NW voor jou GO! 1 - Voorbeeldhoofdstuk

Page 1

THEMA 2 BOUWSTENEN VAN ORGANISMEN EN MATERIE

1

2

BOUWSTENEN VAN ORGANISMEN

BOUWSTENEN VAN MATERIE

In dit hoofdstuk leer je welke kenmerken organismen gemeen hebben. Je ontdekt hoe organismen uit

Je leert massa en volume kennen. Je maakt kennis met

stelsels, organen, weefsels en cellen zijn opgebouwd.

enkele eenvoudige scheidingstechnieken.

Met de microscoop bestudeer je cellen, de kleinste

Je leert het verschil tussen een mengsel en een zuivere stof.

bouwstenen van organismen.

Je ontdekt wat de kleinste bouwstenen van een stof zijn.

Je leert ook hoe de bouw van dieren aan hun omgeving

Je gebruikt het deeltjesmodel om faseovergangen te

en levenswijze is aangepast.

verklaren.

135

106

100292_02_NW_GO_thema2.indd 106

7/15/10 2:37:03 PM

100292_02_NW_GO_thema2.indd 135

7/15/10 11:29:27 AM

108

180258_14N 581249_02_NW_GO1_thema2.indd 108

29/03/18 12:12


1

BOUWSTENEN VAN ORGANISMEN

In dit hoofdstuk leer je welke kenmerken organismen gemeen hebben. Je ontdekt hoe organismen uit stelsels, organen, weefsels en cellen zijn opgebouwd. Met de microscoop bestudeer je cellen, de kleinste bouwstenen van organismen. Je leert ook hoe de bouw van dieren aan hun omgeving en levenswijze is aangepast.

109

180258_14N 581249_02_NW_GO1_thema2.indd 109

29/03/18 12:12


13

ORGANISMEN, STELSELS EN ORGANEN

LES 13

Organismen, stelsels en organen

Wat zijn organismen? In het eerste thema heb je over de bloemplant en de mens geleerd. Bloemplanten en mensen zijn levende wezens. Dieren zijn ook levende wezens.

Mensen, dieren en planten zijn levende wezens of organismen. Een steen, een fiets, water ... behoren niet tot de levende wezens of organismen. Het is levenloze materie.

Rangschik deze begrippen in de juiste kolom: vlieg, boterbloem, kikker, zand, lege fles, gras, hiv-virus, plastic zakje, tuinman, vijverwater, drijvende vis, reiger, steen. Levende wezens

Levenloze materie

Organismen zijn levende wezens, zoals

, en

.

110

180258_14N 581249_02_NW_GO1_thema2.indd 110

29/03/18 12:12


LES 13

ORGANISMEN, STELSELS EN ORGANEN

Wat zijn de kenmerken van levende wezens? Bekijk de afbeeldingen aandachtig. Schrijf bij elke afbeelding wat de levende wezens aan het doen zijn. Noteer daaronder ĂŠĂŠn van deze levenskenmerken: - ademen, - uitscheiden van afvalstoffen, - bewegen, - reageren op prikkels uit de omgeving, - voortplanten, - voeden. - groeien,

Levensverrichtingen (ademen, bewegen, groeien ...) zijn kenmerken van organismen. 111

180258_14N 581249_02_NW_GO1_thema2.indd 111

29/03/18 12:12


ORGANISMEN, STELSELS EN ORGANEN

LES 13

Waaruit bestaan stelsels? Tijdens een dissectie of bij het bekijken van beelden van een dissectie zie je hoe een dier inwendig is gebouwd. Je bespreekt nu de inwendige bouw van een konijn. Je bekijkt de plaats van de organen. Je leert hoe de organen samenwerken om een organisme te laten functioneren. - Neem knipblad 2 (blz. 203). - Knip alle foto’s los. Let erop dat je de namen niet wegknipt. - Sorteer de foto’s in de kolom ‘organen’. - Schik de foto’s van de organen zo dat je een verbindingslijn kunt trekken tussen de foto en hetzelfde orgaan op de afbeelding. - Kleef de foto’s vast. - Teken de verbindingslijnen. Organen

