2 minute read

Hoofdstuksynthese

Next Article
CHECKLIST

CHECKLIST

Î Een zintuig onder de loep: het oog

3.1 Welke structuren liggen rond het oog?

8 4

10 6 11 1 6 7

1 2 3

4 5 5 12 5 5 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11

9 12 ©VAN IN

3.2 Welke structuren liggen in het oog?

regelt druk in het oog zorgt voor af- en aanvoer van stoffen

3.3 Hoe regelt het oog de hoeveelheid doorgelaten licht? • De lichtstralen vallen het oog binnen doorheen het (1) en lopen dan doorheen de (2). • In de pupil wordt de hoeveelheid invallend licht geregeld door de (3): —die spieren maken de diameter van de pupil waardoor meer licht het oog binnenvalt bij te weinig licht in de omgeving; —die spieren maken de pupil waardoor het oog wordt beschermd tegen te veel invallend licht. 3.4 Op welke manier wordt het beeld van een voorwerp in het oog gevormd? • Vooraleer de lichtstralen op het netvlies terechtkomen, passeren ze meerdere structuren. Bij elke verandering bevat waterige vloeistof die hoornvlies beschermt laat het licht binnen zorgt voor beeldvorming geeft kleur aan de ogen bevat geen fotoreceptoren zorgt voor aan- en afvoer van allerlei stoffen bevat fotoreceptoren vervoert signalen naar de hersenen bevat vooral kegeltjes, hiermee zie je het best ©VAN IN van stof, en dus elke verandering van oogstructuren, buigen de lichtstralen in het oog af.

• Dankzij de lichtbreking heeft elk voorwerpspunt precies op het netvlies.

Samen vormen ze het beeld .

• Er ontstaat een beeld op het netvlies (4).

3.5 Hoe zorgt het oog voor een scherp beeld?

• De kromming van de (5) wordt met behulp van accommodatiespieren (6)

aangepast:

—als de accommodatiespieren ontspannen zijn, is de lens .

• Het voorwerp staat dan van je oog. —als de accommodatiespieren opgespannen zijn, is de lens Het voorwerp staat dan bij je oog. Er ontstaat een scherp beeld op het (4). . 3.6 Waar liggen de fotoreceptoren en hoe zijn ze opgebouwd? • Het netvlies bevat twee soorten fotoreceptoren: de (7) en de (8). —De vereisen weinig licht, ze worden geprikkeld bij lage lichtintensiteiten en kunnen geen kleur waarnemen. —De dienen voor kleurenzicht. Verschillende kleuren kunnen we zien doordat een of meerdere soorten kegeltjes geprikkeld worden. • De fotoreceptoren geven signalen door aan (9). • De uitlopers van zenuwcellen komen samen in de (10) en vormen daar de oogzenuw (11). • Het grootste aantal kegeltjes zit in de (12). Daar zie je het best. • Kleurenblindheid wordt veroorzaakt door het niet goed werken van één of meerdere typen 4 1 11 9

8 7 5 2 3 6 12 . 10 ©VAN IN

This article is from: