STORIA 1 classic
HD
Pr
oe
fv
er
si
e
LEERBOEK
e
si
er
fv
oe
Pr
INHOUD
A Een beeld van het verleden
8
Les 2 Over tijden, plaatsen en domeinen 10 Les 3 De bronnen van de geschiedenis 14 Ontdekplaat* Vaardig in geschiedenis Overzicht A
19
B De prehistorie
20
64
Les 12 Het ontstaan van de stroomculturen 66 Les 13 Egypte, het land van de Nijl 70 Ontdekplaat* Egypte en de Nijl Les 14 De farao staat aan de top van de samenleving 74 Les 15 Meer dan drieduizend jaar politieke geschiedenis 78 Ontdekplaat* Bloei en verval van Egypte Les 16 De Egyptische godsdienst kent een overvloed aan goden 82 Ontdekplaat* Egyptische goden Les 17 Leven na de dood 86 Ontdekplaat* De graftombe van Toetanchamon Les 18 Kunst voor goden en rijke, machtige mensen 90 Ontdekplaat* Kunst voor goden en rijke, machtige mensen Les 19 Wetenschap en techniek in het Oude Egypte 98 Les 20 MesopotamiĂŤ en Egypte met elkaar vergeleken 102 Les 21 De evolutie van het schrift 106 Overzicht D 110
fv
er
Les 4 De mens, nog maar pas op aarde 22 Ontdekplaat* Het ontstaan van de mens Les 5 De komst van de homo sapiens 28 Les 6 De werktuigen van de prehistorische mens 32 Ontdekplaat* De werktuigen van de prehistorische mens Les 7 Veranderingen in het neolithicum 36 Overzicht B 40
D Het oude nabije oosten (ca. 3500-800 v.C.)
e
4
si
Les 1 Inleiding
oe
Les 8 Historisch denken
42
C De prehistorie in Noordwest-Europa 48 Les 9 Raadsels in steen Ontdekplaat* Raadsels in steen Les 10 De Kelten, een volk uit de Europese ijzertijd Ontdekplaat* De Kelten, een volk uit de Europese ijzertijd Les 11 Sprokkels uit de Keltische samenleving Overzicht C
50
Herhalingsoefening
63
Pr
54
58 62
Les 22 Herhaling en synthese
112
Woordenlijst Sleutel- en structuurbegrippen
115 118
* De ontdekplaten vind je bij het onlinelesmateriaal.
INHOUD
3
1
Inleiding
1|
Op verkenning in STORIA HD Classic 1
e
Je vindt de inhoud van het leerboek op blz. 3. Kijk eens hoeveel lessen er gepland zijn en in hoeveel groepen of onderdelen je ze kunt onderverdelen. Elk onderdeel heeft een titel. Als je die leest, weet je welke onderwerpen je dit schooljaar bestudeert. Het leerboek
5 De tijdlijn situeert de les in de tijd.
Pr
6 Deze icoontjes duiden aan welke domeinen in de les aan bod komen. Meer info vind je op blz. 11.
4 Het kaartje vertelt over welk gebied de les gaat.
oe
1 Lesnummer
3 Een krachtige inleiding met de probleemstelling(en) van de les
fv
2 Duidelijke lestitel
er
si
We leggen de nadruk op de rode draad door de geschiedenis en we streven naar meer zelfstandig onderzoek en een kritische opstelling ten aanzien van het verleden. Alle lessen hebben dezelfde structuur. De onderstaande illustraties maken die duidelijk.
7 Ondertitels leiden de verschillende delen van de les in.
8 Moeilijke woorden krijgen een ander kleurtje. Ze worden in de marge uitgelegd en in de woordenlijst vanaf blz. 115.
4
LES 1 INLEIDING
9 Nadat je de les hebt geleerd, moet je deze zaken KENNEN en KUNNEN. De begrippen die je moet kennen, staan altijd bovenaan.
10 In de rubriek ‘RANDINFO’ vind je extra informatie over de les: boeiende verhalen die je normaal niet in schoolboeken vindt.
15 Opdrachten die je helpen om de bron te ontleden
11 Bronnen helpen je een lesonderwerp te bestuderen.
12 Kaart
si
e
13 Bronteksten
er
14 Cursieve tekst onder de bron: informatie over de auteur of maker van de bron
Pr
oe
fv
16 Afbeeldingen
17 Na elk onderdeel vind je een handig overzicht van de geziene leerstof.
LES 1 INLEIDING
5
het onlineleerplatform bij STORIA HD Classic
Leerstof kun je inoefenen op jouw niveau. Je kunt vrij oefenen en de leerkracht kan ook voor jou oefeningen klaarzetten. Je kunt kiezen uit: - oefeningen op ‘tijd, ruimte, domein’ - oefeningen op ‘werken met bronnen (HD)’ - oefeningen op ‘kennis’ - oefeningen op ‘begrippen’
si ontdekplaat
er
Hier kan de leerkracht toetsen en taken voor jou klaarzetten.
e
Hier vind je de opdrachten terug die de leerkracht voor jou heeft klaargezet.
fv
Benieuwd hoe ver je al staat met oefenen en opdrachten? Hier vind je een helder overzicht van je resultaten.
Pr
oe
Hier vind je het lesmateriaal per les of per leerstofonderdeel. Je merkt ook dat je kunt kiezen tussen verschillende oefeningen. Daarnaast zijn er de ontdekplaten waarmee je zelf aan de slag kunt. Je vindt er allerlei soorten bronnen, filmmateriaal, enz. rond een bepaald thema. Ga op ontdekkingstocht en voer de opdrachten uit. Veel plezier!
filmpjes
takenblad ontdekplaat STORIA Ontdekplaat
Naam:
Egypte en de Nijl
Klas:
Nr.
Datum:
1 Welke historische vraag wordt er in deze ontdekplaat beantwoord? Onderlijn.
/1
-
Welk verband is er tussen de Nijl en het ontstaan van de Egyptische samenleving?
-
Hoe regelen de Egyptenaren vandaag de overstroming van de Nijl?
2 Bekijk het filmpje en beantwoord de vragen.
/3
Het leven van de Egyptenaren is ingedeeld in 3 seizoenen. Welke? 1= 2= 3= In welk seizoen worden er dijken aangelegd om het water vast te houden? In welk seizoen werken de Egyptenaren aan grote bouwwerken? In welk seizoen wordt er geploegd, gezaaid en gewerkt aan de irrigatie? 3 Juist of onjuist? Omcirkel en verbeter de fouten. Nijlkrokodillen worden in het Oude Egypte ook als huisdier gehouden.
6
LES 1 HET ONLINELEERPLATFORM BIJ STORIA HD CLASSIC
/4 Juist
Onjuist
De Egyptische moedergodin Tawaret wordt afgebeeld als een krokodil.
Juist
Onjuist
De terugkeer van de ibissen valt samen met de oogsttijd.
Juist
Onjuist
Papyrusriet is een zeldzame plant langs de Nijl.
Juist
Onjuist
2|
Geschiedenis studeren: in de klas en thuis
Welkom in de geschiedenislessen van het eerste jaar van het secundair onderwijs. Geschiedenis is heus niet zo moeilijk als sommigen beweren. Het komt erop aan de lessen op de juiste manier aan te pakken. Luister daarom naar de raadgevingen van je leraar. Goed opletten tijdens de lessen brengt je al een hele stap vooruit. Je leraar zal je ook uitleggen hoe je de leerstof thuis kunt herhalen en instuderen. In de loop van het schooljaar zul je merken dat geschiedenis veel meer is dan feiten en datums uit het hoofd leren.
In de klas
Als je aandachtig luistert en actief meewerkt in de klas, zul je de leerstof thuis gemakkelijker kunnen instuderen. In de klas doe je het volgende: prent de titel van de les onmiddellijk in je hoofd; let op de ondertitels; ze vatten de hoofdlijnen van de les samen; het is belangrijk dat je alles begrijpt; woorden of onderdelen die je niet begrijpt, kun je moeilijk onthouden; probeer te antwoorden op vragen die je leraar stelt; bestudeer de documenten en de opdrachten aandachtig; zorg ervoor dat je notities ordelijk, volledig en foutloos zijn.
e
• • • • • •
si
Thuis
Voorbereiden
er
Neem wat je nodig hebt om je les in te studeren: je agenda, je leerboek, notities, een te verbeteren test enz. Studeer op een rustige en ordelijke plaats, zodat je geconcentreerd kunt werken.
Verkennen
Lezen en begrijpen
fv
Bestudeer eerst de opbouw van de les. Lees de inleiding en bekijk het kaartje, de domeinen en de tijdlijn. Daarna noteer je de titel en de ondertitels. Zo ken je de hoofdlijnen al.
oe
Neem de hele les grondig door en controleer of je alles echt begrijpt. De teksten en de documenten brengen het verhaal van de les. Om het verhaal te begrijpen, moet je ook alle woorden die aan bod komen begrijpen. Bij het vak geschiedenis horen heel wat specifieke begrippen. Let ook op ‘koepelwoorden’: dat zijn algemene begrippen die bij verschillende onderwerpen kunnen passen, zoals ‘oorzaken’, ‘gevolgen’, ‘argumenten’ … Lesteksten kun je samenvatten met een schema of een mindmap. Dat zijn goede geheugensteunen. Bekijk vervolgens het schema in je werkschrift. Dat bevat de hoofdzaken en de kernwoorden. Probeer nu aan de hand van het schema de inhoud van de les op te zeggen. Als je op die manier de les verkent, wordt er heel wat informatie in je geheugen opgeslagen. Je zult dus heel wat tijd besparen bij het instuderen.
Pr
Oefenen
Tijdens de geschiedenislessen leer je ook historische vaardigheden. Je leert hoe je historische informatie ontdekt, onderzoekt en structureert. Je zult bijvoorbeeld leren om informatie te halen uit bronnen, tijdlijnen en kaarten. Vaardigheden verwerf je door te oefenen. Maak de opdrachten opnieuw en kijk na of je antwoorden juist zijn. De vaardigheden zijn minstens even belangrijk als de inhoud van de les.
Studeren De avond voor een test of examen moet je de les instuderen. Studeer de definities van de begrippen die je moet kennen. Leer het schema uit het hoofd en overloop alle opdrachten nog eens.
Controleren Controleer of je het schema zelf opnieuw kunt samenstellen. Vergelijk met het schema in je werkschrift. Ga na of je elk woord en elk verband tussen de woorden in het schema kunt uitleggen. Raadpleeg de lijst Kennen en Kunnen. Kennen geeft weer wat je van de leerstof moet onthouden en uitleggen. Kunnen somt op welke vaardigheden in de les aan bod zijn gekomen. De lijst Kennen en Kunnen is een prima controlemiddel om na te gaan of je de leerstof beheerst. De puntjes die je onder de knie hebt, vink je aan in het voorziene vakje. Zo heb je altijd een goed overzicht. Op het onlineleerplatform vind je interactieve opdrachten om Kennen en Kunnen verder in te oefenen.
LES 1 INLEIDING
7
si
Alles wat vandaag gebeurt, heeft zijn oorsprong in het verleden. Mensen gebruiken voorbeelden uit het verleden om hun ideeën of keuzes te verdedigen. Maar vaak weten we niet wat er écht gebeurd is in dat verleden. De wetenschap die dat probeert te ontdekken, is de geschiedenis. Geschiedkundigen of historici bestuderen het verleden van de mens. In dit onderdeel leer je over de hulpmiddelen die zij gebruiken.
er
v. C 0 0 35 ±
fv
OUDE NABIJE OOSTEN
Pr
oe
PREHISTORIE
e
Een beeld van het verleden
.
A
e 19
4
50
5
si 17
±
±
±
er
14
50 ±
HEDENDAAGSE TIJD MODERNE TIJD VROEGMODERNE TIJD
fv
MIDDELEEUWEN
oe
H
50
0
. v. C 0 80 ±
KLASSIEKE OUDHEID
Pr
et verleden is grotendeels onbekend. Gebeurtenissen worden vergeten. Sommige samenlevingen verdwijnen en laten weinig sporen na. Informatie raakt verloren. In het verleden schrijft men niet alles op. En als iemand dat wel doet, is het vaak een eigen versie van de feiten. Overwinningen worden af en toe belangrijker voorgesteld dan ze zijn. Nederlagen worden wel eens verzwegen. Een menselijke samenleving is zo ingewikkeld dat je het verleden van alle kanten kunt bekijken. Hoe leven de mensen? Wat maken ze? Hoe verdienen ze geld? Gebruiken ze wel geld? Wat zien ze als kunst? Welk idee hebben ze over zichzelf ? Welke groepen zijn er? Enzovoort. Voor sommigen staat de geschiedenis gelijk met het verhaal van de grote figuren (‘helden’).
Op de bladzijde hiernaast zie je een olieverfschilderij van de Taiwanese kunstenaars Dai Dudu, Li Tiezi en Zhang An uit 2006. Ze hebben 103 belangrijke figuren uit de menselijke geschiedenis afgebeeld. Misschien herken je er wel enkele?
Een kritische ingesteldheid is een belangrijke eigenschap van een geschiedkundige. Je kunt heel wat vragen stellen over het schilderij. Waarom staan er zo weinig vrouwen op? Er zijn best veel vrouwen die een belangrijke rol in de geschiedenis hebben gespeeld. Waarom staan er sporters op? Zijn die zo belangrijk? Waarom is er niemand te zien uit onze streken? Denk maar aan kunstenaars en geleerden zoals Mercator, Van Eyck, Rubens en Vesalius. Waarom staan er voor ons onbekende Aziaten op? Het schilderij vertelt veel over wat de kunstenaars over het verleden denken. En de vragen die wij over het schilderij stellen, verklappen hoe wij over het verleden denken. Eigenlijk maakt iedereen een persoonlijk beeld van het verleden. Een eigen schilderij. Soms is dat beeld klein en mager, zoals het idee: ‘Vroeger droegen mensen beestenvellen en meer weet ik niet’. Soms is dat beeld te positief: ‘Het verleden is een avontuur’. Soms te negatief: ‘Het verleden is donker en ellendig’. De geschiedenis probeert een zo juist mogelijk schilderij te maken van het verleden.
kritisch: scherp en nauwkeurig beoordelend
A EEN BEELD VAN HET VERLEDEN
9
Om een duidelijk overzicht van het verleden te krijgen, gebruiken historici een tijdrekening en een tijdlijn. Voor een beter inzicht in het menselijke gedrag onderscheiden ze politieke, sociale, economische en culturele handelingen; ze noemen die ‘de maatschappelijke domeinen’. Wat is een tijdrekening? Hoe stel je de tijd zichtbaar voor? Wat zijn domeinen?
1
chronologie: de opeenvolging van historische gebeurtenissen doorheen de tijd
er
Pr
tijd: elk van de grote periodes in de tijd waarin men de geschiedenis kan indelen
10
Jaartallen vormen wegwijzers voor een speurtocht door het verleden. Als je jaartallen op een tijdlijn zet, zie je bijvoorbeeld hoe lang een bepaalde periode geduurd heeft. Een tijdlijn is een horizontale of verticale lijn met een beginpunt en een eindpunt. De tijdlijn stelt de gebeurtenissen voor in chronologische volgorde. Dat wil zeggen: eerst de eerste gebeurtenis, daarna de tweede enz. Je ziet ook hoe ver bepaalde gebeurtenissen uit elkaar liggen en welke de belangrijkste gebeurtenissen zijn in een bepaalde periode. Belangrijke kenmerken of gebeurtenissen uit een periode worden op een tijdlijn duidelijk vermeld.
fv
millennium: periode van 1000 jaar
Met een tijdlijn stel je de tijd zichtbaar voor
Een tijdrekening of jaartelling is een manier om de tijd voor te stellen vanaf een bepaald beginpunt. Dat beginpunt is vaak een belangrijke gebeurtenis. Elke tijdrekening begint met het jaar 1. Het jaar 0 bestaat dus niet! Een nieuwe eeuw begint altijd met het eerste jaar van die eeuw. Niet elke samenleving kiest hetzelfde beginpunt. De westerse samenleving kiest de geboorte van Christus. Men spreekt daarom van de christelijke tijdrekening. Moslims gebruiken de islamitische tijdrekening. Die begint met de vlucht van de profeet Mohammed uit de stad Mekka. Voor moslims is dat het jaar 1. Volgens de christelijke tijdrekening is dat echter het jaar 622. Joden starten hun tijdrekening met de schepping van de wereld. Die gebeurtenis situeren ze in het jaar 3761 voor de geboorte van Christus. De islamitische en de joodse kalender zijn gebaseerd op de maan. Daardoor duurt hun jaar 354 dagen en begint hun nieuwe jaar niet altijd op hetzelfde tijdstip. Je kunt het joodse of islamitische jaartal niet zomaar berekenen door het christelijke jaartal erbij te tellen of ervan af te trekken. Het christelijk jaar 2020 is het jaar 1441 of 1442 in de islamitische tijdrekening en het jaar 5780 of 5781 in de joodse tijdrekening. Om de gebeurtenissen aan te duiden die zich afspelen voor het begin van onze tijdrekening, gebruiken we de afkorting ‘v.C.’. Dat betekent ‘voor Christus’. De stad Rome zou gesticht zijn in 753 v.C. Dat wil zeggen: 753 jaar voor het begin van onze tijdrekening, dus 753 jaar voor de geboorte van Christus. Bij feiten na het begin van onze jaartelling schrijven we gewoon het jaartal. Zo keuren de Verenigde Naties in 1989 de kinderrechten goed. Je kunt een aantal jaren in groepjes indelen: een periode van 10 jaar noemen we een ‘decennium’, een periode van 100 jaar een ‘eeuw’ en een periode van 1000 jaar een ‘millennium’.
oe
Verenigde Naties: internationale organisatie waarvan de meeste landen in de wereld lid zijn
2
si
Elke samenleving heeft een eigen tijdrekening
e
2
Over tijden, plaatsen en domeinen
LES 2 Over tijden, plaatsen
en domeinen
3
Onze geschiedenis wordt ingedeeld in zeven tijden
De geschiedenis van een samenleving bevat enorm veel gebeurtenissen. Daar een overzicht van krijgen is niet eenvoudig. Daarom wordt ons verleden ingedeeld in zeven periodes die we tijden of tijdvakken noemen: prehistorie, oude nabije oosten, klassieke oudheid, middeleeuwen, vroegmoderne tijd, moderne tijd en hedendaagse tijd. Je vindt ze met hun begin- en einddatum terug op de tijdlijn rechtsboven. Andere samenlevingen, de Chinese bijvoorbeeld, gebruiken andere indelingen voor het verleden. De samenlevingen die door de geschiedenis worden bestudeerd, bevinden zich op een bepaalde plaats of in een bepaalde ruimte. De grootte daarvan kan verschillen: een werelddeel (Europa, Azië ...), een gebied (Balkan, Oost-Afrika ...), een land (België, Mali ...), een streek (de Kempen, de Westhoek ...) of een stad/gemeente (Antwerpen, Parijs ...). De wereld in zijn geheel is ook een ruimte.
5 4
50 17
19 ±
±
±
14
80
±
±
0
50
50
0
. v. C
. v. C 0 0 35 ±
PREHISTORIE OUDE NABIJE OOSTEN KLASSIEKE OUDHEID MIDDELEEUWEN
HEDENDAAGSE TIJD
De indeling van menselijke handelingen in maatschappelijke domeinen
Een referentiekader voor het verleden
Het referentiekader is een schema dat of structuur die je helpt om je weg te vinden in de geschiedenis. Het helpt je oriënteren door zaken in te delen volgens tijd, plaats en maatschappelijk domein. Elke les in dit boek begint dan ook met een tijdlijn, een kaart en de domeinen die aan bod komen.
fv
er
Als mensen willen samenleven, moeten ze afspraken maken over wat mag en wat moet. Politiek gaat over rechten en plichten. Politici zorgen ervoor dat afspraken gemaakt en nageleefd worden. Zij besturen. Zij hebben de macht. Politiek gaat over wie de macht heeft, hoe men de macht krijgt en hoe men bestuurt. Politiek gaat ook over de relatie tussen verschillende groepen van mensen: werken ze samen of bestrijden ze elkaar?
5
si
4
e
MODERNE TIJD VROEGMODERNE TIJD
oe
Om te (over)leven hebben mensen levensnoodzakelijke dingen nodig: voedsel, kledij, onderdak … Economische activiteiten zorgen voor een inkomen. We doen aan landbouw, handel, arbeid, organisatie enz.
Pr
Het sociale domein deelt mensen in groepen in. Dat kan op basis van rijkdom (arm en rijk), politieke macht, godsdienst, onderwijs enz. Sociaal gaat ook over hoe mensen samenleven. Tussen verschillende groepen in de samenleving kan er onenigheid ontstaan. Het culturele domein gaat over veel zaken: kunst, godsdienst, wetenschap, techniek, onderwijs enz. Ook onze dagelijkse gewoonten zoals eten, drinken, mode en ontspanning behoren tot het culturele domein. Menselijke activiteiten zijn vaak zo ingewikkeld dat je ze bij verschillende domeinen kunt indelen.
KENNEN 1 de begrippen ‘politiek’, ‘sociaal’, ‘economisch’, ‘cultuur’, ‘chronologisch’, ‘duur’, ‘tijd(vak)’, ‘tijdrekening’, ‘tijdlijn’, ‘referentiekader’, ‘decennium’, ‘eeuw’ en ‘millennium’ uitleggen 2 drie verschillende tijdrekeningen geven 3 het beginpunt van onze tijdrekening geven 4 de tijden of tijdvakken met hun begin- en eindjaar in chronologische volgorde opnoemen 5 de vier verschillende maatschappelijke domeinen opnoemen 6 van elk maatschappelijk domein twee voorbeelden geven
KENNEN
1 xx KUNNEN 1 de afkorting ‘v.C.’ gebruiken KUNNEN 2 een jaartal uit een willekeurige eeuw opnoemen 3 xxx een jaartal in de juiste eeuw situeren 1 4 een tijdlijn lezen en ontwerpen 5 een gebeurtenis in het juiste tijdvak en maatschappelijk domein plaatsen 6 activiteiten sorteren volgens de maatschappelijke domeinen
A
EEN BEELD VAN HET VERLEDEN
11
OPDRACHTEN
KONING LEOPOLD I
KONING LEOPOLD II
dood Leopold II
19
KONING KONING LEOPOLD III BOUDEWIJN I dood Albert I
13 20
93
83 19
19
19
KONING ALBERT I
dood Leopold I
51
34
9 0 19
18
18
6
31
5
OPDRACHT 1
KONING ALBERT II dood Leopold III
KONING FILIP I
dood Boudewijn I
e
• Bestudeer de tijdlijn met de Belgische koningen. - Welke koning regeert het langst? - Welke koning regeert het kortst? - Welke koningen worden opgevolgd tijdens hun leven? - Welke koningen regeren tijdens een wereldoorlog? - Welke koning of koningen heb jij nog gekend? Reken vanaf je geboorte. - Welke koning of koningen hebben je ouders en je grootouders gekend?
• Maak zelf een tijdlijn die start in het jaar 400 v.C. en doorloopt tot het jaar 2100. Elke eeuw is 1 cm. • Duid op die tijdlijn het volgende aan: - het begin van onze tijdrekening, - de 15e eeuw, de 20e eeuw en de 3e eeuw v.C., - het begin van de islamitische tijdrekening, - het jaar waarin we nu leven.
OPDRACHT 3
• Geef voor elk monument (A, B, C, D) de tijd waarin het gebouwd is. Geef ook het land waar je het aantreft. B
De koepel van de Sint-Pietersbasiliek in Rome, gebouwd in de 16e eeuw
D
Het MAS in Antwerpen, gebouwd tussen 2006 en 2010
fv
De kathedraal ‘Notre-Dame’ van Parijs, gebouwd tussen 1163 en 1225
Pr
oe
A
er
si
OPDRACHT 2
C
De Eiffeltoren in Parijs, gebouwd in 1889
© Daniel Leppens / Shutterstock.com
12
LES 2 Over tijden, plaatsen
en domeinen
OPDRACHT 4 A
• Welke maatschappelijke domeinen komen er aan bod in elke tekst?
De staking aan de poorten van ‘Tessenderlo Chemie’ in Ham gaat vandaag al dag 20 in. Ondanks de snijdende koude en het druilerige weer wordt er aan het stakingspiket nog lang niet aan stoppen gedacht. ‘De directie wil in Ham 170 van de 506 banen schrappen. Vandaag om 8u30 staat er opnieuw een overleg tussen de bonden en de directie op het programma. Het is de bedoeling om dan tot een akkoord te komen zodat de fabriek volgende week opnieuw kan worden opgestart.’
B
11 november of wapenstilstand is in de eerste plaats de herdenking van het einde van WO I. Maar doorheen de jaren is die dag het moment geworden om gevallen slachtoffers van alle conflicten te herdenken. Overal worden plechtigheden gehouden, met als uitschieter de herdenkingen aan de graven uit WO I. Uit: De Standaard, 11 november 2013
D
Een Europese satelliet zal in de nacht van zondag op maandag vergaan in de dampkring. Het grootste deel verbrandt, maar sommige brokstukken komen neer op aarde. Het is niet te voorspellen waar. Dat heeft de Europese ruimtevaartorganisatie ESA gemeld.
si
Films die in de Verenigde Staten bekeken mogen worden door kinderen jonger dan dertien jaar, bevatten nu gemiddeld drie keer zo veel gewelddadige scènes met vuurwapens als in 1985. Dat blijkt uit een onderzoek dat maandag door het Amerikaanse magazine ‘Pediatrics’ gepubliceerd werd.
er
C
e
Uit: Gazet van Antwerpen / Het Belang van Limburg, 11 november 2013
OPDRACHT 5
Uit: Het Laatste Nieuws, 11 november 2013
• Tot welk maatschappelijk domein behoort elke foto? B
C
Pr
oe
A
fv
Uit: Het Nieuwsblad / De Gentenaar, 11 november 2013
D
E
A
EEN BEELD VAN HET VERLEDEN
13
Elke dag, zelfs elke seconde die voorbij is, behoort tot het verleden. Je weet al dat de geschiedenis het verleden bestudeert. Geschiedkundigen leven in het heden, maar zoeken informatie over het verleden. Daarom gaan ze op zoek naar bronnen om die informatie uit te halen. Wat zijn bronnen eigenlijk? Waar vind je ze? Hoe moet je ze gebruiken?
1
si
er
Pr
archeoloog: iemand die zich bezighoudt met het ontdekken, opgraven en bestuderen van materiële overblijfselen uit het verleden van de mens
14
De prehistorie en het schrift
Sommige volkeren en samenlevingen hebben nooit of lange tijd geen schrift gebruikt. Ze hebben dus geen geschreven bronnen gemaakt. Zolang een gebied of volk geen schrift gebruikt, bevindt het zich in de prehistorie of voorgeschiedenis. Vanaf het moment dat het een schrift heeft, begint voor dat volk de geschiedenis. Geschiedkundigen maken dus een onderscheid tussen de prehistorie en de echte geschiedenis. Maar de ontwikkeling van een schrift ontstaat niet overal op hetzelfde tijdstip. De prehistorie eindigt dus niet overal op hetzelfde moment; kijk maar eens naar de tijdlijn.
fv
secundair: op de tweede plaats komend
BRON 1-2-3 - 4 Een historische bron geeft informatie over het verleden. Het gaat om een rechtstreekse getuigenis. Verschillende bronnen kunnen elkaar tegenspreken. De geschiedkundige probeert dan te achterhalen wat er precies gebeurd is. Bronnen kun je in twee grote groepen indelen: geschreven en ongeschreven bronnen. Tot de eerste groep behoren wetteksten, brieven, dagboeken, rapporten, tijdschriften, opschriften enz. Ongeschreven bronnen worden verder onderverdeeld in mondelinge en materiële bronnen. Verhalen die men generatie na generatie doorvertelt, zijn mondelinge bronnen. Beelden, werktuigen, schilderingen, skeletten, ruïnes, sieraden enz. zijn materiële bronnen. Sommige bronnen behoren tot verschillende soorten: een munt bijvoorbeeld toont vaak een tekening met tekst. De tekening is een materiële bron, maar de tekst is een geschreven bron. Moderne media zoals film, fotografie en het internet kun je als een aparte soort van bronnen beschouwen. Behalve bronnen gebruiken historici ook werken. Een werk wordt gemaakt op basis van historische bronnen. Zowel een historische bron als een werk kunnen primair of secundair zijn. Primair betekent dat de maker in de periode zelf leefde waarover hij het heeft. Mogelijk heeft hij bepaalde feiten meegemaakt of bepaalde mensen gekend. Een secundaire bron of werk werd in een latere periode gemaakt. Een dagboek van een soldaat uit de Eerste Wereldoorlog is primair. Het verhaal van een zoon of dochter van die soldaat over wat hun vader vroeger heeft meegemaakt, is secundair. Beide soorten kunnen belangrijke zaken vertellen. Het ene is niet belangrijker dan het andere.
oe
primair: eerst, oorspronkelijk
2
Bronnen zijn sporen uit het verleden
e
3
De bronnen van de geschiedenis
LES 3 De bronnen van
de geschiedenis
3
Bronnen vind je op verschillende plaatsen
Geschreven bronnen en werken vind je o.a. in bibliotheken en archieven. Materiële bronnen kun je bekijken in musea en op archeologische opgravingsplaatsen. Een monument zoals het Gravensteen in Gent is eigenlijk een materiële bron die voor een bezoekje openstaat. Mondelinge bronnen moet je uiteraard beluisteren. Geschiedkundigen interviewen soms mensen die in het verleden iets interessants meegemaakt hebben. Of ze schrijven de verhalen op die ze horen vertellen. Op het internet vind je zowel bronnen als werken. Een bibliotheek of een archief heeft een alfabetische catalogus. Je kunt een boek of een document vinden via de naam van de auteur, via de titel, via het onderwerp enz. Als je zoekt in een boek, encyclopedie of catalogus moet je altijd rekening houden met synoniemen. Op het internet kun je een ‘zoekrobot’ gebruiken zoals www.google.com. Je typt wat je zoekt. Je gebruikt daarbij één of meer trefwoorden. Dan krijg je een lijst websites waarop je misschien de gezochte informatie
14
88
2
17
86
±
±
0
±
. v. C
0
51
1
. v. C
v. C 0
30
±
±3
±3
50
0
v. C
.
.
Het eerste gebruik van een schrift
Egypte + Indië
China
onze gewesten
Rusland
Australië
Sumerië
Vaardig met bronnen en werken
er
Als je voor school iets opzoekt, moet je dikwijls weergeven waar je de informatie vindt.
si
4
e
kunt vinden. Heel wat onderwerpen geven echter zoveel websites dat het moeilijk wordt om juist te kiezen. Veel belangrijke informatiebronnen op het internet zijn in het Engels geschreven.
Deze zaken moet je zeker altijd vermelden: 1 de naam van de auteur(s), 2 de titel van het werk,
fv
3 plaats en datum van verschijning,
4 de bladzijden waar je de informatie gevonden hebt.
oe
Verwijs je naar een artikel uit een tijdschrift? Dan komt daar de naam van het tijdschrift met jaargang en nummer bij (voorbeeld: National Geographic, jaargang 2020, nr. 4). Verwijs je naar een website? Vermeld dan de naam van de auteur, de titel en het webadres (voorbeeld: www.vanin.be).
Geografische en historische kaarten zijn interessante hulpmiddelen om een samenleving te bestuderen. Ze kunnen zowel een bron als een werk, zowel primair als secundair zijn.
Pr
BRON 5 - 6
Hoe bestudeer ik een kaart?
1 Lees de titel: waarover gaat de kaart? Over welke tijd, welk gebied, welk onderwerp ...?
2 Welke schaal heeft de kaart? Hoeveel keer werd het gebied op de kaart verkleind?
3 Raadpleeg de legende. Wat betekent elk symbool?
4 De bovenkant van een kaart is meestal het noorden.
5 Kijk naar de kaart, lees de namen en vergelijk voortdurend met de legende.
KENNEN 1 uitleggen wat bronnen en werken zijn 2 de soorten bronnen opnoemen 3 het verschil tussen primaire en secundaire bronnen/ werken uitleggen 4 het onderscheid tussen prehistorie en geschiedenis uitleggen
KUNNEN 1 2 3 4 5
een bron en werk in de juiste tijd plaatsen een reeks bronnen sorteren volgens soort informatie opzoeken: in een naslagwerk, op het internet … vindplaats van informatie correct weergeven een kaart bestuderen en ontleden
A
EEN BEELD VAN HET VERLEDEN
15
• Welk soort bron graven de archeologen op?
‘De geldwisselaar en zijn vrouw’, geschilderd door Quinten Metsijs in 1514
si
BRON 2 A
e
BRON 1
Een Brugs boek uit ongeveer 1420
Pr
oe
fv
er
B
• Zeg voor elke bron tot welke soort ze behoort. • Noem voor elke bron de tijd (zie les 2) waaruit ze stamt. • Bekijk bron 2B. Wat is een bijkomende moeilijkheid voor een onderzoeker als hij die wil gebruiken?
16
LES 3 De bronnen van
de geschiedenis
© Peter Horree/Alamy
C Een Egyptisch borstsieraad uit ongeveer 985 v.C.
BRON 3
BRON 4
De bibliotheek in het kasteel van Bornem
si
e
• Geef de twee soorten van bronnen waartoe het muntstuk behoort. Leg uit.
Taalgebieden in België
Pr
oe
fv
BRON 5
er
• Welke geschreven en ongeschreven bronnen zie je? • Zoek op welke familie het kasteel van Bornem bezit.
• • • •
Wat is de betekenis van de volgende kleuren op de kaart: groen, oranje en paars? Wat is de rode stippellijn op de kaart? Wat is de volle rode lijn op de kaart? Zijn de volgende uitspraken juist of niet? Motiveer je antwoord. - Maastricht ligt in België. - Voeren ligt in het Nederlandstalige taalgebied. - Moeskroen ligt in het Franstalige taalgebied. - Duinkerken hoort bij Frankrijk. • Geef voor elke stad de taal of talen die men er spreekt: Eupen, Kortrijk, Hoei, Hasselt en Brussel.
A
EEN BEELD VAN HET VERLEDEN
17
Een kaart uit de 16e eeuw over onze gewesten in de Romeinse tijd
fv
er
si
• Zoek op wanneer onze gewesten deel uitmaakten van het Romeinse Rijk. • Gaat het om een bron of een werk? Verklaar je antwoord. • Is de kaart als bron/werk primair of secundair?
e
BRON 6
OPDRACHTEN
oe
OPDRACHT 1
Pr
Bestudeer de tijdlijn bij de lestekst. • Hoe heet het gebied waar men waarschijnlijk het eerst begon te schrijven? • In les 21 vind je dat gebied terug op een kaart. In welk land ligt het vandaag? Raadpleeg eventueel de wereldkaart achteraan in het leerboek. • We spreken over prehistorie als er geen schrift gebruikt wordt. Wat kun je aan de hand van de tijdlijn besluiten over de einddatum van de prehistorie?
OPDRACHT 2 • Zoek de betekenis van de woorden ‘bibliotheek’, ‘archief’, ‘register’ en ‘catalogus’ op. • Zoek op het internet de openingsuren van de bibliotheek in jouw gemeente.
18
LES 3 De bronnen van
de geschiedenis
OPDRACHT 3
• Is dit leerboek een bron of een werk? • Waarom vind je dat?
OPDRACHT 4 • Leren leren. Bekijk het schema van de les in je werkschrift. Probeer aan de hand van het schema de inhoud van de les op te zeggen.
A
Een beeld van het verleden OVERZICHT
5 4
50
19
17
±
PREHISTORIE OUDE NABIJE OOSTEN KLASSIEKE OUDHEID MIDDELEEUWEN
±
50
±
14
50
±
si
±
±
35
0
80
0
0
v. C
v. C
.
