Sapiens 2
Geschiedenis
Maak kennis met Lindowman
In 1984 vonden arbeiders in de buurt van Manchester, Groot-Brittannië, tijdens graafwerken het lijk van een man. Hij werd Lindowman genoemd naar het moeras waarin hij gevonden werd. De politie en wetenschappers startten een onderzoek. Ze ontdekten dat de man gestorven was in de 1e eeuw n.C. Dat is het moment dat de Romeinen de regio waarin Lindowman leefde, veroverden. Lindowmans lichaam werd in een veen (moeras) achtergelaten en daardoor noemen we lichamen zoals dat van deze man 'veenlijken'. Ze werden op heel wat plaatsen in Europa gevonden.
Historische vragen
Waar en wanneer leefde Lindowman?
Welke maatschappelijke domeinen kun je linken aan Lindowman?
Waarom werd Lindowman vermoord?
Wat weet je al?
Vorig jaar heb je geleerd dat geschiedkundig onderzoek vertrekt vanuit historische vragen. De afbeeldingen bij de tijdlijn zijn bronnen die je vorig jaar hebt bestudeerd, op die van Lindowman na.
proefversie©VANIN
Het valt op dat de bijschriften ontbreken. Bespreek klassikaal de vragen.
a Wat weet jij nog over bron A tot en met F van vorig jaar? Kun je ze situeren in tijd, ruimte en maatschappelijk domein?
b Welke historische vragen hebben we toen bij die bronnen gesteld?
c Op welke historische vraag over Lindowman zou je graag een antwoord krijgen? Zoek in je Histokit op aan welke voorwaarden een goede historische vraag moet voldoen.
Situeren in tijd II
Bekijk de extra oefeningen op iDiddit.
proefversie©VANIN
GESCHIEDENIS
geboorte van Jezus Christus
Op onderzoek
Historische vraag 1: Waar en wanneer leefde Lindowman?
proefversie©VANIN
Vorig jaar leerde je te situeren in tijd en ruimte en daarbij gebruikte je structuurbegrippen. In deze historische vraag oefen je opnieuw op het situeren in tijd en ruimte. Je oefent met de bron van Lindowman en het bijschrift op de titelpagina van dit hoofdstuk op p. XX.
1
Lees het kader historisch denken en maak de opdrachten.
Historisch denken: structuurbegrippen
Als je omschrijft wanneer en waar iets gebeurde of hoelang iets duurde, dan situeer je in de tijd en ruimte. Structuurbegrippen helpen je om het verleden te structureren of te ordenen.
- De meest gebruikte structuurbegrippen van tijd zijn: jaar, eeuw, millennium, periode, duur, chronologie en tijdrekening.
- De belangrijkste structuurbegrippen van ruimte zijn: lokaal, regionaal, stedelijk, ruraal, continentaal en maritiem
De structuurbegrippen van tijd en ruimte worden uitgelegd in je Histokit.
15b STRUCTUUR
↑ Bekijk de instructiefilmpjes.
2
Lees het bijschrift bij de afbeelding van Lindowman op p. XX. Situeer Lindowman in de tijd. Gebruik daarvoor de tijdlijn(en) op p. XX en XX.
a In welk millennium situeer je Lindowman?
in het 1e millennium
b In welke eeuw situeer je hem?
in de 1e eeuw
15b STRUCTUUR
c De westerse tijdrekening is gebaseerd op het leven van een persoon die in dezelfde eeuw leefde als Lindowman. Wie was dat?
Jezus Christus
d In welke periode situeer je Lindowman volgens de tijdlijn?
in de klassieke oudheid
3
Situeer de samenlevingen uit Sapiens 1 in de ruimte.
a Arceer het continent waar de eerste mensensoorten ontstonden.
b Kleur het gebied waar de eerste rurale samenlevingen ontstonden.
c Waar in de wereld ontstonden de eerste stedelijke samenlevingen?
in Mesopotamië
d Omcirkel het gebied van de Egyptische samenleving.
e Situeer Lindowman in de ruimte. Kruis zijn vindplaats aan op de kaart.
f De vindplaats van Lindowman ligt niet in de regio’s die we vorig jaar hebben bestudeerd. Zoek op tot welke samenleving hij behoorde. Kijk daarvoor op de kaart op p. XX. Over welke samenleving gaat het?
proefversie©VANIN
over de Keltische samenleving X
Situeren in tijd en ruimte
Door samenlevingen te situeren in de tijd en ruimte en daarbij de juiste structuurbegrippen te gebruiken proberen historici het verleden van de mens te structureren. We gebruikten Lindowman om de structuurbegrippen op te frissen. Lindowman was een Keltische man die stierf in de 1e eeuw n.C., tijdens de klassieke oudheid. Omdat het veen het lijk goed had bewaard, werd hij in 1984 teruggevonden in Manchester. Verderop in Sapiens leer je dat het hedendaagse Engeland in de periode dat Lindowman leefde aan de buitengrens van het Romeinse rijk lag. Omdat gebieden vandaag heel vaak een andere naam hebben dan in het verleden, moet je goed opletten wanneer je de naam van hedendaagse landen gebruikt.
Historische vraag 2:
Welke maatschappelijke domeinen kun je linken aan
Lindowman?
Vorig jaar linkte je de historische begrippen aan de maatschappelijk domeinen. Dit jaar ga je daarmee verder en bestudeer je ook steeds vaker de verbanden tussen die domeinen. Zo leer je te begrijpen hoe kenmerken van samenlevingen elkaar beïnvloeden. Je leert dit jaar niet alleen over de kenmerken van samenlevingen, je vergelijkt de verschillende samenlevingen waarover je leert ook met elkaar. We focussen nu op de samenleving waarin Lindowman leefde.
Weet je niet goed meer wat de maatschappelijke domeinen betekenen? Kijk dan nog eens in je Histokit en bekijk het bijbehorende filmpje. Maak dan de opdrachten.
a Kruis aan tot welk domein de stellingen over Lindowman behoren.
b Markeer een of meerdere woorden in de stellingen die wijzen op het domein dat je gekozen hebt.
stellingen
1
2
Na analyse van de maaginhoud bleek dat Lindowman nog net voor zijn dood granen had gegeten. Hij maakte dus deel uit van een samenleving die leefde van de landbouw.
Lindowman maakte deel uit van de Keltische samenleving in Brittannië, waar het schrift niet werd gebruikt vóór de komst van de Romeinen. Kelten gebruikten de mondelinge traditie om verhalen en kennis te onthouden en door te geven.
POL SOC ECO CUL
3
4
Onderzoek moet uitwijzen waarom en hoe Lindowman werd gedood. In ieder geval kwam zijn gebied vanaf de 1e eeuw onder Romeins bestuur te staan. De Romeinse samenleving werd immers gekenmerkt door imperialisme. Hadden zij misschien iets te maken met zijn dood?
Lindowman leefde in een standenmaatschappij die gekenmerkt werd door ongelijkheid.
2
Geef telkens één voorbeeld van een samenleving die je vorig jaar hebt bestudeerd en die dezelfde kenmerken heeft als de Keltische samenleving van Lindowman.
proefversie©VANIN
a Welke samenleving maakte ook gebruik van landbouw?
bv. de Mesopotamische samenleving
b Welke samenleving kende ook geen schrift?
bv. de paleolithische samenlevingen van jager-verzamelaars
c Welke samenleving kreeg ook te maken met imperialisme vanuit een andere samenleving?
bv. de Egyptische samenleving
d Welke samenleving kende ook een ongelijke standenmaatschappij?
bv. de Mesopotamische samenleving
3
Kijk nog eens naar de vier stellingen over Lindowman in de tabel. Beschrijf in één zin een verband tussen twee maatschappelijke domeinen.
Bv. De landbouw (economisch domein) had voor een meer ongelijke standenmaatschappij (sociaal domein) gezorgd.
De kenmerken van de samenleving van Lindowman
Door kenmerken van samenlevingen te situeren in de vier maatschappelijke domeinen proberen historici het verleden van de mens te structureren. Om inzicht te krijgen in het verleden is het belangrijk dat je verbanden legt tussen die vier maatschappelijke domeinen. Zo leefde Lindowman in een samenleving die economisch gebaseerd was op landbouw en die daardoor sociale ongelijkheid kende. Dat leiden historici onder andere af uit de graankorrels die gevonden werden in zijn maag. Zijn samenleving steunde op een mondelinge traditie en gebruikte dus geen schrift. We hebben enkel Griekse en Romeinse bronnen over die samenleving. De Romeinen waren imperialistisch ingesteld en veroverden onder andere de Keltische gebieden. Lindowman leefde in een standenmaatschappij die gekenmerkt werd door sociale ongelijkheid.
Historische vraag 3: Waarom werd
Lindowman vermoord?
Je vergelijkt nu drie bronnen over Lindowman met elkaar. Je gebruikt daarvoor het stappenplan van de bronnenstudie dat je vorig jaar al leerde. In Sapiens 2 ga je steeds vaker meerdere bronnen met elkaar vergelijken. Wie onderzoek doet naar het verleden, gebruikt immers het best zo veel mogelijk bronnenmateriaal om zo tot een zo nauwkeurig mogelijk beeld te komen.
Historisch denken: historische vragen beantwoorden
Een historische vraag is gericht op onderzoek naar het leven van mensen in het verleden. Daarvoor bestuderen we historische bronnen: overblijfselen uit het verleden.
Vaak gebruiken we ook historische werken. Via het stappenplan krijg je hulp om de bronnenstudie grondig aan te pakken. Als je klaar bent met je onderzoek, formuleer je een antwoord op de vraag. Hou volgende richtlijnen in het achterhoofd wanneer je dat doet:
✓ Begin je antwoord met een duidelijke uitspraak.
✓ Gebruik historische redeneerwijzen om de historische vraag te beantwoorden (bv. oorzaak, verandering, bewijs …).
✓ Verwijs naar de bronnen die je gebruikt hebt om de vraag te beantwoorden.
✓ Gebruik signaalwoorden om je antwoord te structureren (bv. dus, ook, maar, bovendien, ten eerste …).
✓ Breng nuances aan (bv. waarover je twijfelt, hoe betrouwbaar de bronnen zijn …).
proefversie©VANIN
Vergelijk bron 1 tot en met 3 met elkaar. Volg de vier stappen voor bronnenstudie die je ondertussen kent.
Bron 1:
Zij [de Kelten] waren zo barbaars dat zij mensenoffers voorstonden, omdat die voor de goden de beste en aangenaamste offergaven waren.
Naar: Mela, P. (1e eeuw n.C.) De Chorographia - Boek III.
Pomponius Mela leefde ten tijde van de Romeinse keizer Claudius, die in 43 n.C. Brittannië veroverde. Hij staat bekend als een van de eerste geografen omdat hij een uitgebreide beschrijving maakte van grote delen van het Romeinse rijk. Als Romeins militair was hij daar goed van op de hoogte.
© Imageselect / INTERFOTO HERMANN HISTORICA GmbH
Bron 2:
← Keltisch ijzeren zwaard uit de 2e1e eeuw v.C., Zwitserland. Bij het Zwitserse dorpje La Tène vonden archeologen in een meer zo’n 2 500 Keltische voorwerpen
Bron 3:
↑
Still uit de documentaire, 2020, Groot-Brittannië.
proefversie©VANIN
search Stap 1: Ik verzamel informatie over de bronnen.
Bron 1:
✓ Wat voor soort bron is het?
✓ Waar is de bron gemaakt?
✓ Wanneer is de bron gemaakt?
Bron 2:
✓ Wat voor soort bron is het?
✓ Waar is de bron gemaakt?
✓ Wanneer is de bron gemaakt?
Bron 3:
✓ Wat voor soort bron is het?
✓ Waar is de bron gemaakt?
✓ Wanneer is de bron gemaakt?
search Stap 2: Ik bestudeer de bronnen aandachtig.
Tussen welke bronnen is er een inhoudelijke gelijkenis? Kruis ze aan.
bron 1
Welke gelijkenis is dat?
search Stap 3: Ik denk na over de bronnen.
bron 2
✓ In bron 1 en 3 worden verbanden gelegd. Verbind elke oorzaak met het juiste gevolg. een geschreven historische bron een materiële historische bron een audiovisueel historisch werk Allebei de bronnen gaan over mensenoffers. X in het Romeinse rijk in La Tène, Zwitserland in Groot-Brittannië in de 1e eeuw n.C. in de 2e - 1e eeuw v.C. in 2020 X
Lindowmans lichaam is in tweeën gehakt.
In het moeras zitten bepaalde chemicaliën.
Lindowman werd gewurgd en vermoord met een slag op het hoofd.
bron 3
Lindowmans lichaam is goed bewaard gebleven.
Toen men in het moeras aan het graven was, gebruikte men zware machines.
Op Lindowmans lichaam zijn sporen van geweld teruggevonden.
✓ Beoordeel welke bronnen bruikbaar zijn om de historische vraag te beantwoorden.
Selecteer de bronnen die volgens jou bruikbaar zijn bij deze historische vraag. Kruis aan. ☐ bron 1 ☐ bron 2 ☐ bron 3
proefversie©VANIN
Waarom heb je die bron(nen) geselecteerd?
Omdat allebei die bronnen meer informatie geven over (de reden van) de dood van Lindowman.
✓ Beoordeel of de bruikbare bronnen ook betrouwbaar zijn om de historische vraag te beantwoorden. Plaats een kruisje.
onbetrouwbaar betrouwbaar
Geef minstens twee argumenten die je keuze staven.
Ten eerste komt de informatie uit allebei de bruikbare bronnen overeen. Ten tweede weten we dat Lindowman door wetenschappers is geanalyseerd.
De archeoloog uit de documentaire is niet 100 % zeker van zijn stelling. Daarom gebruikt men vaak woorden als: ‘vermoedelijk’, ‘hij gelooft dat …’ en ‘misschien’. Hoe noemen we stellingen die nog niet met bewijs zijn aangetoond?
hypotheses
search Stap 4: Ik beantwoord de historische vraag bij de conclusie op p. XXX. Gebruik daarbij de richtlijnen uit het kader historisch denken op p. XX.
Bronnenstudie over Lindowman
Bij een bronnenstudie is het belangrijk dat je bronnen selecteert die bruikbaar zijn om een antwoord te geven op de historische vraag. Ook moet je de betrouwbaarheid van die bronnen in het licht van de historische vraag onderzoeken. Door verschillende bronnen met elkaar te vergelijken kom je tot een zo nauwkeurig mogelijk antwoord op de historische vraag.
Conclusie IV
Antwoorden op de historische vragen
Duid de juiste antwoorden aan. Meerdere antwoorden zijn mogelijk. Beantwoord de open vraag in volzinnen en gebruik daarbij de richtlijnen uit het kader historisch denken op p. XX.
Historische vraag 1: Waar en wanneer leefde Lindowman?
☐ in het 1e millennium v.C.
☐ in de 1e eeuw
☐ in de Brits-Keltische regio
☐ in een stedelijke samenleving
proefversie©VANIN
Historische vraag 2: Welke maatschappelijke domeinen kun je linken aan Lindowman?
☐ Dat Lindowman in een landbouwsamenleving leefde, kun je linken aan het politieke domein.
☐ Dat Lindowman in een gebied leefde dat uiteindelijk veroverd en bestuurd zou worden door Romeinen, kun je linken aan het economische domein.
☐ Dat Lindowman in een ongelijke (standen)samenleving leefde, kun je linken aan het sociale domein.
Historische vraag 3: Waarom werd Lindowman vermoord? X X X
X Lindowman werd waarschijnlijk geofferd aan de Keltische goden. Dat was volgens
☐ Dat Lindowmans samenleving geen schrift gebruikte tot de Romeinen kwamen, kun je linken aan het culturele domein.
Pomponius Mela een culturele gewoonte van de Kelten. Zij geloofden wellicht dat de goden hen dan zouden helpen in de strijd. Toch is de archeoloog in de documentaire
voorzichtig: hij is er dus niet helemaal zeker van dat dat de verklaring is.
Synthese V
Samenvattend schema
verleden
historische vraag stellen
bronnenstudie uitvoeren en historische vragen beantwoorden
beeldvorming
↑ Bekijk het instructiefilmpje.
proefversie©VANIN
geschiedenis
In 1984 vonden arbeiders een goed bewaard lijk uit de 1e eeuw. Onderzoekers gaven het lijk de naam Lindowman.
Bv. Waarom werd Lindowman vermoord?
Verschillende bronnen werden onderzocht via het stappenplan van de bronnenstudie.
het lijk zelf = materiële bron
tekst van Pomponius Mela = geschreven bron
documentaire = audiovisuele bron
Dankzij het stappenplan kunnen we een antwoord geven op de historische vraag. Zo wordt een beeld gevormd van een man die mogelijk werd geofferd aan de Keltische goden.
De beeldvorming over Lindowman vormt de basis van de geschiedenislessen.
Historisch denken
Historische begrippen
Je leerde vorig jaar al volgende historische begrippen: imperialisme, landbouw, ongelijkheid, schrift, standenmaatschappij.
In dit hoofdstuk leerde je de volgende historische begrippen: cultureel: mondelinge traditiegewoonte om kennis of verhalen te onthouden en door te geven via gesproken weg
Eigen begrippen:
proefversie©VANIN
Structuurbegrippen
Je gebruikte in dit hoofdstuk de volgende structuurbegrippen: —tijd: jaar, eeuw, millennium, periode, duur, chronologie, tijdrekening; —ruimte: lokaal, regionaal, stedelijk, ruraal, continentaal, maritiem.
Zelfevaluatie
Ik moet dit kennen. Ik kan dit. Ik kan dit nog niet.
proefversie©VANIN
Ik ken het samenvattend schema op p. XX.
Ik ken de inhoudelijke teksten op p. XX, XX, XX, XX en XX.
Ik ken de kaders historisch denken op p. XX en XX.
SITUEREN IN HET REFERENTIEKADER
Ik kan Lindowman situeren in de 1e eeuw, wat in de klassieke oudheid valt.
Ik kan Lindowman situeren in de Brits-Keltische wereld, die later werd veroverd door de Romeinen.
Ik kan structuurbegrippen gebruiken om Lindowman te situeren in tijd en ruimte, zoals op p. XXX.
BRONNEN EN WERKEN
Ik kan een stappenplan doorlopen bij verschillende bronnen zoals die over Lindowman op p. XXX.
Ik kan beoordelen of bronnen bruikbaar en betrouwbaar zijn om een historische vraag te beantwoorden, zoals op p. XXX.
De Griekse wereld voor de klassieke oudheid
Op deze Griekse amfoor uit ca. 510 v.C. wordt het gevecht tussen Achilles en Memnon afgebeeld. Het is een scène uit het mythologische verhaal van de Trojaanse Oorlog. Hoewel we geen enkel bewijs hebben dat deze figuren echt bestaan hebben, blijft Achilles vandaag voortleven, bijvoorbeeld in het woord ‘achillespees’. Volgens het verhaal raakte Achilles immers gewond aan zijn pees. Maar wat is de historische waarheid achter de mythe?
↓
Historische vragen
Hoe situeer je de Minoïsche en de Mykeense samenleving in tijd en ruimte?
Waarin verschilden de Minoïsche en de Mykeense samenlevingen?
Heeft er echt een oorlog plaatsgevonden tussen de Mykeners en de Trojanen?
Wat is er zeker fout aan het beeld van de stad Troje in de film Troy?
Welke plotse verandering gebeurde er in de periode rond 1200 v.C. in de Griekse wereld?
Wat weet je al? I
Bekijk de reconstructie (bron 1) en bespreek klassikaal de vragen.
a Leg in eigen woorden uit wat je op de afbeelding ziet.
b Wat heeft deze reconstructie te maken met de Trojaanse Oorlog?
Het Minoïsch paleis van Knossos, ca. 1900 v.C.
proefversie©VANIN
Bron 1:
Een hedendaags rekwisiet (een voorwerp gebruikt in een toneelstuk of film) voor de film Troy uit 2004. Sinds de productie van de film is afgerond, staat het beeld tentoongesteld in Çanakkale, Turkije. ↑
Situeren in tijd II
↑
Gerestaureerd fresco van een stierensprong, ca. 1600 v.C., Knossos. Veel Minoïsche kunst verwijst naar stieren en de stierensprong. Het lijkt een cultureel ritueel te zijn. Toch kan het ook symbool staan voor de dapperheid die van pas komt in oorlogstijd.
↑
De beroemde leeuwenpoort van de burcht van Mykene, ca. 1350 v.C.
proefversie©VANIN
Uluburun-schip
brandcatastrofe
KLASSIEKE OUDHEID
Hoofdstuk 3 en 4
← De stad Troje zou doorheen de geschiedenis negen keer heropgebouwd zijn. De vernietiging van de zesde stad Troje in ca. 1200 v.C. was volgens archeologen mogelijk de oorsprong van het legendarische verhaal van de Ilias door de Griekse dichter Homeros.
Op onderzoek
Historische vraag 1: Hoe situeer je de Minoïsche en de Mykeense samenleving in tijd en ruimte?
In dit hoofdstuk onderzoek je de voorlopers van de Griekse samenleving aan het einde van het oude nabije oosten. Je situeert de Minoïsche en de Mykeense samenleving eerst in tijd en ruimte.
1
Je hebt vorig jaar geleerd over de verschillende samenlevingen in het oude nabije oosten. Bekijk de tijdlijnw op p. XX. Welke samenlevingen waarover je vorig jaar leerde, situeer je gelijktijdig met de Minoïsche en de Mykeense?
het oude Egypte en de rijken in Mesopotamië
2
Bij de tijdlijn op p. XX staan twee afbeeldingen die niet verbonden zijn met de tijdlijn. Situeer ze in de tijd door een lijn te trekken tussen de afbeelding en de tijdlijn.
3
Situeer de Mykeense en de Minoïsche samenlevingen in de ruimte. Beschrijf op basis van de kaart op p. XX de belangrijkste kenmerken.
Mykeense samenleving Minoïsche samenleving
maritiem / continentaal
maritiem / continentaal
Mykene, Pylos Knossos
Zuid-Europa, oostelijke
Middellandse Zee
steden: regio: handelscontacten met:
Macedonië,
Klein-Azië en Italië
steden: regio: handelscontacten met:
Zuid-Europa, oostelijke
Middellandse Zee
Nabije Oosten en Griekse vasteland
De Minoïsche en de Mykeense samenlevingen
proefversie©VANIN
4
Beantwoord de historische vraag bij de conclusie op p. XX.
De Minoïsche en de Mykeense cultuur
De Minoïsche cultuur bloeide op het eiland Kreta vanaf ca. 2000 tot 1450 v.C. De ‘Minoïsche cultuur’ is een term die historici gebruiken, maar die niet gebaseerd is op bronnen uit die tijd. Ze verwijst naar de Griekse mythe van koning Minos.
De Mykeense cultuur, die ongeveer tussen 1600 en 1200 v.C. bloeide, was gevestigd op het vasteland van Griekenland. Wij gebruiken de term ‘Mykeense cultuur’ omdat Mykene de belangrijkste staat was in die regio in de 14e en 13e eeuw v.C. Het land waar beide culturen ontstonden, heet vandaag Griekenland. In het 2e millennium v.C. gebruikte men die naam nog niet. We spreken wel over ‘de Griekse wereld’ omdat het een regio was waar mensen min of meer dezelfde cultuur hadden.
Historische vraag 2:
Waarin verschilden de Minoïsche en de Mykeense samenlevingen?
Onderzoek de belangrijkste kenmerken van de Minoïsche en de Mykeense samenleving aan de hand van de lestekst en de bronnen. Bekijk de bronnen en ga na welke gelijkenissen en verschillen je tussen de twee samenlevingen vaststelt.
1
proefversie©VANIN
Onderzoek aandachtig bron 1 tot en met 7 en beantwoord de vragen.
a Vergelijk bron 1 en 2. Welke argument vind je om te stellen dat de Mykeners meer oorlog voerden dan de Minoërs?
b Bekijk bron 3. De Minoïsche handel werd in stand gehouden door een vloot van schepen. Waarvoor konden die schepen nog gebruikt worden?
c Bekijk bron 4 en 5. De Minoërs en de Mykeners maakten fresco’s. Hun kunst lijkt geïnspireerd door de kunst van een samenleving die je in Sapiens 1 hebt bestudeerd. Welke samenleving is dat?
d Bekijk bron 7. Hoewel het als een militaire weg gezien wordt, laat de weg ook ander transport toe. Welk ander transport is dat?
handel (economisch transport)
Bron 1:
3 de grote verdedigingsmuur rond de Mykeense burcht als oorlogsvloot de Egyptische samenleving
← Reconstructietekening van het Minoïsche paleis van Knossos, 21e eeuw.
Op de afbeelding zie je: 1 de werkplaatsen en voorraadkamers; 2 de verblijfplaatsen; 3 de religieuze en politieke ruimte.
2:
3:
← Reconstructietekening van de burcht van Mykene, 21e eeuw. Op de afbeelding zie je: 1 het paleis; 2 de woning en de verblijfplaatsen; 3 de graanschuren. De burcht wordt gewoonlijk een paleis genoemd. Toch is dit wellicht niet meteen wat jij je voorstelt bij een paleis. Welke gelijkenissen of verschillen zie je met wat jij onder een paleis verstaat?
proefversie©VANIN
van een Minoïsche vloot, ca. 1600 v.C., Akrotiri
Bron 4:
Blader terug naar afbeelding B op p. XX.
Fresco van een vrouw met opgemaakt haar en juwelen, ca. 1300 v.C., Mykene.
5:
2
↑
Minoïsche helm en pantser, ca. 1400 v.C., Dendra. Archeologen vonden meer Mykeens wapentuig dan Minoïsch wapentuig terug.
↑
Stenen brug op een militaire weg tussen Mykeense forten, ca. 1300 v.C., Arkadiko.
Voor welke van de stellingen vind je argumenten in bron 1 tot en met 7? Beoordeel zelf welke bronnen bruikbaar zijn voor het beantwoorden van de historische vraag die je onderzoekt. Kruis de juiste stellingen aan.
☐ De Minoërs deden niet aan oorlog.
☐ De Mykeners voerden enkel oorlog.
3 X X X
☐ De Minoërs verheerlijkten (ook) dapperheid.
☐ De Minoërs konden oorlog voeren door middel van een vloot.
☐ De wegen die de Mykeners gebruikten voor hun legers, waren onbruikbaar om handel te drijven.
☐ De Minoërs en de Mykeners hadden handelscontacten buiten hun samenleving en lieten zich zelfs inspireren om de kunst van andere samenlevingen te imiteren.
proefversie©VANIN
Beantwoord de historische vraag bij de conclusie op p. XX. Gebruik daarvoor ook de kaart van de Minoïsche en Mykeense samenlevingen op p. XX.
De Minoïsche en de Mykeense samenleving
Vredevolle of oorlogszuchtige samenlevingen?
Traditioneel werd de Minoïsche samenleving gezien als een vreedzame samenleving. De Mykeners werden door historici dan weer als zeer oorlogszuchtig gezien. Niet alle wetenschappers zijn het vandaag eens over de reputatie van die twee samenlevingen.
De Minoïsche samenleving
De Minoïsche samenleving bestond op en rond het Griekse eiland Kreta van ca. 2000 tot ca. 1450 v.C. De samenleving is vernoemd naar de mythologische koning Minos. Het paleis van Knossos is heel complex opgebouwd. Daarom moest de archeoloog die het ontdekte denken aan de mythe van het labyrint van koning Minos. Volgens die mythe werd de minotaurus in het labyrint gevoed met mensen. Zelf noemden de Minoërs zich niet zo.
proefversie©VANIN
De Minoïsche samenleving was de eerste Europese samenleving die een schrift hanteerde. Daarmee kwam er een einde aan de prehistorie in deze streken. Het Minoïsche schrift, dat we Lineair A noemen, is tot vandaag nog altijd niet ontcijferd. We weten dan ook weinig over de kenmerken van de samenleving, zoals hoe ze bestuurd werd of hoe ze georganiseerd was. Archeologen hebben wel tal van bronnen gevonden die bewijzen dat de samenleving een rijk handelscentrum was. Door haar ligging in het oostelijke deel van de Middellandse Zee werd het een knooppunt tussen Europa, Noord-Afrika en het Midden-Oosten. De rijkdom van de Minoërs kwam tot uiting in archeologische vondsten, zoals hun paleizen, die prachtig versierd waren met fresco’s. Er stonden geen verdedigingsmuren rond die paleizen, waardoor ze de reputatie kregen dat ze weinig oorlog voerden.
De Mykeense samenleving
De Mykeense cultuur bestond van ca. 1600 tot ca. 1100 v.C. in het zuidelijke deel van Griekenland en op eilanden in de Egeïsche Zee. De samenleving is genoemd naar de stadstaat Mykene. De Mykeners zelf gebruikten die naam niet. Mykeense steden bestonden uit goed verdedigbare burchten. De Mykeners hebben een oorlogszuchtige reputatie omwille van de opbouw van hun steden en de archeologische vondsten van wapens en harnassen. In Pylos werd een grote hoeveelheid tabletten in het Lineair B-schrift aangetroffen die archeologen hebben kunnen ontcijferen. Daaruit blijkt dat de Mykeense koningen een groot aantal slaafgemaakten hadden. Dat waren soms opgeleide ambachtslui die instonden voor het smeden van brons of voor de productie van textiel. De slavernij en handel zorgden ervoor dat de bovenlaag van de samenleving zich luxegoederen zoals juwelen en kunstvoorwerpen kon veroorloven. Er was dus economische en sociale ongelijkheid
Historische vraag 3:
Heeft er echt een oorlog plaatsgevonden tussen de Mykeners en de Trojanen?
