6 minute read
AAN DE SLAG OEFEN OP DIDDIT ©VAN IN
1 Zijn de spierwerkingen in de volgende voorbeelden bewuste of onbewuste reacties op een prikkel? Schrap wat niet past.
a Wanneer er bij een inspanning te veel CO2 in het bloed aanwezig is, zullen de ademhalingsspieren versneld beginnen te werken.
bewuste / onbewuste reactie
b Het ritme van de hartslag past zich voortdurend aan de activiteit van het lichaam aan.
bewuste / onbewuste reactie
c Lengte- en kringspieren in de zaad- en eileiderwand zorgen voor transport van cellen.
bewuste / onbewuste reactie
d Het snel leren reageren op het startschot is voor een sprinter een belangrijk onderdeel van het trainingsprogramma.
bewuste / onbewuste reactie
2 Skeletspieren hebben in doorsnede dezelfde opbouw. Met welk nummer zijn de delen op de figuur aangeduid?
Naam Nummer 2
4
bundelschede spiervezel pees 3 spierschede
1 3 Duid de volgende delen aan op de figuur: spierschede, bundelschede, spiervezels. ©VAN IN
4 Rangschik van klein naar groot: spier, spiervezel, celkern, spierbundel.
5 Schrijf naast elk nummer in de tabel de naam van het aangeduide deel.
6 1 4 5 3
1 2 3 4 5 6 6 Vul het passende begrip bij de omschrijving in. verzameling van een groot aantal spiervezels draadvormige structuren waaruit spierfibrillen zijn opgebouwd middengedeelte van een spier dat dikker is dan de uiteinden spiercellen met meerdere celkernen eiwit waaruit de dikste filamenten zijn opgebouwd
2 ©VAN IN
fijne, draadvormige structuren waaruit een spiervezel is opgebouwd
7 Een jongen springt van een hoge muur. Tijdens de landing komt hij gehurkt neer. Door bepaalde beenspieren voldoende op te spannen, worden de hoge krachten opgevangen. De jongen herhaalt de sprong. Hij komt nu met zijn hielen hard tegen het zitbeen (of het zitvlak) terecht. Welke spieren werden onvoldoende opgespannen tijdens deze sprong?
HAM en RF HAM en TA GMAX en VAS RF en GMAX
8 Het buigen van de arm wordt veroorzaakt door:
het korter worden van spiervezels in de spier aan de voorzijde van je bovenarm. het korter worden van spiervezels in de spier aan de achterzijde van je bovenarm. het langer worden van spiervezels in de spier aan de voorzijde van je bovenarm. het langer worden van spiervezels in de spier aan de achterzijde van je bovenarm.
9 Welke bewering is correct? Als een spier een impuls ontvangt dan…
zal ze samentrekken. zal ze langer worden. kan ze langer worden of samentrekken.
10 Op de tekening zie je de biceps en de triceps van een arm in zijaanzicht. De cirkel boven de arm stelt het hoofd in zijaanzicht voor.
a Teken de neus van de persoon op de juiste plaats in elke cirkel; houd rekening met de ligging van biceps en triceps.
b Bij het buigen en strekken van de arm verandert de omvang van biceps en triceps. Teken met potlood op de juiste stippellijn de omtrek van beide spieren bij het buigen en strekken.
c Als je de spiermassa van biceps en triceps vergelijkt, stel je een duidelijk verschil vast. Waaraan is dat verschil te wijten? situatie 1: arm buigen
triceps triceps
situatie 2: arm strekken biceps biceps ©VAN IN
11 Een voorbeeld van antagonisten is de spier die het hoofd doet knikken en de spier die het hoofd doet nee schudden. Is die stelling correct? Motiveer je antwoord.
12 Bestudeer aandachtig de figuur en beantwoord de vragen.
Z-plaat actine myosine actine myosine Z-plaat a Schrap wat niet past. De biceps is samengetrokken / ontspannen. De triceps is samengetrokken / ontspannen. b Wat is het belangrijkste verschil in de onderlinge positie van actine en myosine in een ontspannen spierfibril? Vul in. Bij een spierfibril in rust zijn de actine- en myosinefilamenten . De spierfibril is dan dun en . ©VAN IN c Wat gebeurt er met de actine- en myosinefilamenten als de spier samentrekt?
13 Skeletspieren kunnen heel snel en krachtig samentrekken. Dat vraagt echter veel energie. Waar komt de nodige energie voor de werking van de skeletspieren vandaan?