.
0
e
tijdrekeningen: westen christelijke tijdrekening geboorte van Christus = 1 v.C. / n.C. TIJD decennium, eeuw, millennium tijdlijn gebeurtenissen in chronologische volgorde westerse geschiedenis ingedeeld in zeven tijden
HEDENDAAGSE TIJD
er
MODERNE TIJD PLAATS/RUIMTE wereld, werelddeel, gebied, land, regio, stad/gemeente ... VROEGMODERNE TIJD
politiek
bestuur, macht, relaties tussen landen
DOMEINEN
economisch
(over)leven
sociaal
groepen
cultureel
godsdienst, kennis, leefgewoonten, kunst
oe
fv
REFERENTIEKADER
helpt oriënteren in TIJD, PLAATS en MAATSCHAPPELIJK DOMEIN
Pr
soorten geschreven ongeschreven mondeling materieel BRONNEN rechtstreekse getuigenis WERK gebaseerd op bronnen
BRON/WERK
PRIMAIR
komt uit de onderzochte periode zelf
SECUNDAIR
komt uit een latere periode dan de periode die onderzocht wordt
OVERZICHT A EEN BEELD VAN HET VERLEDEN
19
si
Zolang een gebied of volk geen schrift gebruikt, bevindt het zich in de prehistorie. Het duurt heel lang alvorens mensen een schrift gebruiken. De SumeriĂŤrs ontwikkelen waarschijnlijk als eerste een schrift omstreeks 3500 v.C. De mens bestaat dan al ca. 2,5 miljoen jaar. Een groot deel van het menselijke verleden valt dus in de prehistorie. In de volgende hoofdstukken maak je een tocht door dat verleden.
er
v. C 0 0 35 Âą
fv
OUDE NABIJE OOSTEN
Pr
oe
PREHISTORIE
e
De prehistorie
.
B
e 19
4
50
5
si 17
±
±
±
er
14
50 ±
fv
MIDDELEEUWEN
oe
A
50
0
. v. C 0 80 ±
KLASSIEKE OUDHEID
HEDENDAAGSE TIJD MODERNE TIJD VROEGMODERNE TIJD
Pr
ls opwarmertje krijg je een stukje uit een jeugd roman. Ben, de held van het verhaal, belandt echt in de prehistorie. Hij ziet hoe nomaden jacht maken op een mammoet. Gedurende honderdduizenden jaren is de mens een jager die wapens uit hout, steen en been gebruikt. ‘Een groep mannen, die uit het woud tevoorschijn kwam, zat de mammoet achterna. Ze renden zonder aarzeling naar voren en dreven hem naar de modderige oever van het meer, waar hij ten slotte tot stilstand kwam, zijn geweldige lichaam vast in het moeras. Hoe meer hij worstelde, hoe dieper hij zakte, tot de klevende modder tot boven zijn gerimpelde knieën kwam ... De mammoet zwaaide met zijn slurf en slagtanden in bogen van verbitterde woede, toen de groep jagers met geheven speren dichterbij kwam ... Met plompe speren met stenen punten staken ze in de spieren van de achterpoten, terwijl de mammoet zich naar hen toe probeerde te draaien. Daarna begonnen de andere mannen aan de voorkant.
De zwaaiende slurf sloeg een speer weg als een twijgje, maar een andere punt zonk in de dikke huid en doorboorde een long. Het beest trompetterde luid. De kleine staart zweepte tegen zijn achterwerk, dat bedekt was met stug haar. Hij probeerde rond te draaien, maar zonk bij iedere poging dieper weg in de modder, terwijl de vastzittende poten het geheel overeind hielden, blootgesteld aan het gesteek van een dozijn speren. De mannen hielden niet op met schreeuwen, misschien om de moed erin te houden. Ben geloofde zijn ogen niet toen de dappere jagers telkens weer met hun houten speren aanvielen. Zelfs al was het dier gevangen in de modder, een slag met een slagtand kon een man verpletteren ... De strijd duurde lang. Een van de jagers was opzij gezwiept door de rondzwaaiende slurf en ver weg geworpen op de modderige oever, waar hij bewegingloos bleef liggen. Ontelbare malen doorboord baadde de mammoet in een rode zee van modder.’
nomade: iemand die geen vaste verblijfplaats heeft en zwervend rondtrekt; hij volgt en bejaagt rondtrekkende kudden dieren.
Uit: Malcolm Bosse, Tocht door de tijd
B DE PREHISTORIE
21
De mens loopt al enkele miljoenen jaren rond op de aarde. Dat lijkt erg lang, zeker in vergelijking met je eigen leeftijd. Toch is de mens eigenlijk ‘nog maar net’ op deze planeet. Hoe oud is de mens? Wat weten we over de eerste mensen? Waar komen ze vandaan?
De mens leeft al heel lang op de aarde. Men schat dat de eerste mensachtigen 6 à 7 miljoen jaar geleden leefden. Toch is de mens vrij jong in vergelijking met de aarde en andere levende wezens. De aarde is ongeveer 5 miljard jaar geleden ontstaan en de eerste levende wezens 3,8 miljard jaar geleden. Ook de vissen, de amfibieën, de reptielen en de zoogdieren zijn ouder dan de mens. De dinosaurussen leefden 230 tot 65 miljoen jaar geleden. De eerste mensen hebben dus nooit dinosaurussen gezien!
Lange tijd gelooft men dat alle levensvormen op aarde kwamen zoals ze er nu uitzien. Maar in de 19e eeuw ontwikkelt o.a. de Britse wetenschapper Charles Darwin een nieuwe visie op de oorsprong van de mens en het leven. Hij stelt dat alle leven het resultaat is van een heel lange evolutie. De omstandigheden waarin een dier of een plant leeft, kunnen voortdurend veranderen. Het klimaat kan wijzigen. Er kunnen andere dieren ontstaan. Een dier of een plant kan alleen overleven door ‘zich aan te passen’. Zo’n aanpassing gebeurt vaak heel geleidelijk, gespreid over honderdduizenden jaren. De best aangepaste soorten overleven, andere verdwijnen. Ook de mens is het resultaat van zo’n ontwikkeling. Darwin beweert dat de mens verwant is aan de aap en dat beiden een gemeenschappelijke ‘voorouder’ hebben. Hij krijgt veel kritiek voor zijn opvattingen, maar vandaag blijkt dat Darwin grotendeels gelijk heeft, al zijn er nog steeds veel mensen die het idee van evolutie niet (willen) aanvaarden, vooral om godsdienstige redenen. De voorbije eeuw zijn heel wat overblijfselen gevonden van wezens die geen apen waren, maar ook nog geen moderne mensen. We noemen hen ‘hominiden’ of ‘mensachtigen’. Ze liepen rechtop en hadden een behoorlijk grote herseninhoud. Hoe de mensachtigen zich tot de huidige mens hebben ontwikkeld, is nog lang niet duidelijk. Wetenschappers hebben daar uiteenlopende theorieën over. En nieuwe vondsten zorgen ervoor dat de theorieën voortdurend aangepast worden. BRON 1-3 - 4
er
BRON 2
oe
fv
evolutie: (geleidelijke) ontwikkeling, verandering doorheen de tijd
3
2
De mens vervaardigt werktuigen, loopt rechtop en heeft voldoende hersenen
Pr
Kennis over de eerste mensen halen we uit hun overblijfselen (hun beenderen) en uit sporen van hun handelingen (hun werktuigen bijvoorbeeld). Die bronnen zijn zeldzaam en vaak onduidelijk. Een groot deel van onze kennis bestaat dan ook uit vermoedens. Is er een volledig skelet ontdekt? Dan wordt eerst berekend hoeveel hersenen de schedel bevat kan hebben. Het geraamte wordt onderzocht op kenmerken van rechtop lopen; dat kun je bijvoorbeeld afleiden uit de vorm van de benen. Ten slotte kijkt men of er werktuigen of bewerkte materialen bij het skelet te vinden zijn. We spreken van mensen als ze voldoende hersenen hebben, rechtop lopen en steeds betere werktuigen maken.
22
De ontwikkeling van hominide tot mens is een lange en geleidelijke evolutie
e
1
De mens is vrij jong in vergelijking met de leeftijd van de aarde
si
4
De mens, nog maar pas op aarde
LES 4 De mens, nog maar pas op aarde
±2 ,5 m ilj .
±6
m ilj .
±7 0m ilj .
ZOOGDIEREN
MENSEN eerste mensachtige
eerste mens
RANDINFO
si
e
Heel oude voetsporen
Vanuit Afrika verspreidt de mens zich over de hele wereld
Omdat er alleen in Afrika sporen van heel oude hominiden zijn gevonden, denken wetenschappers dat de mensheid op dat continent is ontstaan. Afrika is waarschijnlijk ‘de wieg van de mensheid’. Mensachtigen en mensen zouden zich vanuit Afrika over de hele wereld verspreid hebben. Hoe ze zich konden verspreiden, weten we niet zeker. Tussen 900 000 en 10 000 v.C. kent de aarde een aantal ontzettend koude periodes die telkens verschillende eeuwen duren. Tijdens zo’n ‘ijstijd’ neemt de omvang van de ijskappen toe en daalt de zeespiegel. Delen van ondiepe zeeën vallen daardoor droog. Zo ontstaan er verbindingen tussen verschillende continenten. Mensen en dieren kunnen te voet van het ene continent naar het andere trekken. Zo zijn wellicht de voorouders van de indianen in Amerika beland. Aan het einde van een ijstijd smelten de ijskappen en stijgt de zeespiegel weer. Daardoor raken de verbindingswegen van elkaar afgesneden en ontwikkelen mensachtigen en mensen zich verder, los van elkaar.
Pr
BRON 5 - 6
In Tanzania (Afrika) werden in versteend vulkanisch as voetsporen van een mensachtige ontdekt. De sporen zouden 3,6 miljoen jaar oud zijn. Geleerden denken dat het om voetsporen van een ‘Australopithecus afarensis’ gaat.
oe
4
fv
er
Een gangbare voorstelling van de menselijke stamboom is de volgende: uit de eerste mensachtigen ontstaat 3,5 tot 4 miljoen jaar geleden de ‘australopithecus’ (‘de zuidelijke mens’). Uit die hominide ontwikkelt zich de ‘homo habilis’ (‘de handige mens’). Die wordt ‘opgevolgd’ door de ‘homo erectus’ (‘de rechtop lopende mens’). Die evolueert verder tot de ‘homo sapiens’ (‘de verstandige mens’). Vondsten tonen aan dat verschillende soorten mensachtigen vaak naast elkaar bestonden. De evolutie is dus heel geleidelijk gebeurd. De homo sapiens is in elk geval onze rechtstreekse voorouder.
KENNEN 1 2 3 4 5 6
het begrip ‘evolutie’ uitleggen het continent opnoemen waar de mens ontstaan is de leeftijd van de aarde en de mens vergelijken de twee belangrijkste bronnen voor onze kennis over de prehistorische mens opnoemen met drie kenmerken het onderscheid tussen huidige mens en dier aantonen de namen van de voorlopers van de huidige mens opnoemen
KUNNEN 1 de voorlopers van de huidige mens in chronologische volgorde plaatsen 2 twee verschillen tussen schedels van onze voorouders geven 3 aan de hand van afbeeldingen twee uiterlijke kenmerken van onze voorouders opnoemen 4 bronnen sorteren volgens soort
B
DE PREHISTORIE
23
BRON 1
*
De ontwikkelingsfasen van de mens De verschillende soorten staan in chronologische volgorde. Over de vraag of die verschillende soorten rechtstreeks van elkaar afstammen, bestaat dus wel nog veel onenigheid onder wetenschappers. = herseninhoud
Homo habilis 2,5-1,2 miljoen jaar v.C.
Homo erectus 1,8 miljoen jaar-141 000 v.C.
er
si
e
Australopithecus 4-2 miljoen jaar v.C.
Pr
oe
fv
*
24
LES 4 De mens, nog maar pas op aarde
Homo neanderthaler (uitgestorven) ca. 250 000-30 000 v.C.
Homo sapiens
Pr
oe
fv
er
si
e
ca. 320 000 v.C. - nu
• • • • • • •
Welke wijzigingen ondergaan het gezicht, de wenkbrauwen, het gebit, de kin en het voorhoofd? Welke verschillen zie je tussen de schedels? Welke evolutie merk je in de herseninhoud? Welke evolutie merk je in de beharing? Hoe is de verhouding tussen de lengte van de armen en de benen? Welke wijzigingen ondergaan de werktuigen van de eerste mensen? Bestaat er een verband tussen de herseninhoud van mensachtigen en de manier waarop ze werktuigen vervaardigen? Licht je antwoord toe. • Is deze tekening een bron of een werk?
B
DE PREHISTORIE
25
BRON 4
er
Uit: Govert Schilling, Wat was er voor de oerknal? … en andere kwesties die het voorstellingsvermogen te boven gaan, 1995
Tot nu werd gedacht dat de vroegste moderne mens in Ethiopië, of in elk geval in Oost-Afrika, was ontstaan. Die theorie moest door de vondsten in Marokko [van resten van ca. 315 000 jaar oud] worden bijgesteld. Het idee is nu dat vroege mensen verspreid over heel Afrika opkwamen –maar wel honderdduizend jaar eerder dan tot nu toe werd aangenomen. (…) Veel Marokkanen vierden de ontdekking van de vroegste mens binnen hun landsgrenzen als een triomf. ‘We zijn allemaal Marokkanen!’, klonk het op de sociale media. (…) De grot van de vroegste mens bevindt zich halverwege de berg Jebel Irhoud. Als hij naar buiten stapte, keek hij uit over een uitgestrekt vlak land, een savanne waarin destijds gazellen en gnoes graasden en leeuwen op de loer lagen. De vroegste mens zocht struisvogeleieren om te eten. Gazellen waren zijn belangrijkste prooidier. ‘Hij kan dus niet stom zijn geweest’, zegt Abdelouahed Ben-Ncer, de belangrijkste Marokkaanse [wetenschapper] van het onderzoek (…) ‘Gazellen hebben een snelheid van 45 kilometer per uur. Hij had het genie om die te pakken te krijgen.’ (…) [Vandaag] Eenmaal boven de grond stuitte de vroegste mens niet alleen op het team wetenschappers, maar ook op de leer zoals die verkondigd is door de profeet Mohammed. (…) Hoe kan een moslim het idee dat de mens niet al te lang geleden is geschapen door God rijmen met de vondst van die zo ontzettend veel oudere voorouder? Saïd Chemsi, de archeoloog uit Safi, dacht lang na over dat vraagstuk. (…) ‘Ik geloof in de wetenschappen en in de heilige Koran’, zegt hij. ‘De evolutietheorie van Darwin klopt, maar de Koran-verzen waarin staat dat de oorsprong van de mens bij Adam ligt ook.’ Wat er volgens Chemsi gebeurde: toen Adam zijn entree op aarde maakte, werd de prehistorische mens uitgeroeid. ‘Dit is een wezen van voor Adam’, zegt hij stellig. ‘Vanuit mijn optiek zouden we de mensen van tegenwoordig, de afstammelingen van Adam, de naam homo sapiens adamien moeten geven, als onderscheid met de homo sapiens sapiens.’
e
‘(…) Op de kosmische kalender wordt de geschiedenis van het heelal teruggebracht tot één jaar. Op 1 januari de oerknal, in maart de eerste sterrenstelsels, half augustus het ontstaan van de aarde.’ ‘Even wachten, hoor. De oerknal vond ongeveer twaalf miljard jaar geleden plaats, zei jij, dus als je de geschiedenis van het heelal terugbrengt tot één jaar, komt één maand overeen met één miljard jaar.’ ‘Precies. Elke dag duurt dan ongeveer dertig miljoen jaar, en een uur is 1,4 miljoen jaar.’ ‘Hoe zit het dan met de dinosaurussen?’ ‘Reken maar uit. Dertig miljoen jaar is een dag, dus vijfenzestig miljoen jaar is iets meer dan twee dagen. De dinosaurussen stierven dus uit op de avond van 29 december. En op 31 december, om een uur of zes ’s avonds, leefde de gemeenschappelijke voorouder van mens en aap. Vijf minuten voor middernacht ontstond de homo sapiens, en om 23 uur, 59 minuten en 35 seconden werd de laatste mammoet geveld.’
si
BRON 2
fv
• Geef de informatie uit de tekst weer op een tijdlijn in je werkschrift. • Wat leer je over de leeftijd van de mens in vergelijking met die van het heelal? • Waarom had de mens niets te vrezen van de dinosaurussen?
oe
BRON 3
Pr
Gieren en hyena’s hebben een slechte reputatie als aaseters die profiteren van de inspanningen van de echte jagers. Als ze hun rol tot opruimers zouden beperken, zou daarmee te leven zijn. Maar soms lijken ze wel parasieten. We zouden beter voorzichtig zijn met die beoordeling. Want een verslag in het ‘Journal of Human Evolution’ laat uitschijnen dat wij ongeveer twee miljoen jaar geleden ons vleesetende bestaan op dezelfde manier begonnen zijn. De machtige jager zou zich in eerste instantie gespecialiseerd hebben in het verjagen van andere (echte) jagers van hun prooi. Dat wordt afgeleid uit een analyse van sporen nagelaten door zowel primitieve werktuigen als tanden van carnivoren op fossiele beenderen. Er wordt ook komaf gemaakt met de stelling dat mannen geregeld vlees meebrachten voor hun vrouwen. Dat zou in dit concept minder het geval zijn geweest dan wordt aangenomen. Mannen dachten in eerste instantie aan zichzelf (…). Uit: Dirk Draulans (red.), ‘Banale aaseters’, Knack, 8 februari 2003
Uit: Maartje Bakker, ‘Iedereen is een Marokkaan’, De Morgen, 14 september 2017 • Waar waren zogezegd de vroegste mensen ontstaan, wat men lange tijd geloofde? • Behalve het feit dat de vondst in Noord-Afrika gebeurde, is de vondst van de (voorlopig) vroegste mens ook belangrijk voor onze kennis over de oudste mensen. Waarom? • Hoe denk je over de stelling dat ‘we allemaal Marokkanen zijn’? Is zo’n uitspraak zinvol? • Hoe blijkt dat die oudste mens ‘niet stom’ was? • Hoe blijkt uit de tekst dat godsdienst en wetenschap (en zeker een idee als de evolutietheorie) niet altijd gemakkelijk samengaan? • Welke ‘oplossing’ geeft Saïd Chemsi?
• Welke theorie over de oudste mensen wordt in het artikel verkondigd? • Waarop baseert men zich voor dat besluit?
26
LES 4 De mens, nog maar pas op aarde
BRON 5
er
si
e
• Neem een gewone atlas en zoek op welke huidige Europese landen tijdens de laatste ijstijd bedekt waren met pakijs. • Wat valt je op als je kijkt naar de kustlijn van Europa in de laatste ijstijd? Bedenk een verklaring voor wat je ziet. • Wat voor soort landschap had ‘België’ toen?
Europa tijdens de laatste ijstijd (115 000-11 700 jaar geleden)
BRON 6
Pr
?
oe
fv
De vermoedelijke verspreiding van de moderne mens (homo sapiens)
• In welk continent zijn de oudste resten van moderne mensen teruggevonden? • Wanneer duikt de homo sapiens op in Amerika? Hoe is hij daar waarschijnlijk geraakt? • Wat, denk je, was waarschijnlijk de belangrijkste reden waarom de (moderne) mens zich over de hele wereld heeft verspreid?
B
DE PREHISTORIE
27
Tijdens de vorige les heb je kennisgemaakt met de ontwikkelingsfasen van de mens. De huidige mens hoort bij de homo sapiens. Wat onderscheidt dat mensentype van de anderen? Hoe leeft de homo sapiens? Welke soorten van homo sapiens zijn er?
1
si
er
2
De neanderthaler jaagt en verzamelt voedsel
Pr
genetisch materiaal: bouwstenen in lichaamscellen die o.a. bepalen hoe een lichaam opgebouwd wordt en eruitziet, zoals DNA
28
verblijft overwegend onder overhangende rotsen en in grotten. Op plaatsen waar die niet aanwezig zijn, maakt hij zelf tenten. Om de enorme mammoet en de grote kudden rendieren aan te kunnen, moet hij in groep jagen. Daarom moeten afspraken gemaakt worden: hoe jagen we? Wie doet wat? Het gebruik van taal ligt voor de hand. De neanderthaler ontwikkelt nieuwe (afslag-) technieken om steen te bewerken. Hij slaagt erin om verschillende schilferwerktuigen te maken: messen en speerpunten, en schrapers en krabbers om huiden te bewerken. De neanderthaler ontwikkelt heel wat meer gebruiksvoorwerpen dan zijn voorgangers. Zijn stenen werktuigen vertonen echter weinig variatie. De neanderthaler begraaft zijn doden op een eenvoudige manier. Tussen ca. 50 000 en 30 000 jaar geleden sterft de neanderthaler uit als soort. Over de oorzaak hiervan bestaat nog veel onduidelijkheid. Is hij uitgemoord door de homo sapiens? Stierf hij aan ziekten die de homo sapiens meebracht uit Afrika? Was de homo sapiens een betere jager en wist die zo het voedsel voor de neus van de neanderthaler weg te nemen? ...
fv
Nabije Oosten: het MiddenOosten, gebied gelegen tussen Egypte en Irak en tussen Turkije en Jemen
Ca. 320 000 jaar geleden ontstaan waarschijnlijk de eerste moderne mensensoorten, al blijft onze kennis hierover erg beperkt. Die soorten onderscheiden zich van hun voorgangers in drie dingen: zij hebben een grotere herseninhoud (zie les 4), zij kunnen betere werktuigen vervaardigen en zij gebruiken meer taal. Zij spreken waarschijnlijk op een eenvoudige manier met hun soortgenoten over jacht en over het vervaardigen van werktuigen. Sommigen begraven ook hun doden. Dat wijst er misschien op dat zij nadenken over zaken zoals het leven na de dood. Aanvankelijk bestaat er dus niet een mensensoort, maar zijn er meerdere mensensoorten. Zij leven min of meer gelijktijdig. Over eventuele verwantschap en mogelijke vermenging zijn wetenschappers het nog lang niet eens. De bekendste soorten zijn de homo neanderthalensis (of neanderthaler) en de homo sapiens. Die laatste is de rechtstreekse voorouder van de huidige mens.
oe
neanderthaler: een homo sapiens die ca. 250 000 tot 30 000 jaar geleden in Europa en het Midden-Oosten voorkomt. De soort is genoemd naar een vindplaats van overblijfselen in het Neanderthal (of Neanderdal) bij Düsseldorf in Duitsland.
De eerste moderne mensen
e
5
De komst van de homo sapiens
De eerste mensensoort met kenmerken van de neanderthaler ontstaat ongeveer 250 000 tot 200 000 jaar geleden. Zo’n 180 000 jaar geleden verschijnt de echte neanderthaler. Hij is ongeveer 1,66 m groot en heeft een gedrongen, maar atletische lichaamsbouw. De neanderthalers leven in Europa en het Nabije Oosten en lijken aangepast aan het leven in een koude omgeving. De neanderthaler kent geen landbouw. Zoals al zijn voorouders is hij een jager-voedselzoeker. Hij jaagt op mammoeten, paarden, herten en rendieren. Omdat die dieren voortdurend rondtrekken op zoek naar voedsel, is hij gedwongen mee rond te trekken. Daardoor is de neanderthaler een nomade, een zwerver die nooit lang op dezelfde plaats woont. Hij BRON 1-2
LES 5 De komst van de homo sapiens
3
De homo sapiens komt uit Afrika
BRON 2-3 - 4 Ongeveer 320 000 jaar geleden ontstaat in Afrika de moderne mens. Van daaruit verspreidt hij zich over de wereld. De homo sapiens heeft een gemiddelde lichaamslengte van 1,79 m. De eerste moderne mensen arriveren omstreeks 40 000 v.C. in Europa. Zowel tijdens hun trek naar Europa als bij hun aankomst daar ‘botsen’ zij op de (laatste) neanderthalers. Over hoe de twee soorten met elkaar omgingen, bestaat dus veel onduidelijkheid en discussie. Waarschijnlijk is er vermenging geweest. Zo’n 1 à 4 % van ons genetisch materiaal zou van de neanderthaler afstammen. Toch gaan wetenschappers ervan uit dat de neanderthaler wel degelijk is uitgestorven en niet is opgegaan in de homo sapiens.
. v. C 0
0
0
0 0
0 ±3
0
0
0 0
±4
0 ±5
v. C
v. C 0
0 0 0 80 ±1
??
VROEGE NEANDERTHALER NEANDERTHALER VROEGE HOMO SAPIENS HOMO SAPIENS
harpoen: een grote pijl met weerhaken
si
e
zouden 30 000 tot 35 000 jaar oud zijn. Behalve schilderingen zijn er ook zogenaamde venusbeeldjes gevonden: naakte vrouwen met overdreven grote borsten en billen. Veel beeldjes lijken zwanger. Men vermoedt dat de beelden een godsdienstige functie hebben. Ze dienen misschien om van een god vruchtbaarheid af te smeken zodat de stam niet zou uitsterven door een gebrek aan kinderen. De meeste beeldjes zijn 35 000 tot 11 000 jaar geleden gemaakt.
4
oe
fv
er
De moderne mens is wellicht intelligenter en handiger dan de neanderthaler: uit 1 kg steen haalt hij tien keer meer bruikbaar materiaal. Daardoor beschikt hij over meer dan 100 verschillende werktuigen die aangepast zijn aan het soort werk dat ermee verricht moet worden. Hij ontwikkelt ook wapens die dieren vanaf een afstand kunnen doden: de speerwerper en de pijl en boog. Hij gebruikt netten, fuiken en kano’s voor de visvangst. Met zijn scherp gesneden silexmessen bewerkt hij been, ivoor en hoorn tot harpoenen, vishaken en naalden. De homo sapiens vervoert goederen over grotere afstanden en drijft ruilhandel. Archeologen hebben restanten van begrafenissen teruggevonden: de lijken werden gekleed in prachtige gewaden en kregen diverse werktuigenals grafgift mee.
.
.
. v. C
. v. C 0 0 0 25
0
EUROPA AFRIKA
±
HOMO ERECTUS
De moderne mens maakt kunst
Op wat beschilderde en bewerkte schelpen na zijn er van de neanderthaler niet zo veel kunstvoorwerpen teruggevonden. Dit sluit natuurlijk niet uit dat zij toch meer kunst maakten dan we nu denken. De moderne mens heeft meer nagelaten. Zo maakt hij prachtige grotschilderingen. In enkele grotten heeft hij zelfs beelden van klei geboetseerd. Bij het schilderen licht hij zichzelf bij met fakkels of met lampen op basis van dierenvet. Hij beeldt voornamelijk dieren uit waar hij zelf jacht op maakt: rendieren, paarden, mammoeten, bizons … Wetenschappers denken dat ze een magisch doel hebben: door de dieren af te beelden hoopt de mens ze in handen te krijgen. Misschien wil hij de steun van de goden bij de jacht afsmeken. Het valt wel op dat veel schilderingen diep in de grotten gelegen zijn. Sommige grotschilderingen
Pr
BRON 5 - 6
KENNEN 1 het begrip ‘jager-voedselzoeker’ uitleggen 2 drie kenmerken van de moderne mensensoorten geven en uitleggen 3 de twee types moderne mensensoorten opnoemen en in de tijd situeren 4 de twee types met elkaar vergelijken: tijd, plaats, kunst en werktuigen 5 het uiterlijk van de neanderthaler en de homo sapiens met elkaar vergelijken 6 drie mogelijke redenen voor het verdwijnen van de neanderthaler opnoemen 7 twee voorbeelden van kunst van de moderne mens geven en uitleggen
KUNNEN 1 schedels met elkaar vergelijken 2 aan de hand van een tekening uitleggen hoe een wapen werkt 3 bronnen sorteren volgens soort
B
DE PREHISTORIE
29
BRON 3
si
De Kebaragrot in Israël bewijst mogelijk dat neanderthalers hun doden begraven. De grafkuil is duidelijk zichtbaar. Hij moet met zorg uitgegraven zijn, want er wordt rekening gehouden met de grootte van het lijk. • Welk bewijs voor een begrafenis denkt men gevonden te hebben?
Lang hebben we onszelf voorgehouden dat neanderthalers primitieve bruten waren, holbewoners in berenvellen die tot een uitgestorven zijtak van de mensheid behoorden. Zoals we lang hebben geloofd dat de aarde het middelpunt van het heelal was, dat ze de enige bewoonbare planeet in dat heelal was, dat mensen de enigen zijn die werktuigen gebruiken, de enigen met taal, de enigen die intelligent genoeg zijn om te kunnen schaken. We staan veel dichter bij de apen en de varkens dan we lang hebben willen toegeven. En hoewel de moderne homo sapiens de homo neanderthalensis zo’n 35 000 jaar geleden inderdaad van het toneel heeft gespeeld, is de jongste jaren gebleken dat we er ook duchtig mee gepaard hebben, met vruchtbare resultaten. Naargelang het onderzoek hebben we één tot zes procent van onze genen aan hen te danken. (…) Het klinkt misschien verrassend dat we eigenschappen overgenomen hebben van een mensensoort die de strijd met ons verloren heeft, van losers in de natuurlijke selectie. Maar eigenlijk is dat zo zinnig als wat, zegt Janet Kelso. ‘De neanderthalers leefden al tweehonderdduizend jaar in Europa en West-Azië op het moment dat de moderne mensen daar arriveerden. Het is alleen maar logisch dat ze beter aangepast waren aan het lokale klimaat, voedsel en ziekteverwekkers. Door met hen te kruisen hebben we die nuttige genen meegekregen en gehouden.’
e
BRON 1
oe
fv
er
BRON 2
Pr
Een schedel van een neanderthaler (links) uit La Ferassie en een schedel van een moderne mens uit Cro Magnon. Beide vindplaatsen bevinden zich in Frankrijk. • Welke mensensoort (homo sapiens of neanderthaler) heeft: - het hoogste voorhoofd? - de laagste hersenpan? - de zwaarste wenkbrauwbogen? - het meest terugwijkende voorhoofd?
BRON 4
De speerwerper of speerdrijver
De eerste speerwerper of speerdrijver werd ongeveer 20 000 jaar geleden gebruikt. Je kunt er veel verder mee gooien. De speer rust in een gleuf in het uiteinde van de werpstok of op een haakje. • Welk voordeel voor de jacht biedt een speerwerper?
30
LES 5 De komst van de homo sapiens
Uit: Pieter Van Dooren, ‘Neanderthalers maakten ons stoer’, De Standaard, 11 januari 2016
• Hoe blijkt uit de tekst dat wij doorheen de geschiedenis wel meermaals foute overtuigingen hadden? • Welk voordeel hebben seksuele betrekkingen met neanderthalers opgeleverd voor de moderne mens?
BRON 5 A
B
fv
er
si
e
Grotschilderingen en beelden van klei De verf is gemaakt op basis van natuurlijke producten (mineralen, houtskool, leem …). De producten worden met de hand gemalen en vermengd met een vloeistof (water, dierenvet, urine, bloed, plantensap …). De kunstenaars schilderen met hun vingers, met twijgen, vogelveren en borstels van paardenhaar. Ze blazen de verf ook tegen de wand door holle beenderen. • Geef drie diersoorten die hier worden afgebeeld. • Beschrijf hoe je prehistorische verf maakt.
oe
C
BRON 6 A
B
Pr
Venusbeeldjes A De Venus van Willendorf (Oostenrijk, gemaakt uit kalksteen, gekleurd met rode oker, ca. 11,1 cm hoog en ca. 26 000 jaar oud) B De Venus van Lespugue (Frankrijk, gemaakt uit mammoetivoor, ca. 14,7 cm hoog en ca. 25 000 jaar oud) • Welke opvallende gelijkenissen zijn er tussen de beeldjes? Welke kenmerken worden beklemtoond? Wat zou daarvan de bedoeling kunnen zijn? • Situeer deze beeldjes in tijd, ruimte en maatschappelijk domein.
OPDRACHT
Bekijk alle bronnen van deze les. Twee bronnen zijn niet primair. Welke?
B
DE PREHISTORIE
31
Niet alleen mensen, maar ook sommige dieren gebruiken werktuigen. De mens gebruikt echter niet alleen werktuigen, hij máákt ze ook zelf. Welke werktuigen maakt de eerste mens? Hoe maakt hij ze? Blijft hij dezelfde werktuigen gebruiken? Welke materialen gebruikt hij?
1
si
er
Pr
oe
chopper: een stenen werktuig met slechts één rand, die weinig bewerkt en onregelmatig is
BRON 1-2 Vuur speelt een belangrijke rol in de ontwikkeling van de menselijke beschaving. Meer dan een miljoen jaar geleden gebruiken de vroegste mensen misschien al vuur dat op natuurlijke wijze ontstaat, bijvoorbeeld door een bliksemschicht of een vulkaanuitbarsting. Ongeveer 400 000 jaar geleden slaagt de mens erin om zelf vuur te maken. Vuur maken gebeurt op verschillende manieren. Een eerste techniek is met twee stenen vonken maken boven ontvlambaar materiaal, zoals droog mos of stukjes van de tondelzwam. Een andere techniek is de ‘vuurboor’, waarbij de mens hout over hout wrijft. Het vuur dient voor verwarming. Zo kunnen de mensen in koudere streken gaan wonen. Maar vuur is ook nuttig om stukken bos plat te branden: zo krijg je landbouwgrond of kun je een nederzetting bouwen. Daarnaast wordt vuur natuurlijk ook gebruikt om voedsel te bereiden en dient het als bescherming tegen roofdieren. Zelfs bij de jacht komt vuur van pas: als je een stuk land afbrandt, verlaten de dieren hun schuilplaats en zo krijgen jagers ze gemakkelijk te pakken.
2
De eerste werktuigen zijn van steen gemaakt
Op basis van de meest gebruikte materiaalsoort delen archeologen de prehistorie in deze periodes in: de steentijd, de kopertijd, de bronstijd en de ijzertijd. Die periodes beginnen niet gelijktijdig over de gehele wereld. Zo begint de steentijd in Oost-Afrika meer dan 2,5 miljoen jaar geleden en in streken met een gematigd klimaat ongeveer 700 000 jaar geleden. BRON 3 - 4 -5
De oudste techniek om werktuigen te maken is het afslaan van enkele stukken van een steen om aan één
32
zijde een punt of een snede te krijgen (‘pebble tools’ of ‘choppers’). Archeologen denken dat de afgeslagen stukken op hun beurt gebruikt of bewerkt werden tot kleiner gereedschap. Ongeveer 700 000 jaar geleden maakt de mens eenvoudige stenen vuistbijlen. Van de hele steen (meestal vuursteen) worden stukken afgeslagen om een gewenste vorm te krijgen. Die werktuigen eindigen aan de ene kant in een punt en zijn aan de andere zijde rond. Daarna gaat de mens bewust stukken van een steen afslaan om daarmee werktuigen te maken (afslagwerktuigen). Het eindpunt van die ontwikkeling zijn kleine werktuigen van enkele centimeters groot. Ze worden bijvoorbeeld in jachtgerei van hout en been (pijlen, harpoenen enz.) vastgezet. Nog later slijpt of polijst de mens werktuigen. Het voordeel van de slijptechniek is dat zo een rechte snede kan gemaakt worden. Die stenen werktuigen gaan ook langer mee. De mens slaagt er ook in om gaten in stenen te boren: zo kan er een steel ingezet worden.
fv
vonk: brandend of gloeiend deeltje dat ergens afvliegt; vuursprank
Vuur: een heel belangrijke ontdekking
e
6
De werktuigen van de prehistorische mens
LES 6 De werktuigen van de prehistorische mens
3
De metaaltijden: van koper naar brons en ijzer
Op het einde van de prehistorie leert de mens metalen bewerken: eerst koper, daarna brons en ijzer. Dat gebeurt niet overal op hetzelfde moment. De kopertijd komt in sommige streken niet voor, omdat de mens daar meteen van steen op brons overschakelt. Koper is het eerste metaal dat de mens gebruikt. Het komt vrij in de natuur voor. Eerst bewerkt de mens het koper door het in een bepaalde vorm te slaan. Daarna ontdekt hij dat koper gesmolten kan worden in een eenvoudig kampvuur. Het vloeibare koper wordt in een open vorm gegoten. Na afkoeling wordt het gescherpt en gepolijst. Stenen werktuigen zijn echter scherper dan hun koperen tegenhangers.