Stelsel

Organen

Afb. 1

112

180258_14N 581249_02_NW_GO1_thema2.indd 112

29/03/18 12:12


LES 13

ORGANISMEN, STELSELS EN ORGANEN

Organen

Stelsel

Organen

Afb. 2

113

180258_14N 581249_02_NW_GO1_thema2.indd 113

29/03/18 12:12


ORGANISMEN, STELSELS EN ORGANEN

Organen

Stelsel

LES 13

Organen

Afb. 3

114

180258_14N 581249_02_NW_GO1_thema2.indd 114

29/03/18 12:12


LES 13

ORGANISMEN, STELSELS EN ORGANEN

Organen

Stelsel

Organen

Afb. 4

115

180258_14N 581249_02_NW_GO1_thema2.indd 115

29/03/18 12:12


ORGANISMEN, STELSELS EN ORGANEN

Organen

Stelsel

LES 13

Organen

Afb. 5

Afb. 6

116

180258_14N 581249_02_NW_GO1_thema2.indd 116

29/03/18 12:12


LES 13

ORGANISMEN, STELSELS EN ORGANEN

Je hebt in de tabel de organen los van elkaar gekleefd. Als je echter de afbeeldingen in de middelste kolom bekijkt, zie je dat in een organisme de organen met elkaar zijn verbonden. Zo’n groep met elkaar verbonden organen vormt één stelsel. In één stelsel werken de organen samen aan één functie. De organen die samenwerken om zuurstofgas uit de lucht op te nemen en koolstofdioxide aan de lucht af te geven, vormen het ademhalingsstelsel. Een andere groep organen bewerkt het opgegeten voedsel net zo lang tot de bruikbare deeltjes klein genoeg zijn om in het bloed te worden opgenomen. De niet-bruikbare resten worden daarna uit het lichaam verwijderd. Die organen vormen het spijsverteringsstelsel. Andere organen, zoals bloedvaten, voeren stoffen rond in het hele lichaam. Ze vormen het transportstelsel. Het lichaam vormt tijdens zijn werking afvalstoffen. Uit het voedsel worden immers ook stoffen opgenomen die niet nodig zijn in het lichaam. De organen die afvalstoffen en overtollige stoffen uit het bloed halen en uit het lichaam wegvoeren, vormen het uitscheidingsstelsel. Er zijn ook organen die zorgen voor de voortplanting. Bij mannetjes worden zaadcellen gevormd, die naar buiten worden gevoerd. De organen die daaraan meewerken, vormen het mannelijk voortplantingsstelsel. Bij wijfjes ontwikkelen zich eicellen, die zich op hun beurt, als ze door een zaadcel worden bevrucht, tot een jong ontwikkelen. Bij zoogdieren groeit het jong in het lichaam van het wijfje. Dat gebeurt in de organen van het vrouwelijk voortplantingsstelsel. Enkel als alle stelsels goed samenwerken, kan een organisme functioneren. Noteer in de tabellen op de vorige bladzijden de juiste naam van het stelsel. Stelsels bestaan uit met elkaar verbonden organen die aan één functie samenwerken.

117

180258_14N 581249_02_NW_GO1_thema2.indd 117

29/03/18 12:12


ORGANISMEN, STELSELS EN ORGANEN

LES 13

Wat heb je geleerd? Vul aan. Organismen zijn

wezens. Alle en

, zijn organismen.

Kenmerken van organismen zijn: - ademhaling, - beweging, - voortplanting, - groei, - uitscheiding van afvalstoffen, - reactie op prikkels uit de omgeving, - voeding. zijn met elkaar verbonden. Een groep met elkaar verbonden organen vormt één

.

De organen in één stelsel werken samen aan

.

Door het

van de stelsels kan een

functioneren. Organen van het -

nemen zuurstofgas op en verwijderen koolstofdioxide.

-

vervoeren stoffen.

-

verteren voedsel en nemen er deeltjes uit op.

-

verwijderen afvalstoffen en overtollige

stoffen.

-

vormen zaadcellen.

-

ontwikkelen eicellen en zorgen voor de

ontwikkeling van jongen.

Ontdek de juiste oplossing in de verbetersleutel. 118

180258_14N 581249_02_NW_GO1_thema2.indd 118

29/03/18 12:12


LES 13

ORGANISMEN, STELSELS EN ORGANEN

Test jezelf! 1 Combineer de activiteit of handeling uit de eerste kolom met het levenskenmerk in de tweede kolom. 1 Een kiemplantje neemt toe in lengte.

A ademhaling

2 Een zeug krijgt biggetjes.

B voeding

3 Een dolfijn komt met zijn kop boven water tijdens het zwemmen.

C uitscheiding

4 Een plant richt zijn bladeren naar de zon.

D voortplanting

5 Je fietst naar school.

E groeien

6 Een hond plast tegen een boom.

F beweging

7 Je eet een appel.

G reageren op prikkels uit de omgeving

1

2

3

4

5

6

7

Wat kun je? m Het woord organisme definiĂŤren m Het onderscheid tussen organismen en levenloze materie verwoorden m De levenskenmerken van organismen opsommen m Uitleggen wat een stelsel is m De namen geven van de verschillende stelsels bij een konijn m De functies uitleggen van de stelsels bij een konijn m De algemene naam geven voor de onderdelen van een stelsel m Een reeks organen sorteren bij het passende stelsel

119

180258_14N 581249_02_NW_GO1_thema2.indd 119

29/03/18 12:12


14

ORGANEN EN WEEFSELS

LES 14

Organen en weefsels

Wat is de functie van een orgaan in een stelsel? Organen zijn onderdelen van stelsels. In les 13 heb je de belangrijkste organen en stelsels bij het konijn leren kennen. Stelsels hebben een functie in het organisme. Zoek in je leerwerkschrift de functie van enkele organen van het mannelijk voortplantingsstelsel. Tip: zie les 9. Orgaan

Stelsel

prostaatklier zaadblaasje penis teelballen klieren van Cowper Alle organen van het mannelijk voortplantingsstelsel zorgen samen voor de voortplanting. Elk orgaan heeft een eigen deelfunctie. Alle deelfuncties samen zorgen ervoor dat het stelsel optimaal kan functioneren.

Welke organen heeft een plant? Noteer in de tabel, naast de functie, de naam van het plantenorgaan dat de beschreven functie uitvoert. Functie

Orgaan

water uit de bodem opnemen en vervoeren water naar de bladeren vervoeren water vervoeren en verdampen Wortel, stengel, blad en bloem zijn organen van planten.