Een van de bekendste mythes aller tijden is het verhaal over de Trojaanse Oorlog. Het verhaal gaat over de strijd van een Mykeens leger tegen de stad Troje. De precieze details en de juistheid van de heroïsche verhalen zijn onzeker. In deze historische vraag onderscheid je zelf waarheid en mythe over de Trojaanse Oorlog.
Bekijk het fragment uit de Amerikaanse film Troy. Hoe eindigt de oorlog? Vat samen wat je hebt gezien. 1
De oorlog eindigt door een list van de Grieken. Ze laten een groot houten paard achter voor de muren van de stad. In het paard zitten krijgers verstopt die
proefversie©VANIN
Bekijk het fragment.
Als er echt een Trojaanse Oorlog is geweest, dan was dat volgens archeologen waarschijnlijk in de 13e of 12e eeuw v.C. Het is heel moeilijk om te bepalen wat er juist klopt van het verhaal. In deze oefening onderzoek je of er ooit een oorlog was tussen de Mykeners en de Trojanen. Lees en bestudeer de historische bronnen. Gebruik je Histokit.
a Om welke soort bronnen gaat het? Vul de bronnen aan in het schema op p. XX.
b Omcirkel in het schema de bronnen die je bruikbaar vindt om te onderzoeken of er ooit een oorlog was tussen de Mykeners en de Trojanen.
Bron 1:
← Foto van de archeologische vindplaats Hissarlik, 21e eeuw. Archeologen beschouwen die plek in het huidige Turkije als de plaats waar de historische stad Troje zich bevond. De muren zijn lichtjes schuin gebouwd. Ze lijken op de muren die in het verhaal van de Ilias beschreven staan. Op verschillende plaatsen vonden ze sporen van brand en plundering terug. Die bewijzen dat er rond 1200 v.C. oorlog gevoerd werd. Het is niet mogelijk op basis van de sporen uit te maken tussen wie er een conflict was.
Bron 2:
← Amfoor in aardewerk, oorspronkelijk uit Athene, gemaakt tijdens de 6e eeuw v.C. De amfoor wordt nu bewaard in Londen. Op de afbeelding zien we hoe Achilles vecht met koningin Penthesileia. Volgens de mythe kwam zij met haar volk de Trojanen helpen in de strijd tegen de Mykeners.
Imageselect / The Picture Art Collection / Alamy
Bron 3:
Bron 4:
proefversie©VANIN
← Fragment uit de Ilias, ca. 6e eeuw, Milaan. De eerste geschreven versies van de Ilias dateren uit de 8e eeuw v.C. Maar die zijn niet bewaard gebleven. We beschikken wel over heel wat latere kopieën van fragmenten van de tekst. Daardoor hebben we een goede kennis van de tekst.
← Mykonos-vaas, dateert naar schatting uit 670 v.C. De vaas bevat de oudste bekende afbeelding van het paard van Troje. Het paard wordt in de Ilias niet beschreven. Het werd later toegevoegd door Vergilius als de mirakeloplossing waarmee de Grieken een einde maakten aan de oorlog die al zo veel jaren duurde.
Bron 5:
← Tawagalawa-brief, ca. 1250 v.C. Gevonden in Hattusa, de hoofdstad van het Hettitische rijk, nu Centraal-Turkije. De Hettitische koning schreef de brief aan de koning van Ahhijawa. Waarschijnlijk is Ahhijawa een andere naam voor de Mykeense stadstaten. In de brief staat een zin die vertaald wordt als: ‘Nu hebben we een overeenkomst over Wilusa, de stad waarover we oorlog voerden.’ Archeologen denken dat Wilusa een andere naam was voor de stad Troje. Ze leiden daarom uit de brief af dat er rond die tijd oorlog werd gevoerd tussen de Mykeners en de Hettieten over Troje. Maar dat weten ze niet zeker.
HISTORISCHE BRON = een overblijfsel uit het verleden
GESCHREVEN BRON
Tawagalawabrief de Ilias
MONDELINGE BRON
proefversie©VANIN
MATERIËLE BRON
ruïne van stadsmuren
(AUDIO)VISUELE BRON
afbeelding van mythe op Mykonos-vaas
afbeelding van mythe op vaas uit Athene
Historisch denken: bruikbare en betrouwbare bronnen
Enkel bruikbare bronnen helpen om historische vragen te beantwoorden. Daarom moet je altijd goed nagaan hoe bruikbaar een historische bron is. Als een bron bruikbaar is, bepaal je ook hoe betrouwbaar de bron is. Je zult daar dit jaar heel vaak op oefenen.
11
KRITISCH BRONNEN EVALUEREN
We hebben veel bronnen over de Trojaanse Oorlog. Veel daarvan zijn niet bruikbaar of betrouwbaar, bijvoorbeeld omdat ze pas later gemaakt zijn of onnauwkeurige informatie geven. Welke van de bronnen op p. XXX zijn niet bruikbaar om te weten te komen wat er gebeurde tijdens de Trojaanse Oorlog? Kies één niet-bruikbare bron en leg uit waarom die niet bruikbaar is. 3 11
KRITISCH BRONNEN EVALUEREN
proefversie©VANIN
4
De Mykonos-vaas (bron 4) is geen bruikbare bron omdat ze pas eeuwen na de oorlog gemaakt is.Homeros schreef zijn tekst in de 8e eeuw v.C., dus minstens vier eeuwen na de feiten. Daarvoor werden de verhalen mondeling doorgegeven. Het gaat om mythologische verhalen en het zijn dus geen nauwkeurige verslagen van getuigen.
5
Bestudeer de archeologische bronnen opnieuw en kruis aan welke besluiten je kunt trekken op basis van het bronnenmateriaal. Wat weten we zeker?
☐ de locatie van de historische stad Troje
☐ De Mykeners voerden oorlog tegen Troje.
☐ De Mykeners voerden oorlog omwille van de ontvoering van prinses Helene van Sparta.
☐ Troje werd verwoest rond 1200 v.C.
☐ In Troje werd oorlog gevoerd rond 1200 v.C.
X X
Beantwoord de historische vraag bij de conclusie op p. XX.
De Trojaanse Oorlog
Een van de bekendste mythes aller tijden is het verhaal over de Trojaanse Oorlog. Het is een bijkomende reden waarom de Mykeners een oorlogszuchtige reputatie hadden. De mythe vertelt het verhaal van de strijd van een Mykeens leger tegen de stad Troje. In het verhaal wordt de Mykeense samenleving gelijkgesteld met de Griekse samenleving. In de Ilias, een verhaal van de Griek Homeros, trokken de Grieken ten strijde voor Helene, de koningin van Sparta. Zij werd ontvoerd door Paris, de zoon van de koning van Troje. Na een jarenlange oorlog verwoestten de Grieken de stad. Het is onzeker of er echt een oorlog tussen de Mykeners en de Trojanen heeft plaatsgevonden. Archeologisch bewijs toont aan dat Troje meerdere keren werd verwoest, mogelijk door oorlogen. Veel historici denken dat er wel degelijk conflicten waren tussen Mykeense Grieken en de stad Troje rond 1200 v.C. De precieze details en de echtheid van de heroïsche verhalen over de Trojaanse Oorlog zijn onzeker.
Uitbreiding 1: Wat is er zeker fout aan het beeld van de stad Troje in de film Troy?
proefversie©VANIN
Om een historische film te maken moet je altijd een beetje fantasie hebben. In 2004 verscheen de film Troy. De makers wisten dat heel veel onzeker was over de Trojaanse Oorlog. Het liefdesverhaal over Helene, de heldendaden van Achilles, het paard … Slechts voor heel weinig zaken hadden ze historische bewijzen. Ze hadden wel bronnen van hoe de stad zelf eruitzag in die tijd.
De makers deden geen moeite om de stad Troje af te beelden zoals ze echt was rond 1200 v.C. Ze geven zelf toe dat ze bewust fouten maakten. Op de foto’s zie je hoe de stad Troje er in de film uitzag. Bekijk de foto’s aandachtig. Gebruik de kijkstrategieën in je Histokit. 1
a Beschrijf in enkele kernwoorden hoe de stad eruitziet.
bv. grote indrukwekkende stadsmuren, grote poorten en wachttorens, grote zuilen binnen in de stad, grote religieuze beelden zoals in Egypte
b Bekijk nu het filmfragment waarin de makers vertellen hoe ze de stad vormgaven.
c Duid op de foto’s aan wat er niet historisch correct is aan de stad in de film.
↑ Bekijk het fragment.
2 a Waar haalden de makers van de film hun inspiratie?
De filmmakers hadden hun redenen om die historische fouten te maken.
proefversie©VANIN
bij archeologische vondsten van andere oude culturen zoals bv. het oude Egypte
b Welke reden hadden de makers om die fouten te maken? Baseer je antwoord op wat ze zelf zeiden.
De makers wilden vooral een spectaculaire film maken waarvan het publiek onder de indruk was. Hun doel was niet om Troje historisch correct af te beelden.
3
c Er bestaat veel onzekerheid over de Trojaanse Oorlog. We weten zelfs niet zeker of er ooit een Trojaanse Oorlog was. We weten wel zeker dat de makers van de film Troy de stad fout in beeld brachten. Hoe kunnen we daar zeker van zijn?
De archeologische resten van de stad werden teruggevonden. Daardoor weten we ongeveer hoe de stad er rond 1200 v.C. uitzag.
Beantwoord de historische vraag.
De filmmakers kozen er bewust voor om de stad er erg spectaculair te laten uitzien. Troje was in werkelijkheid minder groots dan in de film.
Beeldvorming in historische films
Historische films zijn een bijzondere soort van historische werken. Het zijn visuele bronnen die je kunt gebruiken om iets te leren over het verleden. Net als andere historische werken gebruiken ze primaire historische bronnen of andere historische werken om een beeld te geven van het verleden. Toch is niet alles wat je leert over het verleden uit een historische film correct. Het doel van de makers van zo’n film is lang niet altijd om een correct beeld van het verleden te geven. De makers zijn immers niet noodzakelijk wetenschappelijke historici. Als de makers bijvoorbeeld niet voldoende budget hebben of wanneer ze vooral een populaire film willen maken, zullen ze niet altijd even nauwkeurig omspringen met wat we weten over het verleden.
Historische vraag 4:
Welke plotse verandering gebeurde er in de periode rond 1200 v.C. in de Griekse wereld?
proefversie©VANIN
Archeologen vonden op veel archeologische sites sporen van brand rond 1200 v.C. Dat was ook het geval op heel wat oud-Griekse sites. Ze spreken daarom over de brandcatastrofe. Je onderzoekt in deze vraag de gevolgen ervan.
Historisch denken: periodes afbakenen
Om het verleden te begrijpen proberen we er orde in aan te brengen. Vorig jaar leerde je situeren in de tijd door middel van de zeven periodes op tijdlijn 1 op p. XXX. We gaan ervan uit dat samenlevingen min of meer dezelfde kenmerken hebben in een bepaalde periode. Zo leerde je vorig jaar dat de Egyptische samenleving een autocratie en een standenmaatschappij was. Dat zijn typische kenmerken voor die periode. De data waarmee we de periodes afbakenen, zijn pas veel later door historici bepaald. Het zijn meestal symbolische data: belangrijke momenten die symbool staan voor een grote verandering in de samenleving. Daarom noteren we geen exacte data maar ronden we af met circa (ca.). Ook de namen van de periodes werden achteraf bedacht. Op tijdlijn 2 zie je dat we ook binnen elke periode nog deelperiodes kunnen afbakenen.
Bestudeer de kaart aandachtig. Maak gebruik van het stappenplan historische kaarten. Beantwoord de vragen. 1
De brandcatastrofe (ca. 1200 v.C.)
a Rond 1200 v.C. werden tijdens enkele bijzonder woelige decennia in een groot deel van het oostelijke Middellandse Zeegebied steden verwoest. Welke naam geven we aan die periode?
de brandcatastrofe
b Geef minstens vier Mykeense steden die rond 1200 v.C. werden verwoest.
bv. Mykene, Tiryns, Pylos, Knossos, Milete, Troje
c Op verschillende plaatsen verdwenen machtige vorstenhuizen. Welk rijk verloor in het noorden een aantal plaatsen, maar bleef voor de rest gespaard van grote verwoestingen?
het Egyptische rijk
proefversie©VANIN
Denk na over de periodisering die we in Sapiens hanteren.
2 a Vul op de tijdlijn de volgende begrippen aan: Mykeense samenleving - brandcatastrofedonkere eeuwen. Gebruik de informatie uit de inleiding, de kaart op p. XX en de tijdlijn op p. XX.
b De Griekse donkere eeuwen komen overeen met het begin van een van de Egyptische tussenperiodes. Welk verband bestaat er tussen het einde van de Mykeense samenleving en het einde van het Egyptische nieuwe rijk?
Beide zijn wellicht een gevolg van de brandcatastrofe.
c We gebruiken in Sapiens 'v.C.' om jaartallen aan te duiden. Soms wordt daarvoor ook 'VGT' of het Engelse 'BCE' gebruikt. Weet jij wat beide betekenen? En waarom sommige mensen liever die letters gebruiken?
Tijdlijn 1
Tijdlijn 2
OUDE NABIJE OOSTEN
OUDE RIJK MIDDENRIJK NIEUWE RIJK
EERSTE TUSSENPERIODE TWEEDE TUSSENPERIODE
OUDHEID
HELLENISTISCHE RIJK
DERDE TUSSENPERIODE + LATE RIJK
Mykeense samenleving donkere eeuwen
RIJK
3
Vul op basis van de lestekst op p. XX de gevolgen van de brandcatastrofe aan.
proefversie©VANIN
OORZAAK GEVOLG
VERWOESTINGEN
CA. 1200 V.C.
(BV. BURCHTEN IN MYKENE, TIRYNS, PYLOS ...)
DOMEIN
ECONOMISCH
CULTUREEL
POLITIEK
einde internationale handel
geen geschreven bronnen meer
instorting macht koningen
Nu je weet wat de brandcatastrofe is, kun je aan de hand van bronnen zelf onderzoeken wat de precieze gevolgen waren van die ramp.
4 a Beschrijf het economische gevolg van de brandcatastrofe met behulp van bron 1.
Vul de gevolgen van de brandcatastrofe aan bij de bronnen.
Bron 1:
← 20e eeuw, Turkije. Een onderwaterarcheoloog verwijdert een amfoor van de vindplaats van het Uluburun-schip. In 1982 vond een duiker toevallig het Uluburun-schip voor de Turkse kust. Het bleek gezonken te zijn rond 1330 v.C. In het schip vonden ze een lading archeologische bronnen die ons heel wat leren over de handel in het oostelijke Middellandse Zeegebied. Het wrak bevatte grote hoeveelheden tin en koper. Daarnaast lagen er ook amforen met olie en wijn, ivoor, hout … De lading bleek afkomstig uit niet minder dan zeven regio’s. Er zijn nooit gelijkaardige schepen gevonden uit de periode tussen 1200 v.C. en de klassieke oudheid.
Bron 1 is een bewijs dat Het ontbreken van dat soort vondsten na 1200 v.C. is een aanwijzing dat
er in de 14e eeuw v.C. handel werd gedreven op de Middellandse Zee. dat soort maritieme handel verdween na de brandcatastrofe.
© Sharon Mollerus
b Beschrijf het culturele gevolg van de brandcatastrofe met behulp van bron 2.
Bron 2:
← Dit kleitablet werd aangetroffen in de ruïne van de burcht van Pylos. Het is geschreven in het Lineair B-schrift. Het vertelt hoe ze de huiden van runderen en varkens verdeelden onder schoenmakers. Het maakt duidelijk dat het paleis van de Mykeense koningen een grote rol speelde in de economie. Producten werden geruild, opgeslagen en verhandeld via het koninklijk paleis. Er is geen enkele bron gevonden in dit schrift van na 1200 v.C.
proefversie©VANIN
© Andreas Trepte
Bron 2 is een bewijs dat
Het ontbreken van dat soort vondsten na 1200 v.C. is een aanwijzing dat
mensen in de Griekse wereld opnieuw overschakelden op een mondelinge traditie.
c Beschrijf wat archeologen afleiden over de politiek in Mykene met behulp van bron 3.
Bron 3:
Bron 3 toont aan dat
Archeologen onderzochten de ruïne en vonden veel minder sporen van bewoning vanaf de 12e eeuw v.C. Daaruit kunnen we besluiten dat de Mykeners het schrift gebruikten voor economie en administratie.
← Hedendaagse foto van de Mykeense leeuwenpoort in de burcht van Mykene, ca. 1250 v.C De ruïne van het paleis van de koningen van Mykene is een beroemd voorbeeld van de welvaart en rijkdom van de Mykeense cultuur in de 13e eeuw v.C. Ook in Pylos en Tiryns werden gelijkaardige ontdekkingen gedaan. Vanuit die burchten dreven ze handel met andere regio’s. Een interessante bron voor historici zijn de fresco’s die ze vonden in sommige Mykeense burchten.
Mykene een welvarende stadstaat was in de 13e eeuw v.C. de welvaart en macht van Mykene in die periode verminderden.
5
d Beschrijf het politieke gevolg van de brandcatastrofe met behulp van bron 4.
Bron 4:
Bron 4 toont aan dat
← Archeologische resten van de burcht van Tiryns die verwoest werd rond 1200 v.C. Na de verwoesting van de burchten stortte ook de macht van de koningen in. Hoewel bijvoorbeeld Tiryns wel bewoond bleef, blijkt uit de archeologische resten dat hun macht vanaf toen veel kleiner werd.
proefversie©VANIN
Archeologen gebruiken die materiële resten om aan te tonen dat
De brandcatastrofe de burcht van Tiryns verwoest werd rond 1200 v.C. de macht van de Mykeense koningen verminderde na de brandcatastrofe.
Beantwoord de historische vraag bij de conclusie op p. XX.
Rond 1200 v.C. vond een plotselinge verandering plaats in de Griekse wereld. Die periode was het einde van de Mykeense cultuur. Er zijn vanaf dan tot ca. 800 v.C. geen geschreven bronnen meer uit de Griekse regio. Belangrijke burchten, zoals die van Mykene, werden verwoest en de koningen verloren hun macht. Er vonden grote migraties plaats en er kwam een einde aan de internationale maritieme handel. Er was een terugkeer naar een eenvoudigere landbouwsamenleving. Die periode was het begin van de ‘Griekse donkere eeuwen’ (ca. 1200 - 800 v.C.). De exacte redenen voor die instorting zijn nog altijd onderwerp van discussie, maar mogelijke oorzaken zijn bijvoorbeeld opstanden, oorlog en klimaatveranderingen. Over de gevolgen zijn historici het wel eens: er kwam een einde aan verschillende culturen en rijken in het oosten van de Middellandse Zee.
Conclusie IV
Antwoorden op de historische vragen
Historische vraag 1: Hoe situeer je de Minoïsche en de Mykeense samenleving in tijd en ruimte?
Beide samenlevingen situeren we aan het einde van de periode van het oude nabije oosten, in de Griekse wereld. De Minoïsche samenlevingen situeren we in het 2e millennium v.C., het eiland Kreta was het centrum. De Mykeense samenleving dateren we enkele eeuwen later op het Griekse vasteland.
Historische vraag 2: Waarin verschilden de Minoïsche en de Mykeense samenlevingen?
Allebei de samenlevingen hadden goed ontwikkelde kunstvormen. In de Minoïsche samenleving werden prachtige fresco’s gemaakt, terwijl de Mykeense opviel door de smeedkunst. De twee samenlevingen kenden ook een verschillende schriftsoort. Historici zijn het er niet over eens of de Mykeense samenleving echt oorlogszuchtiger was dan de Minoïsche.
Historische vraag 3: Heeft er echt een oorlog plaatsgevonden tussen de Mykeners en de Trojanen?
Er zijn aanwijzingen dat er rond 1200 v.C. inderdaad een oorlog plaatsvond in Troje. Zo zijn er bijvoorbeeld archeologische sporen van brand gevonden. Er is ook een Hettitische brief bewaard gebleven die het heeft over een gewapend conflict. De meeste verhalen over de oorlog dateren echter van veel later.
Historische vraag 4: Welke plotse verandering gebeurde er in de periode rond 1200 v.C. in de Griekse wereld?
Rond die tijd eindigde een periode van intense handel en contacten tussen verschillende plaatsen rondom de Middellandse Zee. We noemen dat moment de brandcatastrofe omdat er op verschillende plaatsen gelijktijdige sporen van brand gevonden werden door archeologen.
Synthese V
Samenvattend schema
proefversie©VANIN
Minoïsche samenleving
2000 - 1450 v.C. op Kreta
veroverd door
Mykeense samenleving
1600 - 1200 v.C. op het Griekse vasteland
Samenleving stort in
donkere eeuwen
1200 - 800 v.C.
- begint met brandcatastrofe
- geen geschreven bronnen
Griekse samenlevingen tijdens het oude nabije oosten
kenmerken
- vreedzame reputatie
- schrift niet ontcijferd
- handelscentrum
- kunst en cultuur: fresco’s
↑ Bekijk het instructiefilmpje.
kenmerken
- oorlogszuchtige reputatie
- schrift ontcijferd
- sociale ongelijkheid
- kunst en cultuur: smeedkunst
Trojaanse Oorlog
- mythe
- geen primaire bronnen
- wel archeologische aanwijzingen
Historisch denken
Historische begrippen
Je leerde vorig jaar en in het vorige hoofdstuk al volgende historische begrippen: ambacht, cultuur, handel, koning, ongelijkheid, oorlog, schrift, slavernij, stadstaat.
In dit hoofdstuk leerde je de volgende historische begrippen:
cultureel:
fresco op een muur geschilderde afbeelding
Lineair A schriftsoort van de Minoïsche samenleving
Lineair B schriftsoort van de Mykeense samenleving
economisch:
proefversie©VANIN
bestuur manier waarop beleid gevoerd wordt burcht versterkte vesting
Eigen begrippen:
Structuurbegrippen
Je gebruikte in dit hoofdstuk de volgende structuurbegrippen: periode, gevolg, oorzaak .
Zelfevaluatie
proefversie©VANIN
Ik ken het samenvattend schema op p. XX.
Ik ken de inhoudelijke teksten op p. XX, XX, XX, XX en XX.
Ik ken de kaders historisch denken op p. XX en XX.
SITUEREN IN HET REFERENTIEKADER
Ik kan de Minoïsche en Mykeense samenlevingen situeren in tijd en ruimte, zoals op p. XXX.
Ik kan de belangrijkste kenmerken van de Minoïsche en Mykeense samenlevingen vergelijken met elkaar, zoals op p. XXX.
Ik kan de brandcatastrofe situeren in de tijd en de gevolgen ervan beschrijven, zoals op p. XXX.
HISTORISCHE BRONNEN EN WERKEN
Ik kan uit een reeks bronnen diegene selecteren die bruikbaar zijn voor het beantwoorden van een historische vraag, zoals op p. XXX.
Ik kan beoordelen hoe bruikbaar en betrouwbaar een bron is voor het beantwoorden van een historische vraag, zoals op p. XXX.
BEELDVORMING BEARGUMENTEREN
Ik kan bewijs uit bronnen gebruiken bij het beantwoorden van een historische vraag, zoals op p. XXX.
Ik kan bij het beantwoorden van een historische vraag argumenten voor en tegen een standpunt afwegen tegen elkaar, zoals op p. XXX.
REFLECTEREN OVER HEDEN, VERLEDEN EN TOEKOMST
Ik kan werkelijkheid en mythe over de Trojaanse Oorlog van elkaar onderscheiden, zoals op p. XXX.
Ik kan de begrippen ‘schriftelijke’ en ‘mondelinge traditie’ toepassen in een redenering over de Trojaanse Oorlog, zoals op p. XXX.
Ik begrijp hoe de mythevorming over de Trojaanse Oorlog is ontstaan, zoals op p. XXX.
De Griekse stadstaten
Schedel en helm uit 490 v.C. gevonden in het Griekse plaatsje Marathon In 490 v.C. probeerde een enorm Perzisch leger de Griekse stadstaten te veroveren. Ze vochten tegen een kleinere groep Grieken uit verschillende stadstaten, die zich uitzonderlijk verenigden. Tegen de verwachting in wonnen de Grieken de veldslag bij Marathon. De Britse archeoloog die de helm vond, dacht dat het om een Spartaanse helm ging, maar vandaag weten we dat het een Korinthische helm was. Het is onduidelijk of de schedel zich bij de opgraving al in de helm bevond. Mogelijk heeft de archeoloog die eraan toegevoegd om indruk te maken. Toch worden de helm en de schedel vandaag samen tentoongesteld in een Canadees museum.
Beeld nog te vervangen
proefversie©VANIN
Historische vragen
1 Hoe bepaalde het landschap het leven in Hellas?
2 Hoe verspreidden de Grieken zich over het Middellandse Zeegebied?
3 Welke culturele kenmerken verbonden de Grieken?
1 Waarin verschillen en gelijken de Griekse en de hedendaagse Olympische Spelen?
4 Welke politieke verschillen waren er tussen de Griekse stadstaten?
5 Waarin verschilde de Atheense van de hedendaagse democratie?
2 Hoe goed geeft de film 300 de Perzische Oorlogen weer?
6 Hoe verzwakten de Griekse stadstaten?
Wat weet je al?
Vorig jaar leerde je het begrip ‘stadstaat’ al kennen in het hoofdstuk over Mesopotamië.
Ook in Hellas waren er tal van stadstaten. Bekijk bron 1 en bespreek de vragen klassikaal.
a Welke gelijkenissen zie je tussen de reconstructietekeningen? Probeer de volgende elementen te herkennen op de afbeeldingen bij de tijdlijn en op de afbeelding die de leerkracht toont: aansluiting met rivier of zee - versterkt met muren - centrum heeft bebouwing rond hoger gelegen gebied - periferie heeft akkers - tempel staat centraal.
b Hoe kwamen deze mensen aan eten? Hoe beschermden ze zich? Probeer dat af te leiden uit de afbeeldingen.
c Waarom vestigden de mensen zich hier?
De Grieken hadden snelle wendbare boten waardoor ze gemakkelijk de zeeën konden verkennen. Dat type boot, de trireem, had drie paar roeiriemen.
Een afbeelding van die boot staat vandaag nog op de Griekse munten van één cent.
proefversie©VANIN
Hedendaagse reconstructietekeningen van de stadstaat Athene in de 6e eeuw v.C., gezien vanuit het westen (rechts) en van bovenaf (links).
Situeren in tijd II
Schilderij van Philipp Foltz uit 1852 waarin een artistieke interpretatie wordt gegeven van een toespraak van de Atheense strateeg Perikles. De Atheners kozen 2500 jaar geleden al hun leiders. Ze leefden in een democratie.
ontstaan Atheense democratie
begin Griekse kolonisatie
proefversie©VANIN
OUDHEID
ontstaan Olympische SpelenPeloponnesische Oorlogen
Perzische Oorlogen
Attische vaas uit de 6e eeuw v.C. De Grieken organiseerden 2500 jaar geleden al loopwedstrijden tijdens de Olympische Spelen.
Griekse vaas uit de 7e eeuw v.C. die toont hoe de Grieken in falanxformatie vochten. De soldaten vormden een gesloten rij met hun schilden.
Op onderzoek III
Historische vraag 1: Hoe bepaalde het landschap het leven in Hellas?
Je hebt in het vorige hoofdstuk al geleerd dat de Mykeense cultuur rond 1200 v.C. eindigde. Van de daaropvolgende eeuwen weten we weinig over de samenlevingen op het Griekse schiereiland. Maar vanaf 800 v.C. namen de macht en de rijkdom van dat gebied toe. De manier waarop de Griekse samenleving zich ontwikkelde, had veel te maken met de plaats waar ze woonden. Omdat het grondgebied van het huidige Griekenland nogal verschilt van het klassieke Griekenland, gebruiken we hier de term ‘Hellas’.
1 ↑ Bekijk het filmpje.
Onderzoek het landschap van Hellas. Bekijk het filmpje en maak de opdrachten.
a Vul de letters op de kaart aan in de tabel.
b Schrap in de stellingen onder de kaart wat fout is.
Het klassieke Griekenland
naam letter
Klein-Azië
Middellandse Zee
Peloponnesos
berg Olympos
Sparta
Delphi
Egeïsche Zee
Athene
Kreta
—Het landschap in Hellas is vlak / bergachtig.
—De vruchtbare vlaktes in Hellas zijn klein / groot.
—Er kunnen dus minder / meer mensen gevoed worden dan elders.
—Daardoor blijven de nederzettingen eerder klein / groot.
—Zo ontstaan er zelfstandige wereldrijken / stadstaten. Hellas vormt dus niet één land.
—Het grootste deel van deze kaart bestaat uit land / zee.
—De kustlijn van Hellas is recht / grillig.