. v. C ±1 20 0
±3 30
±5 50
0
0
v. C
v. C
.
.
Chronologie van het gebruik van materialen in het oude nabije oosten
BRONS
KOPER
e
RANDINFO Een smidse in Wales
Pr
oe
fv
IJzer heeft, naast alle pluspunten van brons, zijn hardheid als voordeel. Bovendien is ijzer goedkoper dan brons. In de primitieve ovens is de temperatuur nooit zo hoog dat het ijzer volledig smelt: de gewonnen ijzerkorrels uit de oven worden daarna in het vuur samengesmeed door de smid. Vooral wapens (speren, zwaarden ... ) en allerlei gebruiksvoorwerpen voor de landbouw worden van ijzer gemaakt. De ploeg (een uitvinding uit de bronstijd) snijdt met een ijzeren mes dieper in de grond waardoor die beter wordt omgewoeld en vruchtbaarder wordt. Voor sieraden blijft brons de voorkeur genieten.
legering: metaalmengsel. Zo is brons een samensmelting van koper en tin. smeedkunst: techniek om metaal te verhitten en te bewerken
er
Brons is een legering van koper en tin. Koper is een zacht metaal, maar door er tin aan toe te voegen wordt het veel harder. Koper en tin komen van nature bijna niet samen voor. Daarom moet het worden aangevoerd. Dat bevordert de handel tussen volkeren. Brons smelten vereist technische kennis en vaardigheid. Werktuigen in brons zijn veel sterker dan koperen werktuigen. Je kunt brons, net zoals koper, in allerlei vormen gieten, maar brons is gemakkelijker te bewerken.
IJZER
si
STEEN
Hoe verder je teruggaat in het verleden, hoe minder bronnen er zijn. Archeologen vinden soms werktuigen waarvan ze niet weten hoe ze gemaakt werden en waarvoor ze dienden. Om dat toch te weten te komen, proberen wetenschappers die werktuigen zelf te maken en te gebruiken. De smid wordt vanaf de metaaltijden een belangrijke ambachtsman. Hij maakt werktuigen en wapens.
KENNEN 1 2 3 4 5
vier voordelen van vuur voor de mens opnoemen twee vormen van vuurproductie beschrijven de evolutie van de steenbewerking in vier stappen beschrijven de volgorde van de door de mens gebruikte metalen opnoemen een voor- en een nadeel van de gebruikte metalen opnoemen
KUNNEN 1 2 3 4
verschillende werktuigen onderscheiden werktuigen chronologisch sorteren bronnen sorteren volgens soort een bron situeren in de tijd
B
DE PREHISTORIE
33
BRON 2
Vuur maken
Koken maakte ons tot mens
De juiste datering van de ontdekking en het gebruik van vuur door mensen is voorwerp van voortdurend onderzoek (…) Het eerste gebruik van vuur door de mens gebeurde misschien al 1,5 miljoen jaar geleden in Afrika … Het vinden van bewijs van het eerste regelmatige gebruik van vuur is moeilijk, omdat het identificeren van oude vuurhaarden niet altijd eenvoudig is … Mogelijk bewijs van verbrande resten van een miljoen jaar oud is te vinden in de Wonderwerkgrot in de provincie NoordKaap in Zuid-Afrika. Echte aanwijzingen van het regelmatige gebruik van vuur zijn afkomstig van grotten in Israël die dateren tussen 400 000 en 300 000 jaar geleden en omvatten het herhaalde gebruik van een enkele haard in de grot van Qesem en aanwijzingen voor het braden van vlees … De volgende fase was om een vuur te kunnen aanmaken … Het gebruik van vuurstenen om vuur te maken kan zich al 400 000 jaar geleden hebben voorgedaan, maar concreet bewijs daarvan dateert van 40 000 jaar geleden …
er
si
e
BRON 1
A
B
• Rangschik de vier werktuigen chronologisch. • Waarvoor zou elk werktuig gebruikt zijn? • Als je geen geschreven bronnen hebt, hoe kun je dan uitzoeken waarvoor iets gebruikt werd?
34
Uit: A.C. Scott, ‘When Did Humans Discover Fire?’, Time Magazine, 1 juni 2018 (eigen bewerking en vertaling) • Verklaar de titel bij het document. • Waarom worden in de tekst begrippen als ‘misschien’ en ‘mogelijk’ gebruikt?
De werktuigen van de eerste mens
Pr
BRON 3
oe
fv
• Welk werktuig wordt gebruikt om vuur te maken? (Kijk goed naar de handen.) • Verklaar hoe je daar vuur mee kunt maken. • De prehistorische mens gebruikte nog een andere techniek om vuur te maken. Zoek in de lestekst op welke. • De eerste mens wist niet hoe hij vuur moest maken. Hoe verkreeg hij vuur? • Is dit een primaire of een secundaire bron? • Uit welke tijd stamt de bron? Over welke tijd gaat de bron?
LES 6 De werktuigen van de prehistorische mens
C
D
si © South Tyrol Museum of Archaeology/A. Ochsenreiter
Een ijzeren zwaard
Pr
BRON 5
oe
fv
Kom je graag meer te weten over Ötzi, kijk dan bij het onlinelesmateriaal.
er
• In welke tijd leefde Ötzi? Kies uit: de steentijd, de kopertijd, de bronstijd of de ijzertijd. • Waarom is de vondst van Ötzi zo belangrijk? • Beschrijf de uitrusting van Ötzi.
e
BRON 4 Ötzi, de ijsman In 1991 werd in het Ötztal in de Alpen, op de grens van Oostenrijk en Italië, een man gevonden die daar leefde omstreeks 3300 v.C. Door koude en wind is hij als het ware gevriesdroogd en ontzettend goed bewaard. Het is een heel belangrijke vondst. De man (Ötzi genoemd) droeg als uitrusting met zich mee: een soort rugzak, een pijlenkoker en pijlen, een koperen bijl, een vuurstenen dolk, kleinere gereedschappen en paddenstoelen. Hij was goed uitgerust voor een tocht door de Alpen. Ötzi droeg een lendenlap en beenlingen, losse pijpen die met een koord aan een tailleriem werden vastgemaakt. Dat soort kledij werd zo’n honderd jaar geleden nog gedragen door NoordAmerikaanse indianen. Zijn kleding was genaaid met draden van pees. Sommige stukken waren hersteld met boombast.
• Waaruit bestaat het zwaard oorspronkelijk? • Hoe wordt daar een zwaard van gemaakt?
B
DE PREHISTORIE
35
Heel geleidelijk vestigen sommige nomaden zich op een bepaalde plaats. Zo ontstaan kleine gemeenschappen waar men voor het eerst aan landbouw en veeteelt doet. Waar vind je die eerste nederzettingen? Wat zijn de oorzaken van die grote veranderingen?
sikkel: werktuig in de vorm van een halve maan om te maaien
si
2
In de Vruchtbare Sikkel ontwikkelt de mens de landbouw en de veeteelt
De landbouw ontstaat waarschijnlijk in de Vruchtbare Sikkel. Het gebied heeft een vruchtbare bodem. Het regent regelmatig, weliswaar in kleine hoeveelheden. Bovendien zijn er bronnen en rivieren. Water is van levensbelang voor mens, plant en dier. Aanvankelijk oogsten de mensen het wilde graan dat overal in overvloed groeit. Tegelijk blijven ze ook nog steeds vissen en jagen. Pas later beginnen ze de vruchtbare gronden te bewerken: ze zaaien en oogsten zelf granen. Ze worden stilaan steeds betere landbouwers. Daardoor groeit de bevolking. Meer inwoners betekent dat er meer voedsel nodig is. Dus gaan de mensen op zoek naar nieuwe vruchtbare gronden: groepen wijken uit naar andere gebieden. Omstreeks 6500 v.C. ontstaan in ZuidoostEuropa zo de eerste Europese boerengemeenschappen. De mensen leren hoe ze dieren tam kunnen maken (domesticeren). Ze kweken dieren vaak met de bedoeling ze te slachten: de veeteelt is begonnen. Dat zou zelfs al voor het begin van de landbouw gebeurd zijn. De eerste gedomesticeerde dieren waren waarschijnlijk o.a. de hond, BRON 2-3-4
Pr
domesticeren: wilde dieren gewend maken aan de nabijheid van mensen, tot huisdier maken (domus = huis); ook gewassen kunnen door de mens worden gedomesticeerd.
er
sedentair: een vaste verblijfof standplaats hebbend
BRON 1 Op het einde van de laatste ijstijd wordt het warmer. IJsvlakten smelten. Langs de kusten en de rivieren loopt heel wat land onder water. Grote gebieden worden vruchtbaar. In bepaalde gebieden van het Nabije Oosten (Zuidwest-Azië) ontstaat een overvloedige, wilde plantengroei. Kleine groepen mensen gaan daar wonen. Ze zwerven niet meer rond, maar blijven voor een langere tijd op een bepaalde plek: ze worden sedentair. Het gebied in het Nabije Oosten met de eerste nederzettingen heeft op de kaart ongeveer de vorm van een sikkel. Dat gebied noemen we daarom ‘de Vruchtbare Sikkel’.
oe
verandering: iets wat op een bepaald moment wijzigt, meestal minder geleidelijk (zie evolutie)
revolutie: een snelle en ingrijpende gebeurtenis die grote veranderingen met zich meebrengt
neolithisch: behorend tot het neolithicum, de laatste periode van de steentijd, voor de opkomst van het gebruik van metalen
36
het schaap, de geit, het varken en het rundvee. De mens haalt een heleboel voordelen uit gedomesticeerde dieren: vlees, lastvervoer, kleding (vacht), gebruiksvoorwerpen (uit dierenbotten) enz. Later worden de dieren ook gebruikt voor zwaar werk in de landbouw, zoals het omploegen van de landbouwgrond. Het sedentair worden, het ontstaan van de landbouw en het domesticeren zijn heel belangrijke veranderingen. Wetenschappers beschouwen het als een revolutie: een geweldige verandering in de maatschappij. Ze spreken over ‘de neolithische revolutie’ als het begin van een nieuw tijdperk: de ‘nieuwe steentijd’ of het ‘neolithicum’.
e
1
Zwervende mensen vestigen zich geleidelijk aan
fv
7
Veranderingen in het neolithicum
LES 7 Veranderingen in het neolithicum
3
De hele samenleving verandert
Omdat mensen langer op dezelfde plek blijven wonen, moeten hun woningen steviger zijn. Ze bouwen sterke lemen hutten. Ze ontwikkelen nieuwe werktuigen: houten graaf- en plantstokken om de grond te bewerken, houten sikkels met ingezette scherpe steentjes, maalstenen om graan tot meel te vermalen enz. Het rijke voedselaanbod zorgt voor een aanzienlijke bevolkingstoename. Omdat een oogst kan mislukken, leggen ze voedselvoorraden aan. Toch leiden mislukte oogsten of sterfte in de veestapel vaak tot ellende en massale hongerdood. Stammen voeren oorlog met elkaar om het bezit van de voorraden. Gemeenschappen die een goede oogst hebben en veel vee bezitten zijn rijk, de andere zijn arm. Er ontstaat dus een duidelijk verschil tussen rijk en arm. Om ervoor te zorgen dat de oogst goed lukt, proberen de mensen de goden goedgezind te stemmen. Dat doen ze door offers te brengen aan die goden. Ze maken beeldjes en tekeningen op rotswanden. Daarmee proberen ze de gunst van de goden te krijgen voor een goede oogst, jacht of visvangst. In de Vruchtbare Sikkel verandert de nomadische samenleving geleidelijk in een sedentaire samenleving.
30 00 v.C .
45 00 v.C .
±
±
60 00 v.C . ±
65 00 v.C . ±
70 00 v.C . ±
±
±
85 00 v.C .
10 00 0v .C .
Het begin van de landbouw
Vruchtbare Sikkel
China
Zuidoost-Azië
Zuid-Amerika
Egypte Zuidoost-Europa Midden-Amerika
RANDINFO Gedomesticeerde dieren en hun voorouders De koe
De hond
Het varken
oe
fv
er
si
De kat
e
De oeros
Pr
De wilde kat
De wolf
Het everzwijn
KENNEN 1 de begrippen ‘nomadische samenleving’, ‘sedentaire samenleving’, ‘domesticatie’, ‘neolithicum’, ‘verandering’ en ‘revolutie’ uitleggen 2 het effect van het klimaat op de plantengroei in sommige gebieden uitleggen 3 het ontstaan van de ‘echte’ landbouw beschrijven 4 twee voorbeelden van domesticatie geven 5 het nut van huisdieren voor de mens uitleggen 6 twee veranderingen in de neolithische samenleving uitleggen
KUNNEN 1 de Vruchtbare Sikkel op een kaart aanduiden 2 vier hedendaagse landen opnoemen die in de vroegere Vruchtbare Sikkel liggen 3 een grafiek analyseren
B
DE PREHISTORIE
37
De Vruchtbare Sikkel (10 000 tot 6000 v.C.)
si
e
BRON 1
De verspreiding van de landbouw in Europa
Pr
oe
fv
BRON 2
er
• Geef vier hedendaagse landen die in de Vruchtbare Sikkel liggen. Kijk op de kaart achteraan in dit boek of zoek het op in een atlas. • Waarom ontstaat de landbouw in die streek? Zoek twee redenen in de lestekst.
• In welk gedeelte van Europa raakt de landbouw het eerst bekend? Kies uit: Noord-Europa, West-Europa, Zuidwest-Europa, Zuidoost-Europa of Oost-Europa. • Beschrijf de evolutie die je op de kaart kunt zien.
38
LES 7 Veranderingen in het neolithicum
De verspreiding van de landbouw en de domesticatie
er
si
e
BRON 3
BRON 4
oe
fv
• Noem twee landbouwproducten die men in Amerika teelt en niet in Europa. • Noem vijf gebieden waar vóór 5000 v.C. aan landbouw werd gedaan. • In welke gebieden worden de kameel en het paard voor het eerst gedomesticeerd?
Onderzoek naar de domesticatie van een aantal diersoorten
Pr
Een gedomesticeerd dier plant zich voort in gevangenschap, is gemakkelijk te voeden, groeit snel op, is gewend aan mensen en gedraagt zich niet agressief tegenover hen. Wetenschappers zijn niet altijd zeker wanneer dieren voor het eerst werden gedomesticeerd. Soms ontdekken ze oudere resten, waardoor ze de data in de tabel moeten aanpassen. Zo lijken sommige overblijfselen erop te wijzen dat er al 33 000 jaar geleden hondachtigen bij de mens leefden. Dier
Datum
Plaats
Hond
15 000 v.C.?
Europa? China?
Geit
10 000 v.C.
Iran
Schaap
8000 v.C.
Azië, Midden-Oosten
Varken
13 000 v.C.
Midden-Oosten
Koe
8000 v.C.
India, Midden-Oosten
Kat
7000 v.C.
Middellandse Zeegebied
Kip
6000 v.C.
Zuidoost-Azië
Cavia
5000 v.C.
Zuid-Amerika
Ezel
5000 v.C.
Egypte
Paard
4000 v.C.
Oost-Europa
Lama
4000 v.C.
Zuid-Amerika
Rotsduif
3000 v.C.
Egypte, Middellandse Zeegebied
Kameel
2500 v.C.
Centraal-Azië
• Kies drie dieren uit het lijstje en zoek op of de datum en de plaats nog dezelfde zijn. • Leg uit waarom een tijger geen gedomesticeerd dier is.
B
DE PREHISTORIE
39
B
De prehistorie OVERZICHT PREHISTORIE
STREEK OF VOLK ZONDER SCHRIFT
e
ONTSTAAN EN EVOLUTIE VAN DE MENS • Bronnen zijn zeldzaam, onvolledig en onduidelijk • Een lange geleidelijke evolutie van hominiden (mensachtigen) naar mens • Mens = voldoende hersenen + rechtop lopen + steeds betere werktuigen • Eerste hominiden: 6 tot 7 miljoen jaar geleden • Eerste mensen: ca. 2,5 miljoen jaar geleden • Moderne mens (homo sapiens): ca. 320 000 v.C.
Homo neanderthaler (uitgestorven) ca. 250 000-30 000 v.C.
Pr
oe
*
Homo erectus 1,8 miljoen jaar-141 000 v.C.
er
Homo habilis 2,5-1,2 miljoen jaar v.C.
si
= herseninhoud
Australopithecus 4-2 miljoen jaar v.C.
fv
*
VANUIT AFRIKA VERSPREIDT DE MENS ZICH OVER DE WERELD
?
40
OVERZICHT B De prehistorie
Homo sapiens
ca. 320 000 v.C. - nu
NEANDERTHALER (ca. 250 000-30 000 v.C.)
MODERNE MENS (vanaf ca. 320 000 v.C.)
er
si
e
DE HOMO SAPIENS • Grotere herseninhoud • Betere techniek • Gebruikt echte taal
fv
• Jacht en voedselpluk • Betere techniek • Nomaden • Kunstvoorwerpen
oe
HET NEOLITHICUM (DE NIEUWE STEENTIJD)
Pr
De Vruchtbare Sikkel (Nabije Oosten) • Van nomadische naar sedentaire samenleving • Mensen domesticeren dieren • De landbouw ontstaat (ca. 10 000 v.C.)
Veranderingen in de samenleving • Stevigere woningen • Nieuwe werktuigen • Bevolking neemt toe • Goede oogst (land) en/of veel vee = rijkdom • Vruchtbaarheidsgoden
OVERZICHT B De prehistorie
41
8
Historisch denken Je weet al uit les 3 dat een geschiedkundige of historicus het verleden bestudeert aan de hand van bronnen. Hij vormt een beeld van een gebeurtenis, een samenleving, een gewoonte, een persoon enz. uit het verleden. Ook jij kunt dat doen. Hoe ga je daarbij te werk? Hoe kun je proberen om te achterhalen wat er in het verleden gebeurd is? Op welke moeilijkheden kun je daarbij stuiten?
1
Vragen stellen over het verleden en het heden
2
fv
Situeren in het historisch referentiekader
oe
Zaken uit het verleden en heden situeer je in de tijd, de ruimte (plaats) en de maatschappelijke domeinen. Elke samenleving heeft typische kenmerken. Zo weet je bijvoorbeeld al dat de meeste mensen tijdens een groot deel van de prehistorie nomaden waren.
3
Pr
Bronnen en werken kritisch bestuderen en gebruiken
Om vragen te beantwoorden, zoek je naar informatie in bronnen. In les 3 heb je geleerd dat je die in verschillende groepen kunt indelen: geschreven, ongeschreven, primair, secundair enz. Bronnen moeten kritisch onderzocht worden. Is de bron bijvoorbeeld doorheen de tijd bewerkt? Soms gaan er stukken verloren of worden slechts delen van een bron overgeschreven of gekopieerd. Dat kan ervoor zorgen dat ze anders begrepen wordt dan aanvankelijk de bedoeling was. Hoe bruikbaar is de bron om een vraag te beantwoorden? In een kookboek vind je bijvoorbeeld geen informatie over hoe je moet vechten met een bijl. Wat kun je te weten komen over de maker of het ontstaan van de bron? Onderzoek of de maker is beïnvloed door zijn afkomst, beroep, godsdienst, woonplaats, opleiding enz. Interessant is ook te weten te komen waarvoor de bron is gemaakt.
42
LES 8 Historisch denken
Is de bron wel typisch voor wat je wil bestuderen? De bron kan bijvoorbeeld afwijken van andere bronnen of informatie bevatten die niet typisch is voor die tijd. Stel je voor dat van onze samenleving alleen de boeken over taarten bakken zouden overblijven. Een latere onderzoeker zou daaruit foutief kunnen besluiten dat we vooral bezig waren met taarten bakken en … opeten. Op basis van al die zaken kun je besluiten of de informatie in de bron gebruikt kan worden om een historische vraag te beantwoorden. Je vergelijkt best een bron met andere bronnen en werken. Die zijn er echter niet altijd. Veel bronnen raken doorheen de tijd vernietigd. Voor sommige gebeurtenissen, samenlevingen, volkeren, personen enz. zijn er dus niet veel bronnen meer overgebleven. Dat bemoeilijkt het beantwoorden van historische vragen. Soms zijn er ook te veel bronnen waardoor het moeilijk wordt de juiste te vinden of te kiezen om vragen te beantwoorden. Dat geldt zeker voor de hedendaagse tijd met haar internetbronnen.
er
Je stelt je vragen over gebeurtenissen, personen, gewoonten enz. uit het verleden. Dat kan in vergelijking met het heden.
si
e
De methode om een beeld van het verleden te krijgen, noemen we het historisch denken. Dat bestaat uit vijf onderdelen. We beschrijven hieronder die onderdelen en hoe je ze kunt toepassen. In het leerboek blijven we je uiteraard helpen met aangepaste vragen en opdrachten.
4
Historische beeldvorming: een beeld over het verleden maken
Met de informatie uit bronnen beantwoord je de vragen en vorm je een beeld over een gebeurtenis, persoon, gewoonte enz. van het verleden. Handige hulpmiddelen zijn daarbij bijvoorbeeld begrippen zoals oorzaak en gevolg, gepland of toeval enz. Geschiedkundigen vertellen wat zij denken dat er in het verleden gebeurd is. Zij schetsen een beeld van het verleden. Daar slagen ze niet altijd in omdat er bijvoorbeeld weinig of geen bronnen zijn. Als er een nieuwe bron ontdekt wordt, bevat die soms nieuwe informatie waardoor men het beeld moet aanpassen. Het klinkt raar, maar de geschiedenis kan dus veranderen!
5 4
50
19
17
±
±
14
±
±
80
±
0
50
50
0
. v. C
. v. C 0 0 35 ±
PREHISTORIE OUDE NABIJE OOSTEN KLASSIEKE OUDHEID MIDDELEEUWEN
HEDENDAAGSE TIJD
MODERNE TIJD VROEGMODERNE TIJD
5
si
e
Reflectie: nadenken over het verband tussen verleden, heden en toekomst
De geschiedenis geeft dus een beeld van het verleden. Het gaat om een reconstructie. Het verleden zelf is voorbij en bestaat niet meer. Historici bestuderen graag hoe een beeld van het verleden invloed heeft op het heden en de toekomst. Zo zijn er bijvoorbeeld diëtisten die reclame maken voor een dieet van noten en vruchten omdat ze denken dat de prehistorische voedselverzamelaars gezond leefden. Historici wijzen er dan op dat we niet zeker weten wat die mensen aten en dat ze niet zo oud als ons werden … Bij historisch denken kun je zelf beïnvloed worden door je familie, je opleiding, je vriendenkring enz. Je bent daarom best kritisch voor jezelf en de anderen. Het kan ook gebeuren dat iemand anders op basis van dezelfde bronnen tot andere besluiten komt. Zijn beeld van hetzelfde verleden kan dus anders zijn dan dat van jou …
Pr
oe
fv
er
Telkens als men oudere resten van bijvoorbeeld de homo sapiens vindt, moet de ontstaansgeschiedenis van die mens aangepast worden. Geschiedkundigen proberen ook foute beelden over het verleden te verbeteren. In veel historische films, boeken, strips enz. gedragen de figuren zich bijvoorbeeld meer zoals hedendaagse mensen dan als mensen uit de tijd waarin het verhaal zich afspeelt.
In alle lessen van STORIA HD komt het historisch denken aan bod. Dat kan één onderdeel of alle onderdelen zijn. In de onderstaande kadertekst vind je de vraagstelling van historisch denken toegepast op een onderzoek.
Welke vragen uit het historisch denken kan ik voor een onderzoek gebruiken? Historisch denken leert je kritisch omgaan met informatie. In deze tijden van ‘fake news’ en een overaanbod aan meningen in alle media is dat geen overbodige vaardigheid.
1 Vragen over het onderzoeksobject • •
Wat wil je onderzoeken? Welk probleem wil je bestuderen? Op welke vragen wil je een antwoord?
2 Situeren in tijd, ruimte en domein •
In welke tijd, ruimte (plaats) en maatschappelijke domeinen hoort het onderzoeksobject thuis?
B
DE PREHISTORIE
43
3 Bronnen en werken kritisch bestuderen
si
e
Bronnen helpen je om de onderzoeksvragen te beantwoorden. • Welke soort bron is het? o Is het een bron of een werk? o Is het een geschreven bron / een ongeschreven bron? o Is de bron origineel of is ze bewerkt? • Wie heeft de bron gemaakt? o Zoek inlichtingen over de maker: zijn naam, nationaliteit, geboortedatum, sterfdatum, beroep, functie, afkomst … o Kan de maker op de hoogte geweest zijn van wat hij vertelt? • Wanneer werd de bron/het werk gemaakt? o Is het een primaire of secundaire bron? o Was de maker een ooggetuige? • Waar is de bron gemaakt? Waar bevindt de bron zich vandaag? • Wat vertelt de bron? o Kun je ze gebruiken om je vragen te beantwoorden? o Is ze typisch voor de periode of samenleving die je bestudeert? • Waarvoor is de bron gemaakt? o Heeft de bron een doel? o Is de bron voor iemand bedoeld? • Vergelijk de bron met andere bronnen en werken. o Welke verschillen en gelijkenissen zijn er?
4 Historische beeldvorming: een beeld van het verleden maken Welke antwoorden op je vraag of je probleem heb je gevonden? Welk beeld van het verleden krijg je dankzij je antwoorden? Met welke vragen blijf je zitten?
er
• • •
5 Reflectie: nadenken over je onderzoek en de resultaten
fv
Wat zou je anders doen als je eenzelfde onderzoek zou voeren? Werd je onderzoek door iets of iemand beïnvloed? Komen de resultaten van je onderzoek overeen met wat je verwachtte?
Pr
oe
• • •
KENNEN 1 verklaren waarom de geschiedenis en het verleden niet hetzelfde zijn 2 aantonen hoe bronnen het beeld van het verleden kunnen beïnvloeden 3 vijf vragen geven die je kunt stellen bij het kritisch onderzoeken van een bron
KUNNEN 1 de vijf onderdelen van historisch denken herkennen 2 informatie over een bron en haar maker opzoeken 3 aan de hand van vragen en opdrachten een onderzoek uitvoeren
44
LES 8 Historisch denken
ONDERZOEK 1 Hoe zag een neanderthaler eruit? Je hebt in les 5 kennisgemaakt met de neanderthaler. Restanten van deze mensensoort werden in 1856 opgegraven in de plaats Neandertal bij Düsseldorf in Duitsland. Ook in België werden restanten van deze soort ontdekt. Tot op vandaag ontdekt men overblijfselen van de neanderthaler. In deze opdracht bestudeer je veranderingen in de voorstelling van hoe hij eruitzag.
BRON 1
er
si
e
Schedel van een neanderthaler opgegraven in La Chapelle-aux-Saints (Zuid-Frankrijk) in 1908. De restanten zijn 60 000 jaar oud. Op basis van de schedel en andere skeletresten trekken geleerden besluiten over het uitzicht van de neanderthaler, o.a. dat hij O-benen (gebogen heupen en knieën) had. Nieuw onderzoek in 1957 toont aan dat het om restanten van een oude man ging die een deel van zijn tanden kwijt was en aan een ontsteking van de beenderen leed. Verder onderzoek in 1985 bevestigt dat het individu behoorlijk gehandicapt was aan de benen. Het gaat dus om iemand die niet als model voor de ganse soort kan gelden.
Pr
oe
BRON 2
fv
© Luna04 / CC BY 2.5
Reconstructie van de neanderthaler van La Chapelle-aux-Saints uit 1909 door de Tsjechische kunstenaar František Kupka (1871-1957). Kupka verblijft vanaf 1896 in Parijs. In die periode maakt hij tekeningen voor magazines en studeert hij biologie, geschiedenis en archeologie aan de universiteit. Kupka baseert zich voor zijn tekening op de besluiten van de geleerden die de restanten in 1908 bestudeerd hebben. Hij wordt later een beroemd kunstenaar.
BRON 3
Nog aanpassen is nu Lage Resolutie
Reconstructie van de neanderthaler van La Chapelle-aux-Saints uit de 21e eeuw. De Nederlandse kunstenaars Alfons en Adrie Kennis zijn gespecialiseerd in gezichtsconstructies. Zij baseren zich op een techniek ontwikkeld aan de universiteit van Manchester. Ze vergelijken tal van schedels van verschillende soorten mensen en mensapen alvorens de reconstructie te starten. Exact is de reconstructie niet. De haargroei, de oogkleur en de dikte van alle weke delen blijven het resultaat van giswerk.
B
DE PREHISTORIE
45
1 Vraagstelling
Deze opdracht gaat niet over wie de beste reconstructie gemaakt heeft. Je probeert te begrijpen waarom de kunstenaar van bron 2 tot zijn tekening komt. Bestudeer daarom de drie bronnen.
2 Situering • • •
Uit welke tijd stamt elke bron? In welk maatschappelijk domein speelt dit onderzoek zich af? Waar werden de restanten gevonden?
3 Kritische studie (bekijken)
Geef voor elke bron weer of het om een bron of een werk gaat. Welke van de drie is primair? Onderzoek naar de maker van bron 2: o Geef gegevens over de maker. o Ongeveer hoelang na de ontdekking van de schedel maakt hij de tekening? o Op welke informatie heeft hij zich gebaseerd? o Met welk doel zou hij de bron gemaakt hebben? • Waarom mag je bron 2 niet typisch voor de neanderthaler noemen? • Vergelijk bron 2 met bron 3. o Welke verschillen merk je op? o Verklaar die verschillen.
si
e
• • •
4 Besluit
5 Reflectie
er
Verklaar waarom de kunstenaar van bron 2 tot deze reconstructie komt. Waarom zou die reconstructie vandaag niet meer aanvaard worden? Hoe toont dit onderzoek aan dat de geschiedenis kan veranderen?
fv
ONDERZOEK 2 De hobbit
Twee schedels vergeleken
BRON 2
Pr
BRON 1
oe
Misschien ken je de hobbit uit de boeken of de speelfilms The Lord of the Rings (In de Ban van de Ring). Die kleinere mensensoort is een verzinsel van de Britse schrijver J.R. Tolkien. In 2003 ontdekt men echter in een grot op het Indonesische eiland Flores restanten van mensen van ongeveer één meter. Men sprak al vlug over de ‘floresmens (homo floresiensis)’ of … hobbit.
Een schedel van een homo floresiensis naast die van een homo sapiens. De floresmens werd ca. 1,1 m groot en woog maximum 35 kg. Alle gevonden overblijfselen samen dateert men tussen 700 000 jaar en 50 000 jaar geleden.
© AGEFOTOSTOCK
Reconstructie uit de 21e eeuw van een floresmens
46
LES 8 Historisch denken
BRON 3
Een afstammeling van de homo erectus?
Volgens wetenschapper Rik Potts (van het Amerikaanse National museum of Natural History) is de floresmens een rechtstreekse afstammeling van de homo erectus die tot 300 000 jaar geleden in Zuidoost-Azië leefde. Door de ijstijden daalde het zeepeil en konden zij via landwegen naar Indonesische eilanden zoals Flores trekken. Wanneer het zeepeil na verloop van tijd weer stijgt, zaten ze vast op het eiland. Om te overleven zouden ze dan na verloop van tijd kleiner geworden zijn. Kleine mensen verbruiken minder voedsel. Op het eiland leefde ook een soort dwergolifant die eenzelfde evolutie heeft doorgemaakt, maar langs de andere kant kwamen er ook zeer grote ooievaars en behoorlijk grote ratten voor.
BRON 4
Volgens de onderzoeker Robert D. Martin (van het Amerikaanse Field Museum of Natural History) is de floresmens gewoon een moderne mens die aan microcefalie leed. Die ziekte zorgt ervoor dat de hersenen en de schedelomvang minder goed groeien. Hij komt tot die conclusie na de vergelijking van een schedel van de floresmens met die van hedendaagse mensen die lijden aan die ziekte. Volgens Indonesische geleerden leed de floresmens dan weer aan een andere ziekte die dwerggroei veroorzaakt. Gebaseerd op artikels in het tijdschrift Science
si
Uitgeroeid door de moderne mens?
e
Bewerking van een artikel in National Geographic, 2016
BRON 5
Een moderne mens die aan een ziekte leed?
fv
er
Het uitsterven van de floresmens lijkt samen te vallen met de komst van de moderne mens naar het eiland. Tot op vandaag bestaat de legende van de Ebu Gogo op Flores. Het zou gaan om harige wezens van maximum 1,5 m die zich snel door de jungle bewegen. Ze zouden een eigen taal onder elkaar gebruiken. Omdat ze voedsel stalen en kinderen ontvoerden, hebben de mensen hen uitgeroeid. Op Sumatra bestaat een gelijkaardige mythe over de Orang Pendek wat vertaald ‘korte mens’ betekent. Ook hier zou het om een harig wezen gaan met een menselijk gelaat. Sommige geleerden denken dat het eerder om een apensoort gaat.
oe
Gebaseerd op artikels in Wikipedia English
1 Vraagstelling
In deze opdracht onderzoek je wat je met zekerheid over de floresmens mag vertellen. Formuleer na raadpleging van de bronnen een eigen vraag die je graag beantwoord wil zien.
Pr
2 Situering • • •
In welke van de zeven tijden leefde de floresmens? Waar en in welke tijd werden de restanten gevonden? Zoek het eiland Flores op een wereldkaart. In welk continent ligt het?
3 Kritische studie (bekijken) • • •
Welke bronnen zijn primair? Welke bronnen zijn werken? Wat zegt elke bron over de floresmens?
4 Besluit • •
Geef vier zaken die zeker zijn over de floresmens. Geef drie beweringen die niet bewezen zijn over de floresmens.
5 Reflectie • • •
Hoe toont dit onderzoek aan dat de geschiedenis kan veranderen? Heb je een antwoord op je eigen vraag gevonden? Waarom wel? Waarom niet? Zoek zelf op internet of er nieuwe informatie is over de floresmens.
B
DE PREHISTORIE
47
er
v. C 0 0 35 Âą
fv
OUDE NABIJE OOSTEN
Pr
oe
PREHISTORIE
e
si
In de vorige lessen heb je heel wat geleerd over de eerste mensen en hun levenswijze in de prehistorie. Je weet al dat de mens waarschijnlijk in Afrika ontstaan is en dat in het Nabije Oosten voor het eerst aan landbouw werd gedaan. Europa is nog maar met mondjesmaat aan bod gekomen. In dit onderdeel nemen we Noordwest-Europa tijdens de prehistorie onder de loep. Onze gewesten liggen in dat deel van Europa.
.
C
De prehistorie in Noordwest-Europa
e 19
4
50
5
si 17
50
±
±
±
er
50 ±
HEDENDAAGSE TIJD MODERNE TIJD VROEGMODERNE TIJD
fv
MIDDELEEUWEN
oe
M
14
0
. v. C 0 80 ±
KLASSIEKE OUDHEID
Een klokbeker uit een grafheuvel bij Mol, ca. 2500 v.C.
Pr
isschien ken je het monument op de bladzijde links wel. Het is wellicht het beroemdste bouwwerk uit de West-Europese prehistorie: Stonehenge. Maar er zijn nog heel wat andere prehistorische overblijfselen teruggevonden. Ook in Vlaanderen. Het kaartje geeft de vindplaatsen uit het neolithicum weer. Misschien is er wel iets in jouw buurt gevonden?
