Deel 2 Personen, familie en relatievermogensrecht
De kleinzoon van Jef (Frank), zoon van Peter, wil graag vernemen in welke graad van verwantschap
hij staat tegenover:
Jos
Jef
Sonja
Wim
André
2 Het huwelijk en het samenwonen
Als twee personen willen gaan samenwonen, kunnen zij hetzij een huwelijk sluiten, hetzij opteren voor het wettelijk statuut van samenwonenden, hetzij feitelijk gaan samenleven.
2.1 Huwelijk
2.1.1 Definitie
Het huwelijk is een instelling die het vormen van een bestendige levensgemeenschap, die gesteund is op seksualiteit, inhoudt tussen twee personen van hetzij hetzelfde hetzij een verschillend geslacht. Het huwelijk wordt aangegaan door het sluiten van een contract, waarbij bepaalde vormvereisten moeten worden nageleefd. De wettelijke bepalingen rond het huwelijk staan vermeld in art. 143 e.v. oud BW.
2.1.2 Vereisten
Opdat een huwelijk tussen twee personen kan worden gesloten, moet worden voldaan aan een aantal voorwaarden, waaronder:
De toekomstige echtgenoten moeten beiden toestemmen om in het huwelijk te treden. Zij moeten meer bepaald een doelgebonden levensgemeenschap tot stand willen brengen.
Als dat niet het geval is, kan er sprake zijn van een schijnhuwelijk. Kenmerkend voor een schijnhuwelijk is dat de ‘echtgenoten’ er enkel op uit zijn bepaalde voordelen (zoals een verblijfsvergunning ...) van het statuut van gehuwde te verkrijgen, zonder een echte levensgemeenschap te willen.
De toestemming mag evenmin aangetast zijn door een wilsgebrek (zie ook het deel over verbintenissen). Niet alle wilsgebreken uit het verbintenissenrecht kunnen evenwel worden ingeroepen. Meer bepaald kan er bij huwelijk bv. nooit sprake zijn van bedrog. Dwaling kan enkel in aanmerking komen voor zover het gaat om een dwaling over de identiteit van de persoon.
VOORBEELD
Men meent te huwen met persoon A, maar in feite is het diens tweelingbroer.
In de praktijk betekent dit dat nagenoeg alleen het geweld overblijft als wilsgebrek.
VOORBEELD
Iemand wordt gedwongen te huwen omdat men hem anders zal vermoorden.
3 De aanstaande echtgenoten moeten van hetzelfde of van een verschillend geslacht zijn. Het homoof lesbiennehuwelijk is in België dus toegelaten.
–
–
–
–
–
54
4 Verder mag er geen verboden graad van bloed- of aanverwantschap zijn. Tussen bloed- en aanverwanten in de rechte lijn bestaat er steeds een huwelijksbeletsel. Zij kunnen dus nooit met elkaar huwen.
VOORBEELD
Een schoonvader kan nooit huwen met zijn schoondochter of met zijn schoonzoon.
In de zijlijn is het huwelijksbeletsel bij bloedverwantschap beperkt tot de derde graad. In de derde graad is er wel dispensatie (= ontheffing van huwelijksbeletsel) mogelijk door de Koning. Neef en nicht of neef en neef of nicht en nicht (4e graad) kunnen dus wel zonder probleem huwen. Broers en zussen, broers en broers en zussen en zussen kunnen niet met elkaar huwen. Hetzelfde geldt voor bv. een halfbroer en een halfzus.
Bij aanverwanten in de zijlijn (bv. schoonbroer-schoonzus) is er geen huwelijksbeletsel. Ook bij adoptie zijn er een aantal huwelijksbeletselen. Aldus is het huwelijk bijvoorbeeld verboden tussen de adoptant en de geadopteerde en zijn afstammelingen, tussen de geadopteerde en de vorige echtgenoot van de adoptant, tussen de adoptieve kinderen van eenzelfde adoptant en tussen de geadopteerde en de kinderen van de adoptant. Inzake de 4 laatste beletsels kan de Koning om gewichtige redenen wel ontheffing verlenen.
5 Bigamie (het huwen met twee partners) is overeenkomstig het Belgische recht verboden.
6 De minimumleeftijd om te huwen is 18 jaar. Onder deze leeftijd kan, mits dispensatie (ontheffing) door de rechtbank voor de leeftijdsvereiste, toch worden gehuwd op voorwaarde dat de ouder(s) hun/zijn instemming daarvoor geven/geeft, of als er een vervangende machtiging is door de rechtbank (als de ouder(s) hun/zijn instemming weiger(t)(en) te geven).
2.1.3 Sanctieregeling
2.1.3.1 Vooraf
Tegen een huwelijk dat niet aan de vereiste voorwaarden voldoet, kan preventief worden opgetreden. Meer bepaald kan de ambtenaar van de burgerlijke stand in bepaalde gevallen weigeren het huwelijk te sluiten, meer bepaald als hij vaststelt dat niet alle huwelijksvereisten zijn vervuld.
VOORBEELD
We kunnen hierbij denken aan de weigering van ambtenaren van de burgerlijke stand om schijnhuwelijken te sluiten. Deze mogelijkheid heeft overigens ook een wettelijke grondslag. Heeft de ambtenaar ernstige vermoedens dat het gaat om een schijnhuwelijk, dan kan hij de huwelijksvoltrekking gedurende maximaal twee maanden uitstellen. In deze periode kan nader onderzocht worden of het huwelijk al dan niet een schijnhuwelijk is. Blijkt dat het geval, dan kan de huwelijksvoltrekking worden geweigerd. Tegen deze weigering kunnen de kandidaat-echtgenoten verhaal aantekenen bij de rechtbank.
Er bestaat geen mogelijkheid om als familielid bijvoorbeeld verzet aan te tekenen tegen het huwelijk.
2.1.3.2 Achteraf
Als het huwelijk werd gesloten en nadien wordt vastgesteld dat er een vernietigend huwelijksbeletsel (zoals bigamie, gebrek aan toestemming, geweld bij het aangaan van het huwelijk of een verboden graad van bloed- of aanverwantschap of schijnhuwelijk) is, kan het huwelijk worden nietig verklaard.