—Daardoor zijn veel / weinig plaatsen bereikbaar via de zee.
Dat noemen we een maritieme samenleving / continentale samenleving.
2
Onderzoek het klimaat in Hellas. Bestudeer de kaart en de hedendaagse klimatogrammen. Beantwoord de vragen.
proefversie©VANIN
Landbouw en ambachten in Attika (ca. 500 v.C.)
Ukkel (België) - 6447 Lat: 50 ° 48 ’ N - Long: 4 ° 12 ‘ O - Hoogte: 100 m
Jan Feb Maa Apr Mei JunJul Aug SepOkt Nov Dec Jaar N
gemiddelden 1961 - 1990
Athene (Griekenland) - 16716
Jan Feb Maa Apr Mei JunJul Aug SepOkt Nov Dec Jaar N
a Op de klimatogrammen verbindt de rode curve de gemiddelde temperatuur van elke maand. De blauwe staafjes duiden de maandelijkse neerslag aan. Vergelijk de gemiddelde temperatuur en neerslag in Athene (Griekenland) met die in Ukkel (België).
De gemiddelde temperatuur in Athene is hoger dan die in Ukkel. Er valt in de zomer ook minder neerslag dan bij ons.
b Welke grondstoffen worden in de streek rond Athene (Attika) verbouwd? Tot welke producten kun je die verwerken?
Olijven, graan en druiven kunnen verwerkt worden tot olijfolie, brood en wijn.
c K an in het hele gebied van Attika aan landbouw worden gedaan? Waarom wel of niet?
Nee, op sommige plaatsen is het bergachtig (bruine kleur op de kaart) en is de grond niet goed genoeg om landbouwproducten te verbouwen.
3
Bestudeer aan de hand van de kaart de handel van de Griekse wereld met andere regio’s. Gebruik zo nodig de Histokit. Beantwoord de vragen.
proefversie©VANIN
a Welk(e) product(en) kochten de Grieken in het oostelijke deel van het Middellandse Zeegebied?
graan
b Toch hadden de Grieken dat product in eigen streek. Waarom zouden ze het dan importeren?
Er was te weinig graan door een tekort aan vruchtbare grond.
c Welke oplossing vonden de verschillende stadstaten voor hun tekort aan grondstoffen?
De stadstaten stichtten kolonies (= nieuwe stadstaten overzees).
De Griekse kolonisatie en handelsnetwerken (8e eeuw - 6e eeuw v.C.)
4
Beantwoord de historische vraag bij de conclusie op p. XX.
Landschap en handel in Hellas
In Hellas was de landbouwgrond arm, maar door het warme en gematigde zeeklimaat konden de Grieken toch graan, olijven en wijn verbouwen. Door het bergachtige reliëf waren de contacten tussen de Grieken beperkt, maar dankzij de aanwezigheid van de Egeïsche Zee konden de stadstaten handel drijven met volkeren uit het hele Middellandse Zeegebied. De Grieken vormden dus een maritieme samenleving. Zo waren ze in het Middellandse Zeegebied economisch en cultureel met elkaar verbonden. Toch vormden de Grieken niet één rijk, maar waren ze politiek sterk verdeeld. Ook door het bergachtige reliëf konden er geen grote rijken ontstaan, maar waren er eerder kleine stadstaten. De Grieken zelf gebruikten daarvoor de term ‘polis’.
Historische vraag 2:
Hoe verspreidden de Grieken zich over het Middellandse Zeegebied?
In de vorige historische vraag zag je dat er niet genoeg landbouwgrond was om alle Grieken te voeden. Vanaf ca. 800 v.C. stichtten ze daarom kolonies. In deze historische vraag onderzoeken we wat kolonies zijn en hoe de Grieken begonnen te koloniseren.
1
Wat betekenen de begrippen ‘migratie’ en ‘kolonisatie’? Zoek de betekenis van de woorden op en beantwoord de vragen.
proefversie©VANIN
a Geef een voorbeeld van kolonisatie.
b Kijk nu naar de definitie van ‘migratie’. Geef een voorbeeld van (hedendaagse) migratie).
c Wat is het verschil tussen migratie en kolonisatie?
Bij migratie verhuist een bevolking(sgroep), bij kolonisatie nemen mensen een ander land over. Persoonlijk antwoord, bv. migratie na oorlog Persoonlijk antwoord, bv. de Belgische kolonisatie van Congo
2
Gebruik de grafieken om te onderzoeken hoe de Griekse samenleving veranderde. Gebruik ook wat je leerde uit de kaart op p. XXX. Maak opdracht a tot en met d en beantwoord de historische vraag bij de conclusie op p. XXX.
a Hoe was de landbouwgrond verdeeld onder de bevolking in de polis?
Enkele grootgrondbezitters hadden veel grond. Veel kleine boeren hadden weinig grond.
b Hoe evolueerde de bevolkingsgroei in Hellas tussen 1600 en 300 v.C.?
Uit de tabel valt op dat de mensen vanaf 900 v.C. steeds langer leefden. De bevolking nam sterk toe.
c Hoe beïnvloedde de bevolkingsgroei de stichting van kolonies?
Toen de bevolking groeide, was er niet voldoende landbouwgrond voor iedereen. Daarom zochten de Grieken nieuw land overzees.
d Waar stichtten de Helleense poleis kolonies?
rond de Zwarte Zee, de kusten van Klein-Azië, Libië, Zuid-Italië en Zuid-Frankrijk
voor
werken
De verdeling van landbouwgrond in Hellas
grootgrondbezitters (druiven, olijven)
kleine boeren (graan)
slaafgemaakten
veel landbouwgrond
weinig landbouwgrond
geen grond
Gemiddelde levensverwachting in Hellas, 1600 - 300 v.C.
proefversie©VANIN
3
Ook België kende in de 19e en 20e eeuw een kolonie: Congo. Bekijk het filmpje over Congo. Lees de stellingen. Kruis de stellingen aan die van toepassing zijn.
stelling
De kolonisatoren vestigden zich in een overzees gebied.
Het overzeese gebied werd veroverd op de plaatselijke bevolking.
De plaatselijke bevolking werd als werkkrachten gebruikt.
De kolonisatoren gebruikten geweld om het gebied te controleren.
De kolonie werd bestuurd vanuit het moederland.
Het ontstaan van de Griekse kolonisatie
↑
Bekijk het filmpje.
Griekse kolonies BelgischCongo
De Griekse wereld was in de klassieke oudheid niet dezelfde als het hedendaagse Griekenland. Het was een regio die ook gebieden in Klein-Azië omvatte. De Grieken leefden er in kleine stadstaten die we ‘poleis’ noemen. Het was een bergachtige omgeving waar de hoeveelheid vruchtbare landbouwgrond schaars was. Bovendien was de landbouwgrond ongelijk verdeeld tussen rijk en arm. Toen de bevolking in Hellas toenam, kregen de Grieken te maken met een tekort aan land en grondstoffen. Daarom stichtten de Grieken vanaf ongeveer 800 v.C. kolonies aan de kusten van het Middellandse Zeegebied. Bewoners van de moederkolonie in Hellas migreerden vervolgens naar die overzeese dochterkolonies. Ze kwamen vooral terecht aan de kusten van de Zwarte Zee, NoordAfrika, Zuid-Frankrijk, Zuid-Italië en West-Turkije. De kolonisatie had verschillende gevolgen. Zo stimuleerden de kolonies de handel tussen Hellas en het Middellandse Zeegebied. Om makkelijker handel te drijven evolueerde de handel van een ruileconomie naar een geldeconomie. Door de handelscontacten verspreidde de Griekse cultuur zich over de kolonies. De Grieken namen hun taal, goden en gebruiken mee naar de overzeese gebieden en die vermengden zich met de plaatselijke culturen.
Historische vraag 3:
Welke culturele kenmerken verbonden de Grieken?
Het landschap in Hellas bepaalde dat de Grieken afzonderlijk van elkaar leefden in verschillende stadstaten. De Griekse poleis waren allemaal heel anders georganiseerd: ze hadden verschillende bestuursinstellingen en -vormen. De Grieken waren politiek dus sterk verdeeld. Toch hadden ze veel met elkaar gemeen op cultureel vlak.
1
Spraken de mensen in Hellas dezelfde taal? Bekijk de tabel en los de vragen op om tot een conclusie te komen.
Nederlands
zee
moeder
Attisch (dialect van Athene)
Grieks alfabet Θάλαττα
Dorisch (dialect van Sparta)
Griekse uitspraak Thálatta Thálassa
Grieks alfabet Μήτηρ μάτηρ
Griekse uitspraak Mítir Mátir
a Geef twee gelijkenissen tussen de Griekse dialecten.
Ze gebruiken hetzelfde alfabet. De woorden lijken sterk op elkaar.
b Geef een verschil tussen de dialecten.
c Spraken de mensen in Hellas dezelfde taal? ☐ eerder wel ☐ eerder niet
Er zijn kleine verschillen in de uitspraak. X
Onderzoek de kenmerken van de Griekse goden. Bekijk het filmpje. Beantwoord de vragen.
2 ↑
Bekijk het filmpje.
a Hoe noem je een godsdienst die meerdere goden heeft?
polytheïsme natuurreligie
b Hoe noem je een godsdienst die natuurelementen vereert?
c Verbind de Olympische goden met de juiste naam. 1 2 3 4 5
↑
Atheense keramiek uit de 6e eeuw v.C. met afbeelding van de geboorte van een godin.
HiRes aangevraagd
proefversie©VANIN
Atheense keramiek uit de 5e eeuw v.C. met afbeelding van een god
4 5
↑
Griekse vaas uit Palermo (Zuid-Italië), 5e eeuw v.C. met afbeelding van een zeegod. ↑
↑
Griekse vaas uit de 4e eeuw v.C. uit Zuid-Italië met voorstelling van de onderwereld.
↑
Atheense keramiek uit de 5e eeuw v.C. met afbeelding van een godin en een titaan.
A Poseidon, broer van Zeus en god van de zee. Hij wordt vaak afgebeeld met een drietand. Vooral stadstaten die aan de kust lagen, hechtten veel belang aan deze god.
B Athena werd geboren uit het hoofd van haar vader Zeus. Ze was de godin van de wijsheid en de krijgskunst. De stadstaat Athene is naar haar vernoemd.
C Zeus was de oppergod en de baas over de natuurelementen. Alle stadstaten eerden hun oppergod in de tempel. Hij wordt afgebeeld met een bliksemschicht.
D Hera was de vrouw en zus van Zeus. Ze beschermt het huwelijk en de vruchtbaarheid. Ze wordt vaak afgebeeld met een pauw.
E Hades was de broer van Zeus en de god van de onderwereld. Hij was getrouwd met Persephone, de dochter van de landbouwgodin Demeter. Hij wordt afgebeeld met een tweetand en zijn driekoppige hond.
Wil je meer weten over de Griekse goden? Maak dan de oefening op iDiddit.
4
Op welke manier zochten de Grieken antwoorden op belangrijke levensvragen?
Bestudeer de drie bronnen.
proefversie©VANIN
Bron 1:
a Noteer boven elke bron welke vraag de auteur onderzoekt.
b Vul aan of dat een mythologische, wetenschappelijke of filosofische vraag is.
c Trek een algemene conclusie. Welke drie manieren zijn er om levensvragen te beantwoorden?
mythologie, wetenschap en filosofie
Hoe zijn de wereld en de goden ontstaan?
mythologische vraag
‘Gegroet, kinderen van Zeus! (…) Vertel hoe de eerste goden en de aarde ontstonden, en de rivieren, en de grenzeloze zee en de wijde hemel daarboven, en de goden die uit hen zijn geboren (…). Vertel over het ontstaan van de goden die nu in het huis van Olympos wonen en vertel me welke van hen eerst kwam. (…) Eerst was er Chaos, en daarna de wijdvertakte Aarde, Gaia, die zich uitstrekt van de toppen van de besneeuwde Olympos, tot de diepte van de onderwereld Tartaros. Uit Chaos ontstonden verder: Nyx de nacht, Erebos en Eros, de liefde. Uit Gaia en de hemel Ouranos ontstonden de titanen. De jongste was Chronos, de sluwste en meest verschrikkelijke van haar kinderen, en hij haatte zijn wellustige vader Ouranos.’
Naar: Hesiodos (8e eeuw v.C.). Theigonia (II. 104-115; 116-138). Boeotië.
Bron 2:
Wat is de basis van de natuur?
wetenschappelijke (wiskundige) vraag
‘Tien is het zuiverste getal. Alle Grieken en alle barbaren tellen tot tien, en na het bereiken van tien keren ze weer terug naar de eenheid. En toch beweert Pythagoras dat de kracht van het getal 10 ligt in het getal 4, de tetrade. Dit is de reden: als men begint bij de eenheid (1) en het opeenvolgende nummer optelt tot 4, zal men het getal 10 vormen (1 + 2 + 3 + 4 = 10). En dus beweren de Pythagoreeërs dat de tetrade de oorsprong en de wortel van de eeuwige natuur bevat.’
Naar: Aëtius, F. (4e - 5e eeuw v.C.) Over de leer van Pythagoras 6e - 5e v.C. Op basis van verloren gegane bronnen.
Bron 3: =
‘Jullie kunnen wel zeggen: "Sokrates, kun je niet gewoon zwijgen en de rest van je leven wegblijven uit Athene?" Wel, het is moeilijk om daarop te antwoorden. (…) Maar het is voor een filosoof heel belangrijk om elke dag te praten en vragen te stellen over de deugd en andere onderwerpen. Je moet jezelf en anderen blijven onderzoeken, meer zelfs, een leven zonder onderzoek is het niet waard om te leven.’
Naar: Plato (389 v.C.) Apologia (38B-E).
Wat is een waardevol leven? filosofische vraag mythologie
5
Het geloof in goden maakte bij sommige kritische denkers plaats voor een nieuwe manier van denken. Vul de ontbrekende historische begrippen aan in het schema.
proefversie©VANIN
6
geleidelijke verandering
polytheïsme
natuurreligie
filosofie wetenschap
geleidelijke verandering
Beantwoord de historische vraag bij de conclusie op p. XX.
Cultuur in Hellas
Hellas was verbonden door een gemeenschappelijke taal
Net als in de mythe over Europa stond Hellas in contact met het Oosten. De Grieken dreven niet enkel handel met de volkeren rond het Middellandse Zeegebied, ze wisselden ook ideeën uit. Zo liep het gebruik van het schrift gelijk met de oude handelsroutes. Je weet nog van vorig jaar dat de Egyptenaren een eigen schriftsoort hadden: het beeldschrift met hiërogliefen. Ten noorden van Egypte gebruikten de Feniciërs al rond 1200 v.C. een andere schriftsoort op basis van klanken: het klankschrift. Dankzij hun handelscontacten met Hellas werd vanaf 800 v.C. een schrift gebruikt op basis van het alfabet. Die schriftsoort is dankzij de Grieken en via de Romeinen tot bij ons
geraakt. De Grieken leefden in verschillende stadstaten en spraken daar elk hun eigen dialect. Toch waren die dialecten onderling verstaanbaar, waardoor de mensen in Hellas ongeveer dezelfde taal spraken. Dankzij het gemeenschappelijke schrift konden ze elkaars geschriften ook lezen.
Hellas was verbonden door dezelfde religie
De Grieken vereerden dezelfde goden en waardeerden dezelfde deugden. De mensen in Hellas geloofden in meerdere goden. Dat noemen we polytheïsme. De goden werden als mensen voorgesteld in de Griekse kunst en literatuur. Ze zagen eruit als perfecte mensen, maar hadden ook hun kleine kantjes: ze waren vaak boos of jaloers. De goden stonden symbool voor verschillende natuurfenomenen. Zo was het Helleense geloof ook een natuurreligie. De verschillende goden vormden een soort van grote familie die samenwoonde op de berg Olympos. Aan het hoofd van de godenfamilie stond de oppergod Zeus. Hij was de baas over de natuur, donder en bliksem. Zijn broers Poseidon en Hades heersten over de zee en de onderwereld.
proefversie©VANIN
De Grieken vereerden hun goden door hen offers te brengen. De tempels daarvoor werden altijd op dezelfde manier gebouwd. Op die manier hoopten de Grieken in de gunst te komen van de goden. Ze brachten niet alleen offers, maar organiseerden ook religieuze feesten in de belangrijkste poleis. Zo eerden ze Zeus met de organisatie van de Olympische Spelen. Tijdens de Spelen mocht er geen oorlog worden gevoerd. Atleten uit heel Hellas kwamen samen in de polis Olympia om deel te nemen aan atletiekwedstrijden.
In Hellas ontstond een nieuwe manier van denken
De verhalen van Homeros waren mythen, het waren met andere woorden fictieve verhalen. Door mythologie gaven de mensen in Hellas een goddelijke verklaring voor de natuurfenomenen waar ze geen wetenschappelijke uitleg voor hadden. In Hellas begonnen sommigen vanaf de 6e eeuw v.C. te twijfelen aan de mythologie. Vanaf toen zochten zij antwoorden op hun vragen door gebruik te maken van het verstand. We noemen dat filosofie, letterlijk betekent dat: liefde voor de wijsheid. Filosofen stellen voortdurend vragen over de werkelijkheid. Door goed na te denken proberen ze een betrouwbaar beeld te krijgen van de wereld. Na enige tijd zorgde die filosofische houding voor het ontstaan van wetenschappen die een meer betrouwbare verklaring voor de werkelijkheid boden.
Uitbreiding 1:
Waarin verschillen en gelijken de Griekse en de hedendaagse Olympische Spelen?
Ook de Olympisch Spelen zorgden voor culturele eenheid in Hellas. Dat religieuze feest werd vanaf 776 v.C. georganiseerd ter ere van Zeus in de stadstaat Olympia, vandaar de naam. Ook vandaag kennen we nog de Olympische Spelen. Maar waarin gelijken en verschillen beide van elkaar?
Maak
de uitbreiding op iDiddit.
← Griekse bronzen schijf, 5e eeuw v.C.
© Alamy / Imageselect / IPA, Independent Photo Agency
← Belgische speerwerpster tijdens de Olympische Spelen van 2024 in Parijs.
proefversie©VANIN
Beantwoord de historische vraag. Betrek wat je online leerde in elke voetstap in je antwoord. Gebruik ook de Histokit.
De hedendaagse en de antieke Olympische Spelen lijken maar gedeeltelijk op elkaar. Enerzijds beroepen ze zich allebei op een traditie: de antieke Spelen op Heracles en de hedendaagse Spelen op hun klassieke voorganger. Daarnaast krijgen de winnaars nu, net als vroeger, van hun thuisland een geldsom als beloning. Anderzijds zijn er veel meer disciplines tijdens de hedendaagse Spelen dan vroeger. Ook mogen vrouwen nu meedoen aan de Spelen.
De Olympische Spelen
Sportwedstrijden kwamen in de hele Griekse wereld voor. Er waren niet alleen de Olympische Spelen in Olympia, maar ook de Pythische Spelen in Delphi, de Isthmische Spelen in Korinthe en de Nemeïsche Spelen in Nemea. De deelnemers waren meestal mannen uit de betere klasse, die genoeg tijd en middelen hadden om te trainen en te reizen.
De Olympische Spelen waren de oudste en belangrijkste spelen van Hellas en werden gehouden ter ere van Zeus. Ze werden opgericht in 776 v.C. en vonden plaats in Olympia. De antieke Olympische Spelen werden om de vier jaar gehouden en werden georganiseerd in de zomermaanden juli en augustus. In de maanden ervoor gingen ambassadeurs overal in Griekenland rond om de Spelen aan te kondigen en de godsvrede af te kondigen. Tijdens de Spelen mochten de deelnemende poleis immers niet in oorlog zijn.
De Spelen duurden aanvankelijk maar één of twee dagen. Maar toen er meer sporten bijkwamen, werd besloten dat de Spelen vijf dagen zouden duren. De klassieke Olympische Spelen bleven bestaan tot de 4e eeuw n.C.
Historische vraag 4: Welke politieke verschillen waren er tussen de Griekse stadstaten?
proefversie©VANIN
De stadstaten in Hellas waren op politiek vlak zeer verschillend. De stadstaten werden op verschillende manieren bestuurd. In deze deelvraag leer je eerst welke bestuursvormen er waren. We vergelijken daarna de bestuursvormen in twee stadstaten: Athene en Sparta.
1
Situeer de verschillende bestuursvormen in de ruimte. Bestudeer de kaart en beantwoord de vragen.
Bestuursvormen in de Griekse stadstaten (ca. 5e eeuw v.C.)
a Welke bestuursvormen kun je op de kaart onderscheiden?
oligarchie, tirannie, democratie, monarchie
b Wat leren die bestuursvormen je over de politieke eenheid in Hellas?
Er was geen eenheid in Hellas. De verschillende stadstaten hadden verschillende bestuursvormen.
c Welke bestuursvorm herinner je je uit eerdere lessen?
monarchie
d Welke bestuursvorm kennen we vandaag in de meeste landen van Europa?
democratie
e In de komende voetstappen bespreek je enkel de stadstaten Athene en Sparta. Omcirkel die op de kaart.
2
Onderzoek op basis van de bron welke bestuursvormen er waren. Gebruik de leesstrategieën uit je Histokit.
a Markeer de verschillende bestuursvormen die Athene heeft gehad.
b Plaats de bestuursvormen in de juiste chronologische volgorde.
monarchie
—onder het bestuur van koningen
—er felijk
proefversie©VANIN
—onder het bestuur van archonten
—gekozen op basis van rijkdom en geboorte
aristocratie
oligarchie
—onder het bestuur van enkele rijken
—onder het bestuur van één man (Pisistratos)
democratie
—onder het bestuur van verkozen leider —stemming door burgers op volksvergadering
tirannie
Bron 1:
Eerst waren er koningen in Athene (monarchie), maar later werden daar legeraanvoerders aan toegevoegd als er oorlog was. Nog later werden de bestuurders van de polis gekozen op basis van kwalificaties van geboorte en rijkdom (aristocratie). (…) De belangrijkste waren de archonten. Zij namen de taken van de koning over toen die verdween. De negen archonten mochten één jaar het dagelijkse bestuur op zich nemen. Daarnaast zetelden de rijken in de Areopaag. Die had als taak te zorgen dat de wetten werden nageleefd, maar in de praktijk legden ze vaak straffen en boetes op aan wie zich misdroeg. (…) De Areopaag was samengesteld uit degenen die als archont hadden gediend, en ze mochten er levenslang zetelen. (…) Er was lange tijd ruzie tussen de hogere klassen en de bevolking. De grondwet was op dat moment in alle opzichten oligarchisch, omdat het bestuur in handen was van weinigen. De armere klassen, mannen, vrouwen en kinderen, waren de dienaren van de weinige rijken. Ze huurden hun landerijen van de rijken. Het hele land was in handen van een paar personen, en als de huurders hun huur niet betaalden, vielen ze in slavernij, net zoals hun kinderen. (…) Omdat er velen in slavernij waren voor de rijken, kwam het volk in opstand tegen de hogere klasse. De strijd was hevig, en lange tijd stonden de twee partijen vijandig tegenover elkaar, totdat ze eindelijk, met algemene instemming, Solon tot bemiddelaar
Naar: Aristoteles. (330 v.C.). De Atheense Grondwet, deel 1 tot 22.
benoemden en de hele grondwet aan hem overlieten. (…) Zodra hij aan het hoofd van de zaken stond, bevrijdde Solon het volk door de schuldslavernij te verbieden. Bovendien maakte hij wetten waarmee hij alle schulden annuleerde. Hij verdeelde de openbare functies op basis van rijkdom. (…)
Later nam Pisistratos het bestuur over. Hij regeerde als tiran voor enkele jaren over Athene. (…) Zijn bestuur was gematigd. Hij was niet alleen in alle opzichten humaan en mild, maar bovendien gaf hij geld aan de armere mensen om hen te helpen in hun arbeid, zodat zij hun brood konden verdienen door landbouw. Vandaar dat de tirannie van Pisistratos vaak spreekwoordelijk werd aangeduid als 'het gouden tijdperk', want toen zijn zonen hem opvolgden, werd de regering veel strenger. De zonen verdreven hun tegenstanders en waren bijzonder streng. (…)
Toen uiteindelijk de tirannen werden verdreven, kwam Kleisthenes, die behoorde tot de familie van de Alcmeonidae, terug uit ballingschap. Kleisthenes kreeg de steun van de mensen door het stemrecht ook aan de massa te geven. (…) De mensen hadden goede redenen om hun vertrouwen in Kleisthenes te stellen. Nu hij de populaire leider was, was zijn eerste stap om de hele bevolking te verdelen in districten in plaats van families, om ervoor te zorgen dat meer mensen stemrecht konden krijgen. Alle burgers konden zo stemmen in de volksvergadering. Dit was de hervorming naar een democratie.
proefversie©VANIN
Aristoteles was een filosoof in Athene tijdens de 4e eeuw v.C. Hij was een leerling van de filosoof Plato en de leraar van Alexander de Grote. In zijn boek Politika uit 350 v.C. onderzocht hij de grondwetten van 158 stadstaten. Hij wou die vergelijken om tot de ideale bestuursvorm te komen. Volgens hem konden verschillende bestuursvormen goed zijn, zolang er maar werd bestuurd in het belang van iedereen. Het was niet de bedoeling dat zijn werk gelezen werd door een groot publiek. Het was wel een voorbereiding op zijn lessen aan zijn leerlingen.
Onderzoek de verschillen tussen de Atheense en de Spartaanse bestuursinstellingen.
Vergelijk bron 2 en 3 kritisch op basis van het schema uit je Histokit.
proefversie©VANIN
Bron 2:
a Welke gelijkenissen tussen de bronnen zie je?
Beide bronnen gaan over bestuursvormen en bestuursinstellingen in de 4e eeuw v.C.
b Komen dezelfde bestuursinstellingen voor in zowel Athene als Sparta?
Nee, de meeste bestuursinstellingen zijn verschillend. Wel kennen zowel Athene als Sparta een volksvergadering.
c Welke verschillende bestuursvormen komen volgens Aristoteles in Sparta en Athene voor?
Aristoteles ziet Sparta als een combinatie van oligarchie, monarchie en democratie. (Athene is een democratie, maar dat zegt Aristoteles niet in de bron.)
d Hoe werden de ambten gekozen in Sparta en Athene?
In Sparta werden de eforen gekozen door de volksvergadering. De koningen werden niet gekozen. In Athene werden sommige ambten gekozen door de volksvergadering, andere werden door het lot bepaald.
e Beantwoord tussentijds de historische vraag: Wat waren de verschillen tussen de Atheense en de Spartaanse bestuursinstellingen?
Aristoteles schreef dat Sparta een combinatie was van een oligarchie, monarchie en democratie. Athene was een democratie. Athene en Sparta hadden verschillende bestuursinstellingen, maar ze hadden wel allebei een volksvergadering.
Sommigen zeggen inderdaad dat de beste grondwet een combinatie is van alle bestaande vormen, en zij prijzen de Spartaanse Grondwet omdat deze bestaat uit oligarchie, monarchie en democratie. De twee koningen leiden het leger en vormen de monarchie. De Gerousia (28 burgers boven de 60 jaar in de Raad van Ouden) vormt de oligarchie. Het democratische element wordt vertegenwoordigd door de eforen, want de vijf eforen worden door het volk gekozen in de volksvergadering. Alle Spartaanse burgers mogen deze functies kiezen in de volksvergadering.
Naar: Aristoteles. (330 v.C.). De Atheense Grondwet.
Bron 3:
Het burgerschap staat open voor iedereen die door beide ouders als Athener is geboren. (…) Alle magistraten die zich bezighouden met de gewone bestuurszaken worden door het lot gekozen. De Raad van Vijfhonderd wordt door het lot gekozen, en voert de wetten uit. (…) De Raad komt elke dag bijeen, tenzij het een feestdag is, en de volksvergadering komt 40 keer per jaar bijeen. Het is ook hun plicht te beslissen welke onderwerpen op elke afzonderlijke dag moeten worden behandeld in de raad en waar de zitting zal worden gehouden. (…) Er zijn ook de Prytanen, gekozen door het lot, die instaan voor het dagelijks bestuur. Ze bewaren de sleutels van de heiligdommen waarin de schatten en openbare registers van de staat worden bewaard, en ook het openbare zegel. (…) Verkiezingen voor de ambten van Strategen en Archonten worden gehouden in de volksvergadering.
Naar: Aristoteles (330 v.C.). De Spartaanse Grondwet.
proefversie©VANIN
4
Vergelijk de Atheense en de Spartaanse bestuursinstellingen op basis van het schema.
Gebruik ook bron 2 en 3 bij voetstap 3. Beantwoord de vragen.
a Wie mocht zetelen in de Atheense en de Spartaanse volksvergadering?
Zowel in de Atheense als in de Spartaanse volksvergadering zaten enkel burgers.
b Welke ambten mochten de Atheense en de Spartaanse volksvergadering aanduiden?
De Atheense volksvergadering koos de ambten van strategen en archonten.
De Spartaanse volksvergadering koos de eforen en de Gerousia.
c In welke mate mochten de Atheense en de Spartaanse volksvergaderingen beslissingen nemen?