© KMKG-MRAH
Deze verkleuring in de grond bij Riemst toont de plattegrond van een boerderij uit 5000 v.C.
Uit: Centrale Archeologische Inventaris, Onroerend Erfgoed Vlaanderen
© Zolad +/VIOE
C DE PREHISTORIE IN NOORDWEST-EUROPA
49
In Europa zie je vandaag overal sporen van de menselijke aanwezigheid: industrie, steden ... Maar in de prehistorie was Europa één grote wildernis. De mens moest moeite doen om er te overleven. Langzaam ‘bevrijdt’ de mens zich van de natuur en verandert hij het landschap. Welke sporen heeft de prehistorische mens nagelaten?
hunebed: een megalithisch monument dat meestal bestaat uit een grote, platte steen die op andere stenen is geplaatst
er
Pr
astronomisch: wat te maken heeft met de sterrenkunde
fv
menhir: een grote, rechtopstaande steen
Tussen het begin van het 5e en het midden van het 2e millennium worden in West-Europa met grote stenen allerlei monumenten gebouwd. Vandaag worden die monumenten ‘megalieten’ genoemd. Dat woord komt uit het Grieks en betekent letterlijk ‘grote stenen’. Naargelang de vorm gebruikt men nog andere namen: een menhir bijvoorbeeld is een grote rechtopstaande steen. Menhirs staan vaak in rijen of cirkels bij elkaar. Een hunebed of dolmen lijkt op een reusachtige stenen tafel. De bekendste megalithische monumenten bevinden zich in Bretagne (Frankrijk) en Zuid-Engeland. Vroeger dachten archeologen dat de eerste megalietenbouwers de technieken hadden afgekeken van de volkeren rond de Middellandse Zee. Nu blijkt echter dat de Europese culturen de techniek zelf ontwikkeld hebben. Meer nog: de megalithische cultuur begint vóór de grote beschavingen in Mesopotamië en Egypte (zie onderdeel D). In de loop van de geschiedenis verdwijnen er heel wat megalithische bouwwerken in West-Europa. Sommige worden doelbewust verwoest. Andere monumenten werden afgebroken om de stenen te kunnen gebruiken voor andere bouwwerken. Momenteel staan er toch nog altijd bijna 50 000 megalithische monumenten overeind. Onderzoek heeft aangetoond dat bepaalde megalieten houten voorlopers hadden. BRON 1-2
oe
megaliet: een stenen monument uit de prehistorie (bv. een menhir of een hunebed)
2
Onze kennis over de megalieten is erg beperkt
BRON 3 Wetenschappers zijn het niet met elkaar eens waarvoor de megalieten gediend hebben. Zeker is dat heel wat van die bouwwerken dienstdeden als graven. Dat leidt men af uit de vondsten van talrijke lichamen
50
die eronder begraven lagen. Maar daarmee is het laatste woord nog niet gezegd. Veel monumenten staan namelijk zo opgesteld dat ze een astronomische betekenis kunnen hebben. Sommigen denken dat menhirs grenspalen zijn, opgericht om het gebied van een stam of volk af te bakenen. Dat sommige monumenten verzamelplaatsen waren waar verschillende groepen samenkwamen om te feesten, wordt ook als verklaring gegeven. Verder bestaat er onder archeologen ook veel onenigheid over de manier waarop die megalieten werden opgetrokken. Sommige stenen wegen wel honderdduizenden kilo’s! Om die te verplaatsen en op te richten, zijn veel mensen en vooral technische kennis nodig. Dat bewijst voor velen dat de megalithische beschavingen niet zo primitief zijn. Wetenschappers hebben ook moeite om de ouderdom van de megalieten te achterhalen. Het gaat vaak om onbewerkte stenen die uiteraard ouder zijn dan de beschavingen die ze hebben opgericht. Wetenschappers kunnen dus wel de ‘leeftijd’ van de steen bepalen, maar niet altijd die van het monument.
e
1
Neolithische samenlevingen in Europa bouwen grote monumenten
si
9
Raadsels in steen
LES 9 Raadsels in steen
3
Stonehenge, het ultieme raadsel in steen
BRON 4 -5 Stonehenge, gelegen in Zuid-Engeland, is bij het grote publiek het meest bekende megalithische monument. Het is een vrij groot monument dat in verschillende fasen is opgetrokken. De oudste delen dateren van rond 3000 v.C. De site ondergaat een laatste wijziging tussen 1950 en 1500 v.C. Na het verdwijnen van de samenlevingen die het complex hebben gebouwd, raakt de plaats verlaten. Eeuwen later tast men volkomen in het duister over de betekenis van Stonehenge. Door het ontbreken van enige informatie raken fantastische verhalen over de plek algemeen
20 ± 0 250 0 v. 0 C .
. v. C 0 0 0
±
6 ±
NEOLITHICUM IN EUROPA
RANDINFO
•
e
Het woord ‘megaliet’ werd voor het eerst in 1849 gebruikt door Algernon Herbert van de universiteit van Oxford. In 1867 werd de term officieel aanvaard tijdens het internationale congres voor archeologie in Parijs. AI sinds de middeleeuwen doen de meest fantastische verhalen de ronde over megalithische monumenten. Dat komt omdat men er weinig over wist en eigenlijk nog altijd weinig over weet. In het dorpje Mousny in de Ardennen bevindt zich een hoop grote keien, die min of meer een cirkel vormen. Een legende beweert dat de keien in feite een herder en zijn schapen zijn, die door Jezus Christus gestraft werden omdat de herder Hem niet wilde helpen! Andere verhalen brengen megalieten in verband met de duivel of zelfs met buitenaardse wezens. Nog altijd zijn er mensen die dergelijke legendes geloven.
mysterieus: geheimzinning
si
•
Pr
oe
fv
er
verspreid. Vooral de duivel als bouwer of bewoner is vrij populair. Internationale faam krijgt Stonehenge vanaf het einde van de 17e eeuw als enkele amateurarcheologen de plaats in verband brengen met Keltische druïden (zie les 10). De Kelten vestigen zich echter pas na 500 v.C. in de streek van Stonehenge. Die reputatie van mystieke plaats waar bovenaardse (of zelfs buitenaardse) krachten heersen, zal Stonehenge nooit meer kwijtraken. Tot op de dag van vandaag blijven allerlei mensen talrijke – vaak vergezochte – theorieën verkondigen over het doel van het complex en de manier waarop het werd gebouwd. Voor echte archeologen is het ontkrachten van die ‘theorieën’ een bijna voltijdse bezigheid. Hun grootste probleem is evenwel dat ze zelf maar over weinig gegevens beschikken om dat echt te kunnen doen. Op dit moment is het wel zo goed als algemeen aanvaard dat Stonehenge zowel een godsdienstige als een astronomische functie had.
•
Een dolmen
KENNEN 1 de begrippen ‘megaliet’, ‘hunebed’ en ‘menhir’ uitleggen 2 de samenlevingen van de megalietenbouwers in de tijd situeren 3 twee theorieën over de betekenis en de bouw van megalithische monumenten geven 4 de mysterieuze reputatie van Stonehenge verklaren
KUNNEN 1 2 3 4 5
informatie uit teksten, kaarten en afbeeldingen halen in je eigen woorden een megalithisch monument beschrijven bronnen sorteren volgens soort zelf een historische vraag formuleren bij een bron een verkeerd beeld over het verleden herkennen
C DE PREHISTORIE IN NOORDWEST-EUROPA
51
BRON 1
Megalithische monumenten in Europa
fv
er
si
e
• In welke hedendaagse Europese landen vind je megalithische monumenten? • Welke stelling is het meest juist? De meeste megalieten bevinden zich diep in het binnenland. Of: de meeste megalieten zijn terug te vinden in kustgebieden.
B
Pr
oe
BRON 2 A Megalithische monumenten in België
De noordelijke dolmen van Wéris is de best bewaarde dolmen van België. Het monument is vrij groot: bijna 11 m lang, 5 m breed en 2 m hoog. Het werd opgegraven eind 19e eeuw en toen min of meer oordeelkundig gerestaureerd.
De beroemdste menhir van België: de ‘Pierre Brunehaut’ in Hollain bij Doornik. De steen is 5,9 m hoog (ca. 4 m boven de grond), 3,3 m breed en 0,5 m dik. Op die plaats zou de Frankische koningin Brunhilde gestorven zijn. Ook de heilige Maria zou er na een verschijning ten hemel opgestegen zijn. Bij die gelegenheid liet ze een voetdruk achter op de steen. Men gelooft dat het einde van de wereld aanbreekt als de steen omvalt.
Uit: Herman Clerinx, Kathedralen uit de steentijd. Hunebedden, dolmens en menhirs in de Lage Landen (2001)
Uit: Herman Clerinx, Kathedralen uit de steentijd. Hunebedden, dolmens en menhirs in de Lage Landen (2001)
• • • • •
52
LES 9 Raadsels in steen
© Jean-Pol Grandmont
Beschrijf de monumenten in je eigen woorden. Waarom worden sommige van die monumenten ook wel eens ‘reuzentafels’ genoemd? Zijn de afgebeelde megalieten primaire of secundaire bronnen? Waarvoor zou 2A gediend kunnen hebben? (Zoek ook in de lestekst.) Wat zou je over bron 2B willen te weten komen? Formuleer zelf een vraag bij bron 2B.
BRON 3
Een menhir rechtop zetten 2
3
4
e
1
si
• Kijk goed naar de tekeningen en leg uit hoe men misschien die zware steen heeft rechtop gezet.
fv
ng ga r de r) on nte s i n zo (w
nd so r) n zo ome (z
o zo (z pga nsom n er g )
Pr
ng
ga er
te rs g e n t ui pga o g n an r) aa g p e m so int n zo (w
oe
• Men gaat er tegenwoordig van uit dat Stonehenge een astronomische functie had. Geef een argument dat die theorie kan ondersteunen.
er
De astronomische functie van Stonehenge?
u m iter aa ste no nd er ga
ng
BRON 4
BRON 5
Jaarlijks, vooral tijdens de zomer- en de winterzonnewende, komen duizenden mensen naar Stonehenge om er feest te vieren of er een spirituele ervaring te beleven. Velen geloven dat Stonehenge een magische plek is. Sommigen verkleden zich als Keltische druïden. • Waarom kun je zeggen dat de mensen die zich als Keltische druïden verkleden een verkeerd beeld van het verleden hebben en beter hadden moeten opletten in de geschiedenisles? (Tip: lees de lestekst.)
C DE PREHISTORIE IN NOORDWEST-EUROPA
53
De Kelten of Galliërs heersen over Europa in de ijzertijd. Hier en daar vind je nog sporen van hun aanwezigheid: leren, Schotten, Bretoenen en Welshmen zijn hedendaagse Keltische volkeren. Wat zijn Kelten en waar komen ze vandaan? Hoe hebben ze zich over Europa verspreid? Waarvan leven ze? Hoe ziet de Keltische samenleving eruit?
1
krijgsbenden: groepen van krijgers
handelspartners: de mensen met wie men handel drijft (kopen en verkopen) vrouwendiscriminatie: vrouwen bewust benadelen
54
LES 10
De Kelten leven van landbouw en handel
BRON 3 De Kelten zijn landbouwers en leven bij voorkeur op het platteland. In oorlogstijd verschansen sommige stammen zich in reusachtige heuvelforten. Pas rond 200 v.C. ontstaan de eerste echt versterkte steden. De Kelten bewerken de akkers met heel doeltreffende landbouwwerktuigen. Hun ijzeren ploegschaar, zeis en sikkel worden nagebootst door de andere Europese volkeren. Ook veeteelt vinden ze heel belangrijk. Rijkdom wordt bijvoorbeeld uitgedrukt in het aantal stuks vee dat men bezit. Keltisch Europa drijft intensief handel met het Middellandse Zeegebied. Met de Romeinen, de Grieken en de Etrusken ruilt men tin, koper, ijzer, zout, pelzen en slaven voor wijn, sieraden en kunstvoorwerpen. Onder invloed van hun handelspartners beginnen de Kelten omstreeks 300 v.C. geld te gebruiken. Ze maken zelfs hun eigen munten. Een economie die geld als betaalmiddel gebruikt, noemt men een geldeconomie.
oe
fv
er
si
BRON 1-2 De Keltische geschiedenis bestaat uit twee periodes: de Hallstatt-periode en de La Tèneperiode. Beide worden genoemd naar belangrijke archeologische vindplaatsen. Tijdens de Hallstattperiode ontstaan de eerste Keltische volkeren. Dat gebeurt wanneer Indo-Europeanen uit Zuid-Rusland zich ca. 700 v.C. in Midden-Europa vestigen. Ze onderwerpen de plaatselijke bevolking, die niet tegen hun ijzeren wapens opgewassen is. Vervolgens ontstaat het Keltische volk uit de vermenging van de invallers met de oorspronkelijke bevolking. In de Hallstatt-periode vind je vooral Kelten in MiddenEuropa. De La Tène-periode begint gewelddadig. Keltische stammen bevechten zowel elkaar als de buurvolkeren. Ze veroveren daarbij steeds meer grondgebied. Geschiedkundigen verklaren al dat geweld als volgt: handel en landbouw hebben voor meer welvaart en voor een stijgende bevolking gezorgd. Om iedereen te kunnen voeden, ontstaat er nood aan meer akkers en weilanden. Daarom wil elke stam meer grond veroveren. Omdat hun smeedkunst erop vooruit is gegaan, hebben de Kelten ook betere ijzeren wapens. De buurvolkeren zijn slechter bewapend en vormen een gemakkelijke prooi. De Kelten houden ook gewoon van vechten, oorlog voeren en veroveren. Tijdens de La Tène-periode zwermen de Keltische stammen verder uit over Europa. Keltische krijgsbenden belegeren Rome en duiken zelfs in Griekenland en Klein-Azië op. Vanaf de 1e eeuw v.C. worden de Kelten op hun beurt onderworpen. Vanuit het zuiden komen de Romeinen. In het noorden palmen Germaanse stammen hun gebied in. De Keltische cultuur heeft tijdens de La Tène-periode haar hoogtepunt bereikt. Tijdens die periode maken de Kelten mooie kunst- en gebruiksvoorwerpen.
Pr
Indo-Europeanen: de Indo-Europeanen zijn een groep van aan elkaar verwante volkeren die waarschijnlijk een gemeenschappelijke taal hebben. Waarschijnlijk leven ze oorspronkelijk op de grasvlakten van Zuid-Rusland. Rond 3000 v.C. trekken de eerste IndoEuropeanen in de richting van West-Europa. Kelten, Perzen, Romeinen, Noord-Indiërs, Hittieten, Germanen, Koerden enz. zijn allemaal Indo-Europese volkeren.
2
De Kelten verspreiden zich in twee periodes over Europa
e
10
De Kelten, een volk uit de Europese ijzertijd
De Kelten, een volk uit de Europese ijzertijd
3
De Keltische samenleving bestaat uit verschillende groepen
BRON 4 De Keltische stammen hebben nooit één groot koninkrijk gevormd. Zij voeren vaak oorlog onder elkaar. Zwakkere stammen aanvaarden de leiding van een machtige stam. De Keltische samenleving bestaat uit vrijen, onderworpenen en slaven. De vrijen kiezen het stamhoofd. De Kelten kennen geen vrouwendiscriminatie. Soms kiezen ze zelfs een vrouw tot stamhoofd. Tot de groep van vrijen behoren zowel de edellieden als het gewone volk. De edellieden bezitten de meeste grond en het meeste vee. Het gewone volk is landbouwer, ambachtsman of handelaar. Het doet dienst als krijger bij een edelman.
1
±
±
4
50
50
v. C
v. C
.
.
. v. C 0 70 ±
HALLSTATT-PERIODE
LA TÈNE-PERIODE
e
RANDINFO
si
Een Keltische ruiter achtervolgt met zijn jachthond een everzwijn. Bronzen beeldje uit de 9e-5e eeuw v.C., gevonden in Merida (Spanje)
krijgsgevangene: een strijder die tijdens de oorlog gevangengenomen wordt door de vijand sociale groepen: verschillende bevolkingsgroepen binnen een samenleving
Pr
oe
fv
er
Druïden en barden bekleden een speciale positie in de Keltische samenleving. Ze hoeven niet te vechten en niemand mag hen kwaad doen. Een druïde is zowel een priester als een geleerde. De barden maken verhalen, liederen en gedichten over belangrijke gebeurtenissen. Bij feestmalen dragen zij die voor. Zo vergeet men het verleden niet. Intelligente adellijke kinderen met een goed geheugen komen in aanmerking voor een opleiding tot druïde of bard. Ze volgen jarenlange lessen bij een oudere voorganger. De onderworpenen zijn de oorspronkelijke bewoners van een door Kelten veroverd gebied. Ze mogen geen wapens dragen en moeten op de akkers van de edellieden werken. Krijgsgevangenen en misdadigers doen dienst als slaaf. Zij zijn niet vrij, maar het bezit van de vrijen. Ze verrichten zware arbeid in o.a. mijnen.
KENNEN
1 de begrippen ‘slaaf’, ‘geldeconomie’ en ‘handel’ uitleggen 2 uitleggen hoe de Kelten zijn ontstaan 3 de oorzaken van het uitzwermen tijdens de La Tène-periode geven 4 twee feiten opnoemen die aan de Keltische overheersing een einde maken 5 uitleggen hoe de Kelten in hun levensonderhoud voorzien 6 verklaren waarom er nooit een groot Keltisch koninkrijk geweest is 7 de vier verschillende sociale groepen met hun rol in de samenleving uitleggen 8 uitleggen wat druïden en barden zijn
KUNNEN 1 op een tijdlijn de twee Keltische periodes aanduiden 2 de Kelten in de juiste tijd plaatsen 3 met behulp van historische kaarten de belangrijkste Keltische gebieden aanduiden 4 op een blinde kaart van Europa twee gebieden aanwijzen en benoemen waar nu nog Keltisch gesproken wordt 5 met behulp van opdrachten een bron kritisch bestuderen
C DE PREHISTORIE IN NOORDWEST-EUROPA
55
BRON 1
De Keltische gebieden in de Hallstatt-periode (700-450 v.C.) en de La Tène-periode (450-50 v.C.)
Oorzaak van de komst van Kelten in Noord-Italië?
• Is het een primaire of secundaire bron? • Geef informatie over de maker van de bron. • Hoe groot is het tijdverschil tussen het schrijven van het werk en de feiten die verhaald worden? • Waarvoor gebruikt Livius zijn werk? • Welke verklaring geeft Livius voor de Keltische invallen? • Overloop je antwoorden. Waarom kun je twijfelen aan de verklaring van Livius voor de komst van de Kelten in Italië.
oe
fv
Tijdens de regering van Tarquinius Priscus in Rome werden de Kelten, die in een van de drie delen van Gallië woonden, bestuurd door de Biturigen. Hun koning was de koning van de Kelten. Dat was Ambigatus (…). Onder zijn bewind was Gallië heel vruchtbaar en dichtbevolkt. Daardoor leek het moeilijk dat een regering zoveel mensen onder controle kon houden. Ambigatus was al oud. Hij wilde zijn rijk verlossen van die overbevolking. Hij maakte bekend dat hij de zonen van zijn zuster, Bellovesus en Segovesus, (…) wilde sturen naar gebieden die de goden hen zouden toekennen. Zij mochten zo veel mannen meenemen als zij wilden, zodat geen enkel volk in staat zou zijn om hen tegen te houden. Een voorspeller stuurde Segovesus naar het Hercynische woud (ZuidDuitsland). De goden wezen Bellovesus een veel prettiger weg aan naar Italië.
er
BRON 2
si
e
Kies het juiste antwoord. • De meeste gebieden waar vandaag nog Keltisch wordt gesproken, liggen in de buurt van Engeland / Spanje / Italië. • Er wonen in onze gewesten Kelten vanaf de Hallstatt-periode / La Tène-periode. • Het huidige Frankrijk heet in de Keltische tijd Massilia / Gallië / Rusland.
Pr
BRON 3
Uit: Titus Livius, Geschiedenis van Rome (Ab urbe condita), boek V 34 De Romeinse schrijver Titus Livius (59 v.C.-17 n.C.) vermeldt de Kelten in zijn boeken over de Romeinse geschiedenis. Hij baseert zich daarbij op andere schrijvers. Livius wil met zijn werk het Romeinse Rijk ophemelen en de Romeinen aansporen om fatsoenlijk te leven. De feiten die hij hier beschrijft zouden gebeurd zijn omstreeks 600 v.C.
56
LES 10
De Kelten, een volk uit de Europese ijzertijd
• Waarom liggen de Keltische versterkingen op een heuvel? • Het hout van de huizen en de versterkingen is in de hedendaagse tijd allang verdwenen. Waaraan kun je een heuvelfort vandaag toch nog herkennen?
BRON 4 De sociale piramide in de Keltische samenleving
stamhoofd
barden
si
e
druïden
ADEL
er
edellieden
VRIJEN ONVRIJEN
ambachtslieden
oe
fv
HET GEWONE VOLK
Pr
onderworpenen
handelaars
landbouwers
slaven = krijgsgevangenen en misdadigers
• Wie staat er aan de top van de Keltische samenleving? • De piramide heeft een smalle top en een brede basis. Wat kun je daaruit afleiden over de samenstelling van de Keltische bevolking? • Welke twee sociale groepen hebben een belangrijke positie in de samenleving en staan direct onder het stamhoofd? • Welke sociale groep behoort, naast het stamhoofd, de barden en de druïden, ook tot de adel? • In welke drie beroepsklassen kun je het gewone volk indelen? • Welke bevolkingsgroepen staan onderaan in de bevolkingspiramide? • Omschrijf met je eigen woorden wat een sociale piramide is.
C DE PREHISTORIE IN NOORDWEST-EUROPA
57
In deze les graaf je wat dieper in het Keltische verleden. Hoe voeren de Kelten oorlog? Welk geloof hebben zij? Welke Kelten wonen er in onze gewesten?
si
BRON 1-2 De Kelten houden van oorlog voeren. De krijgers worden op handen gedragen en genieten hetzelfde aanzien als succesvolle sportlui vandaag. De dapperste krijger van elke stam krijgt tijdens feestmalen het beste stuk vlees. Zijn daden worden door de bard vereeuwigd in gedichten en liederen. Voor een veldslag wrijven de krijgers hun haren in met kalk. Een afgrijselijk piekenkapsel is het resultaat. Velen hebben ook tatoeages. Voor het eigenlijke gevecht begint, schreeuwen ze uitdagingen naar de vijand. Ze hitsen zichzelf zo op dat ze het te warm krijgen, elk kledingstuk uittrekken en naakt vechten. Een houten schild, bedekt met metalen platen, vormt hun enige bescherming. Uiteindelijk bestormen ze de vijand. Niet-Keltische tegenstanders slaan vaak op de vlucht als ze de dolle krijgers zien. De aanstormende vechtersbazen krijgen de steun van snelle strijdwagens die de vijand van alle kanten aanvallen en met speren bestoken. Maar de Kelten zijn niet onoverwinnelijk. Door hun naaktheid zijn ze kwetsbaar en na een reeks slagen zijn hun zwaarden bot. Na enkele eeuwen oorlog voeren tegen de Kelten hebben de Romeinen die zwakke plekken ontdekt. De Romeinse soldaten slaan niet meer op de vlucht, proberen de Keltische zwaardslagen met hun schild op te vangen en gaan pas in de tegenaanval wanneer de Keltische zwaarden bot worden. De Romeinen winnen daardoor alsmaar meer veldslagen.
2
Pr
oe
fv
oppergod: wanneer men gelooft in veel goden, dan is de oppergod de machtigste god en vaak ook de leider van de andere goden.
Men noemt de Kelten ook wel de Europese koppensnellers. Krijgers hakken het hoofd van een overwonnen tegenstander af en nemen het mee. De Kelten geloven immers in de onsterfelijkheid van de ziel: je lichaam sterft, maar je ziel blijft leven. Het hoofd dient als schuilplaats voor de ziel. Wanneer je een hoofd afhakt, krijg je ook de ziel in je macht. De krijgers hopen daardoor de kracht van hun gedode tegenstander te verwerven.
e
1
De Keltische krijgers geloven in een onsterfelijke ziel
er
11
Sprokkels uit de Keltische samenleving
58
LES 11 Sprokkels uit de Keltische samenleving
De Kelten offeren aan vele goden
De Kelten geloven dat elke waterloop en vijver zijn eigen beschermgod heeft. Zelfs bergen en wouden worden door speciale goden beschermd. Sommige goden worden door slechts één stam vereerd. Andere goden, zoals de oppergod Teutatis en de oorlogsgod Lug, zijn algemeen verspreid. De druïden kennen alle goden en leiden de erediensten. Oorspronkelijk gebruiken de Kelten geen beelden om hun goden voor te stellen. Ze vereren een oude eik of een bron van een waterloop. De maretak, een plant die op eiken groeit, beschouwen ze als een geschenk van de goden. Vanaf de 2e eeuw v.C worden onder invloed van de Grieken en de Romeinen wel beelden gebruikt. De Kelten vrezen dat hemel en aarde elk ogenblik kunnen vergaan. Offers moeten de goden de nodige kracht en wil geven om die ramp te vermijden. Mensenoffers schijnen daarbij gebruikelijk te zijn. BRON 3-4
1
±
±
4
50
50
v. C
v. C
.
.
. v. C 0 70 ±
HALLSTATT-PERIODE
LA TÈNE-PERIODE
RANDINFO Een Keltische krijger (bronzen versiering op een riem), 4e eeuw v.C.
Pr
oe
e
fv
er
BRON 5-6 In onze gewesten zijn er nog sporen van een ver Keltisch verleden: het Lommelse Kattenbos telt verschillende Keltische grafheuvels. De WestVlaamse Kemmelberg en de Brabantse Kesselberg hebben dienst gedaan als heuvelfort. Kempense landbouwgronden vertonen nog sporen van Keltische akkerbouw. Vanaf de 7e eeuw v.C. hebben onze gewesten contact met de Keltische gebieden in Midden-Europa. Vanaf de 5e eeuw v.C. neemt de Keltische invloed duidelijk toe. Keltische stammen vestigen zich in onze streken. De Keltische taal en gewoonten worden belangrijker. Bij het aanbreken van de La Tène-periode zijn onze gewesten waarschijnlijk grotendeels Keltisch. In de 4e of 3e eeuw v.C. komen er nieuwe Keltische stammen bij: de Belgae steken onder druk van de Germanen de Rijn over en vestigen zich tussen de Seine en de Rijn. Enkele stammen belanden zelfs in Zuid-Engeland. Op het huidige Vlaamse grondgebied wonen stammen met klinkende namen: Morinen, Menapiërs, Nerviërs, Eburonen ... Omstreeks 50 v.C. veroveren de Romeinen onder leiding van Julius Caesar onze gewesten. Een groot deel van de Belgae wordt uitgeroeid. De ontvolkte gebieden krijgen Romeinen en zelfs Germanen als nieuwe bewoners. De huidige Vlamingen of Belgen zijn daardoor nauwelijks verwant aan de ‘Oude Belgen’.
si
3
De Kelten leven ook bij ons
KENNEN 1 de populariteit van een dappere krijger bij de Kelten beschrijven 2 de Keltische manier van vechten uitleggen 3 verklaren waarom de Kelten het menselijke hoofd belangrijk vinden 4 de naam van een Keltische god geven 5 de rol van mensenoffers uitleggen 6 drie feiten over de Belgae opnoemen 7 verklaren waarom wij geen rechtstreekse afstammelingen van de Belgae zijn
KUNNEN 1 op een blinde kaart van Europa het gebied van de Belgae aanduiden 2 bronnen ontleden en vergelijken 3 een bron met behulp van vragen kritisch bestuderen 4 een historische vraag formuleren bij een bron
C DE PREHISTORIE IN NOORDWEST-EUROPA
59
BRON 1
De held Cuchulain
B De succesvolle krijger Cuchulain heeft voor zijn koning drie beruchte vechtersbazen uit de weg geruimd. De held keert in een overwinningsroes terug: ‘ ... zijn handen waren rood van het bloed. Hij leek wel onverzadigbaar en niet te houden. Hij dreigde nu zelfs zijn eigen vrienden aan te vallen en te doden. De koning hoopte hem af te leiden en zond naakte vrouwen. Hij zag ze echter niet. Om de woede van de held te koelen, zond de koning daarop drie teilen met ijskoud water. Toen Cuchulain in de eerste teil sprong, barstte ze uit elkaar van de hitte. In de tweede teil bleef slechts een handvol water over. Het water van de derde teil kon hem op het nippertje afkoelen.’
• Omschrijf met je eigen woorden wie Setanta is.
e
B
fv
BRON 2 A
Bestudeer bron 1B. • Hoe toont de maker de woestheid van de held aan? • Lijkt geweld volgens de bron goed of slecht? • Wat voor soort bron was het oorspronkelijk? • Welk tijdsverschil is er tussen de twee soorten bronnen? • Wat kan er daardoor met de inhoud van de bron gebeurd zijn? • Wat denk je dat de auteurs van dit leerboek gevonden hebben om te besluiten dat de krijgers misschien toch wel wild waren?
si
Cuchulain is een held waarover oud-Ierse verhalen vertellen. Hij heet oorspronkelijk Setanta. Als jongen doodt hij per ongeluk de gevreesde waakhond van de smid Culann. Om de eigenaar schadeloos te stellen, neemt hij de plaats van de hond in, tot de smid een nieuw dier heeft afgericht. Sindsdien noemt men hem Cuchulain, ‘de hond van Culann’.
er
A
Fragment uit het oud-Ierse verhaal ‘De Runderdiefstal van Cooley’ Oorspronkelijk gaat het om een vertelling uit de 1e eeuw, die later is opgeschreven. De oudste nog bestaande geschreven versie komt uit de 12e eeuw.
oe
Van gesneuvelde vijanden snijden zij het hoofd af en hangen het rond de nek van hun paard ... De hoofden van de meest vooraanstaande vijanden, gedrenkt in cederolie, bewaren ze in een kist. Ze tonen ze aan vreemden …
Pr
Uit: Diodorus van Sicilië, Bibliotheca Historica, boek V 29-4 De Griek Diodorus (90-30 v.C.) is afkomstig uit Sicilië. Hij schreef tussen 60 en 30 v.C. een historisch werk dat uit veertig delen bestond. Hij raadpleegt andere bronnen, maar vertelt ook graag leuke verhaaltjes. • Lees bron 2A. Kijk naar bron 2B. Wat vinden de Kelten blijkbaar belangrijk?
BRON 3
De druïden zijn ervan overtuigd dat de zielen en het heelal eigenlijk onverwoestbaar zijn. Ze geloven echter ook dat er een dag zal komen waarop vuur en water oppermachtig worden. Alles zal vernietigd worden. Een bewerking van Strabo, Geographica, IV 4 De Griek Strabo (64 v.C.-24 n.C.) is afkomstig uit Klein-Azië. Hij bezoekt vele plaatsen en raadpleegt talrijke bronnen. Zijn werk ‘Geographica’ schrijft hij tussen 7 en 23. Het beschrijft gebieden en volkeren in Europa, Azië en Noord-Afrika. • Wat vrezen de druïden? • Lees de uitleg bij de bron. Waarom is Strabo misschien betrouwbaar?
60
LES 11 Sprokkels uit de Keltische samenleving
Buste van een Keltische krijger (omstreeks 100 v.C., gevonden in Tsjechië)
BRON 4 A
Een veenlijk
B De Galliërs zijn een heel godsdienstig volk. Degenen die door een ernstige ziekte zijn getroffen of die hun leven wagen in gevechten en gevaren, brengen mensenoffers. Of ze beloven plechtig er in de toekomst te brengen ... omdat zij oordelen dat men de onsterfelijke goden slechts gunstig kan stemmen door het leven van een mens af te kopen met een ander mensenleven. Uit: Gaius Julius Caesar, De Gallische oorlog, VI 16 De Romeinse legeraanvoerder Julius Caesar (10044 v.C.) verovert Gallië en beschrijft de mensen die hij onderwerpt. Zijn werk dient vooral om zichzelf te verheerlijken. Hoe woester hij zijn tegenstanders voorstelt, hoe groter zijn overwinning wordt.
e
In het moeras van Lindow (Engeland) heeft men dit veenlijk teruggevonden. De naakte man is eerst bewusteloos geslagen, vervolgens gewurgd, dan de keel doorgesneden en ten slotte in het moeras gegooid. Hedendaagse onderzoekers hebben in zijn maag onder andere sporen van maretak teruggevonden, de heilige plant van de druïden.
De Belgae omstreeks 58 v.C.
BRON 6
Van alle (Keltische) volkeren zijn de Belgen de dappersten. Dat komt omdat zij het verst verwijderd zijn van de cultuur en de beschaving van (onze Romeinse) Provincie. Daarbij komt dat zij slechts heel zelden bezoek krijgen van kooplui die goederen meebrengen die de geesten doen verslappen. En verder verblijven ze het dichtst bij de Germanen, die aan de andere kant van de Rijn wonen en met wie ze voortdurend oorlog voeren.
oe
fv
er
BRON 5
si
• Waarom zouden de Kelten mensen offeren?
• Waarom zijn de Belgae volgens Caesar zo dapper? • Lees de uitleg bij de bron (4B). Welke kritische vraag zou je kunnen stellen over de dapperheid van de Belgae?
Pr
• Geef de namen van de hedendaagse landen waarin het stamgebied van de Belgae ligt.
Uit: Gaius Julius Caesar, De Gallische oorlog, I 1
RANDINFO
Ondanks hun rare oorlogsgebruiken zijn de Kelten geen achterlijke barbaren. Vandaag staan ze opnieuw volop in de belangstelling. Vier redenen waarom de hedendaagse mens zich tot hen aangetrokken voelt: de Kelten voelen zich verbonden met de natuur en leven bij voorkeur in kleine gemeenschappen. Zij houden van hun familie. Keltische verhalen zitten boordevol fantasie en worden nooit saai. Keltische kunstenaars maken verfijnde kunstvoorwerpen. De hedendaagse mens heeft last van milieuvervuiling en woont opeengepakt in verstedelijkte gebieden. Hij onderhoudt nauwelijks contact met zijn familie en kijkt televisie om zijn verveling te verdrijven. Begrijp je nu waarom sommigen zich zo aangetrokken voelen tot de Kelten?
Een Keltisch sierschild uit de 1e eeuw v.C. om te pronken op plechtigheden en feesten
C DE PREHISTORIE IN NOORDWEST-EUROPA
61
C
OVERZICHT
De prehistorie in Noordwest-Europa
DE MATERIAALTIJDEN STEENTIJD
• Jacht en voedselpluk
er
si
e
• Landbouw verspreidt zich via de Balkan (vanaf 7000 v.C.) en het Middellandse Zeegebied (vanaf 6500 v.C.) naar Noordwest-Europa Eerste nederzettingen KOPER- EN BRONSTIJD IJZERTIJD KELTEN • Hallstatt-periode: 700-450 v.C. • La Tène-periode: 450-50 v.C.
fv
Politiek Economisch Sociaal Cultureel
Pr
oe
• Verschillende stammen • Landbouw + veeteelt • Verschillende sociale • Bewondering voor groepen krijgers • Veroveringen vanaf • Handel met • Vele goden 5e eeuw v.C. Middellandse Zeegebied vrijen (edellieden + het gewone volk) • Geloof in hiernamaals verspreiding over • Geldeconomie groot deel vanaf 300 v.C. onderworpenen • Mensenoffers? van Europa slaven • Geen eenheid, oorlog onder elkaar • Druïden + barden • Stamhoofd wordt speciale positie verkozen door vrijen verhalen priesters + geleerden ONZE GEWESTEN Stijgende Keltische invloed vanaf 5e eeuw v.C. Belgae komen uit het oosten (4e-3e eeuw v.C.) ROMEINEN (ca. 50 v.C.) GERMANEN
62
OVERZICHT C DE PREHISTORIE IN NOORDWEST-EUROPA
Herhalingsoefening Op deze bladzijde frissen we je kennis over de tijden en bronnen even op. • • • •
Welke afbeeldingen gaan over de prehistorie? Welke afbeelding gaat over de moderne tijd? Welke afbeelding is een echte geschreven bron? Formuleer over elke bron een vraag. Die vraag vertelt wat je van elke bron wil onderzoeken. De val van de Berlijnse muur (Duitsland)
BRON 3
De menhirs van Ménec (Carnac, Bretagne)
BRON 2
Grotschilderingen in Lascaux (Frankrijk)
fv
er
si
e
BRON 1
Een deel van een Chinese zuil
Pr
oe
BRON 4
BRON 5
Een kasteel in Vianden (Luxemburg)
HERHALINGSOEFENING
63
D
Het oude nabije oosten (ca. 3500-800 v.C.)
e
si v. C
0
0
25
±
±
EGYPTE (NIJL)
.