55
Hoofdstuk 2 Familierecht
Deel 2 Personen, familie en relatievermogensrecht
Deze nietigverklaring heeft tot gevolg dat het huwelijk wordt geacht nooit te hebben bestaan (ze werkt met andere woorden ‘ex tunc’). Men ontneemt met andere woorden het huwelijk niet alleen alle gevolgen voor de toekomst (het zal geen uitwerking meer hebben), maar de gevolgen die er in het verleden uit voortvloeiden worden voor zover mogelijk ongedaan gemaakt.
Opmerkingen:
De echtgenoot die te goeder trouw was (die met andere woorden ervan overtuigd was dat het ging om een geldig huwelijk), kan als hij het vraagt, bij de nietigverklaring het voordeel van het ‘putatieve huwelijk’ genieten.
Dat houdt in dat de gevolgen die het huwelijk in het verleden met zich bracht niet worden uitgewist. Dat kan bijvoorbeeld van belang zijn voor het erfrecht.
Ook de eventuele kinderen van de echtgenoten wier huwelijk wordt nietig verklaard, genieten het voordeel van het putatieve huwelijk.
–
De nietigverklaring, die zoals vermeld ex tunc werkt, heeft niet dezelfde gevolgen als de ontbinding van het huwelijk door overlijden of echtscheiding. Deze ontbinding werkt immers ex nunc (de gevolgen uit het verleden blijven bestaan, maar enkel die voor de toekomst vallen weg).
2.1.4 Vorm
Het huwelijk wordt gesloten voor de ambtenaar van de burgerlijke stand. De aanstaande echtgenoten kunnen hierbij getuigen vragen, hetgeen zowel bloedverwanten als niet-bloedverwanten kunnen zijn. Voorafgaand dient een huwelijksaangifte te gebeuren. Een van de aanstaande echtgenoten of beiden moeten aangifte doen van hun wens te huwen. De ambtenaar van de burgerlijke stand ondertekent de aangifte behalve als hij twijfels heeft over de geldigheid of echtheid van de overgelegde documenten. Het huwelijk mag niet worden voltrokken voor de 14e dag na de datum van ondertekening van de aangifte van het huwelijk. Is het huwelijk niet voltrokken binnen de zes maanden na het verstrijken van deze veertien dagen, dan moet er een nieuwe aangifte gebeuren.
Het burgerlijke huwelijk moet niet noodzakelijk plaatsvinden in het gemeentehuis. Meer bepaald kan de gemeenteraad op het grondgebied van de gemeente andere openbare plaatsen met een neutraal karakter, waarvan de gemeente het uitsluitende gebruiksrecht heeft, aanwijzen om huwelijken te voltrekken.
Het huwelijk vindt plaats op de dag die gekozen wordt door de echtgenoten. Dat kan in principe geen zon- of feestdag zijn, tenzij de gemeenteraad dit wel toestaat.
Het burgerlijke huwelijk in België staat volledig los van het religieuze. Het religieuze huwelijk, dat op burgerrechtelijk vlak trouwens geen enkel gevolg heeft, kan maar worden gesloten na het burgerlijke.
Ook huwelijken tussen Belgen en Belgen en vreemdelingen die in een vreemd land zijn voltrokken met inachtneming van de in dat land gebruikelijke vorm, worden in België als geldig beschouwd.
2.2 Oefeningen
1 Yolanda, 28 jaar oud en van Belgische nationaliteit, wordt door een vriend in contact gebracht met Ibrahim, 35 jaar en van Turkse afkomst. Ibrahim wenst met haar een huwelijk aan te gaan om zo een verblijfsvergunning te krijgen. Zou de ambtenaar van de burgerlijke stand hier kunnen weigeren het huwelijk te sluiten? Als het huwelijk toch wordt gesloten, kan dan achteraf nog iets worden ondernomen?
2 Elke wenst te huwen met Vincent. Is er sprake van een huwelijksbeletsel in de volgende gevallen, en zo ja, is dispensatie dan mogelijk?
–
56
a Vincent is haar broer.
b Hij is haar neef (zoon van broer vader).
c Hij is de zoon van haar broer.
d Hij is haar vader.
e Hij is haar schoonbroer.
3 Joost huwt met Naioma van Tunesische afkomst. Na enige maanden komt Joost tot de ontdekking dat zijn echtgenote de islam belijdt, hetgeen door hem niet kan worden getolereerd. Hij wenst daarom de nietigverklaring van het huwelijk te verkrijgen, want meent hij, er is sprake van bedrog en dwaling. Kan Joost dit hard maken?
2.3 De wettelijke samenwoning
Twee personen die samenleven zonder gehuwd te zijn, kunnen ook kiezen voor het statuut van wettelijk samenwoner. Daarbij is het om het even of het gaat om echte levenspartners, of om mensen die een huishouden vormen uit economische overwegingen. Het is een statuut dat – net als het huwelijk – zowel voor homo- als heteroseksuele partners toegankelijk is. De regels hieromtrent staan in art. 1475 e.v. oud BW.
VOORBEELD
Zowel een homoseksueel koppel als een moeder en zoon die samenwonen kunnen voor dit statuut opteren.
Het moet wel gaan om twee personen. Leeft men in groepsverband samen (bv. sekte), dan kan het statuut van wettelijk samenwonende niet worden aangenomen. Evenmin is het statuut toegankelijk voor personen die gehuwd zijn of al verbonden zijn door een andere wettelijke samenwoning.
Niet alle samenwonenden vallen onder het statuut. Het is vereist dat de partners in kwestie voor de toepassing ervan opteren. Dat doen ze door een verklaring van samenwoning af te leggen voor de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeenschappelijke woonplaats. Als alle voorwaarden vervuld zijn, maakt de ambtenaar melding van de verklaring in het bevolkingsregister.