Zowel de Atheense als de Spartaanse volksvergaderingen mochten beslissingen nemen.
d Welk systeem was volgens jou het meest democratische: het Atheense of het Spartaanse systeem?
Het Atheense systeem was het meest democratisch. Alle ambten werden gekozen of door het lot bepaald. In Sparta regeerden de koningen en de Gerousia levenslang.
ATHENE SPARTA
prytanen
50 leden in dagelijks bestuur raad van 500 500 leden stellen wetten voor en voeren ze uit.
9 archonten hoge magistraten
2 koningen erfelijk bepaalde opperbevelhebber, rechter en lid van Gerousia
proefversie©VANIN
10 strategen legeraanvoerders
kiezen
volksvergadering 30 000 burgers stemmen wetsvoorstellen.
alle mannelijke burgers boven 20 jaar
5
kiezen voor 1 jaar
Gerousia 28 Spartanen boven 60 jaar stemmen wetten en spreken recht.
5 eforen wetten uitvoeren en ambtenaren controleren
volksvergadering 10 000 burgers stemmen wetsvoorstellen.
kiezen en loting loting loting alle mannelijke Spartaanse burgers boven 30 jaar
Beantwoord de historische vraag bij de conclusie op p. XX.
Bestuursvormen in het klassieke Griekenland
Hellas bestond uit verschillende stadstaten met verschillende bestuursvormen. Alleen al Athene heeft in haar geschiedenis vijf bestuursvormen gekend. Aanvankelijk bestuurde een koning met hulp van de aristocraten over de stadstaat (= monarch / monarchie), maar al snel werd Athene alleen bestuurd door een kleine elite van rijke mensen uit de belangrijkste adellijke families (= aristocratie). Geleidelijk kwam de macht in handen van enkele mensen (= oligarchie) op basis van hun rijkdom en niet meer uitsluitend op basis van geboorte. Hun beleid leidde tot ontevredenheid onder de bevolking, die daarop één man steunde om de macht te grijpen (= tiran / tirannie). Uiteindelijk wilden de Atheners vooral zichzelf besturen. Zo ontstond geleidelijk een bestuursvorm waarbij alle burgers mochten meebeslissen over het te voeren beleid (= democratie). De stadstaat Sparta kende een oligarchisch bestuur.
levenslang
Historische vraag 5:
Waarin verschilde de Atheense van de hedendaagse democratie?
proefversie©VANIN
In de stadstaat Athene ontstond een vroege vorm van democratie. Niet omdat de Atheners vooruit waren op hun tijd, maar omdat de democratie de samenlevingsproblemen van Athene kon oplossen. Iedereen die burgerrechten had, had inspraak in belangrijke politieke beslissingen. Maar had iedereen dezelfde burgerrechten? Onderzoek of iedereen dezelfde burgerrechten had in Athene.
1
Bron 1:
a Bespreek bron 1 klassikaal op basis van het stappenplan bronnenstudie in je Histokit.
b Vergelijk de bron met de bevolkingspiramide van Athene.
Bron 2:
Wij hebben een staatsvorm, die niet hetzelfde is als die van onze buren. Neen, wij zijn zelf eerder een voorbeeld voor anderen, dan dat anderen voor ons een voorbeeld zijn. De naam van deze staatsvorm is volksregering (democratie), omdat de macht niet in handen is van weinigen, maar van velen. Alle burgers zijn gelijk voor de wet. En de mensen staan bij ons in hoog aanzien als ze zich onderscheiden in het openbare leven. Armoede is geen schande, want iedereen, hoe arm ook, kan de gemeenschap dienen. Wij burgers leven in vrijheid in onze gemeenschap.
Naar: Thoukydides. (430 v.C.). Perikles' lijkrede, II 37.1.
↑
Perikles (495 - 429 v.C.) was een belangrijke generaal en politicus in Athene. Hij gaf deze toespraak bij de begrafenis van Atheense soldaten die gesneuveld waren in de Peloponnesische oorlogen, de strijd tussen Athene en aartsrivaal Sparta. In de rede probeert hij de families te troosten en uit te leggen waarom het belangrijk was om te vechten voor Athene. De Atheense politicus en historicus Thoukydides schreef deze toespraak rond 400 v.C. op om de grootsheid van Athene te onderstrepen. Hij legt in zijn werk geregeld woorden in de mond van mensen.
mannelijke burgers = inwoners van Athene die mogen deelnemen aan de volksvergadering
vrouwen en kinderen van de burgers = inwoners van Athene die niet mogen deelnemen aan de volksvergadering
metoiken = inwoners van Athene van wie een van de ouders niet in Athene is geboren. Ze mogen niet deelnemen aan de volksvergadering.
slaafgemaakten = eigendom van de inwoners van Athene. Ze hebben geen rechten. Ze mogen dus niet deelnemen aan de volksvergadering.
↑
De Atheense standenmaatschappij.
c Had iedereen in Athene dezelfde burgerrechten? Leg uit.
Nee, de vrijheid was ongelijk verdeeld. Er was dus geen gelijkheid. Een kleine groep mannelijke burgers had meer rechten dan de andere bewoners van de stad.
proefversie©VANIN
d Als je de conclusie vergelijkt met de tekst van Perikles, dan merk je dat we vandaag anders denken over de begrippen 'vrijheid' en 'gelijkheid' dan in de klassieke oudheid. Vul het schema aan op basis van je eigen kennis en de bronnen.
Wat betekent het begrip volgens jou?
Eigen antwoord (bv. Alle burgers zijn gelijk voor de wet.)
gelijkheid vrijheid
Eigen antwoord (bv. Iemand is vrij als hij het recht heeft zijn leven te leiden zoals hij zelf wil.)
Wat betekent het begrip volgens Perikles?
Perikles is voor gelijkheid. Hij vindt dat iedereen, hoe arm ook, de gemeenschap kan dienen. Maar dat wil niet zeggen dat ze ook allemaal stemrecht moeten hebben.
Perikles is voor vrijheid. Toch vindt hij het geen probleem dat de slaafgemaakten het bezit van iemand anders zijn.
2
Lees de stellingen en denk erover na. Ben je het ermee eens of niet? Waarom (niet)? Bespreek de stellingen klassikaal.
Stelling 1:
Meisjes zijn dommer dan jongens, daarom beslissen wij als volksvergadering om geen les meer te geven aan meisjes.
Stelling 2:
Sport is tijdverspilling, daarom beslissen wij als volksvergadering om sporten zoals atletiek te verbieden.
a Hoeveel leerlingen hebben hun mening kunnen geven?
b Waarom kon niet iedereen zijn mening geven?
Stelling 3: Armoede is een schande, daarom beslissen wij als volksvergadering om het loon van iedereen te verdubbelen.
Sommige leerlingen hadden de rol van vrouw, kind, metoik of slaafgemaakte.
3
c Is de discussie democratisch verlopen volgens jou?
Nee, want slechts enkele leerlingen hebben hun mening kunnen geven. Als iedereen mocht stemmen, was de uitkomst misschien anders geweest.
d Wat zouden de meeste Atheners hebben gevonden van deze discussie?
Volgens hen was burgerschap beperkt. Het was voor hen heel normaal dat niet iedereen stemrecht had.
proefversie©VANIN
Onderzoek een fragment uit de Belgische Grondwet in bron 3. Beantwoord de vragen.
Bron 3:
De Belgische Grondwet
Artikel 10: De Belgen zijn gelijk voor de wet. Er is geen onderscheid tussen groepen van mensen in België. Ook vrouwen en mannen zijn gelijk aan elkaar.
Artikel 11: Alle Belgen hebben dezelfde rechten en vrijheden. Mensen die tot een minderheid behoren, hebben dezelfde rechten en mogen niet gediscrimineerd worden.
Artikel 12: Alle Belgen zijn vrij. (…)
Artikel 33: Het volk heeft de macht. Deze wordt georganiseerd zoals deze grondwet bepaalt. (…)
Artikel 42-43 en 61: Het Belgische volk kiest vertegenwoordigers. Die vertegenwoordigers nemen beslissingen in het parlement (= de Belgische volksvergadering). Die beslissingen zijn de wetten waaraan alle Belgen zich moeten houden.
Artikel 96-100: Naast het parlement is er de regering. De regering bestaat uit maximaal 15 ministers. Zij moeten de beslissingen van het parlement uitvoeren.
Naar: De Senaat. (2024). De Belgische Grondwet.
a Is de Belgische bevolking op dezelfde manier ingedeeld als de Atheense bevolking?
Nee, in België hebben alle volwassen burgers stemrecht. De Grondwet zegt dat alle Belgen gelijk voor de wet zijn (mits enkele uitzonderingen).
b Kunnen alle Belgische burgers net als de Atheners rechtstreeks stemmen in het parlement?
Nee, de Atheense burgers konden rechtstreeks stemmen in de volksvergadering.
De Belgische burgers kiezen vertegenwoordigers die in hun plaats stemmen.
c Wat kun je besluiten over het burgerrecht en de democratie in Athene en België?
In Athene is het burgerrecht beperkt, maar de burgers kiezen rechtstreeks in de volksvertegenwoordiging. In België is het burgerrecht uitgebreid, maar de burgers kiezen onrechtstreeks in het parlement.
Beantwoord de historische vraag bij de conclusie op p. XX.
proefversie©VANIN
Democratie in het oude Athene en het hedendaagse België
Letterlijk betekent democratie ‘volksbestuur’. Dat wil echter niet zeggen dat iedereen bij het ‘volk’ wordt gerekend. Om mee te mogen besturen moest je een burger zijn. Een burger is een persoon met burgerrechten. Bijvoorbeeld het recht hebben om te stemmen of het recht om je kandidaat te stellen voor verkiezingen zijn hedendaagse burgerrechten die ook bestonden in het klassieke Athene. In de polis Athene werd niet iedereen tot de burgers gerekend. Dat waren enkel mannen boven de twintig jaar die van Atheense afkomst waren, een minderheid van de bevolking dus. Vrouwen, vreemdelingen en slaafgemaakten waren uitgesloten van het bestuur. Dat is anders in het hedendaagse België. In de Belgische rechtstaat hebben we een grondwet waarin de spelregels van onze democratie zijn vastgelegd. Daarin staat dat alle burgers van ons land gelijk zijn voor de wet en vrij mogen deelnemen aan het bestuur. Toch kunnen de Belgische burgers niet rechtstreeks naar Brussel gaan om hun stem te laten horen. Ze kunnen wel onrechtstreeks meebeslissen over het bestuur door het kiezen van volksvertegenwoordigers. De mensen die verkozen worden, noemen we volksvertegenwoordigers omdat ze in de plaats van het hele volk beslissen over hoe het land bestuurd wordt. Politici hebben in ons land geen onbeperkte macht, maar moeten zich houden aan de wetten. Er zijn ook rechters in ons land die er overtreders van de wet bestraffen.
burgerrechten
DEMOCRATIE
kiesrecht/stemrecht
rechtstaat
Uitbreiding 2: Hoe goed geeft de film 300 de Perzische Oorlogen weer?
Hoewel de Grieken politiek verdeeld waren, streden ze wel samen tegen de Perzen tijdens de verschillende Perzische Oorlogen tussen 490 en 479 v.C. In deze historische vraag onderzoek je of de film 300 een correct beeld geeft van de Perzische Oorlogen.
proefversie©VANIN
1
Situeer de Perzische Oorlogen in de tijd. Noteer de periode in het juiste vak bij de tijdlijn op p. XX.
Gebruik de kaart om te onderzoeken wie er betrokken was bij de Perzische Oorlogen en wat er toen juist gebeurde. Beantwoord de vragen. Gebruik het stappenplan kaartenstudie in je Histokit. 2
De Perzische Oorlogen (490 - 479 v.C.)
a Bekijk de strijdende partijen. Vocht heel Hellas tegen de Perzen? Waarom wel/niet?
Nee, verschillende gebieden rond Athene en in de Egeïsche Zee waren bondgenoten van de Perzen. Ook Thessalië en Macedonië stonden de Perzen bij.
proefversie©VANIN
b Welke Perzische koning probeerde als eerste Hellas binnen te vallen?
koning Darius
c Welke veldslag vocht hij tegen de Grieken?
onder andere de Slag bij Marathon in 490 v.C.
d Kijk even terug naar de afbeelding op de titelpagina. Wie won deze veldslag?
de Grieken
e Onder welke Perzische koning probeerden de Perzen opnieuw Hellas binnen te vallen?
koning Xerxes
f Welke veldslagen vochten de Perzen onder die koning?
Ze vochten onder andere de slagen bij Thermopylae, Salamis en Plataeae.
g Wie won die veldslagen?
de Grieken
Historisch denken: verleden en geschiedenis
Tot vandaag spreken de Perzische Oorlogen nog steeds tot de verbeelding. Er worden nog altijd boeken, strips en films over gemaakt. De ene al waarheidsgetrouwer dan de andere. We maken daarom een onderscheid tussen ‘het verleden’ en ‘de geschiedenis’. We moeten onderzoeken of historische films, boeken … een correct beeld van het verleden geven. In het vorige hoofdstuk deed je dat met de film Troy. Nu zie je verschillende fragmenten uit de film 300. Je onderzoekt of de film een correct beeld geeft van de Perzische Oorlog.
3
Vergelijk de fragmenten uit de film 300 met de historische bronnen. Beoordeel daarna het beeld dat de film schetst van de Perzische Oorlogen. Duid de stellingen aan waarbij de film overeenkomt met de historische bronnen.
proefversie©VANIN
Fragmenten uit de film 300 uit 2006. De film vertelt het verhaal van de Perzische Oorlogen, met name de Slag bij Thermopylae in 480 v.C. De film is gebaseerd op een stripverhaal, dat de slag in een overdreven tekenstijl weergeeft. Met computeranimatie probeert men die stijl opnieuw op te roepen. De strip en de film baseren zich op antieke bronnen, maar dramatiseren de feiten.
Bron 1:
↑ Bekijk de fragmenten.
Een pasgeboren kind werd nauwkeurig onderzocht, en als ze het sterk en gezond bevonden, gaven ze het bevel het groot te brengen (...), maar als ze het kwetsbaar en misvormd vonden, gaven ze de opdracht het kind naar de zogenaamde Apothetae te brengen, een soort kloof in het Taygetosgebergte. Want ze meenden dat het noch in het belang was van het kind zelf, noch in dat van de staat, dat het zou worden grootgebracht als het niet vanaf het begin een gezonde en sterke indruk maakte.
Vanaf de leeftijd van zeven jaar werden alle jongens weggehaald bij hun ouders en verplicht om in staatsinternaten school te volgen. Met zwepen werd de gehoorzaamheid erin gedrild. Soms werd een willekeurige jongen zomaar in elkaar geslagen om te zien hoe sterk hij was. Het onderwijs bestond vooral uit fysieke training: gymnastiek, hardlopen, verspringen, worstelen, speer- en discuswerpen. Ook werden ze getraind om pijn, honger, dorst, kou en slaapgebrek te verdragen. De kinderen liepen blootvoets en droegen zomer en winter dezelfde doek. De studenten werden wel ingewijd in het lezen en schrijven, maar niet meer dan nodig.
Naar: Ploutarchos (1e - 2e eeuw). Parallele levens. In een vertaling van: Dryden, J. (1906). Plutarch's lives. Little Brown and Co.
Bron 2:
← Griekse vaas, 7e eeuw v.C. De vaas toont de falanxopstelling.
Griekse vaas uit de 5e eeuw v.C. met twee strijdende hoplieten. ↓
Bron 3:
De smalle pas van Thermopylae was de doorgang naar Midden-Griekenland. Die werd verdedigd door een minderheid van Grieken tegen een Perzische overmacht. Ondanks sterk verzet van de Spartanen, werden zij verslagen. De Perzen stootten door tot Athene. De stad werd volledig in de as gelegd. De Grieken vluchtten echter naar het eiland Salamis. Daar versloegen de Griekse schepen de Perzische vloot, waardoor Xerxes de aftocht moest blazen naar Perzië. Xerxes won dus de veldslag van Thermopylae, maar verloor de oorlog.
Naar: de Blois, L. & van der Spek, B. (2017). Een kennismaking met de oude wereld. Coutinho.
← Reliëf met koning Xerxes in zijn troonzaal, 5e eeuw v.C., Iran.
proefversie©VANIN
☐ De Spartanen lieten soms zwakke of misvormde baby’s achter in de Spartaanse bergen.
☐ De Spartaanse opvoeding begon voor jongens op hun zevende. De opvoeding was keihard en er lag een sterke focus op het militaire.
☐ Dankzij de Spartaanse opvoeding kregen Spartanen een ultragespierd lichaam zoals de acteurs in de film.
☐ De Spartanen vochten het liefst in hun ontblote, gespierde bovenlijf.
☐ Driehonderd Spartanen en een paar duizend hulptroepen probeerden het gigantische leger van Xerxes tegen te houden bij Thermopylae.
☐ De Spartanen en andere Grieken vochten in falanxformatie.
☐ Leonidas en enkele andere Spartanen verlieten de falanxformatie om in hun eentje een aantal Perzen af te slachten.
☐ De Spartanen stootten onderhands met hun speren en niet van boven de schouder.
☐ De Spartanen werden verraden door Ephialtes, die volledig misvormd was.
☐ Xerxes was een grote kale man die in zijn ondergoed rondliep.
☐ Xerxes had de lengte van een reus. Daarom zat hij op een gigantische troon die door slaafgemaakten werd gedragen.
☐ Na de overwinning bij de Slag bij Thermopylae trokken de Perzen verder Griekenland in. Uiteindelijk wonnen de Grieken de oorlog en moest Xerxes zich terugtrekken.
Trek conclusies uit de stellingen bij voetstap 3: geeft de film 300 een goed beeld?
Kruis eerst de juiste stellingen aan en noteer daarna je antwoord.
proefversie©VANIN
☐ De maker van de film baseert zich soms op historische bronnen.
☐ De maker wil zijn doelpubliek historisch correct informeren over het verloop van de Perzische Oorlogen.
☐ De maker wil zijn doelpubliek amuseren met een spannend verhaal over de Slag bij Thermopylae.
☐ De maker probeert de twee kanten van het verhaal evenwichtig in beeld te brengen.
☐ Andere bronnen spreken feiten uit de film tegen.
☐ De film dramatiseert de historische feiten.
De film geeft geen goed beeld van de historische feiten. Ten eerste is de film gedramatiseerd. De lichamen van de Spartaanse soldaten Xerxes en Ephialtes worden overdreven getoond. Ten tweede is de uitrusting en manier van vechten niet correct. Ten derde heeft de maker eerder de bedoeling om zijn doelpubliek te amuseren dan om te informeren.
De Perzische Oorlogen
In de 5e eeuw v.C. kwamen de Griekse stadstaten in Klein-Azië in conflict met de groeiende macht van het Perzische rijk. Onder andere Athene steunde de Griekse stadstaten die tegen Perzië in opstand kwamen. Maar de Perzische koning Darius drukte de opstand neer. Als antwoord vielen de Perzen Hellas binnen in 490 v.C. Tijdens de Slag bij Marathon wisten de Atheners de Perzen te verslaan. De Perzen zonnen echter op wraak. Darius’ zoon Xerxes probeerde in 480 v.C. opnieuw Hellas binnen te vallen. De Perzen rukten op tot de bergpas bij Thermopylae. De Spartanen wisten de Perzen lang genoeg te vertragen, zodat de Grieken zich strategisch konden terugtrekken. Tijdens de Zeeslag bij Salamis versloeg de Griekse vloot onder leiding van Themistocles de Perzen uiteindelijk. Een jaar later, in 479 v.C., kwam het tot een laatste veldslag tussen de Perzen en de Grieken, waarbij Athene zelfs werd verwoest. Na de Slag bij Plataea dolven de Perzen echter het onderspit en trokken ze zich definitief terug uit Griekenland.
Historische vraag 6: Hoe verzwakten de Griekse stadstaten?
Na de Perzische Oorlogen (490 - 479 v.C.), waarbij verschillende Griekse stadstaten zich verdedigden tegen de Perzen, kwamen de stadstaten Sparta en Athene tegenover elkaar te staan. In deze historische vraag leer je hoe die oorlogen de Griekse stadstaten verzwakten.
Historisch denken: oorzaak en gevolg
Aanleiding, oorzaak en gevolg zijn drie structuurbegrippen die een verband weergeven. Ze helpen je te begrijpen waarom zaken in het verleden gebeurden. Een oorzaak is een reden waarom iets gebeurt. Het gevolg is het resultaat van wat er gebeurde. Stel dat je hele klas steeds rumoerig is en niet oplet in de les (oorzaak). Uiteraard zal je leraar zich daar dan aan ergeren. Als jouw pen op de grond valt nadat je ermee aan het spelen was (aanleiding), geeft de leraar jou straf (gevolg).
1
Situeer de Peloponnesische Oorlogen in de tijd. Noteer de oorlogen in het juiste kader bij de tijdlijn op p. XX.
proefversie©VANIN
2
Hoe verzwakten de Griekse stadstaten? Analyseer de kaart op p. XXX aan de hand van het stappenplan kaartenstudie en beantwoord opdracht a, b en c mondeling. Noteer je antwoord bij de overige vragen.
a Wat betekenen de symbolen die je op de kaart ziet staan?
b Welke verandering drukt de kaart uit?
c Welke stadstaten stonden tegenover elkaar in de Peloponnesische Oorlogen?
d Welke bondgenoten (= politieke vrienden) hadden de twee rivaliserende stadstaten?
Athene had de Attische zeebond. Sparta had de Peloponnesische bond.
e Welke militaire sterktes hadden Sparta en Athene, afgaand op de pijlen op de kaart?
Athene viel vooral aan vanaf de zee. Het had dus een sterke vloot.
Sparta viel vooral aan vanop het land. Het had dus een sterk landleger.
f Kun je uit de kaart afleiden wie de oorlog won?
Nee, we hebben onvoldoende gegevens.
g Zijn de Griekse stadstaten verdeeld of verbonden door de Peloponnesische Oorlog? Vergelijk deze kaart met die van uitbreiding 2 op p. XX.
De Griekse stadstaten vochten meer dan 25 jaar tegen elkaar. Ze waren dus erg verdeeld.
h Beantwoord de historische vraag: Hoe verzwakten de Griekse stadstaten?
Hellas raakte verdeeld in een strijd tussen de twee machtigste stadstaten. De regio raakte zo verzwakt.
proefversie©VANIN
De Peloponnesische Oorlogen (431 - 404 v.C.)
Lees bron 1. Welke landen of stadstaten stonden in de periode na de Peloponnesische Oorlogen tegenover elkaar? Markeer ze in de tekst. Vul vervolgens het schema aan.
proefversie©VANIN
Bron 1:
Na 404 v.C. was geen Griekse staat sterk genoeg om heel Griekenland onder zich te verenigen. In de 4e eeuw waren er steeds coalitieoorlogen die vochten om het overwicht tussen Sparta, Thebe en Athene. (…) Sparta kreeg steeds duidelijker te maken met een tekort aan Spartaanse soldaten. Men neemt aan dat er tegen 371 v.C. nog maar 2000 waren, tegenover minstens 20.000 volwassen mannelijke slaafgemaakten. Perzië speelde met geld en intriges de Griekse stadstaten tegen elkaar uit, om te voorkomen dat ze zich zouden verenigen en zich gezamenlijk tegen Perzië zouden keren. (…) De oorlogen werden steeds meer uitgevochten met professionele huursoldaten, die vooral in de Peloponnesos te vinden waren. Veel kleine boeren daar verarmden en werden slachtoffer van een concentratie van grondbezit in de handen van de rijken. Velen van hen werden huursoldaat. (…) In 371 v.C. vernietigde Thebe het Spartaans leger, bevrijdde de slaafgemaakten daar en hief de Peloponnesische bond op. Sparta verloor ruim de helft van zijn burgers. (…) Nu Sparta verslagen was, braken verschillende oorlogen tussen stadstaten uit en kwamen arme burgers in opstand. Na 360 v.C. profiteerde Macedonië van de Griekse verdeeldheid.
Naar: de Blois, L. & van der Spek, B. (2017). Een kennismaking met de oude wereld. Coutinho.
politieke oorzaak
De stadstaten hadden onderling oorlog. Perzië speelde de Griekse stadstaten tegen elkaar uit.
Sparta werd definitief verslagen. Macedonië profiteerde van de verdeeldheid.
economische oorzaak
oorzaak
Bondgenootschappen leidden tot oorlogen.
Kleine boeren werden armer en kwamen in opstand.
sociale oorzaak
Sparta had een tekort aan Spartaanse soldaten.
culturele oorzaak
Er worden geen culturele oorzaken beschreven in de tekst.
gevolg Hellas raakte verzwakt.
Beantwoord de historische vraag bij de conclusie op p. XXX. 4
proefversie©VANIN
De Peloponnesische Oorlogen
Na de Perzische Oorlogen (499 - 449 v.C.) ontstonden er nieuwe militaire bondgenootschappen: de Delisch-Attische zeebond onder leiding van Athene en de Peloponnesische bond onder leiding van Sparta. Die bondgenootschappen kwamen met elkaar in conflict tijdens de Peloponnesische Oorlogen (431 - 404 v.C.). Athene had de sterkste vloot, Sparta had het sterkste landleger. Tijdens opeenvolgende conflicten probeerde Athene met zijn maritieme macht Sparta te treffen. De Spartanen probeerden hetzelfde te doen met hun landmacht. Uiteindelijk werd Athene door de Spartanen belegerd en moesten de Atheners zich gewonnen geven. Dat lange en uitputtende conflict voor beide partijen betekende het einde van de macht van de Griekse stadstaten. Uiteindelijk konden de Macedoniërs uit het Noorden handig gebruikmaken van die zwakte en verdeeldheid.
Conclusie IV
Antwoorden op de historische vragen
Historische vraag 1: Hoe bepaalde het landschap het leven in Hellas?
In Hellas was het landschap bergachtig en de vruchtbare grond beperkt. Daardoor ontstonden er kleine stadstaten. Door het tekort aan grondstoffen stichtten de Grieken kolonies.
proefversie©VANIN
Historische vraag 2: Hoe verspreidden de Grieken zich over het Middellandse Zeegebied?
Door een stijgende bevolking en een gebrek aan vruchtbare grond migreerden de Grieken naar nieuwe gebieden in het Middellandse Zeegebied. Ze stichtten er kolonies. Dat proces noemen we kolonisatie.
Historische vraag 3: Welke culturele kenmerken verbonden de Grieken?
Hoewel de Grieken politiek verdeeld waren, deelden ze dezelfde culturele kenmerken. De Grieken spraken verschillende dialecten die onderling verstaanbaar waren. Alle Grieken waren polytheïstisch. Ze vereerden dezelfde goden, die elk een natuurelement voorstelden. Daarnaast ontstond er in Hellas een nieuwe manier van denken dankzij de filosofie en de wetenschappen.
Historische vraag 4: Welke politieke verschillen waren er tussen de Griekse stadstaten?
Er bestonden verschillende bestuursvormen in Hellas, zoals monarchie, aristocratie, oligarchie, tirannie en democratie.
Historische vraag 5: Waarin verschilde de Atheense van de hedendaagse democratie?
Zowel Athene en België zijn een democratie, maar de betekenis ervan is veranderd doorheen de tijd. In Athene mochten de burgers rechtstreeks stemmen, in België kiezen de burgers vertegenwoordigers. Bovendien was in Athene het burgerrecht beperkt tot volwassen Atheense mannen. In België zijn alle Belgen gelijk voor de wet.
proefversie©VANIN
Historische vraag 6: Hoe verzwakten de Griekse stadstaten ?
Hellas raakte verdeeld in een strijd tussen de twee machtigste stadstaten Athene en Sparta.
Synthese V
Samenvattend schema
Grieken spreken dezelfde taal. mythologie
↑ Bekijk het instructiefilmpje.
proefversie©VANIN
landschap en klimaat
omringd door zeeën
maritieme handel
zelfde goden polytheïsme
natuurreligie
delen dezelfde filosofie/wetenschap
ontstaan kolonies geldeconomie bergachtig landschap vruchtbare grond elders zoeken
kleine nederzettingen ontstaan stadstaten
weinig vruchtbare grond
meeste grond (en macht) in handen van grootgrondbezitters monarchie
gewone volk in opstand
oorlogen tussen Griekse stadstaten
aristocratie
oligarchie
tirannie democratie Hellas verzwakt
Historisch denken
Historische begrippen
Je leerde vorig jaar en in de vorige hoofdstukken al volgende historische begrippen: cultuur, handel, hiërogliefen, migratie, mythologie, natuurreligie, polytheïsme, rijk, ruileconomie, schrift, stadstaat.