120

180258_14N 581249_02_NW_GO1_thema2.indd 120

29/03/18 12:12


LES 14

ORGANEN EN WEEFSELS

Waaruit zijn organen opgebouwd? De stengel en de tong zijn organen. Bekijk de afbeeldingen en zet een kruisje bij wat je ziet. Er zijn verschillende juiste antwoorden. Stengel ® Het snijvlak is helemaal groen. ® Het snijvlak is helemaal wit. ® Het middelste deel van het snijvlak is wit. ® Het middelste deel van het snijvlak is groen. ® Het buitenste deel van het snijvlak is groen. ® Het buitenste deel van het snijvlak is wit. ® Rond het groene deel zit een dun bruin laagje. ® De binnenlaag heeft een meer korrelige structuur dan de buitenlaag. ® De groene buitenlaag heeft hier en daar gele vlekjes. ® Het witte deel heeft hier en daar donkere vlekjes. Tong

Afb. 7 doorsnede van de stengel van een aardpeer

® Het snijvlak is gelijkmatig rozerood gekleurd. ® Het snijvlak is rozerood met witte stippen. ® Het snijvlak heeft een witte rand. ® Het snijvlak heeft enkele donkerroze zones. ® Het snijvlak heeft een donkerroze zone naast de witte rand. ® Het snijvlak is donkerroze, met lichtroze en witte stippen. ® Het snijvlak heeft tussen de donkerroze zones lichter roze delen met witte vlekjes en streepjes. ® Het snijvlak is helemaal wit. Afb. 8 doorsnede van een varkenstong

Je ziet dat zowel bij planten als bij dieren de organen uit verschillende zones of lagen bestaan. Elke anders uitziende zone is een weefsel. Bij de plantenstengel zie je de - donkergroene buitenlaag. - gele vlekjes in het groene deel. - witte korrelige binnenlaag. - fijne lichtbruine laag rond het groene deel. Bij de tong zie je - de witte buitenlaag. - de donkerroze zones. - de lichter roze delen met de witte streepjes en vlekjes. Organen zijn uit verschillende weefsels opgebouwd.

121

180258_14N 581249_02_NW_GO1_thema2.indd 121

29/03/18 12:12


ORGANEN EN WEEFSELS

LES 14

Waaruit zijn weefsels opgebouwd? Op de volgende afbeeldingen zie je details die niet zichtbaar zijn met het blote oog. De beelden zijn gemaakt met een microscoop.

Afb. 9 doorsnede door een maïsstengel (microscopisch)

Afb. 10 doorsnede door een muizentongetje (microscopisch)

Bij de maïsstengel zie je dezelfde zones als bij de stengel van de aardpeer. Bij de maïsstengel zijn de zones ingekleurd, zodat ze overeenkomen met de kleuren van dezelfde materie op de foto van de stengel van de aardpeer. Bekijk de zones en zet een kruisje bij wat je vaststelt.

® De zones zijn gelijkmatig gekleurd, één effen vlak. ® De zones bestaan uit kleine bouwstenen. ® Binnen één zone zie je meerdere bouwstenen met allemaal verschillende vormen. ® Binnen één zone liggen de bouwstenen, die op elkaar gelijken, in groepen samen.

Elke laag bestaat uit één effen vlak / gelijksoortige bouwstenen / verschillende soorten bouwstenen. Weefsels bestaan uit gelijksoortige bouwstenen. Die bouwstenen zijn cellen. Weefsels zijn uit allemaal dezelfde cellen opgebouwd. Elk weefsel heeft een eigen functie in het orgaan. Je bespreekt de cellen van dieren, mensen en planten in les 16.

Wat heb je geleerd? Elk orgaan heeft een eigen functie in het stelsel. Organen bestaan uit verschillende soorten weefsels. Elk weefsel heeft een eigen functie in het orgaan.

122

180258_14N 581249_02_NW_GO1_thema2.indd 122

29/03/18 12:12


LES 14

ORGANEN EN WEEFSELS

Test jezelf! 1 Vul naast elke omschrijving de juiste naam van het deel in. Omschrijving

Naam

een onderdeel van een organisme dat uit verschillende organen bestaat een onderdeel van een organisme dat bestaat uit verschillende weefsels die samenwerken een onderdeel van een organisme dat bestaat uit allemaal dezelfde cellen 2 Kleur op de afbeeldingen telkens ĂŠĂŠn weefsel.

Afb. 11 doorsnede wortel boterbloem (microfoto)

Afb. 12 doorsnede hoofdnerf laurier (microfoto)

Afb. 13 doorsnede tong (microtekening)

Afb. 14 doorsnede blad (microtekening)

Wat kun je? m Enkele organen bij planten opsommen m Enkele organen bij dieren opsommen m De onderdelen van een stelsel benoemen m De onderdelen van een orgaan benoemen m Een definitie van weefsel geven m Op een afbeelding een weefsel aanduiden en inkleuren

123

180258_14N 581249_02_NW_GO1_thema2.indd 123

29/03/18 12:12


15

WERKEN MET DE MICROSCOOP

LES 15

Werken met de microscoop

Je gaat op ontdekking in de wereld van de allerkleinste bouwstenen van levende wezens. Je gebruikt daarvoor een microscoop.

Wat is een microscoop? Bekijk alle onderdelen van de microscoop. In het lijstje vind je van elk onderdeel de naam en de functie. 1

oculair - bovenste lens - hier kijk je door

2

revolver - lenshouder - daarmee wissel je de onderste lenzen

3

objectieven - onderste lenzen

4

voorwerptafel - daarop leg je het preparaat

5

klemmen - daarmee zet je het preparaat vast

6

diafragma - daarmee regel je de hoeveelheid licht

7 8

1

2

3 5 4

lichtbron (lamp, soms spiegel) - zorgt voor licht

statief - daaraan zitten alle delen vast - handgreep voor het verplaatsen van de microscoop

10

macroschroef - daarmee stel je scherp

11

microschroef - daarmee stel je heel nauwkeurig scherp

10

6

11

voet - steunvlak van de microscoop

9

9

7

8

Afb. 15 microscoop

Door de lenzen van de afgebeelde microscoop telkens anders te combineren, zie je een beeld dat 40, 100, 400 of 1 000 maal groter is dan de werkelijkheid.