Door te kiezen voor de wettelijke samenwoning krijgen de partners een aantal rechten en plichten. Zo gelden ook hier de regels van de bescherming van de gezinswoning (zie verder in dit hoofdstuk bij punt 3 over het primair stelsel) en dienen beide partners bij te dragen in de lasten van hun samenleving naar evenredigheid van hun mogelijkheden. Ten slotte verbindt iedere schuld door een van de partners aangegaan ten behoeve van het samenleven en van de kinderen de andere partner hoofdelijk. Als de verstandhouding ernstig verstoord is, kunnen hier ook binnen bepaalde voorwaarden dringende maatregelen bij de familierechtbank worden gevraagd.
Uit elkaar gaan kan vrij gemakkelijk. Het volstaat dat een van de partners een verklaring gaat afleggen bij de ambtenaar van de burgerlijke stand. Een echtscheidingsprocedure is dus niet nodig. Er wordt bij het uiteengaan niet voorzien in een onderhoudsuitkering die de ene aan de andere partner verschuldigd is.
2.4 Feitelijke samenwoning
Zoals vermeld onder de vorige paragraaf zijn samenwoners niet verplicht te kiezen voor het wettelijke statuut. Ze kunnen ook eenvoudigweg feitelijk gaan samenleven. Voor deze hypothese bestaan er geen specifieke wettelijke bepalingen. Om discussie tussen de partners te vermijden is het aangewezen
57
Hoofdstuk 2 Familierecht
goede afspraken te maken en bv. een samenwoningsovereenkomst af te sluiten. Hierin kan bv. worden overeengekomen wie hoeveel bijdraagt in de kosten van de huishouding waarbij er op dat vlak bv. wordt gewerkt met een gezamenlijke bankrekening.
3 Het primair stelsel; rechten en verplichtingen van de echtgenoten
Door het aangaan van het burgerrechtelijke huwelijk, hebben de echtgenoten een aantal (financiële en andere) wederzijdse rechten en verplichtingen. Het geheel van deze rechten en verplichtingen die toepasselijk zijn op alle echtgenoten zonder onderscheid (en dus ongeacht het huwelijksvermogensstelsel waarvoor zij kozen), wordt het primair stelsel genoemd.
Het primair stelsel geldt dus verplichtend voor alle echtgenoten. Er kan niet van worden afgeweken door het sluiten van een overeenkomst, zelfs niet bij huwelijksovereenkomst.
De bepalingen in de wet hierover vinden we terug in art. 212 - 224 oud BW.
In deze uitgave wordt alleen op de voornaamste bepalingen gewezen.
3.1 Huwelijksplichten
De echtgenoten zijn door het enkele feit van het huwelijk elkaar getrouwheid, hulp, bijstand en samenwoning verschuldigd. Daarnaast moet elke echtgenoot bijdragen in de lasten van het huwelijk.
Daar waar de bijstandsverplichting betrekking heeft op morele ondersteuning, houden de hulp- en bijdrageplicht in dat de financieel sterkere echtgenoot de financieel zwakkere op geldelijk vlak moet steunen.
De getrouwheidsplicht en de samenwoningsplicht situeren zich niet op financieel vlak, maar raken de persoonlijke vrijheid van de echtgenoten. Meer bepaald houdt de getrouwheidsplicht in dat men zich moet onthouden van seksuele omgang met een ander dan de echtgenoot. Verder moeten de echtgenoten samenwonen in de echtelijke verblijfplaats.
3.2 Bescherming gezinswoning
Daarnaast wordt de gezinswoning door de wet beschermd (art. 215 oud BW). De gezinswoning is een onroerend goed (zie het hoofdstuk 'Definitie en indeling van goederen') dat effectief wordt bewoond door minstens een van de echtgenoten. Het hele goed (met inbegrip van de tuin, garage …) en ook de huisraad genieten de hieronder vermelde bescherming. Per gezin kan slechts één woning als gezinswoning worden beschermd.
VOORBEELD
Een tweede verblijf, bv. aan de kust of in de Ardennen, zal niet als gezinswoning beschermd worden.
De bescherming die aan de gezinswoning wordt gehecht, gebeurt via twee technieken.
In de eerste plaats wordt bescherming verleend als een van de echtgenoten (of beiden) eigenaar is (zijn) van de gezinswoning. In dat geval mag de woning niet worden verkocht of met een zakelijk recht worden bezwaard (bijvoorbeeld met een ‘erfdienstbaarheid’) zonder dat de mede-echtgenoot
58 Deel 2 Personen, familie en relatievermogensrecht
daarmee instemt, en dat zelfs als de ene echtgenoot exclusief eigenaar is van de woning. Wel kan de rechtbank bij weigering van de instemming een vervangende machtiging verlenen.
VOORBEELD
Een onder het wettelijk stelsel (zie ook het hoofdstuk ‘Relatievermogensrecht’) gehuwde vrouw verkrijgt via een schenking van haar ouders een appartement. Zij is daarvan de exclusieve eigenaar. Met haar echtgenoot en kind gebruikt ze het appartement als gezinswoning. Na een ruzie met haar man wenst ze evenwel het appartement te verkopen. Hoewel zij alleen eigenaar is van het goed, heeft ze toch de instemming nodig van haar echtgenoot. Als hij weigert in te stemmen, kan de echtgenote in een procedure voor de rechtbank een vervangende machtiging vragen.
Ook als de woning wordt gehuurd, biedt de wet bescherming. De mede-echtgenoot wordt dan van rechtswege medehuurder van de gezinswoning, ook al tekende deze de huurovereenkomst niet. Dat wordt trouwens ook nog apart bevestigd in het Vlaams Woninghuurdecreet. Zo kan de verhuurder de huurovereenkomst alleen opzeggen als hij een apart aangetekend schrijven stuurt aan elk van de echtgenoot-huurders. Zo niet kan de huurder de nietigheid ervan inroepen, voor zover de verhuurder op de hoogte is van het feit dat hij inmiddels gehuwd was.
De opzeg gegeven door de echtgenoten-huurders moet ook van beiden uitgaan.
