète la grille.
A Surligne la dernière lettre/les dernières lettres de l’adjectif masculin.
B Mets l’adjectif d’abord au féminin si nécessaire. Si ce n’est pas nécessaire, mets un /
C Forme l’adverbe.
VIDÉO DE GRAMMAIRE
MasculinFéminin (si nécessaire) Adverbe
9 brillant
10 seul
Résultat: /10 < 8/10 ≥ 8/10 Exercice 3
Fais des phrases avec les éléments donnés.
– Conjugue les verbes.
– Transforme chaque adjectif en adverbe.
1 Il / avoir dit / simple / non / .
2 Elle / être entrée / joyeux / dans la classe / .
3 Ils / avoir attendu / patient / devant le théâtre / .
4 Nous / collectionner / passionné / tout sur Harry Potter / .
5 Elle / lire / courant / des livres en chinois / .
L’indicatif présent : révision diddit.be
L’adjectif et l’adverbe (emploi)
Adjectif ou adverbe ? Complète les phrases avec la forme correcte. Fais attention à l’accord de l’adjectif !
1 créatifLa peinture est une activité … .
2 incroyableLa chanteuse est … stressée.
3 poliElle répond … aux questions de l’intervieweur.
4 difficileCet objectif est … à réaliser.
5 intensifIls apprennent … à parler le français.
6 gentilMerci de m’avoir … aidé.
7 intellectuelFaire des puzzles est une stimulation … .
VIDÉO DE GRAMMAIRE
VIDÉO DE GRAMMAIRE
3
8 enthousiasteLe lecteur … a acheté tous les livres de son auteur favori.
9 régulierLire un livre … est bon pour la langue.
10 courantElle parle … trois langues.
Résultat: /10 < 7/10 Exercice 2 ≥ 7/10 Exercice 3
Adjectif ou adverbe ? Surligne la forme correcte.
1 Il parle courant / couramment le français, mais son anglais est mauvais / mal.
2 C’est un bon / bien roman. L’auteur a écrit une bonne / bien histoire.
3 Elle est sure / surement courageuse. On dirait qu’elle n’a absolu / absolument jamais peur.
4 Tu lis une histoire vraie / vraiment ? Tu crois vrai / vraiment à ce que l’auteur écrit ?
5 Le film est assez violent / violemment. L’acteur principal joue son rôle passionné / passionnément.
6 Tu connais certain / certainement cet artiste ? Il est un artiste très célèbre / célèbrement.
7 Ils sont très heureux / heureusement. Ils ont facile / facilement trouvé le chemin pendant leur randonnée dans les montagnes.
8 – Tu as lu le dernier / dernièrement roman de Guillaume Musso ?
• Oui, je l’ai lu la semaine dernière / dernièrement.
Résultat: /8 < 7/8 ≥ 7/8 Exercice 3
Adjectif ou adverbe ? Complète les phrases avec la forme correcte des mots suivants. Fais attention à l’accord de l’adjectif !
1 La semaine …, nous allons au festival de Werchter.
2 Il a … oublié où il a mis son passeport.
3 Cette fille est très … : elle préfère lire de gros romans de plus de 400 pages.
4 Ce chanteur chante très bien. Pas une … note !
5 L’élève participe … au cours : il met sa main en l’air.
6 Tu connais de … blagues ?
7 Elle est très … : elle veut connaitre tous mes secrets.
8 Le jury a … apprécié sa performance.
Plus d’exercices sur la grammaire de chaque étape ? Visite diddit.be !
Sprint de masse
Imagine : tu as vu le concert d’un de tes artistes favoris. Après, tu écris un petit message (cinq phrases) sur les réseaux sociaux. Raconte aux autres pourquoi il faut absolument assister à un concert de ce chanteur/ cette chanteuse/ce groupe.
Parle de l’artiste, de la musique, de l’ambiance…
Utilise des adjectifs et des adverbes pour convaincre les lecteurs.
Modèle : Le chanteur chante très bien.
J’aime énormément ses chansons rythmées.
L’ambiance à ses concerts est incroyable.
Moi et les autres
VERS UNE SOCIÉTÉ INCLUSIVE ET DIVERSIFIÉE TOUR 2
PROLOGUE
Étape 1
L’INCLUSION ET LA DIVERSITÉ PRÈS DE CHEZ MOI
– parler de la diversité et de l’inclusion dans le contexte de tous les jours (à l’école, à la maison, etc.)
– rendre une école plus inclusive
CIRCUIT DES VERBES
Étape 2
VERS UN MONDE PLUS INCLUSIF ET DIVERSIFIÉ
– présenter un sport inclusif
Est-ce que tu sais… ?
� parler des droits des LGBTQIA+ en Europe
� exprimer ton opinion
� parler de l’identité et de l’engagement
� parler des sports inclusifs
� parler d’une société inclusive et diversifiée
� créer une campagne publicitaire pour avoir une école plus inclusive
� présenter un nouveau sport inclusif
Est-ce
que tu comprends… ?
� un cartoon
� une infographie
� des blogs avec des témoignages
� un article sur un sport inclusif
Est-ce que tu connais… ?
� le vocabulaire de l’identité et de l’engagement
� le vocabulaire des sports
� le vocabulaire de l’inclusion et de la diversité
Est-ce que tu sais utiliser… ?
� l’imparfait
� les pronoms relatifs qui, que, dont et où
� le discours indirect
Tu as répondu « oui » à toutes
ces questions ?
Alors, c’est GAGNÉ !
Regarde la BD.
A Qu’est-ce que tu vois ?
B Tu vois quel type de drapeau ? Ce drapeau représente quoi ?
C Est-ce que tu connais le sigle des LGBTQIA+ ? Qu’est-ce qu’il signifie ? Tu peux faire des recherches sur Internet.
D Quel est le but du mouvement LGBTQIA+ ?
1 PARLER LIRE
Lis le texte et regarde bien la carte dans la BD. Puis, réponds aux questions.
Le 17 mai est la Journée internationale contre l’homophobie et la transphobie. Cette initiative veut promouvoir des actions de sensibilisation et de prévention. L’infographie montre la situation des droits des LGBTQIA+ à l’échelle européenne. 49 pays étudiés ont été classés sur une échelle de 0 à 100 %, sur la base de 74 critères répartis en plusieurs catégories, p. ex. égalité et non-discrimination, reconnaissance légale du genre, place dans la société civile, etc. Malgré les menaces et agressions contre les personnes LGBTQIA+ constatées dans plusieurs pays, l’égalité continue globalement de progresser en Europe.
1 De quoi est-ce qu’il s’agit dans l’infographie ?
2 Qu’est-ce que la couleur rouge signifie sur l’infographie ?
3 Et la couleur verte ?
4 Quel pays se trouve en haut du classement, avec 89 % ?
5 Quels sont les trois pays suivants (avec 76 % et 74 %) ?
6 Quels sont les trois pays qui se situent en bas de la liste ? Avec quel résultat ?
7 Qu’est-ce qu’on peut conclure sur notre pays ?
TU SAIS QUOI ?
Le drapeau arc-en-ciel a été créé en 1978 par l’artiste homosexuel Gilbert Baker. Le 25 juin 1978, pendant la neuvième Marche des fiertés, on a affiché le drapeau pour la première fois. Lors de sa création, le drapeau possédait huit couleurs : le rose pour la sexualité, le rouge pour la vie, l’orange pour la santé, le jaune pour la lumière du soleil, le vert pour la nature, le bleu pour l’art, l’indigo pour la sérénité et l’harmonie, le violet pour l’esprit.
Aujourd’hui, on ne voit que six couleurs sur le drapeau. Il existe même d’autres drapeaux qui représentent les différentes orientations sexuelles ou identités de genre.
D’après : www.interligne.co
1 L’INCLUSION ET LA DIVERSITÉ
PRÈS DE CHEZ MOI
Tu connais encore le vocabulaire de l’identité et de l’engagement ?
A Complète les phrases avec les mots suivants. Fais les accords nécessaires.
le défenseur – le droit – l’éducation – la manifestation – le racisme – la violence –améliorer – se battre – s’engager – lutter
1 Il faut … pour un meilleur avenir pour tous.
2 … des droits de l’Homme luttent contre les injustices.
3 … est un moyen essentiel d’augmenter les opportunités des jeunes.
4 Nous devons combattre … . C’est une injustice envers les gens d’une autre origine.
5 Pour résoudre un conflit entre deux personnes, on ne doit jamais utiliser … .
6 Il est important de … pour des causes qui vous tiennent à cœur.
7 En Belgique, … de l’enfant sont protégés par la loi.
8 Les protecteurs des animaux veulent … pour le bienêtre des créatures à quatre pattes.
9 Un moyen de faire entendre sa voix pour un changement positif sont … pacifiques.
10 Comment … les conditions de travail des gens qui travaillent au Bangladesh ?
B Complète le texte avec les mots suivants. Fais les accords nécessaires.
Lucie est une personne très sensible à l’(1) et à l’acceptation. Elle croit en la diversité et en la richesse de chaque individu. Sa propre (2) est une combinaison unique de traits qui la rendent spéciale. Pourtant, elle a souvent ressenti une (3) intérieure à se montrer telle qu’elle est dans la (4).
Elle a vite remarqué que les (5) et les stéréotypes sont courants dans la société. Pour sa propre (6), Lucie cachait certains aspects de sa personnalité, mais cela la rendait triste. Un jour, elle a décidé de s’opposer à cette pression sociale qui l’empêchait d’(7) pleinement. Maintenant, elle veut permettre aux autres de la connaitre vraiment. Elle veut briser les (8) et encourager une (9) plus ouverte à la diversité. Lucie croit que chacun devrait se sentir (10) dans sa propre identité.
Dans cette étape, tu vas découvrir les caractéristiques d’une société inclusive et diversifiée. Qu’est-ce que cela signifie ?
A Complète les textes avec les mots donnés. Fais les accords nécessaires.
besoin – couleur – origine – culturel – s’habiller
Dans une société inclusive et diversifiée, toutes les personnes, sans tenir compte de leur (pays d’) (1), religion, (2) de peau ou orientation sexuelle, ont le droit de participer pleinement à la vie sociale, économique et (3). Peu importe comment ces personnes (4), si elles viennent d’un autre pays, si elles aiment les hommes ou les femmes, ou si elles ont des (5) spécifiques. Cela signifie qu’elles sont reconnues et appréciées pour leurs différences, et qu’elles sont intégrées respectueusement dans tous les aspects de la société.
La diversité est la richesse des (6) entre les individus. Chaque personne est différente et apporte ses propres compétences, connaissances et expériences uniques. Cela permet de créer une société riche où chacun peut contribuer de manière originale et (7).
dangereux – ouvert – respectueux
Pour créer une société inclusive, plus (8) et (9), il est essentiel de lutter contre toutes les formes de discrimination. Les préjugés et les stéréotypes sont (10) pour le développement de chacun.
B Dans les textes, il y a plusieurs mots « transparents ».
Travaillez à deux. Notez d’abord les mots en anglais. Puis, cherchez la traduction du même mot en français qui se trouve dans le texte. Finalement, comparez avec vos voisins. Est-ce que vous avez trouvé les mêmes mots ?
Mot en anglais Mot en français
1 een samenleving
2 de diversiteit
3 het sociale leven
4 de stereotypes
5 economisch
6 ervaringen
7 de discriminatie
8 de rijkdom
STRATÉGIE
Parfois, tu trouveras facilement le sens de nouveaux mots si tu fais le lien avec des mots dans une langue que tu connais déjà bien, par exemple le néerlandais, l’anglais ou une autre langue romane. Tu parles une autre langue à la maison ? Laquelle ? Est-ce que cette langue t’aide parfois à trouver la signification d’autres mots en français (ou en anglais ou néerlandais) ?
LIRE
C Après avoir lu le texte, est-ce que tu peux définir une société inclusive et diversifiée avec tes propres mots ?
Tu as oublié beaucoup de mots ? Reprends le vocabulaire de l’identité et de l’engagement sur diddit.be !
Et autour de toi, la situation est comment ?
A Est-ce que ton école est un endroit inclusif, selon toi ?
B Et ton village ou ta ville ? Est-ce que tu habites dans un environnement inclusif et diversifié ? Explique. Pense aux éléments suivants : ordinateurs ou tablettes repas végétaliens autres : ascenseur toilettes neutres dictionnaires stationnement pour des personnes porteuses de handicap
En général, la Belgique ne le fait pas mal du tout, même si certaines situations sont plus difficiles que d’autres. Trois jeunes parlent de l’inclusion et de la diversité sur le blog du site web inforjeunes.be.
A Regarde d’abord les photos. Selon toi, quelle est l’histoire de chaque personne ? Formule quelques hypothèses.
B Maintenant, lis les trois histoires sur le blog. Est-ce que tes hypothèses étaient correctes ?
INFORJEUNES
Mateo, 17 ans, et sa sœur Giulia, 8 ans
Ma sœur, Giulia (8), est malvoyante depuis sa naissance. En maternelle, les profs avaient du mal à répondre à ses besoins spécifiques. Pour mes parents, c’était une véritable quête afin de trouver une école de l’enseignement ordinaire qui voulait bien accepter ma sœur. Giulia est une fille intelligente. Elle sait lire en braille et elle est forte en informatique. Depuis l’école primaire, elle est très heureuse dans son école Walewein, près de Bruxelles, où des enfants qui sont malvoyants, qui sont atteints de TSA1, qui ont des difficultés d’apprentissage ou qui sont porteurs de trisomie 21 se mêlent sans difficulté apparente aux autres élèves. Elle s’est très bien intégrée dans sa classe et elle a beaucoup d’amis.
Bonjour, je m’appelle Amira. J’ai 17 ans et je suis originaire d’Afghanistan. Je viens de passer un an dans une classe DASPA (Dispositif d’accueil et de scolarisation des élèves primo-arrivants)1. Ces classes préparent les enfants primoarrivants à l’intégration dans le système scolaire ordinaire. J’avais donc beaucoup de cours de français et de maths, des cours de gym et parfois d’arts plastiques. Au début, c’était très difficile pour moi. Je ne parlais pas encore le français quand je suis arrivée ici. Le système scolaire belge est très différent de celui de mon pays d’origine, où les garçons et les filles étaient toujours séparés. Je suis un peu nerveuse pour mon passage à une classe de l’enseignement ordinaire, et j’espère que ça se passera bien. La seule chose que je désire, c’est d’être acceptée et de me faire de vraies amies. Je veux que les gens soient honnêtes avec moi. Je rêve d’un pays où la diversité est célébrée et valorisée. Chaque personne, quelle que soit son origine, contribue à cette communauté.
Pablo, 19 ans
Amira, 17 ans
Salut, je suis Pablo et j’ai 19 ans. J’habite à Bruxelles, une ville assez cosmopolite. Je suis passionné par la politique et l’actualité. J’ai commencé ma transition il y a un an, et maintenant, je commence les procédures pour mon opération du torse (mammectomie). Le début de mon adolescence a été difficile. Déjà depuis longtemps, je savais que je ne voulais pas être une fille. Au début de ma transition, les gens me regardaient parfois : des clients au supermarché ou au resto, certains profs à l’école… Mais dès qu’on me considérait comme un homme, j’étais heureux, parce qu’au départ, c’était plutôt rare , et ça me permettait de voir que j’évoluais. Je sais que mes parents me soutiennent beaucoup, et ça me fait du bien. Sans le soutien de ma famille ou de mes meilleurs amis, ce processus aurait été encore plus difficile. J’ai beaucoup de chance de vivre en Belgique, un pays où chacun peut s’exprimer librement sur son identité de genre sans être jugé. En République dominicaine, pays d’origine de mes parents, l’homosexualité par exemple reste souvent un sujet tabou.
C Ces trois histoires sont liées à une société inclusive et diversifiée. Explique avec tes propres mots.
D Quelle histoire t’attire le plus ? Pourquoi ?
E Est-ce que tu penses que la situation de ces trois jeunes est facile ? Discutez en classe.
1 En Flandre, on parle de OKAN (Onthaalonderwijs/Onthaalklas voor anderstalige nieuwkomers)
Quel mot est-ce que tu reconnais? Regarde les blogs si nécessaire.
Les mots dérivés.
A Donne le mot dérivé du mot donné.
1 juger (substantif)
2 une opération (verbe)
3 soutenir (substantif)
4 une évolution (verbe)
5 accepter (adjectif)
6 s’intégrer (substantif)
7 une célébration (verbe)
B Complète les phrases avec un mot de l’exercice A. Ajoute l’article si nécessaire.
1 … de la nature dans ce bâtiment grâce à des jardins verticaux le rend unique.
2 Nous allons … l’anniversaire de ma sœur avec un gâteau délicieux.
3 Souvent, les gens … trop vite les gens qu’ils connaissent peu.
4 Mon ami a eu … pour enlever son appendicite.
5 Mes amis m’ont montré beaucoup de … quand j’étais triste.
6 Après avoir envoyé l’invitation par mail, je reçois la notification « message … ».
7 Les préjugés sont … injustes qu’on peut avoir envers des personnes en fonction de leur origine, de leur apparence ou de leur croyance.
Combine logiquement.
1 Elle est passionnée par aun pays asiatique.
2 Mon fils a du mal à b voir quelqu’un de sa famille.
3 Ma sœur est forte en c se concentrer en classe.
4 Mon voisin est originaire de/d’ d les sports.
5 Ça lui fait du bien de e maths.
12345
Ajoute l’article si nécessaire. Complète les phrases par les mots donnés.
1 Il faut … chaque personne comme un individu digne de respect.
2 Pendant …, le corps des jeunes change tout le temps.
3 … juive est fortement représentée dans notre pays.
4 La chirurgie de réattribution1 sexuelle est un long … .
5 L’identité de genre est souvent un sujet … à l’école.
6 Est-ce que je peux m’exprimer … ? Les personnes homosexuelles devraient avoir autant de droits que les personnes hétérosexuelles.
1 une réattribution sexuelle : een geslachtsoperatie
Regarde les photos. Qu’est-ce qui se passe ? Écris une phrase complète (au minimum huit mots, avec un verbe conjugué) sous chaque photo.
Utilise les mots donnés.
Bruxelles – cosmopolite – célébrer
communauté – valoriser – diversité
L’IMPARFAIT : RÉVISION
Lis les phrases.
A Surligne les verbes conjugués.
« En maternelle, les profs avaient du mal à répondre à ses besoins spécifiques. Pour mes parents, c’était une véritable quête pour trouver une école de l’enseignement ordinaire qui voulait bien accepter ma sœur. »
« Au début, je ne parlais pas encore le français. J’avais beaucoup de cours de français et de maths. »
« Je savais que je ne voulais pas être une fille. Au début de ma transition, les gens me regardaient parfois. »
B Quel temps verbal est-ce que tu reconnais ?
C Les trois jeunes parlent du présent, du passé ou du futur ?
D Complète les terminaisons de ce temps verbal. Regarde les phrases d’exemple dans l’exercice A.
Je –
Tu –ais
Il/elle/on –
Nous –ions
Vous –iez
Ils/elles –
Attention à la prononciation des terminaisons de l’imparfait ! On n’entend pas la différence entre les terminaisons du singulier et la terminaison de la troisième personne pluriel : [ɛ].
E Qu’est-ce que les jeunes veulent exprimer par l’imparfait ?
une action unique et limitée dans le temps une description de la situation au passé une action qui dure au passé
LIRE
L’imparfait : formation
radical + terminaisons
indicatif présent nous – ONS p. ex. regardons -ais -ais -ait -ions -iez -aient
finir : nous finissons → finissfinir jefiniss ais tu finiss ais il/elle/onfiniss ait nousfiniss ions vous finiss iez ils/ellesfiniss aient
boire : nous buvons → buvboi re jebuv ais tu buv ais il/elle/onbuv ait nousbuv ions vous buv iez ils/ellesbuv aient
Attention aux cas particuliers des verbes en -ER !
regard er je regard ais tu regard ais il/elle/on regard ait nous regard ions vous regard iez ils/elles regard aient
recevoir : nous recevons → recevrecev oir je recev ais tu recev ais il/elle/on recev ait nous recev ions vous recev iez ils/elles recev aient
1 Les verbes en -CER c → ç devant A, U, O commenc er jecommenç ais tu commenç ais il/elle/oncommenç ait nouscommenc ions vous commenc iez ils/ellescommenç aient
Même conjugaison : lancer, placer, prononcer…
2 Les verbes en -GER g → ge devant A, U, O mang er jemange ais tu mange ais il/elle/onmange ait nousmang ions vous mang iez ils/ellesmange aient
Même conjugaison : bouger, changer, loger, nager, ranger…
Une seule exception : être être j’ ét ais tu ét ais il/elle/on ét ait nous ét ions vous ét iez ils/elles ét aient
2
L’imparfait : emploi
J’utilise l’imparfait pour donner une description, pour parler d’une habitude ou pour parler d’une situation (qui durait longtemps) au passé.
Une description…
– des circonstances Il faisait vraiment beau.
– des personnages Le garçon était très motivé.
– du décor L’hôtel avait des chambres modernes.
Une habitude, une répétition
– Chaque été, nous allions à la mer.
– D ’habitude, je partais tôt au travail.
– Normalement, nous faisions du sport le weekend.
Une situation (qui durait longtemps dans le passé)
– Les gens me regardaient au resto, au supermarché, …
– Les élèves étaient en classe depuis une minute, quand le prof est entré.
Indique la bonne forme du verbe à l’imparfait.
1 Ce garçon … très intelligent. était étions étaient
2 Chaque semaine, nous … de la gymnastique. faisiez faisions faisaient
3 Le chanteur le plus célèbre … les cheveux noirs et les yeux bleus. avaient avait avais
4 Si tu … ces chaussures, tu les achèterais immédiatement. voyais voyaient voyait
5 Ce jour-là, il … froid : seulement 2 °C ! faisait faisais faisaient
3
Donne d’abord la forme de « nous » à l’indicatif présent, puis la bonne forme à l’imparfait.
Infinitif « Nous » à l’indicatif présentL’imparfait chanter nous je ranger nous elle danser nous on accepter nous vous faire nous nous préparer nous tu
Infinitif « Nous » à l’indicatif présentL’imparfait soutenir nous il finir nous elles rendre nous tu prononcer nous ils valoriser nous vous être (!) nous on
Conjugue les verbes entre parenthèses à l’imparfait.
1 Avant, ils (voyager) beaucoup en avion.
2 En Afrique, nous (boire) beaucoup d’eau.
3 Est-ce que tu (connaitre) cette chanteuse ?
4 Est-ce que vous (savoir) parler français ?
5 Elle (prendre) le tram tous les jours.
6 Elles (lire) tous les matins le journal.
7 En 2010, j’(avoir) 15 ans.
8 Avant, il (être) vraiment petit.
9 Pendant notre jeunesse, on (aimer) les bonbons.
10 Est-ce que tu (faire) du sport régulièrement ?
Changements. Regarde le modèle et complète correctement à l’imparfait.
Modèle : L’année dernière, je portais tous les jours un pantalon. Cette année, je porte seulement des jupes.
1 À 20 ans, mon père … une moto. Maintenant, il conduit une voiture.
2 Il y a deux ans, Loïc … en France. Maintenant, il vit en Belgique.
3 La semaine dernière, nous … en vacances. Cette semaine, nous sommes à l’école.
4 Quand j’étais plus jeune, je … souvent des comédies. Maintenant, je regarde des films d’action.
5 Avant, j’ … faire de la plongée. Maintenant, je n’aime plus, je fais du surf.
6 Quand j’étais petite, ma sœur ne … jamais sa chambre. Maintenant, elle range toute sa maison.
Complète les phrases avec les verbes suivants. Conjugue-les à l’imparfait.
avoir – conduire – devoir – donner – penser – pouvoir
1 Je/J’ … peu de temps pour moi.
2 Avant, ils … beaucoup de cadeaux.
3 Ils … rester debout toute la nuit.
4 Elles … rentrer tôt le lundi.
5 Nous … notre voiture.
6 Ils … à une nouvelle vie.
Avant, la vie était comment ? Écris une phrase complète pour décrire les images.
1 Avant, on
Maintenant, on utilise le lave-vaisselle.
2 Avant, les gens
Maintenant, on prend plus souvent la voiture ou les transports publics.
3
Avant, les enfants
Maintenant, ils regardent la télé et jouent à des jeux vidéo.
4 Avant, les familles
Maintenant, elles mangent plus de fast-food.
5
Avant, les enfants .
Maintenant, ils jouent plus aux jeux vidéo.
Vocabulaire : parler de l’identité et de l’engagement, de la diversité et de l’inclusion dans notre société p. 117
Grammaire : l ’imparfait : révision diddit.be
ARRIVÉE : Vers une école plus inclusive – une campagne publicitaire
Dans ta classe, il y a un nouvel élève, qui a des besoins spécifiques. Ensemble avec ce nouveau camarade de classe, tu vas rendre ton école plus inclusive.
À deux ou à trois.
OR IENTATION
– Votre prof vous donnera la fiche d’un nouvel élève de votre classe, qui a des besoins spécifiques. Lisez et analysez bien l’information sur votre fiche.
PRÉPARATION
– Notez les besoins de cette personne. Fais des recherches sur Internet, si nécessaire.
– Vérifiez comment votre école répond actuellement à ces besoins et notez les choses qui manquent pour rendre votre école plus inclusive.
– Imaginez : votre école entièrement inclusive est devenue une réalité ! Comparez cette école idéale avec votre école d’avant. Qu’est-ce que vous avez changé ? Pensez aux différents critères : égalité, liberté, être accepté, les besoins physiques…
– Notez la comparaison en phrases complètes pour au moins quatre éléments différents.
p. ex. (imparfait) Avant, il n’y avait pas de stationnement devant l’école pour des personnes porteuses de handicap. (indicatif présent) Maintenant, dans mon école inclusive, il y a deux places destinées aux (parents des) personnes porteuses de handicap.
– Préparez votre campagne pour défendre votre projet devant la classe. Notez des mots-clés sur une fiche.
ACTION
– Visualisez vos résultats sur une affiche à l’aide d’images, slogans et mots-clés, pour convaincre vos camarades de classe de vos idées pour une école inclusive. Bricolez une affiche en groupe ou utilisez un site Web, comme Canva.
– Choisissez une des deux options suivantes :
■Présentez le résultat en classe. Attention, chaque membre du groupe doit prendre la parole.
■Enregistrez une vidéo (+/- 1 minute) dans laquelle vous présentez votre campagne pour une école plus inclusive.
– Comparez les différentes campagnes en classe. Discutez-en en petits groupes de quatre à cinq personnes. Qui a présenté la meilleure affiche ? Qui a proposé les meilleures solutions pour rendre votre école plus inclusive ? Qui remportera le prix de la meilleure école inclusive ?
R ÉFLEXION
La tâche a été comment ?
Je participe activement à la préparation.
J’utilise le bon vocabulaire pour parler d’une école inclusive.
J’utilise correctement l’imparfait (avant) et l’indicatif présent (maintenant).
J’utilise correctement les structures pour formuler mon opinion personnelle.
Attitudes et stratégies :
– Quand il y a un mot que je ne connais pas, je le recherche sur Internet (lors de la préparation).
– Je travaille bien en équipe.
– Je soigne ma prononciation et ma langue.
– Je suis enthousiaste devant la classe (intonation, gestes, etc.).
– Je soigne le contact avec le public.
élève prof
Quelles fautes est-ce que je dois éviter la prochaine fois ?
Conseils du prof
VERS UN MONDE PLUS INCLUSIF ET DIVERSIFIÉ
Certaines de ces personnes « extraordinaires » veulent simplement être considérées comme ordinaires et avoir des passetemps comme les autres.
– Qu’est-ce que tu fais de ton temps libre (en semaine et pendant le weekend) ?
– Est-ce que tu penses que ces activités conviennent à des personnes à besoins spécifiques ou de différentes orientations sexuelles, par exemple ?
Lis le texte sur un sport assez particulier. Puis, réponds aux questions sous l’article.
Les sirènes : un sport d’inclusion pour les personnes porteuses de handicap
La MerMagic Convention qui s’est tenue à Manassas, en Virginie, a rassemblé de nombreux fans de sirènes, dont des personnes porteuses de handicap. Grâce à ce sport original, ces personnes ont retrouvé le plaisir du sport dans l’eau.
Des centaines de femmes et d’hommes, qui étaient revêtus de queues de poisson brillantes, ont ondulé dans des bassins ce weekend, près de Washington, lors d’une des principales rencontres mondiales de sirènes.
La MerMagic Convention réunit chaque année aux États-Unis les fans de créatures fantastiques. Les participants, amateurs ou professionnels, qui se transforment en sirènes pour des spectacles ou des fêtes privées, se montrent talentueux dans les piscines et portent des costumes fantastiques.
En plus des éclats d’eau et de la soirée de gala en vêtements de fête, cette rencontre est aussi une foire commerciale où sont proposés des cours payants de natation sécurisée , des accessoires brillants et des photos professionnelles. Mais c’est surtout l’occasion d’inclure tous les profils.
« Tout le monde peut être une sirène, peu importe son âge, son origine, son corps ou ses problèmes de santé », explique une jeune femme de 19 ans nommée Merlot, avec une coiffure qui va bien avec sa queue de sirène. Pour elle, il n’y a pas de limites.
Au programme, il y a des discussions sur « la diversité parmi les sirènes », « les sirènes de toutes tailles font des vagues », et un atelier pour se maquiller comme une sirène avec toutes les couleurs du lagon.
Helena McLeod, âgée de 33 ans et atteinte de la maladie de Charcot-Marie-Tooth, une maladie neurologique qui affaiblit ses muscles, a des difficultés à marcher, mais elle brille au bord de la piscine avec sa queue de sirène bleue et magique.
La sirène Chobo, qui n’a pas d’avant-bras, explique ne pas pouvoir pratiquer un grand nombre de sports. « Mais j’adore nager », explique cette jeune femme de 27 ans, qui porte une perruque fuchsia et de faux coquillages aux couleurs vives. « Être sirène me permet de faire du sport et de m’exprimer, c’est très inclusif. »
« C’est un moyen de prendre soin de soi de manière amusante », poursuit-elle. « On a tous besoin de quelque chose pour se détendre… »
D’après: www.parismatch.com
A La MerMagic Convention, c’est quoi ? Explique avec tes propres mots.
B Décris leur costume.
C Qui sont les participantes ? Complète la grille. Qu’est-ce que tu sais d’elles ?
Nom
D Quels sont les trois avantages de cette rencontre aux États-Unis ?
Quel mot est-ce que tu reconnais ? Regarde le texte, si nécessaire.
(verbe) (verbe)
On cherche quel mot ?
1 un groupe de cent unités une
2 l ’imagination libre la
3 ce qui est varié, divers la
4 mettre ensemble des choses ou des personnes (verbe)
5 qui éprouve un sentiment de sécurité, de confiance (adjectif)
6 soigner quelqu’un (verbe) quelqu’un
Complète les phrases avec les mots suivants. Ajoute l’article si nécessaire et fais les accords.
amateur – atelier – limite – professionnel – payant – se tenir
1 Dépasser ses propres … est parfois dangereux pour notre corps.
2 – Est-ce que les cours de natation sont gratuits ou … ?
• Si tu es membre du club, c’est gratuit.
3 La fête … (indicatif présent) sur la Plaza d’El Remo, où se déroulent les spectacles de musique et les danses exotiques.
4 Loïc adore la neige. Pendant son temps libre, il est … de ski.
5 Manuel est … du ski : à Aspen, il donne des cours privés au moins quatre fois par semaine.
6 Tu veux apprendre à dessiner ? Notre centre culturel propose … de 60 min.
Lis les phrases. Puis, réponds aux questions.
1 Les participants qui montrent leurs talents dans le monde du spectacle rivalisent dans les piscines du centre aquatique.
2 Les sirènes que tu vois dans la piscine sont presque toutes des personnes porteuses de handicap.
3 Les femmes dont on parle dans le texte sont porteuses d’une maladie ou d’un handicap physique.
4 On se trouve à Manassas, en Virginie, aux États-Unis, où on organise chaque année la MerMagic Convention.
5 C ’est le jour où chaque personne vit son rêve dans l’eau, sans différences entre les participants.
A Surligne dans chaque phrase le mot auquel le mot en gras renvoie (l’antécédent).
B Analyse les mots surlignés. Complète la grille.
1 QUI le SUJET
2 QUE le COD
3 DONT DE + une personne/une chose
4 OÙ un LIEU
5 OÙ un TEMPS
C Qu’est-ce que le pronom relatif introduit ? une phrase relative (een betrekkelijke bijzin) qui donne de l’information supplémentaire sur le mot surligné un nouveau substantif dans la phrase principale
D Quel est l’avantage d’un pronom relatif ?
Le pronom relatif
Le pronom relatif (het betrekkelijk voornaamwoord) se trouve derrière un antécédent (un mot ou un groupe de mots). Il renvoie à cet antécédent et le remplace dans la proposition relative (de betrekkelijke bijzin).
QUI (sujet)
QUE (COD)
DONT (DE + personne/ chose)
OÙ (temps/lieu)
Qui ou que ?
Le chat qui miaule est à moi. De kat die miauwt is van mij.
Le chat que tu vois est à moi. De kat die je ziet is van mij.
Voici le livre dont je t’ai demandé le prix.
C’est la ville où il habite. C’est l’année où je suis allé à Paris.
QUI : …+ verbe conjugué
QUE : …+ sujet + verbe conjugué
Qui ou que ? Complète les phrases.
1 Où est-ce que tu as mis le livre … était ici ?
2 Le livre … tu m’as donné est dans ma valise.
3 J’ai un voisin … travaille dans le théâtre.
Ziehier het boek waarvan ik je de prijs gevraagd heb.
Dat is de stad waar hij woont. Het is het jaar waarin ik naar Parijs ben geweest.
Le chat qui miaule est à moi.
Le chat que tu vois est à moi.
4 Le voisin … tu vois dans le jardin est allemand.
5 Voici mon nouveau pull, … je trouve très beau.
6 Je veux le manteau rouge … se trouve dans l’étalage de la boutique.
Transforme avec qui ou que selon le modèle.
Modèle : J’attends un ami. Il est en retard.
J’attends un ami qui est en retard.
1 Je lis un livre. Le livre raconte l’histoire d’un amour impossible.
2 L’enfant a un robot. Le robot parle.
3 Je bois un coca. Max a acheté ce coca.
4 J’écoute un musicien. Le musicien habite à Paris.
5 Tu vois le bus ? Tu prends ce bus tous les jours.
D ont ou bien où ? Complète les phrases.
1 C ’est un sujet … on parle souvent.
2 La ville … je suis né est une petite ville.
3 L’année … je suis allée à Paris, il a neigé en juillet.
4 C ’est le job … tu as toujours rêvé.
5 Voici le livre … tu as besoin.
6 Le jour … j’ai vu Amina, il pleuvait.
Complète les phrases avec le pronom qui convient : qui, que, dont, où.
1 Je connais bien le pays … il habite.
2 Voici les livres … tu as besoin pour réussir le test.
3 J’ai une amie … je vois très peu.
4 L’heure … je suis née était 7 heures.
5 La femme … tu parles est ma cousine.
6 Je me souviens bien du jour … ils se sont rencontrés.
7 Tu n’as pas gouté la tarte … j’ai préparée.
8 J’ai deux cousins … sont nés au Maroc.
Complète les phrases librement.
1 Voici le chien qui
2 C ’est la maison où
3 Je veux aller voir le film dont
4 Le livre que
Lis les phrases.
Helena dit : « Je veux être un modèle pour les jeunes porteurs de handicap. » A
Je me demande : « Où est-ce qu’on organise ce congrès sur l’inclusion ? » C
E
Je me demande : « Est-ce que tu as envie d’y participer ? »
Helena dit qu’elle veut être un modèle pour les jeunes porteurs de handicap. B
D
Je me demande où on organise ce congrès sur l’inclusion.
Je me demande si tu as envie d’y participer. F
A Note la lettre de chaque phrase derrière la description correcte.
Une phrase directe (affirmative ou négative)
Une phrase indirecte (affirmative ou négative)
Une question directe
Une question indirecte
On cite les paroles sans changements. Avec guillemets (aanhalingstekens).
Devant les paroles citées, il y a un verbe (dire, affirmer, répondre…) + de ou que. Sans guillemets. Dans la phrase, on voit des transformations grammaticales, p. ex. les pronoms personnels.
On cite les paroles sans changements. La question se termine par un point d’interrogation (?). Avec guillemets.
Devant les paroles citées, il y a un verbe (demander, dire, s’informer…) + conjonction (si) ou mot interrogatif (où, quand, comment…). Sans point d’interrogation et sans guillemets.
B Compare les phrases de gauche avec celles de droite. Note les différences.
A/B :
C/D :
E/F :
Le discours indirect (1)
La phrase affirmative ou négative
Pour rapporter les mots de quelqu’un (dans une phrase affirmative, négative), j’utilise le discours indirect.
Discours direct
Marie dit : « J’ai faim maintenant. »
Marie affirme : « Il fait beau aujourd’hui. »
Les enfants disent : « Nous ne rentrerons pas après le diner. »
Le prof ne dit pas : « Vous pouvez parler. »
Discours indirect
Marie dit qu’elle a faim maintenant.
Marie affirme qu’il fait beau aujourd’hui.
Les enfants disent qu’ils ne rentreront pas après le diner.
Dans la phrase indirecte, il y a souvent des transformations (grammaticales). – le pronom personnel + le verbe conjugué Il dit : « Je suis content. » Il dit qu’il est content.
– l ’adjectif possessif :
Yousra promet : « Je te donne mes livres ! »
…
Mets les phrases au discours indirect.
1 Henriette dit : « Je suis malade ! »
Henriette dit
Yousra promet qu’elle me donne ses livres.
2 Les enfants disent : « Un jour, nous serons grands. »
Les enfants disent .
