Thema 2:
Op bezoek
Dit leer ik
Ik kan het zo
< < < < < < <
• Ik lees en begrijp een briefje met een uitnodiging. • Ik zeg correcte zinnen bij een bezoek. • Ik lees de namen voor eten en drinken op een verpakking. • Ik vertel wat ik graag eet en drink. • Ik zeg hoelang ik in België woon. • Ik vertel waarom ik graag in België woon en wat ik mis. • Ik schrijf een profiel.
1
DVD | 02
< < < < < < <
< < < < < < <
< < < < < < <
KOFFIE EN KOEKJES 1 Hassan gaat bij Hilde op bezoek. Hij heeft een cadeau bij. Ze drinken samen koffie. Ze eten samen koekjes. 2 Schrijf het nummer van de foto.
1
2
5
6
3
4
7
8
Alsjeblieft. Dank je.
Neem een koekje. Lekker!
Welkom. Kom binnen en ga zitten.
Uit welk land kom jij? Ik kom uit Irak.
Wil je een kopje koffie of thee? Koffie alsjeblieft.
Hoelang woon jij in België? Ik woon 50 jaar in België. Dat is lang!
Wil je melk? Nee dank je. Wil je suiker? Ja, graag. 1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
35
2
EEN BRIEFJE VAN HILDE
Dag Hassan Wil jij een kopj
e koffie met mij
drinken?
VOOR HASSAN
Jij bent welkom
.
Jouw buurvrouw,
Hilde
1 Lees het briefje. Het briefje is van Het briefje is voor Hassan gaat een kopje
drinken.
Vind je dit moeilijk? Maak dan een blauwe oefening op pagina 50.
Wilkommen!
欢迎
Bienvenue!
Bem-vindo!
Welcome!
Добро пожаловать
¡Bienvenido
Welkom! =
Vind je dit gemakkelijk? Maak dan een gele oefening op pagina 53.
36
1
Hoşgeldiniz
2 Hoe zeg jij WELKOM in jouw taal?
2
3
4
5
6
7
8
9
10
3
OP BEZOEK 1 Je geeft een cadeau aan jouw klasgenoot. Zoek de naam van het cadeau. Teken het cadeau op een blad. Schrijf de naam bij het cadeau.
2 Luister naar het gesprek. CD | 14
3 Werk samen met een klasgenoot. Jij bent klasgenoot A of B. Lees samen het gesprek. Geef jouw cadeau. Ga van 1 naar 11. Wissel dan van rol. Klasgenoot A
Klasgenoot B
1 Alsjeblieft. 2 Dank je. Kom binnen en ga zitten. 3 Dank je. 4 Wil je koffie of thee? 5 Koffie alsjeblieft. 6 Wil je melk? 7 Nee, dank je. 8 Wil je suiker? 9 Ja, graag. 10 Neem een koekje. 11 Lekker! Dank je.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
37
Klasgenoot A
Klasgenoot B
1 Alsjeblieft. 2 Dank je. Kom ... en ga zitten. 3 ... je. 4 Wil je koffie ... thee? 5 Koffie ... 6 ... je melk? 7 ..., dank je. 8 Wil je ...? 9 ..., graag. 10 Neem ... 11 Lekker. ...
Klasgenoot A
Klasgenoot B
1 ... 2 Dank je. Kom binnen en ... 3 ... 4 ... koffie of thee? 5 ... alsjeblieft. 6 Wil je ...? 7 Nee, ... 8 ... suiker? 9 Ja, ... 10 ... een koekje. 11 ... Dank je.
38
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
TA AL TA AK
4 Rol: communicator Werk samen met een klasgenoot. Je gaat op bezoek bij jouw klasgenoot. Wat zeg jij?
LE ER TI P
4
een cadeautje
een stoel
een kopje
melk
suiker
een koekje
Lees het gesprek thuis nog een keer hardop. Hardop lezen is een goede oefening.
LEKKER 1 Wat is om te drinken? Onderstreep. ZUIVEL van bij ons halfvolle melk
Morocco muntthee biologisch
plantagekoffie 100 % Arabica gemalen
bruiswater zacht parelend
1
2
Belgisch speciaal bier
fruitsap op basis van sinaasappel geen suiker toegevoegd
3
4
5
6
7
8
9
10
39
Vind je dit moeilijk? Maak dan een blauwe oefening op pagina 50. 2 Wat eet je bij de koffie? Zoek het op. het koekje / het broodje / de appel / de vijg / het snoepje / de dadel
het snoepje
de
het
het
de
de
n vind je De namen van producte ermarkt. in de brochure van de sup Die brochure is gratis.