.
v. C
0
0
er 26
0 33 ±
±
35
0
0
0
v. C
v. C
.
.
In dit onderdeel bestudeer je hoe er langs grote stromen goed georganiseerde samenlevingen ontstaan. Dikwijls bevinden ze zich heel dicht bij gebieden waar men voor het eerst aan landbouw deed. De samenlevingen gebruiken een schrift. Zij leven dus in een andere tijd dan de prehistorie. In de westerse geschiedenis spreekt men over de tijd van het oude nabije oosten.
fv
INDIË (INDUS)
Pr
oe
OUDE NABIJE OOSTEN
CHINA OUDE NABIJE OOSTEN
±
. 1
v. C
30
±
±
13
0
32
er
0
3
v. C
v. C
.
.
si
e
INDIË
MESOPOTAMIË (TIGRIS EN EUFRAAT)
oe
fv
CHINA (GELE RIVIER)
In Egypte ontstaat langs de Nijl de bekendste stroomcultuur.
Pr
Langs de Eufraat en de Tigris in Mesopotamië (Tweestromenland) ontstaat de Sumerische samenleving.
In de Indusvallei in Indië komt de Harappacultuur tot bloei.
Langs de Gele Rivier in China ontstaat ook een stroomcultuur.
D HET OUDE NABIJE OOSTEN
65
In het neolithicum ontstaan dorpen en zelfs enkele steden. In het 4e millennium komen bij de grote rivieren staten en grote steden tot stand. Dat gebeurt langs de Eufraat en de Tigris, de Nijl, de Indus en de Gele Rivier. Hoe komt het dat bij die stromen grote steden en staten ontstaan?
1
landbouwoverschotten: wat landbouwers meer produceren dan ze zelf nodig hebben om zich te voeden
si
er
Pr
farao: koning; het woord is afgeleid van het Egyptische ‘per-a’ (groot huis) en werd gebruikt om het koninklijk paleis aan te duiden (vergelijk met: ‘het Witte Huis’ of ‘het paleis’ heeft gezegd ... ). ambtenaar: iemand die voor de overheid werkt
natuurkrachten: krachten van de natuur, zoals aardbevingen, bliksem, stormen, tornado’s enz.
66
Bepaalde mensen nemen de leiding. Ze hebben een grote kennis of kunnen goed organiseren. Misschien bezitten ze wel de meeste grond en laten ze anderen voor hen werken. Ze worden de bestuurders van de gemeenschap. De leider is ook verantwoordelijk voor de verdediging van het grondgebied en voert het leger aan. Als er meer dan genoeg voedsel is, hoeft niet meer iedereen boer te zijn. Nog meer dan in de eerste landbouwnederzettingen oefenen mensen andere beroepen uit: soldaten, bouwvakkers, timmerlieden, pottenbakkers enz. worden betaald met landbouwoverschotten. Als een gemeenschap aangroeit en groter wordt, kan de leider (farao, koning, stamhoofd …) niet langer alleen besturen. Ambtenaren helpen hem. Ze controleren of iedereen wel de regels en de wetten van de leider navolgt. Ze houden tevens toezicht op de oogsten. Dankzij een schrift kunnen ze bepaalde gegevens beter onthouden (hoeveelheid voedsel, aantal boeren, aantal stukken vruchtbare grond enz.) of bepaalde regels en wetten opschrijven. Dat gebeurt in Egypte en in Mesopotamië omstreeks het midden van het 4e millennium v.C. De mens blijft ondanks de irrigatielandbouw nog altijd erg afhankelijk van de natuur en de natuurkrachten. Daarom vereert hij verschillende goden in de hoop dat zij hem zullen helpen. Priesters leiden de verering van die goden. Dat gebeurt in soms fraaie tempels die het centrum vormen van de nederzetting of stad. De koningen zien er wel op toe dat de priesters hun gezag steunen. Vaak is de koning ook de leider van de priesters.
fv
irrigatielandbouw: manier van landbouw waarbij de akkers worden bevloeid met behulp van dijkjes en kanaaltjes
BRON 1-2-3 - 4 -5 Landbouwnederzettingen komen pas tot bloei als er voldoende water aanwezig is. Daarvoor moet er genoeg regen vallen. Het klimaat kan echter veranderen. In sommige eeuwen regent het veel. In andere eeuwen valt er weinig neerslag. Weinig regen doet de landbouwopbrengsten verminderen of zelfs de oogsten volledig mislukken. Rond 5000 v.C. is er een dergelijke klimaatverandering. Die leidt tot de uitdroging van een aantal vruchtbare gebieden zoals de Vruchtbare Sikkel. Er ontstaat een woestijngordel die zich uitstrekt van de Sahara tot in China. De bewoners van die gebieden verhuizen naar de nabijgelegen rivieren. In Egypte vestigen de mensen zich aan de oevers van de Nijl, in Mesopotamië aan de Tigris en de Eufraat, in Indië aan de Indus en in China aan de Gele Rivier. In de meeste gevallen is er maar een kleine strook langs de rivier geschikt voor landbouw. De verschillende volkeren ontdekken echter dat ze door bevloeiing of irrigatie grotere gebieden vruchtbaar kunnen maken. Omdat daarvoor veel mensen nodig zijn, blijft er vaak te weinig tijd over om de velden te bewerken. Nieuwe uitvindingen zoals de zaaiploeg lossen dat probleem gedeeltelijk op. Dankzij irrigatie en betere werktuigen slaagt men er zelfs in om de oogst te vergroten.
oe
irrigeren: bevloeien met water
Landbouwers vestigen zich in de buurt van belangrijke rivieren
e
12
Het ontstaan van de stroomculturen
2
Langs die belangrijke rivieren ontwikkelen zich georganiseerde steden
De irrigatielandbouw maakt de samenleving ingewikkelder. Een boer kan niet in zijn eentje irrigatiekanalen graven en dijken aanleggen. Hij moet samenwerken met boeren uit de omgeving. Al die werken maken een goede organisatie noodzakelijk.
LES 12 Het ontstaan van de stroomculturen
3
De steden aan de stromen groeien uit tot ontwikkelde staten
Al die grote stroomculturen breiden na verloop van tijd hun grondgebied uit. Ze doen dat misschien om meer grond voor hun groeiende BRON 6
4
5
50
19
17 ±
±
±
14
80
±
±
0
50
50
0
. v. C
. v. C 0 0 35 ±
PREHISTORIE OUDE NABIJE OOSTEN KLASSIEKE OUDHEID MIDDELEEUWEN HEDENDAAGSE TIJD
RANDINFO
si
Klimaatverandering ook vandaag
KENNEN
fv
er
bevolking te verkrijgen of gewoon om meer rijkdom en macht te vergaren. Buurvolkeren en andere steden worden daarom onderworpen. De koningen heersen nu niet meer over één stad, maar over een heus rijk. Met de uitbreiding van het rijk verspreiden de veroveraars ook hun taal, godsdienst en cultuur. De verschillende rijken beïnvloeden elkaar ook door handel te drijven. Men leert zo van elkaar nieuwe technieken en ideeën kennen.
e
MODERNE TIJD VROEGMODERNE TIJD
Pr
oe
1 de begrippen ‘stroomculturen’, ‘bevloeiing’, ‘irrigatielandbouw’, ‘ambtenaren’, ‘regenlandbouw’, ‘zaaiploeg’ en ‘klimaatverandering’ uitleggen 2 de verhuizing naar de grote stromen verklaren 3 de vier stroomculturen opnoemen en de hedendaagse landen waarin die stroomculturen zich ontwikkelden 4 het ontstaan van de irrigatielandbouw verklaren 5 het ontstaan van het koningschap uitleggen 6 de rol van de priesters verklaren 7 de ontwikkeling van stad tot rijk uitleggen 8 het ontstaan van het schrift verklaren
KUNNEN 1 op een blinde kaart de vier stroomculturen aanduiden 2 informatie uit bronnen halen 3 kaarten lezen en vergelijken 4 de klimaatverandering en de gevolgen toen en nu vergelijken 5 een bron in de juiste tijd situeren
© REUTERS
Migranten staan in de rij om een heuvel te beklimmen nadat ze de Suchiate (de grensrivier) – de natuurlijke grens tussen Guatemala en Mexico – zijn overgestoken.
Uit: De Morgen, 29 oktober 2018 Waarom mensen vluchten of migreren ? Enkele berichten uit de kranten vertellen meer: In Guatemala wordt 12% van de bodem bedreigd door woestijnvorming. Uit: De Morgen, 15 juni 2016 De president van Guatemala zei op de televisie dat al 24 000 gezinnen honger lijden. Nog eens 400 000 gezinnen worden door de hongersnood bedreigd. Oorzaak van de crisis is de droogte … Uit: De Morgen, 9 september 2009 Jakarta, de hoofdstad van Indonesië en de thuisstad van zo’n tien miljoen mensen, is ook een van de snelst zinkende steden ter wereld … Tegen 2050 zullen volgens wetenschappers grote delen van de miljoenenstad helemaal zijn ondergelopen. Uit: De Morgen, 13 augustus 2018
D HET OUDE NABIJE OOSTEN
67
BRON 1
De vroegste steden
In het begin van het neolithicum waren er dorpen ontstaan, die hier en daar al het aanzicht van een stad met ommuring kregen, zoals bijvoorbeeld Jericho rond 7000 v.C. en steden in Klein-Azië en Syrië. De grootste en invloedrijkste steden ontstonden in het vierde millennium v.C. aan de oevers van de grote rivieren. Daar was immers de hoogste voedselproductie mogelijk en konden de meeste mensen bij elkaar wonen. Uit: L. de Blois en R.J. van der Spek, Een kennismaking met de oude wereld, Bussum, Coutinho, 2017
In welk hedendaags land ligt Jericho? Wanneer begint het neolithicum? In welk millennium zijn we in 7000 v.C.? Geef het begin- en eindjaar van het 4e millennium v.C. Zijn de steden die ontstonden in het vierde millennium ouder of jonger dan Jericho? • Waarom is er meer voedselproductie mogelijk dicht bij de grote rivieren dan op plaatsen ver van die rivieren?
De vier stroomculturen
oe
fv
er
si
e
BRON 2
• • • • •
Pr
• Langs welke rivieren ontstaan er stroomculturen? • De stroomculturen bevinden zich in Afrika, Europa en Azië. Juist of niet? Verklaar je antwoord. • In welke hedendaagse landen bevinden zich de stroomculturen? BRON 3
In de landbouw onderscheiden we twee types, namelijk regenlandbouw en irrigatielandbouw. Bij irrigatie moeten we denken aan natuurlijke en kunstmatige irrigatie. Natuurlijke irrigatie is het best mogelijk in Egypte, waar de Nijl voor de zaaitijd overstroomt (tussen juli en september), waarna het bevochtigde land ingezaaid kan worden. In Mesopotamië is de overstroming onregelmatiger en valt zij bovendien na de zaaitijd, zodat kunstmatige irrigatie geboden is. De irrigatielandbouw was aanzienlijk productiever dan de regenlandbouw. De opbrengst beliep ongeveer het vijftienvoudige van het zaaigoed. Dat is heel veel als men dat vergelijkt met de situatie in Griekenland, Italië en de Europese middeleeuwen, waar een verhouding 1:4 normaal en 1:7 al uitzonderlijk was (bijvoorbeeld in Campanië in Italië). Uit: L. de Blois en R.J. van der Spek, Een kennismaking met de oude wereld, Bussum, Coutinho, 2017
68
LES 12 Het ontstaan van de stroomculturen
• Zoek in de verklarende woordenlijst de betekenis van het woord ‘irrigeren’ op. • Aan welk type van landbouw doet men in België? En aan welk type doet men in Egypte en Mesopotamië? • Geef een voordeel en een nadeel van irrigatielandbouw ten opzichte van regenlandbouw.
BRON 4
Een hak
Een trekhak
si
Een ploeg, getrokken door koeien, ossen of ezels
De zaaiploeg
BRON 6
Water geeft je ook vandaag macht
er
BRON 5
e
• Geef een voordeel van de trekhak ten opzichte van de gewone hak. • Geef een voordeel van de ploeg op de trekhak. • Geef een voordeel van het trekken van de ploeg door runderen tegenover het trekken door de mens. • Het gebruik van de ploeg zorgde voor grote veranderingen in de landbouw. Welke veranderingen?
Een landbouwer op de uitgedroogde velden tussen de Tigris en de Eufraat in Irak
Pr
oe
fv
In een kleitablet uit de 15e eeuw v.C. werd de afdruk van een zegel (een stempel) gevonden. Op de afdruk waren grote delen van onderstaande afbeelding te zien. Hieronder zie je een reconstructie van het zegel.
De figuur rechts op de afbeelding ploegt, hij houdt zijn handen aan de ploeg. De figuur in het midden houdt één hand op een trechter waarin hij zaad gooit. Dat zaad komt terecht in de voor, getrokken door de ploeg. De figuur links stuurt waarschijnlijk de dieren die de zaaiploeg trekken. Waarschijnlijk werd een tweede keer geploegd om het zaad te bedekken. • Wat is een kleitablet? • Met een zaaiploeg bespaar je op zaad en werktijd. Leg uit.
© Jamal Penjweny /Demotix/Demotix/Corbis
Vandaag vormt water nog altijd de inzet van zware politieke discussies in het Nabije of Midden-Oosten. Het klimaat warmt op en de landbouwgronden dreigen er nog verder te verdorren. Je krijgt twee voorbeelden die over Israël en Turkije gaan: Israël heeft de Syrische Golanhoogvlakte bezet. Wie de Golanhoogte bezit, controleert een groot deel van de watervoorziening van de Israëlitische irrigatiekanalen. Turkije heeft stuwdammen gebouwd op de bovenloop van de Eufraat en de Tigris. Het land wil met waterkracht elektriciteit opwekken, maar krijgt dankzij die dammen ook de controle over de watervoorziening van Syrië en Irak. Die landen gaan daar uiteraard niet mee akkoord. Water geeft je macht ... • • • •
Over welke tijd gaat deze tekst? Welk gebied wordt door Israël bezet? Waarom doet Israël dat? Hoe controleert Turkije de watervoorziening van Syrië en Irak?
D HET OUDE NABIJE OOSTEN
69
Egypte doet je denken aan piramides, machtige farao’s en het hiërogliefenschrift, met andere woorden aan een hoogstaande beschaving. Maar hoe ziet dat land eruit? Welk verband is er tussen de Nijl en het ontstaan van de Egyptische beschaving?
1
si
er
Pr
Opper-Egypte: het gebied in Egypte van Memphis tot de eerste cataract of stroomversnelling tijdens het Oude Rijk Neder-Egypte: het gebied in Egypte van de Middellandse Zee tot Memphis
constructie: bouw; alles wat gemaakt is uit twee of meer delen, bv. een houten kruis, een woning, een fiets ... halfedelsteen: benaming voor kostbare stenen die in waarde volgen op edelstenen, bv. graniet, kwarts
70
De Nijl: water brengt leven
BRON 3 - 4 -5 - 6 Elk jaar in juni begint het peil van de Egyptische Nijl langzaam te stijgen en in juli treedt de rivier buiten haar oevers. Die grote toename van het debiet komt door de regens duizenden kilometers stroomopwaarts. Voor de Oude Egyptenaren zijn de overstromingen een echte weldaad: als het water in september begint te zakken en enkele weken later weer in de bedding stroomt, zijn de oevers bedekt met een laagje vruchtbaar rivierslib. Dat maakt het voor de boeren mogelijk om een rijke oogst binnen te halen, zonder enige andere vorm van bemesting. Ze moeten wel hun akkers voortdurend bevloeien met het water uit de Nijl. Anders droogt de grond helemaal uit. Dit noemen we irrigatielandbouw. Soms stijgt het water van de Nijl echter niet hoog genoeg. Dan vloeit er niet genoeg of zelfs geen water over de verste velden en wordt er te weinig slib afgezet. Een andere keer stijgt het water te hoog en volgt er een rampzalige overstroming, die de huizen en de graanschuren van de tempels laat onderlopen. Om de overstromingen en het water te controleren, is er een samenwerking nodig van grote groepen mensen. Zij bouwen dijken en graven kanalen. Zo slagen ze erin het water bij de jaarlijkse overstroming gelijkmatig over het land te verdelen. Die samenwerking is vooral nodig in Opper-Egypte. Daar wordt voornamelijk graan en vlas verbouwd. In Neder-Egypte leeft men voornamelijk van veeteelt en handel. Ook het papyrusriet is afkomstig uit dat gebied. De grote vruchtbaarheid van het Nijldal zorgt voor landbouwoverschotten, waardoor niet langer iedereen als landbouwer moet werken. Er komen andere beroepen en er ontstaat een ruileconomie. Dankzij de Nijl groeit het Oude Egypte uit tot een machtig rijk met een hoogstaande cultuur.
fv
delta: opsplitsing van een rivier bij de monding in verschillende aftakkingen. Delta is een letter uit het Griekse alfabet: Δ. De letter heeft dezelfde driehoekige vorm, vandaar de naam.
BRON 1-2 Egypte ligt in Noordoost-Afrika en bestaat vrijwel uitsluitend uit woestijn: de immense Arabische woestijn in het oosten en de grimmige Libische woestijn in het westen. Dwars door dat onherbergzame landschap stroomt van zuid naar noord de Nijl. Die rivier heeft een totale lengte van zowat 6300 km. Alleen de laatste 1000 km lopen door Egypte. In het zuiden vormt de eerste stroomversnelling de grens met Nubië. Even ten noorden van Caïro splitst de rivier zich in verscheidene armen, die ongeveer 200 km verder langs een wijdvertakte delta in de Middellandse Zee uitmonden. Het Oude Egypte ligt tussen een zee, twee woestijnen en een stroomversnelling. Op beide oevers van het lange Nijldal, ook Opper-Egypte genoemd, ligt een smalle strook vruchtbare landbouwgrond. De breedte van die strook varieert van enkele meters tot 25 kilometer. In de driehoekige delta, ook NederEgypte genoemd, wordt het vruchtbare gebied steeds breder. De maximale breedte bedraagt bij de monding in de Middellandse Zee ongeveer 200 kilometer. De onherbergzame woestijn levert wel heel wat steensoorten die de constructie van indrukwekkende bouwwerken mogelijk maken. Kalksteen wordt bijvoorbeeld gebruikt voor de piramides. In de woestijn vinden de Egyptenaren ook koper en halfedelstenen. Zonder menselijk ingrijpen is plantengroei in Egypte bijna uitgesloten. Het land heeft dan ook een typisch woestijnklimaat. Het regent er slechts zelden en de temperatuur stijgt er in de zomer regelmatig tot boven 40 °C. Door de lage luchtvochtigheid is die temperatuur er makkelijker te dragen dan bij ons.
oe
hiërogliefen: het schrift van de Oude Egyptenaren. De Egyptenaren zelf gebruiken het woord tijdens een groot deel van hun geschiedenis niet.
2
Egypte bestaat uit twee delen
e
13
Egypte, het land van de Nijl
LES 13 Egypte, het land van de Nijl
4
5
50
19
17 ±
±
±
14
80
±
±
0
50
50
0
. v. C
. v. C 0 0 35 ±
PREHISTORIE OUDE NABIJE OOSTEN KLASSIEKE OUDHEID MIDDELEEUWEN HEDENDAAGSE TIJD
MODERNE TIJD VROEGMODERNE TIJD
e
RANDINFO
debiet: de hoeveelheid water die per seconde een bepaald punt passeert
si
Een cataract of stroomversnelling in de Nijl
er
slib: geheel van vaste stoffen die door het water worden meegevoerd of zich uit het water hebben neergezet ruileconomie: producten worden geruild met andere producten in plaats van betaald met geld.
fv
rijk: een staat; met een bevolking, een grondgebied en een politieke organisatie
Pr
oe
cataract: stroomversnelling. De Oude Egyptenaren telden er vijf op de Nijl; ze telden stroomopwaarts (van noord naar zuid).
KENNEN 1 2 3 4 5
de begrippen ‘rijk’ en ‘ruileconomie’ uitleggen vier natuurlijke grenzen van Egypte opnoemen de twee delen van Egypte opnoemen drie grondstoffen uit de woestijn geven het ontstaan van het Egyptische Rijk verklaren
KUNNEN
OPDRACHTEN • Haal een oorzaak en een gevolg uit de lestekst. • Geef alle hoofdgedachten uit de lestekst.
1 de natuurlijke grenzen van Egypte op een blinde kaart aanduiden 2 gegevens uit grafieken afleiden 3 de bruikbaarheid en betrouwbaarheid van een bron beoordelen in functie van een historische vraag 4 oorzaak en gevolg benoemen 5 een historisch verhaal aanvullen aan de hand van bronnen en redeneringen
D HET OUDE NABIJE OOSTEN
71
BRON 1
Het Oude Egypte
BRON 2
De Nijl, de vruchtbare strook en de woestijn
si
e
• Wat is er opvallend aan de overgang tussen de vruchtbare strook en de woestijn? Motiveer je antwoord.
BRON 3
oe
fv
er
Over de natuur van de stroom kon ik noch van de priesters noch van iemand anders iets vernemen, en toch wilde ik van hen horen waarom de Nijl zwelt en overstroomt bij het begin van de zomerzonnestilstand, gedurende honderd dagen, en dan (…) terugwijkt en klein van bedding wordt, zodat zij gedurende de volledige winter smal is, tot de zomerzonnestilstand er opnieuw is. Over die zaken kon ik niets vernemen van de Egyptenaren, toen ik hen vroeg welke kracht de Nijl toch had waardoor zij andere eigenschappen heeft dan de andere rivieren (…).
Pr
• Toon aan dat Egypte langs de vier windrichtingen ingesloten wordt door natuurlijke grenzen. • In welke richting stroomt de Nijl? Hoe weet je dat? • In welke twee delen kun je Egypte opdelen? • Geef drie grondstoffen die de Egyptenaren uit de woestijn halen.
Uit: Herodotos, Historiën, Boek II deel 19 De Griek Herodotos van Halicarnassus (ca. 485 v.C.-425/420 v.C.) maakt in de 5e eeuw v.C. een reeks studiereizen. Hij schrijft zijn conclusies neer in een uitgebreid historisch werk. Herodotus raadpleegt verschillende bronnen en gaat zelf op onderzoek, maar is soms lichtgelovig.
• In welk seizoen staat de Nijl het hoogst? • Verbaast dat de schrijver of niet?
BRON 4 Heil aan jou, o Nijl, die zich manifesteert over dit land en komt om leven te schenken aan Egypte. Mysterieus vloei je voort uit de duisternis, op deze dag dat je gevierd wordt. De oevers gemaakt door de Ra (zonnegod) bevloeiend en zo ervoor zorgend dat al het vee leeft, jij geeft de aarde te drinken, jij de onuitputtelijke. (...) Heer der vissen, gedurende de overstroming daalt geen vogel neer op de oogst. Jij schept het graan, jij brengt de gerst voort, alzo de eeuwige duur van de tempels verzekerend. Als jij jouw werk stopt, komt alles wat leeft in gevaar. (...) Uit: Loflied op de Nijl, ca. 2100 v.C.
72
LES 13 Egypte, het land van de Nijl
• Geeft deze bron een antwoord op de vraag: ‘Waarom de Nijl zwelt en overstroomt?’ Leg uit. • Geef een voorbeeld van een historische vraag waarop het loflied een antwoord geeft.
BRON 5
RANDINFO De Aswandam en de verplaatsing van de tempel bij Aboe Simbel
Een jaaroverzicht van de stand van de Nijl
er
BRON 6
si
• Hoe wordt dit scheprad aangedreven?
e
AI in de tijd van de farao’s gebruikt de Egyptische boer een scheprad om water naar hoger gelegen akkers te brengen. Wat toen heel ‘modern’ was, is nu verouderd.
Pr
oe
fv
Deze grafiek geeft een jaaroverzicht van de stand van de Nijl, gemeten in Oadi Halfa (1931-1932).
• In welke maand bereikt de Nijl volgens de tabel haar hoogste stand? • Hoe groot is ongeveer het verschil tussen de hoogste en de laagste stand?
Vanaf het begin van de 20e eeuw kennen de Egyptenaren geen overstromingen meer. Een dam gebouwd bij Aswan regelt het debiet van de rivier. In 1964 starten de Egyptenaren daar met de bouw van een nog grotere dam. Hij wordt 111 m hoog en heeft een lengte van 3,6 km. Het stuwmeer is 500 km lang en 16 km breed. Het meer dreigt de reusachtige tempel bij Aboe Simbel te overstromen. Men verplaatst de tempel daarom naar een hoger gelegen plaats.
D HET OUDE NABIJE OOSTEN
73
Deze les wil je een beter inzicht geven in de samenstelling van de Egyptische samenleving. Wie heeft er de meeste macht? Welke groepen staan juist onder de heerser? Wie staat er onderaan in de samenleving?
1
si
er
Pr
Horus: hemelgod die wordt voorgesteld als een valk of als een mens met de kop van een valk; zoon van Osiris en Isis; beschermer van de farao, waarmee hij werd vereenzelvigd
Osiris: de god van de onderwereld, de groeikracht, de eeuwigheid en de wedergeboorte; hij wordt meestal voorgesteld in de vorm van een mummie (hoofd niet omzwachteld).
74
meer toezicht op de uitvoering van belangrijke bouwprojecten. De edelen vormen een andere groep. Zij wonen aan het hof of besturen als gouverneur een van de provincies. Egypte telt ook veel ambtenaren. Zij voeren de taken uit die nodig zijn om de overstromingen in goede banen te leiden. Ze laten greppels graven, dijken bouwen, sluizen herstellen en regelen de bevloeiing. Zij worden betaald met de belastingen. Omdat men nog geen geld kent, gebeurt de betaling altijd in natura (graan, honing, papyrus, vee enz.). AI die goederen moeten opgehaald, geregistreerd en eventueel bewaard worden. Dat vereist een uitgebreide administratie en dus een legertje ambtenaren! De Egyptische ruileconomie heeft wel een zwak punt: het uitblijven van een goede Nijloverstroming kan de hele oogst doen mislukken en de samenleving doen wankelen.
fv
autocraat: persoon die alle macht heeft
BRON 1-2 De Egyptische samenleving is ongelijk. Ze is hiërarchisch geordend. Bovenaan staat de koning of farao. Hij regeert het land als een autocraat: hij bestuurt zijn rijk met onbeperkte macht. Als belangrijkste priester smeekt de farao de hulp van de goden af. Stilaan wordt hij door zijn onderdanen als een god vereerd. Op aarde is hij dan de valkgod Horus. Na zijn dood wordt hij gelijkgesteld met de god Osiris, de heerser over de dodenwereld. Als god bezit de farao heel Egypte. Elke Egyptenaar woont of werkt dus op grond van de farao en is hem dan ook belasting verschuldigd. Omdat ze tijdens de overstromingstijd toch geen werk hebben, laat de farao dan hele groepen landbouwers voor hem werken. Zij bouwen mee aan tempels en graven of werken in de steengroeven. De farao heeft echter ook plichten. Als godheid moet hij ervoor zorgen dat alles goed gaat in zijn rijk en moet hij voor de bevolking zorgen. Men verwacht van hem dat hij de bevloeiing regelt en voedselvoorraden aanlegt. Hij moet ook missies sturen naar het buitenland en het rijk beschermen tegen vijanden.
oe
hiërarchisch: een maatschappij is hiërarchisch wanneer ze gestructureerd is opgebouwd, sommige mensen staan ‘hoger’ dan anderen.
De farao regeert als een god-koning over zijn rijk
e
14
De farao staat aan de top van de samenleving
2
De farao beschikt over veel medewerkers
Natuurlijk kan de farao het land niet alleen besturen. Een groot aantal medewerkers voert zijn bevelen uit. Aan de top staan de vizier, de hogepriesters en de opperbevelhebber van het leger. De vizier staat in voor het bestuur, de belastingen en de rechtspraak. De hogepriesters verzorgen dagelijks de eredienst voor de goden in de tempels. Omdat ze de bezittingen van de goden (landerijen en voorraden) beheren, hebben zij veel macht. De opperbevelhebber verdedigt niet alleen de grenzen, maar houdt onder BRON 3
LES 14 De farao staat aan de top van de samenleving
3
Ambachtslieden en landbouwers staan lager in de sociale piramide
Ondanks hun eenvoudige werktuigen vervaardigen de ambachtslieden mooi afgewerkte producten. Ze zijn meesters in het bewerken van hout (sarcofagen, meubels enz.), steen (piramides, beelden enz.) en metaal (voornamelijk goud voor sieraden). Toch kennen wij geen enkele naam van de ontelbare kunstenaars, want zij ondertekenen hun werken niet. De Egyptische boer heeft het niet gemakkelijk; hij bewerkt de grond, zaait graan of vlas en zorgt voor de bevloeiing. Hij produceert genoeg voedsel om niet alleen zichzelf, maar ook de bestuurders, schrijvers, priesters, soldaten en ambachtslieden te onderhouden. Op hem steunt dus de welvaart. Toch staat hij slechts onderaan op de sociale piramide. Alleen de slaven hebben het nog slechter. Zij zijn BRON 3
5 4
50
19
17 ±
±
14
±
±
50 ±
0 80
50
0
. v. C
. v. C 0 0 35 ±
PREHISTORIE OUDE NABIJE OOSTEN KLASSIEKE OUDHEID MIDDELEEUWEN HEDENDAAGSE TIJD
si
vizier: de hoogste bestuurder in Egypte na de farao; de vizier handelde voor de farao de administratieve aangelegenheden af. sociale piramide: de vorm waarin de verschillende bevolkingsgroepen van een samenleving worden voorgesteld sarcofaag: een kist in mensenvorm
oe
fv
er
meestal krijgsgevangenen of afstammelingen daarvan. Ze werken samen met de boeren op het veld, helpen mee aan de constructie van grote bouwwerken of werken in de mijnen en steengroeven.
e
MODERNE TIJD VROEGMODERNE TIJD
Pr
KENNEN
1 de begrippen ‘autocratie’, ‘ambtenaren’, ‘ambachten’ en ‘ongelijkheid’ uitleggen 2 de ongelijkheid tussen de verschillende groepen in de Egyptische samenleving uitleggen 3 twee grote voorrechten van de farao opnoemen 4 met drie voorbeelden aantonen dat de farao ook plichten had 5 de hooggeplaatste medewerkers van de farao in vier groepen indelen en hun functie omschrijven 6 met twee voorbeelden aantonen dat de ambtenaren een belangrijke taak hadden in de Egyptische maatschappij 7 uitleggen waarom Egypte een grote groep ambtenaren telde
8 telkens een voorbeeld geven om aan te tonen dat de Egyptenaren meesters waren in het bewerken van hout, steen en metaal 9 aantonen dat de Egyptische welvaart en beschaving steunden op het harde werk van de boer
KUNNEN 1 de verschillende groepen in de Egyptische samenleving ordenen in een sociale piramide 2 bronnen vergelijken 3 een bron sorteren volgens soort 4 met behulp van een opdracht de waarde van een bron beoordelen
D HET OUDE NABIJE OOSTEN
75
BRON 1 Ramses II (1298-1232 v.C.) liet bij Aboe Simbel een rotstempel bouwen. Aan de ingang van de tempel staan vier reusachtige beelden van de farao. Ze zijn wel twintig meter hoog. Op de foto zie je twee van die beelden. De figuren tussen de benen stellen vrouw en kinderen voor.
Pr
oe
fv
er
si
e
• Vergelijk de grootte van Ramses II met de grootte van zijn vrouw. • Wat wilden de Oude Egyptenaren duidelijk maken?
BRON 2
De macht van de farao
‘Re heeft de koning geïnstalleerd Op de aarde van de levenden Voor eeuwig en altijd Opdat hij recht spreekt over de mensen en de goden tevreden stelt Opdat hij de goede gang van zaken realiseert en het kwaad vernietigt De koning geeft offeranden aan de goden en dodenoffers aan de doden’ Vertaling van een inscriptie in een tempel uit het Nieuwe Rijk (1550-1070 v.C.)
76
LES 14 De farao staat aan de top van de samenleving
• Wat voor soort bron is dit oorspronkelijk? • Waarom moet je oppassen om deze bron als voorbeeld te nemen voor de volledige geschiedenis van het Oude Egypte? • Van wie ontvangt de farao zijn macht? • Voor hoelang heeft de farao deze macht? • Geef vier dingen die de farao moet doen voor zijn inwoners.
farao BRON 3
gouverneur opperbevelhebber
vizier
si
hogepriester
fv
er
ADEL
e
De sociale piramide in het Oude Egypte
Pr
HET GEWONE VOLK
soldaten
oe
ambtenaren
VRIJEN
ONVRIJEN
• • • • •
ambachtslieden en landbouwers
slaven
Wie staat er aan de top van de Egyptische samenleving? Wie zijn de drie belangrijkste medewerkers van de farao? Welke sociale groep behoort niet tot de adel, maar ook niet tot het gewone volk? Geef de twee beroepen die het gewone volk uitoefent. Welke sociale groep staat onderaan in de bevolkingspiramide?
D HET OUDE NABIJE OOSTEN
77
De vorige lessen gingen over het Oude Egypte. De geschiedenis van dat rijk bestrijkt dertig eeuwen! Ter vergelijking: de christelijke tijdrekening is iets meer dan twintig eeuwen oud. België bestaat nog geen twee eeuwen. Hoe heeft het Egyptische Rijk zich ontwikkeld? Met welke problemen krijgt het te kampen? Hoe komt er een einde aan de Oud-Egyptische beschaving?
1
si
2
Het Oude Rijk is de periode van de grote piramides
Pr
Tijdens de eerste periode van machtige farao’s beleeft Egypte een tijd van rust en voorspoed. De koningen Cheops, Chefren en Mykerinos bouwen in de woestijn van Gizeh de grote piramides. Tijdens het Oude Rijk houden de farao’s de teugels strak in handen. Ze laten over het hele rijk hun gezag gelden. Medewerkers zoals de gouwheren die een provincie besturen, belonen ze met stukken grond. Maar die plaatselijke bestuurders willen na verloop van tijd hun eigen gebied zelfstandig besturen en niet meer gehoorzamen aan de farao. Daardoor begint de macht van de koning rond 2180 v.C. te verminderen. Het rijk verzwakt en het valt uiteen in een aantal zelfstandige kleine rijkjes. Men noemt deze periode de eerste tussenperiode. Ze duurt tot ongeveer 2040 v.C. BRON 2-3
78
LES 15
BRON 2-3 De farao’s herstellen hun macht dankzij een sterk leger en trouwe ambtenaren die hun bevelen uitvoeren. Het rijk wordt zelfs uitgebreid naar het zuiden. Er breekt een nieuwe periode van bloei en welstand aan. Na enkele eeuwen verzwakt het gezag weer ten voordele van plaatselijke bestuurders. De toestand wordt chaotisch: 135 farao’s volgen elkaar in een korte tijd op. Daarvan maakt een ander volk, de Hyksos, dankbaar gebruik. Steeds meer Hyksos vestigen zich in de delta van de Nijl. De farao’s gebruiken hen als huursoldaten. Uiteindelijk grijpen de Hyksos de macht en controleren het noorden van Egypte. Heel Egypte moet hen schatting betalen. Toch heeft deze Hyksosperiode ook positieve kanten gehad. Veel militaire en technologische vernieuwingen dateren van toen, bv. het gebruik van het paard en de strijdwagen. De tweede tussenperiode is begonnen.
er
dynastie: regerende familie, vorstenhuis: de titel wordt van de ene generatie op de andere doorgegeven (bv. van vader op zoon of van broer op broer). Zo erft Filip I de koningstitel van zijn vader Albert II.