3 Madame Belvédère me dit : « le gâteau à la crème est délicieux. »
Madame Belvédère me dit .
4 Je réponds : « Cela me fait plaisir ! »
Je réponds .
5 Louisa affirme : « Je suis bonne en maths. »
Louisa affirme
6 Tu ne dis pas : « Je ne peux pas le faire. »
Le discours indirect (2)
La phrase interrogative
Pour rapporter les mots de quelqu’un (dans une phrase interrogative), j’utilise le discours indirect.
Pour exprimer l’ordre ou la demande (impératif), on utilise de/d’ + infinitif au discours indirect.
Il nous dit : « Viens tout de suite ! »
Il me dit : « Ne sois pas si curieuse ! »
Mets les phrases au discours indirect.
Il nous dit de venir tout de suite. Il me dit de ne pas être si curieuse.
1 La maman demande à l’enfant : « Tu t’es lavé les mains ? »
La maman demande à l’enfant
2 Le prof demande : « Quand est-ce que Napoléon est mort ? »
Le prof demande .
3 Juliette demande à ses amies : « Pourquoi est-ce que vous pleurez ? »
Juliette demande à ses amies .
4 Ma sœur me demande tous les jours : « Est-ce que tu veux jouer aux cartes ? »
Ma sœur me demande tous les jours .
5 Mon père me dit : « Sois sage ! »
Mon père me dit .
→ SPRINT ÉTAPE 2
Vocabulaire : parler des sports inclusifs p. 119
Grammaire : les pronoms relatifs qui, que, dont, où p. 121 le discours indirect diddit.be
ARRIVÉE : Vers un monde sportif plus inclusif
Pour les personnes porteuses de handicap, il n’est pas toujours facile de pratiquer un sport.
À deux ou à trois
OR IENTATION
– Le prof donnera à chaque groupe une situation différente. Lisez la fiche.
PRÉPARATION
– À vous de trouver maintenant un sport accessible pour cette personne. Faites des recherches sur Internet.
– Notez une réponse aux questions suivantes :
■On joue comment à ce jeu ?
Quel est l’objectif ?
■Est-ce qu’il s’agit d’un sport à l’intérieur/à l’extérieur ?
■Quelles sont les règles ?
■Quel est l’équipement ?
■Le sport est accessible à tous ?
■Vous aimeriez aussi jouer à ce jeu ?
Pourquoi (pas) ?
ACTION
– Présentez ce sport en classe ou dans une vidéo. Les phrases suivantes peuvent vous aider.
Modèle : • C ’est un sport qui …
• Le lieu où on joue à ce sport est …
• Le matériel dont on a besoin est …
Tu sais encore ?
– Jouer à + sports d’équipe
p. ex. Je joue au football, ils jouent au badminton…
– Faire de + tous les sports (sports d’équipe et aussi des sports individuels)
p. ex. Elle fait de l’équitation, ils font du basket…
– Rapportez les paroles d’un autre groupe à l’oral. Résumez ce qu’ils ont présenté.
Modèle : • Le groupe de (noms des élèves) dit que le/la/l’ … est un sport inclusif.
• Le groupe de (noms des élèves) nous explique que le … est une activité inclusive.
– Choisissez le groupe avec le sport le plus original et amusant.
R ÉFLEXION
La tâche a été comment ?
J’utilise le bon vocabulaire pour parler des passetemps et de l’inclusivité.
J’utilise correctement les temps verbaux.
J’utilise des supports visuels lors de la présentation.
Attitudes et stratégies :
– Je travaille bien en équipe.
– Quand il y a un mot que je ne connais pas, je le cherche sur Internet (lors de la préparation).
– Je soigne ma prononciation et ma langue.
– Je suis enthousiaste devant la classe (intonation, gestes, etc.).
– Je soigne le contact avec le public.
élève prof
Quelles fautes est-ce que je dois éviter la prochaine fois ?
Conseils du prof → SPRINT DE MASSE
Vocabulaire : récapitulation p. 44
Grammaire : récapitulation p. 47
Les symboles d’une société diversifiée
Regarde la photo. Il s’agit de qui ? Qu’est-ce que tu sais sur elle ?
Peu de connaissances sur cette héroïne nationale de la France ? Regarde la vidéo.
A Note en mots-clés les infos les plus importantes.
B Maintenant, raconte sa vie à l’oral. Utilise les mots-clés que tu viens de noter.
Jeanne d’Arc, fillette chrétienne ou icône LGBTQIA+ ? Lis le texte.
A Réponds aux questions en-dessous.
Jeanne d’Arc est une sainte très populaire partout dans le monde. Certaines personnes pensent maintenant qu’elle était différente, ni fille ni garçon. La vie extraordinaire de Jeanne fascine encore aujourd’hui beaucoup de gens. Elle est très connue comme sainte, tout comme Marie, la mère de Jésus, bien qu’elles soient très différentes. Les images montrent Marie avec son bébé, alors que Jeanne est montrée avec une épée1. Elle est la seule sainte à être représentée en guerrière avec une armure. Elle a été persécutée2 par des chefs religieux, ce qui ressemble à ce que vivent
1 une épée : een zwaard 2 persécuter : vervolgen
certaines personnes LGBTQIA+ qui ont la foi. Elle est la seule sainte qui a été officiellement reconnue par l’Église et en même temps condamnée à mort par elle.
Jeanne a réussi à rejoindre le groupe très masculin des saints les plus importants, qui étaient tous des hommes jusqu’à son arrivée en armure. Beaucoup de gens veulent faire de Jeanne un symbole, que ce soient les personnes LGBTQIA+, les féministes, l’Église catholique ou les nationalistes français. Il y a plus de 10 000 livres, pièces de théâtre, peintures et films sur Jeanne.
Aujourd’hui, les personnes LGBTQIA+ la voient comme une personne qui leur ressemble et un modèle à suivre, car elle a bravé les règles1 sur le genre. Les écrivains LGBTQIA+ ont tendance à ne pas parler de la foi chrétienne de Jeanne, tandis que l’Église ne parle pas de son choix de s’habiller comme un homme. En réalité, Jeanne croyait très fort en Dieu ET elle aimait s’habiller en homme. Jeanne est importante pour les gens aujourd’hui parce qu’elle avait des croyances personnelles qui étaient différentes de celles de l’Église. Elle disait que Dieu voulait qu’elle porte des vêtements d’homme, ce qui fait d’elle une personne qu’on appellerait aujourd’hui queer, lesbienne, non binaire, transgenre ou intersexe. Il est difficile d’utiliser ces mots modernes pour parler de personnes qui ont vécu il y a très longtemps, mais les communautés lesbiennes et transgenres sont inspirées par Jeanne et la considèrent comme l’une des leurs.
D’après : qspirit.net
1 Jeanne d’Arc est comparée à une autre femme puissante. À qui ?
2 Pourquoi est-ce que la représentation de Jeanne d’Arc est différente ?
B Surligne les phrases dans le texte qui expliquent pourquoi elle est devenue un symbole de la communauté LGBTQIA+.
1 braver les règles : de regels trotseren
Tu connais encore d’autres personnes célèbres qui symbolisent un groupe particulier dans notre société ?
A Combine les noms avec la photo correspondante.
Gandhi – Martin Luther King – Nelson Mandela – Rosa Parks –Taylor Swift – Mère Teresa
B Tu sais quelles sont les minorités que ces gens prennent ou ont pris en charge ? Fais des recherches sur Internet si nécessaire.
Est-ce que tu connais d’autres célébrités qui défendent les droits de certains groupes dans notre société ? Complète la grille. Fais des recherches sur Internet si nécessaire. Puis, présente le résultat en petits groupes.
Nom
Nationalité
Vie personnelle
Défend les droits de…
Comment ?
PARLER LIRE
PARLER LIRE
VOCABULAIRE
Vocabulaire actif
SUBSTANTIFS
l’adolescence (f.) Pendant l’adolescence, les jeunes remarquent beaucoup de changements dans leur corps. de jeugd, adolescentie
une chance Tous les enfants n’ont pas la chance de grandir dans une famille chaleureuse. een geluk, gelegenheid
une communauté La Belgique est divisée en trois régions (Flandre, Wallonie et Bruxelles) et en trois communautés selon la langue parlée.
een gemeenschap
une école maternelle/la maternelle À l’âge de trois ans, en maternelle, j’avais déjà trouvé mon meilleur ami. een/de kleuterschool
une école primaire En Belgique, l’école primaire commence à l’âge de six ans. een basisschool, lagere school
l’homosexualité (f.) Dans beaucoup de pays, l’homosexualité est toujours considérée comme un crime. de homoseksualiteit
une identité (de genre)
L’acceptation de l’identité de genre est un pas important vers l’égalité.
een (gender)identiteit
l’intégration (f.) Ces cours préparent les jeunes à l’intégration dans l’enseignement ordinaire. de integratie
un jugement J’ai peur de son jugement, parce qu’il est souvent très négatif.
een oordeel, beoordeling
une opération Après son accident, il a subi plusieurs opérations au pied gauche. een operatie
une procédure Pour être accepté en Belgique, il faut suivre toute une procédure administrative. een procedure
un processus Le processus de guérison après une opération complexe peut prendre du temps.
une quête Il a rencontré des personnes formidables pendant sa quête pour l’acceptation de son identité.
een proces
een zoektocht un soutien Nous ne pouvons pas vivre sans le soutien de nos amis et de notre famille.
un sujet
un système scolaire
un torse
L’égalité entre les hommes et les femmes est un sujet intéressant pour un débat.
een steun
een onderwerp
Le système scolaire français est différent de celui en Belgique. een onderwijssysteem
La partie supérieure du corps humain, située entre le cou et la taille, est le torse
une transition Il est important pour les gens en transition de recevoir un soutien émotionnel et médical.
een torso, romp
een transitie, overgang
ADJECTIFS
cosmopoliteParis est une ville cosmopolite. On y rencontre des personnes de toutes nationalités et cultures. kosmopolitisch
malvoyant, malvoyante
La vie quotidienne d’une personne malvoyante sera plus agréable dans un environnement adapté. slechtziend
rare Un Noël blanc est un phénomène rare. zeldzaam, schaars séparé, séparéeLes garçons et les filles ont des cours dans des classes séparées gescheiden
tabou Il ose parler de sujets tabous. taboe
VERBES
accepter Mon père a du mal à accepter sa retraite, il n’aime pas rester à la maison. aanvaarden
célébrer Je célèbre mon anniversaire aujourd’hui. vieren considérer comme Il considère ce livre comme son favori. beschouwen als enlever
Une opération pendant laquelle on enlève les seins s’appelle une mammectomie. weghalen, verwijderen
La technologie continue d’évoluer rapidement.evolueren s’exprimerMa sœur a du mal à s’exprimer en français quand elle est en vacances en France. zich uitdrukken s’intégrer S’intégrer à son nouveau travail était difficile, mais maintenant, Marcel se sent à l’aise avec ses collègues. zich integreren
juger Il est important de ne pas juger les gens en fonction de leur apparence. oordelen, beoordelen
permettre (quelque chose à quelqu’un)
Les parents ont décidé de permettre à leur fils ainé de conduire la voiture familiale.
(iets) toelaten (aan iemand)
préparer àL’école prépare les élèves à être des personnes responsables. voorbereiden om
soutenir
La famille a toujours été là pour me soutenir dans les moments difficiles. ondersteunen
valoriser Il est important de valoriser le travail des employés pour les motiver. waarderen
EXPRESSIONS
avoir du mal à Mon frère a du mal à se concentrer en classe, voilà pourquoi il met parfois un casque. moeite hebben om être fort, forte enMa sœur est forte en maths, elle veut devenir ingénieure. sterk zijn in
être originaire deMon ami est originaire de Paris. Cela explique sa passion pour la cuisine française. afkomstig zijn van
être passionné, passionnée par + substantif
faire du bien
Elle est passionnée par la photographie depuis son enfance et passe des heures à prendre des photos dans la nature.
gepassionneerd zijn door
Un bain chaud te fera du bien ! goed doen
AUTRES
chacun, chacuneChez nous, c’est parfois chacun pour soi.ieder
librement
Dans une société démocratique, les citoyens ont le droit de s’exprimer librement. vrij
Vocabulaire passif
SUBSTANTIFS
les arts plastiques (m.)
un besoin spécifique
Le musée montre une grande collection d’œuvres d’arts plastiques. de beeldende kunsten
Dans le cadre de l’éducation inclusive, il est essentiel de répondre à chaque besoin spécifique des élèves.
een specifieke behoefte le braille
une classe DASPA (dispositif d’accueil et de scolarisation des élèves primoarrivants)
un élève primoarrivant
Le braille est un système d’écriture tactile pour les personnes qui sont malvoyantes.
Une classe DASPA est une classe spéciale pour des élèves primo-arrivants, qui met l’accent sur l’apprentissage intensif du français.
Un élève primo-arrivant est un nouvel arrivant dans le pays, qui peut avoir besoin de soutien pour s’adapter à l’école.
un fardeau Porter un fardeau émotionnel peut être très difficile. Il est donc important de chercher de l’aide.
une mammectomie Elle a choisi de subir une mammectomie pour vivre sa vie en accord avec son identité de genre.
une minorité Les droits des membres de toute minorité doivent être respectés et protégés.
VERBES
contribuer à Chacun de nous a le potentiel de contribuer à l’amélioration de notre société.
het braille
een OKAN-klas (onthaalklas anderstalige nieuwkomers)
een OKAN-leerling
een last
een mammectomie, borstamputatie
een minderheid
bijdragen tot répondre àIl est essentiel de répondre à toutes les questions des étudiants avant les examens.
beantwoorden aan, voldoen aan
Vocabulaire actif
SUBSTANTIFS
un amateur Je suis un amateur en astronomie. J’aime observer les étoiles et apprendre sur l’univers.
un atelier
Dans notre atelier de danse, vous découvrirez les mouvements du tango.
une centaine Des centaines d’élèves vont participer à la manifestation.
een liefhebber
een workshop
een honderdtal
ÉTA PE
un coquillage Sur la plage, j’ai ramassé un coquillage rare et magnifique.
une créature Dans la forêt vivaient des créatures mystérieuses et des oiseaux chantants.
een schelp
een wezen, schepsel
la diversité La diversité des cultures enrichit notre société.de diversiteit une fantaisie L’imagination et la fantaisie sont essentielles pour la création artistique. een verbeelding
une inclusion L’inclusion de personnes avec des caractéristiques différentes est intéressante pour tout le monde.
une limite Il est parfois important de repousser ses limites personnelles pour évoluer dans la vie.
La différence entre un professionnel et un amateur est parfois grande.
een inclusie
een limiet
een professional
Son profil en ligne montre sa passion pour la photographie. een profiel
La légende d’une sirène qui attire l’attention des marins existe depuis des siècles. een zeemeermin
Les sports d’inclusion permettent la participation de personnes porteuses de handicap à la vie sportive et sociale.
een inclusieve sport
brillant, brillanteLes enfants portaient des costumes brillants le jour de carnaval. glanzend
fantastiqueLe parc d’attractions a organisé une soirée fantastique avec un spectacle de magie. fantastisch, fantasie-
inclusif, inclusiveUne société inclusive est une société qui encourage et favorise la participation et l’intégration de tous ses membres.
magique
inclusief
La première neige de l’hiver a transformé la ville en un paysage magique. magisch payant, payanteL’accès à ce musée renommé est payant. Où est votre billet ? betalend
sécurisé, sécurisée Le système de payement en ligne de cette boutique est sécurisé : les clients seront protégés lors des transactions.
VERBES
veilig, beveiligd
briller Le soleil brille, c’est une belle journée d’été.schitteren, schijnen se détendreAprès une longue période de travail, j’ai besoin de me détendre dans la piscine. zich ontspannen
inclure Je vais inclure tous les éléments essentiels dans mon rapport. Je ne peux rien oublier. opnemen se maquillerMa sœur aime se maquiller, elle met toujours du rouge à lèvres. zich schminken
rassemblerLe jour de ton anniversaire, tu dois rassembler tout le monde chez toi.
verzamelen, bijeenbrengen
se tenir La fête se tient à Paris, dans un hôtel au centreville. plaatsvinden
se transformerÀ la fin du film, la bête s’est transformée en prince. veranderen
EXPRESSIONS
prendre soin deElle prend toujours soin de ses plantes. Elle leur donne de l’eau régulièrement.
AUTRES
zorgen voor
peu importe Peu importe la météo, nous irons piqueniquer demain. ongeacht
Vocabulaire passif
SUBSTANTIFS
un bassin
Les enfants s’amusent à nager et jouer dans le bassin quand il fait chaud.
een (zwem)dok
un éclat Les éclats d’eau des poissons font un bruit agréable. een plons
une foire
un lagon
une perruque
Chaque année, la foire locale attire de nombreuses personnes avec ses jeux et ses stands de nourriture délicieuse.
Le lagon turquoise était l’endroit idéal pour la baignade et la plongée.
Lors de la soirée à thème, elle portait une belle perruque blonde.
een beurs
een lagune
een pruik
une vague Les surfeurs attendaient patiemment la prochaine vague. een golf
VERBES
onduler
revêtir
Et si on vous disait qu’onduler sous l’eau comme une sirène était un vrai sport ?
kronkelen, golven
Elle revêt une jolie robe pour la fête ce soir.zich kleden in, dragen rivaliser
Les deux équipes rivalisent, elles veulent toujours gagner. wedijveren, concurreren
EXPRESSIONS
prendre en chargeLe médecin a décidé de prendre en charge le traitement du patient pour l’aider à guérir plus vite. zorgen voor, op zich nemen, de leiding nemen over
ÉTA PE 1 2
1 VOCABULAIRE
Parler de l’identité et de l’engagement, de la diversité et de l’inclusion dans notre société
Complète le texte avec les mots suivants. Fais les accords nécessaires.
Dans une société tolérante et inclusive, les personnes en (1) de genre peuvent (2) librement sur leur identité de genre. Il est important de (3) ces personnes commes des individus dignes de respect. Pendant l’étape de (4), ces personnes peuvent subir des (5) pour mieux correspondre à leur identité de genre, mais ce n’est pas toujours le cas. De toute façon, le (6) de la famille, des amis et de la société en général est crucial. Même si on pense qu’il s’agit d’un phénomène plutôt (7), plusieurs centaines de personnes demandent chaque année de changer de genre.
Résultat: /7 < 5/7 Exercice 2 ≥ 5/7 Exercice 3
Complète les phrases avec les mots suivants. Fais les accords nécessaires.
1 Aujourd’hui, il fait beau. Il n’y a pas de nuages et le soleil … .
2 Elle doit utiliser sa baguette … pour ensorceler le prince.
3 Mon père est un … de musique classique. Dans la voiture il écoute Chopin, Mozart, etc.
4 Ma fille adore collectionner des … . Quand on est à la mer, elle les cherche toujours sur la plage.
5 Ma mère n’aime pas … . Elle préfère un look naturel.
6 Mon frère veut toujours dépasser ses … . Hier, il a fait un saut à l’élastique.
7 Pour écrire des romans, on a besoin de beaucoup de … .
8 Mon frère … mon grand-père malade.
9 Une valeur importante est l’ …, pour garantir la participation de tout le monde à notre société.
10 Tu veux apprendre à danser le paso doble ? Notre école propose un … en été.
Résultat: /10 < 7/10 Exercice 2 ≥ 7/10 Exercice 3
Résultat: /6 < 4/6 ≥ 4/6 Exercice 3
ÉTA PES
1, 2
Complète les phrases logiquement.
1 Ariel est sans doute la … la plus célèbre grâce au film d’animation de Disney.
2 Est-ce que tu penses qu’on doit aborder le thème de la … en classe pour montrer que chaque personne est différente et unique ?
3 Tu as déjà créé un … sur BeReal ? Il s’agit d’une application qui permet de poster une photo personnelle à un moment différent chaque jour, sans filtre ni retouche.
4 À minuit, Cendrillon … à nouveau en servante et elle oublie sa pantoufle de verre.
5 Le concept d’un … est simple : permettre à toutes et à tous de pratiquer un sport dans les meilleures conditions possibles, sans discrimination.
6 Les contes de fées peuvent être considérés comme un genre littéraire …, avec des éléments magiques et surnaturels.
7 La fête de quartier a réussi à … de nombreuses familles et amis pour une journée de détente.
8 … la météo, nous irons à la plage aujourd’hui avec toute la famille.
Plus d’exercices sur le vocabulaire de chaque étape ? Visite diddit.be !
Sprint de masse
Tu dois faire de la promotion pour une nouvelle activité inclusive, que tu veux organiser à l’école. Tu écris un petit texte sur l’Instagram de l’école.
A Complète d’abord la grille. Note des mots-clés. Utilise le vocabulaire de la société inclusive.
Activité ?
Quand ? à midi – pendant les cours – après l’école…
Adaptée à quelle minorité ?
Matériel nécessaire ?
But ?
CIRCUIT DES VERBES
B Écris cinq phrases complètes pour accompagner les photos sur le compte Instagram de l’école.
ÉTA PE
2 GRAMMAIRE
L’imparfait : révision diddit.be
VIDÉO DE GRAMMAIRE 2
Les pronoms relatifs qui, que, dont, où
VIDÉO DE GRAMMAIRE 1
Complète avec le bon pronom relatif.
A Qui ou que ?
1 J’adore ce livre … parle de la Révolution française.
2 Redouane est un ami … habite tout près de chez moi.
3 Ce soir, je sors avec mon meilleur ami, … tu as vu à ma fête d’anniversaire.
4 Le film … tu détestes est le film préféré de ma sœur.
5 Elle parle avec ce garçon … la regardait tout le temps.
6 Nice est une ville … se trouve dans le sud de la France.
7 Je ne comprends pas l’exercice … le prof est en train d’expliquer.
8 Les musées … vous voulez visiter sont fermés aujourd’hui.
9 Est-ce que tu connais la famille … habite ici ?
10 Le réseau social … je préfère, c’est Instagram.
2
B D ont ou bien où ?
1 Le chat … il prend soin s’appelle Charles.
2 Le jour … j’ai vu Carlos, il pleuvait.
3 Le voyage … il t’a parlé était très long.
4 Le stylo … la prof a besoin se trouve sous la feuille.
5 Le chien … je m’occupe parfois est un peu méchant.
6 Le Louvre est un musée … il y a beaucoup de peintures célèbres.
7 L’année … j’ai obtenu mon diplôme, je suis parti à l’étranger.
8 C ’est une région en France … il y a beaucoup de châteaux.
B Note sa fonction dans la phrase relative : sujet, COD, lieu ou de + personne/chose.
C Relie les phrases à l’aide d’un pronom relatif.
Modèle : C’est un bon repas. J’ai envie de ce repas.
Fonction : de + chose
Nouvelle phrase : C’est un bon repas dont j’ai envie.
1 Voilà mon ami. J’admire mon ami.
Fonction :
Nouvelle phrase :
2 Est-ce que tu connais-tu cette actrice ? Jean a rencontré cette actrice.
Fonction :
Nouvelle phrase :
3 J’aime cet acteur. Cet acteur parle espagnol.
Fonction :
Nouvelle phrase :
4 Voici une salle. Nous sommes dans la salle.
Fonction :
Nouvelle phrase :
5 Ce sont des élèves. Il est très content de ces élèves.
Fonction :
Nouvelle phrase :
6 Il attend sa copine. Sa copine rentre de voyage.
Fonction :
Nouvelle phrase :
Résultat: /6 < 4/6 ≥ 4/6 Exercice 3
Complète avec le pronom relatif qui convient : qui, que, où, dont.
1 Les personnes … aiment les animaux sont souvent respectueuses de la nature.
2 Voici le livre … j’ai parlé hier.
3 Le musée … nous avons visité était très intéressant.
4 La maison … j’habite est très grande.
5 Le film … nous avons vu hier était passionnant.
6 Le professeur … je t’ai parlé est très compétent.
7 Voici le gâteau au chocolat, … est mon préféré.
8 La ville … je suis né est très petite.
9 La fille … tu as rencontrée est ma cousine.
Le discours indirect diddit.be
Plus d’exercices sur la grammaire de chaque étape ? Visite diddit.be !
VIDÉO DE GRAMMAIRE
Sprint de masse
Combine les deux phrases à l’aide d’un pronom relatif. Mets le verbe de la relative (en gras) à l’imparfait.
1 J’ai acheté un livre. Ce livre a l’air très intéressant.
2 Voici le parc. Nous nous promenons souvent dans ce parc en été.
3 Hier soir, j’ai vu un film. Ma grand-mère adore ce film.
4 Voici le musée. Il nous parle du musée.
5 Voici la personne. Je ne connais pas le nom de cette personne.
Devinettes !
A L is les devinettes. Qu’est-ce qu’on décrit ?
Je suis un animal domestique qui aime les souris, qui miaule la nuit et qui aime se reposer au soleil. Qui suis-je ?
Je suis … . 1 2 3
Je suis un lieu avec beaucoup de sable, où les gens vont en été et qui se situe à la mer.
Je suis .
Je suis .
B L is la devinette et complète-la avec les pronoms relatifs qui manquent. Qu’est-ce qu’on décrit ?
Je suis un fruit … on utilise souvent pour faire de la limonade, … est jaune à maturité. Qui suis-je ?
C À toi maintenant ! Écris deux devinettes selon les exemples précédents. Utilise les pronoms relatifs corrects. Est-ce que les camarades de classe ont deviné juste ?
ÉCOUTER ÉCRIRE
Moi et l’actu
L’INTELLIGENCE ARTIFICIELLE : ABRACADABRA ! TOUR 3
PROLOGUE
Étape 1
L’INTELLIGENCE ARTIFICIELLE : TOUT UN UNIVERS !
– utiliser l’intelligence artificielle de façon critique (générateurs de textes et d’images, traducteurs et correcteurs automatiques)
– argumenter pour ou contre l’intelligence artificielle à l’école
CIRCUIT DES VERBES
Étape 2
L’INTELLIGENCE ARTIFICIELLE DANS LA SOCIÉTÉ
– parler des risques de l’intelligence artificielle
– donner du feedback aux générateurs de textes/d’images
Est-ce que tu sais… ?
� discuter des nouvelles technologies dans ta vie
� parler de l’intelligence artificielle (IA)
� utiliser différents outils d’intelligence artificielle de façon critique
� mentionner les (dés)avantages de l’intelligence artificielle
� argumenter pour ou contre l’intelligence artificielle à l’école ((dés)avantages)
� formuler une demande de façon polie
� faire des suggestions
Est-ce que tu comprends… ?
� un cartoon
� trois vidéos sur l’intelligence artificielle (applications et dangers)
� des infographies sur l’intelligence artificielle
� une page Web sur l’intelligence artificielle
� un texte généré par ChatGPT
� un texte avec des astuces pour détecter des images artificielles
� des exercices d’écriture du mouvement Oulipo
Est-ce que tu connais… ?
� le vocabulaire de l’informatique et de la technologie
� le vocabulaire de l’intelligence artificielle (applications et dangers)
� les structures pour décrire une image
Est-ce que tu sais utiliser… ?
� les prépositions complexes
� l’adjectif numéral ordinal
� le conditionnel présent
Tu as répondu « oui » à toutes
ces questions ?
Alors, c’est GAGNÉ !
1
Regarde la BD. Qu’est-ce que tu vois sur cette image ? Essaye de la décrire en détail.
2 INTERACTION ORALE
Et toi ? Tu utilises souvent la « nouvelle technologie » dans ta vie ?
Discutez à deux.
– Quand est-ce que vous utilisez les nouvelles technologies et/ou les nouveaux médias ? Pour quelles raisons ?
– Combien d’heures par jour est-ce que vous employez votre smartphone ?
PARLER LIRE
– Cherchez dans votre smartphone vos données d’utilisation et comparez-les. Qui utilise le plus/ le moins son smartphone ?
– Vous trouvez que vous passez trop de temps sur votre smartphone ? Expliquez. Qu’est-ce que vous pourriez faire pour l’utiliser un peu moins ?
– Est-ce que vous trouvez que le smartphone rend votre travail d’école plus facile ?
Ou est-ce qu’il vous donne aussi un peu de stress ? Expliquez.
– Vous connaissez encore d’autres domaines de la société où les nouvelles technologies jouent un rôle important ? Lesquels ?
L’évolution de la technologie a fait introduire beaucoup de nouveaux mots dans la langue française.
Combine les mots avec les images.
1un smartphone
2la Toile
3une imprimante
4une console de jeux
5les réseaux sociaux
Combine les mots français avec les mots anglais (que tu connais peut-être mieux).
1un courrieladigital 1234
2le pourriel ble WiFi
3numériquecle spam
4le réseau sans fildun e-mail
Tu sais quoi ?
L’Académie française, un organisme officiel à Paris, veut « protéger le statut » de la langue française. C’est pourquoi les Français ont souvent leurs propres mots (p. ex. « ordinateur ») pour des termes anglais courants (« computer »).
1 L’INTELLIGENCE ARTIFICIELLE : TOU T UN UNIVERS !
Pour parler des nouvelles technologies, tu as besoin de pas mal de mots spécifiques. Tu connais encore le vocabulaire de l’informatique ?
A Complète les phrases avec les mots suivants. Fais les accords nécessaires.
clavier (2x) – clé USB – écran – lien – ordinateur – site – souris –téléphone portable – allumer – se connecter – éteindre
1 Un autre mot pour « smartphone » ? Facile, c’est un … .
2 Je ne peux pas … au WiFi de l’hôtel. Je n’ai pas le mot de passe.
3 En français, on ne dit pas un « laptop », mais un … portable.
4 Les Anglais utilisent un … QWERTY, mais les Français travaillent en général sur un … AZERTY.
5 – Mon smartphone ne fonctionne plus.
• Mais tu dois d’abord l’… et introduire ton code, Louis !
6 – Nous pouvons … nos ordinateurs, Madame ?
• Non, laissez-les encore allumés jusqu’à la fin du cours.
7 Si tu cliques sur ce …, tu vas vers un … Web avec toutes les informations sur notre organisation. /
8 Au secours ! Mon … est tout noir et affiche la mention « error ». Ce n’est pas une bonne nouvelle. Je ne peux plus travailler.
9 Une … est un petit appareil sur lequel tu peux sauvegarder tes documents.
10 Je ne peux pas cliquer. Je pense que ma … ne fonctionne plus très bien.
B Tu sais déjà que dans le monde de l’informatique, on utilise souvent l’anglais. Combine les mots anglais avec leur traduction en français. Puis, fais oralement une phrase avec chaque mot français.
2 to download b être en ligne
3 an app c cliquer
1 copy-paste a télécharger 1234567
4 to be online d copier-coller
5 to click e une appli(cation)
6 a hard disk f une icône
7 an icon gun disque dur
C Voici quelques mots généraux que tu connais déjà. Note dans chaque colonne encore deux mots (au minimum) en relation avec ces termes. Si nécessaire, fais des recherches sur Internet et/ou dans un dictionnaire.
un clavier un écran une souris
un courriel un message écrire/rédiger
un texto/un SMS/ un message un écran une touche un ordinateur un site une connexion
Tu as oublié beaucoup de mots ? Reprends le vocabulaire de l’informatique sur diddit.be !
Regarde la vidéo et réponds aux questions.
A Quel est le thème général de cette vidéo ?
B Résume la vidéo en une phrase seulement.
C Vrai ou faux ? Corrige si c’est faux.
1 L’intelligence artificielle est appliquée dans beaucoup de domaines.
2 La machine sait faire beaucoup, mais elle ne pourra jamais faire tes devoirs.
Vrai Faux
3 Les machines apprennent tout par elles-mêmes.
D Selon toi, est-ce que la machine peut remplacer les profs à l’école ? Discutez.
Lis attentivement l’infographie à la page suivante et réponds aux questions.
1 Qu’est-ce qu’une « infographie » ? une image (avec du texte) qui rend visuelles des informations complexes une affiche qui explique du vocabulaire un site Web qui raconte une histoire (blog de voyage, article journalistique, etc.)
Comment rapidement lire des informations dans une infographie ?
– Observe l’image : qu’est-ce que tu vois ? Très souvent, l’image centrale montre le thème général.
– L is attentivement le titre principal et d’autres grands titres.
– Pose-toi la question suivante : « Quel est le lien entre les différents éléments de l’image ? »
– Pense à des thématiques que tu connais déjà et essaye de les mettre en relation avec les informations de l’infographie.
– Formule avec tes propres mots et en deux phrases maximum l’idée générale de l’infographie.
De: www.europarl.europa.eu
2 Dans l’infographie, tu vois l’abréviation « IA ». Cela veut dire quoi ?
3 Quel est le but de cette infographie ?
4 Dans quels domaines est-ce qu’on utilise déjà l’intelligence artificielle, selon l’infographie ?
5 Après la lecture de l’infographie, est-ce que tu peux donner une définition de « l’intelligence artificielle » avec tes propres mots ?
À deux. Cherchez une page Web qui parle des différents usages de l’intelligence artificielle, comme la page Web du Parlement européen sur l’IA. Lis le texte sur cette page Web.
A Note le nom du site Web trouvé.
B Résume le texte avec des mots-clés.
C Dans quels domaines est-ce qu’on peut employer l’IA, selon le texte ? Est-ce que tu constates des différences avec l’infographie à la page 132 ?
L’intelligence artificielle est une vraie « révolution technologique ». Regarde attentivement l’infographie. Puis, fais les exercices à la page suivante.
A Quel est le thème de cette infographie ?
B Complète la grille. Vers quelle période est-ce que la machine aura les mêmes capacités que les êtres humains ?
Gagner un jeu vidéo
Remplacer un docteur pendant une opération
Construire un bâtiment Lego
Créer une chanson populaire
C Pour l’instant, l’IA est déjà capable de quelles activités mentionnées dans l’infographie ?
D Quelle conclusion est-ce que tu peux formuler après l’analyse de cette infographie ?
E Discutez en petits groupes de deux ou de trois personnes.
– Qu’est-ce que vous pensez de cette évolution ?
– Quels métiers sont en danger ?
– Dans quels domaines est-ce que l’être humain sera toujours nécessaire ?
– L’IA jouera quel rôle à l’école ?
– Et vous ? Est-ce que vous croyez que cette ligne du temps est réaliste ? Pourquoi (pas) ? Expliquez.
L’intelligence artificielle : où et comment l’appliquer ?
Découvre d’abord ChatGPT.
A ChatGPT, tu sais ce que c’est ? Explique à la classe. Sinon, cherche sur Internet ce que ce logiciel fait.
B Nous avons demandé à ChatGPT d’écrire un texte simple avec les mots de la liste de vocabulaire active de l’étape 1 (p. 163). Lis le texte. Puis, réponds aux questions en-dessous.
ChatGPT
L’intelligence artificielle, souvent abrégée en IA, est une révolution dans le domaine de l’informatique. Elle concerne la capacité des machines à imiter le comportement humain et à effectuer des tâches qui nécessitent normalement l’intelligence humaine. Avec l’évolution rapide de la technologie numérique, l’IA est devenue omniprésente dans notre quotidien.
De nos jours, il est courant de s’abonner à des services en ligne qui utilisent l’intelligence artificielle pour fournir des fonctionnalités avancées. Par exemple, les antivirus utilisent des algorithmes d’IA pour détecter et supprimer les menaces numériques, tandis que les logiciels de traduction automatique permettent de traduire des documents en un clin d’œil.
Les moteurs de recherche utilisent des bases de données massives pour fournir des résultats pertinents en fonction du contexte de la demande de l’utilisateur. En utilisant des algorithmes sophistiqués, ces moteurs de recherche sont capables de traduire automatiquement les requêtes des utilisateurs dans un langage compréhensible pour les machines.
Les smartphones sont devenus des outils essentiels dans notre utilisation quotidienne de l’IA. Grâce à des applications innovantes, les utilisateurs peuvent désormais numériser des documents, effectuer des visioconférences, et même utiliser des traducteurs automatiques en temps réel.
L’IA a également transformé l’industrie de la santé en permettant aux médecins d’automatiser certaines tâches, comme l’analyse de dossiers médicaux ou la détection de fautes d’orthographe dans les prescriptions. Les robots médicaux équipés d’IA peuvent assister les chirurgiens lors d’opérations délicates, améliorant ainsi les résultats pour les patients.
Dans le domaine de l’éducation, l’IA est utilisée pour personnaliser l’apprentissage en fonction des besoins individuels des élèves. Des créateurs de contenu utilisent des algorithmes pour développer des cours en ligne adaptatifs qui s’ajustent automatiquement au niveau de compétence de chaque étudiant.
En résumé, l’intelligence artificielle a révolutionné de nombreux aspects de notre vie quotidienne. Avec l’application croissante de l’IA dans divers domaines, il est essentiel de comprendre ses possibilités et ses limites afin de tirer le meilleur parti de cette technologie prometteuse. De : chatgpt.com
7
1 Qu’est-ce que tu en penses ? C’est un bon texte ? Vérifie avec la liste de contrôle si le texte est d’une certaine qualité. Coche la case si tu es d’accord.
Critères d’évaluation
1 Tous les mots de la liste sont utilisés.
2 Selon moi, le texte est en effet « simple ». Je comprends le contenu.
3 Le texte est fluide. J’arrive à lire facilement le texte.
4 Le texte ne contient pas de fautes d’orthographe ou de grammaire.
5 Le texte est bien structuré et construit dans un ordre logique.
2 Tu as des observations supplémentaires ? Note-les.
C L’IA évolue tout le temps. Envoie la même commande à ChatGPT. Est-ce que les résultats sont très différents ? Explique.
Complète les phrases.
1 Est-ce que tu peux … ce texte anglais en français ?
2 Une réunion à distance via un ordinateur s’appelle aussi une … .
3 Tu as fait une … . Tu as oublié l’accent sur le mot « clé ».
4 L’intelligence … offre de nouvelles possibilités.
5 Est-ce que l’ordinateur sera … de remplacer les êtres … dans tous les domaines ?
6 Ce logiciel sait … les plus grands artistes de l’histoire de l’art. Il crée des œuvres d’art à la façon de Monet ou de Van Gogh.