124

180258_14N 581249_02_NW_GO1_thema2.indd 124

29/03/18 12:12


LES 15

WERKEN MET DE MICROSCOOP

Bekijk de voorwerptafel van de microscoop. In de voorwerptafel zit een opening. Wat is de functie van die opening? Het voorwerp dat je onderzoekt, leg je op een glazen plaatje: een voorwerpglas. Verklaar die materiaalkeuze. Van het voorwerp dat je gaat onderzoeken, maak je een preparaat. dekglas

voorwerpglas Afb. 16 preparaat

voorwerp in vloeistofdruppel Een microscoop is een toestel met lenzen om een voorwerp vergroot te bekijken.

Hoe zie je een beeld met de microscoop? Benodigdheden - stukje tekst uit een krant met kleine letters - microscoop Werkwijze 1

Steek de stekker van de microscoop in het stopcontact.

2

Draai met de macroschroef de voorwerptafel zo ver mogelijk weg van de objectieven.

3

Steek de lamp aan.

4

Leg het stukje tekst in de juiste leesrichting op de voorwerptafel, boven de centrale opening.

5

Draai met de macroschroef de voorwerptafel zo dicht mogelijk bij de objectieven.

6

Kijk door het oculair.

7

Draai in tegengestelde richting aan de macroschroef tot je de tekst scherp ziet.

8

Regel, indien nodig, de hoeveelheid licht met het diafragma.

9

Draai nu aan de microschroef tot de tekst perfect scherp is.

10

Blijf door het oculair kijken en schuif intussen het tekstblaadje naar links.

11

Beantwoord vraag a.

12

Kijk opnieuw door het oculair en schuif het tekstblaadje van je weg.

13

Beantwoord vraag b. 125

180258_14N 581249_02_NW_GO1_thema2.indd 125

29/03/18 12:12


WERKEN MET DE MICROSCOOP

LES 15

a Wat gebeurt er met het beeld, als je het voorwerp naar links schuift?

b Wat gebeurt er met het beeld, als je het voorwerp van je wegschuift?

Het beeld dat je met de microscoop ziet, 速 is omgekeerd van links naar rechts. 速 staat gewoon rechtop. 速 is omgekeerd van boven naar onder. 速 is omgekeerd van boven naar onder en van links naar rechts.

Wat kun je met een microscoop bekijken? Benodigdheden - twee haren, bij voorkeur van twee verschillende personen - doorzichtige kleefband - voorwerpglas - microscoop Werkwijze 1

Neem het voorwerpglas.

2

Leg de twee haren gekruist in het midden van het voorwerpglas.

3

Kleef de haren vast met de doorzichtige kleefband.

4

Controleer of de stekker van de microscoop nog in het stopcontact zit.

5

Draai met de macroschroef de voorwerptafel zo ver mogelijk weg van de objectieven.

6

Draai de revolver zo dat de kortste lens zich net boven de opening in de voorwerptafel vastklikt.

7

Steek de lamp aan.

8

Leg het voorwerpglas op de voorwerptafel en klem het vast.

9

Verschuif het voorwerpglas zo dat de gekruiste haren in het midden boven de opening van de voorwerptafel liggen.

10

Draai met de macroschroef de voorwerptafel zo dicht mogelijk bij de objectieven.

11

Kijk door het oculair.

12

Draai in tegengestelde richting aan de macroschroef tot je de haren scherp ziet.

13

Regel, indien nodig, de hoeveelheid licht met het diafragma.

126

180258_14N 581249_02_NW_GO1_thema2.indd 126

29/03/18 12:12


LES 15

WERKEN MET DE MICROSCOOP

14

Draai nu aan de microschroef tot de haren perfect scherp zijn.

15

Controleer of je beide haren even scherp ziet.

16

Draai aan de microschroef om op het andere haar scherp te stellen.

17

Controleer of je beide haren tegelijk scherp kunt zien.

Vaststelling Zie je met de microscoop beide haren tegelijk scherp? De zone waarbinnen je een voorwerp scherp ziet, is de scherptedieptezone.

Afb. 17 beeld met grote scherptediepte

Afb. 18 beeld met kleine scherptediepte

Vergelijk afbeeldingen 17 en 18 met het beeld dat je ziet in de microscoop. Het microscopische beeld heeft een grote / kleine scherptediepte. Je kunt dus alleen een scherp beeld krijgen van heel dunne voorwerpen. Met een microscoop kun je alleen heel dunne voorwerpen bekijken.

Wat heb je geleerd? Omcirkel het juiste antwoord. Met de microscoop bekijk je

- kleine voorwerpen / grote voorwerpen,

- dikke voorwerpen / dunne voorwerpen.

Kenmerken van het beeld dat je met de microscoop ziet:

- verkleind / even groot / vergroot,

- rechtop / omgekeerd,

- weinig scherptediepte / veel scherptediepte.

Ontdek de juiste oplossing in de verbetersleutel. 127

180258_14N 581249_02_NW_GO1_thema2.indd 127

29/03/18 12:12


WERKEN MET DE MICROSCOOP

LES 15

Test jezelf! Trek verbindingslijnen tussen de gegeven functies en het juiste deel van de microscoop. Je kijkt erdoor met het oog.