14 Vul onder elke kolomtitel in welke spieren dat kenmerk vertonen.
Eén kern Dwarse streping Kunnen samentrekken Trekken samen onder invloed van autonoom zenuwstelsel
Trekken samen onder invloed van somatisch zenuwstelsel 15 In de eerste kolom van de tabel vind je kenmerken van spierweefsel. Noteer in de tweede kolom of dit een kenmerk is van dwarsgestreept spierweefsel (D), hartspierweefsel (H) of glad spierweefsel (G). Kenmerken Soort spierweefsel niet onder invloed van de wil komt voor bij alle skeletspieren spoelvormige cellen langzaam samentrekken en vrijwel onvermoeibaar vertakte spiervezels geordende ligging van dunne en dikke eiwitdraden krachtig samentrekken en vrijwel onvermoeibaar ©VAN IN
16 Zweet wordt gemaakt door zweetklieren. Via welke structuur komt het zweet aan het lichaamsoppervlak terecht?
17 Noteer onder elke klier of het gaat om een endocriene of exocriene klier. Verklaar je antwoord.
Verklaring:
18 Waarom zijn slijmbekercellen in de slijmvliezen die de binnenzijde van de luchtpijp bekleden exocriene klieren?
19 Talgklieren produceren talg. Talg is een vetachtige substantie die de huid en de haren glanzend en soepel houdt. Zijn talgklieren endocriene of exocriene klieren? Verklaar.
20 Eierstokken produceren oestrogeen. Dat stimuleert de ontwikkeling van de vrouwelijke geslachtsorganen, de secundaire geslachtskenmerken en beïnvloedt het gedrag. Verder bevordert oestrogeen de aangroei van het baarmoederslijmvlies tijdens de menstruatiecyclus. Waarom noemen we eierstokken endocriene klieren?
©VAN IN
21 Zijn de volgende stoffen klierproducten van exocriene of endocriene klieren? Zet een kruisje in de juiste kolom.
Stof Exocriene klier Endocriene klier
insuline thyroxine talg glucagon alvleessap adrenaline 22 Zweetklieren doen aan uitscheiding of excretie, want ze scheiden afvalstoffen en overtollige stoffen uit. Zweetklieren doen echter ook aan secretie. Leg dat uit. 23 Kruis het juiste antwoord aan. De alvleesklier doet aan secretie. De alvleesklier produceert verteringsenzymen. In de alvleesklier komen groepjes cellen voor die hormonen produceren. Verteringsenzymen en hormonen uit de alvleesklier worden via een ader afgevoerd. 24 Bestudeer de schematische tekening van klierweefsel in de alvleesklier. Beantwoord de vragen. ©VAN IN
a De alvleesklier is een gemengde klier, omdat er zowel α-cellen als β-cellen in voorkomen, die elk een specifiek hormoon afscheiden. Is die bewering juist? Verbeter indien nodig.
b Duid aan op de figuur: endocriene klier, exocriene klier.
25 Noteer bij elk voorbeeld de rol van de klier in het regelsysteem. Kies uit de volgende termen: effector, receptor, conductor en sensor.
a De zweetklier produceert water om het lichaam af te koelen.
b De eierstokken produceren progesteron om het baarmoederslijmvlies aan te zetten zich voor te bereiden op een eventuele innesteling van het embryo.
c De melkklier produceert moedermelk nadat de baby aan de tepel zoog.
d De β-cel meet de glucoseconcentratie in het bloed.
e De teelbal produceert testosteron om de ontwikkeling van de mannelijke geslachtsorganen te stimuleren.
Verder oefenen? Ga naar . ©VAN IN
Notities
©VAN IN
THEMA 05 HOE COÖRDINEREN PLANTEN REACTIES OP PRIKKELS? CHECK IN 325 VERKEN 326 ` HOOFDSTUK 1: Hoe verloopt het transport van stoffen bij de plant? 329 1.1 Welke weefsels van de plant zorgen voor transport van stoffen? 329 A De wortel 332 B De stengel 333 C Het blad 334 1.2 Langs welke weg worden stoffen via het transportweefsel doorheen de plant vervoerd? 336 A Transport van water 336 B Transport van assimilaten 340 1.3 Welke mechanismen liggen aan de basis van het transport in de plant? 344 A Capillaire krachten 344 B Worteldruk 344 C Transpiratiezuiging 345 1.4 Hoe wordt de waterhuishouding geregeld? 347 A Werking van de huidmondjes 347 B Regeling van de verdamping 349 ` HOOFDSTUK 2: Hoe coördineren plantenhormonen de reacties op prikkels? 354 2.1 Wat zijn plantenhormonen? 354 2.2 Welke rol spelen plantenhormonen? 356 A Abscisinezuur 356 B Auxine 357 C Ethyleen 361©VAN IN 2.3 Welke hormonen spelen een rol in de homeostase van het watergehalte? 364
2.4 Hoe wordt de werking van planten geregeld?
A Plantenhormonen
366 366
B Welke andere mechanismen regelen de werking van planten? 368