TA AL TA AK
3 Rol: consument Zoek het op. Ik drink graag ... en ... Ik eet graag ... en ... Spreek met drie klasgenoten. â&#x20AC;˘ Wat drink jij graag? â&#x20AC;˘ Wat eet jij graag? Ik
Klasgenoot 1
Klasgenoot 2
Klasgenoot 3
Naam: drink graag
eet graag
40
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
4 Schrijf een zin. voorbeeld: Ik eet graag een hamburger. Marina eet ook graag een hamburger. Ik drink graag melk . Patrick drinkt ook graag melk. Ik eet graag eet ook graag ... Ik drink graag drinkt ook graag ... 5 Schrijf: of / ook / en. Kom binnen
ga zitten.
Wil je koffie
thee?
Hassan drinkt graag koffie. Hilde drinkt
graag koffie.
Vind je dit moeilijk? Maak dan een blauwe oefening op pagina 50.
5 CD | 15
IN BELGIË 1 Luister. Hoelang woont Hassan in België? Hij woont ... één / twee / drie / vier / vijf / zes / zeven / acht / negen / tien / elf / twaalf maanden in België. Hoelang woont Hilde in België? Zij woont ... tien / twintig / dertig / veertig / vijftig / zestig / zeventig / tachtig / negentig / honderd jaar in België. 2 Studeer.
CD | 16
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
één
twee
drie
vier
vijf
zes
zeven
acht
negen
tien
elf
twaalf
10
20
30
40
50
60
70
80
tien
twintig
dertig
veertig
vijftig
zestig
zeventig tachtig
90
100
negentig honderd
3 Hoelang woon jij in België? Vul in. Ik woon
maanden in België. Dat is niet lang.
Ik woon
jaar en
1
2
maanden in België. Dat is lang.
3
4
5
6
7
8
9
10
41
TA AL TA AK
4 Rol: communicator Spreek met je klasgenoot. Spreek met 1 man en 1 vrouw. Hoelang woon jij in België? Vertel dan aan de klas. • Dit is mijn klasgenoot
Hij woont
in België. Dat is niet lang. / Dat is lang. • Dit is mijn klasgenoot
Zij woont
in België. Dat is niet lang. / Dat is lang.
Vind je dit moeilijk? Maak dan een blauwe oefening op pagina 51. EX TR A
5 Maak een lange rij in de klas. • • • •
6
Wie woont nog niet lang in België? Sta op plaats 1. Wie woont een beetje langer in België? Sta op plaats 2. Wie woont lang in België? Sta op plaats 3. Enzovoort.
DE KLASGENOTEN 1 Luister en lees.
CD | 17
Ik ben Hassan. Dit is mijn klasgenoot. Zijn naam is Yurek. Ik woon in Antwerpen. Hij woont ook in Antwerpen. Hij spreekt Pools en ook een beetje Nederlands. Hij komt uit Polen.
En dit is mijn klasgenoot Pei Le. Zij komt uit China. Haar moedertaal is Chinees. Zij woont in Gent. Haar appartement is in het centrum van Gent.
ik
jij / je
hij
zij
mijn
jouw
zijn
haar
ik spreek ik woon
42
jij / je spreekt jij / je woont
1
2
3
spreek jij / je? woon jij / je?
4
5
6
hij spreekt hij woont
7
8
9
zij spreekt zij woont
10
2 Zeg de zin correct. Vul in: ZIJ / HAAR - HIJ / ZIJN voorbeeld: Dit is Pei Le. Dit is Pei Le. •
drinkt graag cola. drinkt graag cola.
Zij
klasgenoot drinkt ook graag cola.
• Dit is Yurek.
komt uit Polen.
•
woont in Antwerpen.
•
appartement is in het centrum.
3 Werk samen met een klasgenoot. Jij bent klasgenoot A of klasgenoot B. Leg een blad op A of B. Lees het groene vak. Controleer je klasgenoot. Wissel dan van rol. Vind je dit moeilijk? Lees dan eerst de witte vakken. Klasgenoot A
Klasgenoot B
Pei Le komt uit China. ... woont 1 jaar en 8 maanden in België.
Pei Le komt uit China. Zij woont 1 jaar en 8 maanden in België.
Pei Le woont graag in België. Haar collega John is vriendelijk.
Pei Le woont graag in België. ... collega John is vriendelijk.
... zegt: ‘goedemorgen’.
Hij zegt: ‘goedemorgen’.
De buurvrouw van Pei Le is ook vriendelijk. Zij zegt ook ‘goedemorgen’.