In dit hoofdstuk leerde je de volgende historische begrippen:
cultureel: alfabet schriftsoort die we vandaag in Europa gebruiken om te schrijven filosofie wijsbegeerte, activiteit met als doel het verkrijgen van kennis en wijsheid Olympische Spelenverzameling sportwedstrijden ter ere van de god Zeus in het oude Griekenland (ca. 800 v.C. - ca. 500 n.C.) wetenschappengeheel van kennis waarop men kan voortbouwen om nieuwe kennis te ontwikkelen
proefversie©VANIN
economisch: geldeconomie systeem waarbij geld gebruikt wordt bij het verhandelen van goederen
politiek: aristocratie groep van vooraanstaande burgers die rijk of van goede afkomst zijn. Een regeervorm waarbij die burgers de macht hebben, heet ook een aristocratie.
burgerrechten gunst van de overheid waarop iedereen die als burger beschouwd wordt rechten heeft democratie bestuurssysteem waarbij de burgers van een samenleving zichzelf besturen
kolonisatie het vestigen van nederzettingen op nieuwe plaatsen monarchie bestuurssysteem waarbij één persoon, vaak een koning door erfopvolging, de samenleving bestuurt oligarchie bestuurssysteem waarbij de macht in handen is van enkele mensen op basis van hun rijkdom en niet uitsluitend op basis van geboorte polis onafhankelijke plaats in de Griekse wereld; vaak, maar niet altijd, een stadstaat
rechtstaat plaats waarin de burgers duidelijke rechten hebben die door de overheid verzekerd worden tirannie bestuurssysteem waarbij één persoon de samenleving bestuurt, met of zonder de steun van het volk
Eigen begrippen:
Structuurbegrippen
Je gebruikte in dit hoofdstuk ook de volgende structuurbegrippen: aanleiding, oorzaak, gevolg, maritiem, verleden, geschiedenis.
Zelfevaluatie
proefversie©VANIN
Ik ken het samenvattend schema op p. XX.
Ik ken de inhoudelijke teksten op p. XX, XX, XX, XX en XX.
Ik ken de kaders historisch denken op p. XX en XX.
SITUEREN IN HET REFERENTIEKADER
Ik kan de culturele eenheid van Hellas illustreren met voorbeelden, zoals op p. XXX.
Ik kan toelichten hoe de Grieken levensvragen probeerden te beantwoorden, zoals op p. XXX.
Ik kan het onderscheid tussen migratie en kolonisatie uitleggen, zoals op p. XXX.
Ik kan verklaren welke invloed landbouw en klimaat hadden op de ontwikkeling van de Griekse kolonisatie en migratie, zoals op p. XXX.
Ik kan beoordelen in welke mate Athene en Sparta democratisch waren aan de hand van het schema en de bronnen op p. XX.
HISTORISCHE BRONNEN EN WERKEN
Ik kan het stappenplan van een bronnenstudie toepassen op verschillende bronnen die met elkaar worden vergeleken om een antwoord te kunnen geven op een historische vraag, zoals op p. XXX.
BEELDVORMING BEARGUMENTEREN
Ik kan bij het beantwoorden van een historische vraag gebruikmaken van bewijs uit bronnen, zoals op p. XXX.
Ik kan de beeldvorming over Hellas kritisch bestuderen en gemaakte fouten benoemen aan de hand van de bronnen op p. XX.
Ik kan het onderscheid tussen oorzaak en gevolg uitleggen aan de hand van de bronnen op p. XX.
REFLECTEREN OVER HEDEN, VERLEDEN EN TOEKOMST
Ik kan toelichten hoe de Griekse burgerrechten en democratie verschilden van de hedendaagse samenleving, zoals op p. XXX
Alexander de Grote en het hellenisme
proefversie©VANIN
Dit standbeeld van koning Alexander III van Macedonië staat in de Griekse stad Thessaloniki. Het werd in 1973 gemaakt door de Griekse beeldhouwer Vangelis Moustakas. Alexander kennen we beter bij zijn bijnaam: Alexander de Grote. Op twintigjarige leeftijd erfde hij het koninkrijk Macedonië. Korte tijd later veroverde hij het grootste rijk dat tot dan toe bestaan had. Toch duurde zijn heerschappij niet lang.
Historische vragen
1 Hoe veroverde Alexander III van Macedonië een wereldrijk?
2 Hoe probeerde Alexander voor eenheid te zorgen in zijn rijk?
1 Waarom kreeg Alexander de bijnaam ‘de Grote’?
3 Welke kritiek was er in de klassieke oudheid op Alexander de Grote?
4 Hoe evolueerde de Griekse beeldhouwkunst?
2 Welke kenmerken van de Griekse bouwkunst werden later gebruikt in de Europese bouwkunst?
5 Hoe werd Alexandrië het centrum van wetenschappen en kunst tijdens het hellenisme?
Wat weet je al? I
Op de reconstructietekening (bron 1) zie je de zeven wereldwonderen. Die bouwwerken werden door enkele schrijvers uit de Griekse oudheid beschouwd als de meest bewonderenswaardige ter wereld. Bekijk de tekening en bespreek de vragen klassikaal.
a Welke van de zeven wereldwonderen heb je vorig jaar besproken?
b Wat was de functie van dat bouwwerk?
c Herken je een van de overige zes? Wat weet je erover?
d Waarom worden die bouwwerken aangeduid als ‘wereldwonderen’?
Bekijk de extra oefeningen op iDiddit.
OUDE NABIJE OOSTEN
Standbeeld van farao Menkaoera en zijn vrouw, 2530 v.C., Egypte. ↓
proefversie©VANIN
Bron 1:
← Hedendaagse tekening van de zeven wereldwonderen uit een boek van de Australische auteur Matthew Reilly. De letter bij elk wereldwonder vind je ook chronologisch terug op de tijdlijn. Op iDiddit vind je een oefening rond de wereldwonderen.
1 Piramide van Khufu, ca. 2500 v.C., Egypte.
2 Hangende tuinen van Babylon, ca. 560 v.C., Babylon.
3 Tempel van Artemis, ca. 550 v.C., Efeze (Klein-Azië).
4 Beeld van Zeus, ca. 440 v.C., Olympia, Griekenland.
5 Mausoleum van Halikarnassos, ca. 350 v.C., Klein-Azië.
6 Kolossus van Rhodos, ca. 280 v.C., Rhodos, Griekenland.
7 Pharos van Alexandrië, ca. 280 v.C., Alexandrië, Egypte.
Situeren in tijd II
↑
Kolossaal standbeeld van farao Ramses II, 13e eeuw v.C., Egypte.
↑
Grieks standbeeld van een ‘korè’ (= jonge vrouw), ca. 550 v.C., Griekenland.
↑
Grieks standbeeld van een ‘kouros’ (= jongeman), ca. 540 v.C., Griekenland.
Alamy / Imageselect / Prisma Archivo, PRISMA
↑
Grieks standbeeld van een jongeling, ca. 480 v.C., Athene.
30 v.C.
HELLENISTISCHE PERIODE ROMEINSE REPUBLIEK
KLASSIEKE OUDHEID
- 324 v.C. verovering Perzische rijk door Alexander de Grote
© Alamy / Imageselect / Dmitriy Moroz
↑
Romeinse marmeren kopie van het Griekse bronzen standbeeld van de ‘speerdrager’ uit 450 v.C.
KEIZERRIJK
↑
Standbeeld van Laocoön en zijn zonen die gewurgd worden door slangen, ca. 40 v.C., Rhodos, Griekenland.
Op onderzoek III
Historische vraag 1: Hoe veroverde Alexander III van Macedonië een wereldrijk?
Bij deze historische vraag onderzoek je aan de hand van een filmfragment en een kaart hoe Alexander de Grote een wereldrijk kon veroveren.
1
proefversie©VANIN
Kijk naar het filmfragment en onderzoek de kaart. Beantwoord de vragen.
↑
Bekijk het fragment. De veroveringen van Alexander III van Macedonië (4e eeuw v.C.)
a Zoek Gaugamela op de kaart en omcirkel die plaats.
b Babylon, Susa en Persepolis zijn de steden die het machtscentrum van het Perzische rijk vormden. Toch verliep de verovering niet meteen in die richting. Naar welk kostbaar landbouwgebied ging de tocht van Alexander eerst?
c Om welke strategische reden wilden de Macedoniërs eerst dat gebied veroveren? naar Egypte
Ze wilden zo voedsel ontzeggen aan de vijand en de eigen soldaten van voedsel voorzien.
← Reliëf van Alexander de Grote (rechts) die de Egyptische god Amon vereert op een uitbreiding van de Luxortempel in Egypte uit de 4e eeuw v.C.
proefversie©VANIN
d Waarom kon het Grieks-Macedonische leger de Slag bij Gaugamela tegen een veel talrijkere vijand winnen? Geef minstens drie argumenten uit het filmfragment.
– Alexander vocht zelf mee, dat was motiverend voor de soldaten.
– Alexander en zijn cavalerie gebruikten een schijnbeweging om in de buurt van Darius te komen.
– Het Grieks-Macedonische leger vocht in falanxformatie. Het was voor de Perzen heel moeilijk om daarin door te dringen.
← Deze mozaïek dateert uit de 1e eeuw v.C. en komt uit Pompeï, Italië. De mozaïek toont Alexander de Grote als militaire held die koning Darius verslaat. Deze afbeelding van Alexander werd eeuwen na zijn leven gemaakt, we weten dus niet of hij er echt zo uitzag.
e Wat is er volgens professor Roel Konijnendijk onjuist aan de verfilming van de veldslag?
– In veel films storten aanvallers zich in volle snelheid op een muur van speren en schilden. Maar niemand zou zichzelf zomaar in het wilde weg laten spietsen.
– (De Perzen worden afgebeeld als magere mannen met oogschaduw.)
– (De Perzen waren beter georganiseerd en bewapend.)
2
3
Plaats de gebeurtenissen chronologisch door gebruik te maken van de kaart op p. XX.
Verwoord de redenering nadien mondeling in je eigen woorden.
A De Macedoniërs veroverden eerst Egypte en trokken dan verder naar het Perzische machtscentrum.
B Het Macedonische leger aan de Indus was het vechten moe en dwong Alexander om terug te keren naar Babylon.
C Macedonië veroverde de Griekse poleis.
D De Macedoniërs veroverden de Perzische hoofdsteden Babylon, Susa en Persepolis.
E Het Macedonische leger viel het Perzische rijk aan.
F Niet alle Perzische gebieden erkenden Alexander als nieuwe koning. De Macedoniërs bleven oorlog voeren.
G De Macedoniërs versloegen de Perzische koning bij Gaugamela.
F
Beantwoord de historische vraag bij de conclusie op p. XX.
De verovering van een wereldrijk
Nadat Macedonië de Griekse poleis had veroverd, trok de Macedonische monarch Alexander III er met zijn Grieks-Macedonische leger opuit om het hele Perzische rijk te veroveren. Onder Alexander was er sprake van imperialisme, want hij had een sterke veroveringsdrang en wilde zijn territorium en macht vergroten. Tijdens zijn veroveringen zorgde de koning ook voor de bevoorrading van zijn leger: hij veroverde Egypte en kon zo voldoende voedsel voorzien voor zijn troepen. Dankzij een combinatie van persoonlijk leiderschap, goede tactieken en goed getrainde soldaten lukte het de Macedoniërs om het Perzische rijk te veroveren.
Historische vraag 2:
Hoe probeerde Alexander voor eenheid te zorgen in zijn rijk?
Alexander de Grote veroverde een gigantisch wereldrijk en probeerde daarin voor eenheid te zorgen. Hij had invloed op de vier maatschappelijke domeinen. Via een lestekst leer je hoe hij dat deed.
1
proefversie©VANIN
Lees de lestekst op p. XX-XX en maak de opdrachten rond de historische begrippen.
a Verbind de verklaring met het juiste begrip.
b Zet de letters bij de afbeeldingen bij het juiste begrip in de rechterkolom. Baseer je keuze op het onderlijnde gedeelte in de bijschriften.
c Bespreek in de klas waarom je die afbeelding koos.
uitgestrekt gebied onder één bestuur imperialisme
gewapend conflict rijk
persoon die voor de overheid werkt autocratie
streven naar gebiedsuitbreiding multiculturele samenleving
bestuur waarbij een vorst totale macht heeft ambtenaar
gebied waarin mensen van verschillende culturen met elkaar samenleven geldeconomie systeem waarbij geld gebruikt wordt bij het verhandelen van goederen oorlog
Ramses II tijdens de veldslag bij Kadesj, 13e eeuw v.C., Egypte.
De Belgische voetballer Jérémie Doku heeft Ghanese roots.
← Farao Narmer, ca. 3100 v.C., die zijn tegenstander de genadeslag toedient om zo Opper- en Neder-Egypte te verenigen.
Bronzen hoofd van waarschijnlijk Sargon I, de alleenheerser van het Akkadische rijk, ca. 2300 v.C., Mesopotamië.
Onder koning Hammurabi streefden de Babyloniërs naar gebiedsuitbreiding.
Beeld van zittende schrijver uit kalksteen, 3e millennium v.C., Egypte.
Betalen gebeurt vandaag ook zonder munten, met elektronisch geld.
Om de eenheid in zijn rijk te bevorderen nam Alexander als autocratische koning een aantal maatregelen. Die maatregelen staan beschreven in de lestekst. Noteer boven elke alinea in de lestekst welk maatschappelijk domein aan bod komt. Noteer voor elk domein één maatregel in de tabel.
domein maatregel
politiek economisch
cultureel
sociaal
proefversie©VANIN
De Perzische gouverneurs bleven op post.
Er werden nieuwe Griekse munten geïntroduceerd.
De Griekse taal werd doorheen het hele rijk gebruikt.
Alexander en zijn volgelingen trouwden met Perzische vrouwen.
3
Maatschappelijke domeinen staan in verband met elkaar. Hieronder vind je alvast één voorbeeld van zo’n verband tussen twee maatschappelijke domeinen. Lees het voorbeeld en haal daarna zelf ook nog een voorbeeld uit de lestekst.
proefversie©VANIN
Voorbeeld: Door de verovering (= politiek) van het Perzische rijk kon de Griekse taal (= cultuur) zich verspreiden als bestuurstaal.
Eigen voorbeeld:
Bv. Heersers ( = politiek) lieten hun afbeelding (= cultuur) op munten slaan om zo hun politieke macht te tonen.
4
De verovering van Perzië zorgde voor veranderingen in de pas veroverde gebieden, zoals de invoering van het Grieks als bestuurstaal. Toch was er ook continuïteit. Zo liet Alexander het toe dat de Perzen hem behandelden zoals ze hun eigen koning behandeld hadden.
a Markeer in de lestekst een voorbeeld van continuïteit.
b Markeer in de lestekst een voorbeeld van verandering.
5
Beantwoord de historische vraag bij de conclusie op p. XX.
Eenheid in een wereldrijk?
Alexander de Grote veroverde in korte tijd een enorm rijk. In tegenstelling tot in Hellas, waarover we het in het vorige hoofdstuk hadden, was er hier geen sprake meer van culturele eenheid. De inwoners van het rijk spraken en schreven verschillende talen. Ze hadden ook verschillende gewoonten en religieuze tradities. We noemen het daarom een multiculturele samenleving Het was niet eenvoudig om de belangen van al die verschillende mensen met elkaar te verzoenen.
De Macedonische koning moest heel wat maatregelen treffen om de eenheid binnen zijn rijk te verbeteren.
politieke
Maatregelen binnen het domein
Om te beginnen moest Alexander ervoor zorgen dat alle volkeren in zijn rijk hem als onbetwiste autocraat erkenden. Hij streefde ernaar zijn macht te laten gelden in alle veroverde gebieden.
Alexander liet wel vaak de oorspronkelijke Perzische gouverneurs hun functie behouden.
Veroverde gebieden konden dus verder bestuurd worden als voordien, op voorwaarde dat ze hun nieuwe koning erkenden.
Nadat hij ook de Perzische provincie Egypte veroverde, liet hij zichzelf tot farao kronen. Net als de farao’s van het oude Egypte gaf hij de opdracht om bouwwerken op te trekken. Op die manier liet hij aan zijn nieuwe volk zien dat hij perfect aansloot bij de lange rij farao’s uit het verleden. Zijn familie was een officiële nieuwe dynastie van Egyptische heersers.
Tijdens de jarenlange veldtocht waarmee de Macedoniërs het Perzische rijk veroverden, stichtte Alexander meer dan twintig steden in zijn enorme rijk. De ambtenaren en soldaten in die Griekse steden lieten het gezag van de koning gelden in de gebieden eromheen terwijl Alexander zijn veroveringstocht verderzette. Oudere of gewonde soldaten werden niet aan hun lot overgelaten, maar bleven in een nieuwe stad achter en bleven daar dan wonen.
Maatregelen binnen het
economische
domein
In de 4e eeuw v.C. gebruikten zowel de Grieken als de Perzen al munten. De ruileconomie was dus vervangen door een geldeconomie waarbij ze muntstukken uit metaal gebruikten om goederen of diensten te kopen. De Macedoniërs introduceerden die Griekse munten op andere plekken in het rijk. Die werden naast de plaatselijke munten gebruikt en maakten het eenvoudiger om tussen verschillende gebieden van het rijk handel te drijven. Autocratische heersers lieten hun afbeelding op munten slaan om iedereen te herinneren aan hun macht. Zo maakte de nieuwe heerser van de gelegenheid gebruik om aan iedereen duidelijk te maken wie het voor het zeggen had. Ook de nieuwe steden zorgden ervoor dat de handel in het enorme rijk beter draaide.
← Grieks muntstuk uit de 3e eeuw v.C. met de afbeelding van Alexander de Grote. Je ziet hem afgebeeld met ramshorens, een verwijzing naar de Egyptische oppergod Amon.
Maatregelen binnen het
sociale
proefversie©VANIN
domein
Alexander de Grote probeerde de Griekse en de Perzische samenlevingen te laten samensmelten door een aantal Perzische gewoonten over te nemen. Afhankelijk van zijn aanzien in de Perzische standenmaatschappij moest een Pers de koning een kus geven, een buiging maken of zelfs helemaal languit op de grond gaan liggen. Hoewel Alexander zijn eigen volk niet verplichtte om hem ook zo te behandelen, vonden veel Macedoniërs die houding van hun koning ongepast. Alexander dwong zijn edelen wel om met Perzische vrouwen te huwen. Zelf gaf hij het goede voorbeeld door te trouwen met twee prinsessen uit zijn nieuw veroverde rijk. De Macedonische samenleving liet het toe om met meerdere vrouwen getrouwd te zijn, dus voor de edelen die al gehuwd waren, was dat geen probleem. Op die manier hoopte Alexander dat de volgende generatie edelen in zijn rijk van gemengde Grieks-Perzische afkomst zou zijn.
Maatregelen binnen het domein
De Perzische gouverneurs mochten dan wel in functie blijven, het Grieks was sowieso de taal van het bestuur. Landbouwers en lokale handelaars bleven hun moedertaal spreken, maar de ambtenaren van de koning gebruikten het Grieks als bestuurstaal om met elkaar te communiceren en verslagen te schrijven. Stilaan werd het Grieks in de veroverde gebieden de taal van de aristocratie. Ook de Griekse kunstuitingen en wetenschappen werden uitgedragen over het nieuwe Grieks-Macedonische rijk. Die culturele verspreiding wordt hellenisme genoemd, naar ‘Hellas’, zoals de Grieken hun land noemden.
proefversie©VANIN
Uitbreiding 1:
In deze historische vraag kom je te weten waar Alexander zijn bijnaam aan te danken heeft. Daarvoor onderzoek je twee bronnen.
Onderzoek welk imago Alexander had volgens een auteur in de klassieke oudheid. 1
a Bestudeer bron 1 met de juiste stappen. Gebruik eventueel de Histokit.
b Welk beeld had Julius Caesar van Alexander de Grote volgens bron 1? Bron 1:
Hij keek naar hem op en vergeleek zijn eigen verwezenlijkingen met die van Alexander de Grote.
Julius Caesar was het verhaal van Alexander aan het lezen toen hij plots in tranen uitbarstte. Zijn vrienden vroegen hem verbaasd waarom hij aan het wenen was. ‘Denk je niet,’ zei Caesar, ‘dat het bedroevend is dat Alexander, toen hij zo oud was als ik nu, al koning was van zo veel volkeren, terwijl ik nog niks bereikt heb?’
Naar: Ploutarchos. (begin 2e eeuw). Leven van Julius Caesar, 11:5-6.
Bestudeer bron 2. Gebruik de Histokit. 2
proefversie©VANIN
2:
a Welke drie figuren zie je op bron 2? Ontcijfer hun naam bovenaan de afbeelding en bespreek mondeling wat je over hen weet. Zoek eventueel informatie op via het internet.
b Wat bewijst de bron over de manier waarop sommige leiders uit de vroegmoderne tijd naar Alexander de Grote (en de andere twee figuren) keken?
Sommige mensen in de vroegmoderne tijd keken op naar Alexander de Grote (en ook naar de twee anderen op de afbeelding). Hun levens waren het waard om bestudeerd te worden, ook al waren ze geen christenen.
← Houtsnede van Hans Burgkmair, 1519, Augsburg. De houtsnede beeldt de ‘drie goede heidenen’ af. Heidenen zijn niet-gelovigen of mensen die het verkeerde geloof aanhangen, afhankelijk van wie de uitspraak doet. Ondanks hun verkeerde geloof (het Griekse en Romeinse polytheïstische geloof) werden hun levens waardig genoeg geacht om door christelijke leiders bestudeerd te worden. Veel leiders uit de vroegmoderne tijd keken op naar figuren als Alexander de Grote, die grootse militaire prestaties geleverd had.
3
Beantwoord de historische vraag.
Alexander werd niet alleen tijdens zijn leven maar ook in latere periodes aangeduid als ‘de Grote’ omdat hij op korte tijd zo’n groot rijk had kunnen veroveren.
De koning en zijn bijnaam
Er zijn geen bronnen die kunnen aantonen dat Alexander III van Macedonië al tijdens zijn leven ‘de Grote’ genoemd werd. Die bijnaam kreeg hij pas later van de Romeinen. Zij zagen in Alexander een voorbeeld om te volgen. De Macedonische koning was erin geslaagd om vanuit het kleine Macedonië het enorme Perzische rijk te veroveren en dat deed hen denken aan hun eigen imperialisme. De bijnaam vertelt op die manier misschien meer over de politiek en de cultuur van de Romeinen dan over het bestuur van Alexander zelf. Verschillende Romeinse politieke en militaire leiders, zoals Julius Caesar, bestudeerden eeuwen na zijn dood het leven van Alexander de Grote om er inspiratie en inzichten uit te halen. De Romeinse verheerlijking van Alexander leefde door tot in de vroegmoderne tijd, waar Alexander als voorbeeld geplaatst werd naast andere niet-christelijke figuren.
Historische vraag 3: Welke kritiek was er in
klassieke oudheid op Alexander de Grote?
Alexander werd na zijn dood vereerd met de bijnaam ‘de Grote’. Dat doet ons vermoeden dat hij na zijn overlijden gerespecteerd werd. Toch kreeg Alexander ook kritiek. Dat bestudeer je in deze historische vraag.
Lees het kader historisch denken en de drie bronnen. Doorloop dan het stappenplan van de bronnenstudie.
Historisch denken: primaire en secundaire bronnen
Primaire bronnen zijn originele bronnen die dateren uit de tijd die je onderzoekt. Brieven, rekeningen, facturen, contracten, dagboeken, ooggetuigenverslagen, monumenten, inscripties … kunnen je inzicht geven in hoe mensen uit die tijd gebeurtenissen hebben ervaren en vastgelegd. Secundaire bronnen zijn bronnen die later werden gecreëerd. Vaak baseren secundaire bronnen zich op primaire bronnen en geven ze dus ook waardevolle inzichten. In elk geval is het zowel bij primaire als bij secundaire bronnen belangrijk om kritische vragen te stellen over de inhoud van wat er geschreven staat.
Bron 1:
De koning (…) liet de stad vernietigen en stuurde op deze manier een verschrikkelijke waarschuwing naar mogelijke rebellen onder de Grieken. Door de gevangenen te verkopen kon hij 440 talenten zilver bij elkaar brengen.
Naar: Diodoros van Sicilië. (ca. 45 v.C.). Bibliotheca Historica, boek XVII, 14:4.
proefversie©VANIN
↑
Diodoros was een Oud-Griekse historicus. In zijn werk gaf hij zijn eigen kijk op de geschiedenis. In dit fragment bespreekt hij de vernietiging van Thebe in 335 v.C. Hij baseerde zich daarvoor op oudere bronnen die verloren zijn gegaan. Diodoros was doorgaans gematigd in zijn oordeel over Alexander, maar hij gaf wel kritiek op zijn arrogantie en gewelddadigheid.
Bron 2:
Thebe werd ingenomen, geplunderd en met de grond gelijk gemaakt. Dat werd voornamelijk gedaan omdat Alexander verwachtte dat de Grieken zo geschrokken zouden zijn van deze ramp dat ze zich koest zouden houden (…) Daarna verkocht hij meer dan dertigduizend Thebanen in slavernij na eerst de priesters (…) en degenen die vrienden waren van de Macedoniërs vrijgesteld te hebben. (…) Vooral wanneer hijzelf iets verweten werd, was hij wreed en onverbiddelijk, want Alexander hield meer van zijn reputatie dan van zijn eigen leven of zijn koninkrijk.
Naar: Ploutarchos (ca. 100 n.C.). Leven van Alexander, 11:6, 16:6, 42:2.
↑
Ploutarchos was een Oud-Griekse historicus. Ook hij beschrijft de vernietiging van Thebe in 335 v.C. en ook hij baseerde zich op verloren gegane bronnen. Ploutarchos bewonderde Alexander voor zijn moed, maar gaf kritiek op zijn arrogantie en wreedheid.
Bron 3:
De mannen van Gaza werden allen gedood in het gevecht. Alexander verkocht hun vrouwen en kinderen als slaafgemaakten.
Naar: Arrianos. (135 n.C.). Anabasis Alexandri, 2:27.
↑
Arrianos was een Griekstalige schrijver in het Romeinse rijk. Ook hij moest zich baseren op oudere bronnen die ondertussen verloren zijn gegaan.
search Stap 1: Ik verzamel informatie over de bronnen.
bron 1 bron 2 bron 3
Wie schreef de bron?
In welke eeuw vonden de gebeurtenissen in de drie bronnen plaats?
Wanneer ongeveer werden de bronnen geschreven?
Zijn het primaire of secundaire bronnen?
Diodoros van Sicilië
Ploutarchos
proefversie©VANIN
De gebeurtenissen in de drie bronnen vonden plaats in de eeuw v.C.
4e
ca. 45 v.C.
ca. 100 n.C. Arrianos
ca. 135 n.C.
Schrap wat fout is: het zijn primaire / secundaire bronnen.
Beargumenteer waarom je die keuze maakt:
De schrijvers waren geen ooggetuigen en schreven de gebeurtenissen een paar eeuwen later op.
search Stap 2: Ik bestudeer de bronnen aandachtig.
✓ Welke gebeurtenissen uit de bronnen komen met elkaar overeen?
Er worden mensen gedood en verkocht als slaafgemaakte.
✓ Markeer, indien mogelijk, de adjectieven die de schrijvers gebruikten om kritiek te uiten op Alexander de Grote.
✓ In welke bron wordt geen adjectief gebruikt?
bron 3
search Stap 3: Ik denk na over de bronnen.
✓ Beargumenteer welke bronnen bruikbaar zijn om de historische vraag te beantwoorden.
bron 1
☐ eerder bruikbaar
☐ eerder onbruikbaar
Beargumenteer waarom dat je keuze is.
- Er wordt wel / geen kritiek gegeven op Alexander.
- Er wordt wel / niet positief over Alexander geschreven
bron 2
☐ eerder bruikbaar
☐ eerder onbruikbaar
Beargumenteer waarom dat je keuze is.
- Er wordt wel / geen kritiek gegeven op Alexander.
- Er wordt wel / niet positief over Alexander geschreven
bron 3
☐ eerder bruikbaar ☐ eerder onbruikbaar
Beargumenteer waarom dat je keuze is.
- Er wordt wel / geen kritiek gegeven op Alexander.
- Er wordt wel / niet positief over Alexander geschreven
✓ Bij stap 1 bepaalde je de soort bronnen. Wat zegt de Histokit over de betrouwbaarheid van dat soort bronnen?
Je moet extra oppassen met de betrouwbaarheid van secundaire bronnen omdat de schrijvers ervan geen ooggetuigen waren en ze hun bevindingen misschien baseerden op foute informatie.
proefversie©VANIN
✓ Zijn de bronnen betrouwbaar om de historische vraag te beantwoorden? Zet een kruisje.
onbetrouwbaar betrouwbaar
Waarom?
Het zijn secundaire bronnen, maar in de bruikbare bronnen wordt er effectief kritiek gegeven. Dat was onderdeel van de historische vraag.
search Stap 4: Ik beantwoord de historische vraag bij de conclusie op p. XX.
Kritiek op Alexander
Er bestaan geen primaire bronnen meer over Alexander. Daarom weten we niet precies hoe zijn tijdgenoten over hem dachten. Wanneer we ons een beeld vormen van Alexander, dan doen we dat dus op basis van informatie die soms pas eeuwen na zijn dood werd opgeschreven. Alexander kreeg na zijn dood dan wel de bijnaam ‘de Grote’, toch werd hij door latere schrijvers tijdens de klassieke oudheid ook bekritiseerd. Die schrijvers baseerden zich daarbij op oudere primaire bronnen die intussen verloren zijn gegaan. De betrouwbaarheid van die secundaire bronnen wordt onder andere bepaald door het doel en het publiek waarvoor zij geschreven werden. Sommige auteurs zoals Ploutarchos of Herodotos probeerden te werken als historici. Andere auteurs schreven niet noodzakelijk om een correct beeld van het verleden te geven.