3.3 Hoofdelijkheid
In het primair stelsel wordt ook bepaald dat de echtgenoten ‘hoofdelijk’ gehouden zijn voor schulden die ze hebben aangegaan ten behoeve van de huishouding of de opvoeding van de kinderen (over de betekenis van het begrip hoofdelijkheid, zie het deel over verbintenissen).
Hierop bestaat slechts één uitzondering: als de schulden die werden aangegaan door de ene echtgenoot buitensporig zijn gelet op de bestaansmiddelen van het gezin (geen synoniem van nutteloos), is de andere niet hoofdelijk meegehouden.
VOORBEELD
– Als de echtgenoten welstellend zijn en de vrouw koopt vijf microgolfovens, dan is deze aankoop misschien wel nutteloos, maar niet buitensporig gelet op de bestaansmiddelen van het gezin. De man is dan ook hoofdelijk gehouden mee te betalen.
– Als de financiële toestand van de echtgenoten slecht is, en de echtgenoot schaft een dure nieuwe keuken aan, kan deze aankoop buitensporig zijn. In dat geval is de echtgenote niet hoofdelijk gehouden.
Het spreekt voor zich dat in deze laatste hypothese de leverancier wel betaling kan vorderen van de echtgenoot die de aankoop deed. Zijn de echtgenoten gehuwd onder het wettelijk stelsel (zie ook het hoofdstuk 'Relatievermogensrecht'), dan kan ook het gemeenschappelijk vermogen worden aangesproken.
We merken verder op dat de hoofdelijkheid alleen geldt voor schulden ten behoeve van de huishouding. Bij ‘feitelijke scheiding’ (als de echtgenoten niet meer samenwonen ook al zijn ze nog niet uit de echt gescheiden) bestaat er geen huishouding meer. In beginsel zal er dan ook geen hoofdelijkheid meer zijn. Evenwel zal men moeten bewijzen dat de schuldeiser op de hoogte was van het bestaan van de feitelijke scheiding.
59 Hoofdstuk 2 Familierecht
3.4 Vrijheid van beroep en autonomie in bankzaken
Elk van de echtgenoten kan een beroep naar keuze uitoefenen en de inkomsten ervan zelf ontvangen. De mede-echtgenoot kan zich wel richten tot de rechtbank, als hij/zij meent dat het uitgeoefende beroep de belangen van het gezin in gevaar brengt.
VOORBEELD
Een gehuwde man werkte bij de NMBS. In zijn statuut werd bepaald dat noch hij, noch zijn echtgenote een café mochten openen. Op het moment dat de echtgenote een bar wenst te openen, stapt de man naar de rechtbank, omdat de beslissing van de vrouw de belangen van het gezin in gevaar kan brengen. Voor de rechtbank haalde de man trouwens gelijk.
Wat het gebruik van de naam van de mede-echtgenoot in beroepszaken betreft, geldt, zoals werd aangehaald, een specifieke regel. Met instemming van de mede-echtgenoot kan men immers diens naam gebruiken. Zodra de instemming gegeven is, kan ze enkel om gewichtige redenen worden ingetrokken.
Daarnaast kan elke echtgenoot een bankrekening en/of kluis openen bij een bank of een financiële instelling. De bankinstelling mag ervan uitgaan dat de echtgenoot die de rekening opent, ook eigenaar is van de gelden die erop staan. Het gaat hier om een weerlegbaar vermoeden. Het gaat overigens alleen om een vermoeden ten voordele van de bank. Tussen de echtgenoten zelf geldt dat vermoeden niet. Het is in de relatie tussen de echtgenoten zelf dus niet noodzakelijk zo dat gelden die op rekening van een van de echtgenoten alleen staan sowieso in diens eigen vermogen vallen. Alles hangt daar af van het huwelijksvermogensstelsel waaronder de echtgenoten gehuwd zijn.
Wel moet de bank of financiële instelling de mede-echtgenoot op de hoogte brengen van de opening van de rekening en dit – omwille van bewijsproblemen – bij aangetekend schrijven.
3.5 Dringende maatregelen
Als een van de echtgenoten grof zijn huwelijksplichten verzuimt, of als de verstandhouding tussen de echtgenoten ernstig verstoord is, kan een van de echtgenoten aan de familierechtbank vragen om dringende maatregelen te nemen (art. 223 oud BW).
De rechter kan daarbij verschillende maatregelen nemen.
VOORBEELD
Zo kan hij bijvoorbeeld een van de echtgenoten toelaten elders te gaan wonen, hij kan bepaalde goederen voorlopig toebedelen aan een van de echtgenoten als die op een verschillende plaats gaan wonen (bv. wie mag de wasmachine en droogkast voorlopig gebruiken) ... Bovendien kan hij als dringende maatregel een onderhoudsgeld toekennen aan een van de echtgenoten (voor de echtgenoot persoonlijk en/of voor de kinderen), kan hij een regeling treffen omtrent wie het ouderlijk gezag uitoefent over de kinderen en waar de kinderen verblijven enz.
In de praktijk wordt niet vaak een beroep gedaan op art. 223 oud BW om dringende maatregelen te vorderen. Meestal worden deze maatregelen eerder gevorderd in het kader van een echtscheidingsprocedure die op hetzelfde moment wordt gestart.
60 Deel
2 Personen, familie en relatievermogensrecht
3.6 Oefeningen
1 Joelle en Mario wonen in een grote hoeve in West-Vlaanderen, die Joelle uit schenking van haar ouders in exclusieve eigendom kreeg. Joris, buurman van het echtpaar, wenst een recht van overgang te verkrijgen op het erf. Joelle is bereid hem dit recht te verlenen, maar Mario gaat hiermee niet akkoord. Uit woede om de beslissing van zijn vrouw, die hij ervan verdenkt een relatie te hebben met Joris, koopt Mario een splinternieuwe Ferrari.
a Kan Joelle het recht van overgang alleen toestaan?
b Kan de verkoper van de Ferrari Joelle hoofdelijk aanspreken voor de betaling van de aankoop?
