TaalRecht 1.2 mondeling - thema 3

Page 1

Thema 3:

Lawaai

Dit leer ik

Ik kan het zo

   

• Ik ken woorden over klachten / problemen. • Ik begrijp een gesprek over een probleem. • Ik formuleer een klacht. • Ik reageer op een klacht.

1

1

Hassan en Hilde kijken naar het voetbal op de televisie. De buurvrouw komt klagen over het lawaai. De buurvrouw belt de politie.

2

Schrijf het nummer van de foto.

1

2

3

Wablieft? Ik versta u niet.

   

4

We moeten een beetje stiller zijn! Wat? Het is een wedstrijd van de Rode Duivels!

Kunnen jullie een beetje stiller zijn? De tv staat te luid. Jullie maken veel lawaai. Het spijt me! Ik zal de tv stiller zetten.

Er is een klacht van de buren. U krijgt een waarschuwing.

DE KLACHTEN VAN PEI LE, HASSAN EN YUREK 1

CD | 18-20

   

KUNNEN JULLIE EEN BEETJE STILLER ZIJN?

DVD | 03

2

   

Pei Le, Hassan en Yurek hebben problemen met hun buren. Zij spreken met hun buren. Wie heeft het probleem? Schrijf de naam bij het probleem.

Het probleem van:

1

2

Het probleem van:

3

4

5

6

7

Het probleem van:

8

9

10

43


2

Luister nog een keer. Wat hoor je? Onderstreep.

• Zullen / Kunnen jullie de tv stiller zetten?

Spreek met jouw buren. Zo leer jij jouw buren kennen en oefen jij jouw Nederlands.

• Het spijt me, wij zullen / kunnen de tv stiller zetten. • Kan / Zal u uw vuilniszak buitenzetten? • Dat is goed. Ik kan / zal mijn vuilniszak buitenzetten. • Zal / Kan je het licht in de gang uitdoen? • Oké! Ik zal / kan het licht in de gang uitdoen.

3 TA AL TA AK

infinitief

ik, jij, u, hij, zij

wij, jullie, zij

kunnen

kan

kunnen

zullen

zal

zullen

NOG EEN KLACHT Rol: administrator 1

De buren hebben nog een klacht. Schrijf het nummer bij de tekening.

De voordeur staat open. (1) De radio staat te luid. (2) De fiets staat binnen. (3)

44

1

2

De buren maken lawaai. (4) Het licht in de garage is nog aan. (5) De gang is vuil. (6)

3

4

5

6

7

8

9

10


2

Maak een zin zoals in het voorbeeld. voorbeeld: de voordeur sluiten

• • • • •

Kan jij de voordeur sluiten? Kan u de voordeur sluiten? Kunnen jullie de voordeur sluiten?

de radio stiller zetten de fiets buitenzetten een beetje stiller zijn het licht in de garage uitdoen de gang schoonmaken

Vind je dit moeilijk? Maak dan een blauwe oefening op pagina 51. 3

Werk samen met een klasgenoot.

Jij bent klasgenoot A of klasgenoot B. Leg een blad op A of B. Lees het groene vak. Maak een vraag. Controleer je klasgenoot. Ben je klaar? Wissel dan van rol. Vind je dit moeilijk? Lees dan eerst de witte vakken. Klasgenoot A

Klasgenoot B

De buren maken lawaai. Kunnen jullie ...?

Kunnen jullie een beetje stiller zijn?

Kan u het licht in de gang uitdoen?

Het licht in de gang is nog aan. Kan u ...?

De fiets staat binnen. Kan jij ...?

Kan jij de fiets buitenzetten?

Kunnen jullie de radio stiller zetten?

De radio staat te luid. Kunnen jullie ...?

De gang is vuil. Kan u ...?

Kan u de gang schoonmaken?

Kan jij de voordeur sluiten?

De voordeur staat open. Kan jij ...?

Vind je dit gemakkelijk? Maak dan een gele oefening op pagina 52.

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

45


Kies vijf nieuwe woorden. Kijk naar de woorden. Zeg de woorden hardop. Doe dan je boek toe. Schrijf de nieuwe woorden op. Denk na: hoe leer jij de woorden gemakkelijk? Door ze te lezen of door naar de woorden te luisteren? Zie je de woorden of hoor je de woorden? Zo weet jij hoe jouw hoofd werkt.

LE ER TI P

4

WIJ WONEN SAMEN 1

Werk samen met een klasgenoot.