Het regelt de lichthoeveelheid. Je kunt er heel nauwkeurig mee scherpstellen. Het is de lichtbron. Je klemt er het preparaat mee vast.

Afb. 19 microscoop

Wat kun je? m De kenmerken geven van voorwerpen die je kunt bekijken met de microscoop m De kenmerken geven van het beeld dat je ziet door de microscoop m Het materiaal opsommen dat je nodig hebt om een preparaat te maken m Een microscoop gebruiken

128

180258_14N 581249_02_NW_GO1_thema2.indd 128

29/03/18 12:12


LES 16

16

CELLEN VAN PLANTEN EN DIEREN

Cellen van planten en dieren

Hoe is het vlies van een ajuinlaag opgebouwd? Benodigdheden - preparaat van ajuinvlies - microscoop Werkwijze 1

Steek de stekker van de microscoop in het stopcontact.

2

Draai aan de revolver tot de kortste lens zich boven het midden van de voorwerptafel vastklikt.

3

Draai met de macroschroef de voorwerptafel zo ver mogelijk weg van de objectieven.

4

Steek de lamp aan.

5

Leg het preparaat zo op de voorwerptafel dat het vliesje net boven de centrale opening ligt.

6

Klem het preparaat vast.

7

Draai met de macroschroef de voorwerptafel zo dicht mogelijk bij de objectieven.

8

Kijk door het oculair.

9

Draai in tegengestelde richting aan de macroschroef tot je een scherp beeld ziet.

10

Regel, indien nodig, de hoeveelheid licht met het diafragma.

11

Draai nu aan de microschroef tot het beeld perfect scherp is.

12

Blijf door het oculair kijken en verschuif het preparaat zodat je een scherp beeld ziet.

13

Vergelijk wat je ziet met afbeelding 20.

129

180258_14N 581249_02_NW_GO1_thema2.indd 129

29/03/18 12:12


CELLEN VAN PLANTEN EN DIEREN

LES 16

Afb. 20 microfoto van ajuinvlies (vergroting 40 x)

Zet telkens een kruisje bij de juiste uitspraak. ® Je ziet een zacht gekleurd vlak zonder patroon. ® Je ziet een vlak dat door lijnen in kleinere vakjes is verdeeld. ® Je ziet heel duidelijk zichtbare omtreklijnen rond de vakjes. ® Je ziet enkel heel dunne, bijna niet zichtbare lijnen. ® Alle vakjes hebben ongeveer dezelfde vorm. ® Sommige vakjes hebben ongeveer dezelfde vorm; andere zijn totaal anders. ® De vakjes zijn heel verschillend van vorm. ® In de meeste vakjes zit één bolletje. ® In enkele vakjes zit één bolletje in andere vakjes zitten verschillende bolletjes. ® In geen enkel vakje zit een bolletje. Wat je ziet, is een stelsel / een orgaan / een weefsel. Een weefsel bestaat uit verschillende soorten / dezelfde bouwstenen. Die bouwstenen zijn cellen. Het vlies van een ajuinlaag is uit cellen opgebouwd.

130

180258_14N 581249_02_NW_GO1_thema2.indd 130

29/03/18 12:12


LES 16

CELLEN VAN PLANTEN EN DIEREN

Uit welke delen bestaan planten- en dierencellen? Bekijk een microscopisch beeld van een ajuinvlies en van cellen van de binnenzijde van de wang.

Afb. 21 cellen van ajuinvlies (vergroting 40 x)

Afb. 22 cellen van wangslijmvlies (vergroting 400 x)

Lees de tekst en bekijk de afbeeldingen. Vul bij de onderstaande afbeeldingen de naam van elk deel van de cel aan. Bij de cellen van het ajuinvlies zie je een duidelijke omtreklijn, de celwand. Binnen die celwand zie je dat de celinhoud wordt begrensd door een heel dun vlies, het celmembraan. Binnen dat vlies zit een slijmerige massa, het celplasma. In het celplasma zie je een bolvormige structuur, de celkern. In het celplasma zie je een lichter gekleurde, met vocht gevulde ruimte, de vacuole. Bij de cellen van het wangslijmvlies zie je geen dikke omtreklijn. De cel wordt begrensd door een dun vlies, het celmembraan. Binnen het celmembraan zie je celplasma, met daarin de celkern. Cel van ajuinvlies (vergroting 40 x)

Afb. 23

Deel van de cel

Cel van wangslijmvlies (vergroting 400 x)

Afb. 24

131

180258_14N 581249_02_NW_GO1_thema2.indd 131

29/03/18 12:12


CELLEN VAN PLANTEN EN DIEREN

LES 16

Welke delen tref je zowel bij een plantencel als bij een dierencel aan?

Noteer twee verschillen tussen plantencellen en dierencellen. 1 2 Welke cellen hebben de strakste vorm? Vergelijk op afbeeldingen 23 en 24 het formaat van de cellen. Let op de aangegeven vergroting. Welke cellen zijn het grootst? Bekijk deze microfoto’s aandachtig. Zet in de tabel een kruisje naast de juiste kenmerken.