2 Maria, echtgenote van Jos Beke, wenst politiek actief te worden. Gelet op de politieke bekendheid van de familienaam van haar echtgenoot, wenst ze deze in de verkiezingscampagne te gebruiken. Haar man blijkt daar echter weinig voor te voelen. Wat kan Maria doen?
3 Ignace en Isabelle, een gehuwd koppel, rijden al jaren met een Japanse wagen. Op het moment dat de garagehouder aan Ignace een factuur stuurt voor een grote onderhoudsbeurt, en Ignace weigert te betalen, wenst de garagist eveneens Isabelle aan te spreken ter betaling. Kan dat? Zou je antwoord hetzelfde zijn als Ignace en Isabelle feitelijk gescheiden zijn?
4 Echtscheiding
4.1 Dringende maatregelen
Dringende maatregelen kunnen ook worden gevraagd nadat de echtscheidingseis werd ingeleid (of tegelijk met het inleiden van de echtscheidingseis). Eerder wezen we erop dat dit ook kan als een van de echtgenoten grof zijn huwelijksplichten verzuimt of als de verstandhouding tussen de echtgenoten ernstig verstoord is zonder dat een echtscheidingsprocedure hangende is.
De bedoeling van dergelijke maatregelen is een oplossing te vinden voor de mogelijke conflicten die kunnen rijzen tijdens de echtscheidingsprocedure.
VOORBEELD
Een van de echtgenoten wenst een onderhoudsgeld te verkrijgen; er bestaat betwisting over de uitoefening van het ouderlijk gezag over en/of het verblijf van de minderjarige kinderen.
In het kader van deze procedure kunnen allerlei maatregelen worden genomen, zowel met betrekking tot de persoon, de goederen en het levensonderhoud van de echtgenoten en de kinderen.
VOORBEELD
Toekenning van de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag over de kinderen, het uitwerken van een verblijfsregeling voor de kinderen, het opleggen van een afzonderlijke verblijfplaats, het aanstellen van een notaris voor de opmaak van een inventaris, het voorlopig gebruik en genot krijgen van roerende goederen zoals de inboedel of een wagen enz.
Wat betreft het verblijf van de minderjarige kinderen schuift de wetgever het gelijkmatig verblijf bij vader en moeder als principe naar voor. Als een van de ouders dit vraagt, moet de rechter onderzoeken of dat systeem aangewezen is of niet. De rechtbank kan daarbij o.a. rekening houden met de wensen van het kind zelf (als dat een voldoende leeftijd heeft – zo moet een kind vanaf 12 jaar gehoord
61
Hoofdstuk 2 Familierecht
worden tenzij het dat zelf niet wil; ook jongere kinderen worden soms gehoord), met de jonge leeftijd van het kind, de praktische haalbaarheid van een bilocatieregeling (bv. hoe ver wonen de ouders van elkaar …). Inzake het verblijf zijn overigens talloze systemen denkbaar, gaande van bijvoorbeeld een volledig gelijkmatig verblijf (bv. week-week) over een klassieke weekendregeling, tot een verblijf van negen dagen bij de ene en vijf dagen bij de andere enz.
Als er meerdere kinderen zijn binnen eenzelfde gezin, tracht men de verblijfsregeling van broers en zussen gelijk te laten lopen. Minderjarige broers en zussen hebben namelijk het recht om niet van elkaar te worden gescheiden. Dit recht moet in het belang van elk kind worden beoordeeld. Ingeval het belang van een kind vereist dat dit recht niet wordt uitgeoefend, streeft men het behoud van persoonlijke contacten tussen dit kind en elk van zijn broers en zussen na, tenzij ook dit strijdig is met het belang van dit kind.
4.2 De vormen van echtscheiding
Waar er vroeger drie belangrijke vormen van echtscheiding waren (echtscheiding op grond van fout, twee jaar feitelijke scheiding en echtscheiding door onderlinge toestemming), zijn er nu maar twee echtscheidingsvormen meer (echtscheiding op grond van een onherstelbare ontwrichting van het huwelijk en echtscheiding door onderlinge toestemming).
4.2.1 Echtscheiding op grond van onherstelbare ontwrichting van het huwelijk (art. 229 oud BW)
4.2.1.1 Wanneer te vragen?
Er is sprake van een onherstelbare ontwrichting van het huwelijk als de voortzetting van de samenleving tussen de echtgenoten en de hervatting ervan redelijkerwijze onmogelijk is geworden door de ontwrichting. Dat betekent dan ook meteen dat de vraag wie schuld heeft aan de ontwrichting door de nieuwe wet irrelevant is geworden bij het uitspreken van de echtscheiding.
De onherstelbare ontwrichting kan vooreerst rechtstreeks worden aangetoond. De rechtbank beslist daartoe als zij van mening is dat er tussen de echtgenoten geen enkele toenadering meer mogelijk is (bijvoorbeeld als een van de echtgenoten een overspelige relatie heeft).
Daarnaast is er ook sprake van een onherstelbare ontwrichting als er een feitelijke scheiding is die enige tijd heeft geduurd. Gaat de vraag tot echtscheiding uit van één enkele echtgenoot, dan moet de feitelijke scheiding minstens één jaar duren. Als beide echtgenoten integendeel vragende partij zijn, dan volstaat een feitelijke scheiding van zes maanden.
Daarnaast is er een onherstelbare ontwrichting van het huwelijk als de echtgenoten gezamenlijk de echtscheiding aanvragen (en op dat ogenblik nog geen zes maanden gescheiden zijn), de rechter een tweede verschijning beveelt en de echtgenoten bij die tweede verschijning hun wil om uit de echt te scheiden, bevestigen. Die tweede verschijning kan dan trouwens al drie maanden na de eerste plaatsvinden, zelfs als er nog geen zes maanden verstreken zijn.
Hetzelfde geldt als een van de echtgenoten verzoekt om de echtscheiding (terwijl men nog geen jaar gescheiden is), de rechter een tweede verschijning beveelt (op een datum onmiddellijk na het verstrijken van die periode van één jaar) en een van de echtgenoten op die tweede verschijning om de echtscheiding verzoekt.