7 Un autre mot pour « digital » est … .
PARLER
Vous allez faire des phrases en classe. Puis, vous allez comparer vos réponses à celles de ChatGPT.
A Fais des phrases avec les mots donnés. Si nécessaire, regarde le texte à la page 135 pour avoir de l’inspiration.
1 l ’intelligence artificielle – automatiser
2 un logiciel de traduction – un smartphone – traduire
3 une évolution – l’informatique
4 programmer – un robot
B Compare tes phrases de l’exercice A avec celles de ton voisin. Vous avez trouvé à peu près les mêmes phrases ? Discutez.
C Demande à ChatGPT de faire une phrase avec ces mots.
1 Modèle : l ’intelligence artificielle – automatiser
INTERACTION ORALE
INTERACTION ÉCRITE
YOU Fais une phrase facile avec ces mots : l’intelligence artificielle, automatiser.
L’intelligence artificielle permet d’automatiser de nombreuses tâches.
De : chatgpt.com
2 un logiciel de traduction – un smartphone – traduire
3 une évolution – l’informatique
4 programmer – un robot
Certaines personnes appellent ChatGPT « le programme qui sait tout ». À deux.
A E xpliquez cette affirmation.
B Faites le test !
1 Posez une question en français à ChatGPT. Si vous n’avez pas d’inspiration, choisissez une des commandes suivantes :
– « Quelle est la définition de… ? »
– « Raconte quelque chose à propos de la France. »
– « Qui est (votre propre nom) ? »
– « Décris moi-même. »
INTERACTION ÉCRITE
2 Est-ce que vous pensez que ChatGPT donne toujours une bonne réponse ? Pourquoi (pas) ? Discutez de vos observations.
C Attention ! Quand vous donnez une commande (= un prompt) à ChatGPT, celle-ci doit être claire et complète pour éviter toute confusion.
1 Recherchez sur Wikipédia la ville de Neufchâteau. Cette ville se trouve où ? Qu’est-ce que vous constatez ?
INTERACTION ORALE LIRE
2 Posez à ChatGPT la question suivante : « Racontez-moi quelque chose sur la ville de Neufchâteau ». Lisez la réponse de ChatGPT. Qu’est-ce que vous constatez ?
INTERACTION ÉCRITE
3 Donnez la commande de façon plus précise à ChatGPT. Qu’est-ce que vous constatez ?
INTERACTION ÉCRITE
D Comme dans une vraie conversation, ChatGPT aime la politesse. Essayez d’être polis avec le programme. Vous verrez que le résultat sera différent !
1 Relisez le cadre « Tu sais quoi ? » du Prologue à la page 128.
2 Posez à ChatGPT la question poliment : « Vous pourriez me raconter quelque chose à propos de l’Académie française ? » Lisez la réponse.
INTERACTION ÉCRITE
3 Reposez la question, mais de façon impolie : « Académie française, maintenant ! » Lisez la réponse. Qu’est-ce que vous constatez ?
E Notez trois conseils à suivre quand on utilise ChatGPT. Utilisez ChatGPT pour formuler votre réponse.
1
2 3 Comment bien utiliser ChatGPT ?
INTERACTION ÉCRITE
INTERACTION ÉCRITE ÉCRIRE
– Réfléchis d’abord toi-même avant de poser une question à ChatGPT. Cela reste une machine, qui ne va pas saisir et comprendre les nuances.
– Fais semblant d’être dans une conversation avec une vraie personne. Pose tes questions toujours dans un contexte de dialogue.
– Pose toujours une question concrète, précise et courte, p. ex. « Comment préparer une salade de fruits ? ».
– Sois « poli » ou « expert » quand tu poses une question à ChatGPT. Les informations seront plus complètes.
– Utilise ChatGPT comme un outil de vérification et jamais comme « générateur de ton travail ». Tu peux donc parfaitement utiliser ChatGPT pour comparer les réponses que tu as trouvées toi-même à celles qui sont suggérées par le programme.
– Il existe plusieurs alternatives pour ChatGPT : Bing Chat, Youchat, Google Bard…
Découvre la création d’images en ligne.
A L is le texte et réponds aux questions en-dessous. Si nécessaire, recherche les mots inconnus dans un dictionnaire en ligne.
13 générateurs d’images par intelligence artificielle à tester absolument !
Par Sélim Dahmani
Cet article propose une liste d’outils générateurs d’images basés sur utilisation de l’intelligence artificielle. En effet, au lieu de créer vous-mêmes, il y a des programmes que vous pouvez utiliser. À l’aide de ces logiciels, vous pouvez générer des images de toutes sortes, en vue de créer des affiches, des présentations, des vidéos, etc.
MidJourney
Ce programme a déjà gagné un concours d’art ! Midjourney dispose d’une version d’essai gratuite qui permet d’exécuter 25 essais.
DALL-E2
DALL-E2 est un outil de génération d’images de OpenAI, les créateurs de ChatGPT. Il offre une bonne qualité d’images photoréalistes. L’outil propose quatre vignettes différentes à chaque requête. Cette requête peut se faire à l’écrit ou à l’aide d’une image. Dans le deuxième cas, il faut cliquer sur « upload an image to edit » et activer la commande « generate ».
Jasper Art
Jasper Art est un outil récent qui génère quatre images par question. Il offre une assistance rapide par chat, un guide complet de création et une utilisation en différentes langues (dont le français). Vos demandes peuvent compter jusqu’à 400 mots !
Shutterstock
En dehors de ses archives d’images, Shutterstock a annoncé le lancement d’un outil qui crée énormément d’images personnalisables et de qualité. De plus, Shutterstock utilise seulement les données de ses propres archives pour entrainer l’IA et générer de nouvelles réponses. Shutterstock est disponible en 20 langues, dont le français.
StarryAI
Créez de l’art avec l’intelligence artificielle !
StarryAI est une application qui permet la création d’images NFT1. On peut faire la commande grâce à une demande textuelle, via une image téléchargée ou on peut combiner les deux options. L’application est gratuite.
Nightcafé
Encore un créateur d’images et d’art très performant. L’accès à Nightcafé peut se faire sans inscription. L’outil propose une version d’essai gratuite.
1 NFT = jeton non fongible (= une sorte de code unique donné à une image, qui prouve qu’on est le propriétaire de cette image)
Stable diffusion est entièrement gratuit et open source. Suite à son succès, il faut souvent attendre plusieurs minutes avant de recevoir le résultat de la génération d’art.
Canva
Beaucoup utilisé dans les écoles grâce à sa simplicité, Canva propose l’outil « du texte à l’image », un générateur d’art par IA qui fonctionne à partir de prompts textuels uniquement. Il offre une grande variété d’options de styles et la possibilité de laisser l’IA choisir grâce à la commande « surprenezmoi ». Il est combinable avec l’outil de retouche photo et propose des filtres, une variation de luminosité, etc. On peut télécharger le résultat en vue d’une présentation ou autre utilisation pratique.
D’après : blog.hubspot.fr
1 E xplique avec tes propres mots le concept de « création d’images en ligne ».
2 Lequel des créateurs d’images présentés t’intéresse le plus ? Pourquoi ? Explique.
3 L a source de cet article est un . Est-ce que c’est une source sérieuse, à ton avis ?
B Au début du texte, tu as vu que certains groupes de mots sont surlignés.
1 Par quelles prépositions est-ce que ces « expressions » commencent ?
Tu sais encore ?
Une préposition est un mot invariable qui se place entre deux groupes de mots : à, de, en, pour, après, dans, devant, derrière…
La préposition complexe
Une préposition « complexe » est une préposition formée de plusieurs mots.
p. ex. Au lieu d’écrire le texte toi-même, tu peux demander à ChatGPT de le faire. Tu as fait cette image à l’aide d’une application d’IA ? → Les prépositions au lieu de et à l’aide de sont complexes, parce qu’elles sont formées de plusieurs mots.
Les prépositions complexes qui commencent par À (AU)
+ substantif à cause de On ne peut pas sortir à cause de la pluie. omwille van, door à la manière de Il peint à la manière de cet artiste célèbre. op de wijze van à l’exception de Toutes les classes de l’école ont utilisé l’IA, à l’exception de ma classe. met uitzondering van à l’aide de J’ai écrit ce texte à l’aide d’un logiciel. met behulp van au moyen de J’ai fait cette tâche au moyen de ChatGPT. door middel van à côté de Il y a un parc à côté de ma maison. naast au-dessus de Lis bien la question au-dessus du texte. boven à l’intérieur de À l’intérieur du musée, on peut voir encore plus de statues. binnen in
+ infinitif à condition de Tu peux utiliser l’IA à condition de toujours rester critique. op voorwaarde (te)
…
+ substantif/infinitif au lieu de Au lieu d’un logiciel, utilise ton cerveau ! in plaats van Essaye de traduire le texte toi-même au lieu d’utiliser un traducteur automatique. …
Les prépositions complexes qui commencent par EN
+ substantif en dehors de Est-ce qu’il existe d’autres traducteurs automatiques en dehors de Google Translate ? buiten
en bas de La légende se trouve en bas de la page. onderaan en face de En face du musée, il y a un bar. tegenover en faveur de Les élèves donnent de bons arguments en faveur de l’IA. voor
+ substantif/infinitif
en vue de En vue d’une bonne présentation, il a utilisé un créateur d’images. met het oog op, voor En vue de faciliter le travail des élèves, on leur donne des ordinateurs. om
Les prépositions complexes qui commencent par un autre mot
+ substantif grâce à Grâce aux explications du prof, les élèves comprennent la matière.
dankzij
du côté de C’est mon oncle du côté de ma mère. van/aan de kant van hors de Tenez cette bouteille hors de portée des enfants. buiten
vis-à-vis de Il n’a pas été poli vis-à-vis du prof. tegenover
La plupart des prépositions complexes se terminent par à ou de. Attention à l’article contracté !
à + le → au à + les → aux de + le → du de + les → des
2 Tu vois encore d’autres prépositions complexes dans le texte ? Surligne-les.
C À toi maintenant de créer une image via l’intelligence artificielle.
1 Choisis un des générateurs d’images mentionnés dans le texte.
2 Indique le français comme langue.
3 Choisis une des missions suivantes :
a Demande de créer une belle image à partir de ta description : choisis un décor, donne le nom d’une ville, d’une personne ou d’un objet.
b Demande de trouver le costume idéal pour ton idole.
c Demande de créer une œuvre d’art. Mentionne les couleurs que tu trouves belles, tes objets préférés…
4 Présente l’image créée à tes camarades de classe.
– Sois précis dans ta description : nomme les détails, les couleurs, les objets ; décris le décor de façon détaillée ; mentionne les émotions…
– Pourquoi est-ce que tu as choisi l’outil/le logiciel avec lequel tu as travaillé ? Explique.
Structures : décrire une image p. 168
D Donne trois consignes à une personne qui veut utiliser un générateur d’images. Utilise la structure il faut/tu dois + infinitif.
1 2 3
Une autre application de l’intelligence artificielle sont les logiciels de traduction en ligne.
A Tu connais déjà des sites de traduction ? Lesquels ?
B Regarde les images. Qu’est-ce que tu vois ?
RÉCAP’
C En général, les traducteurs automatiques sont déjà d’une bonne qualité, mais il faut toujours rester critique ! Fais les exercices suivants.
1 Lis les phrases suivantes et regarde les images.
a Traduis les phrases dans ta langue maternelle.
C’est moi, le meilleur !
1 2 4 3
Je vais au petit coin. Il a la grosse tête. Elle est gauche.
On ne peut pas sortir. Il pleut des clous.
b Regarde maintenant les traductions d’un traducteur automatique. Quel est le problème ?
Je vais au petit coin.
Ik ga naar het kleine hoekje.
On ne peut pas sortir. Il pleut des clous. We kunnen er niet uit. Het regent spijkers.
Il a la grosse tête.
Elle est gauche.
Het is om zeep.
Dat is kalverliefde.
Hij heeft een groot hoofd.
Ze/het is linkshandig.
Il s’agit de savon.
C’est l’amour du veau.
c Regarde les traductions ci-dessous. Cette fois-ci, le traducteur a bien traduit la phrase. Pourquoi ?
Je dois faire pipi. Je vais au petit coin. Ik moet plassen. Ik ga naar het toilet.
Elle a fait tomber les verres. Elle est un peu gauche.
Ze stootte de glazen om. Ze is een beetje onhandig.
d Maintenant, demande à ChatGPT de traduire les phrases de l’exercice 1b.
– Donne les commandes à ChatGPT :
■Traduis la phrase « X » en néerlandais.
■Traduis la phrase « X » en français.
INTERACTION ÉCRITE
– Qu’est-ce que tu constates ? Est-ce que ChatGPT fait un meilleur travail que les traducteurs automatiques ?
e Voici des mots qui peuvent avoir plusieurs traductions. La traduction donnée par le traducteur automatique est surligné. Utilise le mot dans une phrase pour que le traducteur donne l’autre traduction.
– vague gol f vaag
– addition toevoeging/optelling rekening
PARLER LIRE
2 Cherche sur Internet le texte d’une chanson francophone OU anglophone/néerlandophone.
a Fais-le traduire en néerlandais/français par Google Translate. – L is la traduction. Est-ce que tu remarques des fautes… ? de vocabulaire de grammaire de traduction de ponctuation autres :
– Qu’est-ce que tu penses de la traduction ? Explique.
– Fais lire cette traduction à un camarade de classe. Est-ce que vous avez la même opinion ?
b Fais le même exercice, maintenant avec DeepL. Répète toutes les étapes. c À deux.
– S ’il y a des erreurs dans les textes générés par les outils de traduction, corrigez-les.
– Quel programme de traduction est le meilleur, à votre avis ? Discutez.
3 Demande à un traducteur en ligne de traduire les mots suivants.
un mémoire / une mémoire – un tour / une tour – un voile / une voile
a Pourquoi est-ce qu’il est important d’ajouter l’article ?
b Décris la signification de chaque terme avec tes propres mots.
voile
une voile
un voile
c Cherche pour chaque mot une image sur Internet. Ces images montreront la différence entre les mots masculins et féminins.
Comment te servir correctement des sites de traduction ?
Les sites de traduction sont de bonne qualité, mais il faut toujours rester critique, surtout dans les cas suivants :
1 Quand un mot ou une expression est utilisé(e) au sens figuré p. ex. Il pleut des clous.
2 Quand un mot peut avoir plusieurs significations p. ex. une vague, une addition
3 Avec un texte littéraire/poétique
Consignes :
– Dans les deux premiers cas, il est utile d’ajouter un contexte plus riche. Ainsi, le traducteur saura mieux comment traduire le mot ou l’expression.
– Si le traducteur automatique donne plusieurs traductions possibles, ne choisis pas tout de suite la première traduction donnée. Prends le temps de regarder toutes les options.
– Pas sûr de la traduction trouvée ? Cherche une image du mot sur Google pour la vérifier !
4 Tu doutes encore de la qualité de la traduction offerte ? Il existe plusieurs robots sur Internet qui corrigent les fautes d’orthographe et de grammaire.
a Écris un petit texte avec des conseils pour utiliser ChatGPT (+/- huit phrases).
b Fais corriger ton texte par un camarade de classe.
c Écoute le prof. Introduis le texte dans un robot de correction. Est-ce qu’il a bien corrigé ton texte ?
Vocabulaire : parler d’applications concrètes de l’intelligence artificielle p. 169 Grammaire : la préposition complexe
→ SPRINT ÉTAPE 1
ARRIVÉE : L’intelligence artificielle à l’école… une bonne idée ?
Avec le conseil des élèves, vous discutez de la place de l’intelligence artificielle à l’école. Selon vous, est-ce qu’on devrait permettre l’emploi de l’IA pour les tâches et les devoirs ?
À deux ou à trois.
OR IENTATION
– Relisez toutes les informations sur l’intelligence artificielle dans cette étape.
– Relisez les consignes pour bien utiliser ChatGPT et les traducteurs automatiques (p. 139, 147).
PRÉPARATION
– Avec votre groupe, choisissez une position : pour ou contre l’intelligence artificielle à l’école.
ACTION
– Préparez une présentation (PowerPoint, Prezi…) pour la direction et les profs dans laquelle vous argumentez votre opinion personnelle sur l’intelligence artificielle à l’école.
■Est-ce qu’elle est utile ? Pourquoi (pas) ?
■Est-ce qu’elle pose des risques ? Pourquoi (pas) ?
Nuancez !
– A joutez des images attrayantes à votre présentation.
– Faites votre présentation ! Soyez convaincants.
R ÉFLEXION
La tâche a été comment ?
J’utilise le bon vocabulaire pour parler de la technologie et de l’IA.
Je sais exprimer mon opinion de façon claire.
Attitudes et stratégies :
– Je prépare bien ma présentation.
– Je sais parler pendant quelques minutes et je fais attention à la clarté de mon exposé.
élève prof
Quelles fautes est-ce que je dois éviter la prochaine fois ?
Conseils du prof
L’INTELLIGENCE ARTIFICIELLE DANS LA SOCIÉTÉ
L’intelligence artificielle peut être très utile dans certains domaines de notre société, mais elle pose aussi des risques.
Tu connais encore le vocabulaire de la désinformation ou des fausses nouvelles ? Complète les astuces avec les mots suivants.
– Si tu veux savoir si un texte ou une photo est (2), regarde toujours bien sa (3). Qui a (4) l’article ou la photo ? Est-ce qu’il s’agit du site Web d’un (5) ou d’un (6) fiable ? Est-ce que tu connais le nom de l’(7) ou est-ce qu’il s’agit d’un document (8) ?
– Fais (9) aux photos (10) ! Est-ce que tous les détails sont réalistes ? Ou est-ce qu’il y a des « erreurs » dans la photo ? Elle n’est pas trop parfaite ? Ou, au contraire, trop choquante ? En faisant attention à tous les détails, tu pourrais parfois (11) une fausse photo.
– L is aussi la légende de l’(12). Est-ce qu’elle correspond à ce que tu vois ? Elle ne veut pas trop (13) ton opinion ? Elle ne veut pas trop choquer ?
Tu as oublié beaucoup de mots ? Reprends le vocabulaire des fausses nouvelles sur diddit.be !
L’intelligence artificielle joue un rôle de plus en plus important dans notre société. La police utilise déjà l’IA pour combattre la criminalité. Fais des recherches sur Internet et explique.
Tu vas regarder une vidéo qui montre comment la police utilise l’intelligence artificielle. A Lis le titre de la vidéo. Explique comment l’IA a aidé la police.
B Regarde la vidéo. Tu as bien compris ?
1 Complète le schéma.
Exemple de crime : les Yvelines
Le crime ?
L’ordinateur aide la police. Quelques chiffres :
Problème ?
On avait uniquement du bandit.
POLICE ET INTELLIGENCE ARTIFICIELLE
L’outil est capable de faire quoi ?
La reconnaissance faciale est autorisée . Mais en Chine, on va plus loin : .
2 Réponds aux questions.
a On parle de « reconnaissance faciale ». Explique avec tes propres mots.
– « La reconnaissance faciale est aussi capable de reconstruire / détruire / maquiller le visage incomplet ou flou de quelqu’un. »
– « La reconnaissance faciale ne peut pas être employée pour les enquêtes de police / la surveillance d’une foule / retrouver un bandit.
– Cette vidéo informe / donne des arguments / est poétique.
La police utilise l’IA pour faciliter le travail, mais elle avertit en même temps contre les dangers des « infox ».
A E xplique avec tes propres paroles ce que sont les « infox ».
B Le mot « infox » vient d’où ?
C Tu connais encore un autre terme pour les « infox » ?
D Plusieurs sites Web luttent contre les « infox » : ils vérifient bien toutes les informations. Écoute le prof et fais des recherches sur Internet. Note trois sites. 1 2 3
E Raconte à ton voisin quels sites tu as trouvés. Suis le modèle.
Modèle : Le premier site que j’ai trouvé, c’est…
Le deuxième site s’appelle…
Le troisième site est…
Sur ce site,…
– des journalistes vérifient des « infox ».
– on peut vérifier si une source est fiable.
– on donne des informations sur le danger des fausses nouvelles.
Tu sais encore ?
Pour marquer l’ordre/le rang, j’utilise l’adjectif numéral ordinal
Formation : chiffre + -ième
deux → deuxième ( second, seconde) trois → troisième cent → centième
Attention !
– Les chiffres qui se terminent par -e : quatre → quatrième douze → douzième trente → trentième
– Quelques cas particuliers : un MAIS : vingt-et-un → → premier, première vingt-et-unième cinq → cinquième neuf → neuvième
PARLER
Transforme les nombres cardinaux en nombres ordinaux.
1 cinq
2 dix-huit
3 un 4 deux
5 trente
6 quarante-et-un
Attention à la prononciation de vingt-et-unième, trente-et-unième… ! Dans -unième, le -un- se prononce comme dans « brune » [yn].
Écris les nombres ordinaux en chiffres.
1 treizième 4 soixante-quatrième
2 troisième 5 trente-sixième
3 premier
Complète les phrases correctement.
1 unC’est la … fois qu’il a fait cette erreur.
2 cent Cet homme est très âgé : il fêtera bientôt son … anniversaire.
3 dixJe te le dis pour la … fois.
4 cinquanteAu … kilomètre, le cycliste s’est reposé.
5 quatorzeLouis XIV n’était pas le … roi de France.
Tu te souviens des sites Web notés à la page 151 ?
Les médias officiels doivent toujours bien vérifier toutes les informations. Ils ont donc leur propre section qui vérifie si les informations dans leurs articles sont vraies.
A Le prof te montre des logos. Fais des recherches sur Internet et combine-les avec le nom du médium (journal ou chaine télé).
B Tous ces outils essayent de distinguer les faits réels de fausses informations. Quel est le mot anglais employé pour ce processus ?
La police avertit les internautes sur l’importance de vérifier si une image est bien réelle. Lis d’abord le texte.
Comment vérifier si une image est vraie ?
Une photo ne constitue pas une preuve. Avec des applications comme Midjourney ou DALL.E, créer une photo devient très simple. Parallèlement, il ne serait pas rare de retrouver d’anciennes vraies photos avec de nouvelles légendes, qui modifient ainsi leur contexte pour manipuler le lecteur. La photo pourrait également être retouchée. Avec l’IA, nous ne devons plus maitriser des logiciels compliqués : beaucoup d’applications, comme « Magic Editor » de Google, permettent de retoucher une image en un clic. Un simple recadrage peut déjà influencer l’opinion du lecteur. On imagine donc les conséquences de la popularisation de ces outils. Pour vérifier l’authenticité d’une image, il faudrait remonter à sa source. Une précaution devenue très difficile sur les réseaux sociaux.
Vérifiez si l’usage d’un générateur d’images est indiqué. Certains outils ajoutent leur logo sur leurs créations.
Menez votre enquête et analysez la photo : voyez-vous des incohérences ou des déformations ? Certains éléments brouillés ? Du texte bizarre ? Si c’est le cas, il s’agit probablement d’une photo générée par IA.
Poursuivez votre enquête dans les moindres détails : la légende reflète bien ce que vous voyez ? Le décor, la tenue des protagonistes, l’époque, l’heure… est-ce que tous ces détails sont cohérents ?
Comment détecter les images créées par l’IA ? Quelques conseils. 1 2 3 4
Méfiez-vous des images choc et faites attention quand la légende d’une image contient des mots qui incitent à la haine.
Il existe des outils d’image inversée qui remontent à l’origine de l’image. C’est le cas par exemple de TinEye ou de Google Lens, qui identifieront d’autres sites où se retrouve la même photo. Le résultat est parfois surprenant…
Dans certains cas, il est possible de constater la falsification d’une photo avec un outil de type Fotoforensics, développé par Hacker Factor.
Les outils de détection d’IA se développent, mais ils connaissent encore d’importantes lacunes, et ne sont pas nécessairement ouverts au grand public. L’observation fine de l’image et la recherche inversée restent à ce jour la vérification prioritaire !
A Dans le texte, tu as lu cette phrase : « Un simple recadrage peut déjà influencer l’opinion du lecteur ». Explique la phrase à ton voisin.
B Observe attentivement l’image.
1 Qu’est-ce que tu vois ? Discutez en classe.
2 Rédigez une légende pour l’image complète et pour l’image sur la caméra.
de l’image
3 E xplique la manipulation de l’image.
C Regarde attentivement les photos. Associe le bon conseil du texte (p. 153) à la bonne image.
Légende
Légende de l’image prise par la caméra
D Tu penses encore à d’autres dangers ? Lesquels ? 10
Regarde une vidéo sur les dangers de l’intelligence artificielle.
A Complète la grille avec les dix menaces les plus importantes de l’intelligence artificielle selon la vidéo.
Menace Votre classement (voir B)
1
2 Piratage de voitures
3 à grande échelle
4 Piratage
5 et drones
6 Corruption de
7 Escroquerie et
8 Manipulation de
9 Refus d’accès à
10 de drones automatiques
B Faites votre classement des menaces les plus dangereuses dans la grille.
C À deux. Discutez de vos classements. Suivez le modèle.
Modèle : – Pour moi, la première menace, c’est… Je crois que c’est un grand danger.
– Quelle est la deuxième menace sur ta liste ? – J’ai mis … à la dixième place. Je pense que cette menace n’est pas très grande.
CIRCUIT DES VERBES
LE CONDITIONNEL PRÉSENT : RÉVISION
Regarde de nouveau le texte Comment vérifier si une image est vraie ? à la page 153. Certains verbes sont surlignés.
– Il s’agit de quelle forme verbale ?
– Donne l ’infinitif des formes surlignées.
Le conditionnel présent : formation
le radical du futur simple [= l’infinitif (parfois -e)]
Tu sais encore ?
Le radical du futur simple = l’infinitif du verbe
+les terminaisons de l’imparfait (voir Tour 2)
p. ex. organiser descendre -ais -ais -ait -ions -iez -aient
Pour les verbes en -RE, le radical est l’infinitif sans « e ».
Pour la révision du futur simple, voir Tour 4.
parler jeparler ais tu parler ais il/elle/onparler ait nousparler ions vous parler iez ils/ellesparler aient
Les verbes irréguliers
attendre j’ attendr ais tu attendr ais il/elle/onattendr ait nousattendr ions vous attendr iez ils/ellesattendr aient
finir jefinir ais tu finir ais il/elle/onfinir ait nousfinir ions vous finir iez ils/ellesfinir aient
être je serais vouloirje voudrais avoir j’aurais courirje courrais aller j’irais envoyer j’enverrais devoirje devrais s’assoir je m’assiérais faire je ferais mourirje mourrais pouvoirje pourrais tenirje tiendrais recevoir je recevrais pleuvoiril pleuvrait savoir je saurais falloiril faudrait venirje viendrais valoiril vaudrait voir je verrais
Tu sais encore ?
Pour plus d’informations sur les cas particuliers des verbes en -ER, voir Tour 1, Circuit des verbes.
Le conditionnel présent : emploi
Pour être poli, pour parler d’une action qui est incertaine, pour exprimer un souhait ou pour donner un conseil, j’utilise le conditionnel présent. (= zouden)
On emploie le conditionnel présent pour exprimer… – la politesse
p. ex. Vous pourriez me passer le sel, s’il vous plait ?
– quelque chose qui est incertain : une supposition, une hypothèse, une possibilité, une probabilité
p. ex. Il va pleuvoir ? Ça m’étonnerait ! J’ai entendu dire que le weekend serait ensoleillé.
– un souhait
p. ex. Je souhaiterais apprendre plus sur l’IA. J’aimerais aussi participer au foot.
– un conseil, une suggestion
p. ex. À ta place, je n’hésiterais pas.
Pour exprimer une condition ou une hypothèse irréalisable (= qu’on ne peut pas réaliser) au présent : si + imparfait → conditionnel présent dans la principale p. ex. Si on pouvait utiliser l’IA pour ce test, j’aurais le maximum des points. C’est pour cela qu’on appelle ce temps le « conditionnel ».
Conditionnel présent danser je arranger tu finir elle continuer nous par tir vous changer ils lire on boire elles connaitre tu déménager nous 2
Regarde les infinitifs. Donne d’abord le radical du conditionnel présent. Ensuite, écris la bonne forme du conditionnel présent.
InfinitifRadical du conditionnel présent (= radical du futur simple)
Attention : il y a beaucoup d’exceptions. Regarde les infinitifs. Donne d’abord le radical du conditionnel présent. Ensuite, écris la bonne forme du conditionnel présent.
InfinitifRadical du conditionnel présent (= radical du futur simple)
Conditionnel présent
aller j’ être tu voir on avoir nous soutenir vous pouvoir ils
Complète les phrases avec le conditionnel présent du verbe entre parenthèses.
1 Nous (vouloir) savoir à quelle heure notre train part.
2 Tu (devoir) faire un peu plus de sport pour rester en bonne santé.
3 Je (partager) ce gâteau avec mes amis.
4 Le professeur ne (être) pas content de nos devoirs.
5 Vous n’ (avoir) pas un peu de mayonnaise, s’il vous plait ?
6 Nous (pouvoir) réserver une table pour deux personnes ?
7 Elles (recevoir) ce prix demain devant le ministre !
8 Est-ce que le directeur (venir) en classe ?
9 Tu (s’assoir) sur cette chaise, Damien ?
10 Si le prof nous observait, il (falloir) faire attention.
Qu’est-ce que tu ferais dans les situations suivantes ? Réponds avec une forme du conditionnel présent des verbes donnés. Regarde le modèle.
Modèle : Une personne dans la rue, que tu ne connais pas, commence à crier et t’insulter. (rester tranquille – dire) Je resterais tranquille et lui dirais de se calmer.
1 Ton professeur te dit que tu n’as pas fait ton devoir, mais tu es certain de l’avoir rendu il y a quelques jours déjà. Quelle question est-ce que tu poserais au prof ?
(pouvoir)
2 Ton meilleur ami a une mauvaise note à son test de français. Quel conseil est-ce que tu donnerais à ton camarade ?
(devoir)
3 Ta petite sœur mange des spaghettis, mais elle a fait une tache sur sa robe blanche. Qu’est-ce que tu ferais ? (nettoyer)
4 Tu as vu que quelqu’un a pris le portefeuille d’une vieille dame dans son sac à main. Qu’est-ce que tu ferais ?
(crier – courir)
5 Tes pères veulent avoir de tes nouvelles quand tu fais un camp. (envoyer)
Vocabulaire : parler des utilisations et des risques de l’IA dans la société p. 170
Grammaire : l ’adjectif numéral ordinal p. 174 le conditionnel présent : révision diddit.be
→ SPRINT ÉTAPE 2
ARRIVÉE : Les risques de l’intelligence artificielle
Écris un petit texte sur les risques de l’intelligence artificielle… à l’aide de l’IA. Reste toujours critique !
OR IENTATION
INTERACTION ÉCRITE
ÉCRIRE
INTERACTION ORALE LIRE
– Réfléchis aux dangers possibles de l’IA. Utilise les informations de l’étape 2
– Choisis un public-cible : des élèves en primaire/en secondaire, des profs…
PRÉPARATION
– Demande à ChatGPT d’écrire un texte sur ce sujet. Donne une commande claire.
ACTION
– Évalue le texte généré.
■Est-ce que le contenu est bon (complet, pertinent) ?
■Est-ce que le niveau correspond au public (pas trop facile/difficile) ?
– Donne du feedback à ChatGPT. Sois poli ! Après, continue pour avoir un bon résultat.
Modèle : Vous pourriez écrire un texte plus facile ?
– Demande à un générateur d’images de créer une image pour accompagner le texte.
– Fais lire ton texte à un camarade, qui te donnera encore quelques conseils.
Modèle : Je demanderais à ChatGPT de…
Tu pourrais ajouter une image plus réaliste/…
R ÉFLEXION
La tâche a été comment ?
Je comprends et j’utilise le vocabulaire pour parler des risques de l’IA.
Je formule une commande claire et précise pour ChatGPT/le générateur d’images.
Je donne du feedback pertinent.
J’utilise correctement le conditionnel présent.
Attitudes et stratégies :
– Je suis poli.
– J’adopte une attitude critique.
élève prof
Quelles fautes est-ce que je dois éviter la prochaine fois ?
Conseils du prof
Vocabulaire : récapitulation p. 172
Grammaire : récapitulation p. 175
→ SPRINT DE MASSE
L’Oulipo, l’art informatique et le jeu de mots
À deux. Lisez le petit texte sur l’Oulipo. Puis, faites des recherches supplémentaires à propos de l’Oulipo. Partagez les informations trouvées avec un autre groupe.
L’OuLiPo, « Ouvroir de littérature potentielle », est un groupe d’auteurs européens. Le groupe littéraire est fondé en 1960 par les auteurs français Raymond Queneau et François Le Lionnais. Le groupe s’interroge sur la littérature traditionnelle et expérimente avec la langue. Exemple : dans son roman La Disparition (1969), l’auteur Georges Perec n’utilise pas une seule fois la lettre e. C’est original, non ?
A Quelle est l’histoire du groupe Oulipo ?
B Cherchez d’autres livres, poèmes, nouvelles, etc. des auteurs de l’Oulipo.
C Cherchez trois « exercices d’écriture » de ce groupe d’artistes littéraires.
À deux. Voici quelques exercices d’écriture du mouvement Oulipo. Décrivez à chaque fois ce que vous voyez. Pour les images 3 et 4, faites des recherches supplémentaires sur Internet.
PARLER
LIRE
PARLER LIRE
Portrait de Jacques Roubaud
Source : essentiels.bnf.fr
Source : www.site-magister.com
Aujourd’hui, le groupe Oulipo existe toujours. Les auteurs réfléchissent encore au statut de la littérature. Ainsi, ils observent avec attention l’évolution de ChatGPT et l’influence que ce programme a sur les auteurs d’aujourd’hui.
A À deux. Allez sur le site de ChatGPT.
1 Demandez d’écrire un poème court sur un thème qui vous intéresse.
2 Copiez le poème de ChatGPT ou imprimez-le.
B L isez attentivement le résultat obtenu par ChatGPT. Au travail maintenant ! Vous allez améliorer le texte de la machine et le simplifier. Vous pouvez aussi changer l’ordre des mots.
Mes parents ont pris un abonnement à Netflix. Génial : je pourrai regarder cette série !
een abonnement
un antivirus Quand on achète un nouvel ordinateur, il faut aussi le protéger avec un antivirus. een antivirusprogramma
une base de données
Je ne retrouve pas le nom du client dans la base de données de notre entreprise.
een databank
un bouton Tu as appuyé sur le bouton pour allumer le GSM ? een knop
un créateur, une créatrice
Qui sont les créateurs de ChatGPT ? een maker, ontwerper, maakster, ontwerpster
une création Cette peinture est une création digitale. een creatie
un contexte Sans contexte, il est difficile de deviner le sens de ce mot.
un curseur J’ai toujours du mal à retrouver mon curseur sur l’écran, donc je bouge un peu ma souris.
une demande Pour obtenir le meilleur résultat de ChatGPT, il faut formuler une demande claire et précise.
un document Le professeur a créé un document avec tout le nouveau vocabulaire.
une donnée Il faut faire attention à ne pas partager tes données privées avec des internautes inconnus.
un dossier
une évolution
une faute d’orthographe
Toutes les informations se retrouveront dans le dossier du cours sur le site de l’école.
Est-ce que l’intelligence artificielle est une bonne évolution, selon toi ?
Tu as fait une petite faute d’orthographe. Regarde, ce mot ce termine par « e ».
l’informatique (f.) – Tu travailles beaucoup sur l’ordinateur à l’école ?
• Oui, et pas seulement dans les cours d’informatique !
een context
een cursor
een vraag, aanvraag
een document, bestand
een gegeven
een map
een evolutie
een spellingsfout
de informatica
une inscription Ce site gratuit est accessible à tout le monde. Pas besoin d’inscription. een inschrijving
l’intelligence artificielle (l’IA) (f.)
De nos jours, l’intelligence artificielle sait tout faire, même écrire des poèmes.
de artificiële intelligentie (de AI)
l’Internet (m.) Internet est peut-être la révolution technologique de l’Histoire. het internet
un logiciel de traduction
Tu as utilisé quel logiciel de traduction : Google Translate ou DeepL ? vertaalsoftware
un menu Pour préparer l’examen, les élèves doivent d’abord chercher leur document personnel dans le menu. een menu
un modem On n’a pas partout une bonne connexion WiFi, parce que le modem se trouve au garage.
un moteur de recherche
Google et Yahoo sont peut-être les moteurs de recherche les plus utilisés au monde.
une possibilité L’intelligence artificielle offre beaucoup de possibilités.
un réseau On a un excellent réseau WiFi dans notre école. Même à 800 personnes, on pourra faire tout ce qu’on veut.
une révolution (technologique)
un robot (de correction, de recherche)
L’intelligence artificielle est une révolution technologique énorme.
Voici un devoir sans fautes. Un robot de correction a corrigé mon texte.
un serveur Nos ordinateurs sont en panne, mais heureusement, tous les documents se trouvent aussi sur le serveur.
un smartphone Mon frère ne veut pas de smartphone. Il préfère être déconnecté.
un traducteur (automatique)
la traduction (automatique)
een modem
een zoekrobot
een mogelijkheid
een netwerk
een (technologische) revolutie
een (correctie-, zoek-) robot
een server
een smartphone
DeepL est un traducteur automatique populaire.een (automatische) vertaler
Tu as traduit le texte toi-même ou tu as utilisé la traduction automatique ?
de (automatische) vertaling
une utilisation Quelles sont les utilisations de ce robot ?een gebruik
une visioconférence Ce ne sera pas possible de se réunir en face à face aujourd’hui. On se rencontre en visioconférence ?