3
Tijdens het Middenrijk herstellen de farao’s hun gezag
fv
Macedonië: gebied ten noorden van Griekenland
BRON 1 De Egyptische geschiedenis begint met de eenmaking van Opper-Egypte (langs het smalle Nijldal) en Neder-Egypte (langs de Nijldelta). Beide gebieden zijn ontstaan uit een verzameling landbouwnederzettingen. Farao Narmer verenigt omstreeks 3100 v.C. die twee Egyptes. Na hem regeren gedurende dertig eeuwen machtige en zwakke farao’s. De machtigen zorgen voor drie periodes van macht en aanzien. De zwakkere farao’s worden geconfronteerd met opstanden en invallen van vreemde volkeren. Onder hun bewind verkeert Egypte in verval. Het land valt daarbij soms uiteen in verschillende vorstendommen. Die periodes van verval noemt men de ‘tussenperiodes’.
oe
schatting: een soort van belasting
De geschiedenis van Egypte kent periodes van bloei en verval
e
15
Meer dan drieduizend jaar politieke geschiedenis
Meer dan drieduizend jaar politieke geschiedenis
4
Het Nieuwe Rijk vormt het hoogtepunt van de Egyptische beschaving
Sterke farao’s verslaan en verdrijven de Hyksos rond 1550 v.C. Zij herstellen de orde in het rijk en breiden het aanzienlijk uit. De farao’s verwerven daardoor veel aanzien en rijkdom. Deze periode levert dan ook de meest bekende farao’s en heel indrukwekkende bouwwerken op: de tempels van Luxor, Aboe Simbel en Karnak zijn daar voorbeelden van. De farao’s laten zich niet langer begraven in voor iedereen zichtbare piramides, maar in rotsgraven gelegen in een verlaten vallei, de ‘Vallei der Koningen’ genaamd. Daar wordt in 1922 het ongeschonden graf van Toetanchamon ontdekt: een onbelangrijke farao, maar de rijkdommen die men in zijn graf vindt, maken hem wereldberoemd. Veel belangrijker als BRON 2-3 - 4
1 . v. C 30
v. C 2 33
0
v. C
.
.
. v. C 70
NIEUWE RIJK
± 75
± 16
MIDDENRIJK
± 10
5 ± 0 v 15 . 50 C. v. C .
. 0
v. C 4
80 ± 21
± 20
0 0 ± 27
v. C
.
. v. C
. v. C 0 0 ± 31
OUDE RIJK
ROMEINSE PERIODE
VREEMDE HEERSERS
PTOLEMEÏSCHE PERIODE
eenmaking
RANDINFO
si
e
Een detail van de troon van Toetanchamon
Pr
oe
fv
er
farao is Ramses II (1279-1212 v.C.). Hij is zowel een van de grootste bouwheren als een van de briljantste militairen uit de Egyptische geschiedenis. Hij voert oorlog met de Hittieten, een machtig krijgsvolk dat al over ijzeren wapens beschikt, terwijl de Egyptenaren nog met brons werken. Ramses sluit uiteindelijk vrede met hen. Gebrek aan geld, onbekwame leiders en buitenlandse indringers verzwakken Egypte na zijn regeerperiode. Het rijk verliest gebieden en de macht van de farao’s brokkelt verder af. Uiteindelijk bezetten buitenlandse volkeren zoals de Assyriërs (7e eeuw v.C.) en de Perzen (6e eeuw v.C.) het land. In 332 v.C. verovert de Macedonische vorst Alexander de Grote Egypte. Hij sterft echter vrij vlug en Ptolemaios, een van zijn generaals, bestijgt de troon. Hij is de stichter van de laatste dynastie die over Egypte heerst. In 30 v.C. sterft die uit met de zelfmoord van koningin Cleopatra. Egypte wordt dan voor eeuwen een provincie van het Romeinse Rijk.
mummie: een gebalsemd of uitgedroogd lijk; oorspronkelijk stamt het woord van het Arabische woord voor ‘bitumen’; het duidde op de zwarte verschijning van de lichamen, wat suggereerde dat de lijken een laagje pek hadden gekregen. kollos: zeer groot beeld; het woord ‘kolossaal’ (iets dat zeer groot is) is ervan afgeleid.
KENNEN
KUNNEN
1 de begrippen ‘dynastie’, ‘ambtenaren’, ‘rijk’ en ‘periode’ uitleggen 2 de geschiedenis van Egypte indelen in periodes en elke periode benoemen (= Rijken en tussenperiodes); je moet geen datums kennen, behalve 3100 v.C. en 30 v.C. 3 de evolutie van de macht van de farao’s doorheen de verschillende periodes uitleggen 4 een verklaring kunnen geven waarom rijken instorten én waarom ze terug groot worden 5 een voorbeeld kunnen geven van het feit dat de tussenperiodes niet enkel verval betekenden
1 de geschiedenis van Egypte op een tijdlijn weergeven 2 een aantal bronnen in de Egyptische geschiedenis situeren 3 op een blinde kaart gegevens uit de Egyptische geschiedenis aanbrengen
D HET OUDE NABIJE OOSTEN
79
BRON 1
Uit: Sesam Wereldgeschiedenis, Deel 1 Prehistorie - 2e eeuw voor Christus (2005)
BRON 2
Egypte tijdens het Oude Rijk, het Middenrijk en het Nieuwe Rijk
BRON 3
De farao met twee godinnen. Muur in de tempel van Horus te Edfoe, gebouwd onder de Ptolemaeën
Pr
oe
fv
er
si
A
• Waar situeer je de tekst: in een van de drie Rijken of in een tussenperiode? Geef twee duidelijke bewijzen uit de tekst. • Toon met twee voorbeelden uit de tekst aan dat het slecht gaat met de economie. • Bewijs met twee feiten dat het ook de politieke bestuurders niet voor de wind gaat. • Toon met een tekstfragment aan dat de bevolking in opstand dreigt te komen tegen de sociale wantoestanden. • Situeer Byblos op de kaart (bron 2). In welke periode behoort het tot het Egyptische Rijk?
e
Het levenbrengende water van de Nijl stroomde over de oevers, maar de akkers werden niet bebouwd. Rovers en landlopers zwierven over de wegen en legden hinderlagen om nietsvermoedende reizigers te overvallen. (...) Alle maatschappelijke orde was tenietgegaan, belastingen werden niet betaald, terwijl de tempels en het paleis van de koning werden geplunderd. Wie eens prachtige kleren bezat, gaat in lompen gekleed. Huismoeders zuchten: ‘Ach, hadden wij maar iets te eten.’ Overal hoort men de kreet: ‘Laten wij de machtigen neerslaan.’ (...) Naar Byblos, de Syrische haven aan de voet van het met ceders bedekte Libanongebergte, voeren geen schepen meer; vanwaar moet nu het cederhout voor onze mummiekisten komen?
• Tijdens welke periode kent Egypte zijn grootste uitbreiding? • Welk gebied vind je niet op de kaart? Cyprus, Kreta, Fenicië of Macedonië? • Waar op de kaart heeft men de mummie van Toetanchamon gevonden?
80
LES 15
Meer dan drieduizend jaar politieke geschiedenis
De godin links draagt de rode kroon van Neder-Egypte en de godin rechts de witte kroon van Opper-Egypte. B
Tempel bij Aboe Simbel ter ere van de grootste farao in de Egyptische geschiedenis: Ramses II
De zittende kolossen voor de grote tempel tonen de overweldigende macht en grootte van de Egyptische godenwereld en farao’s.
BRON 3 (vervolg) C
D
Toetanchamons dodenmasker
De sfinx, een gigantische leeuw met mensenhoofd gelijkend op farao Chefren, bewaakt diens piramide. Het beeld is 21 m hoog en 73 m lang. Het hoofd is 5 m hoog en de neusstomp 2 m. De sfinx zou omstreeks 2500 v.C. gebouwd zijn.
si
e
Het massief gouden dodenmasker van Toetanchamon moet de farao voorstellen. Het masker werd op de mummie geplaatst om de farao te beschermen. Het werd gemaakt van 22-karaats goud, heeft een dikte van 3,5 mm en weegt meer dan 10 kilo.
De sfinx en de piramide van Chefren
Het verdrag van Qadesj (1272 v.C.)
oe
BRON 4
fv
er
• Zijn dit primaire of secundaire bronnen? • Plaats de vier afbeeldingen in chronologische volgorde. • Bekijk bron 3A. Vergelijk de drie kronen. Wat stel je vast als je de kroon van de farao vergelijkt met die van de godinnen? Wat zou de kroon symboliseren? (Lees de tekst bij titel 1.)
Pr
De koning van Egypte zal nooit ofte nimmer meer het Hittietenland overvallen om daarvandaan iets te roven en de grote koning der Hittieten zal Egypte niet binnendringen om daarvandaan iets te roven. Indien een vijand de landen van Ramses II, de grote heerser over Egypte, binnenvalt en de farao aan de grote vorst der Hittieten schrijft: Kom met mij en help mij tegen hem te strijden, dan zal de grote koning der Hittieten komen en de grote koning der Hittieten zal de vijanden van de farao doden. Maar als het niet de wens is van de grote Hittietenvorst om zelf ten strijde te trekken, zendt hij zijn leger en zijn wagenstrijders en die zuIlen de vijanden van de farao doden. Indien een vijand de landen van de grote vorst van de Hittieten binnenvalt, zal de grote vorst van Egypte hem hulp verlenen. Wie de woorden die op deze zilveren tafel staan niet in acht wil nemen, hem zullen 1 000 goden uit Hittietenland en 1 000 goden uit het land van Egypte vernietigen, samen met zijn huis, zijn land en zijn dienaren. Uit: Het Eeuwige Verdrag van Egypte met de Hittieten (1272 v.C.) Het verdrag van Qadesj is het oudst bekende vredesverdrag tussen twee landen. De Egyptische farao Ramses II sluit het met de Hittitische koning Hattusili III na de veldslag bij Qadesj (1274 v.C.). De tekst is opgesteld in drie talen. Ze werd oorspronkelijk in zilveren tabletten gegraveerd. Iedere partij kreeg er een mee. Een kopie van de tekst hangt in het VN-hoofdkwartier in New York. Dertien jaar na het verdrag trouwde Ramses II met een Hittitische prinses.
• Is volgens deze tekst een van beide partijen een overwinnaar? Leg uit. • Wat is volgens jou de bedoeling van het verdrag? • Welke verplichting nemen beide partijen op zich? • Waarom werd die laatste paragraaf toegevoegd, denk je? • In welke twee talen zal het verdrag zeker zijn opgesteld? • Waarom zou men het verdrag op meerdere kleine, zilveren tabletten hebben gegraveerd? • Zoek op: wat is de derde taal? Wat zijn de Verenigde Naties? Waarom hangt er daar een kopie?
D HET OUDE NABIJE OOSTEN
81
Je weet al dat de farao beschouwd wordt als de god-valk Horus, zoon van Osiris. De Egyptenaren vereren nog honderden andere goden. Waarom dat enorme aantal? Hoe stellen de Egyptenaren de goden voor? Hoe vereren ze hun goden? Blijft hun godsdienst 3000 jaar lang ongewijzigd?
1
si
Oorspronkelijk heeft iedere nederzetting haar eigen goden. Na de eenmaking van Egypte blijven de meeste van die goden behouden. Op een bepaald ogenblik stijgt hun aantal zelfs boven de tweeduizend! Men noemt dat polytheïsme of veelgodendom. Voor alles en nog wat heeft men wel een god. In de loop van de Egyptische geschiedenis is het aanzien van sommige goden nu eens gestegen, dan weer gedaald. Oorspronkelijk moet Horus als de god van het licht en de wereld een belangrijke rol hebben gehad. In het Oude Rijk wordt de zonnegod Ra over heel Egypte vereerd. Egyptische goden zijn vaak verbonden met de natuur, de landbouw, het dagelijkse leven en de dood.
De goden worden op verschillende manieren voorgesteld
Overal hebben archeologen afbeeldingen van goden gevonden: in opschriften, op reliëfs, op wandschilderingen in graven en tempels, op beelden enz. De goden worden voorgesteld als dier of als mens, maar vaak ook als een combinatie van mens en dier. Dikwijls staan de dieren symbool voor kracht of zijn ze verbonden met typische natuurverschijnselen. Zo wordt de ibis aanbeden als de god Thot. De ibis is een watervogel die in Egypte verblijft tijdens de overstroming van de Nijl. De Egyptenaren denken daarom dat hij de overstroming en de goede oogst aankondigt. Thot is de god van het schrift en de BRON 1-2-3 - 4
oe
fv
er
reliëf: het uitsteken of uitkomen boven iets anders, bv. een reliëf in steen uitgehouwen
2
In Egypte aanbidt men veel verschillende goden
e
16
De Egyptische godsdienst kent een overvloed aan goden
RANDINFO
Pr
Hedendaagse tekeningen van enkele Egyptische goden
Horus
82
LES 16
Osiris
De Egyptische godsdienst kent een overvloed aan goden
Isis
Thot
1
MIDDENRIJK
NIEUWE RIJK
. v. C 30
v. C 2 33
± 75
0
v. C
ROMEINSE PERIODE
VREEMDE HEERSERS
PTOLEMEÏSCHE PERIODE
eenmaking
e
si
4
Tijdens de regering van Achnaton is Aton, de zonneschijf, de enige god
In het Oude Egypte is er een periode waarin de Egyptenaren slechts één god aanbidden. Amenhotep IV verbiedt kort na zijn troonsbestijging in ca. 1353 v.C. alle goden en vervangt ze door Aton, de zichtbare zonneschijf. Zo krijgen we zeer tijdelijk monotheïsme in het Oude Egypte. De farao verandert zijn naam in Achnaton, wat ‘straal/ glans van Aton’ of ‘die ten dienste van Aton staat’ betekent. Ter ere van de god bouwt hij een nieuwe hoofdstad, Achetaton, nu beter bekend onder de naam Tell el-Amarna. Achnaton verwaarloost echter het bestuur van het land en na zijn dood in ca. 1334 v.C. wordt Amarna verlaten. De Egyptenaren aanbidden opnieuw de vroegere goden. BRON 5
fv
er
wijsheid. Soms wordt hij als een mens met de kop van een ibis voorgesteld, soms beeldt men hem af als een dier (een ibis of zelfs een baviaan). Ook de grote godin Hathor wordt op verschillende manieren voorgesteld. Enkele goden die vaak als dieren worden voorgesteld zijn Anoebis (jakhals), Sobek (krokodil), Chepri (mestkever of scarabee), Bastet (kat). Goden hebben vaak een aantal attributen bij zich: tekens die hun belangrijkheid aantonen. Je hebt zo het levensteken of anch-teken, een scepter, een vlegel, verschillende kronen ...
3
.
.
.
± 16
± 10
70
v. C
5 ± 0 v 15 . 50 C. v. C .
. 0
v. C 4
80 ± 21
± 20
0 0 ± 27
v. C
.
. v. C
. v. C 0 0 ± 31
OUDE RIJK
De verering van de goden vindt plaats in tempels
monotheïsme: het aanbidden en erkennen van slechts één god; er bestaat volgens monotheïsten maar één god.
Pr
oe
De Egyptenaren bouwen prachtige tempels die dienen als woningen voor hun goden. In de tempel staat het beeld van de godheid. Op de oostelijke Nijloever ligt bijvoorbeeld Karnak, dat zich in de loop van het Nieuwe Rijk ontwikkelt tot een enorme tempelstad ter ere van de god AmonRe. De stad bestaat uit talrijke cultusplaatsen, processiewegen met heiligdommen, paleizen en magazijnen. Priesters moeten er dagelijks volgens strikte rituelen de godheid dienen en gunstig stemmen door bijvoorbeeld offers te brengen.
attribuut: een teken of een voorwerp dat rechtstreeks verbonden is met de hoedanigheid of de macht van een persoon of een god
KENNEN 1 2 3 4 5 6 7
het begrip ‘attributen’ uitleggen het verschil tussen polytheïsme en monotheïsme uitleggen veranderingen in de Egyptische godsdienst aantonen drie voorstellingen van Egypische goden beschrijven drie attributen opsommen en uitleggen de functie van de Egyptische tempel beschrijven met eigen woorden de rol van de scarabee beschrijven
KUNNEN 1 goden herkennen op een afbeelding met behulp van een beschrijvende tekst 2 bronnen met elkaar vergelijken
D HET OUDE NABIJE OOSTEN
83
B
Thot, ca. 332-30 v.C. Porselein, goud en zilver, hoogte 15 cm, breedte 5 cm, diepte 5,6 cm, Louvre, Parijs
C
Thot (rechts) en godin Maät (links), ca. 300-200 v.C. Brons, verguld hout, zwart glas, ceder, hoogte 19,5 cm, Kestner Museum, Hannover
e
A
Thot (rechts) en Nefertari (links), ca. 1224 v.C. Fragment van een muurschildering in het graf van koningin Nefertari, Vallei der Koninginnen, Egypte
si
BRON 1
Het Egyptische scheppingsverhaal
Pr
oe
fv
BRON 2
er
• Op welke verschillende manieren wordt de god Thot afgebeeld?
Fragment uit het Dodenboek van Nestanebisheru, ca. 950-930 v.C. Tekening op papyrus, British Museum, Londen
84
LES 16
De Egyptische godsdienst kent een overvloed aan goden
De Egyptenaren geloven dat er in het begin alleen water is. Uit het water komt een heuvel omhoog waarop de levenskracht zich bevindt. Hieruit ontstaan de goden. De hemelgodin Noet wordt in de lucht getild door haar vader Shu, die eigenlijk de lucht is. Zo scheidt hij haar van haar broer Geb, de aarde. Hun kinderen zijn Osiris, Isis, Seth en Nefthys. • Beschrijf kort, in hoofdlijnen, de schepping volgens dit dodenboek. • Wie is de rechtopstaande figuur in het midden? • In welke periode van het Oude Egypte is dit dodenboek gemaakt? (Oude Rijk - eerste tussenperiode - Middenrijk tweede tussenperiode Nieuwe Rijk - derde tussenperiode)
BRON 4
fv
er
si
e
BRON 3
Egyptische god, ca. 1315-1314 v.C. Fragment van een muurschildering in het graf van Ramses I, Vallei der Koningen, Egypte
• Het gelaat van de godheid is vervangen door een dier. Welk dier? • Welk teken houdt de godheid in de linkerhand? Zoek het op.
Pr
BRON 5
oe
• Welke god wordt hier afgebeeld? • Noem minstens drie afgebeelde attributen.
Egyptische god Khepri, ca. 1224 v.C. Fragment van een muurschildering in het graf van koningin Nefertari, Vallei der Koninginnen, Egypte
Achnaton en zijn echtgenote Nefertete koesteren zich in de zonnestralen van Aton. Op hun schoot zitten drie dochters. Huisaltaar, ca. 1350 v.C. Kalksteen, hoogte 32,5 cm, Egyptisch Museum, Berlijn • Is er sprake van continuïteit of verandering binnen de godsdienst tijdens de regering van Achnaton? Verklaar.
D HET OUDE NABIJE OOSTEN
85
In les 16 heb je geleerd dat de Egyptenaren veel goden kennen. Eén daarvan is Osiris. Over hem bestaat er een mythe die over een verrijzenis gaat: een verhaal over een dode die weer levend wordt. Dat bewijst dat de Egyptenaren geloven in een leven na de dood. Hoe komt het dat de Egyptenaren daarin geloven? Wat stellen zij zich ervan voor? Is er voor iedereen een leven na de dood weggelegd? Wat heb je allemaal nodig voor dat ‘tweede leven’?
oe
balsemen: met balsem behandelen om ontbinding tegen te gaan
BRON 3 De Egyptenaren beseffen dat een mens goed of slecht kan leven. Wie slecht heeft geleefd, kan geen gelukkig leven slijten na de dood. Daarom moet een Egyptenaar zich na zijn dood bij de goden verantwoorden voor zijn daden. Valt het oordeel gunstig uit, dan mag de Ka het dodenrijk betreden. Valt het oordeel negatief uit, dan wordt hij gestraft: geen kans op een nieuw leven in het hiernamaals. Osiris bepaalt of je het dodenrijk binnenkomt of niet. Daarvoor gebruikt hij een weegschaal. Aan de ene kant van de weegschaal legt hij het hart van de overledene. Aan de andere kant ligt de veer van de waarheid. Het hart symboliseert hoe de overledene geleefd heeft. De veer symboliseert hoe hij geleefd zou moeten hebben. Als het hart niet zwaarder weegt dan de veer, krijgt men een gunstig oordeel. De dode moet proberen de goden te beïnvloeden. Daarom krijgt hij bij zijn begrafenis een dodenboek mee. Daarin staan een heleboel richtlijnen of spreuken die de dode zo gunstig mogelijk voorstellen aan de goden.
er
balsem: een welriekende en bederfwerende vloeistof
In de meeste landbouwbeschavingen bestaat er een sterk verband tussen natuurverschijnselen (regen, zonneschijn, donder ...) en godsdienst. Zo stellen de Egyptenaren vast dat leven, sterven en herleven in de natuur een steeds weerkerend gebeuren is: de seizoenen doen elk jaar de natuur sterven en herleven. De vruchtbare Nijl vol leven en de dorre woestijn liggen naast elkaar. De zon die de oogst op het veld laat rijpen, gaat elke dag onder en komt de volgende dag weer op. Door na te denken over leven en dood in de natuur, komen de Egyptenaren tot het besluit dat er ook voor de mens een ‘herleven’ na de dood moet zijn.
fv
mummificeren: uitdrogen of balsemen tot een mummie
3
De goden beoordelen de overleden Egyptenaar
si
1
De natuur schenkt de Egyptenaar het geloof in een leven na de dood
e
17
Leven na de dood
2
De dood is een tijdelijke scheiding van lichaam en zielen
Pr
De Egyptenaar gelooft dat de mens bestaat uit een lichaam en twee zielen: de Ba en de Ka. De Ba blijft na de dood in verbinding met de nog levende familieleden en vrienden. Op graven wordt de Ba dikwijls voorgesteld als een vogel met een mensenhoofd; hij symboliseert iemands persoonlijkheid of karakter. De Ka stelt iemands levenskracht voor. Die ziel is een soort onzichtbare dubbelganger die na de dood heen en weer reist tussen de wereld van de doden en het graf waarin het lichaam rust. De Ka en de Ba verlaten het lichaam regelmatig, maar keren altijd terug. Daarom is het belangrijk dat het lichaam na de dood goed bewaard blijft. BRON 1
86
LES 17 Leven
na de dood
4
Het eeuwige leven is een geïdealiseerde vorm van het leven op aarde
De Egyptenaren geloven dat het leven na de dood een herschepping is van de beste momenten uit het aardse leven. Om daar verder te leven moet het lichaam in goede staat bewaard blijven. Daarom gaan ze het mummificeren. Vooral de rijken kunnen zich dat veroorloven en besteden er veel zorg aan. Eerst verwijderen ze de ingewanden en de hersenen uit het lichaam. Die ingewanden plaatsen ze in kleine vazen, canopen genoemd. Daarna leggen ze het lichaam in een zoutbad om het uit te drogen. Vervolgens wordt het gebalsemd en in smalle repen van linnen stof gewikkeld. Ten slotte leggen ze de mummie in een sarcofaag. BRON 2- 4 -5 - 6
1 . v. C 30
2 33
0
NIEUWE RIJK
v. C
v. C
.
.
. v. C 70
± 75
± 16
MIDDENRIJK
± 10
5 ± 0 v 15 . 50 C. v. C .
. 0
v. C 4
80 ± 21
± 20
0 0 ± 27
v. C
.
. v. C
. v. C 0 0 ± 31
OUDE RIJK
ROMEINSE PERIODE
VREEMDE HEERSERS
PTOLEMEÏSCHE PERIODE
eenmaking
RANDINFO
Pr
oe
si
fv
er
Dat is een stenen of houten kist, vaak in de vorm van een mens en versierd met afbeeldingen en teksten. Uiteindelijk plaatsen ze die sarcofaag in een graf. Het graf is het huis waarin de overledene voor eeuwig kan leven. Daarom besteden de Egyptenaren er extra aandacht en tijd aan. Naargelang van de rijkdom van de overledene is het ene graf al rijkelijker afgewerkt dan het andere. De farao spant natuurlijk de kroon. Zijn graf is een enorm bouwwerk. Meestal bestaat een graf uit twee delen: een dodenkamer voor de mummie en een kapel of tempel waarin de levenden de dode kunnen eren. Omdat het gebouw heel lang moet meegaan, bouwt men het met duurzame natuursteen. In het graf zijn allerlei dingen aanwezig die de overledene ook tijdens zijn leven nodig heeft gehad: huisraad, voedsel en dienaars. Die laatsten zijn aanwezig als kleine beeldjes, shabti’s genoemd. Zij doen dienst als plaatsvervangers van de overledene, bijvoorbeeld als er op de akkers van het hiernamaals landarbeid moet worden verricht. Op de grafwanden staan diverse muurschilderingen: taferelen uit het dagelijkse leven, portretten van de overledene, drank en spijzen die door toverspreuken in echt voedsel veranderen ... Aan de nabestaanden wordt gevraagd regelmatig offers te brengen in de kapel, opdat de goden welwillend zouden zijn voor de Ka van de overledene.
e
Canopenvazen
In deze vazen werden de ingewanden bewaard die men uit het lijk verwijderde vooraleer men het mummificeerde.
KENNEN 1 het begrip ‘mummie’ uitleggen 2 het idee ‘leven na de dood’ in het Oude Egypte verklaren 3 het belang van het bewaren van de lichamen in het Oude Egypte uitleggen 4 de aandacht voor de bouw en de inrichting van graven in het Oude Egypte verklaren 5 de opvattingen over hoe het ‘leven na de dood’ in het Oude Egypte eruitzag, uitleggen
KUNNEN 1 informatie uit teksten opzoeken 2 die gevonden informatie aan de klas uiteenzetten 3 het schema in het werkschrift aan de klas uitleggen
D HET OUDE NABIJE OOSTEN
87
BRON 1
BRON 2
De koninklijke Ka van Toetanchamon
Hoe maakt men een mummie?
Eerst halen zij met een ijzeren haak de hersenen door de neusgaten naar buiten, ten dele ook door er chemische stoffen in te gieten. Daarna halen zij met een scherpe Ethiopische steen (obsidiaan) de lies open en nemen er alle ingewanden uit en daarna spoelen zij de buikholte achtereenvolgens met palmwijn en fijngemaakte specerijen. Na vervolgens de buik met fijngestampte zuivere mirre, een soort kaneel en andere bekende reukwerken (behalve wierook) te hebben opgevuld, naaien zij die weer dicht. Na die bewerking logen zij het lijk gedurende zeventig dagen in een natronbad; langer mag dat niet duren. Als die tijd verstreken is, spoelen zij het lijk af en wikkelen het geheel in gesneden repen fijn linnen, dit bestrijkend met gomstof, die de Egyptenaren veelal in plaats van lijm gebruikten. Dan halen de verwanten het weg, maken een houten afbeelding in mensengedaante en sluiten het lijk erin op, waarna zij het recht overeind tegen een muur geplaatst, zorgvuldig bewaren in de grafkamer.
Het beeld stelt de ‘geestelijke dubbelganger’ van de farao voor, die op het moment van het overlijden het lichaam verlaat om naar het hiernamaals te gaan. Standbeeld van Toetanchamon, ca. 1314 v.C. Hout met hars, goud en brons, hoogte 192 cm, breedte 53,5 cm, oorspronkelijk uit de Vallei der Koningen, nu in het Egyptisch museum, Caïro
e
• Hoe zouden wij de Ka noemen?
er
si
Een bewerking van Herodotus, Historiën, II 86, 3-7 Herodotus (485-425 v.C.) is een Griekse geschiedschrijver die door de wereld van de oudheid reist. Veel van zijn geschriften berusten op waarnemingen. Hij wil voorkomen dat het verleden van de mensheid verloren gaat. Ondanks zijn kwaliteiten is hij soms lichtgelovig.
Een Egyptisch dodenboek
Pr
oe
BRON 3
fv
• Welke verschillende handelingen voert men uit tijdens het mummificeren? • Leg een lijst aan van alle benodigdheden voor het mummificeren.
• Wat is een dodenboek? • Hoe verloopt het oordeel door de goden? • Bestaat er zoiets als beloning en straf bij het oordeel? • Uit welke periode van de geschiedenis van het Oude Egypte dateert de bron? Oude Rijk - Middenrijk - Nieuwe Rijk
Fragment uit het Dodenboek van Hoenefer, ca. 1300 v.C. Hoogte 45 cm, breedte 90,5 cm, British Museum, Londen Een dodenboek is een papyrusrol met aanwijzingen en spreuken die met de dode wordt meegegeven om hem te helpen in het leven na de dood. Op de afbeelding zien we het tafereel met het oordeel over de overledene. Links wordt de overledene Hoenefer binnengebracht door de god Anoebis. Op het volgende tafereel weegt Anoebis het hart van de overledene, terwijl het monster Amemait het resultaat afwacht en Thot het resultaat noteert. Als het hart te zwaar weegt, zal het monster het verslinden en verdwijnt de dode voorgoed. Rechts zien we Hoenefer die de test doorstaan heeft en voorgesteld wordt aan Osiris door de god Horus, hij zal dus verder leven na de dood. Osiris zit op een troon in het water, symbool voor de Nijl.
88
LES 17 Leven
na de dood
Een sarcofaag
si
e
BRON 4
Grafkamer (links) en sarcofaag (rechts) van Toetanchamon, ca. 1314 v.C.
Een mummie
er
BRON 5 A
Een sarcofaag is een houten of stenen kist die een aantal in elkaar passende kisten (met een menselijke vorm) bevat waarin de dode werd opgeborgen. Ze werd afgesloten met een dekplaat, waarop vaak de overledene stond afgebeeld.
fv
Lichaam van een man, op een natuurlijke wijze geconserveerd door het hete zand waarin het was begraven, ca. 3200 v.C. British Museum, Londen
BRON 6
Shabtibeeldjes (ca. 1290 v.C.)
Pr
B
oe
Het zand slorpte het vocht uit het lichaam op, zodat de bacteriën die verantwoordelijk zijn voor de afbraak van het lijk zich niet konden vermenigvuldigen.
Beschilderde houten kist met een mummie van een Thebaanse priesteres, ca. 1000 v.C. British Museum, Londen
• Op welke natuurlijke wijze wordt er gemummificeerd? • Verklaar waarom een mummie tot de verbeelding van veel mensen spreekt.
Hoe meer beeldjes in het graf, hoe makkelijker het leven van de overledene in het hiernamaals zou zijn. • Zoek in de lestekst op wat shabti’s zijn.
D HET OUDE NABIJE OOSTEN
89
In de vorige lessen onderzocht je al veel bronnen om meer te weten over het leven in het Oude Egypte. In deze les benaderen we bronnen als kunstuitingen. Je onderzoekt dus de Egyptische kunst. Wat zijn de kenmerken van de bouwkunst? Hoe evolueert de grafkunst? Wat maakt de beeldende kunst zo typisch?
1
si
er
Pr
obelisk: een vierhoekige pilaar uit één stuk steen; hij versmalt geleidelijk en eindigt bovenaan in een kleine piramide (naam afgeleid van het Griekse woord voor braadspit) pyloon: grote toegangspoort van een Egyptische tempel
monumentaal: wat indrukwekkend groot is; een gebouw, een beeld, kunst met zeer grote afmetingen continuïteit: wat (in wezen) hetzelfde blijft
90
LES 18
De gewone, arme mensen worden in een kuil in het woestijnzand begraven. Met de tijd evolueren de graven van belangrijke personen in grootte en in vorm. De eerste graven zijn uitgegraven rechthoekige kelders die bekleed worden met baksteen. Later, in de periode van het Middenrijk, bouwt men mastaba’s (bron 3A). Dat zijn rechthoekige constructies van maximaal 5 m hoog. De muren van de mastaba zijn licht schuin. De mastaba heeft een plat dak. Onder dat dak leidt een schacht naar de grafkamer. Daar wordt de mummie geplaatst. Nadien wordt de schacht gevuld met stenen. Later evolueert de mastaba naar een trappenpiramide (bron 3B). Dat is eigenlijk een opeenstapeling van mastaba’s. Vizier Imhotep ontwerpt dat graf voor farao Djoser. Eerst wil Imhotep een mastaba bouwen voor zijn farao. Dan verandert hij van idee en laat hij er nog verschillende kleinere mastaba’s bovenop bouwen. Zo ontstaat een nieuw graftype: een trappenpiramide. Rond 2600 v.C. wordt de trappenpiramide voor farao Snofroe omgebouwd tot een echte piramide met een vierkant grondplan en schuine, vlakke zijden (bron 3C). In zijn vijftiende regeringsjaar laat farao Snofroe een nieuw graf maken. Het wordt ontworpen als een echte piramide, dus met vlakke zijden (bron 3D). Maar vanaf een hoogte van 47 m bouwt men de zijden minder steil, zodat er een knik ontstaat. Daardoor is de piramide minder hoog dan de voorziene 150 m. Waarschijnlijk zou de piramide niet stabiel genoeg geweest zijn als men met de oorspronkelijk helling van 54 graden verder had gebouwd. Door die knik noemen archeologen dat graf de knikpiramide. Snofroe laat 2 km verderop nog een derde piramide bouwen (bron 3E). Die is gebouwd met sterke, ijzerhoudende en daardoor roodachtige kalkzandsteen. In die ‘rode piramide’ wordt hij uiteindelijk begraven.
fv
sfinx: beeld met het lichaam van een dier en het hoofd van een mens of dier
BRON 1-2 De Egyptenaren bouwen voor hun machtige goden tempels van reusachtige afmetingen. In een tempel staat een gouden of zilveren beeld van de god. De Egyptenaren hopen dat de god de tempel als woning aanvaardt en zich verenigt met het beeld. Dan zal er welvaart, orde en geluk zijn. Een Egyptische tempel heeft dus niet dezelfde functie als een christelijke kerk of een moskee, waar gelovigen hun godsdienst uitoefenen. De grootsheid van de tempels maakt ook het verschil duidelijk tussen de bovennatuurlijke macht van de goden en de nietigheid van de gewone sterveling. De bekendste tempels zijn gebouwd op de rechteroever van de Nijl. De tempel van Luxor is opgericht als huis voor Amon. In Karnak is vele eeuwen gebouwd aan een enorm tempelcomplex voor verschillende goden. De laan die naar de tempel leidt, is vaak afgezet door sfinxen om de tempel te bewaken. Typisch zijn ook de obelisken bij de ingang. Het poortgebouw of de pyloon is vaak voorzien van monumentale, zittende beelden. Ook de zuilen in de tempel zijn enorm groot. Farao Ramses II laat zich viermaal reusachtig groot afbeelden bij de ingang van zijn tempel in Aboe Simbel. Die tempel is een voorbeeld van een rotstempel, een tempel uitgehouwen in de rotsen.
oe
kunstuiting: een product van menselijke creativiteit: bouwkunst, schilderkunst, reliëf- en beeldhouwkunst, literatuur, muziek …
De kenmerken van de bouwkunst
e
18
Kunst voor goden en rijke, machtige mensen
2
Continuïteit, evolutie en verandering in de grafkunst
De Egyptenaren geloven in een leven na de dood. Daarom moet het lichaam na het overlijden goed bewaard worden. Alleen dan is er kans op een nieuw leven. Rijke en machtige personen besteden daarom veel aandacht aan de bouw van hun graf. BRON 3 - 4
Kunst voor goden en rijke, machtige mensen
1 . v. C 30
v. C 2 33
0
v. C
.