4.2.1.2 Procedure
De vordering tot echtscheiding wordt aanhangig gemaakt via een dagvaarding of een verzoekschrift.
62 Deel 2 Personen,
en relatievermogensrecht
familie
De familierechtbank spreekt uiteindelijk de echtscheiding uit. In dat vonnis wordt normaal ook een notaris aangesteld om tot de vereffening-verdeling van het huwelijksvermogensstelsel over te gaan.
4.2.1.3 Gevolgen
– Door de echtscheiding wordt het huwelijk ontbonden; de rechten en plichten van het primair stelsel vervallen.
– Het huwelijksvermogensstelsel (zie ook het hoofdstuk 'Relatievermogensrecht') moet worden vereffend en verdeeld.
– Een in de praktijk belangrijk gevolg van de echtscheiding is dat de ene echtgenoot eventueel een onderhoudsuitkering verschuldigd is aan de andere echtgenoot (art. 301 oud BW).
De echtgenoten kunnen vooreerst een akkoord sluiten over de alimentatie die de ene echtgenoot aan de andere verschuldigd is. Daarin kan het bedrag aan alimentatie dat de ene aan de andere moet betalen, vastgesteld worden. Bovendien kunnen de echtgenoten overeenkomen over de regels en principes volgens dewelke de alimentatie na echtscheiding kan worden herzien.
Bij gebrek aan akkoord, kan de rechtbank een uitkering opleggen. De wet geeft daarbij aan dat de behoeftige echtgenoot een alimentatie kan vragen van zijn gewezen partner. De rechter kan de vraag om een uitkering te krijgen evenwel afwijzen als de andere echtgenoot bewijst dat diegene die de uitkering vraagt, een zware fout beging die de voortzetting van de samenleving onmogelijk maakte (zo bijvoorbeeld als de echtgenoot die de alimentatie vraagt een overspelige relatie heeft waardoor de verderzetting van de samenleving onmogelijk werd).
De criteria die in de wet worden aangegeven om de hoogte van de onderhoudsuitkering te bepalen, blijven vaag. De wet geeft daarbij aan dat de onderhoudsuitkering minstens de staat van behoefte van de onderhoudsgerechtigde moet dekken. De rechter houdt in zijn beoordeling ook rekening met de aanzienlijke economische terugval en de economische situatie van de onderhoudsgerechtigde. De rechtbank houdt daarnaast rekening met de inkomsten van de beide echtgenoten. Bovendien worden de mogelijkheden van de beide echtgenoten in aanmerking genomen.
De wet zegt verder dat de onderhoudsuitkering alleszins 1/3 van de inkomsten van de onderhoudsplichtige niet mag te boven gaan. De onderhoudsuitkering is overigens voor 80 % aftrekbaar in hoofde van de echtgenoot die de alimentatie dient te betalen, terwijl ze voor hetzelfde percentage belastbaar is in hoofde van de ontvanger van de uitkering. De onderhoudsuitkering wordt in principe automatisch beperkt in de tijd. Meer bepaald mag de duur dat de onderhoudsuitkering wordt betaald, niet langer zijn dan de duur van het huwelijk. De uitkering mag ook korter zijn.
De onderhoudsuitkering wordt verder gekoppeld aan de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen, tenzij de rechtbank een andere formule oplegt van aanpassing. Bovendien kan de onderhoudsuitkering worden gewijzigd (verhoogd, verminderd of afgeschaft) als ten gevolge van nieuwe omstandigheden onafhankelijk van de wil van partijen, het bedrag daarvan niet meer aangepast is en dit uitgezonderd indien de partijen uitdrukkelijk het tegengestelde zijn overeengekomen. De wet geeft verder expliciet aan dat de onderhoudsuitkering komt te vervallen als de onderhoudsgerechtigde opnieuw in het huwelijk treedt of als die wettelijk gaat samenwonen. De rechtbank is ook in de mogelijkheid de uitkering af te schaffen als de uitkeringsgerechtigde samenleeft met een andere persoon alsof zij gehuwd zijn.
– Het ouderlijke gezag over de minderjarige kinderen (en het verblijf van de kinderen) wordt vastgelegd bij voorlopige maatregel. Die blijft ook gelden na de echtscheiding. Wel kan bij gewijzigde omstandigheden naar de familierechtbank worden gestapt om een wijziging te verkrijgen. In het echtscheidingsvonnis zelf wordt integendeel geen regeling getroffen voor de kinderen. Hetzelfde geldt overigens voor wat betreft de alimentatie tegenover de kinderen.
63
Hoofdstuk 2 Familierecht
4.2.2 Echtscheiding door onderlinge toestemming
4.2.2.1
Gronden
Een tweede vorm van echtscheiding betreft de echtscheiding door onderlinge toestemming. Om op deze grond tot echtscheiding een beroep te kunnen doen, is geen schuld vereist, maar wel de wil van de echtgenoten om uit de echt te scheiden. Bovendien is vereist dat de echtgenoten akkoord zijn over de modaliteiten van de echtscheiding (zie art. 1287 e.v. Ger. W.).
4.2.2.2 Procedure
De procedure bij echtscheiding door onderlinge toestemming valt uiteen in een buitengerechtelijke en een gerechtelijke fase.
G Buitengerechtelijk
In de buitengerechtelijke fase moeten de echtgenoten, al dan niet bij een notaris of advocaat, een voorafgaandelijk akkoord sluiten over een aantal in de wet opgesomde aangelegenheden. De tussenkomst van een notaris is niet verplicht, tenzij er onroerende goederen moeten worden verdeeld.