Afb. 25 microfoto van ajuinvlies

Afb. 26 microfoto van een waterpestblad

Afb. 27 microfoto van een aardappel

Afb. 28 microfoto van vliesje van een preiblad

Kenmerk van de cellen

Ajuinvlies

Waterpestblad

Aardappel

Vliesje preiblad

duidelijk afgelijnd celwand celkern duidelijk zichtbaar celkern niet of moeilijk zichtbaar door aanwezigheid van andere celdelen veel ovale kleurloze korrels in de cel veel kleine groene korrels in de cel veel langwerpige cellen met hier en daar twee kleinere cellen die een opening omsluiten De microfoto’s tonen weefsels van planten / dieren. 132

180258_14N 581249_02_NW_GO1_thema2.indd 132

29/03/18 12:12


LES 16

CELLEN VAN PLANTEN EN DIEREN

Sommige plantencellen hebben bijzondere kenmerken: - bladgroenkorrels bij de waterpest, - zetmeelkorrels bij de aardappel, - huidmondjes op het blad bij de prei. Bekijk de microfoto’s en zet een kruisje bij de juiste kenmerken.

Afb. 29 microfoto van zenuwweefsel van het ruggenmerg

Afb. 30 microfoto van kraakbeenweefsel van de luchtpijp

Kenmerk van de cellen

Zenuwweefsel

Afb. 31 microfoto van slijmvlies van de wang (dekweefsel)

Kraakbeenweefsel

Dekweefsel

duidelijk afgelijnd celwand celkern duidelijk zichtbaar cellen niet of moeilijk van elkaar te onderscheiden De microfoto’s tonen weefsels van planten / dieren. Dierencellen hebben geen celwand. Het celmembraan is met een microscoop moeilijk zichtbaar. Delen van: plantencellen

dierencellen

-

-

-

-

-

-

- -

133

180258_14N 581249_02_NW_GO1_thema2.indd 133

29/03/18 12:12


CELLEN VAN PLANTEN EN DIEREN

LES 16

Wat heb je geleerd? Met de microscoop zie je

- bij plantencellen: celwand, celmembraan, celplasma, celkern en vacuole.

- bij dierencellen: celmembraan, celplasma en celkern.

Test jezelf! Kleur - in de eerste kolom alle delen van de plantencel. - in de tweede kolom alle delen van de dierencel.

PLANTENCEL

DIERENCEL

CELWAND

CELWAND

CELMEMBRAAN

CELMEMBRAAN

CELPLASMA

CELPLASMA

CELKERN

CELKERN

VACUOLE

VACUOLE

Wat kun je? m Delen van een plantencel benoemen m Delen van een dierencel benoemen m Op een afbeelding een plantencel herkennen en verklaren waaraan je ze herkent m Op een afbeelding een dierencel herkennen en verklaren waaraan je ze herkent

134

180258_14N 581249_02_NW_GO1_thema2.indd 134

29/03/18 12:12


SYNTHESE

SYNTHESE Samenhang van de organisatieniveaus bij organismen Planten en dieren zijn opgebouwd uit cellen. Cellen van dezelfde soort werken samen en vormen een weefsel. Verschillende weefsels werken samen en vormen een orgaan. Sommige organen werken samen en vormen een stelsel. Stelsels werken samen in een organisme. Als alles binnen die structuur perfect op elkaar afgestemd is, kan een organisme goed functioneren. organen Lees de tekst in de middelste kolom. Vul aan wat ontbreekt. Neem knipblad 3 (blz. 205). Knip de foto’s los. Kleef ze op de juiste plaats in de tabel. PLANT

STRUCTUUR plant

DIER / MENS

dier / mens

celwand celmembraan

celmembraan

celplasma

celplasma

celkern

celkern

vacuole Afb. 32

CEL

Afb. 33

Verschillende cellen van dezelfde soort die samenwerken aan één functie vormen een .

Afb. 34

Afb. 35

135

180258_14N 581249_02_NW_GO1_thema2.indd 135

29/03/18 12:12


SYNTHESE

PLANT

STRUCTUUR

DIER / MENS

Verschillende weefsels die samenwerken aan één functie vormen een .

Afb. 36

Afb. 37

Verschillende organen die samenwerken aan één functie vormen een .

Afb. 39

Afb. 38

Verschillende stelsels die samenwerken, vormen een . (= LEVEND WEZEN)

Afb. 40

Afb. 41

136

180258_14N 581249_02_NW_GO1_thema2.indd 136

29/03/18 12:12


LES 17

17

AANPASSINGEN VAN DIEREN AAN HUN OMGEVING

Aanpassingen van dieren aan hun omgeving

A DE KOP Welke relatie bestaat er tussen de stand van de ogen en de omgeving of de leefgewoonte van een dier? Neem de knipbladen 4 (blz. 207) en 5 (blz. 209). Bekijk de afbeeldingen van knipblad 4 (blz. 207). Knip de afbeeldingen los. Sorteer ze in de volgende groepen: - dieren met uitpuilende ogen hoog bovenaan op de kop, - dieren met ogen links en rechts op de kop, - dieren met ogen vooraan op de kop.

Kleef de afbeeldingen in de juiste tabel. Lees de vraag onder de tabel. Zoek het passende antwoord op knipblad 5 (blz. 209). Knip de tekst los. Kleef de tekst op de juiste plaats.