Historische vraag 4: Hoe evolueerde de Griekse beeldhouwkunst?
De beeldhouwkunst en bouwkunst zijn vandaag de bekendste kunstuitingen uit de Griekse wereld. Waarschijnlijk is het je opgevallen dat de tijdlijn op p. XX-XX vooral in het teken staat van het culturele domein. Je ziet standbeelden die behoren tot verschillende kunstperiodes van de Griekse beeldhouwkunst en ook standbeelden uit de eerdere Egyptische periode. In deze historische vraag analyseren we de typerende kenmerken van die verschillende kunstperiodes.
1
Kijk nog eens naar de tijdlijn en de bijbehorende standbeelden op p. XX-XX. Bepaal of de Egyptische en Griekse beeldhouwkunst voorbeelden zijn van continuïteit of verandering.
proefversie©VANIN
Bij de Egyptische beeldhouwkunst is er eerder sprake van continuïteit / verandering omdat
Bij de Griekse beeldhouwkunst is er eerder sprake van continuïteit / verandering omdat
de kenmerken van de standbeelden meer dan duizend jaar lang hetzelfde bleven. de kenmerken van de standbeelden in een paar honderd jaar tijd heel duidelijk veranderden.
2 ↑
Kijk naar het filmpje. Noteer in de tabel tot welke kunstperiodes de volgende drie standbeelden behoren. Beargumenteer je keuze door minstens twee aspecten van het beeld te geven die kenmerkend zijn voor die periode.
standbeeldkunstperiode kenmerken
archaïsche periode statisch, frontaal
hellenistische periodeemotie, theatraal/verhalend
klassieke periode veel beweging, lichamelijke perfectie
Bekijk het filmpje.
Aphrodite, de grote godin van Cyprus, 450 - 425 v.C.
3
‘De Ludovisi Galliër’, een Romeinse kopie van het Griekse originele standbeeld uit ca. 220 v.C.
↑
‘Diskobolos of discuswerper’, marmeren kopie van het originele bronzen beeld uit 450 v.C. van de Griekse kunstenaar Myron.
De onderstaande standbeelden kregen met opzet geen bijschrift.
a Welk standbeeld past volgens jou het best bij de archaïsche beeldhouwkunst?
Omcirkel: standbeeld A / B.
b Bespreek klassikaal welk standbeeld je het mooist vindt. Geef ook argumenten waarom je dat vindt.
proefversie©VANIN
4
Lees bron 1 van kunstvensters.com en maak de opdrachten.
a Welk standbeeld uit voetstap 3 komt het best overeen met hoe standbeelden er in de Griekse periode uitzagen?
Omcirkel: standbeeld A / B.
b Wij kijken vandaag vanuit een ander perspectief naar de standbeelden dan de oude Grieken. Onderlijn in bron 1 de zinnen die dat verklaren.
c Als wij vandaag aan de Griekse beeldhouwkunst denken, dan denken we eerder aan witte marmeren beelden. Markeer in bron 1 hoe dat komt.
proefversie©VANIN
Kleurrijker dan u dacht: Beelden uit het Oude Griekenland!
De beelden zien er met hedendaagse ogen vaak een beetje kitsch en overdreven fel uit. In de ogen van een Griek echter zullen hele witte marmeren beelden er waarschijnlijk onaf hebben uitgezien. Er zijn zelfs Griekse teksten die dit bevestigen.
Er wordt nog steeds veel onderzoek gedaan naar de kleur van de Griekse beelden. Prangende vragen als ‘Waren alle Griekse beelden gekleurd?’ en ‘Waren
de kleuren echt zo fel als op de kopieën?’
blijven onderdeel van de discussie. Al zijn veel wetenschappers ervan overtuigd dat de Griekse beelden bijna allemaal gekleurd moeten zijn geweest.
Door de tijd hebben de beelden hun kleur verloren of zijn slechts enkele sporen zichtbaar gebleven. Bovendien zijn we door de beelden uit de Renaissance en het Neoclassicisme (dit zijn kunstperiodes van na 1450 waarbij kunstenaars zich baseerden op de Grieks-Romeinse kunstperiode) gewend geraakt aan glanzende witte marmeren beelden. We hebben een ander idee van schoonheid dan de Griek zal hebben gehad. Gelukkig laten de kopieën ons een beetje zien hoe het mogelijk is geweest!
← Standbeeld van de Bijbelse David, gecreëerd door Michelangelo, Firenze, ca. 1502. Michelangelo was een kunstenaar die zich liet inspireren door kunstenaars uit de GrieksRomeinse periode. Rond 1500 waren de Griekse standbeelden hun kleur kwijtgespeeld en dus gingen kunstenaars zoals Michelangelo ook wit marmer gebruiken. Stel je voor dat de David gekleurd zou zijn! Dat zouden wij vandaag waarschijnlijk niet zo mooi vinden als dat wit glanzende standbeeld.
Uit: de Baaij, J. (26 januari 2016.) Kleurrijker dan u dacht: Beelden uit het Oude Griekenland! www.kunstvensters.com
Beantwoord de historische vraag bij de conclusie op p. XX. 5
proefversie©VANIN
De evolutie van de Griekse beeldhouwkunst
De Grieken lieten zich beïnvloeden door de Egyptenaren. Maar daar waar de Egyptenaren meer dan duizend jaar lang min of meer dezelfde statische en frontale standbeelden maakten, kende de Griekse beeldhouwkunst een duidelijke evolutie. Daarom wordt de Griekse beeldhouwkunst opgedeeld in drie kunstperiodes met elk hun eigen kenmerken. De archaïsche periode had min of meer dezelfde kenmerken als de Egyptische periode: de standbeelden waren statisch en frontaal. Tijdens de klassieke periode kregen de standbeelden een meer natuurlijke houding, kwam er meer beweging aan te pas en werd er geïdealiseerd. Ook in de hellenistische periode kwamen die kenmerken aan bod, maar men voegde toen ook emotie en een verhaal toe aan de beelden. Als je vandaag aan Griekse beelden denkt, denk je waarschijnlijk aan witte marmeren beelden. Waarschijnlijk vind je die beelden ook mooier dan de gekleurde versie ervan. Dat komt omdat wij vanuit ons perspectief witte standbeelden gewend zijn. De Grieken verfden effectief hun standbeelden. Voor hen zouden witte marmeren beelden waarschijnlijk raar hebben geleken.
Uitbreiding 2:
Welke kenmerken van de Griekse bouwkunst werden later gebruikt in de Europese bouwkunst?
Ga naar iDiddit en kom te weten hoe de typisch Griekse bouwstijl later gretig gekopieerd werd.
Historische vraag 5:
Hoe werd Alexandrië het centrum van wetenschappen en kunst tijdens het hellenisme?
De term ‘hellenisme’ komt van de naam ‘Hellas’. Met de term 'hellenisme' wordt de verspreiding van de Griekse cultuur bedoeld. Niet alleen werden gebieden door Alexander veroverd, ze werden ook gehelleniseerd, waarbij de Griekse kunst en wetenschappen zich verspreidden over het grote GrieksMacedonische rijk. Bij deze historische vraag kom je aan de hand van een filmpje en bronnen te weten hoe de stad Alexandrië in Egypte het centrum van de kunst en de wetenschappen werd.
1
Bekijk het filmfragment en bestudeer de plattegrond. Maak de opdrachten met behulp van de Histokit.
Alexandrië (300 - 100 v.C.)
↑ Bekijk het filmfragment.
a Welke kenmerken van een Griekse polis vind je terug in de film en op de kaart?
KIJKSTRATEGIEËN
proefversie©VANIN
2
b De grote vuurtoren van Alexandrië geldt als een van de zeven klassieke wereldwonderen. Dat bouwwerk straalde de macht van de Ptolemeïsche dynastie uit en had tegelijk ook een praktische functie. Welke?
De vuurtoren toonde de weg naar Alexandrië.
Onderzoek welke maatregelen in Alexandrië genomen werden om kunst en wetenschappen te bevorderen. Lees aandachtig de drie secundaire bronnen over Alexandrië op p. XXX. Beantwoord de historische vraag bij de conclusie op p. XXX.
a Welke maatregel komt aan bod in bron 1?
Het was toegelaten dat vreemdelingen in Alexandrië studeerden en burgers mochten ook elders gaan studeren.
b Welke maatregel komt aan bod in bron 2? rechte straten, dambordpatroon, aanwezigheid van een theater en tempels gewijd aan de Griekse goden
Alle boeken die in Alexandrië binnenkwamen, werden gekopieerd en bijgehouden.
Bron 1:
c Welke maatregel komt aan bod in bron 3?
Wetenschappers en kunstenaars werden betaald. Er werd voorzien in hun levensonderhoud, zodat ze zich konden focussen op hun intellectuele activiteiten.
proefversie©VANIN
[Alexandrië] laat veel vreemdelingen toe om te studeren en stuurt heel wat van haar eigen burgers uit naar het buitenland om daar te leren.
Naar: Strabo (late 1e eeuw v.C. of vroege 1e eeuw n.C.). Geographica, XIV.5.13.
Bron 2:
Ptolemaeos, de koning van Egypte, was zo gretig om boeken te verzamelen dat hij het bevel gaf dat alle boeken van iedereen die [naar Alexandrië] reisde bij hem gebracht moesten worden. De boeken werden dan overgeschreven en de nieuwe exemplaren werden aan de eigenaars gegeven (…) maar de originele exemplaren liet hij in de bibliotheek onderbrengen met het opschrift “een boek afkomstig van de schepen”.
Naar: Galenus, C. (2e eeuw n.C.). Hippocratis de Morbis Vulgaribus, Commentarii, 17a.605.
Bron 3:
Bekende schrijvers, dichters, wetenschappers en geleerden werden door de Ptolameeën voor het leven benoemd en konden genieten van een fraai loon, vrijstelling van belastingen (wat geen onbelangrijk voordeel was in het Ptolemeïsche koninkrijk), gratis verblijf en voedsel. (…) [Ptolemaeos I] voorzag een deel van het paleis als leefruimte, met kamers om samen te eten inbegrepen. Samengevat werden ze vrijgesteld van alle details van het dagelijks leven om hun tijd te kunnen besteden aan hun intellectuele bezigheden.
Naar: Casson, L. (2001). Libraries in the Ancient World. Yale University Press.
Alexandrië als centrum van wetenschappen en kunst
De nieuwe politieke situatie na de veroveringen van Alexander de Grote had ook gevolgen voor de wetenschappen. Meer dan ooit tevoren kwamen wetenschappelijke ideeën en inzichten uit de hellenistische gebieden met elkaar in contact en beïnvloedden ze elkaar. De opvolgers van Alexander in Egypte, de Ptolemaeën, waren autocratische heersers. Zij probeerden hun eigen aanzien te vergroten door wetenschappers in dienst te nemen en te ondersteunen. In de nieuwe hoofdstad van het hellenistische Egypte, Alexandrië, werd daarom in de 3e eeuw v.C. een groot ‘museion’ opgericht: een soort van kenniscentrum met onder andere een grote bibliotheek om zo veel mogelijk kennis te verzamelen en uit te breiden.
Conclusie IV
Antwoorden op de historische vragen
Historische vraag 1: Hoe veroverde Alexander III van Macedonië een wereldrijk?
Dankzij een combinatie van persoonlijk leiderschap, goede tactieken en goed getrainde soldaten lukte het de Macedoniërs om het Perzische rijk te veroveren.
proefversie©VANIN
Historische vraag 2: Hoe probeerde Alexander voor eenheid te zorgen in zijn rijk?
Alexander nam maatregelen binnen elk maatschappelijk domein om zo voor eenheid te zorgen. Op politiek vlak liet hij de Perzische gouverneurs hun post behouden. Op economisch vlak liet hij Griekse munten gebruiken. Op sociaal vlak waren er huwelijken tussen Alexander en zijn volgelingen en Perzische vrouwen. En op cultureel vlak werd de Griekse taal doorheen het hele rijk gebruikt.
Historische vraag 3: Welke kritiek was er in de klassieke oudheid op Alexander de Grote?
Alexander kreeg kritiek van latere auteurs uit de klassieke oudheid zoals Ploutarchos omdat hij zich ook heel wreed kon gedragen. Een voorbeeld daarvan is het feit dat hij steden liet vernietigen en de inwoners als slaafgemaakten liet verkopen.
Historische vraag 4: Hoe evolueerde de Griekse beeldhouwkunst?
De Griekse beeldhouwkunst was eerst geïnspireerd door de Egyptische beeldhouwkunst, waarbij mensen heel statisch en frontaal werden afgebeeld. In tegenstelling tot de Egyptische manier van afbeelden, die duizenden jaren hetzelfde bleef, gingen de Grieken steeds meer realisme en beweging gebruiken om mensen af te beelden. Ook gingen ze uiteindelijk idealiseren en emoties toevoegen.
Historische vraag 5: Hoe werd Alexandrië het centrum van wetenschappen en kunst tijdens het hellenisme?
Er werden vanuit Alexandrië verschillende maatregelen genomen. Zo was het toegelaten dat vreemdelingen in Alexandrië kwamen studeren en burgers kregen ook toelating om elders te gaan studeren. Wetenschappers en kunstenaars werden betaald, zodat ze zich konden toeleggen op hun activiteiten. Ook werden alle boeken die Alexandrië binnenkwamen gekopieerd en bijgehouden.
mag de titel synthese weggelaten worden?
Synthese V
Samenvattend schema
Alexander veroverde vanaf 334 v.C. het Perzische rijk.
Hoe?
- sterk leiderschap
- goede tactieken
- goed getrainde soldaten
proefversie©VANIN
archaïsche periode statisch frontaal
Alexander probeerde eenheid te creëren in zijn rijk.
↑ Bekijk het instructiefilmpje.
politieke maatregel: Perzische gouverneurs bleven op post.
economische maatregel: Griekse munt
sociale maatregel: menghuwelijken
culturele maatregel: Griekse taal werd bestuurstaal.
Alexandrië als centrum van kunst en wetenschappen Griekse beeldhouwkunst
klassieke periode beweging idealisering
hellenistische periode emotie verhalend
Historisch denken
Historische begrippen
Je leerde vorig jaar en in de vorige hoofdstukken al volgende historische begrippen: ambtenaar, autocratie, dynastie, farao, geldeconomie, handel, imperialisme, koning, kunstuiting, monarchie, polis, rijk, ruileconomie, wetenschappen.
proefversie©VANIN
In dit hoofdstuk leerde je de volgende historische begrippen:
cultureel: beeldhouwkunstsculptuur, kunstuiting waarbij in steen of hout beelden gesneden of gekapt worden hellenisme periode waarin de Griekse cultuur verspreid raakte over delen van Europa, Azië en Afrika kunstperiode periode waarin in een bepaald gebied kunst met dezelfde kenmerken werd geproduceerd multiculturele samenleving gebied waarin mensen van verschillende culturen met elkaar samenleven
economisch: munt stuk metaal voorzien van stempel dat als betaalmiddel dienstdoet
politiek: gouverneur functie van iemand die een deel van het rijk bestuurt namens de vorst (bv. Perzische rijk)
Eigen begrippen:
Structuurbegrippen
Je gebruikte in dit hoofdstuk de volgende structuurbegrippen: verandering, continuïteit, chronologie, primaire bron, secundaire bron, standenmaatschappij.
Zelfevaluatie
Ik ken het samenvattend schema op p. XX.
Ik ken de inhoudelijke teksten op p. XX, XX, XX, XX en XX.
Ik ken de kaders historisch denken op p. XX en XX.
Ik ken de extra informatie van iDiddit:
SITUEREN IN HET REFERENTIEKADER
Ik kan de verovering van het Perzische rijk door Alexander de Grote situeren op de tijdlijn, zoals op p. XXX.
Ik kan de drie kunstperiodes op een tijdlijn plaatsen, zoals op p. XXX.
Ik kan het rijk en de veroveringen van Alexander de Grote aanduiden op een kaart, zoals op p. XXX.
Ik kan binnen elk domein een maatregel geven die Alexander de Grote doorvoerde om eenheid in zijn rijk te creëren, zoals op p. XXX.
Ik kan voorbeelden geven van verbanden tussen de domeinen, zoals op p. XXX.
Ik kan voorbeelden geven van overeenkomsten of verschillen tussen de cultuur tijdens het hellenisme en kunst uit eerdere periodes en daarbij ook de juiste structuurbegrippen gebruiken, zoals op p. XXX.
HISTORISCHE BRONNEN EN WERKEN
Ik kan een stappenplan doorlopen bij het vergelijken van bronnen, zoals op p. XX-XX.
Ik kan bronnen beoordelen op bruikbaarheid en betrouwbaarheid, zoals op p. XXX.
BEELDVORMING BEARGUMENTEREN
Ik kan uitleggen waarom Alexander de bijnaam ‘de Grote’ kreeg, zoals op p. XXX.
Ik kan verklaren of er bij de Egyptische en Griekse beeldhouwkunst eerder sprake was van continuïteit dan wel verandering, zoals op p. XXX.
REFLECTEREN OVER HEDEN, VERLEDEN EN TOEKOMST
Ik kan uitleggen hoe het komt dat wij vandaag bij Griekse beelden eerder denken aan witte marmeren beelden dan aan gekleurde beelden, zoals op p. XXX.
Ik moet dit kennen. Ik kan dit. Ik kan dit nog niet.
proefversie©VANIN
De opkomst van het Romeinse rijk
proefversie©VANIN
Marmeren buste van Gaius Marius (157 - 86 v.C.), Romeins generaal en politicus. Marius speelde een belangrijke rol tijdens de Romeinse republiek. De 1e eeuw v.C. werd gekenmerkt door burgeroorlogen waarin de Romeinen elkaar bevochten.
↓
Historische vragen
1 Hoe zijn de Romeinen erin geslaagd een wereldrijk te veroveren?
1 Welke kenmerken uit andere samenlevingen namen de Romeinen over?
2 Welke politieke mogelijkheden hadden de Romeinen ten tijde van de republiek?
3 Op welke manier droeg Marius bij aan de burgeroorlogen aan het einde van de republiek?
2 Hoe slaagde Cicero erin om Catilina weg te werken uit Rome?
4 Wat waren de verschillende functies van een Romeinse stad?
Wat weet je al? I
Bekijk het schilderij (bron 1) en bespreek de vragen klassikaal.
a Kijk zo gericht en gedetailleerd mogelijk naar de personages. Lijken ze gelukkig?
Wat doen ze? Welke kledij dragen ze?
b Tot welke bevolkingsgroep denk je dat die mensen behoren? In het midden van het podium staat ‘STORAX SERVORUM MANGO’ geschreven op de muur. Zoek online op wat dat betekent.
c Waar komen deze mensen vandaan en hoe zijn ze in die situatie beland? Wat is het verband met de andere afbeeldingen bij de tijdlijn?
proefversie©VANIN
Ingekleurde prent uit 1853 van de laatste slag tegen Pyrrhus, Frankrijk, maker onbekend. Pyrrhus was de koning van Epirus, een gebied in Noord-Griekenland. In 280 v.C. landde hij met zijn leger in Zuid-Italië. De Griekse afstammelingen van de kolonisten daar hadden zijn hulp ingeroepen tegen de Romeinen. Pyrrhus en zijn leger gingen uiteindelijk ten onder, waarna de Romeinen zo goed als de hele Italiaanse laars controleerden. ↓
Bron 1:
19e-eeuws schilderij door de Franse kunstschilder Gustave Boulanger.
Ingekleurde prent uit 1917, maker onbekend. Op de afbeelding bestormen de Romeinen een Gallisch kamp. De Galliërs of Kelten woonden overal in Europa en vochten regelmatig tegen de Romeinen. Tussen 59 en 51 v.C. veroverde Julius Caesar een groot Keltisch gebied, dat min of meer overeenkwam met het hedendaagse Frankrijk en België.
Situeren in tijd II
← Ingekleurde prent uit 1567 van de Slag bij Zama door de Nederlandse tekenaar Cornelius Cort. In 202 v.C. eindigde de Tweede Punische Oorlog in het voordeel van de Romeinen tijdens de Slag bij Zama. Tussen 264 en 146 v.C. vochten de Romeinen drie grote oorlogen uit tegen Carthago (vandaag Tunis in Tunesië). De Carthagers waren van oorsprong Feniciërs (vandaag Libanon) en de Romeinen noemden hen Puni, vandaar de ‘Punische’ Oorlogen. Deze afbeelding is niet helemaal correct, maar er werd toen wel gebruikgemaakt van strijdolifanten.
EEUWEN VROEGE PERIODE
ROMEINSE KONINGSTIJD
proefversie©VANIN
KLASSIEKE PERIODE
KLASSIEKE OUDHEID
HELLENISTISCHE
← Tekening van een
Parthische strijder te paard door de Brit Jeff Burn, 1981. De Romeinen voerden tussen 66 v.C. en 217 n.C. veel oorlogen met de Parthen. Die hadden een rijk in het Oosten (vandaag Armenië tot Afghanistan). De Parthische strijders stonden bekend om hun speciale vechttechniek: ze reden te paard op hun vijanden af en schoten intussen pijlen af. Vervolgens maakten ze rechtsomkeer en reden ze weg, maar intussen draaiden ze zich om op hun paard en bleven ze zo pijlen afschieten. Dat wordt het Parthische schot genoemd. De Romeinen hadden het ontzettend moeilijk met die tactiek. In de Slag bij Carrhae in 53 v.C. verloren ze dan ook ruim 20 000 soldaten.
↑
Detailreliëf van de zuil van Trajanus uit 113 n.C. te Rome. Keizer Trajanus gaat de geschiedenis in als de keizer onder wie het Romeinse rijk zijn grootste omvang bereikte. Zo veroverde hij Dacië in 106 n.C. Op de 29 meter hoge zuil staat de hele oorlog afgebeeld in reliëf. Op dit detail zie je de testudo-formatie, of de schildpadformatie, waarbij de soldaten hun schilden naast en boven zich hielden om zich te beschermen.
Op onderzoek
Historische vraag 1: Hoe zijn de Romeinen erin geslaagd een wereldrijk te veroveren?
De tijdlijn op p. XX-XX maakte al duidelijk dat de Romeinen gedurende hun hele geschiedenis in veel oorlogen verwikkeld waren. In deze historische vraag onderzoek je aan de hand van kaarten en een filmpje hoe de Romeinen zo’n groot rijk konden veroveren.
1
Bestudeer de kaart op p. XX aandachtig en maak de opdrachten.
a Beargumenteer of Rome eerder centraal dan wel ergens aan de rand van Italië ligt.
Rome ligt vrij centraal. De stad ligt bijna in het midden van de Italiaanse laars.
b Je leerde vorig jaar al dat steden niet zomaar ergens ontstaan. Waar ontstonden de eerste Mesopotamische steden?
aan rivieren: de Eufraat en de Tigris
c Is dat voor Rome ook het geval?
Ja, Rome ontstond ook aan een rivier: de Tiber.
d Bekijk de kaart nauwkeurig. Welke andere drie voordelen had die plaats voor een stad?
- Er waren handelswegen.
- Er waren heuvels.
- Het was dicht bij de zee. Er was een haven.
2
De Romeinen kwamen doorgaans door middel van oorlog in contact met andere samenlevingen. Toch waren er ook vreedzame contacten. Lees het kader historisch denken en geef twee voorbeelden van culturele kenmerken die de Romeinen van hun buren overnamen.
- De Romeinen namen de boogstructuur over van de Etrusken.
- Ze namen de tempelbouw over van de Grieken.
Historisch denken: interculturele contacten
Wanneer samenlevingen met elkaar in contact komen, nemen ze vaak cultuurelementen van elkaar over. Interculturele contacten kunnen op verschillende manieren plaatsvinden. Oorlog voeren is een vorm van gewelddadig contact, terwijl handel drijven een voorbeeld is van een vreedzaam contact. Toen de Romeinen in contact kwamen met andere samenlevingen, beïnvloedden de verschillende culturen elkaar.
proefversie©VANIN
Italië en de ligging van Rome (1e millennium v.C.)
↑
Poort met rondboog, ca. 4e eeuw v.C., Volaterrae. De Etrusken die ten noorden van Rome leefden, hebben de Romeinen op veel vlakken beïnvloed. Zo namen ze de rondboog in de bouwkunst over. In uitbreiding 1 vind je meer informatie over hoe samenlevingen elkaar beïnvloeden.
↑
Tempel van Hera te Paestum, ca. 450 v.C.
← Rome was via de Tiber verbonden met de zeehaven Ostia, waarvan je hier een opslagruimte ziet uit de 2e eeuw v.C
3
Onderzoek de uitbreiding van het Romeinse rijk. Bestudeer de kaart op p. XX en maak de opdrachten.
proefversie©VANIN
Het Romeinse rijk onder keizer Trajanus (98 - 117 n.C.)
a Kijk goed naar de vijf afbeeldingen en het bijschrift bij de tijdlijn op p. XX. Plaats de letters van de afbeeldingen op de kaart.
b Tijdens welke Romeinse periode konden de Romeinen het meeste land veroveren?
☐ Romeinse koninkrijk
☐ Romeinse republiek
☐ Romeinse keizerrijk
c In welke eeuw kende het Romeinse rijk zijn grootste omvang?
in de 2e eeuw n.C.
d Verklaar waarom de Romeinen de Middellandse Zee Mare Nostrum (‘Onze Zee’) noemden.
Ze hadden alle gebieden rond die zee veroverd, waardoor het ‘hun’ zee werd.
4
Bekijk het filmpje over het Romeinse imperialisme. Hoe slaagden de Romeinen erin om zo’n groot rijk uit te bouwen? Verklaar dat aan de hand van minstens drie eigenschappen van het Romeinse leger.
een goede organisatie van het leger, opleiding en training, discipline …
5
Lees de bron. Noem nog een andere oorzaak voor de uitbouw van dat grote imperium.
↑ Bekijk het filmpje.
Romeinse leger altijd een numerieke meerderheid ten opzichte van hun vijanden. proefversie©VANIN
Bron 1:
Doordat ze het leger steeds aanvulden met soldaten uit overwonnen gebieden, had het
Er was één verplichting die de Romeinen oplegden aan iedereen die onder hun gezag kwam: het leveren van manschappen voor de Romeinse legers. Voor de meeste samenlevingen die door Rome werden verslagen en in een soort van bondgenootschap werden verwelkomd of verplicht, was de enige langdurige verplichting inderdaad het ter beschikking stellen en onderhouden van soldaten. Dit systeem van bondgenootschappen groeide uit tot een efficiënt middel om Romes verslagen vijanden in te schakelen in het leger. Vijanden werden dus bondgenoten die meevochten tegen de volgende vijand en zo ook konden delen in de buit en roem. Toen het succes van de Romeinen eenmaal op gang kwam, slaagden zij erin zichzelf in stand te houden op een manier die geen enkele andere stad in de oudheid ooit voor elkaar had gekregen. Want de belangrijkste factor achter de militaire overwinningen was niet de strategie, uitrusting, bekwaamheid of motivatie, maar wel de hoeveelheid troepen die je kon inzetten. Tegen het einde van de 4e eeuw v.C. beschikten de Romeinen vermoedelijk over zo’n half miljoen manschappen. Vergelijk dit met de ongeveer 50 000 soldaten die vochten onder Alexander de Grote of de 100 000 Perzische soldaten die Griekenland probeerden binnen te vallen, en je beseft al snel: dankzij hun numerieke meerderheid waren de Romeinen zo goed als onoverwinnelijk.
Naar: Beard, M. (2016). SPQR. Athenaeum. ↑
Mary Beard is professor aan de universiteit van Cambridge. Ze schreef verschillende bestsellers over de klassieke oudheid en wordt beschouwd als de bekendste Britse classicus. Ze kreeg verschillende eretekens, heeft een adellijke titel en mag zich nu ‘Dame Mary’ laten noemen.
6
Lees de lestekst op p. XX. Gebruik de strategie intensief lezen. Vul het oorzaakgevolgschema aan met de volgende woorden: ongelijkheid vergroot - boeren - imperialisme - meer slaafgemaakten - burgerrechten - multiculturele samenlevingsoldaten - proletariërs - grootgrondbezitters.
Romeins 08
LEESSTRATEGIEËN imperialisme multiculturele samenleving meer slaafgemaakten
proefversie©VANIN
7 goed functionerend leger gebieden veroveren
ongelijkheid vergroot soldaten burgerrechten
boeren Grootgrondbezitters proletariërs
Arme worden armer. worden rijker. worden in de stad geen verzet + leveren van wel verzet burgerrechten geen of pas veel later
Beantwoord de historische vraag bij de conclusie op p. XX.
De verovering van een wereldrijk
Het imperialisme was een belangrijk kenmerk van de Romeinse politiek. De Romeinen streefden ernaar zo veel mogelijk gebieden te veroveren en slaagden daar ook in. Geleidelijk aan werd het hele Middellandse Zeegebied ingenomen. De Romeinen konden dat doen omdat ze een goed functionerend leger hadden met een degelijke opleiding, innovatieve tactieken, een strenge discipline en een grondige organisatie. Maar de belangrijkste verklarende factor was waarschijnlijk het feit dat ze over een numerieke meerderheid beschikten: ze hadden gewoon meer soldaten dan hun vijanden. Dat kwam omdat ze sommige overwonnen vijanden opnamen in hun leger.