.
. v. C 70
NIEUWE RIJK
± 75
± 16
MIDDENRIJK
± 10
5 ± 0 v 15 . 50 C. v. C .
. 0
v. C 4
80 ± 21
± 20
0 0 ± 27
v. C
.
. v. C
. v. C 0 0 ± 31
OUDE RIJK
ROMEINSE PERIODE
VREEMDE HEERSERS
PTOLEMEÏSCHE PERIODE
eenmaking
si
e
die kunstuitingen worden gemaakt voor de goden, de farao en andere belangrijke, rijke personen. Personages worden volgens graad van belangrijkheid uitgebeeld. Hoe machtiger, hoe groter. Een beeld van een farao kan even groot zijn als dat van een god, want hij is ermee verbonden of hij is zelf een god. Vrouwen en kinderen van farao’s worden vaak (veel) kleiner afgebeeld. De typische houding van de figuren maakt de Egyptische kunst zeer herkenbaar. Het gezicht en de benen worden in zijaanzicht getoond, de schouders en het bovenlichaam frontaal (in vooraanzicht). Een neus zie je het best in zijaanzicht. De ogen zijn dan weer frontaal afgebeeld. De Egyptenaren beelden de onderdelen van hun figuren dus zo duidelijk mogelijk af. In het hiernamaals moeten ze namelijk kunnen zien, horen, ruiken en spreken. In het Oude Egypte worden personen mooier afgebeeld dan in de werkelijkheid. Dat noemt men idealiseren. Mannelijke figuren zijn slank en gespierd, met brede schouders. Vrouwen worden ook slank afgebeeld. Ze hebben smalle schouders. Hun gezicht is vaak vleziger. Hun lichaam is zichtbaar door de strakke kledij. Op die manier beantwoorden de beelden aan het Egyptische schoonheidsideaal. Dieren en planten worden vaak wel realistisch voorgesteld. Vanaf de regeerperiode van Echnaton worden personages realistischer uitgebeeld, bijvoorbeeld met een dikker buikje. De figuren lijken ook meer te bewegen. De Egyptenaren maken beelden uit verschillende materialen zoals hout, steen, koper, brons en ivoor. Frontaal afgebeelde staande figuren plaatsen de linkervoet vaak naar voren, terwijl het lichaam rust op het rechterbeen. Voor de kleuren inspireren schilders zich op de Egyptische natuur. Zwart verwijst naar het vruchtbare land, groen naar de planten, rood naar de woestijn, blauw naar de Nijl en goudgeel naar de zon.
idealiseren: iets mooier, beter voorstellen dan in werkelijkheid realisme: iets zo voorstellen/ afbeelden dat het (meer) overeenstemt met de werkelijkheid, de natuur
Pr
oe
fv
er
Vanaf ca. 2580 v.C. worden de grootste, echte piramides gebouwd voor de farao’s Cheops, Chefren en Mykerinos in Gizeh (bron 3F). Aan de grootste piramide, die voor Cheops, bouwen naar schatting ongeveer 15 000 arbeiders in 20 jaar tijd. Dat monumentale bouwwerk is gemaakt met 2,3 miljoen blokken kalksteen. Voor de grafkamer van farao Cheops worden blokken graniet gebruikt, waarvan de zwaarste 80 000 kg wegen. Oorspronkelijk zijn de zijden van de piramide vlak afgewerkt met glanzende, witte kalksteen. De architecten van de piramides willen koste wat het kost vermijden dat rovers de graven plunderen. Dat zou namelijk een leven na de dood onmogelijk maken. Daarom voorzien ze de piramides van vele schijndeuren en doodlopende gangen. Toch slagen grafrovers erin de piramides te plunderen. Om die reden verandert de grafbouw rond 1500 v.C. De farao’s willen niet meer in een piramide begraven worden. Ze vinden een andere oplossing: een graf diep in de de rotsen van de Vallei der Koningen (bron 4B). Maar grafrovers vinden ook die rotsgraven. Het bekendste rotsgraf is dat van farao Toetanchamon. In 1922 ontdekt de Britse archeoloog Howard Carter het vrijwel ongeschonden graf: een uitzondering! Belangrijke personen krijgen zeer veel gebruiks- en siervoorwerpen mee in hun graf voor hun leven in het hiernamaals. Bij farao’s worden de graven nog weelderiger versierd. Hun graven zijn overladen met zilveren en gouden voorwerpen, al dan niet bekleed met kostbaar glas en edelstenen.
3
De beeldende kunst: muurschilderingen, reliëfs en beeldhouwkunst
Archeologen vinden in en rond de tempels en graven veel beelden, muurschilderingen en reliëfs. Ook BRON 5
D HET OUDE NABIJE OOSTEN
91
KUNNEN
1 de begrippen ‘continuïteit’, ’evolutie’, ‘verandering’, ‘kunstuiting’, ‘mastaba’, ‘obelisk’, ‘sfinx’, ‘kolos’, ‘idealiseren’ en ‘realisme’ uitleggen 2 uitleggen waarom de Egyptische bouwwerken vaak zo monumentaal zijn 3 de evolutie van de mastaba tot de piramide van Cheops uitleggen 4 de oorzaak van de bouw van rotsgraven uitleggen 5 de typische houding van de figuren verwoorden 6 het onderscheid tussen grote en kleine figuren verklaren 7 de evolutie in de kunst vanaf de periode van Achnaton verwoorden
1 informatie opzoeken over bronnen 2 aantonen dat een tempel bij de Egyptenaren een andere functie heeft dan een christelijke kerk of een moskee 3 de delen van een zuil aanduiden op een afbeelding 4 de evolutie van de mastaba tot de echte piramide benoemen als continuïteit 5 de bouw van rotsgraven benoemen als verandering 6 op een afbeelding kenmerken van de beeldende kunst herkennen en benoemen 7 op een afbeelding realisme en idealiseren onderscheiden 8 met een afbeelding het kleurgebruik bespreken 9 het verband tussen politiek, kunst en godsdienst aantonen
si
e
KENNEN
RANDINFO
De Egyptische kunst wordt in latere tijden als voorbeeld gebruikt voor nieuwe gebouwen.
Pr
oe
fv
er
A De Egyptische tempel in de Antwerpse Zoo Het gebouw wordt in 1856 plechtig geopend en huisvest de olifanten.
B De glazen piramide op het binnenplein van het Louvre in Parijs De constructie uit 1989 vormt de ingang van het museum en is ontworpen door Ieoh Ming Pei.
92
LES 18
Kunst voor goden en rijke, machtige mensen
De tempel van Luxor
si
De tempel van Luxor, het vroegere Thebe, ca. 1400 v.C. De tempel is ca. 250 m lang en ca. 50 m breed en is gebouwd in zandsteen.
e
BRON 1
er
HISTORISCHE ACHTERGROND Via een laan met sfinxen bereik je de ingang van de tempel. Een sfinx heeft het lichaam van een leeuw en het hoofd van een farao, een god of een dier. Een dierenkop verwijst naar een godheid. De Egyptenaar gelooft dat de sfinx de toegang tot de tempel bewaakt. Het poortgebouw of de pyloon is de ingang van de tempel. Monumentale beelden stellen farao Amenhotep III en/of Ramses II voor, de bouwheren van de tempel. Voor de tempel staat een van de twee oorspronkelijke obelisken. Dat zijn enorm hoge, spitse, langwerpige stenen. Ze zijn vierhoekig en worden geleidelijk smaller. Bovenaan eindigen ze in een piramide. Een obelisk stelt een zonnestraal voor en verwijst naar de zonnegod Re. Het is ook een symbool voor de band tussen de farao en de zonnegod. Deze obelisk van 25 m hoog is gemaakt in één stuk roze granietsteen. Achter het poortgebouw is er een voorhof of binnenplein, omringd met zuilen. Een zuil bestaat uit een voetstuk, een schacht en een kapiteel. Achter het voorhof zijn er nog meer zuilenzalen. Het echte heiligdom of sanctuarium vind je achteraan. Daar vereren de hoogste priesters het beeld van de god. De Egyptenaren hopen dat de god de tempel aanvaardt als aardse verblijfplaats en dat hij zich verenigt met zijn beeld. Dan zal er geluk, orde en welvaart zijn. Een Egyptische tempel heeft dus een andere functie dan een christelijke kerk of een moskee.
Papyruszuilen
Pr
oe
fv
BRON 2
Bekijk de afbeelding en lees de historische achtergrond. • Benoem de figuren aan beide zijden van de toegangslaan. • Geef de naam van het spitse voorwerp bij de ingang van de tempel. Wat stelt het voor? • Wie stellen de beelden voor? Waarom zijn ze zo groot? • Wat is de functie van de tempel? Wat is het verschil met een christelijke kerk en een moskee?
Papyruszuilen in de tempel van Edfu, gebouwd tussen 237 en 57 v.C. • Waarom noemt men dit papyruszuilen? • Uit welk onderdeel van de zuil kun je dat het best afleiden?
D HET OUDE NABIJE OOSTEN
93
BRON 3
A
Evolutie van mastaba tot piramide A Mastaba B Trappenpiramide van Djoser (Sakkara) C Piramide van Snofroe (Meidoem) D Knikpiramide van Snofroe (2615 v.C.) E Rode piramide van Snofroe F Piramide van Cheops B
• Toon aan dat het hier om een evolutie gaat. Welke nieuwe elementen zorgen ervoor dat een bestaand type graf ontwikkelt tot een ander type graf? F E
D
C
B
er
si
e
A
D
Pr
oe
C
Vindplaats: Sakkara, Egypte Datering: ca. 2650 v.C. Afmetingen: 121 m x 109 m x 62,5 m hoog
fv
Vindplaats: Meidoem, Egypte Datering: waarschijnlijk tussen ca. 2750 v.C. en ca. 2600 v.C Afmetingen: ca. 103 m x 52 m
Vindplaats: Meidoem, Egypte Datering: ca. 2600 v.C. Afmetingen: 147 m x 147 m x 93,5 m (nu: 70 m hoog) E
Vindplaats: Dashoer, Egypte Datering: ca. 2600 v.C. Afmetingen: 220 m x 220 m x 105 m hoog
94
LES 18
Kunst voor goden en rijke, machtige mensen
Vindplaats: Dashoer, Egypte Datering: ca. 2600 v.C. Afmetingen: 190 m x 190 m x 105 m hoog F
Vindplaats: Gizeh, Caïro, Egypte Van links naar rechts: voor de farao’s Mykerinos, Chefren en Cheops Datering piramide van Cheops: tussen ca. 2580 v.C en ca. 2560 v.C. Afmetingen piramide van Cheops: ca. 230 m x ca. 230 m x 146 m hoog (nu: ca. 140 m hoog)
BRON 4 De grote piramides en de sfinx van Gizeh
si
e
A
De Vallei der Koningen
Pr
oe
fv
B
er
De sfinx in Gizeh, Caïro, Egypte, 73 m x 19 m x 20 m hoog • Op de achtergrond in het midden de piramide van farao Mykerinos (108 m x 108 m x 61 m hoog), rechts die van farao Chefren (215 m x 215 m x 136 m hoog)
De Vallei der Koningen, in de bergen bij Thebe • Vanaf ca. 1500 v.C. laten de farao’s en belangrijke personen daar de graven uithouwen. • Vergelijk beide afbeeldingen. Wat verandert er in het maken van graven? • Welk systeem biedt meer veiligheid tegen grafrovers? • Waarom is het in het Oude Egypte belangrijk dat een graf niet geplunderd wordt?
D HET OUDE NABIJE OOSTEN
95
BRON 5
Muurschildering
er
si
e
A
Beeldende kunst
fv
Vindplaats: Luxor, het vroegere Thebe Datering: ca. 1350 v.C. Afmetingen: 98 cm x 115 cm x 22 cm dik, British Museum, Londen
oe
Het fragment is afkomstig uit de grafkamer van de schrijver (ambtenaar) Nebamoen. Hij staat afgebeeld op een boot, terwijl hij op vogels jaagt. Achteraan op de boot staat zijn vrouw. Tussen zijn benen zit hun dochtertje. We zien de oevers van de Nijl met de typische plantengroei.
Pr
Bekijk de muurschildering nauwkeurig. • Noem 5 kleuren die de schilder gebruikt. • Beschrijf vanuit welk gezichtspunt het hoofd, de schouders en het bovenlichaam van de man en de vrouw worden afgebeeld. • Hoe geeft de kunstenaar de verhoudingen tussen de personen weer?
96
LES 18
Kunst voor goden en rijke, machtige mensen
Beeldhouwwerk
oe
fv
er
si
e
B
Pr
© Bridgeman Images
Vindplaats: Gizeh, Caïro, Egypte Datering: tussen 2490 en 2472 v.C. Afmetingen: 142 cm x 57 cm x 55,2 cm dik, Museum of Fine Arts, Boston Farao Mykerinos wordt uitgebeeld met een strak gezicht, brede schouders, een strak bovenlichaam en gespierde armen. Zijn echtgenote heeft een vleziger gezicht, smalle schouders en is slank. Haar mooie lichaam is zichtbaar door haar strakke kledij. Beiden beantwoorden aan het Egyptische schoonheidsideaal. De linkervoet van de farao staat naar voren, maar zijn lichaam rust nog op het rechterbeen. Beiden tonen geen emoties en kijken voor zich uit.
• Beschrijf de houding van de beelden. • Welke onderdelen van de muurschildering en de beelden zijn realistisch? Welke zijn geïdealiseerd? Verklaar je antwoord. • Bekijk bron 5 in les 16 aandachtig. Toon met twee elementen aan dat farao Achnaton en zijn vrouw meer realistisch zijn afgebeeld.
D HET OUDE NABIJE OOSTEN
97
Elk jaar bezoeken duizenden toeristen met volle bewondering de kunstwerken uit het Oude Egypte. Maar er zijn nog veel vragen waarop we geen antwoord hebben. Hoe werden de piramides gebouwd? Welke technische en wetenschappelijke kennis hebben de Oude Egyptenaren?
De vizier kiest in overleg met de farao de plaats en houdt toezicht tijdens de bouw. Priesters leiden en organiseren mee. Een grote groep mensen is voortdurend bezig met het bouwproject: kunstenaars, ambachtslieden, werklui, schrijvers voor de administratie, boeren, slaven enz. Tijdens de overstromingen steken wellicht veel mensen een handje toe. Dan kunnen ze toch maar weinig doen op het veld. Veel Egyptenaren zien het als een eer om mee te mogen werken aan de toekomstige rustplaats van hun koning.
Tussen 2670 en 2500 v.C. wordt in Egypte ongeveer 25 miljoen ton steen in piramides omgezet. De grote piramide van Cheops alleen al weegt ongeveer 7 miljoen ton. Wetenschappers weten nog steeds niet zeker hoe de piramides zijn gebouwd. Voor de bouw van de piramide begint, wordt het terrein afgevlakt. Tegenwoordig doen we dat met een waterpas. De Oude Egyptenaren graven geultjes en laten die vollopen met water. De steengroeven van Aswan en Toera leveren de kalksteen voor de piramides van Gizeh. Aswan ligt op 800 km van de bouwplaats en zorgt voor de roze granietsteen. Dat gesteente wordt gebruikt als afdeklaag en als materiaal voor steunpilaren en grafversieringen. Het vlakbij gelegen Toera, op de oostelijke Nijloever, zorgt voor de kalksteen. De steenblokken wegen gemiddeld 2,5 ton. De Egyptenaren houwen die uit de rotsen en laden ze daarna op sleden. Men trekt die sleden over boomstammen die constant met water worden begoten om ze gemakkelijker te doen glijden. Na heel wat moeite bereikt men de oever van de Nijl. Vandaar vertrekken de schepen om het gesteente naar de bouwwerf te brengen. Hoe de stenen op elkaar gestapeld worden tot een piramide is nog altijd een raadsel. Misschien gebruiken ze een aarden of bakstenen aanvoerweg die alsmaar meer gaat hellen en zich als een spiraal rond de piramide slingert. Misschien bouwen ze laag per laag. De aanvoerweg wordt dan later afgebroken. Recente onderzoeken wijzen erop dat de bouw van de grote piramide (Cheops) ongeveer 25 jaar heeft geduurd. Men denkt nu dat er slechts tienduizend arbeiders op de bouwwerf nodig waren. BRON 1-2-3 - 4
Pr
oe
fv
er
gril: kuur, sterk wisselende stemming, inval
De piramides zijn de stille getuigen van een ver doorgedreven vakmanschap
e
1
 
si
19
Wetenschap en techniek in het Oude Egypte
98
LES 19
Wetenschap en techniek in het Oude Egypte
2
  De Egyptenaren kennen de principes van de meetkunde en ze bestuderen de sterren
Jaarlijks overstroomt de Nijl en komen de akkers aan de oevers blank te staan. Na het wegtrekken van het water moeten de gronden opnieuw afgebakend en opgemeten worden. De Egyptenaren gebruiken zowel het tiendelige als het twaalfdelige stelsel. Zij kunnen de oppervlakte van een driehoek, trapezium en piramide vrij goed berekenen. Voor de irrigatie van de akkers gebruiken ze ingenieuze uitvindingen zoals het scheprad en de sjadoef. De Egyptenaren beschouwen de sterrenbeelden en planeten als verschijningsvormen van de goden. Ziekten, rampen en natuurgeweld brengen ze in verband met de stand van bepaalde sterren en planeten en aldus met de grillen van de goden. De priesters bestuderen dagelijks de sterren. Zij leggen het verband tussen de stand van bepaalde hemellichamen en de gebeurtenissen op aarde: zo kondigt het verschijnen van de ster Sirius (Hondsster of godin Sothis) de grote overstroming van de Nijl aan. Dat gebeurt in het midden van de zomer en geldt als het begin van het jaar. BRON 5
1 . v. C 30
v. C 2 33
0
v. C
ROMEINSE PERIODE
VREEMDE HEERSERS
PTOLEMEÏSCHE PERIODE
anatomie: de leer van de vorm en de samenstelling van bv. een lichaam
er
De Oude Egyptenaren hebben al wat kennis van het menselijk lichaam
si
De Egyptenaren verdelen een jaar in drie jaargetijden van elk vier maanden: de overstromingstijd (julioktober), de zaai- en groeitijd (november-februari) en de oogsttijd (maart-juni). De jaartelling laten ze herbeginnen met iedere nieuwe koning.
e
eenmaking
3
.
.
. v. C 70
NIEUWE RIJK
± 75
± 16
MIDDENRIJK
± 10
5 ± 0 v 15 . 50 C. v. C .
. 0
v. C 4
80 ± 21
± 20
0 0 ± 27
v. C
.
. v. C
. v. C 0 0 ± 31
OUDE RIJK
Pr
oe
fv
BRON 6 De Egyptische artsen kunnen bepaalde ziekten genezen. Ze maken geneesmiddelen op basis van planten. Waarschijnlijk hebben de artsen ook heel wat geleerd door het mummificeren. Toch werken artsen en zij die mummificeren volledig los van elkaar. Het gaat om twee volledig aparte beroepen. Artsen ontlenen hun kennis over de anatomie vooral aan ervaringen uit de veeteelt en het opensnijden van slachtdieren. De ziekenzorg is een mengelmoes van geneeskunde, toverij en geestenbezwering. De mummificatietechnieken wijzen erop dat de Oude Egyptenaren inzicht hebben in de werking van bepaalde stoffen: natriumzout om het lichaam uit te drogen, hars en was om lege holtes op te vullen, plantaardige oliën om op het linnen te smeren enz.
KENNEN 1 vertellen waar de Egyptenaren hun gesteente halen 2 uitleggen hoe en met welke materialen men steen bewerkt 3 het transport van de steengroeve naar de oever van de Nijl uitleggen 4 één theorie over de constructie van een piramide geven 5 opnoemen wie er allemaal meewerkt aan een piramide 6 de verschillende jaargetijden in het Oude Egypte opnoemen 7 de kennis over het menselijk lichaam bij de Egyptenaren verklaren 8 vier kennisgebieden opnoemen waartoe de Egyptenaren een bijdrage leveren
KUNNEN 1 een tekening (bron 2 en 3) met eigen woorden uitleggen 2 twee verschillen geven tussen onze geneeskunde en onze kalender en die van het Oude Egypte 3 twee feiten over wetenschap en/of techniek in het Oude Egypte via het internet vinden 4 een bron indelen bij een soort
D HET OUDE NABIJE OOSTEN
99
BRON 1
Sporen van steenbeitels in granietgroeven De steenhouwers houwen al dat gesteente met hamers en beitels van doleriet, een heel hard gesteente. Ze werken ook met houten hamers en met koperen en bronzen gereedschap. Ze ontginnen de steenblokken door met beitels sleuven te hakken rond de gewenste blokgrootte. Daarna wrikken ze de stenen los met hefbomen. Een andere werkwijze is gaten kloppen in de steen om ze daarna met houten wiggen op te vullen. Die gaten worden met water gevuld. Door de uitzetting van het hout barst de steen los van de rots.
Helling van een steengroeve in Midden-Egypte
B
Het vervoer van een beeld van 60 ton Wandtekening uit het graf van Djehoetihetep, ca. 2119 v.C.
oe
fv
er
si
BRON 2 A
e
• Wat is de bedoeling van de gaten? • Waarom gaan de steenhouwers op die manier te werk? • Leg met je eigen woorden de twee verschillende werkwijzen uit.
Pr
• Hoe vervoert men zware stenen voorwerpen in het Oude Egypte? • Geef de taakverdeling van de verschillende figuren. Een tip: er zijn wel zes taken te zien!
BRON 3
Een piramide in opbouw
De tekening illustreert een van de theorieën over de bouwwijze van een piramide.
• Beschrijf hoe men de stenen op de juiste plaats van de bouw krijgt.
100
LES 19
Wetenschap en techniek in het Oude Egypte
A
B
• Vergelijk bron 4A met 4B. Waar spreken de teksten elkaar tegen? Waar geven ze elkaar gelijk? • Welk van de twee bronnen is een werk? • Hoeveel jaar na de bouw van de piramide van Cheops schrijft Herodotus? • Formuleer zelf een vraag over zijn geschriften.
De sjadoef, een apparaat om water te scheppen (Deir el-Medina, graf van Ipoei, ca. 1240 v.C.)
• Beschrijf wat je ziet.
Pr
oe
fv
BRON 5
Vertaling van: David Roberts, Age of Pyramids (De tijd van de Piramides), National Geographic
er
Uit: Herodotus, Historiën, II 124 Herodotus (485-425 v.C.) is een Griekse geschiedschrijver die door de wereld van de oudheid reist. Veel van zijn geschriften berusten op waarnemingen. Hij wil voorkomen dat het verleden van de mensheid verloren gaat. Ondanks zijn kwaliteiten is hij soms lichtgelovig.
De archeoloog Hawass onderzocht graven van werkers. Hun skeletten vertonen slijtage en letsels van het slepen van stenen. Sommigen misten vingers, anderen ledematen. (...) Om de zware arbeid die de bouw van een piramide vergde beter in te schatten, heeft de onderzoeker Mark Lehner met een groep medewerkers een piramide van negen meter hoog gebouwd. Zij gebruikten dezelfde kalksteen uit Toera als voor de piramides van Gizeh ... Lehner gebruikte een hellende aanvoerweg die zich langs zijn piramide in opbouw slingerde. Hij en zijn medewerkers kwamen tot de conclusie dat twaalf mensen volstaan om een blok op zijn plaats te krijgen. Een blok werd over de aanvoerweg naar omhoog geschoven met woestijnklei en water als glijmiddel ... Uiteindelijk berekende Lehner dat niet meer dan tienduizend arbeiders nodig zijn op de bouwwerf om een grote piramide te bouwen ...
e
Cheops gaf alle Egyptenaren het bevel om voor hem te werken. Zo verplichtte hij de enen rotsblokken uit de groeven in de Arabische bergen te halen en die naar de Nijl te slepen; anderen belastte hij die stenen, op schepen, naar de andere oever van de stroom te brengen en ze dan naar het Libische gebergte te sleuren. Er werd met 100 000 man tegelijk gewerkt. Iedere groep werkte drie maanden. Men werkte tien jaar aan de aanleg van een weg. Daardoor raakte het volk totaal uitgeput. Mijns inziens is dit werk niet veel geringer geweest dan de bouw van de piramide zelf …
si
BRON 4
BRON 6
Medische teksten
Astma: een mengeling van warme kruiden op een steen opgewarmd, zodat de patiënt de dampen kan inademen. Kanker: ‘een tumor tegen de god Xenus’, daartegen kun je niets doen. Ogen: een bereiding op basis van dierlijke lever kan nachtblindheid verbeteren. Kledij: kan worden beschermd tegen muizen en ratten met vet van katten. Overlijden: een halve ui en bierschuim zijn een prima remedie tegen de dood. Guineaworm: rol het uiteinde van de worm op een stokje en trek langzaam uit.
• Toon aan dat de Egyptische ziekenzorg een mengelmoes van geneeskunde en magie is. • De Oude Egyptenaren hebben voor sommige kwalen al goede remedies. Bespreek de remedies uit deze bron klassikaal.
Fragmenten uit: het Papyrus Ebers. Het Papyrus Ebers is een van de oudst bekende medische teksten. Het wordt gedateerd tussen de 16e en 14e eeuw v.C. De papyrusrol is 20 m lang en telt 110 pagina’s. In de inleiding staan magische formules die de arts moeten beschermen tegen de demonen die de ziekten veroorzaken. Maar de 877 remedies tegen allerlei ziekten tonen eveneens dat de Egyptenaren ook een degelijke wetenschappelijke kennis hebben opgebouwd.
D HET OUDE NABIJE OOSTEN
101
Egypte ken je ondertussen al wat beter. Mesopotamië of het Tweestromenland is in les 12 even aan bod gekomen. In deze les ga je op zoek naar overeenkomsten en verschillen tussen beide culturen. Overstromen de Tigris en de Eufraat ook elk jaar in Mesopotamië? Bouwt men er ook immense piramides?
1
Mesopotamië is vruchtbaar
Pr
oe
fv
er
si
BRON 1 De Tigris en de Eufraat ontspringen in de bergen van het huidige Turkije. Beide rivieren monden uit in de Perzische Golf. Het vruchtbare gedeelte ligt hoofdzakelijk tussen beide stromen in. Mesopotamië is van buitenaf veel makkelijker te bereiken dan Egypte. Zo heeft het gebied regelmatig af te rekenen met indringers die aangelokt worden door de grote vruchtbaarheid van het land. In het noorden valt er voldoende neerslag en is normale landbouw mogelijk, maar naar het zuiden toe begint de woestijn. Daar regent het weinig of niet. Landbouw is er enkel mogelijk na irrigatie. Als in de lente de sneeuw in de bergen smelt, kunnen beide rivieren in het laagland (= in het zuiden) buiten hun oevers treden. Zoals in Egypte wordt ook hier een zeer vruchtbaar slib op het land afgezet. Een nadeel is wel dat de overstroming zich net voordoet in de zaaitijd. De boeren moeten dus een tijdlang wachten met het bewerken van hun akkers. De overstroming is ook heel onregelmatig. Soms stijgt het water onvoldoende en blijft een overstroming uit. Soms is de stijging zo groot dat het meer lijkt op een echte zondvloed. Het verschil tussen de hoogste en de laagste stand van het rivierwater bedraagt gemiddeld vier meter.
samenleving en vergelijken die met wat je geleerd hebt over Egypte. Oorspronkelijk beschouwt men in Sumerische steden de stadsgod als heerser. De koning oefent als plaatsvervanger van de godheid de macht uit. Stilaan wordt de koning zelf ‘god’ genoemd. Vanaf dan wordt zijn macht ‘goddelijk’ en dus onbeperkt. De koning laat zich bijstaan door een aantal voorname helpers. Tot die bevoorrechte klasse behoren de priesters, die de goden gunstig moeten stemmen, en de edelen, die mee besturen of optreden als rechter. Ook de handelaars kunnen dankzij hun rijkdom een grote invloed uitoefenen op het bestuur. De inwoners van Mesopotamië drijven druk handel met andere gebieden om het tekort aan metaal, hout en steen aan te vullen. Onder die drie bevoorrechte groepen staat de rest van de bevolking, met van belangrijk naar minder belangrijk: de soldaten, de ambachtslieden, de landbouwers en de slaven. De Babylonische koning Hammoerabi (1728 tot 1686 v.C.) stelt een geschreven wet op waaraan iedereen zich moet houden. Niet iedereen is gelijk voor die wet: voor hetzelfde vergrijp wordt een edelman bijvoorbeeld minder streng gestraft dan een arme boer.
e
20
Mesopotamië en Egypte met elkaar vergeleken
2
Achtereenvolgens domineren drie volkeren Mesopotamië
Mesopotamië kan in drie delen worden ingedeeld: Sumerië, Babylonië (met de steden Babylon en Akkad) en Assyrië (met de steden Assoer en Ninive). Sumeriërs, Babyloniërs en Assyriërs hebben achtereenvolgens een belangrijke rol gespeeld in Mesopotamië. Toch komt in deze les de geschiedenis van die drie volkeren weinig of niet aan bod. We beperken ons tot de voornaamste kenmerken van hun BRON 2
102
LES 20 Mesopotamië en Egypte met elkaar vergeleken
3
De inwoners van Mesopotamië vereren veel goden
In elke stad staat een tempel waar priesters offers kunnen brengen aan de goden. De goden zijn onberekenbaar, kunnen plots boos worden en moeten daarom dagelijks offers krijgen. Kwade goden kunnen immers de mensen straffen met misoogsten, oorlogen en ziekten. De Sumeriërs geloven in een triest leven na de dood. In tegenstelling tot de Egyptenaren denken ze dat het hiernamaals een donkere en koude wereld is. De kleren bestaan er uit pluimen zoals bij de vogels en men krijgt er enkel stof en beeldklei te eten! Alleen de koning zou het er iets beter hebben. De doden worden in de grond begraven. De bodem wordt achteraf met de
1 . v. C 0 ±6
0 6 ±1
Mesopotamië is arm aan steen, maar klei is er in overvloed. Dat materiaal vormt dan ook de voornaamste grondstof voor hun huizen, tempels en paleizen. Gewoonlijk worden de binnenmuren opgetrokken uit in de zon gedroogde kleisteen. De buitenmuur bestaat uit in ovens gebakken steen. Bij gewone regenval biedt dat voldoende bescherming, maar bij een overstroming of een hevig onweer kunnen prachtige gebouwen veranderen in gigantische modderhopen. Om zich beter tegen aanvallen te verdedigen, bouwt men stevige wallen rond de steden. Centraal in de stad staat meestal de tempel. Die bestaat uit een reeks gebouwen, waarvan de tempeltoren of ziggurat het belangrijkste deel is. Ziggurats kun je omschrijven als vierkante piramides van gestapelde blokken of terrassen. Op het bovenste terras staat een tempel. Een lange steile trap leidt naar de top. De buitenmuren van tempels, poorten en paleizen worden meestal versierd met geglazuurde tegels, waarop in schitterende kleuren voornamelijk leeuwen, stieren en mythische dieren worden afgebeeld. Het laagje glazuur biedt bescherming tegen de regen en de schurende werking van het zand.
5
e
Kunst en wetenschap in Mesopotamië
ziggurat: tempeltoren in Mesopotamië
si
BRON 5-6-7-8 Koningen, jacht- en oorlogstaferelen, gevleugelde stieren en goden voorgesteld als mensen worden in prachtige reliëfs en halfverheven beeldbouwwerken voorgesteld. In Mesopotamië worden ook beelden gemaakt. In vergelijking met de Egyptische beelden zijn ze kleiner in aantal en meestal niet zo groot. Steen moet immers worden ingevoerd. De Sumeriërs vinden ca. 3500 v.C. het wiel uit. De Babyloniërs denken dat ze de grillen van de goden kunnen voorspellen aan de hand van voortekens. Daarom bestuderen de priesters vanaf de ziggurats de sterren om de toekomst te weten te komen. Zij kunnen zelfs zons- en maansverduisteringen voorspellen! De Babyloniërs zijn zeer bedreven in de rekenkunde: zij kennen het tiendelig en het zestigdelig (of twaalfdelig) stelsel. Zieken worden genezen door een combinatie van geneesmiddelen en toverij. Tovermiddelen moeten de boze geesten die mensen ziek maken, helpen verdrijven.
Pr
oe
fv
BRON 3-4
ASSYRIË
er
Klei is in Mesopotamië het belangrijkste bouwmateriaal
9
v. C 0
0 0 0 ±2
0 35 ±2
BABYLON
grond gelijkgemaakt zodat niets erop wijst dat er een graf is. De joden zijn verwant aan de meeste Mesopotamische volkeren. Zij vereren echter in tegenstelling tot de anderen slechts één god: Jahweh.
4
.
. v. C
. v. C
. v. C 0 50 ±3
SUMERIË
KENNEN 1 een verschil of een gelijkenis geven tussen Mesopotamië en Egypte op het gebied van aardrijkskunde, politiek, godsdienst, bouwkunst, kunst en wetenschap; over elk onderdeel moet je voldoende uitleg kunnen geven; bekijk daarom de documenten en lees natuurlijk de lestekst.
KUNNEN 1 op een blinde kaart de woongebieden van Sumeriërs, Babyloniërs en Assyriërs aanduiden 2 een schema van een lestekst maken 3 bronnen met elkaar vergelijken 4 een bron met behulp van opdrachten ontleden
D HET OUDE NABIJE OOSTEN
103
BRON 1
Kerngebieden van Mesopotamië
BRON 2 A
B
Een stuk uit het wetboek van Hammoerabi
Ik, Hammoerabi, koning van Sumer en Akkad, de volmaakte koning. De grote goden hebben mij uitverkoren. Ik ben de herder die heil brengt, wiens staf recht is en die mijn weldoende bescherming uitspreidt over mijn stad, tegen mijn borst houd ik de mensen van Sumer en Akkad; onder mijn hoede heb ik ze laten leven in vrede, in mijn wijsheid heb ik ze beschut. Ik heb mijn kostbare wil op een gedenksteen geschreven voor mijn beeld als Koning der rechtvaardigen opdat de machtige de zwakke niet zou verdrukken. (...) Mijn woorden zijn uitverkoren, mijn wijsheid vindt haar gelijke niet. (…) Als een dokter een edelman tijdens de behandeling een oog laat verliezen, worden zijn handen afgehakt. Als een arme burger in dezelfde omstandigheden zijn oog verliest, moet de dokter als schadevergoeding 50 shekels goud betalen (1 shekel = 14 gram). Als hij een slaaf blind maakt, moet hij de helft van de waarde van de slaaf aan de eigenaar van de slaaf betalen.
fv
er
si
Basaltzuil met daarop het wetboek van koning Hammoerabi
e
• Welke drie grote gebieden vind je op de kaart in Mesopotamië? • Geef een belangrijke stad in elk gebied. • Geef twee hedendaagse landen die in Mesopotamië liggen.