De buurvrouw van Pei Le is ook vriendelijk. ... zegt ook ‘goedemorgen’.
Pei Le woont in een appartement. ... appartement is in Gent.
Pei Le woont in een appartement. Haar appartement is in Gent.
De familie van Pei Le woont niet in Gent. Haar familie woont in Beijing.
De familie van Pei Le woont niet in Gent. ... familie woont in Beijing.
Dit is Yurek. ... komt uit Polen.
Dit is Yurek. Hij komt uit Polen.
Hij woont niet lang in België.
... woont niet lang in België.
... moedertaal is Pools.
Zijn moedertaal is Pools.
Hij komt graag naar de Nederlandse les.
... komt graag naar de Nederlandse les.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
43
4 Vul het werkwoord in. voorbeeld: Dit is Pei Le. Zij Dit is Pei Le. Zij
graag cola. graag cola.
drinkt
• Haar klasgenoot
ook graag cola.
• Dit is de directeur. Hij • Hij
uit Amerika.
in Brussel.
• Zijn appartement
in het centrum.
5 Werk samen met een klasgenoot. Jij bent klasgenoot A of klasgenoot B. Leg een blad op A of B. Lees het groene vak. Controleer je klasgenoot. Wissel dan van rol. Vind je dit moeilijk? Lees dan eerst de witte vakken. Klasgenoot A
Klasgenoot B
Pei Le ... uit China. Zij ... 1 jaar en 8 maanden in België.
Pei Le komt uit China. Zij woont 1 jaar en 8 maanden in België.
Pei Le woont graag in België. Haar collega John is vriendelijk.
Pei Le ... graag in België. Haar collega John ... vriendelijk.
Hij ...: ‘goedemorgen’.
Hij zegt: ‘goedemorgen’.
De buurvrouw van Pei Le is ook vriendelijk. Zij zegt ook ‘goedemorgen’.
De buurvrouw van Pei Le ... ook vriendelijk. Zij ... ook ‘goedemorgen’.
Pei Le ... in een appartement. Haar appartement ... in Gent.
Pei Le woont in een appartement. Haar appartement is in Gent.
De familie van Pei Le woont niet in Gent. Haar familie woont in Beijing.
De familie van Pei Le ... niet in Gent. Haar familie ... in Beijing.
Dit ... Yurek. Hij ... uit Polen.
Dit is Yurek. Hij komt uit Polen.
Hij woont niet lang in België.
Hij ... niet lang in België.
Zijn moedertaal ... Pools.
Zijn moedertaal is Pools.
Hij komt graag naar de Nederlandse les.
Hij ... graag naar de Nederlandse les.
Vind je dit moeilijk? Maak dan een blauwe oefening op pagina 51.
44
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
7
HET PROFIEL Schrijf het profiel van een klasgenoot. Werk samen met een klasgenoot van oefening 4 of 5. Kijk naar het voorbeeld. Hang het profiel van jouw klasgenoot op in jouw klas.
Naam:
Naam:
8
IK WOON GRAAG IN BELGIË 1 Schrijf een kruisje X.
CD | 18
Pei Le zegt: Ik woon graag in België, want ...
ik ga naar school. mijn collega is vriendelijk. ik krijg geld. ik heb werk.
Ik woon graag in België, maar ...
ik mis mijn familie. mijn buurvrouw is niet vriendelijk. België is duur. ik heb geen werk.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
45
TA AL TA AK
2 Rol: communicator Wat zeg jij? Spreek met 3 klasgenoten. • Ik woon graag in België, want ... • Ik woon graag in België, maar ...
Vind je dit gemakkelijk? Maak dan een gele oefening op pagina 53.
9
DE BLOG VAN HASSAN 1 Lees de blog van Hassan. Zoek de moeilijke woorden op.
De blog van Hassan HOME
OVER
CO N TAC T
Ik woon graag in België, want ik ben veilig in België. Mijn buurvrouw Hilde is vriendelijk, maar ik mis mijn familie.
2 Schrijf jouw blog.
HOME
OVER
CO N TAC T
• Ik woon graag / niet graag in België ... • Mijn buurman / buurvrouw (klasgenoot, vriend) ...
Oefen extra online op diddit.be!
46
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
DIT LEER IK
HOE ZEG JE HET? Welkom. Kom binnen. Ga zitten. Alsjeblieft. Voor jou.
Koffie of thee? Koffie alsjeblieft.
Wil je melk? Wil je suiker? Nee, dank je. Ja, graag.
Neem een koekje. Lekker!