Als gevolg van het Romeinse imperialisme ontstond er een multiculturele samenleving. Sommige samenlevingen die zich overgaven aan de Romeinen en/of hen hielpen in de strijd door soldaten te leveren, kregen na verloop van tijd Romeinse burgerrechten met bijbehorende voordelen. Inwoners met burgerrechten konden handelscontracten afsluiten met Romeinen, trouwen volgens het Romeinse recht, op een min of meer eerlijk proces rekenen en hun stem uitbrengen tijdens verkiezingen. Vanuit alle delen van het rijk migreerden mensen, al dan niet gedwongen, naar de hoofdstad. In Rome woonden Griekse dokters, Joodse handelaars, Syrische goudsmeden, Keltische gladiatoren …
Een ander gevolg van de vele oorlogen was de toenemende ongelijkheid tussen arm en rijk. Vanuit oorlogsgebieden werden naast allerlei rijkdommen ook grote aantallen slaafgemaakten aangevoerd. Enkel rijke grootgrondbezitters, doorgaans patriciërs, konden slaafgemaakten kopen om bijvoorbeeld het harde werk in de landbouw te verrichten. Arme boerengezinnen konden de concurrentie niet meer aan, verkochten hun boerderij en trokken naar de stad in de hoop daar werk te vinden. Dat lukte niet altijd en het aandeel arme mensen in de samenleving werd steeds groter. Vrije mensen die niets bezaten behalve hun kinderen, werden proletariërs genoemd, naar het begrip ‘proles’, dat ‘kinderen’ betekent.
Uitbreiding 1:
Welke kenmerken uit andere samenlevingen namen de Romeinen over?
Door middel van interculturele contacten beïnvloeden en verrijken samenlevingen elkaar voortdurend. In deze historische vraag onderzoek je hoe de Romeinen op die manier beïnvloed werden.
Welk begrip gebruiken we als iets typisch is voor een bepaalde samenleving? 1
representativiteit
Bekijk de historische bronnen. Die geven je een beeld van de invloed van andere samenlevingen op Rome. Enkel de tijdsaanduiding staat erbij. Op de kaart ontdek je waar de bronnen vandaan komen. Zoek telkens een paar bronnen die een kenmerk delen. 2
proefversie©VANIN
De Romeinse cultuur beïnvloed door andere samenlevingen (6e eeuw v.C. - 3e eeuw n.C.)
3
afbeelding
C, H E, F, M
A, B, G, I, K D, J, L
Plaats de afbeeldingen op de juiste plaats in de tabel.
beïnvloeding
proefversie©VANIN
4
Een maliënkolder was een soort vest die soldaten droegen en die bestond uit heel veel metalen ringetjes. Zo’n maliënkolder beschermde de soldaten tegen snijwonden van messen en zwaarden. Het oudste voorbeeld van een maliënkolder komt uit een Keltisch graf uit de 4e eeuw v.C. De Romeinen namen de uitvinding van de Kelten over.
Dankzij een rondboog kon een deur-, poort- of raamopening meer kracht opvangen. Zo konden ze grotere gebouwen optrekken, zoals de mooie Etruskische stadspoort op een van de afbeeldingen. De Romeinen namen die manier van bouwen van de Etrusken over.
Rond 770 v.C. gebruikten de Chinezen al munten. In het Middellandse Zeegebied waren het de Lydiërs in hedendaags Turkije die rond 650 v.C. dat handige betaalmiddel begonnen te gebruiken. Later gingen ook de Grieken, Feniciërs, Etrusken en Romeinen munten gebruiken. Die geldeconomie vergemakkelijkte handelstransacties.
Zeus, Jupiter of Tinia? Eigenlijk gaat het drie keer over min of meer dezelfde god, maar dan met een andere naam. De Griekse godenwereld werd gedeeltelijk overgenomen door de Etruskische en Romeinse samenleving. Die samenlevingen waren polytheïstisch en hadden Zeus, Jupiter of Tinia als oppergod en als god van de lucht, donder en bliksem. Daarom zie je hem vaak afgebeeld met een bliksem in de hand.
Onderzoek de beïnvloeding van de Romeinse cultuur door andere culturen.
a Markeer in de tabel het centrale woord voor elke tekst.
b Voor je de invloed op Rome onderzoekt, moet je eerst weten van waar en wanneer een invloed afkomstig is. Omcirkel de vier afbeeldingen die mogelijk de start betekenden voor de beïnvloeding.
c Net als de Romeinse samenleving kent ook onze samenleving veel interculturele contacten. Noem twee voorbeelden van culturele invloeden in jouw leefomgeving.
Eigen antwoord
5
Beantwoord de historische vraag.
Via interculturele contacten namen de Romeinen allerlei zaken over: munten, rondbogen, de maliënkolder, de godenwereld …
Interculturele contacten
Verschillende samenlevingen komen met elkaar in contact en beïnvloeden elkaar. Dat noemen we interculturele contacten. Misschien denk jij dat frieten en chocolade echt Belgisch zijn en dat spaghetti bolognese typisch Italiaans is? Wel, de aardappel, chocolade en de tomaat komen oorspronkelijk uit Amerika. Voor de moderne tijd kende niemand in Europa ze. Spaghetti werd dan weer oorspronkelijk in China gemaakt. Via handel kwamen Aziatische noedels in Europa terecht. Samenlevingen beïnvloeden elkaar dus en zelfs kenmerken die wij vandaag ‘typisch’ vinden, zijn soms ooit van elders ingevoerd. Uiteraard geldt dat niet alleen in de keuken. De Romeinen namen heel wat kenmerken van andere samenlevingen over. In de Romeinse godsdienst werden bijvoorbeeld allerlei goden en verhalen uit andere culturen overgenomen.
slaafgemaakten proefversie©VANIN
Historische vraag 2:
Welke politieke mogelijkheden hadden de Romeinen ten tijde van de republiek?
Aan de hand van de lestekst onderzoek je hoe de Romeinse samenleving was ingedeeld en hoe ze hun politieke bestuurssysteem hadden georganiseerd. Je onderzoekt ook of Rome net zoals Athene een democratie was in de tijd van de republiek.
1
Het Romeinse rijk kende een standenmaatschappij. Zet de begrippen in het schema. Kies uit: plebejers - onvrije mensen - boeren - slaafgemaakten - ambachtslieden - grootgrondbezitters - handelaars.
a Markeer in de tabel twee beroepen van personen die actief konden zijn in de politiek omdat ze rijk waren.
b Waarom konden enkel rijke mensen actief zijn in de politiek? vrije mensen
patriciërs: Omdat bestuursfuncties niet vergoed werden.
grootgrondbezitters
plebejers: boeren ambachtslieden handelaars
onvrije mensen
2
Onderzoek hoe de macht verdeeld was in de Romeinse republiek.
a Bestudeer het schema en noteer de juiste functie of politieke instelling bovenaan.
b Markeer drie kenmerken die het democratisch karakter van de Romeinse republiek benadrukken.
c Onderlijn in het schema de groep mensen die inspraak had in de Romeinse politiek.
proefversie©VANIN
—Ze waren met twee.
—Ze bestuurden het rijk één jaar.
—Ze voerden het bevel over het leger.
KIEST
volksvergadering
—De instelling bestond uit alle mannelijke burgers.
—Ze kozen politici zoals de consuls.
—Ze stemden voor wetten.
3 consuls
ADVISEERT
senaat
—De instelling telde honderd leden, later zelfs negenhonderd.
—Ze gaven advies aan de consuls.
—Ze stonden in voor de belastingen, openbare veiligheid, openbare gebouwen …
Op welk bestuurssysteem uit eerdere samenlevingen lijkt de politiek van de Romeinse republiek het meest?
☐ de Egyptische autocratie
☐ de Spartaanse monarchie
☐ de Atheense democratie
☐ de Mykeense monarchie
Beargumenteer je keuze door minstens één gelijkenis te geven met de Romeinse republiek.
Er is in beide systemen een volksvergadering waarbij volwassen mannelijke burgers wetten stemmen en hun leiders kiezen. Vrouwen en slaafgemaakten werden dus uitgesloten: ze hadden geen politieke inspraak.
4
Vergelijk de Romeinse politiek met onze hedendaagse democratie. Geef minstens één gelijkenis en één verschil.
proefversie©VANIN
Gelijkenis:
Bv. Mensen kiezen politici.
Verschil:
Bv. Vrouwen mogen niet stemmen. / Armen worden niet verkozen omdat er geen vergoeding gekoppeld is aan een politieke functie.
5
Beantwoord de historische vraag bij de conclusie op p. XX.
De Romeinse sociale en politieke indeling
De Romeinse samenleving was een patriarchale samenleving: mannen hadden er het meeste macht en aanzien. Een Romeinse man was de pater familias, letterlijk ‘de familievader’. Hij had de totale macht over zijn familie. Dat betekende dat hij zelfs over leven en dood van zijn familieleden besliste. Dat kenmerk deelden de Romeinen met de inwoners van de Griekse wereld. Een andere gelijkenis met eerdere samenlevingen is dat er in het Romeinse rijk ook een grote ongelijkheid bestond. De Romeinse standenmaatschappij was opgedeeld in vrije en onvrije mensen. Slavernij was typisch voor de Romeinse samenleving. Vrije mensen waren vervolgens opgedeeld in twee groepen: de patriciërs en de plebejers. Patriciërs waren aristocraten die meestal veel grond en dus rijkdom en politieke macht hadden. De plebejers waren het gewone volk. Die groep bestond vooral uit boeren, ambachtslieden en handelaars. Zij hadden oorspronkelijk geen politieke macht, maar eisten dat gaandeweg steeds meer, vooral omdat handelaars ook heel rijk konden worden dankzij de handel via het Romeinse netwerk van handelswegen.
Rome was ergens rond 500 v.C. van een koninkrijk veranderd in een republiek. Dat woord kent haar oorsprong in de Latijnse taal: res publica betekent ‘de zaak van het volk’. De macht van de autocratische koning verschoof naar twee consuls die door het volk werden verkozen. Zij mochten telkens gedurende één jaar Rome besturen en hadden de macht over het leger. Na die korte termijn kozen de mannelijke Romeinse burgers in een volksvergadering twee nieuwe consuls. In diezelfde volksvergadering werd ook gestemd over nieuwe wetten. De Romeinse republiek leek op die manier een beetje op de Atheense democratie onder Pericles, waar er ook inspraak gold voor mannelijke burgers. Toch verschilde Rome ook van Athene omdat de Romeinen naast de volksvergadering ook nog een aparte politieke instelling kenden: de senaat.
← Romeinse munt uit de 1e eeuw met de inscriptie ‘SPQR’, een afkorting van ‘Senatus Populusque Romanus’. Dat betekent: de senaat en het volk van Rome.
Hoewel Rome tijdens de republiek verschillende democratische kenmerken had, verschilde het ook van de democratische rechtstaat die we vandaag in Europa kennen. Terwijl zowel plebejers als patriciërs mochten stemmen in de volksvergadering, zetelden in de senaat meestal patriciërs. Dat kwam omdat enkel mannen die in een politieke functie verkozen werden – en zo waren er heel wat – welkom waren in de senaat. Politieke functies werden niet vergoed, met als gevolg dat enkel rijke mannen het zich konden veroorloven om zich met het bestuur bezig te houden. Een boer of bakker kon zijn werk niet achterlaten om aan politiek te doen. Een rijke Romein, meestal een patriciër, kon dat wel. Als een Romein eenmaal actief was in de politiek, probeerde hij steeds hogerop te raken, met de functie van consul als hoogste doel.
proefversie©VANIN
Historische vraag 3:
Op welke manier droeg Marius bij aan de burgeroorlogen aan het einde van de republiek?
1
Onderzoek aan de hand van bron 1 tot en met 5 hoe de spanningen tussen de verschillende standen toenamen.
a Markeer met blauw in elke tekst de bevolkingsgroep waarover het gaat.
b Markeer met groen het doel of de eis van die bevolkingsgroep.
c Onderlijn hoe de bevolkingsgroep dat doel probeerde te bereiken.
← Romeinse slaafgemaakten aan het werk in de wijnbouw, 2e eeuw, Italië. Een steeds groter deel van de bevolking - schattingen spreken over 40 %bestond uit slaafgemaakten. Omdat heel wat slaafgemaakten hoopten op een beter bestaan, braken er geregeld slavenopstanden uit. De bekendste is die uit 73 v.C. onder leiding van Spartacus, een ontsnapte gladiatorslaaf.
proefversie©VANIN
← Mozaïek van ploegende plebejische boeren, 3e eeuw v.C., Italië. We zagen eerder al hoe boeren proletariërs of bezitloze Romeinen waren geworden. Ze konden immers niet meer concurreren met de rijke landbouwbedrijven waar slaafgemaakten goedkoop werk verrichtten. De proletariërs eisten werk, geld en goedkoop voedsel. Hun enige macht bestond erin dat ze burgerrechten hadden en mochten stemmen. Politici die verkozen probeerden te raken, betaalden de proletariërs in ruil voor hun stem.
Bron 4:
← Romeinse munt, 1e eeuw v.C. De afbeelding toont de consul Brutus. Volgens de legende zou die patriciër de laatste koning verdreven hebben. Patriciërs werden dankzij hun grootgrondgebied steeds rijker. Hun economische macht vertaalde zich in politieke macht. De senaat bestond vooral uit rijke patriciërs. Die wilden hun macht behouden en met niemand delen. Ze gebruikten geweld indien nodig. Ze werden ‘optimates’ (van ‘optimus’ = ‘beste’) genoemd.
← Mozaïek met een koopmanschip van een rijke plebejer. Het schip vervoert graan, 1e eeuw, Sardinië. Er bestonden ook rijke plebejers. Door slimme handelspraktijken konden zij veel geld verdienen. Toch hadden ze maar weinig aanzien en macht. Romeinse patriciërs keken neer op handelaars. De plebejers eisten dan ook politieke macht en kregen die geleidelijk aan ook. Via de volksvergadering werden wetten gestemd in het voordeel van de plebejers. De politici die opkwamen voor de belangen van de plebejers, werden ‘populares’ (van ‘populus’ = ‘volk’) genoemd. Sommige plebejers konden opklimmen tot senator en zelfs tot consul.
Bron 5:
← Fresco gevonden in een graf, Etrurië, 470 v.C., Italië. De Etrusken woonden in Italië ten noorden van de Romeinen in een streek die we vandaag Toscane noemen. De Romeinen noemden hen immers de Tusci. Volgens de verhalen zou Rome ooit geregeerd zijn door Etruskische koningen. Later kregen de Romeinen militair de bovenhand en veroverden ze Etrurië. Veroverde samenlevingen gingen deel uitmaken van het Romeinse rijk, leverden soldaten voor het leger en betaalden belastingen. Zij eisten daarom het Romeinse burgerrecht op.
Vul het schema van de spanningen binnen de Romeinse samenleving op het einde van de republiek aan met de begrippen.
Kies uit: veroverde samenlevingen - populares - proletariërs - slaafgemaakten - senaat - patriciërsvolksvergadering - ambachtslieden - burgers. 2
proefversie©VANIN
optimates
—macht via de wie?
senaat
- grootgrondbezitters
veroverde samenlevingen
SPANNINGEN
vrije Romeinse
patriciërs burgers populares volksvergadering ambachtslieden proletariërs
SPANNINGEN
—macht via de wie?
- plebejers (handelaars, en boeren) -
SPANNINGEN
slaafgemaakten
3
In voetstap 2 zag je dat er spanningen in de Romeinse samenleving waren. Maak de bronnenstudie bij de verschillende bronnen over Marius.
proefversie©VANIN
Bron 1:
Gaius Marius was een succesvolle generaal die rond 100 v.C. het Romeinse leger hervormde. Beter dan de andere generaals zag Marius in dat de rekrutering van soldaten een probleem was geworden. Tot dan konden alleen Romeinse boeren die een wapenuitrusting konden betalen soldaat worden. Marius bracht daar verandering in. Hij zorgde ervoor dat ook de proletariërs of de allerarmsten in de Romeinse samenleving konden opgeroepen worden om deel uit te maken van het leger. Die proletarische soldaten vertrouwden volledig op hun generaal en verwachtten van hem dat hij er alles aan zou doen om hun een behoorlijk aandeel in de buit te geven en na afloop van hun diensttijd ook een stukje land. De generaal op zijn beurt probeerde hun loyaliteit niet te beschamen. Na het afzwaaien van de soldaten bleef de band bestaan. De generaal kon de veteranen gebruiken als een pressiemiddel om zijn politieke ambities kracht bij te zetten, en de soldaten beseften dat zij effectief een dreiging konden vormen bij de politieke gang van zaken. De machtsstrijd tussen rivaliserende senatoren en andere politici zou voortaan niet alleen met woorden, maar ook met wapens uitgevochten worden tijdens burgeroorlogen tussen optimates en populares. Dat soldaten daarbij hun generaals volgden, kwam deels door de relatie tussen legioenen en bevelhebbers die door Marius was gecreëerd. De 1e eeuw v.C. was het begin van een periode van burgeroorlogen waarin de legers niet meer alleen in opdracht van de senaat ver van huis veroveringsoorlogen uitvochten, maar ook opkwamen voor de belangen van hun generaal.
Naar:
- Meijer, F. (2023). Goede tijden, slechte tijden in de antieke wereld. Prometheus.
- Beard, M. (2016). SPQR. Athenaeum.
↑
Fik Meijer is een Nederlandse classicus. Hij was professor Oude Geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam. Mary Beard is professor klassieke geschiedenis aan de Universiteit van Cambridge.
search Stap 1: Ik verzamel informatie over de bron.
✓ Wat voor soort bron is dit?
search Stap 2: Ik bestudeer de bron aandachtig.
✓ Markeer in de bron alle Romeinse bevolkingsgroepen die aan bod komen.
search Stap 3: Ik denk na over de bronnen.
✓ Bewijs aan de hand van de bron dat Marius de kant van de populares had gekozen. een geschreven werk Marius zorgde ervoor dat de proletariërs toch konden worden opgenomen in het leger, zodat zij konden rekenen op buit uit de oorlogen en een stuk grond na afloop van hun diensttijd.
✓ Hoe betrouwbaar schat jij deze bron in om de historische vraag mee te beantwoorden?
onbetrouwbaar betrouwbaar
Beargumenteer je keuze:
De tekst is gebaseerd op wat twee professoren hebben onderzocht.
search Stap 4: Vul op basis van deze bron je beeld over de machtsstrijd in Rome aan. Hoe droeg Marius bij aan de burgeroorlogen?
Marius gebruikte het leger om politieke druk te zetten. Hij zorgde ervoor dat soldaten hun generaal volgden in plaats van de beslissingen van de bestuursinstellingen zoals de senaat of de volksvergadering te aanvaarden. De machtsstrijd tussen rivaliserende politici zou voortaan ook met wapens uitgevochten worden tijdens burgeroorlogen tussen optimates en populares.
proefversie©VANIN
4
Beantwoord de historische vraag bij de conclusie op p. XX.
Burgeroorlogen tijdens de republiek
Op het einde van de Romeinse republiek waren er spanningen ontstaan tussen verschillende bevolkingsgroepen. Die spanningen mondden uit in burgeroorlogen. In Rome waren twee politieke groepen ontstaan: de populares (van het woord populus = volk) en de optimates (van het woord optimus = eerste of beste). De populares stonden aan de kant van het gewone volk en de volksvergadering, terwijl de optimates de kant kozen van de senatoren in de senaat. De populares wilden meer macht voor het volk via de volksvergadering, terwijl de optimates het liefst de macht bij de rijkere senatoren hielden. Maar zowel de senaat als de volksvergadering konden wetten bekrachtigen. Als een voorstel van een politicus werd afgewezen in de senaat, dan kon die dus nog naar de volksvergadering om daar zijn wil door te drukken en zijn wetsvoorstel te laten stemmen. Zo wisselden populares en optimates van kamp.
De 1e eeuw v.C. werd gekenmerkt door burgeroorlogen tussen verschillende Romeinse generaals, zowel populares als optimates, die allemaal op zoek waren naar macht en rijkdom. Het ging zo ver dat generaals zoals Sulla, van de optimates, en later Julius Caesar, van de populares, naar Rome trokken, zich tot dictator lieten uitroepen en hun eigen hoofdstad bezetten met hun soldaten. Soldaten volgden daarbij hun leider en zouden zelfs Rome binnenvallen. Dat kwam onder andere door de beslissing van Marius om ook de proletariërs op te nemen in het leger. Die proletariërs hadden zo nog enige kans op een beter bestaan. Marius en andere generaals konden zo rekenen op hun trouw in de oorlogen.
Uitbreiding 2:
Hoe slaagde Cicero erin om Catilina weg te werken uit Rome?
Ga naar iDiddit en kom te weten hoe het eraan toeging in de Romeinse senaat.
Historische vraag 4:
Wat waren de verschillende functies van een Romeinse stad?
Een goed bewaarde Romeinse stad vinden we zo’n 240 km ten zuiden van Rome. Daar werd de stad Pompeii in 79 volledig bedekt door vulkanische as na de uitbarsting van de vulkaan Vesuvius. De stad bleef bedolven onder de as tot men opgravingen begon te doen in de 18e en 19e eeuw. Wat de archeologen hebben blootgelegd, geeft ons een zeer goed beeld van hoe een Romeinse stad eruitzag.
1 foto gebouwen
Lees de teksten aandachtig en noteer bij elke omschrijving de letter van de bijbehorende plaats op p. XX.
1
2
G
Gidsen in Pompeii vertellen maar al te graag dat, als je vroeger in Pompeii de piemels op de straatstenen volgde, je dan uitkwam bij een bordeel waar je kon betalen voor seksuele diensten. In kleine kamertjes deden ze daar wat er boven de deur afgebeeld stond. Maar onderzoekers zijn niet zeker van de functie van de piemels die je her en der in het straatbeeld terugziet.
In het zuiden van de stad konden zo’n 5 000 mensen in het grote theater een voorstelling bijwonen. Een theater bestond uit een halve cirkel met stenen zitbanken en een groot podium.
3
Dicht bij het forum bevond zich het dichtershuis, zo genoemd omdat men vroeger dacht dat er ooit een dichter woonde. Het is een typisch Romeins huis of domus met aan de straatkant twee winkelruimtes. Binnen vind je het atrium, het centrum van het huis met een opening in het dak waardoor regenwater in een bassin werd opgevangen. Verder vond je in een domus ook een ontvangstruimte, een keuken, een eetkamer, slaapvertrekken en een tuin. Heel leuk is het mozaïek aan de voordeur van het huis waarop een hond te zien is met de spreuk ‘Cave Canem’, wat ‘opgepast voor de hond’ betekent.
4
5
6
7
8
9
In deze tempel vereerden ze de Egyptische godin Isis. De tempel is in tegenstelling tot andere tempels nog vrij goed bewaard omdat er nog redelijk wat bakstenen zuilen rechtstaan.
Vandaag een groot grasplein, vroeger het forum, ofwel het centrale marktplein in elke Romeinse stad. Hier konden de inwoners elkaar ontmoeten, telden ze geld neer voor producten en organiseerden ze zo goed als alle officiële politieke bijeenkomsten.
Een van de hoofdbanen in Pompeii was de Via Stabiana. De hoge trottoirs en oversteekplaatsen vallen op. Ze zijn herkenbaar aan de grote stenen in het midden van de straat. De openingen tussen die stenen zorgden ervoor dat de wielen van karren niet geblokkeerd werden. Aan deze straat bevond zich ook een bewaarde waterfontein waaruit water van het aquaduct stroomde.
Inwoners van een Romeinse stad konden gebruikmaken van de openbare badhuizen of thermen. Naast warme en koude baden vond je er een hamam om lekker uit te zweten en kon je je er laten masseren na het sporten. Water, aangevoerd door een aquaduct, werd net zoals bepaalde ruimtes verwarmd door houtkachels die warmte door holle ruimtes onder de vloeren en tussen de wanden stuurden. De armste inwoners mochten hier niet komen omdat men ze onhygiënisch vond. Vrouwen waren toegelaten, maar moesten een andere ingang nemen en naar aparte ruimtes afzakken. Slaafgemaakten waren wel welkom omdat ze hun meesters moesten begeleiden.
Net zoals Rome en vele andere Romeinse steden had ook Pompeii een omwalling en een aantal toegangspoorten. De zeepoort is een mooi bewaard voorbeeld uit de 1e eeuw.
Helemaal in het oosten van de stad bevond zich het amfitheater, waar gladiatoren elkaar ooit bevochten. Er konden 20 000 mensen plaatsnemen, meer dan het aantal inwoners van Pompeii zelf. In tegenstelling tot andere amfitheaters is dit grotendeels ingegraven, in plaats van op de begane grond opgebouwd.
10 Pompeii telde meer dan vijfhonderd bars of tavernes waar iets gegeten en gedronken kon worden. In de bar van Asellina bevond zich een soort toog met ronde openingen waar waarschijnlijk etenswaren in bewaard bleven.
proefversie©VANIN
Plaats bij elk begrip de letter van de bijbehorende plaats op p. XX.
2 begrip letter begrip letter ongelijkheid kunstuiting multiculturele samenleving bestuur geldeconomie
proefversie©VANIN
3
Noteer de begrippen uit voetstap 2 bij het juiste domein.
4 domein begrip politiek sociaal cultureel economisch
geldeconomie
Hoe rijker de stad was, hoe meer gebouwen voor ontspanning (zoals een amfitheater en een theater) konden worden opgetrokken. bestuur ongelijkheid multiculturele samenleving, kunstuiting
Gebruik de vorige voetstappen. Noteer een verband tussen twee maatschappelijke domeinen.
5
Beantwoord de historische vraag bij de conclusie op p. XX.
Functies van een Romeinse stad
In de klassieke oudheid ontstonden op veel plaatsen volwaardige steden. In het oosten van het rijk groeiden de Griekse en Egyptische steden verder en ontwikkelden de Romeinen een nieuwe stedelijke samenleving met politieke, culturele en sociale functies, en de bijbehorende indrukwekkende architectuur. De Romeinen brachten al die stedelijke kenmerken voor het eerst naar West-Europa met hun imperialisme. Het grondplan van de stad werd meestal gevormd door rechte straten in een dambordpatroon. Je herkent de Romeinse stad aan heel wat typerende kenmerken, zoals tempels, theaters, pleinen, waterleidingen …
Conclusie IV
Antwoorden op de historische vragen
Historische vraag 1: Hoe zijn de Romeinen erin geslaagd een wereldrijk te veroveren?
De Romeinen konden een wereldrijk veroveren omdat ze een goed functionerend leger hadden met een degelijke opleiding, innovatieve tactieken, een strenge discipline en een grondige organisatie. Maar de belangrijkste factor was waarschijnlijk het feit dat ze meer soldaten hadden. Dat kwam omdat ze sommige overwonnen vijanden opnamen in hun leger.
proefversie©VANIN
Historische vraag 2: Welke politieke mogelijkheden hadden de Romeinen ten tijde van de republiek?
Enkel rijkere Romeinse mannen maakten kans op een politieke functie. Dat kwam omdat bestuursfuncties niet betaald werden. Armere Romeinse mannen konden enkel via verkiezingen invloed uitoefenen. Vrouwen en slaafgemaakten waren uitgesloten, net zoals in de Atheense democratie.
Historische vraag 3: Op welke manier droeg Marius bij aan de burgeroorlogen aan het einde van de republiek?
Marius gebruikte het leger om politieke druk te zetten. Hij liet ook proletariërs opnemen in het leger. Hij zorgde ervoor dat die arme soldaten hun generaal volgden en niet de beslissingen van de bestuursinstellingen zoals de senaat of de volksvergadering aanvaardden.
Historische vraag 4: Wat waren de verschillende functies van een Romeinse stad? Geef voor elk domein één functie. politiek:
sociaal:
Bv. Op het forum werden politieke bijeenkomsten gehouden.
Bv. Op het forum konden mensen elkaar ontmoeten.
cultureel:
Bv. Mensen konden naar het theater.
economisch:
Bv. Mensen konden iets gaan eten in een taverne.
Synthese
Samenvattend schema
ca. 500 v.C. Romeins koningschap afgeschaft
↑ Bekijk het instructiefilmpje.
proefversie©VANIN
patriciërs
plebejers: - handelaars - ambachtslieden - boeren onvrije slaafgemaakten
de ongelijke Romeinse standensamenleving Romeins imperialisme = alle mannelijke burgers
Romeinse republiek Romeins leger gebieden veroveren
bestuur twee verkozen consuls
senaat volksvergadering
optimates populares
meer slaafgemaakten
Marius: proletariërs naar het leger
Ongelijkheid neemt toe.
Arme boeren worden proletariërs.
Grootgrondbezitters worden (nog) rijker. multiculturele samenleving
Historisch denken
Historische begrippen
Je leerde vorig jaar en in de vorige hoofdstukken al volgende historische begrippen: aristocratie, autocratie, bestuur, burgerrechten, democratie, handel, imperialisme, koning, landbouw, multiculturele samenleving, ongelijkheid, patriarchale samenleving, rechtstaat, rijk, slavernij, standenmaatschappij.