ADJECTIFS
een digitale vergadering, videoconferentie
humain, humaineIl est parfois difficile de savoir si on chatte avec un robot ou un être humain menselijk numériquePour connaitre la signification de ce mot, tu peux consulter un dictionnaire numérique. digitaal
VERBES
s’abonner (à) Je m’abonne à Canva pour faire d’excellentes présentations scolaires. zich abonneren (op) appliquer Dans quels domaines est-ce qu’on peut appliquer l’intelligence artificielle ? toepassen automatiser On va complètement automatiser ce travail. Ce métier disparaitra. automatiseren envoyer (une demande)
imiter
J’utilise le formulaire de contact pour envoyer une demande. (een vraag, aanvraag) versturen
L’IA peut très bien imiter la voix humaine.nabootsen
numériserNous numérisons tous les documents bancaires importants, pour ne plus jamais les perdre. digitaliseren
programmerL’informaticien a programmé un logiciel de traduction. programmeren
remplacerEst-ce que les traducteurs automatiques vont remplacer les traducteurs humains ? vervangen
sauvegarderN’oubliez pas de sauvegarder votre travail dans la base de données ! bewaren
traduire
EXPRESSIONS
démarrer l’ordinateur
donner (activer) une commande
Est-ce que tu sais traduire ce texte en anglais ?vertalen
J’ai appuyé sur le bouton pour démarrer l’ordinateur. Il s’est allumé après. de computer opstarten
J’ai donné une commande claire à ChatGPT.een opdracht geven
être capable deL’ordinateur est capable de résoudre cette question ? in staat zijn om
Vocabulaire passif
SUBSTANTIFS
un calcul J’ai fait le calcul de tous les prix des achats. Cela revient à 100 euros ! een berekening
une compétence
la désinformation
Est-ce que l’ordinateur a les mêmes compétences que l’homme ? een competentie, vaardigheid
Est-ce que l’IA peut nous aider à lutter contre la désinformation ?
het fake news, de verkeerde informatie
une équation Je ne sais pas encore résoudre cette équation, mais le prof va m’aider. een (wiskundige) vergelijking
un générateur (d’images)
Je n’ai pas fait cette photo moi-même. J’ai utilisé un générateur d’images. een (beeld)generator un portail Pour naviguer sur le Web, le plus facile est de passer par un portail pour ensuite faire des recherches plus précises.
een portaal(site)
la simplicité Tout le monde peut utiliser ce logiciel, grâce à sa simplicité. de eenvoud
une version d’essai J’ai téléchargé une version d’essai gratuite de ce logiciel. een proefversie
une webcam Pour cette réunion numérique, le président a demandé d’éteindre les webcams.
ADJECTIFS
een webcam(era)
textuel, textuelleLa réponse de ChatGPT est textuelle. tekst-, tekstueel
VERBES
générer Ce logiciel génère des images artistiques.genereren
EXPRESSIONS
mettre l’ordinateur en veille
Papa a mis l’ordinateur en veille pour ne pas gaspiller d’énergie. de computer in waakstand zetten
Vocabulaire actif
SUBSTANTIFS
une attaque Il est victime d’une attaque par les cybercriminels.een aanval le chantage On lui offre de l’argent pour se taire. C’est du chantage. de chantage
un clic Tu peux traduire ce texte en un clic een klik un domaine Le domaine d’expertise de ce prof, c’est la chimie.een domein, vakgebied une enquête La police mène une enquête pour trouver le criminel. een onderzoek
une légende – On a fait cette photo dans quel pays ? • La réponse se trouve dans la légende. een legende une menace L’IA est utile, mais il y a aussi des menaces, comme les fausses informations, le chantage… een dreiging
une précaution Le gouvernement a pris toutes les précautions pour éviter une manifestation violente. een voorzorgsmaatregel une preuve Cet homme a vraiment commis ce crime. La police a trouvé des preuves. een bewijs
Je ne comprends rien à cette matière. Elle est trop compliquée. moeilijk, complex
avertir La police a averti les utilisateurs de ce site de faire attention, parce qu’il y a des pirates. waarschuwen
créer Ce logiciel crée des photos très réalistes.creëren identifier Le témoin a pu identifier le criminel. identificeren manipulerOn a manipulé cette photo ? Elle est trop parfaite.manipuleren, naar zijn hand zetten
retoucher – Le photographe a retouché cette photo ?
• Oui, avec Photoshop. bijwerken
Vocabulaire passif
SUBSTANTIFS l’authenticité (f.) Est-ce que tu as vérifié l’authenticité de cette image ? Elle a l’air truquée. de authenticiteit
la corruption La corruption de données digitales à cause de virus est un problème connu. de corruptie une déformation Regarde cette déformation. La photo est truquée ! een vervorming
l’escroquerie (f.) Le phishing est une forme d’escroquerie.de oplichting une falsification Cette photo de Macron n’est pas authentique. Il s’agit d’une falsification par l’IA.
een vervalsing
la fraude Cette célébrité est en prison pour fraude fiscale.de fraude une incohérence
La police a cru qu’il y avait beaucoup d’incohérences dans le témoignage du bandit. Ce n’était pas une histoire logique.
une lacune Il y avait beaucoup de lacunes dans sa réponse, tout n’était pas clair.
een incoherentie
een gebrek, tekort une manipulation La manipulation de cette image est claire. On a transformé le visage de l’actrice. een manipulatie
le piratage Le piratage de voitures autonomes est un risque important de l’intelligence artificielle.
de hacking
un recadrage Le recadrage rend la photo plus originale.een (beeld)uitsnede la reconnaissance faciale
On a retrouvé ce criminel grâce à la reconnaissance faciale. de gezichtsherkenning
la surveillance Dans cette rue, la police fait la surveillance avec des caméras. het toezicht
ADJECTIFS
brouillé, brouilléeOn a des images de la caméra, mais elles sont très brouillées. On n’y reconnait pas le bandit.
cohérent, cohérente
troebel
Son témoignage était cohérent. L’histoire nous semble logique. coherent, samenhangend frauduleux, frauduleuse
Il est en prison pour des actions frauduleuses.frauduleus
VERBES
constituerJe n’ai pas étudié, mais cela ne constitue pas un problème, car je suis fort en géographie.
se méfier (de)Mon frère se méfie toujours des sources anonymes.
samenstellen, vormen
wantrouwen modifier À l’examen, j’ai encore modifié ma réponse initiale. J’espère que je ne le regretterai pas. veranderen, wijzigen pirater
Des cybercriminels ont piraté les serveurs de cette entreprise. hacken reconstruire Grâce à l’intelligence artificielle, la police a pu reconstruire le visage du criminel. reconstrueren remonter (à)Pour savoir si une image est authentique, il faut remonter à sa source.
teruggaan (naar)
surveiller
Des caméras spécialisées surveillent la place.bewaken, toezicht houden (op) vérifier Il faut toujours vérifier la source d’un document.checken, verifiëren
STRUCTURES
Décrire une image
Een afbeelding beschrijven
C’est … . – un portrait – une nature morte – une scène urbaine – un paysage
Au premier plan, on voit … . – une personne – un bâtiment – un objet
À l ’arrière-plan, il y a … . – des arbres – des bâtiments
Les couleurs principales sont … . – le blanc – le bleu – le brun – le gris – le jaune – le noir clair ↔ foncé – l ’orange – le rouge – le rose
le vert
le violet/le mauve
L’image … . – me touche – est joyeuse ↔ triste – est forte
– me laisse indifférent – ne me fait ni chaud ni froid
Het is … . – een portret – een stilleven – een stadsscène – een landschap
Op de voorgrond zie je … . – een persoon – een gebouw
een voorwerp
Op de achtergrond zijn er … . – bomen
gebouwen
De belangrijkste kleuren zijn … . – wit – blauw – bruin
grijs – geel
licht- ↔ donker– zwart – oranje – rood
roze – groen
paars
De afbeelding … . – raakt me – is vrolijk ↔ triest – is sterk
– laat me onverschillig – doet me niets, laat me koud
1 VOCABULAIRE
Parler d’applications concrètes de l’intelligence artificielle
Complète les phrases avec le bon mot. Les images peuvent t’aider, mais attention : elles ne se trouvent pas dans le bon ordre !
1 Avant de cliquer, je mets le … sur le lien.
2
4 Ce … sait jouer aux échecs ?
2 J’utilise un … pour traduire ce texte en anglais.
3 Appuie sur le … pour contacter l’entreprise.
5 Il y a beaucoup de documents dans ce … .
6 Google est un … populaire.
Combine les deux colonnes.
1 une fautea de données
2 une baseb rapide
3 la traductionc social
4 un réseaud d’orthographe
5 une évolutione automatique
6 un être f numérique
7 un tableaughumain
Résultat: /6 < 4/6 Exercice 2 ≥ 4/6 Exercice 3
Résultat: /7 < 5/7 ≥ 5/7 Exercice 3
NOUS CONTACTER
Complète les phrases avec le bon mot. Fais les accords nécessaires.
1 Pour comprendre un mot inconnu dans un texte, il faut bien regarder son … .
2 Ce … d’images digital est incroyable. On ne voit pas la différence entre les images générées et de vraies photos.
3 Tu connais encore d’autres … que Google ?
4 Je ne peux pas me déplacer pour la réunion, mais nous pouvons discuter de cette question pendant une … .
5 Je ne peux pas … cette phrase en français. Je vais utiliser un logiciel de traduction.
6 Les … de l’intelligence artificielle sont nombreuses : les voitures autonomes, la cybersécurité, la traduction automatique…
7 À l’avenir, des métiers vont disparaitre parce qu’on va … le travail.
8 Ma grand-mère veut … les photos analogiques de sa jeunesse.
9 Je vais … à ce magazine en ligne. Un abonnement annuel coute 55 euros.
10 L’intelligence artificielle est une véritable révolution dans le monde de … .
Parler des utilisations et des risques de l’IA dans la société
Complète les phrases avec le bon mot. On te donne déjà la première lettre. Fais les accords nécessaires.
1 Il faut a… les élèves qu’ils doivent apporter le prochain chapitre du livre.
2 Un programme antivirus protège l’ordinateur contre les a… de cybercriminels.
3 Le ministre n’a jamais dit cela. On a m… son discours avec l’IA.
4 La police a pris toutes les p… possibles pour éviter le conflit entre les supporters.
5 – Qui est la personne sur cette photo ?
• Je ne sais pas. Lisons la l… .
2
6 La police mène une e… pour trouver l’auteur de ce crime.
Résultat: /6 < 5/6 Exercice 2 ≥ 5/6 Exercice 3
Cherche dans la liste suivante un synonyme des mots donnés.
une attaque – une enquête – une menace – compliqué – avertir – créer – manipuler
1 changer =
2 prévenir =
3 une recherche =
4 faire =
3
5 un danger = 6 difficile = 7 une agression =
Résultat: /7 < 5/7 ≥ 5/7 Exercice 3
Complète les phrases avec le bon mot. Fais les accords nécessaires.
1 Ce professeur est connu dans le … de l’intelligence artificielle.
2 Ce costume n’est pas fait sur mesure pour Léo. On doit encore le … .
3 Je t’ai … : c’est un escalier dangereux. Pourquoi est-ce que tu ne m’as pas écouté ?
4 Tu m’offres de l’argent pour mentir à tes parents ? C’est du … !
5 – On connait le nom du criminel ?
• Non, la police ne l’a pas encore … .
6 Les pompiers auraient pris toutes les … pour éviter un drame.
7 Grâce au bouton de contact, vous pouvez nous joindre en un seul … .
8 Sans les … nécessaires, on ne peut pas mettre le criminel en prison.
Plus d’exercices sur le vocabulaire de chaque étape ? Visite diddit.be !
Sprint de masse
1 J’aime tous les genres musicaux, … rock. à l ’exception du à cause du 1, 2
Tu vas demander à ChatGPT de rédiger un texte.
A Choisis un des thèmes suivants. les utilisations de l’IA dans la société les utilisations de l’IA à l’école les avantages de l’IA les dangers de l’IA
B Choisis au moins sept mots pertinents que ChatGPT doit utiliser.
C Fais lire le texte à un camarade de classe. Est-ce qu’il retrouve les mots que tu as choisis ?
2 GRAMMAIRE
La préposition complexe
Complète les phrases avec les prépositions complexes suivantes. à côté de – au-dessus de – en dehors de – en face de – grâce à –au lieu de – vis-à-vis de
1 Manon était stressée. Elle se trouvait à table … directeur.
2 … étudier pour ses examens, il a joué à des jeux vidéo. Voilà pourquoi il a de mauvais résultats.
3 Il voulait absolument s’assoir … son meilleur ami.
4 … ton aide, j’ai trouvé une solution. Merci !
5 L’hélicoptère vole … la ville.
6 Il faut toujours être poli … client.
7 Tu ne peux pas visiter le parc … heures d’ouverture.
Résultat: /7 < 5/7 Exercice 2 ≥ 5/7 Exercice 3
Coche la bonne préposition complexe.
3
2 Tu devrais te détendre … stresser. au lieu de en vue de
3 Tu vas réussir … bien travailler. en vue de à condition de
4 … paquet, il y a un petit cadeau pour toi. À la manière du À l ’intérieur du
5 Je suis … l’intelligence artificielle en classe. en faveur de en dehors de
6 Il habite de l’autre côté de la rue. Sa maison se trouve … la mienne. à côté de en face de
Résultat: /6 < 5/6 ≥ 5/6 Exercice 3
Reformule les phrases à l’aide de prépositions complexes.
1 Hier, nous n’avons pas pu sortir parce qu’il pleuvait. Aujourd’hui, nous avons pu faire une excursion parce qu’il faisait beau.
→ Hier, nous n’avons pas pu sortir … la pluie. Aujourd’hui, nous avons pu faire une excursion … beau temps.
2 Tu as traduit ce texte avec un traducteur automatique ?
→ Tu as traduit ce texte … un traducteur automatique ?
3 Tu peux utiliser un traducteur en ligne si tu contrôles le texte généré.
→ Tu peux utiliser un traducteur en ligne … contrôler le texte généré.
4 Je donne des arguments pour l’utilisation de ChatGPT à l’école.
→ Je donne des arguments … l’utilisation de ChatGPT à l’école.
5 Il chante un peu comme Pascal Obispo.
→ Il chante un peu … Pascal Obispo.
6 Qu’est-ce qu’il y a dans ce bâtiment ?
→ Qu’est-ce qu’il y a … ce bâtiment ?
L’adjectif numéral ordinal
Note les adjectifs numéraux ordinaux en toutes lettres.
1 4e 5 8e
2 10e 6 17e
3 1er, 1ère 7 100e
4 20e 8 55e
Résultat: /8 < 7/8 Exercice 2 ≥ 7/8 Exercice 3
Donne l’adjectif numéral ordinal.
1 deux 4 onze
2 vingt-et-un 5 quarante-trois
3 trente 6 mille
Résultat: /6 < 5/6 ≥ 5/6 Exercice 3
Complète le texte sur l’intelligence artificielle avec les bons adjectifs numéraux ordinaux. Regarde bien le contexte !
L’intelligence artificielle est la (1) révolution industrielle. La (2) révolution industrielle, la mécanisation, date déjà du dix-huitième siècle. Elle était suivie par la (3) révolution vers 1870 : la production de masse et l’électricité. La (4) révolution, à savoir l’automisation par l’électronique et l’informatique, est encore récente : elle date de la fin des années 60.
Il y a beaucoup de pays qui investissent dans l’IA. Dans le top dix, il y a encore sept pays devant la France. La France se trouve donc à la (5) place, suivie de la Corée du Sud, à la (6) place, et du Singapour en fin de liste, à la (7) place. 1 2 3 4 5 6 7
Le conditionnel présent : révision diddit.be Plus d’exercices sur la grammaire de chaque étape ? Visite diddit.be !
Sprint de masse
À l’avenir, la technologie fera disparaitre certains métiers. À deux.
A L isez l’infographie. Puis, discutez-en selon le modèle. Modèle : – Quel métier se trouve à la deuxième place ?
• Le métier de pêcheur.
– Quel métier se trouve au-dessus de « pêcheur » ?
– Quel métier se trouve en bas de la liste ?
20 métiers menacés par la technologie
INTERACTION ORALE
Ils ont quelle chance de disparaitre dans les décennies à venir ?
bibliothécaire/documentaliste
D’après : photo.capital.fr • revolution-robot.fr
B L’infographie formule des hypothèses. Mets les verbes au conditionnel présent.
1 Le métier de bibliothécaire (pouvoir) disparaitre.
2 Bientôt, le métier de pêcheur n’(exister) plus.
3 Le métier de coach sportif (avoir) 32 % de chances de disparaitre.
4 Dans vingt ans, la technologie (remplacer) le travail des juristes.
5 Est-ce que les architectes (perdre) leur travail ?
C Et toi, qu’est-ce que tu penses de l’avenir professionnel et de la techologie ? Complète une des phrases suivantes.
– À cause de la techologie...
– Grâce à la technologie...
Moi dans le monde
UNE EXPÉRIENCE UNIQUE ! TOUR 4
PROLOGUE
CIRCUIT DES VERBES
Étape 1
BIENVENUE CHEZ MOI
!
– poser ta candidature pour participer à un échange
– chatter dans le cadre d’un échange
– parler d’une future expérience
Étape 2
À LA RECHERCHE D’UN COLOCATAIRE SYMPA
– par tir à la recherche d’un colocataire/ d’une colocation ou d’une chambre d’étudiant
– écrire une annonce pour louer une chambre d’étudiant
Est-ce que tu sais… ?
� parler d’une aventure à l’étranger
� parler des règles et limites dans ta famille
� compléter un formulaire en ligne pour devenir famille d’accueil
� chatter avec un élève d’échange ou une famille d’accueil
� parler d’une future expérience
� écrire un e-mail de réclamation
� compléter un formulaire en ligne pour trouver une chambre d’étudiant
� parler de ton colocataire idéal
� discuter d’annonces qui offrent une chambre d’étudiant
� écrire une annonce pour louer une chambre d’étudiant
� discuter sur l’apprentissage des langues étrangères et sur les stéréotypes culturels
� écrire une présentation personnelle pour trouver une colocation
� écrire une motivation pour faire un stage à l’étranger
� argumenter pourquoi tu veux loger chez une famille d’accueil
Est-ce que tu comprends… ?
� un texte avec un témoignage d’une famille d’accueil
� une vidéo avec des témoignages d’élèves d’échange
� la FAQ d’une organisation qui offre des échanges
� des fiches d’élèves d’échange
� un témoignage de deux étudiantes étrangères en Belgique
� des plaintes (par chat, SMS, e-mail, lettre) sur une maison d’étudiants
� une vidéo drôle sur une colocation
� un article avec des astuces pour trouver un colocataire
� des annonces qui offrent des chambres d’étudiants
� un texte sur des stéréotypes culturels
Est-ce que tu connais… ?
� le vocabulaire de l’échange
� le vocabulaire de la colocation et des annonces immobilières
� les structures pour écrire une annonce
Est-ce que tu sais utiliser… ?
� les conjonctions de coordination et de subordination
� la phrase interrogative
� le futur simple
Tu as répondu « oui » à toutes ces questions ?
Alors, c’est GAGNÉ !
Regarde la BD.
A Tu vois qui ?
C Quels sont les rêves ou projets de ces personnes ? 1 PARLER
B Ils ont où ?
Et toi ?
A Tu aimerais partir à l’étranger ? Pourquoi (pas) ? Explique.
B Quel pays est-ce que tu choisirais ? Tu resterais en Europe, ou est-ce que tu aimerais partir plus loin ?
C Est-ce que tu aimerais aller étudier à l’étranger, ou tu préfèrerais faire autre chose ? Quelles sont les possibilités ? Fais éventuellement des recherches sur Internet.
TU SAIS QUOI ?
Le nom du programme Erasmus vient d’Érasme, le savant néerlandais qui a voyagé dans toute l’Europe au 15e siècle. Il était un voyageur passionné et pacifiste, qui avait une vision avant-gardiste de l’Europe.
Le programme existe depuis 1987, et aujourd’hui 33 pays participent au programme Erasmus+ : les 27 États membres de l’Union européenne, ainsi que l’Islande, le Liechtenstein, la République de Macédoine, la Norvège, la Suisse, la Serbie et la Turquie. En presque 40 ans, Erasmus a permis à plus de trois millions d’étudiants de partir étudier à l’étranger.
Depuis 2014, Erasmus est devenu Erasmus+ : un nouveau programme, avec un budget plus important et une ouverture à plus de personnes. Il n’est plus uniquement réservé aux étudiants, mais aussi possible pour des apprentis (= stagiairs).
D’après : www.touteleurope.eu
1 BIENVENUE CHEZ MOI !
Tu connais encore le vocabulaire des traits de caractère ? Complète les petits textes avec les adjectifs suivants. Fais les accords nécessaires.
Sophie est une jeune fille très (1) et (2). Elle prend ses études très au sérieux parce qu’elle veut devenir infirmière. En plus, elle a le cœur (3) : elle est toujours prête à aider les autres. Elle pense à un travail dans une ONG (= une Organisation Non Gouvernementale). Parfois, elle est très (4). Elle ne veut absolument pas changer d’opinion.
Il s’appelle Abdu. C’est un garçon (5), il ne ment jamais. Il est (6) par l’art : il adore peindre et dessiner. Il joue aussi du violoncelle. Il est donc très (7). Quand il joue de la musique, il est très (8), mais dans la vie quotidienne, il peut être un peu (9) et (10) : il renverse souvent des verres et parfois il se trompe de train.
Maxime a envie de découvrir de nouvelles choses : il est (11). Il n’est pas (12) du tout. Il bavarde beaucoup, il aime être entouré de ses amis et les faire rire, il peut être très (13).
Tu as oublié beaucoup de mots ? Reprends le vocabulaire des traits de caractère sur diddit.be !
Lis ce texte une première fois et fais la connaissance de la famille Lieneson-Mathyssen. Réponds aux questions à la page suivante.
Une famille d’accueil qui vit des aventures en Belgique !
Une famille d’accueil, c’est quoi ? Cette famille nous fait partager ses expériences dans l’accueil d’étudiants étrangers dans sa vie quotidienne.
Rencontre avec la famille Lieneson-Mathyssen
La première fois que nous avons accueilli quelqu’un, c’était une jeune Norvégienne. La question de la communication et de la langue était donc au centre de nos préoccupations. On se demandait aussi si cette jeune allait perturber notre équilibre familial, si on allait savoir « gérer » cette ado que nous ne connaissions pas. Sept ans après, nous sommes invités en Norvège pour son mariage… !
Il y a sept ans, notre fille partait avec AFS pour un programme scolaire d’un an en Finlande. Une chambre se libérait, alors nous nous sommes dit : « Pourquoi pas nous comme famille d’accueil ? », alors que notre fille allait, elle aussi, vivre en famille d’accueil. Le pas a été franchi, et depuis, nous ne nous sommes plus arrêtés ! Nos nombreuses expériences d’accueil nous ont apporté une grande ouverture sur le monde et sur différentes cultures (une richesse !), mais aussi le sens du partage. Nous avons découvert et appris beaucoup de choses avec nos jeunes et souvent avec leur famille. Nos enfants aussi ont profité de ces expériences, le dernier par exemple a décidé de partir un an en volontariat en Colombie l’année dernière. L’accueil a également apporté une belle dynamique au sein de notre famille. Nous sommes toujours en contact avec nos jeunes et nous avons eu la joie d’en revoir, ici ou chez eux, et de rencontrer leur famille. Cet été, Luisa, du Mexique, vient à Barcelone pour un stage d’un mois : nous allons en profiter pour aller à sa rencontre et revoir également Ainara, notre Catalane qui habite près de Barcelone.
En septembre, ce sera la Norvège pour le mariage de notre première fille d’accueil, qui voulait absolument que ses parents belges viennent pour ce jour si important… Cela nous a profondément touchés.
Le profil de la famille
Nous vivons dans la petite ville de Mouscron, avec notre fils de 23 ans. Les deux ainés de 25 et 28 ans passent ponctuellement à la maison, mais vivent indépendamment.
Qui avons-nous accueilli ?
Nous avons déjà accueilli huit jeunes entre 16 et 22 ans, avec des profils très variés. Certains étaient des
Tu sais encore ?
Accueillir se conjugue à certains temps comme un verbe en -ER.
indicatif présent j’ accueille tu accueilles il/elle/on accueille nous accueillons vous accueillez ils/elles accueillent
futur simple j’ accueillerai tu accueilleras
conditionnel présent j’ accueillerais tu accueillerais
MAIS : participe passé j’ ai accueilli
étudiants en programme scolaire annuel, d’autres des volontaires en programme semestriel ; ils venaient de Norvège, du Mexique, de République dominicaine, de Catalogne, du Brésil, du Costa Rica et, enfin, de Russie. Nous accueillerons l’année prochaine une volontaire du Guatemala pour un an. Avec l’évolution de notre famille (l’âge des enfants, l’autonomie de chacun, le travail), l’accueil a évolué vers des volontaires de plus de 18 ans.
Un conseil pour un accueil réussi ?
Avant tout, il faut vivre « normalement » sa vie de famille et considérer son jeune accueilli comme son enfant, avec les mêmes règles, les mêmes limites que nos propres enfants.
Bien sûr, il faut aussi être très attentif à la communication.
De : www.afsbelgique.be
1 De quelles expériences est-ce qu’on parle dans cet article ? Qui partage ces expériences ?
2 Leur histoire comme famille d’accueil a commencé comment ?
3 Quels sont pour eux les points positifs de ces expériences ? L’accueil a apporté :
Attention à la prononciation des mots accueil et accueillir !
A L is le cadre.
Attention à la prononciation des mots accueil et accueillir !
Dans ces mots, on prononce -ueil et -ueill- comme dans fauteuil [œj], mais l’ordre des lettres est différent.
B L is les phrases suivantes à haute voix. Attention aux mots en gras !
1 Mon père se repose dans son fauteuil .
2 Présentez-vous à l’accueil .
3 Nous vous accueillons avec plaisir dans notre école.
4 Elle a perdu sa femme. Elle est en deuil .
5 Dans ce parc, il y a beaucoup d’écureuils .
6 Je vais cueillir des fleurs.
Lis le texte une deuxième fois. Vrai ou faux ? Corrige ce qui est faux et prouve ce qui est vrai à l’aide du texte.
1 La famille a commencé cette aventure sans hésiter.
2 Ils n’accueillent que des étudiants.
3 Ils ont déjà accueilli des jeunes du monde entier.
4 Quand l’étudiant d’échange retourne chez lui, la famille ne le revoit plus.
5 Avec l’étudiant d’échange, la famille se comporte autrement qu’avec ses propres enfants.
Quelles sont les règles et limites dans ta famille ? Compare avec ton voisin. Qu’est-ce qui est différent ? Discutez en classe.
Vrai Faux
Complète les phrases avec les mots suivants. Fais les accords nécessaires.
1 Je ne sais pas comment … cette affaire, je ne vois pas les solutions.
2 Dans quelques semaines, nous aurons le plaisir d’… une fille chinoise dans notre famille.
3 Il est parfois difficile pour un jeune … de s’adapter aux habitudes de sa famille d’accueil.
4 Ma mère m’a … un très beau cadeau de son voyage.
5 Ce geste amical nous … profondément.
6 J’ai des … par rapport à son comportement. Je suis très inquiet.
Découvre un autre témoignage d’une famille d’accueil belge.
A Regarde ce témoignage une première fois. Réponds aux questions.
1 Tu vois qui dans la vidéo ? Ils viennent d’où ?
2 De quoi témoignent les personnes ?
B Regarde une deuxième fois.
1 Pourquoi est-ce que les deux jeunes sont venus en Belgique ?
2 Quels sont, selon Beltran, les aspects positifs de la Belgique ?
3 Comment se sont passés les premiers jours ?
4 Quel est leur meilleur souvenir ?
5 Est-ce que les jeunes ont changé après cette année en Belgique ? Comment ?
Tu sais encore ?
On écrit les noms des continents, des pays, des régions et des habitants avec une majuscule. p. ex. Hidemasa est un Japonais. Il vient du Japon. Beltran vient d’Espagne.
On écrit les langues et les adjectifs dérivés d’un nom géographique avec une minuscule. p. ex. Beltran s’intéresse à la culture belge. Il parle déjà bien le français. Hidemasa est un garçon japonais.
Comment est-ce qu’on peut devenir famille d’accueil ? Tu veux en savoir plus ? Lis la foire aux questions (FAQ) du site Web d’une organisation qui s’en occupe.
A L is le texte une première fois. Mets les questions à la bonne place dans le texte.
1 Comment peut-on devenir famille d’accueil ?
2 Qui peut devenir famille d’accueil ?
3 Que doit-on offrir comme famille d’accueil ?
4 Quand les jeunes arrivent-ils ?
5 Quel est le profil d’une famille d’accueil ?
6 Qui est l’élève d’échange ?
7 Comment le programme est-il financé ?
▶
FAQ (Foire aux
questions)
Les familles d’accueil sont des personnes chaleureuses, curieuses, ouvertes, tolérantes et désireuses de découvrir une autre culture, un autre style de vie, un autre mode de pensée , d’autres traditions et habitudes. Les familles d’accueil veulent découvrir « autre chose », elles veulent, si on peut dire, « voyager dans leur fauteuil ».
▶
Nous demandons aux familles d’héberger et de nourrir le jeune, mais surtout de lui faire partager la vie du foyer. Être une famille d’accueil signifie donc ouvrir son foyer, son mode de vie à un élève d’un pays étranger. Vous agirez comme les parents naturels de l’élève étranger. Celui-ci devra s’adapter à votre style de vie, aux habitudes et aux règles de votre famille. Le jeune ira dans une école secondaire de votre localité ou de votre région pendant qu’il habite chez vous. Jour après jour, vous aurez l’opportunité de découvrir les petites différences qu’il peut y avoir entre notre culture et celle d’un autre pays. Ce sera pour vous l’occasion de nouveaux sujets de conversation.
▶
Les familles d’accueil viennent de toutes sortes de milieux. Vous pouvez avoir des enfants ou pas, avoir des enfants plus âgés ou plus jeunes que l’élève d’échange, vous pouvez être un couple jeune ou plus âgé, être un parent seul avec un ou des enfants. Vous pouvez vivre dans une maison, un appartement, en ville ou à la campagne. Dans la sélection d’une famille, nous donnons la priorité aux qualités suivantes : l’ouverture à une autre culture, le désir de vous impliquer dans l’expérience ainsi que le respect des normes de moralité et d’hygiène.
▶
C’est un jeune qui désire ouvrir son esprit à des valeurs nouvelles, qui désire forger son caractère, sa capacité d’adaptation et d’interaction avec les autres. C’est aussi un élève qui envisage sérieusement son avenir et qui veut connaitre parfaitement notre langue. Les élèves d’échange de WEP sont âgés de 15 à 19 ans et viennent d’Europe (Est/Ouest), des USA, d’Australie, du Brésil, d’Argentine, de Colombie, du Venezuela, du Mexique, du Japon, mais aussi de Flandre… Les élèves qui arrivent dans notre pays ont fait le choix de venir chez nous : c’est donc notre culture qu’ils ont envie de connaitre !
▶
Cela dépend de la durée du séjour choisi. Si votre élève désire séjourner en Belgique pour une année, il arrivera fin aout/début septembre et repartira fin juin de l’année suivante. S’il choisit la Belgique pour un semestre, il arrivera fin aout ou début janvier. Comme ils ont leur année scolaire décalée, les participants qui viennent de l’hémisphère sud pourraient venir par exemple de janvier à décembre.
▶ Les participants prennent en charge le cout du programme et les frais de transport entre leur pays d’origine et la Belgique. Ils disposent également de leur propre argent de poche et couverture médicale. Les familles d’accueil ne sont pas rémunérées.
▶
C’est très simple, il vous suffit de nous contacter par téléphone au 02 533 07 83. Si vous désirez accueillir, nous nous déplacerons chez vous pour vous donner plus de détails sur cette fabuleuse expérience. Cette rencontre nous permettra également de vérifier que votre famille répond aux conditions du programme. Nous pouvons ainsi offrir les garanties nécessaires à l’élève et à ses parents naturels.
B L is le texte une deuxième fois. Comment est-ce qu’on le dit dans le texte ?
1 Les familles doivent donner à manger à l’étudiant d’échange.
2 Les élèves d’échange payent le programme et le voyage de leur pays vers la Belgique.
3 Vous pourriez parler des différences culturelles entre vous.
4 Accueillir quelqu’un, c’est voyager sans se déplacer.
5 L a famille d’accueil ne reçoit pas d’argent.
Regarde les mots surlignés en vert dans le texte à la page 187.
A C ’est quelle sorte de mot ?
B Quand est-ce qu’on utilise ce type de mot ?
Les conjonctions de coordination
Pour relier deux phrases ou deux éléments, j’utilise les conjonctions de coordination.
p. ex. Louis veut bien partir à l’étranger. Il a un peu peur.
→ Louis veut bien partir à l’étranger, mais il a un peu peur.
Les conjonctions et, car, mais, ou, donc
Tu sais encore ?
– Et relie des phrases ou des éléments de la même fonction.
– Car indique une cause, une explication.
– Mais indique une opposition.
en Il étudie et il travaille à l’étranger. Il a fait ses études en Belgique et en Espagne.
want Il ne peut pas venir, car il a perdu les clés de la voiture.
maar Cette montée est très difficile, mais elle n’est pas longue.
– Ou indique un choix. of Tu as envie de sortir ou tu préfères rester chez toi ?
– Donc indique une conséquence.
dus Ce plat était très bon, elle a donc tout mangé. Il veut apprendre l’espagnol, donc il partira en Espagne.
Relie les deux phrases. Ajoute la bonne conjonction.
1 Mina aime le chocolat, … elle ne peut pas en manger à cause de son allergie.
2 Hier, il a plu toute la journée, … nous n’avons pas pu aller au parc.
3 Luka a manqué le début du film, … il était en retard.
4 Tu veux du thé … tu préfères du café pour le petit-déjeuner ?
5 Il a fait ses devoirs, … il peut maintenant jouer avec ses amis.
Regarde les mots surlignés en rose dans le texte à la page 187.
A C ’est quelle sorte de mot ?
B Quelle est la différence avec les conjonctions et, car, mais, ou, donc ?
Les conjonctions de subordination
Pour introduire une subordonnée, j’utilise les conjonctions de subordination.
p. ex. L’organisation a confirmé que nous pourrons devenir famille d’accueil. la subordonnée
Les conjonctions de subordination quand, que, si, parce que, comme, après que, depuis que, pendant que
Tu sais encore ?
– Quand indique un temps. toen, wanneer Quand j’étais jeune, je voulais faire un tour du monde.
– Que/qu’ complète la phrase. dat Vous dites que ce n’est pas possible ?
– Si/s’ indique une condition. si + il(s) → s’il(s) si + elle(s) = si elle(s)
als Si je réussis, mes parents seront très contents.
– Parce que/qu’ indique une raison. omdat Nous ne pouvons pas partir en échange, parce que nous sommes malades.
– Comme indique une cause. aangezien Comme il est malade, il n’est pas venu.
La conjonction comme se trouve toujours en tête de phrase !
– Après que/qu’
– Depuis que/qu’ situent dans le temps.
– Pendant que/qu’ nadat sinds terwijl Après que les examens seront finis, je partirai à l’étranger. Il est moins timide depuis qu’il a fait l’échange. Pendant que tu conduis, je regarde le GPS.
Ajoute la bonne conjonction dans chaque phrase.
1 … j ’ai fini mon travail, mon copain vient me chercher.
2 Il est parti faire une promenade … le soleil brillait.
3 Il étudie très dur … il veut réussir ses examens.
4 Il est heureux, … il a reçu une bourse pour aller étudier en Pologne.
5 … j ’étais à l’école, il a commencé à pleuvoir.
6 … tu viens me voir pendant mon stage en Espagne, je te montrerai tous les jolis coins de Séville.
Regarde les titres du texte à la page 187.
A Ce sont quel type de phrases ?
B Toutes ces questions commencent par quel type de mot ?
La phrase interrogative (1)
La question avec intonation et est-ce que
Si je veux une information précise comme réponse, je pose une question avec un mot interrogatif.
Si je veux « oui » ou « non » comme réponse, je pose une question sans mot interrogatif.
L’ordre des mots dans une phrase affirmative
SUJET VERBE(…). Je voyage. Je voyageau Portugal.
L’ordre des mots dans une phrase interrogative
Intonation
• La question sans mot interrogatif (la réponse = « oui » / « non »)
SUJET VERBE(…) ?
Tu pars ?
Tu pars déjà ?
Tu parsen voyage ?
Tu sais encore ?
Tu connais déjà les questions avec intonation et avec est-ce que. Révise ces deux types de question dans le cadre !
• La question avec un mot interrogatif (la réponse = une info précise)
SUJET VERBE(…) MOT INTERR. ?
Vous venez quand ?
Vous habitez où ?
Nous trouvons ces infos où ?
Est-ce que
à la fin de la phrase
• La question sans mot interrogatif (la réponse = « oui » / « non »)
EST-CE QUE SUJET VERBE(…) ?
Est-ce quetes amis viennent ?
Est-ce quetes amis aiment les spaghettis ?
Est-ce que vous partez en échange ?
• La question avec un mot interrogatif (la réponse = une info précise)
MOT INTERR.EST-CE QUE SUJET VERBE (…) ?
Quandest-ce que vous commencez ?
Où est-ce que vous faites l’échange ?
Depuis quandest-ce que vous jouezau basket ?
au début de la phrase
Est-ce que ne se traduit pas en néerlandais. Quand est-ce que tu viens ? Wanneer kom je?
« Oui » devient « si » après une question négative. – Tu n’y vas pas ?
• Si, je pars tout de suite.
C Il existe un troisième type de question, utilisé dans des textes écrits ou des situations plus formelles. Voici quelques exemples du texte.