Uit welk land kom jij? Ik kom uit ... Hoelang woon jij in België? Ik woon 2 maanden in België. Dat is niet lang. Ik woon 50 jaar in België. Dat is lang.
NIEUWE WOORDEN Tellen tien - elf - twaalf tien - twintig - dertig - veertig - vijftig - zestig zeventig - tachtig - negentig - honderd
het cadeau, de cadeaus het land, de landen de taal, de talen het bezoek de jas, de jassen het appartement het briefje, de briefjes vriendelijk
het jaar, de jaren de maand, de maanden Lekker het kopje, de kopjes de koffie de thee de melk de suiker het koekje, de koekjes
Werkwoorden eten - Hij eet een koekje. drinken - Drink jij koffie? nemen - Neem een koekje! binnenkomen - Kom binnen! gaan zitten - Ga zitten! willen - Wil jij ...?
GRAMMATICA Werkwoorden: ik, jij, hij, zij Ik woon. Jij woont. Woon jij? Yurek woont. Hij woont. Pei Le woont. Zij woont.
mijn, jouw, zijn, haar Ik ben Hassan. Dit is mijn familie. Jij bent Hilde. Dit is jouw familie. Hij is Yurek. Dit is zijn familie Zij is Pei Le. Dit is haar familie. en - of - ook Kom binnen en ga zitten. Wil je koffie of thee? Wil jij ook een koekje?
Let op: jij = je maar - want Ik woon graag in België, maar ik mis mijn familie. Ik woon graag in België, want ik heb werk. 1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
47
UITSPRAAK CD | 19
Wat hoor je? Schrijf een kruisje X. Oefen de woorden met een kruisje. A (kort)
AA (lang) X
gr...g de j...s tw...lf t...ch-tig de m...n-den ...cht l...ng de t...l I (kort) CD | 20
E (kort)
X
Belg...ĂŤ m...s-sen z...s-tig w...l-kom d...r-tig tw...n-tig b...n-nen
O (kort) CD | 21
OO (lang)
X
het k...p-je de k...f-fie hij w...nt ...k
UI CD | 22
OE
X
de s...-ker D...ts-land het k...k-je de ...-fening
48
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
CD | 23
Wat hoor je? Schrijf een kruisje X. Oefen de zinnen met een kruisje. Kom binnen!
O O o
Ga zitten!
Koffie of thee?
X
ooO
OOo
ooO
oOoO
OooO
Wil je melk?
oOo
ooO
Wil je suiker?
ooOo
oOoO
Nee, dank je.
OOo
ooO
Ja, graag.
oo
OO
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
49
IK OEFEN EXTRA
2
EEN BRIEFJE VAN HILDE Leg een blad op de blauwe kolom. Welke letter is het? Kies uit: a/e/g/k/b/t/z/f/h Corrigeer.
a
z
a
e
B
h
k
T
H
f
K
F
A
E
z
g
F
e
t
b
k
H
b
A
b
G
E
g
a
t
A
e
a
a
z
z
B
b
h
h
k
k
h
f
f
K
k
E
e
z
z
g
g
F
f
b
b
k
k
H
h
b
b
a
b
b
G
g
t
E
e
a
a
g
g
T
t
H
F
f
A
a
e
e
t
t
t
e
b
b
b
4 LEKKER Leg een blad op de blauwe kolom. Schrijf: of / ook / en. Kijk en controleer. Schrijf: of / ook / en.
Correct
• Ik woon in Hasselt. Woon jij
in Hasselt?
• Ja, ik woon
50
ook
in Hasselt.
1
2
3
4
ook
5
6
7
8
9
10
Schrijf: of / ook / en.
Correct
• Woon jij in Antwerpen
in Brussel?
of
• Ik woon in Antwerpen
ik werk in Brussel.
en
• Ik woon
in Antwerpen. Maar ik werk in Gent.
ook
• Ik heb een gsm. Heb jij een gsm? een gsm.
• Ja, ik heb • Ik heb
een computer. Heb jij een computer?
• Ja, ik heb
ook
een computer.
Ik heb een gsm
5
ook ook
een computer.
en
IN BELGIË Leg een blad op de blauwe kolom. Zeg wat je leest. Kijk en controleer. Correct 2 3 1 40 6 90 7 12
6
Correct
twee drie één veertig zes negentig zeven twaalf
Correct
zestig twaalf dertig dertien vijf zeventig tachtig honderd
60 12 30 13 5 70 80 100
20 10 4 50 8 13 9 11
twintig tien vier vijftig acht dertien negen elf
DE KLASGENOTEN 1 Leg een blad op de blauwe kolom. Schrijf: hij / zijn / zij / haar. Kijk en controleer. Schrijf: hij / zijn / zij / haar.