In welk maatschappelijk domein hoort deze bron thuis? Is het een primaire of secundaire bron? Is 2B een bewerkte of originele bron? Waarom zou de koning zijn wettekst op een zuil geplaatst hebben? Op welke historische vraag biedt dit wetboek het best een antwoord? a Konden de Babyloniërs schrijven? b Was in Babylon iedereen gelijk voor de wet? • Wat denk je over de manier waarop de koning zichzelf beschrijft? Zouden de mensen uit zijn tijd hetzelfde als jij gedacht hebben?
Pr
oe
• • • • •
BRON 3
Een ziggurat of tempeltoren
De eerste tempels waren rechthoekige gebouwen op een laag platform. Omdat het geheel met kleisteen is gebouwd, moet men regelmatig de oude tempel afbreken en vervangen door een nieuwe. Het afbraakmateriaal of puin werd niet verwijderd, maar gebruikt om het platform te verhogen. Zo ontstonden er reusachtige ‘platformziggurats’. • Geef drie verschillen tussen een platformziggurat en een trappenpiramide.
104
LES 20 Mesopotamië en Egypte met elkaar vergeleken
Uittreksel van het wetboek van Hammoerabi De Babylonische koning Hammoerabi (1728-1686 v.C.) stelt tijdens zijn regeerperiode een strenge, geschreven wetgeving op.
BRON 4
BRON 5
BRON 6
e
Babylon betekent ‘poort van de goden’. De stad telt in totaal acht poorten, waarvan de Ishtarpoort de hoofdingang was. De poort is bezet met blauwe, geglazuurde tegels met afbeeldingen van draken en andere mythologische figuren. De poort werd herbouwd in het Pergamonmuseum van Berlijn.
fv
er
si
Gevleugelde stier met een mensenhoofd Hij houdt de wacht bij het paleis van de Assyrische koning Sargon II (ca. 707 v.C.) met de bedoeling kwade geesten af te weren. De stier heeft in totaal vijf poten. Van opzij zie je er vier en van voren twee. Hoogte ca. 4 m, gewicht ca. 16 ton
Pr
BRON 7
oe
• De Assyrische koningen laten zich graag afbeelden in gevecht met leeuwen. Waarom, denk je?
De Babylonische wiskundigen ontdekken hoe je ongeveer de oppervlakte van een cirkel kunt berekenen. Zij maken vierkanten of zeshoeken in en om de cirkel, en nemen dan de helft van de gezamenlijke oppervlakte van de binnen- en buitenfiguren.
BRON 8 De uitvinding van het wiel: de Sumeriërs ontdekken omstreeks 3500 v.C. hoe je een wiel kunt maken door drie stukken aan elkaar te bevestigen.
D HET OUDE NABIJE OOSTEN
105
Je weet al dat de stroomculturen elk een schrift ontwikkelen. Dat helpt hen bij de organisatie en het bestuur. Het eerste schrift ontstaat zo in Mesopotamië omstreeks 3500 v.C. Welke verschillen bestaan er? Welke schrijfmaterialen gebruikt men? Bestaan er vandaag nog verschillende schriften?
1
106
medeklinkers het belangrijkst zijn. Later voegen de Grieken daar de klinkers aan toe. Ons alfabet (ABC) is gebaseerd op het Griekse systeem. De benaming komt overigens van de twee eerste letters uit de Griekse verzameling tekens: alfa en bèta.
si
De schrijfmaterialen variëren naargelang van de streek
er
2
Als schrijfmateriaal gebruikt men producten die in de streek te vinden zijn. In Egypte groeit er veel papyrusriet. Van die plant maakt men grote gladde rollen om op te schrijven. De Egyptische inkt is vast en wordt vlak voor het gebruik vloeibaar gemaakt. De Egyptenaren gebruiken zwarte en rode inkt: de zwarte bestaat uit roet en lijm en de rode uit kwik- of loodverbindingen. De pennen om mee te schrijven worden uit riet gesneden. In Mesopotamië echter gebruikt men voornamelijk zachte klei, waarin men met een houten stokje schrijft. Beschreven klei laat men opdrogen tot hij hard is.
fv
Pr
Semieten: volkeren die een Semitische taal spreken; Assyrisch, Aramees, Fenicisch, Hebreeuws en Arabisch zijn voorbeelden van Semitische talen. Het Oud-Egyptisch is voor de helft Semitisch. De andere helft behoort tot een Afrikaanse taalfamilie (Hamitisch).
BRON 1-2-3 - 4 In een beeldschrift bedoelen de tekens wat ze voorstellen of uitbeelden. Men noemt ze ook wel pictogrammen. Bij een klankschrift worden de tekens gebruikt om bepaalde klanken op te schrijven. Die tekens zijn soms niet meer herkenbaar als een tekening. Als een teken een groep klanken of een lettergreep uitbeeldt, dan spreekt men ook wel over een lettergrepenschrift. De eerste schriften zijn vaak een mengeling van beeld- en klankschrift. Hiërogliefen zijn de Egyptische schrifttekens. De Egyptenaren hebben veel hiërogliefen die voor ons moeilijk te lezen zijn. Het hiërogliefenschrift is een vermenging van beeld- en klankschrift. Om het nog moeilijker te maken: je mag sommige tekens niet uitspreken. Ze geven extra informatie om een ander teken juist te begrijpen. De eerste hiërogliefen verschijnen omstreeks 3300 v.C. Ze worden tot in de 4e eeuw gebruikt. De vorm van de tekeningen in Egypte wijzigt nooit. De beelden blijven goed herkenbaar. Er komen zelfs voortdurend nieuwe bij. Het aantal hiërogliefen stijgt zo van 500 tot 5000 tekens. In Mesopotamië verandert het uitzicht van het schrift rond 2900 v.C. Beelden in klei tekenen is immers moeilijk. Men vervangt de beelden door hun ruwe vorm. Later verdwijnt die vorm helemaal. Er blijven alleen nog enkele wig- of spijkervormige indrukken in de klei over. Door die vormen spreekt men over spijkerschrift. Dat schrift is eveneens een versmelting van beeld- en klankschrift. De Feniciërs wensen voor hun handelscontacten met andere volkeren een eenvoudiger schrift. Zij gebruiken bestaande spijkerschrifttekens om er uitsluitend klanken mee neer te schrijven: het eerste zuivere klankschrift is geboren. De Feniciërs noteren geen klinkers, omdat in de Semitische talen de
oe
Feniciërs: een volk van handelaars en zeevaarders dat zich oorspronkelijk aan de kusten van het huidige Syrië en Libanon vestigt. De Feniciërs beheersen de Middellandse Zee van de 11e-10e eeuw v.C. tot de 8e eeuw v.C. De Feniciërs stichten overal handelsposten. De bekendste is Carthago in Noord-Afrika.
Er bestaan beeldschriften en klankschriften
e
21
De evolutie van het schrift
LES 21 De evolutie van het schrift
3
Bij de stroomculturen leert slechts een elite lezen en schrijven
Alleen de kinderen uit de betere standen, de priesteren de adelstand bijvoorbeeld, gaan naar school. De opleiding duurt heel lang. De leerlingen moeten veel oefenen om de duizenden tekens perfect te kunnen lezen en tekenen. Daarnaast leren ze ook rekenen en meten. Na hun opleiding krijgen ze in ruil voor al die moeite een hoge positie. De koning heeft hen immers nodig voor zijn boekhouding. Naast administratieve teksten schrijft de schrijver over andere zaken: veldtochten van zijn koning, verhalen over helden of goden en soms ook zijn eigen gedachten of gevoelens.
14
88 ±
17
2 86
±
0
±
. v. C
0
51
1
. v. C
v. C 0
30
±
±3
±3
50
0
v. C
.
.
Het ontstaan van het schrift
Egypte + Indië
China
onze gewesten
Rusland
Australië
Sumerië
RANDINFO Een Egyptische schrijver
e
Er bestaan vandaag in de wereld nog verschillende klankschriften met een eigen alfabet. Naast ons alfabet heb je o.a. het Cyrillisch, het Koptisch, het Arabisch en het Hebreeuws. Maar niet alle schriften gebruiken klanktekens om te schrijven. Zo gebruikt het Chinees tekens, karakters genaamd, die een bepaald idee uitdrukken. Er bestaan tekens voor man, vrouw, huis, water enz. Door die ‘radicalen’ lichtjes te veranderen of te combineren met andere radicalen verkrijgen de Chinezen andere begrippen: men combineert bijvoorbeeld de tekens brein en hart om het begrip denken uit te beelden. Het karakter boom bestaat uit de tekens voor takken, wortels en vruchten.
5
oe
fv
er
BRON 5
karakter: een Chinees schriftteken
si
4
Ook nu bestaan er nog verschillende alfabetten en schriftsoorten
In het computertijdperk zijn er nog veel analfabeten
Pr
We schrijven nu nog altijd met pen en papier. Als we de teksten die we schrijven, doorgeven of kopiëren, kunnen andere mensen onze teksten lezen. Maar we schrijven meer en meer met het klavier van onze computer, tablet of smartphone. Via het internet kunnen we duizenden mensen bereiken. De meerderheid van de wereldbevolking kan lezen en schrijven, toch zijn er nog altijd meer dan 700 miljoen volwassenen, vooral vrouwen en jonge meisjes, analfabeet. Ook bij ons in België zijn er ondanks de leerplicht, nog analfabeten, zowel volwassenen als jongeren.
Een Egyptisch beeld uit het Oude Rijk, beschilderde kalksteen, albast en bergkristal, 53,7 cm hoog, Louvre, Parijs
KENNEN 1 het verschil tussen klank- en beeldschrift uitleggen 2 drie soorten schrift uit het verleden met hun belangrijkste kenmerk opnoemen 3 het verschil tussen hiërogliefen en spijkerschrift verklaren 4 de schrijfmaterialen in Egypte en Mesopotamië en het hedendaagse België geven 5 de herkomst van ons alfabet uitleggen 6 twee voorbeelden van niet-westerse schriften geven
KUNNEN 1 voorbeelden van schriftsoorten herkennen en benoemen 2 bronnen ontleden en met elkaar vergelijken 3 verschil en gelijkenis geven tussen het analfabetisme in Egypte en Mesopotamië enerzijds en België vandaag anderzijds
D HET OUDE NABIJE OOSTEN
107
BRON 1
Het palet van Narmer, ca. 3100 v.C.
1A 1B
64 cm x 42 cm, Egyptisch Museum, Caïro Het is een van de oudste archeologische vondsten met hiërogliefen. Omstreeks 3100 v.C. verovert Narmer Neder-Egypte. Hij is de farao van Opper-Egypte. Bovenaan op het palet (1) vind je twee tekens: een vis (1A) en een beitel (1B). In het Egyptisch wordt dat ‘nar’ en ‘mer’. Zij vormen samen de naam van de overwinnaar.
2
3
Een spijkerschrifttablet
fv
er
si
BRON 2
e
• De valk (2) stelt de god Horus voor. Wat doet hij op de afbeelding? • Naar welk deel van Egypte verwijst de vorm van de bundel papyrussen (3)? • Welke informatie wordt via beelden overgebracht en wat wordt via combinaties van klanken verteld?
Hiërogliefen
Pr
BRON 3
oe
• Herken je nog duidelijke figuren? • Waarom spreekt men van spijkerschrift? • Waarop is de tekst geschreven?
• • • •
108
LES 21 De evolutie van het schrift
Welke tekens herken je nog als echte beelden? Waarmee zouden ze in verband staan? Hoeveel verschillende tekens tel je in deze tekst? In welke richting moet je de tekst lezen, denk je?
BRON 4
De evolutie van het spijkerschrift Latijn
• Welke wijziging ondergingen de tekens van het Egyptisch naar het Fenicisch? • Vergelijk ook de stand van de tekens. • Hoe draaien de tekens van Vroeg-Grieks naar Grieks? • Hoe zou je die wijzigingen kunnen verklaren?
BRON 5
si
e
Egyptisch Proto- Fenicisch Vroeg- Grieks Sinaïstisch Grieks
Voorbeelden van andere schriften
ruzie
man
RANDINFO
Aeroflot
Is er een gelijkenis tussen ons schrift en het Cyrillisch? Welk belangrijk verschil is er tussen ons schrift en het Chinees? Welke Griekse letters gebruik je in de wiskundeles? Geef zelf een verklaring voor het Chinese teken voor gevangene.
oe
• • • •
gevangene
fv
vrouw
Cyrillisch
er
Chinees
Pr
De Assyrische koning Assurbanipal regeerde van 668 tot ongeveer 630 v.C. Hij liet een enorme verzameling kleitabletten met teksten in spijkerschrift aanleggen. Daarvan zijn er meer dan 20 000 opgegraven uit de ruïnes van Ninive. Ze worden nu bewaard in het British Museum. Vele van die tabletten kunnen alleen met een vergrootglas gelezen worden, omdat de tekens bij wijze van spreken microscopisch klein zijn. Tijdens de klassieke oudheid geraakt het hiërogliefenschrift in Egypte langzaam maar zeker in onbruik. Pas in de 19e eeuw slagen geleerden erin om het oude schrift te ontcijferen. De Fransman Champollion is de bekendste. De geleerden gebruiken een steen met een tekst van Ptolemaius V, die in Rosette (Egypte) is teruggevonden. Dezelfde tekst wordt in drie soorten schrift weergegeven: hiërogliefen, Nieuw-Egyptisch en Grieks. Met behulp van de Griekse tekst ontcijfert Champollion de hiërogliefen. Steen van Rosette
D HET OUDE NABIJE OOSTEN
109
D
OVERZICHT
Het oude nabije oosten (ca. 3500-800 v.C.)
SAMENLEVINGEN LANGS VIER GROTE STROMEN EUFRAAT en TIGRIS
INDUS
GELE RIVIER (AZIË)
si
e
NIJL (AFRIKA)
OUDE NABIJE
er
OOSTEN
• • •
Samenleving met meer beroepen (boeren, ambachtslieden, ambtenaren, soldaten …) Ontstaan van schrift Ontstaan van rijken
oe
• •
fv
Meer samenwerking tussen mensen + leider nodig voldoende voedsel meer mensen
HET OUDE EGYPTE (NIJL, OUDE NABIJE OOSTEN)
Pr
Politiek • Farao = alleenheerser
uiteindelijk gelijkgesteld met een god
• Rijk = Opper-Egypte + Neder-Egypte
soms meer gebied in Afrika en Azië
110
OVERZICHT D
HET OUDE NABIJE OOSTEN
si
hogepriester gouverneur vizier opperbevelhebber
ADEL
ambtenaar
soldaten
er
HET GEWONE VOLK
e
farao
Sociaal en economisch Sociale piramide
VRIJEN
ambachtslieden en landbouwers slaven
fv
ONVRIJEN
monotheïsme onder farao Achnaton (14e eeuw v.C.)
Geloof in leven na de dood Ziel huist in dood lichaam
Pr
•
oe
Cultureel • Polytheïsme veel goden vaak verbonden met de natuur
• Indrukwekkende bouwwerken
• Kunstwerken • Schrift
mummificeren
tempels + begraafplaatsen
piramides
rotsgraven
sfinxen, obelisken, muurschilderingen hiërogliefen
OVERZICHT D
HET OUDE NABIJE OOSTEN
111
22
Herhaling en synthese Deze les bestaat uit een reeks herhalingsoefeningen die je kennis opfrissen en je vaardigheden verder trainen. Verschillende elementen uit alle voorgaande lessen komen aan bod. Veel succes!
OPDRACHT 1
e si
1
Herhalingsoefeningen
OPDRACHT 2
• Geef voor elke bron de soort waartoe ze behoort (geschreven of ongeschreven, primair of secundair). • Ga naar de kadertekst op blz. 43-44. Geef 5 vragen uit het kritisch bestuderen van bronnen die je kunt toepassen op bron 8. • Formuleer zelf een vraag bij bron 3.
BRON 1
Tekening van ridders uit de 12e eeuw
BRON 2
Een mozaïek uit het ‘Huis van de Faun’ in Pompeji
Pr
oe
fv
er
• Geef voor elke bron de juiste tijd uit het referentiekader. • Welke afbeeldingen gaan over mensen uit Europa? • Over welk maatschappelijk domein gaat elke afbeelding? Motiveer je antwoord.
Een vulkaanuitbarsting bedekt de Romeinse stad in 79 onder een dikke laag as. De figuur die wordt afgebeeld, is waarschijnlijk Alexander de Grote, een Macedonische koning en legeraanvoerder die een groot rijk verovert (336-323 v.C.).
112
LES 22 Herhaling en synthese
5 4
50 17
19 ±
±
±
14
80
±
±
0
50
50
0
. v. C
. v. C 0 0 35 ±
PREHISTORIE OUDE NABIJE OOSTEN KLASSIEKE OUDHEID MIDDELEEUWEN
HEDENDAAGSE TIJD
MODERNE TIJD VROEGMODERNE TIJD
BRON 3
e
Vlaamse studenten betogen in 1968 tegen een Franstalige universiteit in Leuven. Ze vrezen dat Leuven verfranst en dat de Vlamingen net zoals in Brussel niet meer mee zullen tellen.
BRON 4
er BRON 7
Keizer Karel V (1500-1558), geschilderd door Pieter Paul Rubens (1577-1640) De keizer regeert over onze gewesten, Spanje, Zuid-Italië en het Duitse Rijk. Tijdens zijn bewind starten de Spanjaarden met de verovering van Amerika.
fv oe
BRON 5
si
Adolf Hitler is van 1933 tot 1945 de dictator van Duitsland. Hij laat miljoenen mensen vermoorden en start de Tweede Wereldoorlog.
Pr
Dodenmasker van Toetanchamon, een farao uit de 14e eeuw v.C.
BRON 6
De ‘Venus’ van Lespugue
Het 14,7 cm hoge beeldje is ongeveer 25 000 jaar oud. Het is gemaakt uit mammoetivoor.
BRON 8
Strabo over de Galliërs
Ze houden ervan zich vol goud te hangen. Ze paraderen met gouden halssnoeren en gouden ringen rond armen en polsen. De leiders dragen regelmatig bontgeverfde klederen die met goud geborduurd zijn. (…) Bij hun onnadenkendheid voegen zich een barbaarsheid en een onstuimigheid die zeer dikwijls voorkomen bij de stammen uit het Noorden. Uit: Strabo, Geographica, IV De Griek Strabo (64 v.C- 24 n.C.) is afkomstig uit Klein-Azië. Hij bezoekt vele plaatsen en raadpleegt talrijke bronnen. Zijn werk ‘Geographica’ bestaat uit 17 delen. Hij schrijft het tussen 7 en 23 en beschrijft gebieden en volkeren in Europa, Azië en Noord-Afrika. Strabo schrijft waarschijnlijk tijdens zijn reizen door het Romeinse Rijk. Wij kennen zijn werk dankzij fragmenten uit zijn tijd en kopieën uit de middeleeuwen. Op basis daarvan is het opnieuw samengesteld.
LES 22 HERHALING EN SYNTHESE
113
2
Kenmerken van de bestudeerde samenlevingen
Aan de hand van een reeks opdrachten en vragen maak je zelf een samenvatting van de leerstof die je dit jaar gezien hebt. Als je het antwoord niet weet, kun je het opzoeken in de andere lessen. In je werkschrift vind je een kader om de vragen te beantwoorden. In de woordenlijst staan belangrijke structuurbegrippen en historische begrippen die volgend jaar gaan terugkomen.
PREHISTORIE
si
e
1 Wanneer spreekt men van prehistorie? 2 Ongeveer 1,5 / 2,5 / 3,5 / 4,5 miljoen (1) jaar geleden ontstaan de eerste echte mensen in Afrika / Amerika / Antarctica / Azië / Oceanië / Europa (1). 3 Onze rechtstreekse voorouder heet: homo habilis / homo sapiens / homo neanderthalensis / chimpansee / homo erectus (1). 4 De laatste ijstijd eindigt ca. 20 000 / 15 000 / 10 000 / 5000 v.C. (1). 5 In China / Zuid-Amerika / het Nabije Oosten / de Balkan (1) schakelt de mens ca. 20 000 / 15 000 / 10 000 / 5000 v.C. (1) voor het eerst over op landbouw en veeteelt. 6 De mens wordt sedentair. Leg die uitspraak uit. NOORDWEST-EUROPA EN ONZE GEWESTEN
er
7 De eerste mensen in onze gewesten leven van landbouw / veeteelt / jacht en voedselpluk (1). 8 De Kelten leven in de steentijd / kopertijd / bronstijd / ijzertijd (1). 9 Geef drie sociale groepen uit de Keltische samenleving. 10 De Kelten vormen een / geen (1) groot rijk. 11 Wanneer eindigt voor onze gewesten de prehistorie? Waarom?
fv
OUDE NABIJE OOSTEN (ca. 3500-800 v.C.)
oe
1 Omcirkel de rivieren waarlangs een stroomcultuur is ontstaan: Schelde / Gele Rivier / Amazone / Wolga / Eufraat en Tigris / Nijl / Mekong / Indus / Rijn (1). 2 De volkeren van de stroomculturen doen aan irrigatielandbouw. Verklaar wat men daarmee bedoelt. HET OUDE EGYPTE
Pr
3 Langs welke stroom ontstaat de Egyptische cultuur? 4 De Egyptische stroomcultuur ontstond in Afrika / Azië / Amerika / Europa / Oceanië (1). 5 De macht van de farao is het best te vergelijken met die van een verkozen president / dictator / de Belgische koning (1). 6 Uit welke twee delen bestaat het Oude Egypte? 7 Welk beroep oefenen de meeste Egyptenaren uit: farao, schrijver, soldaat, boer, ambachtsman, handelaar of vizier (1)? 8 De Oude Egyptenaren zijn tijdens het grootste gedeelte van hun geschiedenis monotheïstisch / polytheïstisch (1). 9 Wat zijn hiërogliefen? 10 De piramides zijn paleizen / voorraadschuren / begraafplaatsen / energiecentrales (1). 11 Hoe heet de Egyptische techniek waarbij men lijken zodanig behandelt dat ze voor lange tijd bewaard kunnen worden? 12 De Egyptenaren willen lijken lang bewaren omdat a ze geloven dat de ziel blijft wonen in het lichaam. b ze dat properder vinden. c ze zo hun eerbied voor de overledenen kunnen tonen. d ze geloven dat de doden ooit zullen verrijzen. (1) Kies het juiste antwoord.
114
LES 22 Herhaling en synthese
KENNEN 1 belangrijke kenmerken van de prehistorie en van de stroomculturen van het oude nabije oosten opnoemen
KUNNEN 1 bronnen en gebeurtenissen in de juiste tijd en bij het juiste maatschappelijke domein plaatsen 2 bronnen en gebeurtenissen uit Europa aanduiden 3 een reeks bronnen volgens soort sorteren 4 informatie opzoeken 5 met behulp van vragen historisch denken toepassen 6 vragen en opdrachten over de prehistorie en het oude nabije oosten oplossen
WOORDENLIJST Hieronder vind je een verklarende woordenlijst. Het is best mogelijk dat je andere woorden in dit handboek niet begrijpt. Dan zoek je die woorden op in een woordenboek of op internet. Vaak vind je bij een woord verschillende betekenissen. De eerste betekenis is niet noodzakelijk de juiste. Als men jou zou vragen wat het woord ‘karakter’ betekent, zul je misschien antwoorden ‘persoonlijkheid’ of ‘kenmerken van iemands persoonlijkheid’. In les 21 zul je echter een totaal andere betekenis vinden. Denk dus altijd goed na en kies die betekenis die het best past in de tekst die je probeert te begrijpen.
anatomie: de leer van de vorm en de samenstelling van bv. een lichaam archeoloog: iemand die zich bezighoudt met het ontdekken, opgraven en bestuderen van materiële overblijfselen uit het verleden van de mens
erft Filip I de koningstitel van zijn vader Albert II. evolutie: (geleidelijke) ontwikkeling, verandering doorheen de tijd
koninklijk paleis aan te duiden (vergelijk met: ‘Het Witte Huis’ of ‘het paleis’ heeft gezegd ... ).
Feniciërs: een volk van handelaars en zeevaarders dat
er
verbonden is met de hoedanigheid of de macht van
si
attribuut: een teken of een voorwerp dat rechtstreeks
balsem: een welriekende en bederfwerende vloeistof
zich oorspronkelijk aan de kusten van het huidige Syrië en Libanon vestigt. De Feniciërs beheersen de Middellandse Zee van de 11e-10e eeuw v.C. tot de 8e eeuw v.C. De Fenicische zeelui gelden als
fv
balsemen: met balsem behandelen om ontbinding tegen te gaan
(bv. van vader op zoon of van broer op broer). Zo
‘per-a’ (groot huis) en werd gebruikt om het
sterrenkunde
autocraat: persoon die alle macht heeft
van de ene generatie op de andere doorgegeven
farao: koning; het woord is afgeleid van het Egyptische
astronomisch: wat te maken heeft met de
een persoon of een god
dynastie: regerende familie, vorstenhuis: de titel wordt
e
ambtenaar: iemand die voor de overheid werkt
cataract: stroomversnelling. De Oude Egyptenaren
oe
telden er vijf op de Nijl; ze telden stroomopwaarts (van noord naar zuid).
chopper: een stenen werktuig met slechts één rand, die weinig bewerkt en onregelmatig is
chronologie: de opeenvolging van historische
Pr
gebeurtenissen doorheen de tijd
constructie: bouw; alles wat gemaakt is uit twee of meer delen, bv. een houten kruis, een woning, een fiets ...
continuïteit: wat (in wezen) hetzelfde blijft debiet: de hoeveelheid water die per seconde een bepaald punt passeert delta: opsplitsing van een rivier bij de monding in verschillende aftakkingen. Delta is een letter uit het Griekse alfabet: ∆. De letter heeft dezelfde driehoekige vorm, vandaar de naam. dolmen: zie hunebed domesticeren: wilde dieren gewend maken aan de nabijheid van mensen, tot huisdier maken (domus
de besten van hun tijd. Enkelen zouden zelfs rond Afrika gevaren hebben. De Feniciërs stichten overal handelsposten. De bekendste is Carthago in NoordAfrika (Tunesië).
genetisch materiaal: bouwstenen in lichaamscellen die o.a. bepalen hoe een lichaam opgebouwd wordt en eruitziet, zoals DNA gril: kuur, sterk wisselende stemming, inval halfedelsteen: benaming voor kostbare stenen die in waarde volgen op edelstenen, bv. graniet, kwarts handelspartners: de mensen met wie men handel drijft (kopen en verkopen) harpoen: een grote pijl met weerhaken hiërarchisch: een maatschappij is hiërarchisch wanneer ze gestructureerd is opgebouwd, sommige mensen staan ‘hoger’ dan anderen. hiërogliefen: het schrift van de Oude Egyptenaren. De Egyptenaren zelf gebruiken het woord tijdens een groot deel van hun geschiedenis niet. Het woord komt uit het Grieks en betekent letterlijk ‘heilig teken’.
= huis); ook gewassen kunnen door de mens worden gedomesticeerd. WOORDENLIJST
115
Horus: hemelgod die wordt voorgesteld als een valk of als
mummie: een gebalsemd of uitgedroogd lijk; oorspronkelijk
een mens met de kop van een valk; zoon van Osiris
stamt het woord van het Arabische woord voor ‘bitumen’;
en Isis; beschermer van de farao, waarmee hij werd
het duidde op de zwarte verschijning van de lichamen,
vereenzelvigd
wat suggereerde dat de lijken een laagje pek hadden
hunebed: een megalithisch monument dat meestal bestaat uit een grote, platte steen die op andere stenen is geplaatst
gekregen. mummificeren: uitdrogen of balsemen tot een mummie mysterieus: geheimzinning
idealiseren: iets mooier, beter voorstellen dan in
Nabije Oosten: het Midden-Oosten, gebied gelegen tussen
werkelijkheid
Egypte en Irak en tussen Turkije en Jemen
gemeenschappelijke taal hebben. Waarschijnlijk leven ze oorspronkelijk op de grasvlakten van Zuid-Rusland. Rond 3000 v.C. trekken de eerste Indo-Europeanen in de richting van West-Europa. Kelten, Perzen, Romeinen, Noord-Indiërs, Hittieten, Germanen, Koerden enz. zijn allemaal Indo-Europese volkeren. irrigatielandbouw: manier van landbouw waarbij de akkers worden bevloeid met behulp van dijkjes en kanaaltjes
neanderthaler: een homo sapiens die ca. 250 000 tot 30 000 jaar geleden in Europa en het Midden-Oosten voorkomt. De soort is genoemd naar een vindplaats van overblijfselen in het Neanderthal (of Neanderdal) bij Düsseldorf in Duitsland.
Neder-Egypte: het gebied in Egypte van de Middellandse Zee tot Memphis
er
periode van de steentijd, voor de opkomst van het
karakter: een Chinees schriftteken
gebruik van metalen
kolos: zeer groot beeld; het woord ‘kolossaal’ (iets dat zeer groot is) is ervan afgeleid.
nomade: iemand die geen vaste verblijfplaats heeft en
fv
zwervend rondtrekt; hij volgt en bejaagt rondtrekkende
kunstuiting: een product van menselijke creativiteit:
bouwkunst, schilderkunst, reliëf- en beeldhouwkunst,
oe
krijgsbenden: groepen van krijgers
bliksem, stormen, tornado’s enz.
neolithisch: behorend tot het neolithicum, de laatste
irrigeren: bevloeien met water
literatuur, muziek …
natuurkrachten: krachten van de natuur, zoals aardbevingen,
e
aan elkaar verwante volkeren die waarschijnlijk een
si
Indo-Europeanen: de Indo-Europeanen zijn een groep van
krijgsgevangene: een strijder die tijdens de oorlog gevangengenomen wordt door de vijand kritisch: scherp en nauwkeurig beoordelend
Pr
landbouwoverschotten: wat landbouwers meer produceren dan ze zelf nodig hebben om zich te voeden
legering: metaalmengsel. Zo is brons een samensmelting van koper en tin.
Macedonië: gebied ten noorden van Griekenland megaliet: een stenen monument uit de prehistorie (bv. een menhir of een hunebed)
kudden dieren.
obelisk: een vierhoekige pilaar uit één stuk steen; hij versmalt geleidelijk en eindigt bovenaan in een kleine piramide (naam afgeleid van het Griekse woord voor braadspit) Opper-Egypte: het gebied in Egypte van Memphis tot de eerste cataract of stroomversnelling tijdens het Oude Rijk oppergod: wanneer men gelooft in veel goden, dan is de oppergod de machtigste god en vaak ook de leider van de andere goden. Osiris: de god van de onderwereld, de groeikracht, de eeuwigheid en de wedergeboorte; hij wordt meestal voorgesteld in de vorm van een mummie (hoofd niet omzwachteld). primair: eerst, oorspronkelijk
menhir: een grote, rechtopstaande steen
pyloon: grote toegangspoort van een Egyptische tempel
millennium: periode van 1000 jaar
realisme: iets zo voorstellen/afbeelden dat het (meer)
monotheïsme: het aanbidden en erkennen van slechts één god; er bestaat volgens monotheïsten maar één god. monumentaal: wat indrukwekkend groot is; een gebouw, een beeld, kunst met zeer grote afmetingen
116
WOORDENLIJST
overeenstemt met de werkelijkheid, de natuur reliëf: het uitsteken of uitkomen boven iets anders, bv. een reliëf in steen uitgehouwen. Bij een landschap is een reliëf het geheel van hoogtes en laagtes.
revolutie: een snelle en ingrijpende gebeurtenis die grote veranderingen met zich meebrengt
smeedkunst: techniek om metaal te verhitten en te bewerken
ruileconomie: producten worden geruild met andere
sociale groepen: verschillende bevolkingsgroepen binnen
producten in plaats van betaald met geld.
een samenleving
rijk: een staat; met een bevolking, een grondgebied en een politieke organisatie
sociale piramide: de vorm waarin de verschillende bevolkingsgroepen van een samenleving worden voorgesteld
sarcofaag: een kist in mensenvorm
tijd: elk van de grote periodes in de tijd waarin men de
schatting: een soort van belasting
geschiedenis kan indelen
Semieten: volkeren die een Semitische taal spreken; Assyrisch, Aramees, Fenicisch, Hebreeuws en Arabisch zijn voorbeelden van Semitische talen. Het Oud-Egyptisch is voor de helft Semitisch. De andere helft behoort tot een Afrikaanse taalfamilie (Hamitisch). sfinx: beeld met het lichaam van een dier en het hoofd van een mens of dier
meestal minder geleidelijk (zie evolutie) Verenigde Naties: internationale organisatie waarvan de meeste landen in de wereld lid zijn vizier: de hoogste bestuurder in Egypte na de farao; de vizier handelde voor de farao de administratieve aangelegenheden af.
vonk: brandend of gloeiend deeltje dat ergens afvliegt; vuursprank
vrouwendiscriminatie: vrouwen bewust benadelen
er
sikkel: werktuig in de vorm van een halve maan om te
verandering: iets wat op een bepaald moment wijzigt,
e
sedentair: een vaste verblijf- of standplaats hebbend
si
secundair: op de tweede plaats komend
maaien
slib: geheel van vaste stoffen die door het water worden
ziggurat: tempeltoren in MesopotamiĂŤ
Pr
oe
fv
meegevoerd of zich uit het water hebben neergezet
WOORDENLIJST
117
SLEUTEL- EN STRUCTUURBEGRIPPEN In de geschiedenisles heb je een ganse reeks aan nieuwe begrippen geleerd. Sleutelbegrippen zijn woorden die je gaan helpen bij het bestuderen van samenlevingen. Structuurbegrippen helpen je dan weer bij het oriënteren in tijd, ruimte en domein. De les die erbij staat, is diegene waarbij het begrip voor het eerst uitgebreid aan bod komt. SLEUTELBEGRIPPEN
BETROKKEN LES
STRUCTUURBEGRIPPEN
BETROKKEN LES
Les 7
bron
Les 3
ambacht
Les 14
chronologie
Les 2
ambtenaren
Les 12
continentaal en maritiem
STORIA 2
aristocratie
Les 14
continuïteit
Les 18
autocratie
STORIA 2
cultureel
Les 2
burgerrechten
STORIA 2
duur
Les 2
cultuur
Les2
economisch
Les 2
democratie
STORIA 2
eeuw
Les 2
dynastie
Les 15
evolutie
Les 4
filosofie
STORIA 2
globaal
STORIA 2
geldeconomie
Les 10
jaar
Les 2
handel
Les 10
lokaal
STORIA 2
imperialisme
STORIA 2
millennium
Les 2
Les 5
open en gesloten ruimte
STORIA 2
STORIA 2
periode
STORIA 2
Les 18
politiek
Les 2
Les 7
regionaal
STORIA 2
STORIA 2
revolutie
Les 7
STORIA 2
sociaal
Les 2
Les 16
stedelijke en rurale ruimte
STORIA 2
multiculturele samenleving
STORIA 2
tijdrekening
Les 2
mythologie
STORIA 2
verandering
Les 7
kolonisatie
monotheïsme
natuurreligie
oe
mondelinge traditie
fv
kunstuiting migratie
STORIA 2 Les 7
ongelijkheid
Les 14
Pr
nomadische samenleving oorlog en vrede
STORIA 2
patriarchale samenleving
STORIA 2
polytheïsme
Les 16
republiek
STORIA 2
rijk
Les 13
ruileconomie
Les 13
schriftsoorten
Les 21
sedentaire samenleving
Les 7
slavernij
Les 10
staatsgodsdienst
STORIA 2
stadstaat
STORIA 2
standenmaatschappij
STORIA 2
wetenschappen
STORIA 2
118
SLEUTEL- EN STRUCTUURBEGRIPPEN
si
er
jager-verzamelaar
landbouw
e
agrarische (r)evolutie (of: neolithische revolutie)
e
si
er
fv
oe
Pr
e
si
er
fv
oe
Pr