Comment peut-on devenir famille d’accueil ?
Que doit-on offrir comme famille d’accueil ?
1 Souligne les sujets et encercle les verbes.
2 Quel est l’ordre des mots dans ces questions ? Sujet + verbe Verbe + sujet
3 Où se trouvent les mots interrogatifs ?
Au début de la phrase. À la fin de la phrase.
La phrase interrogative (2)
La question avec inversion
• La question sans mot interrogatif (la réponse = « oui » / « non »)
• La question avec un mot interrogatif (la réponse = une info précise)
MOT INTERR.VERBE- SUJET (…) ?
Pourquoipartez-vous ?
Que veulent-ils ?
Comment font -ellesce travail ?
Dans la plupart des cas, on ne fait pas l’inversion avec un substantif. Si le sujet est un substantif ou un nom propre, on le répète par il(s)/elle(s) (= inversion complexe).
Quand les jeunes arrivent-ils ?
Comment le programme est-il financé ?
La phrase interrogative (3)
Les mots interrogatifs
qui wie comment hoe quoi wat quand wanneer combien (de) hoeveel que/qu’ wat où waar pourquoi waarom quel(le)(s) welk(e)/wat
Devant certains mots interrogatifs, on peut mettre une préposition, p. ex. avec qui met wie depuis quand sinds wanneer pour qui voor wie à quelle heure hoe laat
La traduction de wat :
• quoi : – à la fin d’une question avec intonation
Tu dis quoi ?
– derrière une préposition
De quoi est-ce que tu parles ?
• que/qu’ : quoi → qu’
– dans une question avec est-ce que Nous allons manger quoi ? → Qu’est-ce que nous allons manger ?
– dans une question avec inversion
Vous faites quoi ? → Que faites-vous ?
• quel(le)(s) : – quel(le)(s) + être + (…)
Quel est ton nom ?
Quels sont tes passetemps préférés ?
– quel(le)(s) + substantif
Tu lis quel livre ? (welk)
Tu parles quelles langues ? (welke)
Attention à l’intonation ! Dans une phrase interrogative, l’intonation monte !
Regarde ces questions avec inversion.
A Souligne les sujets et encercle les verbes.
B Pose les questions d’une autre manière.
Avec inversion – Avec intonation – Avec est-ce que
1 De quel pays viens-tu ?
2 Combien de temps veux-tu rester ?
3 Aimerais-tu faire un stage à l’étranger ?
4 Voudriez-vous devenir famille d’accueil ?
5 Que voulez-vous savoir ?
Ta famille a envie de devenir famille d’accueil. Sur le site de WEP, tu trouves un formulaire de contact. Complète ce formulaire. Ajoute au minimum trois questions.
Envie d’en savoir plus ?
Vous avez envie de vous lancer dans l’aventure, mais vous avez des tonnes de questions en tête ? Laissez-nous vos coordonnées et nous prendrons contact avec vous dès que possible pour tout vous expliquer sur cette fabuleuse expérience qu’est l’accueil ! (sans engagement)
Nom*
Prénom
Nom de famille
Rôle familial*
E-mail*
Téléphone portable* +32
Code postal et pays*
Code postal
Ville
Pays
Votre demande :
–Sélectionnez–˅
Parent
Enfant
–Sélectionnez–˅
Belgique
France
Luxembourg
Suisse
J’accepte d’être contacté par WEP et de recevoir les communications (réunions d’information, profils des étudiants d’échange, etc.).
J’ai pris connaissance de la politique de confidentialité.*
D’après : www.wepwindrose.be
Envoyer
Les étudiants d’échange qui sont à la recherche d’une famille d’accueil mettent leur profil sur le site Web d’une organisation comme WEP ou AFS. Lis les fiches de ces élèves d’échange. Puis, fais les exercices sous les textes.
Je suis une jeune fille calme, compréhensive, travailleuse et dévouée. Je peux être hésitante au départ, mais je suis ouverte à essayer et à apprendre de nouvelles choses. Je veux sortir de ma zone de confort, rencontrer de nouvelles personnes et essayer de nouvelles choses.
Quels sont mes hobbies ?
Dans mon temps libre, j’aime lire des livres et préparer des gâteaux. J’aime aussi écouter de la musique (surtout du rock ou de la pop plus ancienne) et regarder des films. Je m’intéresse également à la photographie.
Quels sont mes cours préférés ? Pourquoi ai-je choisi la Belgique ?
J’aime les cours de langue. En ce moment, j’apprends le français à l’école et le japonais à la maison. J’utilise une appli !
Je veux découvrir la culture et l’histoire belges. Jan
> Âge : 18 ans
> Origine : République tchèque
> Durée du séjour : Un semestre
Qui suis-je ?
Je suis un peu introverti, mais aussi joyeux et énergique.
Quels sont mes cours préférés ?
Quels sont mes hobbies ?
Pendant mon temps libre, j’ai généralement des entrainements d’athlétisme. J’aime le sport. Avec ma famille, je fais souvent des randonnées, du vélo, du ski et du snowboard en hiver. Je suis aussi scout et je fais des activités avec des enfants chaque semaine.
Pourquoi ai-je choisi la Belgique ?
J’adore apprendre les langues. J’aimerais étudier en Belgique principalement pour devenir plus indépendant et gagner plus d’expérience. J’aimerais aussi sortir de ma zone de confort, me faire de nouveaux amis, vivre de nouvelles expériences, découvrir de nouveaux endroits et essayer d’améliorer mon français.
Marta
Monica
> Âge : 15 ans
> Origine : Mexique
> Durée du séjour : Une année scolaire
Qui suis-je ?
Je suis une personne studieuse, extravertie et sociable. Je me fais des amis facilement. Je suis très enthousiaste à l’idée de voyager et d’essayer quelque chose que je n’ai jamais fait auparavant.
Quels sont mes cours préférés ?
Les sciences sociales m’intéressent beaucoup. Je veux obtenir de bons points à l’école, parce que j’aimerais devenir avocate.
Quels sont mes hobbies ?
Je suis heureuse quand je peux pratiquer du sport, l’équitation ou le football, et partager du temps avec ma famille ou mes amis.
Je voudrais apprendre une nouvelle langue et découvrir la culture belge. J’aimerais aussi visiter de nouveaux endroits, créer de nombreux bons souvenirs et gouter de nouvelles spécialités culinaires. À ma famille d’accueil, je souhaite apporter un peu de ma culture et de ma langue, mais aussi des bonbons et des saveurs mexicaines. Arata
> Âge : 17 ans
> Origine : Uruguay
> Durée du séjour : Trois mois
Qui suis-je ?
Je suis une personne intelligente, curieuse, créative et exigeante envers moi-même. Je suis très enthousiaste à l’idée de rencontrer de nouvelles personnes et de me faire de nouveaux amis, même si je peux être un peu timide au début.
Quels sont mes cours préférés ?
J’adore toutes les matières créatives et artistiques, mais aussi les sciences.
Quels sont mes hobbies ?
Je m’intéresse à de nombreuses activités différentes comme la musique, la peinture et l’écriture. Je joue de la guitare et du piano, je jouais aussi du violon autrefois. Le piano est mon instrument préféré. J’adore en jouer parce que ça me calme.
Pourquoi ai-je choisi la Belgique ?
Mes objectifs personnels avec le programme d’échange sont d’apprendre le français et de connaitre l’art européen.
Hana
> Âge : 16 ans
> Origine : Suisse
> Durée du séjour : Un an
Qui suis-je ?
Je suis moitié Suisse, moitié Japonaise. J’ai intégré les deux cultures et parle couramment l’allemand, le japonais et aussi l’anglais, car je fais mes études en immersion en anglais. Je souhaite devenir professeure. Je peux avoir des opinions bien tranchées et j’aime en débattre. Je suis une excellente élève, même si je n’aime pas étudier :-).
Quels sont mes hobbies ?
Je suis championne suisse de karaté dans ma catégorie !
Quels sont mes cours préférés ? Pourquoi ai-je choisi la Belgique ?
Ma matière favorite est l’anglais, mais j’ai aussi un intérêt pour les sciences naturelles.
D’après : www.wepwindrose.be • www.afsbelgique.be
Je veux améliorer mon français.
A Quelle est la motivation des élèves d’échange pour participer au programme ? Quels objectifs est-ce qu’ils veulent atteindre ?
B Quel élève est-ce que tu aimerais accueillir dans ta famille ? Pourquoi ?
Et toi, est-ce que tu aimerais participer à un programme d’échange ?
Quelle serait ta motivation ?
PARLER
LE FUTUR SIMPLE : RÉVISION
ÉCOUTER 1
Regarde la vidéo sur l’échange.
A Complète le résumé avec les formes verbales de la vidéo.
aller – arriver – partager – rejoindre
Devenir famille d’accueil, qu’est-ce que cela veut dire ?
Vous accueillez bénévolement un élève étranger au sein de votre famille. L’élève étranger (1) à l’école près de chez vous et (2) votre vie quotidienne. Ces jeunes sont âgés de 14 à 18 ans et viennent des quatre coins du monde pour découvrir notre pays. L’élève d’échange (3) votre foyer pour un semestre ou une année scolaire. Il (4) chez nous fin aout ou début janvier.
B Quel temps verbal est-ce que tu reconnais ?
C On parle du présent, du passé ou du futur ? Explique à partir du texte.
D Tu te souviens encore de la formation de cette forme verbale ? Complète les terminaisons.
je parler tu parler il/elle/onparler nousparler vous parler ils/ellesparler
E Comment est-ce qu’on forme le radical ? ilarrivera → le radical = ilpar tagera ilrejoindra → le radical = ilir a → le radical =
Le conditionnel présent : formation
radical + terminaisons du verbe avoir à l’indicatif présent
l’infinitif
p. ex. parler -ai -as -a -ons -ez -ont
parler finir
je parler ai je finir ai tu parler as tu finir as il/elle/on parler a il/elle/on finir a nous parler ons nous finir ons vous parler ez vous finir ez ils/elles parler ont ils/elles finir ont
Pour les verbes qui se terminent en -RE, le radical est l’infinitif sans « e ». p. ex. attendre : j’attendrai, tu attendras, il attendra, nous attendrons, vous attendrez, ils attendront
Les verbes irréguliers
Tu sais encore ?
Pour plus d’informations sur les cas particuliers des verbes en -ER, voir Tour 1, Circuit des verbes.
être je serai savoir je saurai s’assoir je m’assiérai avoir j’auraivenirje viendraimourirje mourrai aller j’irai voir je verraitenirje tiendrai devoirje devraivouloirje voudraipleuvoiril pleuvra faire je feraicourirje courraifalloiril faudra pouvoirje pourraienvoyer j’enverraivaloiril vaudra recevoir je recevrai
Le futur simple : emploi
Pour parler d’un futur plus « lointain », j’utilise le futur simple. Il exprime des faits réels qui se passent « au futur ». (= zullen)
Tu sais encore ?
Comment parler du futur/de l’avenir ?
1 Tu peux utiliser une expression de temps (p. ex. dans une semaine, l’année prochaine…).
2 Choisis un verbe et mets-le au futur simple.
3 Forme la phrase.
Les expressions pour parler du futur « lointain » :
Dans une semaine, …
L’année prochaine, …
Plus tard, …
Dans (dix) ans, …
Un jour, …
Quand (je serai grand), …
Complète les phrases avec le futur simple du verbe entre parenthèses.
1 Nous (compléter) le formulaire pour devenir famille d’accueil.
2 Quand tu auras fini ton travail, nous (pouvoir) aller à la maison.
3 Pendant son année à l’étranger, il (devenir) plus indépendant.
4 Demain, je (savoir) la réponse.
5 Ce soir, ils (payer) la facture.
6 Mes parents (acheter) une maison dans une autre ville.
7 Vous (attendre) quoi ?
8 Bientôt, nous (déménager)
Complète le texte avec les verbes suivants au futur simple.
habiter – venir
1 Dans quelques semaines, un élève japonais … passer une année scolaire en Belgique.
2 Il … chez nous à Mons.
avoir – montrer – préparer
3 Je … des crêpes pour l’accueillir.
4 Je lui … toute la maison.
5 Il … sa propre chambre.
apprendre – enseigner – faire – parler
6 Il … français avec moi.
7 À l ’école, il … aussi le néerlandais.
8 Il … du vélo.
9 Il m’… un peu de japonais.
admirer – aller – monter – se promener – visiter
10 Nous … à Bruxelles, notre capitale.
11 Nous … le Manneken-Pis et nous … dans l’Atomium.
12 Nous … dans le centre et nous … le musée de la BD.
4
Fais des phrases au futur simple.
1 Aujourd’hui, je mange des spaghettis.
Vendredi, une lasagne.
2 Cette année-ci, nous faisons un camp scout en Belgique.
L’année prochaine, nous à l’étranger.
3 Cette semaine, il fait très beau.
Malheureusement, la semaine prochaine, .
4 Pour le moment, nous courons 5 km.
Dans quelques semaines, nous
5 Maintenant, j’étudie au lycée.
Dans quelques mois, j’ .
6 Actuellement, je regarde une série télévisée.
La semaine prochaine, je .
7 Aujourd’hui, nous visitons le musée.
Le weekend prochain, nous .
8 En ce moment, nous lisons un roman historique.
Le mois prochain, nous
5
Fais des phrases au futur simple. Utilise les mots entre parenthèses.
1 – Ton nouveau chien est déjà né ?
• (dans quelques semaines) .
2 – Combien de temps est-ce qu’il devra rester avec sa mère ?
• (huit semaines) .
3 – Quel sera son nom ?
• (appeler – Bobby) Nous l’ .
4 – Quelles activités est-ce que vous ferez avec votre chien ?
• (se promener – chaque jour) Nous .
5 (suivre des cours d’éducation canine) Ma sœur .
6 (examiner – régulièrement) Le vétérinaire .
7 ( jouer – dans le jardin) Nous
8 (accompagner en voyage – l’été prochain) Il nous .
9 (nager – un lac) Bobby .
À deux. Discutez de votre futur. Faites une phrase pour chaque photo. Ajoutez à chaque fois une expression pour parler du futur.
Vocabulaire : parler de l’échange p. 227
Grammaire : les conjonctions p. 230 la phrase interrogative p. 231 le futur simple : révision diddit.be
→ SPRINT ÉTAPE 1
ARRIVÉE : À la rencontre d’un élève d’échange
Ta famille souhaite devenir famille d’accueil d’un élève d’échange. Après avoir lu quelques profils, l’organisation te donne l’occasion de vous rencontrer par chat.
OR IENTATION
INTERACTION ÉCRITE
ÉCRIRE
– Qu’est-ce que tu voudrais faire ? La classe est divisée en deux : un groupe qui souhaite devenir famille d’accueil et un groupe qui souhaite devenir élève d’échange.
– Le prof te donne une fiche. Lis bien les informations sur la fiche.
PRÉPARATION
– Relis les textes qui parlent des expériences des familles d’accueil (p. 182, 187).
– Relis les fiches des élèves d’échange (p. 195-197).
– Prépare tes questions. Qu’est-ce que tu aimerais savoir sur l’autre ?
ACTION
– Chattez entre vous ! Demande des informations sur l’autre et réponds à ses questions.
– Après le chat, tu as vraiment envie de commencer l’aventure avec ton nouvel ami étranger. Envoie-lui un message pour parler de l’aventure qui vous attend.
Modèle : Quand tu arriveras chez moi, je te montrerai ta chambre et nous ferons un tour en ville.
Tu verras, ce sera génial !
Comme toi aussi, tu aimes la musique, nous pourrons aller à un concert.
R ÉFLEXION
La tâche a été comment ?
J’utilise le bon vocabulaire pour parler de l’échange.
Je pose correctement mes questions.
Je sais parler du futur.
Attitudes et stratégies :
– Quand je ne connais pas un mot, j’utilise un dictionnaire (en ligne).
– Je montre mon intérêt pour l’autre.
– Je suis poli.
élève prof
Quelles fautes est-ce que je dois éviter la prochaine fois ?
Conseils du prof
À LA RECHERCHE D’UN COLOCATAIRE SYMPA
Regarde le témoignage de deux étudiantes étrangères en Belgique. Complète le petit questionnaire pour les deux filles.
Noémie
D’où est-ce qu’elle vient ?
Qu’est-ce qu’elle étudie ?
Pourquoi est-ce que c’est une bonne expérience pour elle ?
Où est-ce qu’elle s’est installée ?
D’où est-ce qu’elle vient ?
Qu’est-ce qu’elle étudie ?
Les deux filles sont contentes de commencer leurs études à l’étranger. Micha, malheureusement, a moins de chance. Regarde le dessin de sa résidence d’étudiants et lis les textes. Puis, fais les exercices.
A Note les numéros à la bonne place dans le dessin.
2
1 Je n’ai pas de place pour mettre mon vélo. Le couloir est encombré de sacs poubelle et d’autres vélos. Il y en a même un sans selle !
Aujourd’hui 10:00
La salle de bains ici, dans la maison d’étudiants, n’est pas top. Il y a quelques problèmes, comme un robinet cassé et une douche sans rideau. C’est un peu gênant pour tout le monde. En plus, elle sent le moisi !
Mes colocataires ne nettoient jamais la cuisine. Ils ne font pas la vaisselle pendant plusieurs journées. Il y a presque toujours une pile de vaisselle sale dans l’évier. C’est de la nourriture facile pour les cafards ! 14:16
Tu n’exagères pas un peu ? 14:17 ✓✓
Tu ne me croiras pas, mais j’en ai déjà vu un ! Depuis, je ne mange plus chez moi. Je mange dans le restaurant de l’entreprise où je fais mon stage. 14:20
5
À : adelinedelvaux@résidencecampus.be
De : micha.pedersen@hotmail.com
Sujet : PROBLÈME URGENT : punaises de lit dans ma chambre !
Bonjour Madame Delvaux, Je m’appelle Micha Pedersen et je suis locataire dans la chambre 10, que je loue depuis quelques semaines. Je voudrais vous parler d’un problème vraiment sérieux que j’ai récemment découvert. Ma chambre est infestée de punaises de lit. C’est devenu un vrai cauchemar. Les piqures démangent et c’est difficile de dormir la nuit.
6
Micha Pedersen Stationsstraat X 1930 Zaventem
Adeline Delvaux - Résidence Campus rue de l’Université X 1020 Bruxelles
Objet : demande de réparation –problèmes de plomberie
Est-ce que vous pourriez organiser une désinfection aussi vite que possible ? J’apprécierais vraiment votre aide.
Bien à vous, Micha Pedersen Résidence Campus, chambre 10
Bonjour madame, je suis Micha, de la chambre 10. Depuis hier, le chauffage ne fonctionne pas correctement.
4 Est-ce que vous avez vérifié les thermostats ?
Oui, mais les radiateurs restent froids.
J’enverrai une technicienne pour résoudre le problème !
D’accord, merci !
Le verbe résoudre indicatif présent je résous tu résous il/elle/on résout nous résolvons vous résolvez ils/elles résolvent participe passé j’ai résolu
7
Au secours ! J’ai vu des souris dans la cuisine.
Madame Delvaux, À la suite de notre entretien téléphonique de la semaine dernière, je vous envoie cette lettre en recommandé afin de vous rappeler mon problème.
Depuis la semaine dernière, il y a une fuite d’eau dans les toilettes et la chasse d’eau agit un peu bizarrement. J’ai signalé ce problème immédiatement. Vous m’avez promis d’envoyer quelqu’un pour y jeter un coup d’œil. Jusque maintenant, je n’ai vu personne.
Je voudrais donc vous demander de résoudre le problème dans les plus brefs délais.
Je vous prie d’agréer, Madame Delvaux, mes salutations distinguées.
Micha Pedersen
Résidence Campus, chambre 10
B Micha parle de quels problèmes dans les textes ?
C Observe les messages écrits de la page 205.
1 Quels types de messages écrits est-ce que tu vois ?
2 Quel est le message le plus formel ? Comment est-ce que tu le vois ?
Regarde le message 5. C’est une plainte formulée par e-mail.
A Voici les différentes parties de cet e-mail. Note les lettres à la bonne place à côté de l’e-mail.
a L’objet : donne une idée immédiate du contenu.
b La description du problème : décris le problème de façon détaillée.
c La salutation : utilise une formule formelle ou informelle, selon la relation avec le destinataire.
d L’impact ou les conséquences : décris comment le problème t’affecte.
e La demande d’action : dis ce que le destinataire doit faire pour résoudre le problème.
f L’introduction : présente-toi et explique pourquoi tu écris ce message.
g La clôture : termine par une formule de politesse suivie de ton nom.
B Regarde encore une fois le dessin.
1 Est-ce que tu vois encore des problèmes dans la résidence ?
2 Écris un e-mail pour les signaler au responsable. Suis la même structure.
Structures : écrire un e-mail de réclamation p. 224
Tu sais quoi ?
En Belgique, les étudiants emploient souvent le terme « kot » pour parler du logement où ils vivent pendant leurs études. Vous l’avez déjà deviné, le mot vient du flamand et il peut s’agir de n’importe quel type de logement pour étudiants, comme une chambre dans une résidence pour étudiants, un studio, un appartement… Dans le langage des étudiants, on utilise aussi le mot « cokotteurs » (les colocataires avec qui on partage le kot) et le verbe « kotter » (vivre dans un kot).
Alors, toi, tu aimerais être « kotteur » ?
→ RÉCAP’
ÉCRIRE
5
Micha doit aller à la recherche d’une nouvelle chambre d’étudiant. Quels seraient les critères à prendre en compte ? Qu’est-ce qui serait important pour toi ? Fais ta liste.
une cuisine propre de la place dans le couloir pour mettre mon vélo
Comment est-ce qu’on peut aller à la recherche d’une chambre d’étudiant dans une ville étrangère ? Complète ce formulaire sur Erasmusu.com.
Nouvelle annonce de recherche
Titre de la recherche
Logements Colocations Villes Discover
Exemple : Fille de 22 ans avec un chien recherche un logement à Valence.
Ville dans laquelle vous souhaitez trouver un logement Ville désirée :
Téléphone
Devise € EUR Prix maximum
Date d’arrivée Année Mois Jour
Quel est le séjour minimum ?
Quel type de logement préférez-vous ?
Cherchez-vous un logement pour vous tout(e) seul(e) ou pour vous et vos amis ?
> Non spécifié
Appartement
Studio
Résidence
Chambre à louer
> Seulement pour moi
Nous sommes un groupe d’amis.
Décris-toi et décris le genre de logement et de colocataires que tu recherches.
Préférences à propos de mon colocataire
> Non spécifié
Sexe Fumeur
Garçon
Fille
X
Tranche d’âge
Profession À propos de moi/nous
> 18 99
> Non spécifié Étudiant
Employé
Retraité
Autre
Fête
Animal de compagnie
> Non spécifié Oui Non
> Non spécifié Oui
Oui, mais modéré
Non
> Non spécifié Oui
Non
Profession Fête
> Non spécifié Étudiant
Employé
Retraité
Autre
> Non spécifié
Animal de compagnie Fumeur
Oui
Non
D’après : erasmusu.com
Regarde le premier épisode de la série Le Kot.
> Non spécifié
Oui
Oui, mais modéré
Non
> Non spécifié Oui
Non
A Complète le texte avec les mots suivants. Ajoute l’article si nécessaire.
annonce – colocataire – colocation
Le Kot !, une série made in Belgium
MTV Belgique s’offre une série bien de chez nous : Le Kot. L’histoire a pour cadre la vie de quatre jeunes qui vivent en (1). Dans le premier épisode, Pierre, Marc et Murielle cherchent un nouveau/une nouvelle (2). Clémentine a vu (3) à l’université.
De : www.sudinfo.be 1 2 3
B Pierre et Marc montrent la chambre à Clémentine. Comment est-ce que les garçons décrivent la chambre ?
Lis l’article.
A L is le titre et l’introduction. Quel sera le sujet de cet article ?
B Mets les titres à la place correcte dans le texte.
1 Activer le bouche-à-oreille
2 Quel contrat pour une colocation ?
3 Prenez le temps de faire connaissance
4 Qu’est-ce que la colocation ?
5 Comment faire pour trouver un colocataire ?
6 Comment trouver un colocataire par annonce ?
COMMENT TROUVER UN COLOCATAIRE ?
Louer un appartement ou une maison, c’est sympa, mais louer à plusieurs, c’est encore mieux.
Très développée dans les pays anglo-saxons, la colocation devient en France, surtout à Paris, un mode de vie très courant. Les étudiants le font depuis longtemps, et les jeunes actifs y portent de plus en plus d’intérêt.
La colocation consiste à partager un appartement ou une maison avec une ou plusieurs personnes pour en partager le cout et les frais. Chaque colocataire paye au propriétaire sa part du loyer et sa part du dépôt de garantie.
Les colocataires doivent se répartir les charges : abonnements d’électricité, accès à Internet, assurance habitation…
Pour la signature du bail, le propriétaire peut vous proposer différentes options : soit il établit un contrat de location avec chacun des colocataires, soit il fait signer un bail unique à l’ensemble des colocataires.
La colocation propose de nombreux avantages : le cout du loyer est divisé par le nombre de colocataires. Et, sur le plan humain, on évite de se retrouver seul.
Rechercher un colocataire signifie souvent rechercher un logement en colocation. Le colocataire peut s’être installé avant vous, ou en même temps que vous, ou après vous. Vous ne devez donc souvent pas chercher, c’est votre futur colocataire qui vous trouve. Il est tout de même utile de
savoir comment faire pour trouver un colocataire. On peut assez aisément trouver un colocataire. L’important est de trouver la bonne personne, car vous allez partager votre vie.
Pour trouver un colocataire, le bouche-à-oreille est souvent recommandé. Informez vos amis, votre famille, votre entourage que vous êtes à la recherche d’un colocataire. Les personnes qui vous connaissent bien peuvent vous conseiller quelqu’un qui vous correspond. Vous rencontrerez peut-être même quelqu’un que vous connaissez déjà, mais vous ne saviez pas qu’il était aussi à la recherche.
En discutant avec vos proches, vous aurez une idée du colocataire idéal. Dans le monde étudiant, le nombre de personnes à la recherche d’une colocation est important. L’affaire peut donc se régler assez vite.
Si un candidat se présente, il faut prendre le temps de bien faire connaissance. C’est un peu comme un entretien d’embauche : le candidat a-t-il de l’expérience dans la colocation ? Quelle est sa vision de la colocation ? Correspond-il au profil recherché ?
Il faut bien poser quelques questions importantes : fumeur ou non-fumeur ? Marmotte ou couche-tard ? Accepte-t-il les animaux de compagnie (ou vous-même, acceptez-vous qu’il emménage avec son chien, son chat ou son poisson rouge) ? Compte-t-il inviter souvent des amis (et accepte-t-il que vous invitiez des amis) ? Quel est son niveau de motivation face aux tâches ménagères ?
Quand vous avez une réponse à ces questions, reste à évaluer s’il y a un « match » : vous devez vous imaginer vivre avec cette personne. Évaluez donc quel sera votre seuil de tolérance quand elle occupera les toilettes ou la salle de bains, et si vous aurez confiance en lui quand vous n’êtes pas là.
Dans le cas où vous ne trouvez personne via le bouche-à-oreille, ou si vous n’avez pas « matché » avec un colocataire potentiel que vous avez rencontré, il est temps de passer aux petites annonces. On trouve aujourd’hui sur Internet un grand nombre de sites et de groupes Facebook proposant des annonces de colocation. Vous pouvez y déposer votre annonce, préciser si vous disposez ou non d’une chambre meublée, etc. Vous pouvez également répondre aux demandes. Inutile de répondre à un trop grand nombre. Sélectionnez seulement les demandes les plus intéressantes pour vous. Il n’est jamais très agréable de devoir refuser des colocataires potentiels.
D’après : www.studapart.com
C Selon l’article, quelles sont les deux manières de trouver un colocataire ?
D Comment serait ton colocataire idéal ? Marmotte ou couche-tard ?
Fêtard ou pas ? Est-ce qu’il peut avoir des animaux de compagnie ?
Discutez à deux.
Regarde les textes.
A C ’est quel type de texte ?
B Qu’est-ce qui manque pour en faire de vraiment bonnes annonces ?
Gare (8 min. à pied), hautes écoles, centre sportif et commerces 1
2
Une chambre d’étudiant à 8 minutes de la gare ! 420 € (+ 95)
DESCRIPTION DU KOT
UNE CHAMBRE SPACIEUSE SE LIBÈRE DANS
LA MAISON JONQUILLES ! À 8 MIN. DE LA GARE
Une chambre d’étudiant lumineuse dans une charmante maison située dans le quartier estudiantin.
Proche de toutes les commodités : 8 min. à pied de la gare de Guillemins, commerces, transports et centre sportif.
La maison compte 4 chambres, une nouvelle cuisine équipée et lumineuse, une grande salle de bains rénovée, un salon, une terrasse/un petit jardin.
La chambre (20 m2) est lumineuse, équipée d’un lit double de 140 x 200 cm, une armoire et un bureau.
État impeccable.
Reprise d’un bail de colocation -> disponible à partir de janvier jusqu’au 31 aout : 420 € + une provision de 95 € (comprend : Internet haut débit, eau, électricité, gaz et assurance).
Possibilité de prolonger le bail.
À proximité directe
Colocation 3 personnes au-dessus du centre commercial 4 00 € (+ 90)
DESCRIPTION DU KOT
Vous êtes à la recherche d’un endroit cosy, lumineux et proche de toutes commodités ? Cette colocation est faite pour vous.
L’appartement se compose d’une pièce de vie commune comprenant une télévision connectée, une cuisine équipée (plaque de cuisson, frigo, congélateur, four, four à micro-ondes et lave-vaisselle), une salle de bains (+ machine à laver), un WC séparé ainsi qu’un long balcon (chaque chambre ainsi que la pièce de vie dispose d’une grande baie vitrée donnant accès au balcon).
Trois chambres sont disponibles pour cette colocation :
Chambre 1 : un lit double de 140 cm, un bureau et une penderie : loué
9 : ;
C DE FG H I J Y Z[\]^_ ` a b c ���� e f g h
Chambre 2 : un lit simple, un bureau et une penderie : 370 € ���� "# $ % & ' ( ) ���� 0 1 23 ✅ 5 6 8 9 : ; > @ A B C DE FG I J Y Z[\]^_ ` a b c ���� e
Chambre 3 : un lit double de 140 cm, un bureau et une penderie : 400 € ���� $ & ' ( ���� 0 1 23 ✅ 5 6 ���� 9 : ; > @ A B C FG H I J V Y Z[\]^_
L’atout majeur : sa situation ! En effet, l’appartement se situe juste au-dessus du centre commercial, avec un accès direct à ce dernier ! Oui oui, vous avez bien lu, un accès direct !
Proche de toutes commodités, des arrêts de bus et du centre-ville.
Les charges (eau, chauffage, électricité, Internet haut débit, assurance) sont de 90 €/chambre. Il s’agit d’un forfait.
Animaux domestiques interdits, non-fumeurs.
Bail d’un an de préférence, renouvelable. Garantie locative de 2 mois.
Disponible à partir de septembre.
Nouvelle colocation près du centre hospitalier : 400 € (+ 100)
DESCRIPTION DU KOT
���� "# $ % & ' ( ) ���� 0 1 23 ✅ 5 6
����
8 9 : ; = > @ A B C DE FG I V Y Z[\]^_ ` a b c ���� e f g h ���� l m n op qrs tu v���� { | } ~
���� "# $ % & ' ( ) ,- ���� 0 1 23 ✅ 5 6
���� "# $ % ' ( ) ���� 0 1 23 ✅ 5 6
++++ Colocation pour jeunes travailleurs, étudiants, ERASMUS ++++ Bonjour, 2 chambres disponibles à partir du 1er janvier (ou quelques jours avant) dans notre colocation.
���� Ä Å Ç ���� Ñ ÖÜá ���� ä ã ç é è ê
����
8 9 : ; > @ A B C DE FG I V Y Z[\]^_ ` a b c ���� e g h
���� l m n op qrs tu v���� { | } ~
���� 8 9 : ; > @ A B C DE FG H I J Y Z[\]^_ ` a b c ���� e f g h ���� l m n op qrs tu v���� { | }
La maison, récemment rénovée, est située tout près du centre-ville de Liège.
���� Ä Å Ç ���� Ñ ÖÜá ���� ä ã ç é è ê
���� ì î ïñó òôö õ ���� ù û ü † ° ¢ ���� La première chambre (11 m²), avec salle de douche privative (2 m²) (lit + matelas 1 personne, garde-robe, bureau + chaise), se trouve au rez-de-chaussée. Loyer de 400 € + 100 € de provision pour charges.
���� Ä Å Ç ���� Ñ ÖÜá ���� ä å ç é è ê ���� ì î ïñó õ ���� ù û ü † ¢ ����
���� "# $ % & ' ( ) ���� 0 1 23 ✅ 5 6
���� 8 9 : ; = > @ A B C DE FG I V Y Z[\]^_ ` a b c ���� e f g h
���� l m n op qrs tu v���� { | } ~
���� Ä Å Ç ���� Ñ ÖÜá ���� ä ã ç é è ê
���� ì î ïñó õ ���� ù û ü † ¢ £ ���� La deuxième chambre (27 m²) est située au 2e étage, avec salle de douche et WC privatifs (4 m²). Loyer de 475 € + 100 € de provision pour charges. Cette grande chambre est aménagée en studio avec coin bureau-détente, salle à manger et partie chambre. Les meubles compris sont un grand bureau + chaise, un canapé, une table + chaises, un lit de 140 cm (avec matelas), une penderie, 4 commodes de rangement et un grand meuble ouvert.
���� ì î ïñó òôö õ ���� ù û ü † ° ¢ ���� 3 autres chambres, disponibles à partir de fin janvier ou au 1er février, se trouvent au rez-de-chaussée (15 m²) et au 1er étage (2 chambres de 13 m²). Elles sont également complètement meublées, la grande salle de douche du 1er étage (avec douche, évier et WC) est partagée.
Pièces communes :���� "# $ % & ' ( ) ���� 0 1 23 ✅ 5 6 ���� 8 9 : ; > @ A B C DE FG I Y Z[\]^_ ` a b c ���� e f g h ���� l m n op qrs tu v wxy���� { | } ~
Cuisine lumineuse et complètement équipée (grand frigo combiné, plaque de cuisson à induction, four combiné, lave-vaisselle, petit électroménager) avec tout le nécessaire.
Ä
- Espace détente avec canapés, ���� "# $ % & ' ( ) ���� 0 1 23 ✅ 5 6 ���� 8 9 : ; > @ A B C DE FG I J V Y Z[\]^_ a
"# $ % & ' ( ) ���� 0 1 23 ✅ 5 6 ���� 8 9 : ; > @ A B C DE FG I J Y Z[\]^_ ` a b c ���� e f g h
- Salle à manger meublée avec grande table, 6 chaises, dressoir et smart TV.
smart TV, chaine Hifi, petit frigo pour passer des moments sympas ensemble.
- Espace buanderie
- 1 WC.
���� "# $ % & ' ( ) ���� 0 1 23 ✅ 5 6
avec machine à laver, sèche-linge, planche et fer à repasser.
���� "# $ % & ' ( ���� 0 1 23 ✅ 5 6
8 9 : ; > @ A B C DE FG I J Y Z[\]^_ ` a b c ���� e f g h
����
���� "# $ % ' ( ) ���� 0 1 23 ✅ 5 6
����
- Les charges comprennent l’eau, l’électricité, le gaz, l’Internet très haut débit, la taxe poubelle ainsi que le nettoyage des couloirs, de la cuisine et des salles de bains communes.
���� 8 9 : ; > @ A
8 9 : ; > @ A B C DE FG I V Y Z[\]^_ a b c ���� e f g h
���� l m n op qrs tu v���� { | } ~
���� l m n op qrs tu v wxy���� { | } ���� Ä Å Ç ���� Ñ ÖÜá ���� ä ç é è ê ���� ì î ïñó õ ���� ù û ü † ° ¢ ����
8 9 : ; > ? @ A B C DE FG I V Y Z[\]^_ a b c ���� e f g h
���� "# $ % & ' ( ���� 0 1 23 ✅ 5 6 ����
À proximité :
���� Ä Å Ç ���� Ñ ÖÜá ���� ä ç é è ê
���� l m n op qrs tu v���� { | } ~
���� ì î ïñó õ ���� ù û ü † ° £ ����
Hautes écoles : Campus à 10 min. en bus (48)
���� Ä Å Ç ���� Ñ ÖÜá ���� ä ç é è ê
B C DE FG I J V Y Z[\]^_ ` a b c ���� e f g h ���� l m n op qrs tu v wxy���� { | } ~ ���� Ä Å Ç ���� Ñ ÖÜá ���� ä ã ç é è ê ���� ì î ïñó õ ���� ù û ü † ° £ ����Hôpital : Centre hospitalier universitaire à 8 km, 19 min. en bus (48)
���� ì î ïñó õ ���� ù û ü † ° £ ���� Transports : 70 m de l’arrêt de bus (48), 850 m de la gare
Divers : 4 km du centre-ville - 500 m à pied de la galerie commerciale
Utiles : - 200 m du supermarché - 300 m de la pharmacie - brasserie,
D’après : www.student.be
€ pizzéria,
∫ ªº Ωæø¿ ¡¬√ƒ≈∆ «»… Àà Ռ���� –— “”‘���� ÷ ◊ Ÿ ⁄ € glacier, coiffeur, dentiste dans les alentours
C À deux. Discutez et répondez aux questions pour chaque annonce.
1 Est-ce que le logement est situé à un endroit intéressant ? Pourquoi (pas) ?
2 Que veut dire une cuisine équipée ? Quels sont les appareils que tu peux y retrouver ?
3 Qu’est-ce qui est compris dans les charges ?
4 Est-ce que tout le monde peut louer ce logement ?
D À deux. Reprenez vos listes de la page 208. Comparez les annonces avec vos notes. À quelle annonce est-ce que vous réagiriez ?