Correct
Dit is mijn klasgenoot Hassan. •
komt uit Irak.
Hij
•
appartement is in Antwerpen.
Zijn
•
naam is Hassan.
Zijn
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
51
Schrijf: hij / zijn / zij / haar.
Correct
Dit is mijn klasgenoot Pei Le. •
komt uit China.
Zij
woont in Gent.
Zij
naam is Pei Lei.
Haar
• Spreekt
Nederlands?
• Nee,
zij
moedertaal is Chinees.
haar
Dit is mijn klasgenoot Yurek. naam is Yurek.
•
Zijn
• Ik woon in Antwerpen en •
woont ook in Antwerpen.
hij
komt uit Polen.
Hij
moedertaal is Pools.
Zijn
2 Leg een blad op de blauwe kolom. Vul het werkwoord in. Kijk en controleer. Correct Dit is mijn klasgenoot Pei Le. • Zij
uit China.
komt
• Zij
in Gent.
woont
• Haar naam
Pei Lei.
•
is
zij Nederlands?
Spreekt
• Nee, haar moedertaal
Chinees.
is
Dit is mijn klasgenoot Yurek. Yurek.
• Zijn naam • Ik
is
in Antwerpen.
woon
• Hij
ook in Antwerpen.
woont
• Hij
uit Polen.
komt
• Hij
Pools.
spreekt
jij ook Pools?
Spreek
• • Nee, ik
Arabisch.
spreek
Dit is mijn klasgenoot Hassan. uit Irak.
• Hij
komt
• Zijn appartement
in Antwerpen.
• Zijn naam
Hassan.
• Hij
52
is is
Arabisch.
1
2
3
spreekt
4
5
6
7
8
9
10
IK OEFEN EXTRA
2
EEN BRIEFJE VAN HILDE 1 Vertaal in jouw taal:
Spreken is zilver, zwijgen is goud.
2 Schrijf een spreuk uit jouw taal.
3 Schrijf de spreuk uit jouw taal in het Nederlands.
4 Schrijf alle spreuken op een poster. Hang de poster op in jouw klas.
8
IK WOON GRAAG IN BELGIË Leg een blad op de gele kolom. Wat is correct? WANT of MAAR? Onderstreep. Kijk en controleer. Controleer Hilde is een vrouw, want / maar Hassan is een man. Hassan woont graag in België, want / maar hij mist zijn familie. Hassan komt graag bij Hilde op bezoek, want / maar Hilde is vriendelijk. Kom binnen, zegt Hilde, want / maar Hilde heeft graag bezoek. Hassan doet zijn jas uit, want / maar het is warm bij Hilde. Hilde heeft een hond, want / maar Hassan heeft geen hond. De hond van Hilde eet koekjes, want / maar hij drinkt geen koffie. Hassan eet graag koekjes, want / maar koekjes zijn lekker.
1
2
3
4
5
6
7
8
maar maar want want want maar maar want
9
10
53
LIEDJE
KOPJE KOFFIE Een kopje koffie bij mij.
Uit
Een kopje koffie bij mij.
Woon je hier al lang?
Een kopje koffie - Wil je suiker of melk?
Spreek jij Nederlands?
Een kopje koffie bij mij.
Een beetje, maar ik ga naar de les,
Een kopje koffie bij mij.
ik leer elke dag iets bij!
Een kopje
land kom jij?
met een koekje erbij. Een kopje koffie bij mij.
Welkom, welkom en kom binnen.
Een kopje koffie bij mij.
Ga
Een kopje koffie - Suiker of
alsjeblieft.
Lekker, lekker kopje koffie.
Een kopje koffie bij mij.
Koffie maakt je blij.
Een kopje koffie bij mij.
?
Ik wil er ook een koekje bij. bij.
(Refrein)
Ik wil er graag een
Een kopje koffie bij mij.
Ik wil er nog een koekje bij.
Een kopje koffie bij mij.
Dank u wel! of melk?
Een kopje koffie - Wil je Een kopje koffie bij mij. Een kopje koffie bij mij. Een kopje koffie met een koekje erbij.
1 Luister naar het liedje. Lees de tekst. Vul de woorden in. CD | 24
2 Drink jij graag koffie? 3 Wat drink jij (ook) graag?
thee
water
bier
wijn
cola
4 Wat drink jij niet graag?
54
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
DRAAIKAARTJES
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
55
#
56
de vrouw
de man
de jas
het cadeau
de melk
het kopje koffie of thee
het koekje
de suiker
het jaar
de maand
eten
drinken
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10