Meer bepaald gaat het om: – een eventueel wederzijds toe te kennen onderhoudsgeld, en dat zowel tijdens als na de procedure. De echtgenoten zijn evenwel niet verplicht elkaar enig onderhoudsgeld toe te kennen. Ze kunnen in de akte afstand doen van deze uitkering. Wel moet, als er tussen de echtgenoten voor een van hen een onderhoudsuitkering wordt overeengekomen, in de overeenkomst uitdrukkelijk worden bepaald welke formule moet worden toegepast voor de aanpassing van dit bedrag aan de kosten van levensonderhoud. Bovendien dienen de omstandigheden te worden aangegeven waaronder dit bedrag later kan worden herzien. Tenzij anders bepaald, is de uitkering wijzigbaar als ten gevolge van nieuwe omstandigheden onafhankelijk van de wil van partijen het bedrag daarvan niet meer aangepast blijkt te zijn;
– de uitoefening van het ouderlijk gezag over de minderjarige kinderen en de verblijfsregeling;
– een bijdrage in opvoeding en het onderhoud van de kinderen.
Deze drie aangelegenheden worden geregeld in een zogenaamde ‘familierechtelijke overeenkomst’. Daarnaast zal ook een ‘vermogensrechtelijke overeenkomst’ worden gesloten waarin wordt bepaald hoe de verdeling van de goederen en de schulden zal plaatshebben, en waarin een erfrechtelijke regeling moet worden opgenomen voor het geval een van de echtgenoten sterft tijdens de procedure.
VOORBEELD
In de vermogensrechtelijke overeenkomst kan bijvoorbeeld staan wie het huis overneemt en welke opleg hiervoor wordt betaald aan de andere. Tevens wordt een regeling getroffen voor de verdeling van meubels, de financiële activa, wie welke schulden afbetaalt, aan wie de eventuele handelszaak wordt toegekend, hoe aandelen van een vennootschap worden verdeeld enz.
H Gerechtelijk
Eens de partijen hun akkoord hebben gesloten, moeten ze dat nog voorleggen aan de rechtbank. Dat gebeurt in de zogenaamde ‘gerechtelijke fase’. Die procedure verloopt in principe schriftelijk.
De familierechtbank kan wel de persoonlijke verschijning van de echtgenoten bevelen, hetzij op vraag van de procureur des Konings of een van de partijen, hetzij ambtshalve. In dat geval moeten de echtgenoten binnen een maand te rekenen vanaf de neerlegging van het verzoekschrift gezamenlijk en
64 Deel 2 Personen,
en
familie
relatievermogensrecht
persoonlijk verschijnen voor de familierechtbank. De rechtbank kan in uitzonderlijke omstandigheden een of beide echtgenoten machtigen zich te laten vertegenwoordigen door een advocaat of een notaris.
4.2.2.3 Gevolgen
De gevolgen van deze vorm van echtscheiding regelen de echtgenoten zelf in de overeenkomsten die ze in de buitengerechtelijke fase opstellen.
5 Onderhoudsgeld
5.1 Kring van onderhoudsgerechtigden
De personen tussen wie een onderhoudsplicht bestaat, zijn nagenoeg steeds door een familiale band verbonden. De belangrijkste verplichtingen zijn:
1 de verplichting van de echtgenoten tot hulp en bijdrage in de lasten van het huwelijk (zie eerder in dit hoofdstuk bij punt 3.1 Huwelijksplichten).
2 de verplichting van de ouders tegenover hun niet-zelfstandige kinderen (art. 203 oud BW). Hierbij kan worden opgemerkt dat de ouders in principe ook een onderhoud verschuldigd zijn aan hun meerderjarige kinderen voor zover ze nog studeren. Wel moeten de studies een normale voortgang kennen.
Inzake de alimentatie die ouders aan hun kinderen verschuldigd zijn, kan nog worden gewezen op volgende principes:
a Om de onderhoudsuitkering te berekenen worden een aantal parameters aangegeven. Meer bepaald worden niet enkel beroepsinkomsten in aanmerking genomen maar ook roerende en onroerende inkomsten, alsmede alle voordelen en andere middelen die de levensstandaard van de ouders en deze van de kinderen waarborgen. De rechtbank die de onderhoudsbijdrage vaststelt, moet haar beslissing grondig motiveren. In de rechterlijke beslissing moet een hele reeks verplichte vermeldingen staan (bv. welk bedrag aan middelen in hoofde van de beide ouders in aanmerking werd genomen). Als de ouders onderling een regeling treffen over de alimentatie, moeten ze ook motiveren op welke parameters ze zich gebaseerd hebben om tot een regeling te komen. In de praktijk wordt bij de berekening wel eens teruggegrepen naar de zogenaamde methode Hobin.
Los van een eventuele onderhoudsuitkering die de ene ouder aan de andere verschuldigd is, moet er ook een regeling worden getroffen voor de buitengewone kosten met betrekking tot de kinderen.
Buitengewone kosten zijn de uitzonderlijke, noodzakelijke of onvoorzienbare uitgaven die voortvloeien uit toevallige of ongewone gebeurtenissen. Deze kosten overschrijden het gebruikelijke budget voor het dagelijkse onderhoud van het kind dat desgevallend als basis diende voor de vaststelling van de onderhoudsbijdragen (denk bv. aan een hospitalisatie). Het KB van 22 april 2019 (BS, 2 mei 2019) geeft een lijst van zo’n buitengewone kosten weer.
VOORBEELD
Zo zijn bv. buitengewone kosten:
– de behandelingen door artsen-specialisten en de medicaties, gespecialiseerde onderzoeken en verzorging die zij voorschrijven
– meerdaagse schoolactiviteiten tijdens het schooljaar zoals ski-, zee- en bosklassen, schoolen studiereizen en stage.