Structures : écrire une annonce p. 225
Complète les phrases sous les photos.
1 Qu’est-ce que je peux faire ?
Ces piqures d’insecte … .
2 Regarde ces fenêtres ! Quelle belle maison … !
Elle est récemment … et dans un état … . /
3 Ils … les tâches ménagères.
4 C ’est une journée importante aujourd’hui.
Je viens de signer … de l’appartement que je vais … à partir de novembre.
→ RÉCAP’
→ SPRINT ÉTAPE 2
ARRIVÉE : À la recherche d’un logement
Ton colocataire va faire un stage à l’étranger pour un semestre. Il vous semble intéressant de louer sa chambre à un étudiant étranger qui vient faire un stage en Belgique. Tu mets la description de la chambre sur un forum pour des étudiants étrangers.
OR IENTATION
– Relis les annonces aux pages 212-213.
– Cherche des photos de ta colocation (de la chambre et des pièces communes).
PRÉPARATION
– Fais un schéma : note toutes les informations à propos de ton logement. Utilise des mots-clés.
ACTION
– Écris une annonce.
■Décris les photos.
■Note toutes les informations pratiques nécessaires.
R ÉFLEXION
La tâche a été comment ?
Je note des mots-clés utiles.
J’utilise le bon vocabulaire pour écrire une annonce.
Je choisis des photos claires.
Attitudes et stratégies :
– Quand je ne connais pas un mot, j’utilise un dictionnaire (en ligne).
– Je pense au but de ma communication.
élève prof
Quelles fautes est-ce que je dois éviter la prochaine fois ?
Conseils du prof → SPRINT DE MASSE Vocabulaire : récapitulation
Apprendre une langue étrangère : quelle richesse !
Aller faire un stage à l’étranger signifie aussi apprendre une (nouvelle) langue étrangère. Discutez en classe des questions suivantes.
– Quelles langues est-ce que tu parles déjà ?
– Quelle langue est la plus facile pour toi ? Quelle langue est la plus difficile ?
– Quelle langue est la plus belle, selon toi ? La plus rythmique ? La plus romantique ? Quelle langue a la plus belle écriture ? …
– Quels sont les défis quand on apprend une nouvelle langue ?
– Quelles langues est-ce que tu aimerais apprendre encore ? Pourquoi ?
– Pourquoi est-ce que c’est intéressant d’apprendre une nouvelle langue ?
Regarde cette affiche.
A De quoi est-ce qu’elle parle ?
MOTS INTRADUISIBLES 8 8 LANGUES DIFFÉRENTES
B Est-ce qu’il y a des mots ou des expressions « intraduisibles » dans les langues que tu parles ?
sobremesa (espagnol)
nom : conversation d’après repas autour de la table
desenrascanço (portugais)
nom : l’aptitude à improviser une solution rapide
verschlimmbessern (allemand)
verbe : empirer une situation en essayant de l’améliorer
nom : somnolence aparaissant après avoir mangé un gros repas
Lis ces expressions en français. Est-ce que tu les connais ?
Être saoul comme un Polonais
Utiliser
A Quelle est l’origine de ces expressions ? Fais des recherches sur Internet. Tu vas constater que les explications sont assez surprenantes. Raconte à la classe ce que tu as trouvé.
B Pourquoi est-ce qu’on associe certaines actions à certaines nationalités ? Est-ce que ces associations sont basées sur des faits ?
C Discutez à deux des questions suivantes.
– Est-ce qu’il y a des expressions similaires dans les langues que vous parlez ?
– Selon vous, d’où viennent ces stéréotypes ?
– Quels pourraient être les effets négatifs d’un stéréotype ?
– Est-ce que vous pensez que les gens ont des stéréotypes sur vous ?
Lis le texte et réponds aux questions.
L’apprentissage d’une langue permet-il de lutter contre les préjugés et stéréotypes ?
À chaque culture sa langue, à chaque langue sa culture. Voici comment
l’apprentissage des langues étrangères permet d’en finir avec les préjugés et stéréotypes culturels !
L’apprentissage d’une langue peut-il combattre les préjugés et les stéréotypes ?
Tout le monde a tendance à baser son jugement sur des préjugés et des stéréotypes. Nous prenons des décisions rapidement et classons les informations dans des cases. Pourtant, nos contacts avec d’autres cultures sont de plus en plus fréquents et nous offrent les moyens de voir le monde de manière différente. D’un pays à l’autre, il n’y a pas de bonnes ou de mauvaises habitudes ; ce sont simplement des habitudes différentes.
Bien entendu, changer son mode de pensée n’est pas évident. C’est précisément pour cette raison que l’apprentissage des langues rend plus facile la compréhension des autres cultures. C’est logique : comprendre une langue, c’est mieux comprendre les personnes qui la parlent. Pour bien mesurer le problème, vous pouvez vous poser cette question : est-ce que notre réputation à l’étranger est justifiée ? C’est certain que le cliché du touriste français irrespectueux existe chez nos voisins. De notre côté, nous continuons
nous aussi à répandre certains stéréotypes sur les peuples étrangers : les Allemands seraient froids et directs, les Anglais excessivement polis, les Italiens passionnés, les Russes agressifs, etc.
N’importe quel trait de caractère n’est pas le privilège de sa « nationalité ». Il suffit de s’intéresser à la culture et à la langue d’un pays pour constater qu’il ne sert à rien de les comparer d’une culture à l’autre !
Apprendre une langue est le moment de s’ouvrir à de nouvelles expériences et de découvrir de nouvelles manières de penser ! Et pour vous le prouver, voici quatre exemples qui montrent comment l’apprentissage d’une langue permet de lutter contre les préjugés et les stéréotypes.
Si votre patron allemand vous semble trop direct, apprendre l’allemand peut vous aider à comprendre que sa manière de communiquer n’est pas une confrontation, mais simplement une communication directe. Apprendre une langue, c’est aussi découvrir les codes culturels liés à la langue d’apprentissage.
« Les Russes sont très agressifs. Quand ils parlent, on a toujours l’impression qu’ils se hurlent dessus. » Ce préjugé et stéréotype a pour unique fondement une simple impression auditive, bien sûr. Les intonations de langues étrangères peuvent nous paraitre dures, douces, chantantes ou saccadées1, comme le russe. La solution miracle : apprendre une nouvelle langue vous permettra de découvrir des milliers de nouvelles sonorités linguistiques. Les Italiens ont la réputation de parler très fort et très vite ? Les règles de prise de parole varient d’une culture à l’autre, d’une langue à l’autre. Dans certains contextes linguistiques, parler fort pendant une discussion animée peut être considéré comme totalement normal. Vous adopterez, vous aussi, de nouvelles façons de développer vos arguments quand vous apprendrez une autre langue.
Nous avons un rapport au contact physique différent selon nos cultures d’origine. Qui ne s’est jamais gêné en faisant la bise à quelqu’un qui voulait juste vous donner la main pour vous saluer ? Voilà pourquoi il est important de ne pas s’isoler pour apprendre des langues, mais bien d’avoir beaucoup de contacts avec la culture.
Pratiquer la langue avec des locuteurs natifs permet de comprendre les traditions culturelles. Notre conseil : lancez-vous, ne soyez pas timides, et dites adieu aux clichés, préjugés et stéréotypes !
De : fr.babbel.com
A De quels préjugés courants est-ce qu’on parle dans le texte ?
« En Allemagne, les gens sont froids et trop directs. »
« En Russie, les gens sont agressifs. »
« En Italie, les gens parlent toujours très fort ! »
« En Espagne, les gens sont sans-gêne. »
B Comment est-ce que l’apprentissage d’une langue peut nous aider à combattre ces préjugés ? Donne des exemples du texte.
1 saccadé : bruusk, schokkerig
VOCABULAIRE
Vocabulaire actif
SUBSTANTIFS
un accueil À mon arrivée, j’ai reçu un accueil chaleureux.een onthaal
un désir Il a un grand désir de devenir papa. een wens
un équilibre L’équilibre entre le travail et le repos est très important. een evenwicht
un foyer
Dans ce pays, un grand nombre de foyers vit dans la pauvreté. een gezin
les frais (m.) Les frais d’inscription d’une école supérieure sont élevés. de kosten
une habitude Ma grand-mère a l’habitude de m’appeler chaque mercredi. een gewoonte
l’immersion (f.) L’immersion dans une nouvelle culture est intéressante. de immersie, onderdompeling
un mode de pensée
Nous avons un mode de pensée positif : nous sommes toujours optimistes. een manier van denken
un mode de vie Il a un mode de vie très sain : il mange beaucoup de légumes. een manier van leven
un objectif
Mon objectif principal est d’obtenir mon diplôme.een doel
une opportunité Ce job de vacances est une belle opportunité de connaitre cette entreprise. een gelegenheid, kans
une ouverture
Demain, c’est l’ouverture du nouveau magasin.een opening
une préoccupation Ma préoccupation principale est l’environnement.een bezorgdheid
une saveur Ce plat traditionnel a une saveur exotique délicieuse. een smaak
un sujet de conversation
ADJECTIFS
chaleureux, chaleureuse
Ce sujet de conversation est très ennuyeux. een gespreksonderwerp
Notre famille d’accueil est très chaleureuse.warm, hartelijk étranger, étrangèreCette étudiante étrangère parle très bien le français. buitenlands exigeant, exigeanteNotre prof est très exigeant. veeleisend hésitant, hésitanteIl ne sait pas quel plat choisir. Il est hésitant.aarzelend studieux, studieuseMa voisine est une étudiante studieuse : elle obtient toujours de bonnes notes.
leergierig, hardwerkend (m.b.t. studeren)
VERBES
accueillir
Nous accueillons nos invités avec un sourire.ontvangen
s’adapter à Il s’adapte facilement à de nouvelles situations.zich aanpassen aan améliorer Il part en Allemagne pour améliorer son allemand. verbeteren, beter maken
apporter Ce job de vacances nous apporte beaucoup d’expérience. brengen, opleveren
envisager (de)Nous envisageons d’acheter une voiture électrique. overwegen (om)
évoluer La technologie a beaucoup évolué ces dernières années. evolueren
gérer Elle ne gère pas bien son temps, elle arrive toujours en retard. beheren
héberger Ce chalet peut héberger deux familles. huisvesten, herbergen se libérer (de)Elle veut se libérer de son stress. Une chambre se libère dans notre colocation.
Nous nourrissons notre chien avec de la nourriture spéciale. voeden
rémunérerL’entreprise rémunère ses ouvriers de manière équitable. belonen, vergoeden
toucher La nouvelle de son décès me touche profondément. raken
EXPRESSIONS
franchir un pasElle a franchi un grand pas : elle a changé de travail. een stap zetten
ouvrir son espritVoyager aide à ouvrir son esprit vers de nouvelles cultures.
zijn geest openen
prendre en chargeElle a pris en charge l’organisation du mariage de son frère. op zich nemen
sortir de sa zone de confort
Parfois, il faut sortir de sa zone de confort pour vivre de belles aventures.
Vocabulaire passif
SUBSTANTIFS
uit zijn comfortzone stappen
le sens du partage Le sens du partage est une valeur fondamentale.de zin om te delen, ervaringen uit te wisselen
ADJECTIFS
décalé, décaléeDans l’hémisphère sud, l’année scolaire est décalée par rapport à notre année scolaire.
verschoven
dévoué, dévouée (à) Son grand-père est très dévoué à sa famille.toegewijd (aan) tranché, tranchéeElle a des idées tranchées sur cette affaire.scherp
VERBES
forger
Mon fils a forgé une amitié solide avec notre étudiant d’échange espagnol.
smeden
s’impliquer (dans)Les élèves s’impliquent activement dans le projet. zich engageren, betrokken raken (in) perturber Cette musique perturbe notre concentration !verstoren
EXPRESSIONS
être désireux, désireuse de Elle est désireuse de découvrir notre culture.verlangen naar, graag willen
AUTRES
auparavantJ’habite en Belgique, mais auparavant, j’ai vécu en France. vroeger, eerder
au sein deIl travaille au sein de l’équipe de vente de cette entreprise. binnen, in autrefois
Autrefois, les gens s’écrivaient des lettres.vroeger
Vocabulaire actif
SUBSTANTIFS
un accès J’ai un accès facile à Internet dans ma chambre d’hôtel.
Ma mère a publié une annonce pour vendre son vieux vélo. een zoekertje
une assurance Il est important d’avoir une assurance santé en cas d’hospitalisation. een verzekering le bouche-à-oreille
Cette nouvelle se répand très vite par le boucheà-oreille de mond-totmondreclame
un cafard Quel dégout, j’ai vu un cafard dans la cuisine.een kakkerlak une charge Cet appartement est extrêmement cher : le prix du loyer est de 1560 euros par mois, charges non comprises.
een last
un colocataire , une colocataire
Mon colocataire et moi, nous nous entendons très bien.
een medehuurder, medehuurster, huisgenoot, huisgenote la colocation La colocation est une façon de réduire les couts.het samenwonen un contrat de location
Avant de signer un contrat de location, il faut bien lire les « petites lignes ».
un cout Les couts de l’électricité ont de nouveau augmenté.
une désinfection
La désinfection des mains est importante pour ne pas répandre des maladies.
een huurcontract
een kost
een ontsmetting
une fuite (d’eau) Il faut rapidement réparer cette fuite d’eau ! een (water)lek
un locataire , une locataire
Le locataire a décidé de déménager. een huurder, huurster
un loyer Le loyer est de 780 euros par mois. een huur le moisi La cave sent le moisi. de schimmel
une piqure (d’insecte)
un propriétaire , une propriétaire
J’ai des piqures de moustique partout ! een prik, insectenbeet
Le propriétaire est responsable de réparer les dommages. een eigenaar, eigenares
une punaise de lit La punaise de lit cause des problèmes de sommeil. een bedwants
un quartier Il habite dans un quartier tranquille près de la plage. een wijk
ADJECTIFS
commun, commune
Nous nous détendons ensemble dans la pièce commune. gemeenschappelijk disponibleL’appartement est disponible à partir de décembre. beschikbaar
impeccableCette voiture de seconde main est dans un état impeccable. onberispelijk lumineux, lumineuse
Ma nouvelle chambre d’étudiante est très lumineuse. licht
partagé, partagéeJe n’ai pas de salle de bains privée. Elle est partagée. gedeeld proche (de)Je cherche un appartement proche du campus.dichtbij, dicht bij rénové, rénovéeJ’ai acheté une vieille maison rénovée. gerenoveerd urgent, urgenteLa réparation des plombs est urgente dringend
VERBES
comprendreLes charges comprennent l’eau et l’électricité. omvatten démangerMes piqures d’insecte démangent. jeuken louer Pendant l’été, nous louons un appartement à la mer. (ver)huren
refuser Il refuse l’aide. weigeren se répartirEn colocation, on peut se répartir les tâches ménagères. onder elkaar verdelen résoudre On travaille ensemble pour résoudre le problème technique. oplossen
EXPRESSIONS
avoir confiance en Je n’ai pas confiance en cet homme. vertrouwen hebben in être équipé, équipée (de)
être situé, située (à/dans/…)
La cuisine est équipée d’un lave-vaisselle.uitgerust zijn (met)
La résidence est située dans un quartier vivant.zich bevinden (in)
faire la connaissance de Hier, nous avons fait la connaissance des nouveaux étudiants étrangers.
jeter un coup d’œil sur Tu jettes un coup d’œil sur mon potage pendant que je suis aux toilettes ?
porter de l’intérêt àPendant notre séjour en Asie, nous avons commencé à porter de l’intérêt à la cuisine asiatique.
L’habitation compte … chambres. … chambres sont disponibles.
La description de la chambre
L’appartement/la maison fait … mètres carrés.
La chambre se trouve au rez-de-chaussée/ au premier/deuxième/troisième… étage.
La chambre est meublée.
C’est une grande/petite chambre confortable, lumineuse…
Ik ben op zoek naar een medehuurder, medehuurster.
Onze gedeelde woning bestaat uit … personen.
We verhuren een kamer in een gedeeld appartement.
De sfeer is … . – warm – hartelijk – respectvol –…
De woning telt … kamers. Er zijn … beschikbare kamers.
De beschrijving van de kamer
Het appartement/huis is … vierkante meter.
De kamer bevindt zich op het gelijkvloers/ op de eerste/tweede/derde … verdieping.
De kamer is gemeubeld.
Het is een grote/kleine comfortabele, lichte … kamer
ÉTA PE
Les pièces communes
Il y a … .
– une cuisine équipée avec
• un four à micro-ondes
• un lave-vaisselle
• un réfrigérateur
• un congélateur
• …
– des toilettes séparées/communes
– une salle de bains, partagée avec … personnes
– une douche privée
– une salle de bains privative
Le loyer, la disponibilité, les charges
La chambre est disponible à partir de septembre/à partir du … septembre.
Le loyer (mensuel) est de … euros (par mois), tout compris.
Les charges sont de … euros par chambre.
Toutes charges comprises : le nettoyage du couloir, la sortie des poubelles, la connexion
Internet…
Les charges comprennent…
L’emplacement
L’habitation se situe … .
– à … minutes à pied…
• du campus
• de la station de métro
• des transports en commun
• de l ’arrêt de bus
– à … mètres de…
– dans les alentours/les environs de…
Il y a des commerces à proximité :
– un supermarché,
– une boulangerie,
– une pharmacie, –…
De gedeelde ruimtes
Er is … .
– een uitgeruste keuken met
• een microgolfoven
• een vaatwasser
• een koelkast
• een diepvriezer
• …
– een privé/gedeeld toilet
– een badkamer, gedeeld met … personen
– een privédouche
– een privébadkamer
De huur, de beschikbaarheid, de kosten
De kamer is beschikbaar vanaf september/ vanaf … september.
De (maandelijkse) huur bedraagt … euro (per maand), alles inbegrepen.
De lasten zijn … euro per kamer.
Alle lasten inbegrepen: het poetsen van de gang, het buitenzetten van de vuilnisbakken, de internetverbinding …
De lasten omvatten …
De locatie
De woning bevindt zich … .
– op … minuten wandelen …
• van de campus
• van het metrostation
• van het openbaar vervoer
• van de bushalte
– op … meter van …
– in de buur t van …
Er zijn winkels in de buurt : – een supermarkt, – een bakkerij, – een apotheek,
1 VOCABULAIRE
Parler de l’échange
Complète les phrases avec les mots suivants. Fais les accords nécessaires. Attention : il y a trop de mots.
mode de vie – ouverture – préoccupation – saveur – étranger – exigeant –accueillir – gérer – se libérer – toucher
1 Tomoko est une jeune fille … qui veut vivre chez une famille en France pour découvrir un nouveau … .
2 Mes parents … une famille de réfugiés dans leur maison.
3 Notre prof d’histoire est vraiment … .
4 Il doit … son temps de manière efficace pour réussir ses études.
5 Cette musique … les émotions des auditeurs.
6 Il … de ses peurs et voyage en solitaire.
7 La santé mentale est une … importante dans notre société.
Résultat : /8 < 6/8
Exercice 2 ≥ 6/8
Exercice 3
Fais les bonnes combinaisons.
1un foyer ason français
2une opportunitébsa zone de confort
3améliorer cintéressante
4une étudiantedson esprit
5sortir de echaleureux
6ouvrir fstudieuse
Résultat : /6 < 4/6 ≥ 4/6 Exercice 3
1
Complète le texte avec les bons mots. On te donne déjà la première lettre.
Livo, 18 ans Lettonie
Séjour d’une année scolaire
Étudiant motivé, je voudrais vivre pendant un an dans une famille française. Mon o… (1) est d’apprendre la langue et d’a… (2) un peu ma propre culture. J’aime m’adapter à de nouvelles situations et discuter avec d’autres personnes : j’apprécie les s… (3) enrichissants. Même si je peux être un peu h… (4) au début, j’e… (5) cette expérience comme une opportunité d’é… (6), d’adopter un nouveau m… (7) et de créer de nouvelles h… (8). Si votre famille est intéressée, contactez-moi.
Écrire une annonce immobilière
Complète l’annonce avec les mots qui manquent.
Chambre à (1) dans une (2) de quatre étudiants
La maison est (3) dans un (4) calme. Deux chambres sont (5) à partir d’aout, une chambre au (6) (gelijkvloers) et une chambre au (7) (eerste verdieping).
La cuisine, le living, la salle de bains et les toilettes sont (8).
Le (9) est de 450 euros par mois, toutes (10) comprises.
3 1, 2
Donne le contraire.
1 Ma mère a acheté une vieille maison, qui se trouve encore dans son état originel.
2 Je veux une salle de bains privée.
↔ Ma mère a acheté une vieille maison .
↔ Je veux une salle de bains .
3 Il accepte le cadeau. ↔ Il le cadeau.
4 La gare est loin. ↔ La gare est .
5 La cuisine est très sale. ↔ La cuisine est .
6 Je suis le locataire de cette maison.
↔ Je suis de cette maison.
Résultat : /6 < 4/6 ≥ 4/6 Exercice 3
Complète les phrases avec le verbe ou l’expression qui manque. Attention à la conjugaison !
1 Les piqures des moustiques … .
2 Dans notre colocation, nous … les tâches ménagères.
3 Mon camarade de classe et moi, nous … les problèmes de mathématiques difficiles ensemble.
4 Les charges … l’eau, l’électricité et l’accès à Internet.
5 Au mois de septembre, nous … des nouveaux élèves de notre classe.
6 Nous … beaucoup … en notre entraineur de foot, parce qu’il a de l’expérience.
7 Avant de réserver cet appartement, je … sur les critiques en ligne.
Plus d’exercices sur le vocabulaire de chaque étape ? Visite diddit.be !
Sprint
de masse
Dans quelques semaines, tu partiras pour faire ton stage à Bordeaux. Tu es à la recherche d’une chambre dans une colocation avec des étudiants français. Tu écris un petit texte pour te présenter à la page suivante. Explique quel type de logement tu cherches. Ton texte sera publié sur la page Facebook des colocations de ta haute école à Bordeaux.
2 GRAMMAIRE
Les conjonctions
Complète le texte avec les bonnes conjonctions.
après que – comme – et (2 x) – mais – parce que – que – si
LUCAS : Salut Camille ! Comment ça va ?
CAMILLE : Salut Lucas ! Ça va bien, merci. (1) toi ?
LUCAS : Ça va aussi. Dis-moi, tu as des projets pour ce weekend ?
CAMILLE : Oui, justement. Samedi soir, je vais à un concert avec des amis. (2) toi, tu fais quoi ?
LUCAS : Moi, je pense rester à la maison, j’ai beaucoup de devoirs à terminer. (3) je n’aime pas travailler seul, ça serait cool (4) tu venais m’aider dimanche.
CAMILLE : Ah, désolée Lucas, mais je ne pourrai pas. Je veux accompagner ma sœur à l’aéroport, (5) elle part au Mozambique pour son stage.
LUCAS : Ah oui, c’est vrai. Pas de souci. Je me débrouillerai seul. Je voudrais encore parler, (6) je dois y aller maintenant, car j’ai un rendez-vous chez le dentiste dans 30 minutes.
CAMILLE : Oh, j’espère (7) ce n’est rien de grave.
LUCAS : C’est juste une consultation de contrôle. Passe le bonjour à ta sœur. Je t’appelle dimanche, (8) tu seras rentrée de l’aéroport.
CAMILLE : D’accord. À bientôt, Lucas !
envoyer
1
Fais les bonnes combinaisons.
1Il a bien étudié, apendant que tu travailles.
2Ils sont en retard bque je n’ai pas le temps aujourd’hui.
3Nous en parlerons csi tu le rends ce soir.
4Tu sais bien ddonc il a réussi.
5Je ne ferai pas de bruit eparce que le bus n’est pas venu.
6Tu peux bien utiliser mon vélofaprès que tu auras terminé tes examens.
Résultat : /6 < 4/6 ≥ 4/6 Exercice 3
Complète les phrases avec la bonne conjonction.
1 … je suis malade, je ne peux pas aller à l’école.
2 Elle danse … je chante.
3 Tu as envie d’aller au cinéma … tu préfères aller au bowling ?
4 J’ai fini mes devoirs, … je me détends un peu.
5 J’ai entendu dire … son père a déménagé.
6 Elle ne l’a plus vu … il habite en Finlande.
La phrase interrogative
Voici des questions avec inversion. Pose ces questions de la façon indiquée.
1 Voudriez-vous devenir famille d’accueil ? (est-ce que)
2 Quels aspects de leur culture apportent-ils ? (intonation)
3 Pourquoi veut-elle faire cet échange ? (est-ce que)
4 Chez qui logerez-vous ? (intonation)
5 Aimes-tu voyager ? (est-ce que)
VIDÉO DE GRAMMAIRE
6 Quand partiront-ils en échange ? (intonation)
7 Que faites-vous comme études ? (intonation)
8 Qu’étudiez-vous ? (est-ce que)
Résultat : /8 < 6/8 Exercice 2 ≥ 6/8 Exercice 3
Fais de bonnes questions avec les éléments donnés.
1 tu / partir / vas / où / ?
2 est-ce que / quand / allez / vous / partir / ?
3 vont / elles / est-ce qu’ / pourquoi / en France / ?
4 le drapeau / est / français / quel / ?
5 sont / pour / ces cadeaux / qui / ?
Résultat : /5 < 4/5 ≥ 4/5 Exercice 3
Ta famille accueillera un étudiant étranger. Pose-lui des questions. Voici ses réponses. Varie dans ta manière de poser les questions.
1 Parce que j’aime la culture belge.
2 J’aimerais absolument essayer les vraies frites belges !
CIRCUIT DES VERBES
J’arriverai fin aout.
4
Oh oui, j ’adore les langues !
5
Non, je viendrai en bus.
Le futur simple : révision diddit.be
Plus d’exercices sur la grammaire de chaque étape ? Visite diddit.be !
Sprint de masse
Pendant l’été, tu veux faire un stage linguistique en Angleterre.
A L’organisation te demande une motivation écrite. Écris ta motivation au futur (cinq phrases au minimum).
Modèle : J’apporterai ma propre culture à ma famille d’accueil.
Je serai ouverte à une autre culture.
J’aiderai la famille dans les tâches ménagères.
B Aïe , il y a eu une petite erreur. L’organisation veut t’héberger dans une résidence, mais toi, tu préfères loger chez une famille d’accueil. Écris un petit e-mail à l’organisateur du stage. Dis pourquoi tu veux être hébergé chez une famille et demande à faire ce changement.
Modèle : Je voudrais loger chez une famille, parce que c’est la meilleure manière de découvrir la culture.
Comme je suis enfant unique, j’aimerais avoir des frères ou des sœurs à l’étranger.
VIDÉO DE GRAMMAIRE
ÉTA PE
ÉCRIRE
C Ça y est ! On t’a trouvé une famille d’accueil. Pose-lui trois questions par écrit.
Modèle : Est-ce que vos enfants ont des hobbies particuliers ?
Vous voulez me montrer la ville de Cambridge ?
Hébergement
De : www.ef.be
Objet :
De :
Bonjour,
Cordialement,
Vivez comme un local. Sentez-vous comme chez vous dans une famille locale après une journée passée à explorer les librairies de Cambridge ou vivez dans la résidence d’EF.
Chez l’habitant EF
Maximisez les échanges culturels en optant pour un hébergement dans une famille d’accueil locale. Vous …
En savoir plus
Nouveau message
Résidence EF
Vivez au cœur de la ville, avec des étudiants EF de plus de 100 nationalités. L’école EF est facilement…
En savoir plus
Moi et la santé
L’ÉCOLE, C’EST BON POUR LA SANTÉ
PROLOGUE
CIRCUIT DES VERBES
Étape 1 EN ROUTE
– mener une conversation après un accident – établir un constat amiable d’accident
Étape 2
LE BIEN-ÊTRE, PARTOUT ET TOUJOURS ?
– parler de tes mauvaises habitudes – donner des conseils pour être en meilleure santé (mentale)
Est-ce que tu sais… ?
� dire comment tu vas à l’école
� parler de tes activités à l’école
� parler des dangers sur la route
� dire comment tu vas suivre le code de la route
� parler d’un accident
� remplir un formulaire (un constat amiable d’accident)
� interpréter des chiffres (à propos du niveau de stress à l’école)
� écrire un commentaire sur une vidéo
� parler du système scolaire belge et d’une alternative
� donner un commentaire sur des conseils pour changer certaines mauvaises habitudes
Est-ce que tu comprends… ?
� un texte avec des conseils pour se déplacer en sécurité
� un texte avec des conseils pour bien agir en cas d’accident
� un dialogue entre deux personnes qui viennent d’avoir un accident
� les informations sur le constat amiable d’accident
� une vidéo qui offre une alternative à la voiture
� une vidéo de la campagne BOB
� une infographie sur le niveau de stress à l’école
� une vidéo ludique avec des cours de rêve
� des titres de journaux avec l’introduction
� une vidéo où on parle d’un système scolaire alternatif
� des vidéos avec des conseils pour réduire le stress le matin et pour augmenter la productivité
� une chanson pour tout oublier
Est-ce que tu connais… ?
� le vocabulaire de la circulation et des accidents de la route
� le vocabulaire de la santé mentale
� les structures pour exprimer ton opinion sur une chanson
Est-ce que tu sais utiliser… ?
� l’impératif
� le passé composé
� les pronoms en et y
Tu as répondu « oui » à toutes ces questions ?
Alors, c’est GAGNÉ !
Regarde le dessin.
A Comment est-ce qu’on peut aller à l’école ?
B Comment est-ce que toi, tu vas à l’école ?
C Pourquoi est-ce que tu vas à l’école avec ce moyen de transport ?
Modèle : Je vais à l’école à pied parce que…
D Quels sont les avantages de ce moyen de transport ?
E Est-ce qu’il y a des alternatives ?
Modèle : Oui, il est possible de … Non, il n’y a pas d’alternatives.
Qu’est-ce que tu fais normalement quand tu arrives à l’école ? Plusieurs réponses sont possibles.
Je parle avec les premières personnes que je vois.
Je cherche un ami/mes amis.
Je veux être à l’aise. Je m’installe sur un banc, une chaise : je me repose un peu.
Je regarde mon GSM.
J’étudie encore un peu.
Je vais tout de suite à ma classe.
Autres :
Quelle langue est-ce que tu parles à l’école ?
Modèle : Avec mes amis je parle … . les profs mon prof de français, dans les cours, je dois souvent parler … . mon prof d’anglais,
Tu as envie d’apprendre encore d’autres langues ?
Modèle : Je voudrais aussi être capable de parler …, parce que … . - j’ai des amis/de la famille en …/au … - je suis déjà allé(e) en …/au … - plus tard, je voudrais aller en …/au …
Quand tu as un problème, est-ce que tu peux parler de ce problème à l’école ?
Modèle : Oui, Je peux parler de mes problèmes avec … . - un ami - un prof - un autre adulte à l’école Non, je ne peux pas parler de mes problèmes à l’école.
Tu connais encore le vocabulaire des accidents et des secours ? Complète le texte avec les mots suivants. Fais les accords nécessaires.
conducteur – hôpital – témoin – victime – grave – terrible – appeler les urgences –essayer – sauver la vie – soigner – par – selon
Paris : une cycliste hospitalisée après un accident avec un camion
Il y a eu un (1) accident mardi dans le 14e arrondissement. Vers 13 h, une femme qui roulait à vélo a été renversée1 (2) un camion sur l’avenue du général Leclerc. Des (3) ont (4). Les pompiers de Paris sont arrivés rapidement sur place et ont (5) de la victime.
« La (6) avait de (7) blessures. Sa vie était en danger », dit un pompier à TF1 Info. « Nous l’avons conduite à l’(8), où les médecins ont tout de suite (9) la femme. » (10) certains journalistes, le (11) a (12) de prendre la fuite2 , mais la police l’a arrêté.
Source: www.tf1info.fr • Aurélie SARROT
Tu as oublié beaucoup de mots ? Reprends le vocabulaire des accidents et des secours sur diddit.be !
: omverrijden/aanrijden
Tu connais encore le vocabulaire pour expliquer le chemin ? Complète le dialogue avec les mots suivants. Fais les accords nécessaires. Attention : il y a trop de mots.
arrêt carrefour chemin direction habitant pharmacie piéton pont
accompagner quitter sortir suivre traverser se trouver perdu
LILY : Excusez-moi, monsieur ?
UN HOMME : Oui, mademoiselle, je peux vous aider ?
LILY : Vous êtes un (1) du quartier ?
UN HOMME : Oui, j’habite tout (2) d’ici.
au bout de autour de en face de loin partout près sur votre droite
LILY : Ah, j’ai de la chance. Je pense que je suis un peu (3).
UN HOMME : Ne vous inquiétez pas, mademoiselle. Qu’est-ce que vous cherchez, où est-ce que vous voulez aller ?
LILY : Par où commencer ? Il y a une heure à peu près, j’ai (4) mon hôtel.
UN HOMME : Oui, vous êtes (5) de votre hôtel, et puis ?
LILY : Je me promenais, et tout à coup, un jeune homme m’a heurtée.
UN HOMME : Ouille. Une collision entre deux personnes, mais ça peut être grave. Vous avez mal ?
LILY : Ça va, il n’y a pas de problème, mais je suis un peu désorientée et j’ai mal à la tête. Peut-être que je devrais aller à une (6).
UN HOMME : Je pense que c’est une bonne idée, vous pourriez demander des médicaments. Il y a une (6) où on donne toujours de bons conseils, mais c’est un peu loin. Pas de souci, je peux vous (7), je dois aller dans cette (8).
LILY : Oh, c’est tellement gentil, monsieur.
UN HOMME : On doit aller jusqu’(9) la rue. Venez.
LILY : Je vous (10).
UN HOMME : Nous arrivons au (11).
LILY : Nous devons (12) ?
UN HOMME : Oui, mais attendons que ce soit vert pour les (13).
LILY : Évidemment. Nous prenons le (14) ?
UN HOMME : Nous, nous restons de ce côté du fleuve. Tout de suite, nous devons aller (15) rond-point.
C’est là que la (6) (16).
LILY : Je ne la vois pas.
UN HOMME : Vous regardez l’autre côté, c’est là, (17).
LILY : Ah, maintenant je la vois. Je vous remercie, monsieur, je n’aurais jamais trouvé le (18).
UN HOMME : Avec plaisir, mademoiselle. Bonne chance encore !
LILY : Au revoir !
Tu as oublié beaucoup de mots ? Reprends le vocabulaire pour expliquer le chemin sur diddit.be !
Venir à l’école à vélo, c’est dangereux ? Explique.
A Regarde la structure du texte aux pages 242-243 : à qui est-ce qu’on donne des conseils ? 3 4
Modèle :
Venir à l’école à vélo, je trouve que … . - ce n’est pas dangereux, parce que/qu’ la route est tranquille il y a une piste cyclable - c’est dangereux, parce que je connais une situation dangereuse/ des situations dangereuses : - à … km de l’école/près de l’école - au carrefour - dans la rue - il n’y a pas de place/piste cyclable
En route vers l’école.
B L is le texte une première fois. Est-ce que tu comprends tous les conseils ? Indique dans chaque partie le conseil que tu trouves le plus intéressant ou important pour toi.
À vélo, à pied ou en voiture vers l’école, en toute sécurité !
Il y a souvent des accidents sur le trajet vers l’école. Est-ce qu’on peut éviter ces accidents ? D’abord, respecter le code de la route est essentiel. Un mot-clé pour la sécurité est le contact visuel. Tu sais que l’autre t’a vu et tiendra compte de toi. Voici quelques conseils pour prendre la route en toute sécurité.
1 Pour les automobilistes
• On met la ceinture de sécurité et on ne transporte jamais plus d’enfants qu’il n’y a de ceintures dans la voiture.
• On ne roule pas trop vite.
Un exemple de mauvais parking. À cause de l’automobiliste, il y a moins de visibilité pour les piétons, surtout pour les enfants, qui voient difficilement au-dessus des voitures.
• Il est interdit d’utiliser un smartphone quand on conduit, pour être concentré.
• Dans les rues cyclables, la vitesse est limitée à 30 km/h et il est interdit aux automobilistes de dépasser les vélos. Les cyclistes peuvent rouler au milieu de la rue.
• À certains carrefours, les cyclistes peuvent passer au feu rouge et continuer tout droit ou tourner à droite, mais ils doivent respecter la priorité des piétons qui traversent.
• Quand on dépasse un cycliste, on garde la distance : 1 m en agglomération et 1,5 m hors agglomération, pour éviter de le toucher, de le mettre en danger ou simplement de le stresser.
• Les voitures doivent s’arrêter avant les sas pour vélos. Ces sas permettent aux cyclistes de se mettre devant les voitures au feu rouge et de partir les premiers.
• On évite de se garer n’importe où, même si c’est seulement « pour cinq minutes ». Fini de se mettre en double file, de stationner sur une piste cyclable, sur un trottoir…
• On se gare assez loin des passages piétons.
• On prend l’habitude d’ouvrir la porte du conducteur avec la main droite pour sortir de la voiture. Comme ça, on doit se retourner et on peut voir un cycliste qui arrive.
2 Pour les cyclistes
• On doit être le plus visible possible (pas seulement la nuit). Le gilet fluo est la meilleure solution (ce n’est pas beau, mais ça sauve des vies). On évite de porter des vêtements gris ou sombres.
• On fait surtout attention en automne et en hiver. Le nombre d’accidents augmente alors, parce qu’on ne voit pas bien les cyclistes et les piétons. Un bon éclairage en plus du gilet fluo est bien pour la visibilité.
• On roule aux endroits prévus : sur la piste cyclable quand elle est praticable, sur la route s’il n’y a pas de piste cyclable (à un mètre des voitures stationnées). Seuls les enfants jusqu’à 10 ans peuvent rouler sur le trottoir.