In dit hoofdstuk leerde je de volgende historische begrippen:
economisch:
proefversie©VANIN
ambachtsman persoon die via handenarbeid producten maakt om die dan te ruilen of te verkopen boer persoon die landbouw verricht handelaar persoon die handel verricht
politiek:
burgeroorlog oorlog tussen verschillende groepen burgers van hetzelfde rijk of land consul hoogste verkozen leider binnen de Romeinse republiek dictator alleenheerser optimates Romeinse politieke groepering die aan de kant van de senaat stond patriciërs hoogste aristocratische stand in de Romeinse samenleving plebejers Romeinse burgers die geen patriciër zijn populares Romeinse politieke groepering die aan de kant van het gewone volk stond
republiek regeervorm met een gekozen staatshoofd Romeinse rechtde rechten die romeinse burgers genoten zoals recht op een eerlijk proces en stemrecht senaat politiek orgaan in het bestuur van het Romeinse rijk. Enkel rijke Romeinen zetelden erin. volksvergaderingbijeenkomst waar burgers overleggen en stemmen over wetten of voor leiders
sociaal: pater familias familievader die de macht uitoefende over zijn familie en slaafgemaakten proletariër bezitloze Romein
Eigen begrippen:
Structuurbegrippen
Je gebruikte in dit hoofdstuk de volgende structuurbegrippen: oorzaak, gevolg, bewijs.
Zelfevaluatie
proefversie©VANIN
Ik ken het samenvattend schema op p. XX.
Ik ken de inhoudelijke teksten op p. XX, XX, XX, XX en XX.
Ik ken de kaders historisch denken op p. XX en XX.
Ik ken de extra informatie van iDiddit:
SITUEREN IN HET REFERENTIEKADER
Ik kan de drie Romeinse periodes (koningstijd, republiek en keizerrijk) chronologisch op een tijdlijn plaatsen en daarbij de republiek situeren tussen ca. 500 en ca. 30 v.C.
Ik kan de uitbreiding van het Romeinse rijk met behulp van een kaart toelichten, zoals op p. XXX.
Ik kan aan de hand van een kaart de voordelen van de ligging van Rome weergeven, zoals op p. XXX.
HISTORISCHE BRONNEN EN WERKEN
Ik kan een stappenplan van de bronnenstudie doorlopen, zoals op p. XX en XX.
Ik kan aan de hand van een bron een bewijs geven, zoals op p. XXX.
Ik kan een bron beoordelen op betrouwbaarheid, zoals op p. XXX.
BEELDVORMING BEARGUMENTEREN
Ik kan de oorzaken geven van het succes van het Romeinse leger, zoals op p. XX.
Ik kan de gevolgen van het Romeins imperialisme schematisch weergeven, zoals op p. XX, en die gevolgen ook met eigen woorden uitleggen.
Ik kan de indeling van de ongelijke Romeinse standensamenleving weergeven in een tabel en die met eigen woorden uitleggen, zoals op p. XXX.
Ik kan de schematische weergave geven van de politieke machtsverdeling in de Romeinse republiek, zoals op p. XX, en kan dat ook met eigen woorden uitleggen.
Ik kan de spanningen binnen de Romeinse samenleving aan het einde van de Romeinse republiek schematisch weergeven, zoals op p. XX, en kan dat ook met eigen woorden uitleggen.
REFLECTEREN OVER HEDEN, VERLEDEN EN TOEKOMST
Ik kan de hedendaagse democratie vergelijken met de Romeinse politiek ten tijde van de republiek door een gelijkenis en een verschil te geven, zoals op p. XXX.
Ik kan voorbeelden geven van interculturele contacten tussen de Romeinen en andere samenlevingen, maar ook voorbeelden van hoe onze hedendaagse samenleving beïnvloed werd door andere samenlevingen, zoals op p. XXX.
Histokit: Hulpmiddelen om
historisch te leren denken
Hier vind je jouw gereedschapskist voor het vak geschiedenis. Deze strategiefiches en hulpmiddelen kun je gebruiken bij moeilijke opdrachten.
Strategiefiches helpen je stapsgewijs te werk te gaan. Je zet ze bijvoorbeeld in als je redeneert met en over bronnen of als je moeilijke teksten of afbeeldingen bestudeert. Na verloop van tijd heb je ze zo vaak gebruikt dat je de stappenplannen niet meer nodig hebt. Dat is ook de bedoeling: we streven ernaar om je op het einde van het schooljaar zo veel mogelijk zonder de geheugensteuntjes te laten werken. In je Histokit vind je verder ook enkele hulpmiddelen: begrippenregisters en kaarten. Ook die kun je inzetten als je moeilijke opdrachten zelfstandig moet uitvoeren.
vragen beantwoorden
Ik leer historisch denken
proefversie©VANIN
1 01
Tijdlijn
Waar op de tijdlijn kan ik dit situeren?
Periodes van het westers historisch referentiekader
PREHISTORIE
GESCHIEDENIS
proefversie©VANIN
KLASSIEKE OUDHEID
(On)gelijktijdigheid in de Griekse wereld en het Romeinse rijk in Sapiens 2
OUDE NABIJE OOSTEN
MINOÏSCHE EN MYKEENSE SAMENLEVINGEN
Continuïteit en verandering in de Griekse wereld in Sapiens 2
GRIEKSE WERELD
ROMEINSE RIJK
KLASSIEKE OUDHEID BLOEIPERIODE GRIEKSE WERELD
OUDE NABIJE OOSTEN GRIEKSE PROTO-HISTORIE
proefversie©VANIN
De wereld vandaag: staatkundig
proefversie©VANIN
Europa vandaag: staatkundig
Maatschappelijke domeinen
In welk(e) maatschappelijk(e) domein(en) kan ik dit situeren?
proefversie©VANIN
Historische vragen zoals:
Hoe werden gebieden bestuurd?
Wie had macht?
Wie had welke rechten?
Waar werd oorlog gevoerd?
Tot het politieke domein behoren zaken die te maken hebben met: bestuur, macht, afspraken, rechten en plichten, oorlog ...
Historische vragen zoals:
Wie behoorde tot welke stand in de samenleving?
Wie had veel of weinig aanzien?
Hoe waren de verhoudingen tussen mannen en vrouwen in de samenleving?
Tot het sociale domein behoren zaken die te maken hebben met: individu, groep, rollen, verhoudingen tussen mensen …
POLITIEK
ECONOMISCH SOCIAAL CULTUREEL
Tot het economische domein behoren zaken die te maken hebben met: geld, arbeid, voedsel, handel, vervoer ...
Historische vragen zoals:
Hoe verplaatsten mensen zich?
Welke producten werden verhandeld?
Wat voor beroepen voerden mensen uit?
Wie verdiende veel of weinig?
Tot het culturele domein behoren zaken die te maken hebben met: kunst, vrije tijd geloof, wetenschap, mode ...
Historische vragen zoals:
Welke kunstuitingen bracht een samenleving voort?
In welke goden geloofden mensen?
Wat deden mensen in hun vrije tijd?
Wanneer werden dingen uitgevonden?
Historische beeldvorming
STROOMSCHEMA
Hoe komt ons beeld van het verleden tot stand?
proefversie©VANIN
historische vragen
bronnen identificeren bronnenstudie
stap 2: observeren stap 1: verzamelen
lees- en kijkstrategieën toepassen
geschiedenis beeldvorming
stap 4: vraag beantwoorden
Historische vragen
historische vraag beantwoorden
Waarover gaan historische vragen? Hoe beoordeel ik of een historische vraag onderzoekbaar is?
Een historische vraag is gericht op het menselijk verleden. Er bestaan historische vragen over het verleden, over de relatie tussen heden en verleden, over de totstandkoming van historische kennis en over representaties (beeldvorming) van het verleden.
De onderzoekbaarheid van een historische vraag kan beoordeeld worden aan de hand van de volgende hulpvragen:
✓ Is de vraag voldoende afgebakend in tijd, ruimte en/of maatschappelijk domein?
✓ Bestaan er bronnen om deze vraag te beantwoorden?
✓ Verwijst de vraag voldoende naar het gebruik van een historische redeneerwijze?
✓ Is de vraag helder en duidelijk geformuleerd?
Soorten
bronnen
Hoe onderscheid ik historische bronnen en werken?
proefversie©VANIN
IK BESTUDEER HET VERLEDEN MET BEHULP VAN …
HISTORISCHE BRON = een overblijfsel uit het verleden
Geschreven bron —brief —cijfergegevens —verslag
Mondelinge bron —een ooggetuige die vertelt
Materiële bron —mummie —potscherf —kledij graf —ruïne
(Audio)visuele bron —geluidsfragment foto —filmfragment
HISTORISCH WERK = een werk dat gebaseerd is op historische bronnen
Geschreven werk —geschiedenisboek —historische roman
Materieel werk —reconstructie van een standbeeld
Mondeling werk —de leraar die vertelt —een museumgids die vertelt
(Audio)visueel werk —documentaire —film kaart
Bronnenstudie
Welke stappen volg ik bij het redeneren met en over bronnen?
Stap 1: Ik verzamel informatie over de bron.
✓ Wat voor soort bron is het?
✓ Wie is de auteur/maker?
✓ Wanneer is de bron gemaakt?
✓ Waar is de bron gemaakt?
✓ Welk (maatschappelijk) domein koppel je aan de bron?
Stap 2: Ik bestudeer de bron aandachtig.
✓ Materiële bronnen: ik beschrijf aandachtig de uiterlijke kenmerken van de bron.
✓ Geschreven bronnen: ik vat de (hoofdlijnen van) de tekst kort samen. Ik gebruik zo nodig de leesstrategieën.
Stap 3: Ik denk na over de bron.
✓ Is het een bruikbare bron om een antwoord te formuleren op de onderzoeksvraag?
✓ Is het een betrouwbare bron om een antwoord te formuleren op de onderzoeksvraag?
✓ Voor welk doelpubliek is de bron gemaakt?
✓ Welke boodschap had de auteur/maker voor ogen?
✓ Welke oorzaken en gevolgen kan ik uit de bron halen?
✓ Wat kan ik bewijzen met de bron?
✓ Welke verbanden worden in de bron gelegd?
Stap 4: Ik beantwoord de onderzoeksvraag.
✓ Welke conclusie kan ik trekken uit de bron? Ik gebruik de bron om een antwoord te formuleren op de onderzoeksvraag.
Historische kaartenstudie
Wanneer ik werk met een historische kaart, ga ik stapsgewijs te werk. Door niet meteen naar de inhoud te kijken, maar de juiste stappen te volgen, krijg ik een dieper of meer gedetailleerd begrip van de kaart. Zo leer ik ook moeilijke vragen over kaarten te beantwoorden.
Stap 1: Ik verzamel gegevens over de kaart.
✓ Wat is de titel van de kaart?
✓ Welke situering in de tijd komt aan bod op de kaart?
✓ Welke situering in de ruimte komt aan bod op de kaart?
✓ Welke kleuren en symbolen vind ik terug in de legende?
Stap 2: Ik bestudeer de kaart aandachtig.
✓ Welke plaatsen herken ik op de kaart?
✓ Wat betekenen de kleuren en symbolen op de kaart?
✓ Welke situatie of toestand beschrijft de kaart?
✓ Welke verandering drukt de kaart uit?
Stap 3: Ik denk na over de kaart.
✓ Wat leer ik bij met de kaart?
Stap 4: Ik beantwoord de historische vraag.
09
Leesstrategieën
Wanneer ik een tekstbron of een historisch werk lees, denk ik goed na over welke aanpak het best geschikt is. Ik leerde deze leesstrategieën bij Nederlands aan, ik pas ze nu ook toe bij geschiedenis.
Oriënterend lezen
Ik wil nagaan of ik de tekst grondig wil/moet lezen.
✓ Ik bekijk de titel. Ik zoek naar structuur.
✓ Ik zoek het hoofdthema.
✓ Ik vraag me af wat ik al weet over de tekst.
proefversie©VANIN
Zoekend lezen
Ik wil gericht informatie uit een tekst halen.
✓ Ik lees de vragen die ik moet beantwoorden en vraag er zo nodig uitleg over.
✓ Ik zoek bij de alinea waar ik het meest gericht denk informatie te kunnen vinden.
✓ Ik lees de eerste en laatste zin van elke alinea.
Intensief lezen
Ik wil een tekst grondig begrijpen.
✓ Ik lees de tekst volledig en grondig.
✓ Ik let op signaalwoorden.
✓ Ik bepaal de hoofdgedachte per alinea.
✓ Ik zoek moeilijke woorden op.
1 10
Kijkstrategieën
Wanneer ik een (audio)visuele bron bekijk, denk ik goed na over welke aanpak het best geschikt is.
Afhankelijk van de vraag die ik onderzoek, let ik op andere zaken.
Groot kijken
✓ Ik oriënteer me op het ‘grote plaatje’: wat of wie staat er op de afbeelding?
✓ Ik ga na wat er op de voor- of achtergrond staat en wat er centraal of aan de zijkant staat.
Klein kijken
✓ Ik let op details.
✓ Ik zoek naar symbolen.
Kritisch bronnen evalueren
Er zijn drie kernvragen die ik kan stellen om een bron te evalueren. Meestal hangt het antwoord op de vragen af van de historische vraag die ik onderzoek.
Bijna altijd zijn de antwoorden op die vragen een schaal, bv.
zeker weleerder welmin of meereerder nietzeker niet
HOE BRUIKBAAR IS EEN BRON?
Helpt de bron me om een antwoord te vinden op de historische vraag?
Hoe meer de bron me daarbij helpt, hoe bruikbaarder ze is.
De bruikbaarheid beoordelen kan ik met de volgende hulpvragen:
✓ Is de bron volledig bewaard?
✓ Is de bron vertaald in een taal die ik begrijp?
✓ Is de bron in de juiste tijd/periode/plaats gesitueerd?
proefversie©VANIN
↑ Bekijk het instructiefilmpje.
✓ Geeft de bron me een volledig of slechts een gedeeltelijk antwoord op de vraag?
Om de bruikbaarheid van een bron te beargumenteren gebruik ik steeds: een uitspraak over hoe betrouwbaar de bron is, en combineer ik die met een signaalwoord (bv. omdat, doordat, hoewel, aangezien …) en een argument.
Bv. Ik vind deze uitspraak eerder bruikbaar omdat ik er een deel van het antwoord op de onderzoeksvraag in vind.
Gebruik bijvoorbeeld deze schrijfkaders:
De bron is (eerder) wel / niet bruikbaar om meer te weten te komen over … omdat …
De bron gaat over … Ik kan ze daarom (eerder) wel / niet gebruiken om … te onderzoeken.
De bron is gesitueerd in de periode … Ze is daarom (eerder) wel / niet bruikbaar om een antwoord te geven op …
De bron geeft me enkel informatie over … Ik kan daardoor slechts een deel van de historische vraag met de bron beantwoorden. De bron is (eerder) bruikbaar.
HOE BETROUWBAAR IS EEN BRON?
Betrouwbaarheid gebruik ik om in te schatten of de bron geloofwaardig is. De bronnen die ik gebruik en de argumenten die daaruit voortkomen, moeten geloofwaardig zijn.
De betrouwbaarheid beoordelen kan ik met deze vier argumenten:
↑
Bekijk het instructiefilmpje.
✓ de origine van de maker of het soort bron (bv. Is de maker eerder wel of niet goed geïnformeerd?);
✓ het perspectief van de maker (bv. Is de maker eerder wel of niet een betrokken partij?);
✓ het motief of doelpubliek (bv. Waarover wordt het publiek eerder wel of niet goed geïnformeerd?);
✓ de context (bv. Is de bron eerder kort of lang na de feiten gemaakt?).
Om de betrouwbaarheid van een bron te beargumenteren gebruik ik steeds: een uitspraak over hoe betrouwbaar de bron is en combineer ik die met een signaalwoord (bv. omdat, doordat, hoewel, aangezien …) en een argument.
Bv. Ik vind deze uitspraak eerder betrouwbaar omdat ze in een boek staat dat door een professor aan de universiteit werd geschreven.
Gebruik bijvoorbeeld deze schrijfkaders:
De maker van de bron is goed / slecht geïnformeerd over … en dus is de bron wel / niet betrouwbaar.
De maker van de bron weet er veel / weinig over, dus is de bron wel / niet betrouwbaar om … te beantwoorden.
De maker van de bron kiest partij voor … Hij geeft dus onbetrouwbare informatie.
De maker van de bron wil het publiek infomeren / misleiden. Daarom is de informatie die hij geeft wel / niet betrouwbaar.
Het doel van de maker is … Daarom is de bron wel / niet betrouwbaar om … te onderzoeken.
HOE REPRESENTATIEF IS EEN BRON?
Representativiteit gebruik ik om in te schatten of bewijs uit de bron veralgemeend kan worden. Dat helpt me om in te schatten hoe uniek of typisch iets is.
De bruikbaarheid beoordelen kan ik met de volgende hulpvragen:
✓ Bestaan er meerdere gelijkaardige bronnen of voorbeelden?
✓ Zijn gelijkaardige voorbeelden bewaard?
✓ Is de bron een uitzondering op de regel?
✓ Geeft de maker een uniek idee of standpunt weer?
✓ Hebben nog andere mensen in de samenleving een ander idee of standpunt?
↑
Bekijk het instructiefilmpje.
✓ Komt wat ik ontdek in de bron overeen met de algemene kenmerken van een samenleving in de periode die ik bestudeer?
Om de betrouwbaarheid van een bron te beargumenteren gebruik ik steeds: een uitspraak over hoe betrouwbaar de bron is en combineer ik die met een signaalwoord (bv. omdat, doordat, hoewel, aangezien …) en een argument.
Bv. Ik vind dit kunstwerk eerder niet representatief voor de samenleving in deze periode omdat in de lestekst staat dat in deze periode de kunst eerder de volgende kenmerken had …
Gebruik bijvoorbeeld deze schrijfkaders:
Als … zegt dat …, dan geldt dat enkel voor … want andere mensen denken er anders over, bv. …
Het standpunt van … over … wordt waarschijnlijk (niet) gedeeld door … want … … is kenmerkend voor de periode van … tot … Uit … weet ik namelijk dat … niet kenmerkend was voor …
Historisch redeneren
12.A OORZAKEN EN GEVOLGEN
proefversie©VANIN
De begrippen ‘oorzaak’ en ‘gevolg’ gebruiken we om verbanden aan te geven. Door oorzaak en gevolg schematisch voor te stellen krijgen we inzicht in het verleden. Verbanden kun je ook herkennen aan signaalwoorden.
oorzaak gevolg doel want —omdat —de oorzaak is —dankzij
—het gevolg van … is zodat
—daardoor
—hierdoor
—het effect was dus
Meervoudige oorzaken
OORZAAK A
GEVOLG
OORZAAK B
Meervoudige gevolgen
GEVOLG A
OORZAAK
Een oorzaak-gevolgketen
GEVOLG B
—het doel hiervan is —de bedoeling is —het dient als —de functie is
Het gevolg van A is B.
De oorzaak van C is B. gebeurtenis A gebeurtenis B gebeurtenis C
De oorzaak van B is A.
Het gevolg van B is C.
12.B CONTINUÏTEIT EN VERANDERING ANALYSEREN
We bestuderen in het verleden niet alleen wat veranderd is, maar ook wat gedurende lange periodes onveranderd bleef. Vandering kan plots komen, of in grote schokken. Het kan ook heel geleidelijk plaatsvinden.
proefversie©VANIN
plotse verandering verandering in schokken
geleidelijke verandering
EVOLUTIE geen verandering
CONTINUÏTEIT REVOLUTIE
12.C BEWIJS GEBRUIKEN
Om historische vragen te beantwoorden, maak je gebruik van bewijsmateriaal. We gebruiken enkel bewijs uit betrouwbare en bruikbare bronnen. Als een bron onbetrouwbaar of onbruikbaar is, gebruik je ze beter niet. Wanneer er meerdere bronnen zijn, dan weeg je het belang van verschillende argumenten af.
VOOR
argument C
TEGEN
argument A
argument B
argument D
14 1 14a
Historische vragen beantwoorden
Ik heb nu alle stappen van het onderzoek doorlopen. In deze laatste stap moet ik een antwoord formuleren op de onderzoeksvraag. Schrijfkaders helpen me om mijn antwoord correcter te formuleren. Ik hou me aan volgende richtlijn om mijn antwoord gestructureerd op te bouwen:
proefversie©VANIN
✓ Ik begin mijn antwoord met een duidelijke uitspraak.
✓ Ik verwijs in mijn antwoord naar de bronnen die ik gebruik om de vraag te beantwoorden.
✓ Als ik meerdere argumenten heb, dan noteer ik die gestructureerd na elkaar en gebruik ik signaalwoorden.
✓ Als dat nodig is, geef ik weer waarover ik twijfel (bv. hoe betrouwbaar, bruikbaar of representatief de bron is).
✓ Ik gebruik historische redeneerwijzen om de historische vraag te beantwoorden.
Bv. Waarin verschilde de Atheense van de hedendaagse democratie?
Zowel Athene en België zijn een democratie, maar de betekenis ervan is veranderd doorheen de tijd. In Athene mochten burgers rechtstreeks stemmen, in België kiezen burgers vertegenwoordigers. Bovendien was in Athene het burgerrecht beperkt tot volwassen Atheense mannen. In België zijn alle Belgen gelijk voor de wet.
Online opzoeken
Gericht online opzoeken
Hoe zoek ik informatie op het internet?
Stap 1: Ik bepaal welke zoekstrategie ik moet toepassen.
✓ Ik kies een geschikte zoekmachine (bv. Google, website bib, databank …).
✓ Ik brainstorm over de geschikte zoektermen.
Stap 2: Ik voer mijn zoekstrategie uit.
✓ Ik voer de zoektermen in de zoekmachine in en noteer of kopieer tussentijds de resultaten.
✓ Ik gebruik synoniemen voor mijn zoektermen als ze onvoldoende resultaat opleveren.
Stap 3: Ik beoordeel of de informatie geschikt is voor mijn onderzoek.
✓ Is de informatie voldoende actueel? Of is ze (te) verouderd?
✓ Helpt de informatie om mijn onderzoeksvraag te beantwoorden?
✓ Heeft de schrijver of maker voldoende autoriteit? Weet hij er veel over?
✓ Is de informatie nauwkeurig, volledig en betrouwbaar?
Stap 4: Ik herhaal stap 1 tot en met 3 zolang ik onvoldoende of ongeschikte informatie vind.
AI verstandig gebruiken
Hoe gebruik ik de hulp van AI om een historische vraag te onderzoeken?
Stap 1: Ik bepaal welke zoekstrategie ik moet toepassen.
✓ Ik kies een geschikte AI-tool (bv. Bard, ChatGPT …).
✓ Ik brainstorm over een geschikte vraag.
✓ Ik brainstorm over parameters die de vraag meer sturing geven (bv. hoeveel woorden, wat voor soort schrijfstijl, welk leespubliek …).
Stap 2: Ik voer mijn vraagstrategie uit.
✓ Ik stel mijn vraag in de chatrobot en noteer of kopieer tussentijds de resultaten.
✓ Ik filter daarbij wat nuttig is en wat niet nuttig is.
proefversie©VANIN
✓ Ik stel een vervolgvraag om het antwoord verder te verfijnen (bv. een antwoord dat meer wetenschappelijk of geschiedkundig onderbouwd is, gebruikmaken van een bepaalde bron …).
Stap 3: Ik beoordeel of de informatie geschikt is voor mijn onderzoek.
✓ Is de informatie voldoende actueel? Of is ze (te) verouderd?
✓ Helpt de informatie om mijn onderzoeksvraag te beantwoorden?
✓ Is de informatie nauwkeurig, volledig en betrouwbaar?
Stap 4: Ik herhaal stap 1 tot en met 3 zolang ik onvoldoende of ongeschikte informatie vind.
Begrippen
Historische begrippen 1 15 1 15a
Kernbegrip
De groene begrippen zijn kernbegrippen waarbij verschillende voorbeeldbegrippen horen. In de derde kolom vind je het hoofdstuk waarin het begrip voorkomt. Zo kun je bij elk begrip in het juiste hoofdstuk opzoeken wat je erover geleerd hebt. Cursieve begrippen zou je al uit de eerste graad moeten kennen.
Begrip
proefversie©VANIN
Betekenis
Hoofdstuk abc abc X abc abc X
Structuurbegrippen
Duur
anachronismepersoon of zaak die niet in een bepaald tijdvak thuishoort
chronologie ordening in de tijd eeuw periode van 100 jaar historische periodetijdvak. We verdelen het verleden in zeven tijdvakken met een verschillende duur.
jaar periode waarin een planeet rond haar ster draait. De aarde heeft 365 dagen, 6 uren, 9 minuten en 10 seconden nodig om rond de zon te draaien.
millennium periode van 1 000 jaar periode afbakening in de tijd
symbolische datum datum of jaartal dat verwijst naar een verandering die eigenlijk langer duurde, verwijst naar één belangrijke gebeurtenis in een langere keten van gebeurtenissen
tijdrekening manier om te situeren in de tijd. We gebruiken meestal de tijdrekening ‘voor en na Christus’. Soms drukken we tijd ook uit in ‘aantal jaar geleden’.
Verandering breuk plotse verandering continuïteit periode waarin iets voortduurt (niet verandert) evolutie periode van geleidelijke verandering gelijktijdig wanneer twee zaken zich op hetzelfde moment voordoen ongelijktijdigwanneer twee zaken zich op verschillende momenten voordoen revolutie periode van plotse en/of grote verandering scharniermoment moment van grote maatschappelijke verandering, overgang tussen twee periodes verandering wijziging, het anders worden
Verband
doel
reden waarom iets gedaan, gezegd of geschreven wordt factor bijdrage tot een gebeurtenis of fenomeen menselijke factorbijdrage van individuele mensen tot een gebeurtenis of fenomeen
proefversie©VANIN
structurele factor bijdrage van groepen, afspraken, normen en instituties tot een gebeurtenis of fenomeen
gevolg resultaat van feiten en/of gebeurtenissen
(on)bedoeld gevolg(niet) gepland resultaat van feiten en/of gebeurtenissen
(on)beoogd effect (niet) gepland resultaat van een handeling oorzaak reden waarom iets gebeurt incidentele oorzaak oorzaak die op korte termijn verklaart waarom iets gebeurt. Het gevolg ervan is direct.
structurele oorzaak oorzaak die op lange termijn verklaart waarom iets gebeurt. Het gevolg ervan is indirect.
toeval gebeurtenis waarvoor geen oorzaak te vinden is
Bewijs
aanwijzing bron die we kunnen gebruiken om iets te bewijzen argument motief of reden waarmee je iets aantoont argumentatie redenering waarbij je met behulp van een aantal argumenten iets aantoont bewijs datgene waarmee iets met zekerheid aangetoond wordt drogredeneringargumenten en/of redeneringen die niet juist zijn, maar wel juist lijken feit iets waarvan de waarheid vaststaat hypothese veronderstelling, mogelijk antwoord op een onderzoeksvraag dat (nog) niet (helemaal) bewezen is interpretatie proces van het zoeken van betekenis en verklaring mening overtuiging of opvatting representativiteitmate waarin een bron typisch is voor een bepaalde groep of samenleving veralgemeningsamenvatten van aparte gevallen onder één algemene noemer vooroordeel mening waarvoor geen bewijs is geleverd, bv. op basis van traditie of intuïtie
stereotypering beschrijving van een groep of individu op basis van een overdreven of onterechte veralgemening
centrum
Plaats
voornaamste gebied, plaats waar macht van uitgaat
continent grote landmassa die (bijna) niet met andere landmassa’s is verbonden (bv. Europa, Afrika …)
Europees uit Europa
proefversie©VANIN
West-Europees uit regio in Europa waartoe de huidige Benelux, Frankrijk en Duitsland horen continentaal van het vasteland lokaal plaatselijk, van beperkte geografische schaal of invloed maritiem behorend tot de zee periferie randgebied, plaats die afhankelijk is van een centrum platteland landelijk gebied met beperkte bevolkingsdichtheid ruraal behorend tot het platteland regio streek
regionaal op een grotere schaal dan lokaal ruimte regio of continent
gesloten ruimte geïsoleerde regio of geïsoleerd continent, zonder of met minimaal contact met andere regio’s
open ruimte regio of continent dat in contact staat met andere regio’s stad grotere plaats waar mensen wonen stedelijk behorend tot de stad (niet-)westers wel of niet behorend tot het Westen. Dit is een verwijzing naar de cultuur, politiek en economie van West-Europese samenlevingen en bij uitbreiding van andere regio’s die die gebruiken hebben overgenomen.
Standplaatsgebondenheid
analogie overeenkomst
beeldvorming
Wanneer we het verleden bestuderen, vormen we ons een beeld van het verleden. Dat beeld is niet noodzakelijk een correct beeld. Daarom moeten we kritische vragen stellen aan historische bronnen en werken.
contextualiseringhet analyseren van kennis (over het verleden) vanuit verschillende perspectieven geschiedenis wetenschap die probeert een beeld te vormen van het verleden door de studie van historische bronnen perspectief gezichtspunt
verleden dat wat voorbij is