Dieren met uitpuilende ogen hoog bovenaan op de kop

foto

foto

foto

Wat is het voordeel van die oogstand? kleeftekst

137

180258_14N 581249_02_NW_GO1_thema2.indd 137

29/03/18 12:12


AANPASSINGEN VAN DIEREN AAN HUN OMGEVING

LES 17

Dieren met ogen links en rechts op de kop

foto

foto

foto

Welk deel van hun omgeving zien die dieren? kleeftekst

Waarom is dat zo belangrijk? kleeftekst

Waarmee voeden die dieren zich? kleeftekst

Dieren met ogen vooraan op de kop

foto

foto

foto

Welk deel van hun omgeving zien die dieren? kleeftekst

138

180258_14N 581249_02_NW_GO1_thema2.indd 138

29/03/18 12:12


LES 17

AANPASSINGEN VAN DIEREN AAN HUN OMGEVING

EXPERIMENT Je voert dit experiment samen met een klasgenoot uit. Benodigdheden - naald - draad - chronometer Werkwijze 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13

Leerling A heeft de chronometer. Leerling B heeft naald en draad. Leerling B houdt beide ogen open. Leerling A geeft het startsein en start de chronometer. Leerling B steekt de draad door het oog van de naald. Leerling A stopt de chronometer als de draad enkele cm door het oog van de naald zit. Noteer de tijd bij waarneming 1. Haal de draad uit het oog van de naald. Leerling B sluit nu ĂŠĂŠn oog. Leerling A geeft het startsein en start de chronometer. Leerling B steekt opnieuw de draad door het oog van de naald. Leerling A stopt de chronometer als de draad enkele cm door het oog van de naald zit. Noteer de tijd bij waarneming 2. Vergelijk de waargenomen tijden. Noteer je vaststelling.

WAARNEMING 1 2 Vaststelling

Welk voordeel hebben dieren met vooraan geplaatste ogen? kleeftekst

Waarmee voeden die dieren zich? kleeftekst

139

180258_14N 581249_02_NW_GO1_thema2.indd 139

29/03/18 12:12


AANPASSINGEN VAN DIEREN AAN HUN OMGEVING

LES 17

Welk verband bestaat er tussen de bouw van de neus en de leefomgeving van een dier? Bekijk de afbeeldingen.

Afb. 42 zeehond

Afb. 43 zeehond

Afb. 44 krokodil

Afb. 45 krokodil

Je stelt vast dat die dieren …

kleeftekst

Welk voordeel biedt dat?

kleeftekst

140

180258_14N 581249_02_NW_GO1_thema2.indd 140

29/03/18 12:12


LES 17

AANPASSINGEN VAN DIEREN AAN HUN OMGEVING

Welk verband bestaat er tussen de bouw van het oor en de leefgewoonten van een dier? Bekijk nog eens de afbeeldingen van de zeehond en de krokodil. Zoek de oorschelpen van die dieren. Je stelt vast dat die dieren …

kleeftekst

Welk voordeel biedt dat?

kleeftekst

Afb. 46 konijn

Afb. 47 konijn

Afb. 48 konijn

De oorschelpen van een konijn zijn heel bijzonder. Verbind de kenmerken links met de passende voordelen rechts. Kenmerken

Voordelen

grote oorschelpen

draaibare oorschelpen

samenvouwbare oorschelpen

ook zwakke geluiden horen

zoeken uit welke richting het geluid komt

beschermen tegen te sterke geluiden

141

180258_14N 581249_02_NW_GO1_thema2.indd 141

29/03/18 12:12


LES 17

AANPASSINGEN VAN DIEREN AAN HUN OMGEVING

Wat heb je geleerd? Omcirkel het juiste antwoord. Er is een verband tussen de stand van de ogen en de leefgewoonten van een dier. Dieren met uitpuilende hoog op de kop geplaatste ogen leven meestal op het land / in het water. Dieren met zijwaarts gerichte ogen hebben een groot / klein gezichtsveld. Die dieren zijn meestal prooidieren / roofdieren. Ze eten vlees / planten. Dieren met naar voor gerichte ogen hebben een groot / klein gezichtsveld. Met naar voor gerichte ogen heb je dieptezicht. Die dieren kunnen goed / geen afstanden schatten. Die dieren zijn meestal prooidieren / roofdieren. Ze eten vlees / planten. Er is een verband tussen de bouw van de neus en de leefomgeving van een waterdier. Waterdieren hebben sluitbare neusgaten. Er is een verband tussen de bouw van de oorschelpen en de leefomgeving van een waterdier. Bij waterdieren ontbreken vaak de oorschelpen. Er is een verband tussen de bouw van de oorschelpen en de leefgewoonten van een prooidier. Prooidieren hebben vaak grote beweeglijke oorschelpen.

Vul het schema ‘Relatie tussen bouw van de kop en leefgewoonten’ verder aan. Verbind de kaders uit de derde rij met de passende kaders van de onderste rij. kop

ogen

vooraan op de kop

roofdier

zijdelings op de kop

neus

uitpuilend hoog op de kop

sluitbaar

prooidier

oorschelpen

ontbreken

groot en beweeglijk

waterdier

Ontdek de juiste oplossing in de verbetersleutel. 142

180258_14N 581249_02_NW_GO1_thema2.indd 142

29/03/18 12:12


LES 17

AANPASSINGEN VAN DIEREN AAN HUN OMGEVING

Test jezelf! 1 Lees de kenmerken in de eerste kolom. Omcirkel het juiste antwoord in de tweede kolom. zijdelings geplaatste ogen

- groot gezichtsveld - klein gezichtsveld - dieptezicht - geen dieptezicht - roofdier - prooidier

ogen naar voor gericht op de kop

- groot gezichtsveld - klein gezichtsveld - dieptezicht - geen dieptezicht - roofdier - prooidier

ogen uitpuilend en bovenaan op de kop

- leven meestal in de lucht - leven meestal op het land - leven meestal in het water

waterdieren

- meestal grote oorschelpen - meestal kleine oorschelpen - meestal geen oorschelpen

ogen naar voor gericht op de kop bij een dier dat alleen planten eet

- roofdier - leeft in boomkruinen - prooidier

2 Bekijk de oorschelpen bij dit dier.

Afb. 49 ree

Afb. 50 ree

Afb. 51 ree

Wat is bijzonder aan die oorschelpen? Welk voordeel biedt dat voor het dier?