Source: Econonso.be
• On lève le bras quand on veut changer de direction. On cherche un contact visuel avec les automobilistes, les piétons, les autres vélos… pour éviter des situations difficiles.
• Attention aux bus et aux camions, qui ont des angles morts importants (zone dans laquelle le chauffeur ne peut pas voir les autres). Au feu rouge, on ne se place pas juste devant, juste derrière ou à côté d’un camion, parce que le chauffeur ne peut rien voir là.
• Les trams sont toujours prioritaires. Attention à leurs rails !
• L’utilisation d’un smartphone quand on fait du vélo est interdite. Par contre, il est permis d’avoir des écouteurs dans les oreilles. Il est important de pouvoir encore entendre les bruits de la circulation.
• Porter un casque est très intéressant, même si ce n’est pas obligatoire.
• Parfois, le chemin le plus court n’est pas le meilleur. Prenez un trajet où il n’y a pas beaucoup de trafic, ou avec une piste cyclable séparée de la circulation. Malheureusement, cela n’est pas encore la norme.
3 Pour les piétons
• Les piétons ne sont pas toujours assez visibles. Des vêtements clairs, surtout en automne et en hiver, sont bons pour la visibilité
• On traverse aux passages pour piétons et on respecte les feux de signalisation.
• Évidemment, on ne regarde plus son smartphone quand on traverse. Même quand le feu passe au vert pour les piétons, on fait encore attention avant de traverser, certains automobilistes peuvent tourner.
4 À trottinette électrique
• On ne roule pas trop vite.
• On pense aux autres : on fait attention aux passages pour piétons, quand on dépasse un vélo, quand on dépasse une file de voitures qui attendent…
• On garde de la distance, parce que certains chauffeurs peuvent ouvrir leur portière.
• On porte un casque (même si ce n’est pas obligatoire).
Les dernières règles sont en application depuis juillet 2022 : âge minimal de 16 ans, on ne peut pas être à deux sur une trottinette électrique, on ne peut pas rouler sur les trottoirs…
C L is le texte une deuxième fois.
1 Regarde bien chaque image et cherche le fragment correspondant dans le texte. Surligne-le.
2 Puis, choisis trois conseils et donne-les à ton voisin. Utilise les images proposées. Modèle : Mets la ceinture de sécurité !
Tu sais encore ?
Pour donner des ordres et des conseils, on peut employer l’impératif.
pour les verbes pronominaux je parle lave-toi ne te lave pas nous parlonslavons-nousne nous lavons pas vous parlez lavez-vous ne vous lavez pas
Quelques verbes irréguliers être avoir aller sois aie va soyons ayons allons soyez ayez allez
D Regarde tes phrases surlignées dans le texte.
Complète la réaction ci-dessous avec deux exemples.
Modèle :
J’ai lu cet article, c’était intéressant pour moi. J’ai trouvé quelques bons conseils.
- Je ne savais pas encore que …
- Je ne me rendais pas vraiment compte que …
- …
À partir de maintenant, - je vais changer cela.
- je ne vais plus faire cela.
- …
ÉCRIRE
Et si tu as quand même un accident à vélo ? Découvre quelques conseils et fais les exercices sous le texte.
PREMIERS CONSEILS
1 Appelez l’ambulance si nécessaire. Si les blessures de la victime ne sont pas graves, n’appelez pas les secours.
2 Réalisez un constat amiable d’accident, appelez la police ou portez plainte. S ’il n’y a pas de blessé(e)s, un constat amiable d’accident est suffisant. Si l’autre partie n’est pas d’accord sur les faits, appelez la police. Portez plainte en cas de délit de fuite par exemple.
3 Faites un constat médical chez le médecin. Parfois, vous ne constatez pas tout de suite avoir des blessures. Si c’est quand même le cas, demandez la preuve à votre médecin sans attendre.
4 Conservez les preuves. Conservez bien tous les papiers utiles (constat d’accident, factures, etc.) à donner aux assurances.
ACCIDENT AVEC UN TIERS
S’il y a un(e) blessé(e), faites appel à la police pour constater l’accident. Si le tiers est un automobiliste, c’est toujours son assurance qui payera l’hôpital. Si l’accident est causé par un autre cycliste ou un piéton, c’est l’assurance de ce dernier qui payera.
Les dégâts matériels (de vous et de l’autre) seront payés par l’assurance de la personne reconnue responsable de l’accident.
S’il n’y a pas de blessé(e)s, il est recommandé d’établir un constat amiable d’accident. Remplissez-le soigneusement, et faites-le signer par les deux parties : c’est sur la base de ce document que les assurances établiront les responsabilités. Il est également recommandé de mentionner sur le constat les coordonnées des témoins de l’accident.
Si vous n’avez pas de constat amiable d’accident, vous pouvez réaliser vous-même un document avec toutes les informations nécessaires : date et lieu de l’accident, coordonnées des parties impliquées et des témoins, identification des véhicules, renseignements relatifs aux assurances, description des circonstances de l’accident et explications, etc.
Chaque partie conserve un exemplaire du constat (l’original ou la copie) et l’envoie aux assurances.
Si vous n’êtes pas d’accord sur les circonstances de l’accident (pas sur les responsabilités), appelez la police.
Il est recommandé d’établir un constat même si l’incident semble sans conséquence : parfois, vous voyez plus tard les dommages sur votre vélo, ou même éventuellement des blessures. Demandez toujours les coordonnées du tiers et d’éventuels témoins.
ACCIDENT DU CYCLISTE SEUL
Si vous avez des blessures, c’est votre mutuelle qui payera. Si l’accident a lieu sur le chemin du travail ou de l’école, c’est l’assurance « accidents du travail » de votre employeur ou de votre école qui payera. Les dégâts matériels seront pour vous.
Trop souvent, on a un accident à cause de problèmes concrets : une priorité mal signalée, un manque d’entretien, un trou dans la route… Signalez donc le problème, vous pourrez peut-être ainsi prévenir d’autres accidents.
A Regarde la structure du texte. Quelles trois parties retrouves-tu ?
B L is le texte une première fois.
Vrai ou faux ? Corrige si c’est faux.
1 Il faut toujours appeler une ambulance après un accident.
2 Si vous avez un accident et l’autre partie n’est pas d’accord sur les faits, il faut appeler la police.
3 Conserver les preuves n’est pas utile.
4 Pour l’assurance, il n’est pas important de savoir qui est responsable de l’accident.
5 Si on n’a pas de constat amiable d’accident, il faut appeler la police.
6 Si un cycliste tombe, c’est peut-être parce qu’il y a un trou dans la route.
Faux
Vrai
C L is le texte une deuxième fois et réponds aux questions.
1 Après un accident sans blessés, qu’est-ce qu’on fait de préférence ?
2 Pourquoi est-ce qu’on fait parfois un constat médical quelques heures après un accident ?
3 Pourquoi est-ce qu’il faut conserver les preuves ?
4 Si un cycliste a un accident avec une voiture, qui payera l’hôpital ?
5 Si vous établissez un constat amiable d’accident, il faut le faire signer par les deux parties. Il est intéressant de noter encore quelque chose : quoi ?
6 Si vous n’avez pas de document officiel pour le constat amiable, qu’est-ce qu’il faut noter ?
7 Est-ce qu’il faut toujours appeler la police ?
8 S ’il n’y a pas d’autres personnes impliquées dans l’accident, est-ce que la mutuelle de la victime doit toujours payer l’hôpital ?
9 Parfois, c’est à cause d’un trou dans la route qu’un cycliste est tombé. Pourquoi est-ce qu’il faut signaler ce problème ?
Regarde bien le constat amiable d’accident automobile à la page suivante.
Quelles informations est-ce qu’il faut remplir sous chaque numéro ?
Complète les phrases.
Tu sais quoi ?
Après un accident de la route, on remplit souvent un formulaire, le constat amiable d’accident. Ce formulaire n’est pas obligatoire, mais recommandé. Les assurances veulent connaitre les circonstances exactes de l’accident, parce qu’elles veulent savoir qui est responsable. Il suffit de remplir un formulaire après un accident. On le remplit et chaque conducteur signe un exemplaire. Le 1er décembre 2014, l ’Association française de l’assurance annonce une application pour smartphone, appelée « e-constat auto », mais cette appli marche seulement pour les voitures françaises en France.
Du numéro 1 jusqu’au 5, on met des informations objectives :
1 on note la et l’ de l’accident,
2 on dit l’accident a eu lieu,
3 on dit s’il y a des ou pas,
4 on dit s’il y a des à d’autres véhicules ou objets, 5 on donne les coordonnées d’éventuels .
9 On trouve plusieurs informations concernant le conducteur sur le .
12 Au 12, on parle des de l’accident, à gauche du véhicule A, à droite du véhicule B.
13 Tu dessines bien ? Idéal, parce qu’il y a un peu de place en 13 pour faire un (appelé un croquis).
15 En bas, sous le numéro 15, les deux chauffeurs mettent leur sur leur exemplaire du formulaire.
Attention à la prononciation de qui !
A L is le cadre.
On prononce qui comme [ki]. p. ex. croquis, quitte
B L is les phrases suivantes à haute voix. Attention aux mots en gras !
1 Il a fait un croquis de l’accident.
2 Qui est là ?
3 Ne vous inquiétez pas, monsieur.
4 J ’ai quitté mon hôtel.
5 Il cherche des coquillages sur la plage.
6 Le sommeil est important pour l’équilibre mental.
CONSTAT AMIABLE D’ACCIDENT AUTOMOBILE
Heure Date de l’accident 1.
Dégâts matériels à des 4.
Lieu: Localisation 2. Blessé(s) même léger(s) 3. Pays: non oui
véhicules autres que A et B non oui objets autres que des véhicules non oui
Pays d’immatriculation REMORQUE N° d’immatriculation Pays d’immatriculation
8.
Société d’assurance (voir attestation d’assurance)
NOM:
N° de contrat:
N° de carte verte:
Attestation d’assurance ou carte verte valable du: au:
Agence (ou bureau, ou courtier)
NOM:
Adresse: Pays:
Tél. ou e-mail:
Les dégâts matériels au véhicule sont-ils assurés par le contrat ? non oui
Conducteur (voir permis de conduire) 9. NOM:
Prénom:
Date de naissance:
Adresse: Pays:
Tél. ou e-mail:
Permis de conduire n°:
Catégorie (A, B, ...):
Permis valable jusqu’au:
Indiquer le point de choc initial au véhicule A par une flèche ➝ 10.
Dégâts apparents au véhicule A:
Témoins: noms, adresses, tél.: 5.
12. CIRCONSTANCES
▼ Mettre une croix dans chacune des cases ▼ utiles pour préciser le croquis
* Rayer la mention inutile
* en stationnement/à l’arrêt
* quittait un stationnement / ouvrait une portière
prenait un stationnement
sortait d’un parking, d’un lieu privé, d’un chemin de terre
s’engageait dans un parking, un lieu privé, un chemin de terre
s’engageait sur une place à sens giratoire
roulait sur une place à sens giratoire
heurtait à l’arrière, en roulant dans le même sens
roulait dans le même sens
doublait
virait à droite
virait à gauche
reculait
empiétait sur une voie réservée à la circulation en sens inverse
venait de droite
(dans un carrefour)
n’avait pas observé un signal de priorité ou un feu rouge
Indiquer le nombre de cases marquées d’une croix
A signer obligatoirement par les DEUX conducteurs Ne constitue pas une reconnaissance de responsabilité mais un relevé des identités et des faits servant à l’accélération du règlement
Société d’assurance (voir attestation d’assurance) 8.
NOM: N° de contrat: N° de carte verte:
Attestation d’assurance ou carte verte valable du: au:
Agence (ou bureau, ou courtier)
NOM:
Adresse: Pays:
Tél. ou e-mail:
Les dégâts matériels au véhicule sont-ils assurés par le contrat ? non oui
Conducteur (voir permis de conduire) 9.
NOM:
Prénom:
Date de naissance:
Adresse: Pays:
Tél. ou e-mail:
Permis de conduire n°:
Catégorie (A, B, ...):
Permis valable jusqu’au:
Indiquer le point de choc initial au véhicule B par une flèche ➝ 10.
Dégâts apparents au véhicule B: 11.
Les données recueillies au moyen du présent constat serviront à la gestion du sinistre déclaré. Elles serviront également à com pléter l’attestation de sinistralité que l’assureur délivrera au preneur d’assurance à la fin du contrat (article 1er quater de l’AR relatif au contrat-type RC auto) et dont une copie sera remise au nouvel assureur du preneur, à la demande de cet assureu r, en vue de compléter et de vérifier les informations communiquées par le preneur. Les données pourront être enregistrées dans le fichier RSR (risques spéciaux) du GIE Datassur dont la finalité est de permettre une correcte analyse des risques et de lutter contre la fraude à l’assurance. To ute personne justifiant de son identité a le droit d’obtenir auprès de l’assureur concerné ou, selon le cas, de Datassur, commu nication et/ou rectification des données la concernant. Pour exercer ce droit, la personne adresse une demande datée et signée accompagnée d’une copie de sa carte d’identité à l’assureur concerné ou à Datassur, service des fichiers, 29 Square de Meeûs à 1000 Bruxelles.
Les données du présent constat gestion du sinistre serviront également
Complète les phrases. Fais les accords nécessaires. Attention : il y a trop de mots.
preuve – priorité – signature – témoin – interdit – permettre – prévenir – sauver –tuer – avoir lieu – au milieu de – en cas de
1 … accident, il est utile de remplir un constat amiable d’accident.
2 – Où est-ce que l’accident … ? (passé composé)
• À Namur, pas loin de la citadelle.
3 La police cherche encore des …, des personnes qui ont vu l’accident.
4 Le chauffeur A venait de la droite, il avait la … .
5 On ne peut pas griller les feux rouges, c’est strictement … .
6 L’accident était terrible : un automobiliste a été … et il y a aussi deux blessés (participe passé).
7 Mes parents ne m’ont pas … de prendre la voiture.
8 Heureusement, il portait sa ceinture de sécurité, cela lui a … la vie.
9 Regarde, il y a eu un accident. Toi, tu … les secours, et moi, je vais essayer d’aider les victimes, OK ?
10 Mets ta … sur ce document, alors c’est officiel.
Ils ont eu un accident…
Écoute le dialogue entre Martine Dupont et Charles Schmit. Puis, lis le constat amiable d’accident que Martine et Charles ont rempli. Réponds aux questions.
1 Qui est l’homme qu’on entend à la fin de la conversation ? Il s’appelle comment ?
2 Est-ce que le croquis est correct ? Explique et montre que tu as bien compris.
3 Il y a encore d’autres voitures impliquées dans l’accident ?
4 Est-ce qu’il y a des blessés ?
LIRE
ÉCOUTER
CONSTAT AMIABLE D’ACCIDENT AUTOMOBILE
Date de l’accident 1.
Dégâts matériels à des 4.
Heure
Lieu: Localisation 2.
Feuille 1/2
Blessé(s) même léger(s) 3. Pays: non oui
véhicules autres que A et B non oui objets autres que des véhicules non oui
9h16 Belgique Bruxelles X X
Témoins: noms, adresses, tél.: 5.
CHEN Shi, 12 rue de la Gare, 1020 Bruxelles 0423 76 68 52
sortait d’un parking, d’un lieu privé, d’un chemin de terre
Véhicule 7. À MOTEUR
REMORQUE
Pays d’immatriculation REMORQUE N° d’immatriculation Pays d’immatriculation
s’engageait dans un parking, un lieu privé, un chemin de terre
Marque, type
OPEL Corsa / / 1 ABC 123 1 DEF 456
8.
Société d’assurance (voir attestation d’assurance)
NOM:
N° de contrat:
s’engageait sur une place à sens giratoire
roulait sur une place à sens giratoire
heurtait à l’arrière, en roulant dans le même sens
N° d’immatriculation
Pays d’immatriculation
N° d’immatriculation
Pays d’immatriculation
Société d’assurance (voir attestation d’assurance) 8.
Baloise Assurances 000 123456.23
N° de carte verte:
Attestation d’assurance ou carte verte valable du: au:
Agence (ou bureau, ou courtier)
NOM:
Adresse: Pays:
Tél. ou e-mail:
Les dégâts matériels au véhicule sont-ils assurés par le contrat ? non oui
Conducteur (voir permis de conduire) 9.
NOM:
Prénom:
roulait dans le même sens
doublait
virait à droite
virait à gauche
reculait
empiétait sur une voie réservée à la circulation en sens inverse
NOM: N° de contrat: N° de carte verte:
Martine 00023765.22 00 22 33
Date de naissance:
Adresse:
Tél. ou e-mail:
Permis de conduire n°:
Pays:
venait de droite (dans un carrefour)
n’avait pas observé un signal de priorité ou un feu rouge
Indiquer le nombre de cases marquées d’une croix
33
Attestation d’assurance ou carte verte valable du: au:
Agence (ou bureau, ou courtier)
NOM:
Adresse: Pays:
Tél. ou e-mail:
Les dégâts matériels au véhicule sont-ils assurés par le contrat ? non oui
Conducteur (voir permis de conduire) 9.
NOM:
Prénom:
Date de naissance:
Adresse: Pays:
Tél. ou e-mail:
00 26 84 5 mars 1980 14 juillet 1990 idem preneur 00 57 63
Catégorie (A, B, ...):
Permis valable jusqu’au:
Indiquer le point de choc initial au véhicule A par une flèche ➝ 10.
A signer obligatoirement par les DEUX conducteurs Ne constitue pas une reconnaissance de responsabilité mais un relevé des identités et des faits servant à l’accélération du règlement
13. Croquis de l’accident au moment du choc
Préciser:
tracé
(par
Permis de conduire n°:
Catégorie (A, B, ...):
Permis valable jusqu’au:
Dégâts apparents au véhicule A: 11.
le flanc gauche (bosse sur la carrosserie)
B a brulé les feux. Je suis blessée. Le témoin peut confirmer.
Les données recueillies au moyen du présent constat serviront à la gestion du sinistre déclaré. Elles serviront également com pléter l’attestation de sinistralité que l’assureur délivrera au preneur d’assurance à la fin du contrat (article 1er quater de l’AR relatif au contrat-type RC auto) et dont une copie sera remise au nouvel assureur du preneur, à la demande de cet assureu r, en vue de compléter et de vérifier les informations communiquées par le preneur. Les données pourront être enregistrées dans le fichier RSR (risques spéciaux) du GIE Datassur dont la finalité est de permettre une correcte analyse des risques et de lutter contre la fraude à l’assurance. To ute personne justifiant de son identité a le droit d’obtenir auprès de l’assureur concerné ou, selon le cas, de Datassur, commu nication et/ou rectification des données la concernant. Pour exercer ce droit, la personne adresse une demande datée et signée accompagnée d’une copie de sa carte d’identité à l’assureur concerné ou à Datassur, service des fichiers, 29 Square de Meeûs 1000 Bruxelles. 17 aout 20..
Signature des conducteurs
Je n’ai pas vu les feux. toute la face (phare, carrosserie) idem preneur
Indiquer le point de choc initial au véhicule B par une flèche ➝ 10.
Dégâts apparents au véhicule B: 11.
Les données du présent constat gestion du sinistre serviront également
Une alternative à la voiture ?
A Regarde la première partie de la vidéo. Réponds aux questions.
1 Au début, on voit que c’est une vidéo d’une ASBL (Association Sans But Lucratif = een vzw) qui s’appelle GRACQ. Lis bien le sous-titre. Le GRACQ est un Groupe de Recherche et d’Action qui défend les intérets de qui ?
Des Quotidiens.
2 À qui est-ce que Raph parle d’abord ?
3 Quel est le problème ?
4 À qui est-ce qu’il téléphone ensuite, et pourquoi ?
5 Est-ce qu’il reste calme ? Explique.
6 Aller comme ça au travail, pour Raph, c’est le cauchemar. C’est quoi, un cauchemar ? .
B Regarde la deuxième partie de la vidéo. On fait des commentaires en anglais (avec des sous-titres français) et puis, c’est parti ! Donne deux conseils du texte À vélo, à pied ou en voiture vers l’école, en toute sécurité (voir pages 242-243) que Raph a bien suivis.
12
La circulation n’est pas un sport.
A Regarde la vidéo. Réponds aux questions.
1 Tu as compris d’où viennent les commentaires ?
2 C ’est une publicité pour quelle campagne ?
B Fais des recherches sur Internet.
1 Quel est le but de ces campagnes ?
2 En quelle année est-ce qu’on a lancé la première campagne ?
C Qu’est-ce que tu penses de cette campagne ? Pourquoi est-ce qu’il est important de sensibiliser ?
CIRCUIT DES VERBES
LE PASSÉ COMPOSÉ : RÉVISION
Lis le dialogue que tu as écouté.
A Surligne les passés composés.
CHARLES : Madame, madame !
MARTINE : Oui, qu’est-ce qui se passe ?
CHARLES : Nous sommes entrés en collision !
MARTINE : Je ne sais pas vraiment où je suis. J’ai mal à la tête et mal au cou.
CHARLES : Je vous ai heurtée.
MARTINE : Vraiment ?
CHARLES : Oui, malheureusement. Est-ce que vous pouvez conduire ? Est-ce que vous pouvez mettre votre voiture à côté de la rue ? Vous êtes encore sur le carrefour.
MARTINE : Non, ça ne va pas, j’ai la tête qui tourne.
CHARLES : Je comprends, je regrette vraiment.
MARTINE : Qu’est-ce qui s’est passé ?
CHARLES : Je n’avais pas vu que le feu était rouge et j’ai continué.
MARTINE : Et moi, je voulais tourner ici à gauche, je pense…
UN HOMME : Madame, monsieur, j’ai tout vu !
B Un passé composé est formé avec combien de verbes ? Ces parties s’appellent comment ?
C Pourquoi est-ce que Charles, Martine et le témoin emploient un passé composé ? pour parler d’une action unique au passé pour parler d’une action qui est limitée dans le temps pour décrire quelque chose pour parler d’une action qui dure au passé pour parler d’une habitude ou d’une répétition
Le passé composé : formation
Le passé composé = auxiliaire (avoir/être à l’indicatif présent) + participe passé
Conjugué avec l’auxiliaire avoir
– L’auxiliaire est le plus souvent avoir
parler
j’ ai parlé tu as parlé il elle a parlé
nous avons parlé vous avez parlé ils elles ont parlé
– On ne fait pas l’accord du participe passé avec le sujet. Le participe passé est invariable.
La voiture a heurté un cycliste. De auto heeft een fietser aangereden.
Les automobilistes ont rempli le constat amiable.
De automobilisten hebben het aanrijdingsformulier ingevuld.
Conjugué avec l’auxiliaire être
– On emploie l’auxiliaire être...
■pour les verbes pronominaux.
se promener
je me suis promené(e) tu t’ es promené(e) il elle s’ est promené promenée nous noussommes promené(e)s vous vous êtes promené(e)(s) ils elles se sont promenés promenées
Attention
– à la traduction en néerlandais !
Ils se sont promenés dans la rue. Ze hebben in de straat gewandeld.
Les automobilistes se sont vus. De automobilisten hebben elkaar gezien.
– à la place de la négation !
Il ne s’est pas garé devant le magasin.
Hij heeft (zich) niet voor de winkel geparkeerd.
Les cyclistes ne se sont pas vus. De automobilisten hebben elkaar niet gezien.
■pour les verbes de l’hôpital d’être.
Je suis allé.
RESTER
Il est resté à l’hôpital.
NAITRE
Le bébé est né
Elle est devenue maman.
DEVENIR
Je suis tombé.
Elle est venue en auto.
ENTRER
Je suis entré.
suis descendu.
Il est mort
RENTRER MOURIR
Je suis rentré à la maison.
Je suis arrivé
Je suis parti.
Je suis sorti
Elle est retournée à l’hôpital. Elle est revenue.
Elle est passée par l’hôpital.
– On fait l’accord du participe passé avec le sujet. Le participe passé est variable. Elles se sont promenées. Ze hebben gewandeld.
Madame, vous êtes tombée ? Bent u gevallen, mevrouw?
– La formation des verbes irréguliers (à apprendre par cœur !) avoir eu lire lu rire ri
boire bu mettre mis savoir su connaitre connu mourir mort suivre suivi courir couru naitre né taire tu devoir dû plaire plu venir venu dire dit pleuvoir plu vivre vécu écrire écrit prendre pris voir vu être été pouvoir pu vouloir voulu faire fait
Le passé composé : emploi
J’utilise le passé composé pour parler d’une ou plusieurs actions au passé.
– une action unique au passé, limitée dans le temps Hier, j’ai fait du vélo pendant deux heures.
Nous avons commencé à travailler à 9 heures. La semaine passée, Noémie et sa mère sont allées à la plage en train.
– une série d’actions (complètement finies) qui se suivent Ce matin, Mélanie s’est réveillée à 6 heures et demie. Puis, elle s’est levée et elle s’est lavée. Un peu après, elle est descendue et elle a pris son vélo pour aller à l’école.
– une action qui interrompt l’action qui dure, exprimée par l’imparfait
Nous regardions la télé, quand tout à coup, quelqu’un a sonné à la porte.
Les élèves étaient en classe et ils écoutaient le prof. Alors, le directeur est entré.
Complète avec l’auxiliaire correct.
1 Nous arrivés à huit heures.
2 Je né à Uccle, le 1er février de l’an 2007.
3 Martin reçu un cadeau magnifique.
4 Vous vous rencontrés pour la première fois l’année passée ?
5 J’ employé ton vélo pour aller à l’école.
6 Ils tombés, mais ils n’ont pas mal.
7 Tu déjà allée à Paris, Mimi ?
8 Tu compris l’explication du professeur ?
9 Nous mis le cadeau sous l’arbre.
10 Elles dû s’arrêter.
11 Bohuslav descendu et il a vu la catastrophe.
12 Vous suivi le criminel ? C’était risqué !
4
Donne le participe passé du verbe.
InfinitifParticipe passé
InfinitifParticipe passé
téléphoner mourir dormir lire aller vivre réagir boire attendre mettre conduire naitre ouvrir avoir rire être courir comprendre pleuvoir connaitre dire écrire venir savoir voir recevoir
Complète la phrase avec le passé composé du verbe entre parenthèses.
1 Je/J’ (attendre) une heure, puis je/j’ (partir).
2 Pénélope (s’engager) pendant plusieurs années dans le mouvement de jeunesse.
3 Ils (ne pas s’amuser) à la fête hier, c’est dommage.
4 J’ai gagné le match, je (ne pas le perdre).
5 Malheureusement, je (ne pas recevoir) de cadeau pour mon anniversaire.
6 Séverine et Samira (se voir) pour la première fois ici à l’école.
7 Vous (comprendre) la question du prof ?
8 Dans sa vie, elle (être) une fois à Rome.
9 Tu (traduire) ce texte en français ?
Regarde le modèle et complète correctement au passé composé. Modèle : Mes parents allaient chaque semaine au marché. Moi, je suis allé/allée une fois et je n’irai plus jamais.
1 Quand j’étais petite, je regardais des séries pour enfants. Hier, pour le plaisir, je/j’ … une de ces séries, mais je ne la regarderai plus jamais.
2 Ma grande sœur finissait toujours ses devoirs à temps. Moi aussi, hier, je/j’ … mon devoir à temps et je les finirai tous à temps au futur.
3 Moi, je vivais toujours des histoires incroyables. Et toi, pendant tes vacances, tu … une histoire incroyable ?
4 Élodie lisait énormément de livres, avant. Sa fille par contre, elle … un seul livre, l’année passée.
5 L’année passée, mon copain et moi, nous nous voyions tous les jours. Entretemps, nous nous sommes perdus de vue. Finalement, hier, après beaucoup de temps, nous … de nouveau.
Complète les phrases avec les verbes suivants. Conjugue-les au passé composé. Attention : il y a trop de mots. avoir – boire – devoir – mettre – partir – pouvoir – prendre
1 Il y … un problème, mais heureusement, nous avons trouvé une solution.
2 Il n’y a plus de limonade, est-ce que toi, tu … la dernière bouteille ?
3 Quand personne ne regardait, le criminel … le collier.
4 Nadia et Daniela … à trois heures et elles sont arrivées une heure après.
5 Dommage, je ne/n’… pas … répondre à la question, parce que je ne savais pas la réponse correcte.
Qu’est-ce qu’ils ont fait, hier, à Paris ? Regarde les photos et parle de l’activité. Emploie les verbes du cadre.
descendre – devoir – faire – monter – se promener
1 Elisa, son frère et sa mère … dans les catacombes.
2 Marius et Fanny … sur la Tour Eiffel.
3 Ce groupe … un tour sur la Seine.
4 Ils … dans les Tuileries.
5 Mirko … courir pour ne pas rater le train.
→ SPRINT ÉTAPE 1
Tu sais encore ?
S'il y a au moins un sujet masculin, l'accord du participe passé se fait au masculin.
p. ex. Mon frère et ma sœur sont partis en voyage.
Vocabulaire : parler de la circulation et des accidents de la route p. 286
Grammaire : le passé composé : révision diddit.be
ARRIVÉE : Oh non, j’ai eu un accident !
Deux cyclistes entrent en collision. À deux.
OR IENTATION
INTERACTION ORALE ÉCRIRE
– Choisissez un parc près de chez vous où on peut rouler à vélo. Cherchez le plan de ce parc sur Internet et imprimez-le.
PRÉPARATION
– Aïe , vous avez un accident… Dessinez la situation de l’accident sur le plan.
– Cherchez un endroit où vous pouvez, en toute sécurité, jouer la scène de l’accident.
– Qu’est-ce qu’on dit après un accident de ce type ? Imaginez vos réactions. Dites d’où vous veniez et comment l’accident a eu lieu. Notez des mots-clés.
– Qu’est-ce qu’il faut noter sur un constat amiable ? Notez des mots-clés (voir p. 250).
ACTION
– Jouez l’accident.
– Enregistrez la scène et le dialogue qui suit.
– Établissez un constat amiable d’accident (pas le document officiel).
R ÉFLEXION
La tâche a été comment ?
J’utilise le bon vocabulaire pour décrire la scène de l’accident.
Je peux dire d’où je venais et comment l’accident a eu lieu.
Je sais comment établir le constat amiable.
J’utilise le bon vocabulaire pour établir le constat amiable.
Attitudes et stratégies :
– Quand je ne connais pas un mot, je le cherche sur Internet.
– Je pense toujours au but de ma communication. Je rends mon message clair.
élève prof
Quelles fautes est-ce que je dois éviter la prochaine fois ?
Conseils du prof
2 LE BIEN-ÊTRE, PARTOUT ET TOUJOURS
Tu connais encore le vocabulaire de la santé mentale ?
A Complète le texte avec les mots suivants. Fais les accords nécessaires.
● (4) avec du yoga, des (5) de méditation et de (6), des activités (7) ou artistiques.
● Buvez moins de (8) stimulantes (café, thé, (9) gazeuses ou énergisantes, chocolat).
● L imitez ou arrêtez votre consommation d’(10), ne prenez pas de drogues et ne fumez pas.
2 Pensez à votre réseau social.
● Essayez d’avoir des (11) positives avec vos (12) : famille, amis, voisins, collègues de travail, etc.
● Participez régulièrement à des activités de (13) qui vous plaisent et trouvez du temps pour les faire.
● Évitez de rester seul ou de vous isoler si vous vivez une situation difficile. Contactez un (14), une personne de confiance qui vous écoute ou vous (15).
D’après : www.quebec.ca
B Combine les deux colonnes : tu associes le verbe à quel substantif ?
1dormir ala paix
2paniquer ble sommeil
3pleurer (parce qu’une personne est décédée)cle souffle
4se détendre dune crise d’angoisse
5se respecter soi-même eles secours
6 respirer fle deuil
7aider gl’estime de soi
Tu as oublié beaucoup de mots ? Reprends le vocabulaire de la santé mentale sur diddit.be !
Le stress ? Connais pas !
Regarde bien l’infographie. Quelle est la conclusion pour les jeunes de ton âge ? Explique.
Proportions de jeunes stressés (assez/beaucoup) par leur travail scolaire, en fonction du genre et du niveau scolaire (Garçons, n=6675 – Filles, n=7013)
Source : dailyscience.be
Que faire pour avoir moins de stress à l’école ?
A Regarde la vidéo une première fois.
1 On parle de quels cours ?
(= sciences de la vie et de la Terre)
(éducation physique et sportive)
PARLER 2 LIRE
Garçons Filles
ÉCOUTER
2 Normalement, Cyprien trouve ces cours comment ?
B Pour avoir moins de stress, il rêve. Regarde une deuxième fois. Cyprien rêve de quoi exactement ? Choisis un scénario et explique la blague à ton voisin.
Modèle : Dans le cours de/d’ …, on voit (que/qu’) … Le cours serait plus amusant comme ça : …
Et toi, tu aimes l’école ? Regarde la vidéo. Cyprien sera très content si tu laisses un commentaire sur sa vidéo. Qu’est-ce que tu penses de l’école ? Et pour les créatifs : tu rêves aussi de cours qui se passent autrement ?
4 Répondre
Est-ce que les systèmes scolaires belge et français sont encore bons ?
A L is les articles. Quelle est la conclusion, selon ces articles, sur le niveau des écoles françaises ?
Classement Pisa :
le niveau des élèves français dégringole1
Les résultats de cette enquête internationale de référence montrent une forte baisse dans de nombreux pays, dont la France, qui se maintient toutefois dans la moyenne de l’OCDE2 .
De : www.lefigaro.fr
1 dégringoler : tuimelen
2 l'OCDE = l’Organisation de Coopération et de Développement Économiques (= de OESO)
Classement PISA 2023 : le niveau des élèves chute considérablement en maths
La sortie du classement PISA 2023 est un véritable coup dur pour la France. Le niveau des élèves s’est nettement dégradé, notamment en mathématiques et en compréhension de l’écrit.
De : www.linternaute.com
B Qu’est-ce que tu penses ? Est-ce que le niveau dans les écoles flamandes est plus haut ? Recherche sur Internet les chiffres du dernier classement PISA.
Tu sais quoi ?
PISA = Programme for International Student Assessment. Tous les trois ans, on teste des élèves de différents pays sur leur niveau, dans les domaines des mathématiques, des sciences et de la lecture. En 2021, on n’a pas fait l’enquête, à cause de la pandémie de Covid-19.
C Le niveau des écoles est important, mais le bien-être des élèves aussi.
– Tu es parfois stressé à l’école ?
– Est-ce que tu rêves aussi de cours moins ennuyeux, comme Cyprien ?
– Est-ce que le système scolaire belge est bon ? Pourquoi (pas) ?
– Est-ce que tu connais un pays européen/des pays européens où le niveau est plus haut ? Et où est-ce que les élèves vont plutôt avec plaisir à l’école ?
Une école française découvre le système dans un autre pays.
A Regarde la vidéo une première fois.
1 Il s’agit de quel pays ? La . 2 Remplis le résumé avec les mots qui manquent.
Premier témoignage → L’environnement est plurilingue (l’importance des langues étrangères).
Les élèves ont la possibilité de , pour avoir un temps calme.
Deuxième témoignage → Il y a un espace pour . Elle a joué de la musique dans un groupe, avec des collègues finlandais.
LIRE
ÉCOUTER
Troisième témoignage → Il n’y a pas de transition entre la famille et l’école, les élèves sont .
Quatrième témoignage → Les élèves sont à l’aise, il y a un climat de .
Cinquième témoignage → Le mot clé, c’est la : les élèves se rendent compte de l’environnement, ils font des jeux, ils sont dehors, dans la nature.
Sixième témoignage → Il y a régulièrement des pauses. C’est bon pour le des élèves.
B Regarde une deuxième fois et réponds aux questions.
1 Quelles langues (étrangères) sont mentionnées dans le premier témoignage ?
2 L a femme du deuxième témoignage joue de quel instrument ?
3 Quel mot est-ce qu’on emploie au lieu de « l’école » ?
4 Pourquoi est-ce qu’il n’est pas toujours évident d’être dans la nature, selon la prof française ?
5 Les cours durent combien de temps ?
6 Qu’est-ce qu’on fait pendant les pauses ?
7 En France, on met l’accent sur le côté intellectuel. Et en Finlande ?
C Compare le système finlandais avec le système belge. Quel système est-ce que tu préfères ?
ÉCOUTER
PARLER
Lis le texte.
A Compare le texte avec la vidéo.
1 Est-ce que le texte mentionne encore d’autres avantages du système scolaire finlandais ? Lesquels ?
2 Quel désavantage ou risque est-ce qu’on mentionne ?
3 Quelle est la conclusion du texte ?
L’ÉCOLE FINLANDAISE, UN MODÈLE POUR LA BELGIQUE ?
Depuis vingt ans, les écoles finlandaises sont un modèle à suivre. Dans ce pays, les élèves réussissent plus souvent. La question suivante doit être posée : est-ce que la Belgique doit suivre l’exemple ? Nous essayons d’y répondre.
Vers une égalité sociale
En Finlande, comme dans les autres pays du nord, on recherche l’égalité. La solidarité joue un grand rôle pour y arriver. Le pays a donc réformé le système scolaire dans les années 1970. Chaque élève y est important et peut donc recevoir gratuitement l’aide d’un prof spécialisé. La différence de niveau entre les « plus forts » et les « plus faibles » est parmi les plus réduites au monde.
Presque toutes les écoles sont publiques. Et les écoles privées ? Il en reste seulement 2 %. Cela veut dire que 98 % des enfants suivent un enseignement gratuit. Il n’y a pas de manuels ou de matériel à payer. Les repas, classes vertes ou même les trajets vers l’école sont aussi financés.