65
Hoofdstuk 2 Familierecht
Die lijst is niet bindend. De rechtbank kan van de lijst afwijken, net zoals de partijen dat in het kader van een regeling kunnen doen. Het koninklijk besluit in kwestie geeft ook aan hoe de kosten afgerekend moeten worden en welke buitengewone kosten het voorwerp moeten zijn van een voorafgaand overleg en een uitdrukkelijk akkoord, behalve in geval van hoogdringendheid en overmacht. De wet zelf geeft aan dat als het akkoord gevraagd moet worden, er aan die vereiste voldaan is als de ouder aan wie het verzoek tot akkoord wordt gericht bij aangetekende zending, elektronische aangetekende zending of faxbericht, nalaat hierop op dezelfde wijze te reageren binnen eenentwintig dagen, te rekenen vanaf de dag na de verzending. Als het verzoek tijdens de schoolvakanties van minstens één week of meer geformuleerd is, wordt deze termijn tot dertig dagen verlengd. Als een uitgave wordt geweigerd, zal de betwisting voorgelegd moeten worden aan de rechtbank.
b Op vraag van een van de ouders kan de rechter de ouders verplichten een kinderrekening te openen. Concreet zal dan worden bepaald hoeveel elke ouder hierop dient te storten, welke uitgaven met deze rekening dienen te worden betaald, hoe op de uitgaven toezicht zal worden gehouden …
c Ten slotte wordt ook een commissie voor onderhoudsbijdragen opgericht, moeten vonnissen en akkoorden melding maken van het bestaan van de dienst alimentatievorderingen (DAVO), en wordt de onderhoudsuitkering van rechtswege gekoppeld aan de index van de consumptieprijzen:
3 de onderhoudsplicht tussen ex-echtgenoten (zie eerder in dit hoofdstuk bij punt 3.1 Huwelijksplichten);
4 de gemeenrechtelijke onderhoudsverplichting tussen bepaalde bloed- en aanverwanten. Tussen bloedverwanten in de rechte lijn bestaat er een wederkerige verplichting tot het verstrekken van onderhoud.
Bij aanverwanten is de alimentatieplicht beperkt tot de eerste graad in de rechte lijn, namelijk de relatie tussen schoonouder-schoonkind.
De verplichting van de schoonkinderen houdt op als de schoonvader of schoonmoeder die de alimentatie vraagt, een nieuw huwelijk aangaat. Ook valt de verplichting weg wanneer de echtgenoot die de aanverwantschap heeft doen ontstaan en de kinderen uit zijn huwelijk met de andere echtgenoot, overleden zijn.
VOORBEELD
Zo zal er tussen broers en zusters geen wettelijke onderhoudsverplichting bestaan. Tussen hen bestaat er wel een natuurlijke verbintenis tot het verstrekken van levensonderhoud. Concreet betekent dit dat een broer bijvoorbeeld geen onderhoudsgeld verschuldigd is aan zijn zus, maar als hij het toch vrijwillig betaalt, hij het niet kan terugvorderen. Bovendien zal hij verplicht zijn te betalen als hij belooft dat te doen.
5.2 Voorwaarden
Opdat er tussen de mogelijk onderhoudsgerechtigde en -plichtige ook effectief een onderhoudsgeld zou moeten worden betaald, moet voldaan zijn aan enkele voorwaarden.
– Zo moet de schuldeiser behoeftig zijn. Dat wil zeggen dat hij een bepaald ‘levensniveau’ (dat afhankelijk is van de aard van de onderhoudsplicht) niet kan bereiken.
VOORBEELD
Voor ex-echtgenoten is het criterium de behoeftigheid, die wel wordt genuanceerd (zie eerder in dit hoofdstuk bij punt 4).
– In het gemene recht is men behoeftig als men niet in zijn bestaan kan voorzien.
–
66
Deel 2 Personen, familie en relatievermogensrecht
Daarnaast is vereist dat de potentieel onderhoudsplichtige over voldoende middelen beschikt om het onderhoud te verschaffen.
5.3 Begroting van het onderhoudsgeld
De bepaling van het onderhoudsgeld gebeurt in de verschillende systemen steeds op dezelfde wijze. Op de eerste plaats moet worden nagegaan welk levensniveau de schuldeiser in beginsel moet kunnen bereiken. Vervolgens worden daarvan zijn eigen middelen afgetrokken. Het saldo moet normaal worden betaald door de schuldenaar als hij over voldoende middelen beschikt.
In bepaalde gevallen kan de onderhoudsplichtige ook aanbieden het levensonderhoud in natura te verstrekken (door de onderhoudsgerechtigde bijvoorbeeld kost en inwoon te geven).
VOORBEELD
Jan, vader van Brent, beschikt over 1 000 EUR per maand. Opdat hij in zijn bestaan zou kunnen voorzien, heeft hij 1 250 EUR nodig. Het saldo van 250 EUR moet worden betaald door Jan als deze in casu onderhoudsplichtig en voldoende vermogend is.
6 Oefeningen
1 Marc, apotheker van beroep, heeft al geruime tijd ruzie met zijn ouders. Zijn ouders, op pensioengerechtigde leeftijd, krijgen maandelijks voor 1 750 EUR pensioen. Bovendien hebben ze een drietal appartementen. Groot is dan ook de verbazing van Marc als hij een brief krijgt van de advocaat van zijn vader waarin een onderhoudsuitkering wordt geëist. Wat zou je Marc aanraden?
2 Kiara en Akim hebben twee kindjes van respectievelijk 4 en 2 jaar. Akim werkt in een ploegensysteem (om de drie weken werkt hij in de nachtploeg) en Kiara werkt halftijds als bediende. Hun relatie is ten einde. Kiara blijft wonen in Aalst waar ze eerder samenwoonden en Akim verhuist naar Antwerpen. Op het moment dat ze uiteengaan wil Akim graag dat een week-/weekregeling wordt uitgewerkt wat betreft de kinderen. Hoe schat je zijn kansen in? Welke argumenten zie je in zijn voor- en in zijn nadeel?
3 Anna en Ben scheiden uit de echt. Anna werkt als bediende (halftijds) en heeft een inkomen van 1 500 EUR netto. Ben heeft een bouwbedrijf (dat in een vennootschap zit). Hij keert zich een eerder beperkt bedrag van 2 000 EUR per maand uit. Anna zou nu een alimentatie na echtscheiding willen krijgen. Denk je dat haar vraag kans maakt? Welke argumenten zou jij gebruiken mocht je de advocaat zijn van Ben? En wat als je de advocaat van Anna zou zijn?
–
67 Hoofdstuk 2 Familierecht