143

180258_14N 581249_02_NW_GO1_thema2.indd 143

29/03/18 12:12


AANPASSINGEN VAN DIEREN AAN HUN OMGEVING

LES 17

Wat kun je? m De kenmerken van de oogstand bij roofdieren beschrijven m De kenmerken van de oogstand bij prooidieren beschrijven m De kenmerken van de oogstand bij waterdieren beschrijven m Uitleggen wat de voordelen van vooraan geplaatste ogen zijn m Uitleggen wat de voordelen van zijdelings geplaatste ogen zijn m Uitleggen wat de voordelen van uitpuilende, hoog op de kop geplaatste ogen zijn m Uitleggen wat de voordelen van draaibare oorschelpen zijn m Uitleggen wat de voordelen van grote oorschelpen zijn m Uitleggen wat de voordelen van sluitbare neusgaten zijn m Een planteneter herkennen aan de stand van de ogen m Een roofdier herkennen aan de stand van de ogen m Een waterdier herkennen aan de stand van de ogen m Uit de oogstand afleiden of een dier wel of geen dieptezicht heeft m Uit de oogstand afleiden of een dier een groot of een klein gezichtsveld heeft m Uit de kenmerken van de oorschelpen afleiden of een dier zwakke geluiden kan horen m Uit de kenmerken van de oorschelpen afleiden of een dier kan waarnemen uit welke richting het geluid komt m Uitleggen welke kenmerken de oorschelpen van een waterdier hebben m Uitleggen wat bijzonder is aan de neusgaten van een waterdier m Uitleggen wat de voordelen zijn van hoog op de kop geplaatste, uitpuilende ogen en neusopeningen

144

180258_14N 581249_02_NW_GO1_thema2.indd 144

29/03/18 12:12


BOUWSTENEN VAN ORGANISMEN

Evalueer jezelf! Les 13 – Organismen, stelsels en organen

Bladzijden 110-119

Wat kun je? 1

Het woord organisme definiëren

2

Het onderscheid tussen organismen en levenloze materie verwoorden

3

De levenskenmerken van organismen opsommen

4

Uitleggen wat een stelsel is

5

De namen geven van de verschillende stelsels bij een konijn

6

De functies uitleggen van de stelsels bij een konijn

7

De algemene naam geven voor de onderdelen van een stelsel

8

Een reeks organen sorteren bij het passende stelsel

Les 14 – Organen en weefsels

Bladzijden 120-123

Wat kun je? 1

Enkele organen bij planten opsommen

2

Enkele organen bij dieren opsommen

3

De onderdelen van een stelsel benoemen

4

De onderdelen van een orgaan benoemen

5

Een definitie van weefsel geven

6

Op een afbeelding een weefsel aanduiden en inkleuren

Les 15 – Werken met de microscoop

Bladzijden 124-128

Wat kun je? 1

De kenmerken geven van voorwerpen die je kunt bekijken met de microscoop

2

De kenmerken geven van het beeld dat je ziet door de microscoop

3

Het materiaal opsommen dat je nodig hebt om een preparaat te maken

4

Een microscoop gebruiken

Les 16 – Cellen van planten en dieren

Bladzijden 129-134

Wat kun je? 1

Delen van een plantencel benoemen

2

Delen van een dierencel benoemen

3

Op een afbeelding een plantencel herkennen en verklaren waaraan je ze herkent

4

Op een afbeelding een dierencel herkennen en verklaren waaraan je ze herkent

145

180258_14N 581249_02_NW_GO1_thema2.indd 145

29/03/18 12:12


BOUWSTENEN VAN ORGANISMEN

Evalueer jezelf! Les 17 – Aanpassingen van dieren aan hun omgeving

Bladzijden 137-144

Wat kun je? 1

De kenmerken van de oogstand bij roofdieren beschrijven

2

De kenmerken van de oogstand bij prooidieren beschrijven

3

De kenmerken van de oogstand bij waterdieren beschrijven

4

Uitleggen wat de voordelen van vooraan geplaatste ogen zijn

5

Uitleggen wat de voordelen van zijdelings geplaatste ogen zijn

6

Uitleggen wat de voordelen van uitpuilende, hoog op de kop geplaatste ogen zijn

7

Uitleggen wat de voordelen van draaibare oorschelpen zijn

8

Uitleggen wat de voordelen van grote oorschelpen zijn

9

Uitleggen wat de voordelen van sluitbare neusgaten zijn

10

Een planteneter herkennen aan de stand van de ogen

11

Een roofdier herkennen aan de stand van de ogen

12

Een waterdier herkennen aan de stand van de ogen

13

Uit de oogstand afleiden of een dier wel of geen dieptezicht heeft

14

Uit de oogstand afleiden of een dier een groot of een klein gezichtsveld heeft

15

Uit de kenmerken van de oorschelpen afleiden of een dier zwakke geluiden kan horen

16

Uit de kenmerken van de oorschelpen afleiden of een dier kan waarnemen uit welke richting het geluid komt

17

Uitleggen welke kenmerken de oorschelpen van een waterdier hebben

18

Uitleggen wat bijzonder is aan de neusgaten van een waterdier

19

Uitleggen wat de voordelen zijn van hoog op de kop geplaatste, uitpuilende ogen en neusopeningen

146

180258_14N 581249_02_NW_GO1_thema2.indd 146

29/03/18 12:12


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.