Le nombre d’heures
Est-ce qu’il faut suivre beaucoup d’heures par semaine pour avoir un bon niveau ? Le nombre total d’heures de cours par an est plus bas qu’en Belgique. Il varie entre 19 et 30 heures selon le niveau et les options choisies par les élèves. Et les Belges ? Ils en ont 32 par semaine. Les élèves belges sont donc plus longtemps à l’école : ils y restent jusqu’à 16 heures, et les cours en Finlande se terminent souvent tôt dans l’après-midi. Conséquence ? Les enfants se retrouvent souvent seuls chez eux très tôt, ils regardent la télévision ou surfent sur Internet.
Un témoignage
Simon Edney, professeur d’anglais et d’histoire dans une école secondaire de Nivelles, est parti observer pendant une semaine la vie dans des écoles finlandaises. Il en est revenu enthousiaste : les profs qui commencent sont aidés par un système de mentorat avec leurs collègues, pour partager les expériences. Les professeurs travaillent de 16 à 24 heures par semaine. Les réunions avec les parents d’élèves, les collaborations avec les collègues et le temps consacré aux projets de développement de l’école sont compris dans cet horaire.
Conclusion
Même si le système scolaire n’est pas parfait, nous pouvons certainement apprendre beaucoup d’un pays comme la Finlande. Certaines choses sont réalisables à court terme ici, d’autres demandent une vraie révolution. Les Finlandais considèrent encore et toujours que leur enseignement peut être amélioré. Et si c’était cela la première leçon à garder ?
Nathalie Masure, Ligue de l’enseignement et de l’éducation permanente
D’après : ligue-enseignement.be
B Les pronoms en et y.
1 Surligne les pronoms en et y dans le texte.
2 Comment est-ce qu’on traduit ces pronoms ?
Les pronoms en et y
Pour éviter des répétitions, je remplace le nom par un pronom.
Emploi
Le pronom en remplace…
– un ar ticle partitif (du/de la/de l’/des) + nom
– de + lieu (d’où ?)
– de + nom de chose (de quoi ?)
De l’eau, nous en buvons chaque jour, mais du vin, nous n’en buvons pas.
– Tu reviendra de Finlande en octobre ?
• Oui, j’en reviendrai.
– Vous parlez de l’école ?
• Non, nous n’en parlons pas.
– une quantité + nom (combien de… ?)
• chiffre + nom – Tu as lu un livre de cet auteur ?
• Oui, j’en ai même lu deux.
• quantité + de + nom – Il y a beaucoup d’élèves dans cette classe ?
• Oui, il y en a beaucoup.
N’oublie pas de répéter la quantité !
Le pronom y remplace…
– à + nom de chose (à quoi ?) – Vous pensez encore aux problèmes ?
• Non, nous n’y pensons plus.
– une préposition (à, dans, sur, sous, à côté de, derrière...) + lieu (où ?)
de + lieu → en
– Le carnet est sur la table ?
• Oui, il y est.
il y a (er is, er zijn) Il y a vingt élèves dans notre classe.
Place
Verbe conjugué
Devant le verbe conjugué
Nous en parlons. Nous y sommes allés.
Attention à la place de la négation !
Nous n’en parlons pas . Nous n’y sommes pas allés.
Nous ne voudrions pas en parler. Nous ne voudrions pas y aller.
C Voici six phrases du texte avec y ou en. Cherche ces phrases dans le texte. Les pronoms remplacent quoi ? Suis le modèle.
Modèle : Nous essayons d’y répondre. (répondre) à la question (préposition à + quelque chose)
1 L a solidarité joue un grand rôle pour y arriver.
2 Chaque élève y est important.
3 Il en reste seulement 2 %.
4 Ils en ont 32.
5 Ils y restent.
6 Il en est revenu enthousiaste.
Complète le texte avec les pronoms en ou y.
En Finlande ? On (1) va à l’école avec plaisir. C’est logique, parce que les profs sont super, mais surtout, les élèves n’ont pas beaucoup d’heures par semaine. Ils (2) ont au maximum 30. En Belgique, les élèves restent plus longtemps à l’école : ils (3) sont normalement 32 heures. Comme en Belgique, les Finlandais apprennent beaucoup de choses différentes. Des cours, ils (4) ont donc moins, mais ils étudient plus souvent ce qui les intéresse. Parfois, quand il fait beau, ils peuvent suivre des cours dans la nature. Ils (5) trouvent facilement des exemples de ce qu’ils ont appris en classe.
Réponds aux questions.
Modèle : Yves boit de l’eau ? Oui, il en boit. Non, il n’en boit pas.
1 – Vous allez parfois à la plage ?
• Oui, nous … assez régulièrement.
2 – Ils ont mangé du pain ?
• Oui, ils … .
3 – Tu veux parler du film que tu as vu hier soir ?
• Oui, je … .
4 – J’ai déjà envoyé des messages ?
• Oui, tu … .
5 – Tu as lu des livres de Michel Bussi ?
• Oui, j’… .
6 – La bouteille est encore sur la table ?
• Non, elle … plus.
7 – Mélanie et Amina ont pensé à tout cela ?
• Non, elles … .
8 – Nous allons en France ?
• Non, vous … .
9 – Tu peux répondre à la question ?
• Non, je … .
10 – Qu’est-ce que tu penses de cela ?
• Je ne connais pas cette matière, donc je … rien.
Commençons par les choses simples…
A L is l’introduction du texte. Quel sera le but de l’article ?
19 habitudes matinales…
Changer un système scolaire, ce n’est pas évident. Il ne suffit pas de copier simplement quelques éléments positifs du système finlandais. Si le bien-être est central en Finlande, il est intéressant de commencer par des choses simples… Voici ce que tu devrais faire chaque matin pour rendre ta journée entière plus productive et plus énergique !
B Regarde la vidéo. Complète les conseils et les réponses aux questions.
Tu as quel numéro de classe ?
Un numéro impair ? Alors, réponds aux questions 1, 3, 5, etc.
Un numéro pair ? Alors, réponds aux questions 2, 4, 6, etc.
1 un verre d’eau
Qu’est-ce qu’on peut ajouter à l’eau qu’on boit le matin ?
Une ou deux .
2 son lit
Faire son lit peut réduire quoi ?
Le .
3 pendant dix minutes pour améliorer la concentration
Qu’est-ce que la méditation stimule ?
Le et la à long terme.
4 ses pensées et un plan pour la journée
Qu’est-ce qui fait plaisir, quand on a fait un plan ?
C’est super quand on a une tâche de sa liste.
5 à bouger
Quand on bouge le matin, on se sent comment ?
Plus .
6 un journal pour surmonter ses émotions négatives
Pourquoi est-ce qu’il est intéressant de noter des choses dont on est reconnaissant dans son journal intime ?
C’est bon pour remonter le , tu te sens tout de suite
PARLER LIRE
ÉCOUTER
7 une douche froide
Prendre une douche froide augmente quoi ?
Le niveau d’ .
8 un petit-déjeuner sain
Qu’est-ce qu’on conseille de manger le matin ?
Les complètes et les avocats, les et les bleuets, les fruits (les amandes et les noisettes).
9 tôt
Se lever tôt n’est pas si difficile, à quelle condition ?
Si on
10 une routine matinale fixe
Si on a une routine matinale fixe, quelle difficulté est-ce qu’on évite ?
De prendre des
11 sa journée parfaite
Si tu visualises ta journée parfaite, elle sera comment ?
Productive, et agréable.
12 Ne pas sur le bouton snooze
Qu’est-ce qui se passe quand on entend le réveil ?
Le réveil brise le .
13 Ne pas le téléphone dès le réveil
Quelle idée est-ce qu’on a si on vérifie le téléphone dès le réveil ?
D’avoir des choses qui se sont passées pendant son sommeil.
14 Ne pas la télévision, mais mettre de la musique
Quel genre de musique est-ce qu’on peut écouter le matin ?
ou .
15 Ne pas plusieurs tenues, mais préparer les vêtements la veille
Si tu penses que tu as mal choisi tes vêtements, quel est le résultat ?
Tu perds ta en toi.
16 Ne pas de sucre le matin (sauf les fruits frais)
Pourquoi est-ce que les sucres de la noix de coco ne sont pas vraiment un grand problème ?
Ce sont des sucres .
17 à quelque chose qu’on veut faire avec impatience
Le matin, tu peux penser à quelque chose que tu veux faire avec impatience. Donne un exemple.
18 : le cerveau pense qu’on est heureux
Le cerveau libère quoi, quand on sourit ?
Des substances .
19 Laisser la lumière naturelle
On a quelle impression quand on laisse entrer la lumière naturelle ?
D’être bien .
D’après : www.youtube.com
C Quels conseils est-ce que tu trouves vraiment intéressants et facilement réalisables ?
Complète le texte avec le mot logique, à l’aide des explications.
1 Voici trois conseils simples pour … le stress. le contraire d’augmenter
2 Le matin, quand tu entends ton …, lève-toi tout de suite et ne reste pas dans ton lit.
3 N’appuie donc pas cinq fois sur le … snooze.
4 Prends un petit-déjeuner, mais fais cela … . de manière calme
5 Mange la nourriture …, par exemple des fruits. bonne pour la santé
6 Aussi bon : manger des noix. On dit que c’est bon pour la …
7 et pour le … .
8 Ne reste pas à la maison : va …, pour faire une promenade ou pour jouer.
9 Si tu suis ces conseils, cela veut peut-être dire que tu dois changer quelques mauvaises … .
la capacité de retenir des choses
le contraire de « à l’intérieur », un synonyme pour « à l’extérieur »
les choses que tu fais toujours, depuis longtemps
PARLER
10 Mais ces changements sont positifs et vont … ta vie ! rendre meilleur
11 Il s’agit ici de ta santé mentale, donc de ton … : ce n’est pas une motivation, ça ?
→ SPRINT ÉTAPE 2
un état où tu te sens bien
Vocabulaire : parler de la santé mentale p. 288 Grammaire : les pronoms en et y p. 291
ARRIVÉE : Change tes habitudes, commence le matin !
Bien commencer la journée, c’est ça que nous voulons tous, non ? Peut-être que tu fais des choses qui ne sont en réalité pas une bonne idée. Pas de panique : les vidéos en ligne peuvent t’aider à changer ta vie. Tu es fier de tes bonnes intentions ? Parles-en avec un camarade de classe.
OR IENTATION
– Regarde la vidéo. On répète (dans un autre ordre) beaucoup de conseils que tu as déjà entendus dans la vidéo à la page 272.
PRÉPARATION
– Tu as bien compris la vidéo ? Quels conseils est-ce que tu trouves intéressants ? Note cinq conseils ici :
– Quelles (mauvaises) habitudes est-ce que toi, tu veux changer ? Note-les avec des mots-clés.
ACTION
– Dis à ton partenaire quelles mauvaises habitudes tu as (au moins deux).
– Écoute aussi ton camarade. Réagis et donne à chaque fois un conseil : qu’est-ce que ton partenaire pourrait/devrait faire ?
– A joute encore quelles bonnes intentions tu as.
– Réagis correctement aux bonnes intentions de ton partenaire.
R ÉFLEXION
La tâche a été comment ?
J’ai bien noté quelles mauvaises habitudes j’avais.
J’utilise le bon vocabulaire pour parler du bien-être et de la santé mentale.
Je peux donner des conseils à moi-même et à mon partenaire.
Attitudes et stratégies :
– Si je ne connais pas un mot, j’utilise un dictionnaire (en ligne).
– Je pense toujours au but de ma communication. Je rends mon message clair.
élève prof
Quelles fautes est-ce que je dois éviter la prochaine fois ?
Conseils du prof
Vocabulaire : récapitulation p. 289
Grammaire : récapitulation p. 293
→ SPRINT DE MASSE
Pour oublier (Kendji Girac)
Tu sais quoi ?
Le vrai nom de Kendji Girac, c’est Kendji Maillé (Girac, c’est le nom de sa mère). C’est un chanteur et guitariste français, né le 3 juillet 1996 à Périgueux (en Dordogne). Il quitte l’école à 16 ans, il travaille chez son père et il développe son talent pour la musique. Il gagne The Voice : la plus belle voix en 2014 et il a tout de suite du succès avec son premier titre, Color Gitano. Il est d’origine gitane catalane. Il chante en différentes langues. Il a une fille qui s’appelle Eva Alba, mais Kendji ne veut pas dire qui est la mère.
De : fr.wikipedia.org
Pour oublier est le titre de la première chanson du troisième album (appelé Amigo) de Kendji. Il a sorti cet album en 2018. Qu’est-ce que tu fais pour oublier les problèmes de tous les jours ?
Modèle : Pour oublier mes problèmes, je/j’ …
Lis les paroles de sa chanson. Selon Kendji Girac, comment est-ce qu’on peut oublier le stress de tous les jours ?
Pour oublier
1 5
Enfant des villes ou enfant des foins*
On se fait tous une ile*
Pour aller bien
À l’horizon, pas de boulot*
C’est pas qu’on est con*, non, c’est qu’on est trop
Alors on traque* un peu de joie*
Pour porter le sac quand ça va pas
Et demain, l’horloge s’arrêtera
Comme dirait Georges*, ça va de soi
10 On ira faire la fête
On ira faire les rois*
Pour se vider la tête*
Tout oublier, tu vois
15 On ira faire la fête
On ira faire les rois
Pour se vider la tête
Pour oublier, pour oublier, pour oublier, pour oublier
le foin : het hooi
une ile : een eiland
le boulot = le travail con = idiot
traquer : najagen la joie : de vreugde
Georges = une allusion à Georges Brassens
faire les rois = se comporter comme des rois, jouer aux rois avec des attitudes (faire comme si on avait beaucoup d’argent par exemple)
se vider la tête : zijn hoofd leegmaken
20
25
Le temps qu’on passe à pleurer s’amoncelle* dans nos valises
C’est du temps qui casse* le dos, qui nous le brise
Oublier l’horloge qui tourne et nous tue
Comme dirait Georges, bien entendu
On ira faire la fête
On ira faire les rois
Pour se vider la tête
Tout oublier, tu vois
On ira faire la fête
On ira faire les rois
Pour se vider la tête
Pour oublier, pour oublier, pour oublier, pour oublier
s’amonceler : zich opstapelen casser = briser
30
35
Y a plus ni futur ni passé, y a plus ni futur ni passé, y a plus ni futur ni passé
Danser, danser
Y a plus ni futur ni passé, y a plus ni futur ni passé, y a plus ni futur ni passé
Danser, danser
La la la la la la la la la la
La la la la la la la la la la
La la la la la la la la la la
La la la la la la la la la la
40 On ira faire la fête
On ira faire les rois
Pour se vider la tête
Tout oublier, tu vois
On ira faire la fête
45
On ira faire les rois
Pour se vider la tête
Oh
50
Pour oublier, pour oublier, oui, pour oublier, pour oublier
Y a plus ni futur ni passé, y a plus ni futur ni passé, y a plus ni futur ni passé
Danser, danser
Y a plus ni futur ni passé, y a plus ni futur ni passé, y a plus ni futur ni passé
Danser, danser
55 La la la la la la la la la la
La la la la la la la la la la
La la la la la la la la la la
La la la la la la la la la la
De: lyrics.lyricfind.com
4
Écoute maintenant la chanson et réponds aux questions.
1 La chanson est adressée à qui ?
2 E xplique la phrase « on se fait tous une ile pour aller bien ».
3 Qu’est-ce qu’on essaye d’oublier, précisément ?
4 Qu’est-ce qui se passe quand on danse ?
5 Qu’est-ce que tu fais encore pour tout oublier ?
6 Est-ce que l’atmosphère du texte est bien traduite en musique, selon toi ?
7 Quels éléments espagnols est-ce qu’on retrouve dans cette chanson ?
Discutez en classe !
– Est-ce que tu as bien aimé la chanson ?
– Est-ce que tu voudrais écouter encore d’autres chansons de Kendji Girac ?
– Est-ce que tu es d’accord avec sa proposition de faire la fête et de danser pour oublier le stress ?
→ RÉCAP’
Structures : exprimer ton opinion sur une chanson voir Tour 1 p. 70
VOCABULAIRE
Vocabulaire actif
SUBSTANTIFS
une assurance Donne tous les papiers aux assurances, ils vont t’aider. een verzekering
un cas Ça, c’est un autre cas, on ne peut pas comparer ces deux choses. een geval
un casque Pour éviter trop de risques, le cycliste porte un casque een helm
une ceinture de sécurité
Dans la voiture, mets toujours ta ceinture de sécurité. een (veiligheids)gordel
une circonstance Quelles étaient les circonstances de l’accident ?een omstandigheid la circulation La circulation, c’est un synonyme pour le trafic.het verkeer
une collision (frontale)
un constat amiable d’accident
des coordonnées (f.)
C’était une collision frontale, avec des conséquences dramatiques. een (frontale) botsing
Après l’accident, les deux chauffeurs remplissent le constat amiable d’accident. een aanrijdingsformulier
Tu me donnes tes coordonnées ? Alors, je pourrai te contacter plus tard. gegevens
des dégâts (m.) Il y a des preuves que les dégâts sont causés par l’accident. schade
des écouteurs (m.) J’écoute toujours la musique avec mes écouteurs.een koptelefoon, oortjes
un gilet fluo
un passage (pour) piétons
un permis de conduire
Porte un gilet fluo, c’est bon pour la visibilité.een fluohesje
Je traverse toujours la rue sur le passage piétons.een zebrapad
Je roule beaucoup, parce que je veux réussir mon examen et obtenir mon permis de conduire. een rijbewijs
une piste cyclable La voiture est stationnée sur une piste cyclable, c’est interdit. een fietspad
une preuve Il n’y a pas de preuves pour ce crime. een bewijs la priorité Dans une rue cyclable, les vélos ont la priorité.de voorrang une rue cyclable Dans notre ville, on trouve la sécurité des cyclistes importante, donc il y a beaucoup de rues cyclables een fietsstraat
une signature J’ai mis ma signature en bas du document.een handtekening un témoin Personne n’a rien vu, il n’y a pas de témoins.een getuige un tiers
Demande de l’aide à une autre personne, à un tiers
Un tiers des personnes (33,33 % donc) ne sont pas venues.
een derde
un trajet
une trottinette (électrique)
Le trajet que je dois faire pour venir à l’école est très dangereux. een traject
Quand on prend la trottinette, il est intéressant de porter un casque. een (elektrische) step
un trou Il y a un trou dans la route, je vais le signaler.een gat
ADJECTIFS
interdit, interditeSe mettre en double file, c’est interdit. verboden obligatoirePorter un casque, ce n’est pas obligatoire, mais c’est une très bonne idée. verplicht
permis, permiseEst-ce que cela est permis, ou est-ce que c’est interdit ? toegelaten
utile Un casque est très utile, les conséquences d’un accident peuvent être moins graves. nuttig
visible Être visible est important quand on roule à vélo : porte un gilet fluo. zichtbaar
VERBES
conduire
dépasser
Nous conduisons lentement, surtout quand nous sommes près d’une école.
Les voitures n’ont pas assez de place pour dépasser les vélos.
éviter Il n’a pas pu éviter l’accident, pourtant il ne conduisait pas vite.
(se) garer
permettre (quelque chose) (à quelqu’un)
prévenir
renverser
sauver
signaler
signer
traverser
tuer
rijden
voorbijsteken
vermijden
Le chauffeur s’est garé sur le passage piétons, c’est interdit. parkeren
Les parents permettent à leur fils de faire ce voyage. C’est incroyable.
Tu dois signaler le problème, comme ça on peut prévenir un autre accident. Le témoin a vu l’accident et il a tout de suite prévenu les secours.
Le chauffeur a renversé un piéton et il ne s’est même pas arrêté pour l’aider.
Le garçon n’a pas été tué dans l’accident, la ceinture de sécurité lui a sauvé la vie.
Signale le problème pour éviter ce danger à l’avenir.
toelaten, (iets aan iemand) toestaan
voorkomen verwittigen
omverrijden, omverlopen, omstoten
redden
signaleren, aangeven
Les deux chauffeurs ont signé le constat amiable d’accident. ondertekenen
Avant de traverser, le piéton regarde à gauche, à droite, et de nouveau à gauche.
oversteken, naar de andere kant gaan
La collision était grave. Le choc a tué la victime.doden
EXPRESSIONS
avoir lieu
L’accident a eu lieu sur mon trajet de la maison à l’école. plaatsvinden
entrer en collisionLes deux voitures sont entrées en collision.botsen (met elkaar)
garder (de la) distance
Garde un peu de distance : un mètre, c’est le minimum. afstand houden
porter plainteDans cette situation, tu dois porter plainte : appelle la police ! klacht indienen
tenir compte de Tu n’as pas tenu compte de moi. Je suis triste maintenant. rekening houden met (iets of iemand)
AUTRES
au milieu deDans une rue cyclable, les cyclistes peuvent rouler au milieu de la rue. in het midden van en cas de En cas de feu, il faut appeler les secours. in geval van
Vocabulaire passif
SUBSTANTIFS
une agglomération Quelle est la vitesse maximale en agglomération ? Et hors agglomération ? een bebouwde kom
un angle mort Le camionneur ne pouvait pas voir le cycliste, il était dans son angle mort. een dode hoek
un conducteur Les deux conducteurs mettent leur signature en bas du document. een bestuurder
un croquis Il ne dessine pas bien, mais il a essayé de faire un croquis des circonstances de l’accident.
een schets
un délit de fuite Il a causé un accident, et après, il a commis un délit de fuite. een vluchtmisdrijf les dommages (m.) Les dommages ne sont pas graves, heureusement. de schade
la durabilité Quand on pense à l’environnement, la durabilité est importante. de duurzaamheid
un employeur L’assurance de l’employeur doit payer la facture.een werkgever
un entretien Il y a des trous dans les routes, à cause d’un mauvais entretien een onderhoud
un manque (de) Il y a toujours un manque de concentration dans cette classe. een gebrek (aan)
la mutuelle J’ai des blessures, j’espère que ma mutuelle payera l’hôpital. de mutualiteit, (ziekte)verzekering
un numéro d’immatriculation Je suis tellement nerveux que j’ai oublié le numéro d’immatriculation de ma voiture.
une partie (impliquée)
een registratienummer (nummerplaat van een auto)
Demande les coordonnées de toutes les parties impliquées een (betrokken) partij
un sas pour vélos Les cyclistes s’arrêtent dans le sas pour vélos, puis ils peuvent partir avant les voitures.
een fietsopstelvak
un véhicule La victime conduisait un vieux véhicule. een voertuig la visibilité Ne porte pas de vêtements sombres, ce n’est pas bon pour la visibilité. de zichtbaarheid
ADJECTIFS
essentiel, essentielle
Il faut connaitre le code de la route, c’est essentiel.
essentieel, heel belangrijk recommandé, recommandée Il est recommandé de porter un casque, mais ce n’est pas obligatoire. aanbevolen
VERBES
conserverIl est utile de conserver les documents. bewaren établir Les deux chauffeurs établissent le constat amiable d’accident. Les assurances doivent établir les responsabilités. opmaken, opstellen vaststellen mentionnerVous avez mentionné cela dans le document ?vermelden
EXPRESSIONS
être en applicationCes règles sont en application depuis longtemps.in voege zijn
être prioritaireLes cyclistes sont prioritaires dans une rue cyclable. voorrang hebben
être reconnu, reconnue responsable de
être séparé, séparée de la circulation
Cette personne est reconnue responsable de l’accident.
La piste cyclable est séparée de la circulation, c’est bon pour la sécurité des cyclistes.
se rendre compte de En Finlande, les enfants se rendent compte de l’importance de l’environnement.
sembler sans conséquence
AUTRES
L’accident semble sans conséquence, mais on peut constater des problèmes plus tard.
n’importe oùNe te gare pas n’importe où, cherche une autre place pour te garer.
erkend worden als, verantwoordelijk zijn voor
afgesneden zijn van het verkeer
zich bewust zijn van, beseffen
zonder gevolgen lijken
gelijk waar, om het even waar soigneusementNous remplissons le document soigneusement.zorgvuldig
Vocabulaire actif
SUBSTANTIFS
l’allemand (m.) L’allemand, c’est la langue qu’on parle en Allemagne. het Duits
le bien-être Le niveau d’une école est important, mais le bien-être des élèves aussi. het welzijn
un bouton Tu as déjà appuyé sur le bouton ? een knop le cerveau Utilise ton cerveau et tu trouveras la réponse.de hersenen
une condition Je le ferai à une condition : tu dois me le demander d’abord. een voorwaarde
une habitude Dormir jusqu’à midi le dimanche, c’est une mauvaise habitude. een gewoonte
une impression La première impression qu’on fait est très importante. een indruk la mémoire J’oublie tout, j’ai la mémoire courte. het geheugen
un nombre Le nombre d’heures que les Finlandais passent à l’école est plus bas qu’en Belgique. een aantal
un réveil Quand j’entends mon réveil, je me lève tout de suite. een wekker
une tâche
Tu peux déjà rayer une tâche de ta liste ? een taak un témoignage Dans son témoignage, Timon dit comment il se sent à l’école. een getuigenis
ADJECTIFS
agréable
Moi, je trouve ces cours agréables, et toi, tu penses que ce prof est ennuyeux ? C’est bizarre. aangenaam sain, saineJe mange seulement de la nourriture saine.gezond
VERBES
améliorer
Maintenant, ça va mieux. Merci d’améliorer la situation. verbeteren, beter maken
augmenterTu vas augmenter ton niveau d’énergie si tu fais du sport. verhogen, opkrikken, vermeerderen
rater Il est parti trop tard et il a raté son train. missen, mislopen réduire Nous réduisons notre stress avec quelques exercices de relaxation. verminderen
rendre (+ adjectif)Ma copine m’a rendu heureux avec son message optimiste. (adjectief +) maken
EXPRESSIONS
il s’agit deDans ce film, il s’agit d’une école finlandaise.het gaat over
AUTRES à l’aise Je n’ai pas de stress, je suis à l’aise op zijn gemak, comfortabel
dehors Laisse ton GSM ici et va jouer dehors, tu seras moins stressé. buiten
Vocabulaire passif
SUBSTANTIFS
une amande Tu aimes aussi le lait aux amandes ? Moi, j’adore !een amandel un bleuet Les bleuets sont des fruits bleus, très bons pour la santé. een bosbes
l’égalité (f.) Toutes les personnes ont les mêmes droits, l’égalité est importante. de gelijkheid un horaire Le professeur a un très bon horaire. een uurrooster, tijdsbestek
une noisette La pâte à tartiner est faite avec des noisettes.een hazelnoot le réveil Dès le réveil, Mamadou est actif. het wakker worden le suédois Les habitants de la Suède parlent le suédois.het Zweeds
une tranche Tu coupes une tranche de ce citron ? een sneetje la veille Si tu as peu de temps le matin, prépare-toi la veille. de vorige dag, dag ervoor
ADJECTIFS
consacré, consacrée (à)
Le temps consacré au travail est réduit. gewijd (aan), besteed (aan)
plurilingueCes enfants sont plurilingues : ils parlent trois langues parfaitement. meertalig
deviner Il n’était pas sûr, mais il a deviné la bonne réponse.
raden
libérer Il était en prison, maintenant on l’a libéré.bevrijden
rayer J’ai une liste des choses à faire. De temps en temps, je peux rayer une tâche. Ça fait plaisir.
doorstrepen, afvinken surmonterJ’espère que tu peux vite surmonter ta peur.te boven komen, overwinnen
EXPRESSIONS
être compris, comprise (dans)
AUTRES
Est-ce que tout cela est compris dans le prix ?inbegrepen zijn (in)
avec impatienceJ’attends ce moment avec impatience. ongeduldig dès Je le savais dès le début. vanaf
breken (vaak figuurlijk)
1 VOCABULAIRE
Parler de la circulation et des accidents de la route
Complète le texte avec les mots suivants. Fais les accords nécessaires. Attention : il y a trop de mots.
cas – casque – gilet – cyclable – interdit – obligatoire – visible – conduire –dépasser – éviter – garder – prévenir – sauver – au milieu de – en cas de
Rouler à vélo en sécurité ? C’est possible !
Tu prends souvent le vélo ? Top ! Mais suis nos conseils :
– Sois toujours (1) : porte un (2) fluo.
– Tout le monde peut tomber, donc porte un (3). Ce n’est pas (4), mais le porter peut te (5) la vie. De toute façon, on (6) ainsi de graves blessures à la tête quand on tombe.
– Dans beaucoup de villes déjà, il y a des zones où les automobilistes doivent (7) lentement (30 km/h) et les cyclistes ont la priorité, ils peuvent même rouler (8) de la rue. Prends ces rues (9) !
– (10) de la distance (1 mètre minimum) quand tu (11) des voitures qui attendent au feu.
– Tends le bras quand tu veux tourner.
– N’oublie pas que les piétons ont la priorité sur les passages cloutés (= zebrapaden).
Avec ces conseils, espérons que tu n’auras pas d’accident, bonne chance !
Combine les deux colonnes.
1une personne qui a vu un accident et qui peut dire quelle partie est responsable
2toutes les voitures, vélos, bus, etc. qui passent, un synonyme pour « le trafic »
3toutes les informations sur une personne : son nom, son adresse, son numéro de téléphone
4un document important qui prouve que tu peux conduire une voiture
5quelque chose qu’on met en bas d’un document, ce qui rend le document officiel
6une troisième partie, donc 33,33 %
7quelque chose qu’on porte dans la voiture : si on a un accident, on bougera moins, on restera dans la voiture
8quelque chose qu’on porte sur la tête et qui est intéressant quand ta musique ne plait pas aux autres 12345678
a les coordonnées b un témoin c la circulation d un permis de conduire e une signature f une ceinture de sécurité g des écouteurs h un tiers
Résultat: /8 < 6/8 ≥ 6/8 Exercice 3
Complète les phrases avec le bon mot. On te donne déjà la première lettre. Fais les accords nécessaires.
1 Il y a des parents qui disent « non » à leur enfant dans cette situation, d’autres p… tout, donc les enfants peuvent tout faire.
2 Le chauffeur devant moi roule très lentement, je vais le d… .
3 Le piéton regarde à gauche, puis à droite, et encore une fois à gauche. Alors, il t… la rue.
4 Nous avons une nouvelle voiture, donc nous sommes un peu nerveux et nous c… lentement.
5 Les voitures sont entrées en collision et les d… sont énormes : on ne pourra jamais les réparer.
6 La t… électrique, je la trouve quand même dangereuse. Avec ces petites roues, si on roule dans un trou, on tombera certainement.
7 Je pense que ce criminel a tué sa victime, mais il n’y a pas de p…, nous ne pouvons pas être sûrs.
8 On ne peut pas faire cela, c’est strictement i… .
Parler de la santé mentale
Réponds aux questions. Il y a une photo pour t’aider.
1 Ils parlent quelle langue ? L’ .
2 Sur quoi est-ce qu’il faut appuyer ? Le .
3 Qu’est-ce que tu entends toujours trop tôt le matin ?
4 Quel type de nourriture est bon pour la santé ?
5 Pourquoi est-ce que tu oublies toujours tout ?
6 Qu’est-ce qui se passe quand on étudie plus ?
7 Qu’est-ce qui se passe quand on part trop tard à la gare ?
8 La famille ne joue pas dans la maison, mais à l’extérieur, dans le jardin. Ils sont où, donc ?
La nourriture .
Parce que j’ai la courte.
Les points vont .
On va son train.
Ils sont .
Résultat: /8 < 6/8 Exercice 2 ≥ 6/8 Exercice 3
Combine les deux colonnes.
1 une habitude
2 les souvenirs
3 vu un accident
4 une condition
5 une impression
6 réduire
7 dehors
8 à l ’aise
a Si toi…, moi je … .
b confortable
c le contraire d’augmenter d quand on fait toujours la même chose e à l ’extérieur (p. ex. dans la nature) f une première idée
g la mémoire
h un témoignage
Résultat: /8 < 6/8 ≥ 6/8 Exercice 3
Complète les mini-dialogues avec le bon mot.
1 – Tu ne veux quand même pas augmenter ton stress ?
• Non, au contraire, je veux … mon stress.
2 – Tu sais combien d’heures par semaine tu as des cours ?
• Je ne connais pas le … exact, je pense 32 ou 34.
3 – Tu connais la réponse ?
• Je dois réfléchir et utiliser mon …, mais je la donnerai.
4 – Tu veux rendre le résultat meilleur ?
• Oui, je veux … le résultat.
5 – Tu manges beaucoup de fruits et de légumes ?
• Oui, je mange seulement de la nourriture … .
6 – Qu’est-ce qui se passe quand on part trop tard à la gare ?
• Alors, on peut … son train.
7 – Tu fais toujours la même chose ?
• Oui, j’ai mes petites … , et je ne veux pas les changer.
8 – Tu aimes jouer à l’intérieur de la maison ?
• Non, je préfère être à l’extérieur, …, dans le jardin.
Plus d’exercices sur le vocabulaire de chaque étape ? Visite diddit.be !
ÉTA PES
1, 2
Sprint de masse
À l’école, on apprend beaucoup, heureusement. Mais les élèves doivent prouver qu’ils ont bien compris : ils doivent répondre à des questions pendant des tests. Ces tests donnent déjà du stress, mais puis il y a les points… Peut-être que tu es parfois démotivé… Est-ce qu’il y a un système plus motivant et moins stressant ?
A Les notes ou les points que les profs te donnent, est-ce qu’ils te rendent heureux ? Ou est-ce qu’ils te donnent du stress ? Discutez à deux.
B Regarde la vidéo.
En Finlande, on ne donne pas de points. Quelles sont les alternatives ? Discutez-en.
C Complète l’e-mail (écris au moins cinq lignes).
Chère Mila, J’ai récemment découvert le système scolaire finlandais. Je voudrais aller à l’école là-bas, plutôt qu’en Belgique.
Alors, maintenant tu comprends pourquoi je préfère le système finlandais. Qu’est-ce que tu en penses ?
Bisous (ton nom)
CIRCUIT DES VERBES
2 GRAMMAIRE
Le passé composé : révision diddit.be
VIDÉO DE GRAMMAIRE
2
Les pronoms en et y
Complète les phrases avec le pronom y ou en.
Cinq professeurs français sont partis en Finlande. Ils (1) sont allés en avion. Ils voulaient (2) découvrir le système scolaire.
Ils ont parlé avec leurs collègues finlandais du système éducatif français. Ils (3) ont parlé pendant des heures.
Ils ont demandé combien d’heures par semaine on a des cours. En Finlande, ils (4) ont moins qu’en France.
Les Français voulaient savoir si les enfants finlandais sont heureux dans les écoles. Ils ont constaté que les enfants (5) sont plus heureux que dans les écoles françaises. Après une semaine, les profs sont revenus de Finlande. Ils (6) sont revenus avec des informations intéressantes.
Résultat: /6 < 4/6
Exercice 2 ≥ 4/6
Complète les phrases avec le pronom y ou en.
1 Tu penses à tes problèmes ?Non, je n’… pense pas.
Exercice 3
2 Vous prenez de la soupe ?Oui, nous … prenons, parce que nous aimons la soupe.
3 Elvira est allée chez le médecin ? Non, elle n’… est pas allée, elle ne voulait pas.
4 L’école est située dans le village ?Oui, elle … est située, à côté de l’église.
5 Mamie a pris un apéritif ?Non, elle n’… a pas pris, elle n’aime pas.
6 Vous avez vu des films de Luc Besson ?
Oui, nous … avons vu plusieurs, nous sommes fans.
7 Vous pouvez acheter des sandwichs ? Oui, évidemment, nous pouvons … acheter.
8 Tu as combien de CD ? J’… ai au moins 100.
9 Tu as jeté le livre dans la poubelle ? Oui, je l’… ai jeté, j’étais trop fâché.
10 Nous pourrions aller à la mer avec nos amis ?
Bien sûr, allez-… !
Résultat: /10 < 8/10 ≥ 8/10 Exercice 3
Réponds aux questions avec une phrase complète.
1 Tu parles de l’école ?
Oui, . Non, .
2 Vous allez à la plage ?
Oui, nous .
Non, nous .
3 Mira a mangé du pain ?
Oui, elle .
Non, elle .
4 Vous avez pensé à votre devoir ?
Oui, nous .
Non, nous .
5 Béril et son ami veulent manger au restaurant ?
Oui, ils .
Non, ils .
6 Vous avez lu des livres de Marc Levy ?
Oui, nous plusieurs.
Non, nous .
7 Tu veux acheter de la limonade ?
Oui, je .
Non, je .
8 Tu es monté sur la montagne ?
Oui, . Non, .
9 Les bouteilles sont sur la table ?
Oui, elles .
Non, elles .
10 Je peux aller à la fête ?
(réponds avec un impératif)
Oui, !
Non, !
Plus d’exercices sur la grammaire de chaque étape ? Visite diddit.be !
Sprint de masse
Parle du passé.
A Réponds aux questions avec un passé composé et évite les répétitions (donc emploie chaque fois le pronom en ou y).
1 – Vous lisez parfois des livres ?
• Oui, nous … un par semaine pendant les vacances d’été.
2 – Vous voulez bien mettre vos livres sur la table ?
• Oui, nous … nos livres il y a cinq minutes.
3 – Tu reçois parfois des cadeaux ?
• Oui, j’… un pour mon anniversaire, j’étais très content.
4 – Tu vois parfois des accidents ?
• Oui, j’… un le mois passé, j’étais choqué.
5 – Vous mangez combien de tartines ?
• Ce matin, nous … cinq.
6 – Les profs donnent beaucoup de tests ?
• Oui, la semaine passée, ils … un chaque jour.
7 – Naila va toujours à l’école à vélo ?
• Non, il pleuvait, donc ce matin elle … à vélo, elle a pris le bus.
8 – Vous pouvez voir des papillons dans votre jardin ?
• Normalement oui, mais hier, nous avons regardé et … .
B Qu’est-ce que tu as fait pendant les vacances de Pâques ?
Suis le modèle.
Modèle : J’aime bien lire des livres, donc j’en ai lu deux pendant les vacances. Je n’aime pas lire des livres, donc je n’en ai pas lu pendant les vacances.