Jullie zijn buren. Spreek over jullie problemen. Vraag: • ... maakt / maken lawaai. Kan jij / Kan u / Kunnen jullie een beetje stiller zijn? • De ... staat te luid. Kan jij / Kan u / Kunnen jullie de ... stiller zetten? • Het licht in de ... is nog aan. Kan jij / Kan u / Kunnen jullie het licht in de ... uitdoen? • De ... staat open. Kan jij / Kan u / Kunnen jullie de ... sluiten? • De ... is vuil. Kan jij / Kan u / Kunnen jullie de ... schoonmaken? • De ... staat binnen / buiten. Kan jij / Kan u / Kunnen jullie de ... binnenzetten / buitenzetten? Antwoord: Het spijt me. Oké, geen probleem. / Dat is goed. Ik zal / Wij zullen ...

TA AL TA AK

2

Rol: communicator

Spreek met een klasgenoot. Welke klacht heb je nog? ... is vuil.

... staat te luid.

... maken lawaai.

... staat binnen / buiten.

... staat nog open.

...

? Zeg jouw klacht. Reageer op de klacht van jouw klasgenoot.

46

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10


EX TR A

3 • • • •

5

Werk samen met de hele klas. Schrijf jullie klachten op het bord. Welke klacht vind jij héél erg? Schrijf 1 kruisje X bij die klacht. Welke klachten hebben de meeste kruisjes?

KORTE WOORDEN Wat zet je samen? Trek een streep. Oei! Bah! Oké. Hallo! Wablieft? Waw!

• • • • • •

• • • • • •

Ik versta u niet. Met Hassan. Dat is een probleem. Ik zal het doen. Dat is vies. Dat is mooi!

Werk samen met jouw klasgenoten. Spreek erover. Zeggen jullie de korte woorden? Hoe zijn die korte woorden in jouw taal? Oei! = Bah! = Oké. = Hallo! = Wablieft? = Waw! = Welke woorden zijn internationale woorden? Teken een *. Vind je dit moeilijk? Maak dan een blauwe oefening op pagina 51. Oefen extra online op diddit.be!

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

47


DIT LEER IK

HOE ZEG JE HET? Kunnen jullie een beetje stiller zijn? Jullie maken veel lawaai. De televisie staat te luid.

Geen probleem. Het spijt me. Dat is goed. Oké. Wablieft? Ik versta u niet.

NIEUWE WOORDEN De klacht de buur, de buren

Werkwoorden zetten – Hij zet de televisie stiller. buitenzetten – Hij zet de vuilniszak buiten. maken – Zij maken veel lawaai. staan – De televisie staat te luid. uitdoen – Kan u het licht uitdoen? klagen – De buren klagen over het lawaai. schoonmaken – Ik zal de gang schoonmaken. kunnen – Kan jij de televisie stiller zetten? zullen – Ik zal de televisie stiller zetten. verstaan – Ik versta u niet. Kan u wat luider spreken? doen – Dat zal ik doen! openstaan – De voordeur staat nog open. sluiten – Hij sluit de voordeur.

het lawaai stil / stiller luid / te luid de vuilniszak staat ... binnen / buiten het licht is ... aan / uit de gang is ... vuil / vies

GRAMMATICA KUNNEN en ZULLEN infinitief

ik, jij, u, hij, zij

wij, jullie, zij

kunnen

kan

kunnen

zullen

zal

zullen

Zet 'kunnen' of 'zullen' in het begin van de zin. Zet het andere werkwoord op het einde van de zin. • Kan jij de gang schoonmaken? • Kunnen jullie stiller zijn? • Ik zal de gang schoonmaken. • Wij zullen stiller zijn.

48

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10


UITSPRAAK Wat hoor je? Schrijf een kruisje X. Oefen de woorden met een kruisje.

CD | 21

U (kort)

U / UU (lang)

UI

EE

+R

-R

dank ... de c...r-sist het ...r st...-ren k...n-nen alst...-blieft j...l-lie de b...-ren

CD | 22

l...d b...t-je het kr...s-je de biblioth...k m...-gaan het v...l-nis l...st b...-ten l...s-ter ...t-doen

CD | 23

het sec...etariaat de cu...sist ge...sloten telefo...neren voo...middag na...middag spo...ten Nede...lands

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

49


CD | 24

50

Wat hoor je? Schrijf een kruisje X. Oefen de zinnen met een kruisje. Kunnen jullie stiller zijn?

OoOoOoo

oOoOoOO

Jullie maken veel lawaai.

oOoOoOo

OoOoOoO

De televisie staat te luid.

oooOoooO

OOoooOoo

Geen probleem.

OOO

oOo

Het spijt me.

OoO

oOo

Dat is goed.

oOo

OoO

Oké.

Oo

OO

Wablieft?

oO

Oo

Ik versta u niet.

ooOoo

OOooo

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10


IK OEFEN EXTRA

3

NOG EEN KLACHT Leg een blad op de blauwe kolom. Maak een zin. Begin met het onderstreepte woord. Correct

5

de voordeur / sluiten / u / Kan / ?

Kan u de voordeur sluiten?

de voordeur / Ik / zal / sluiten / .

Ik zal de voordeur sluiten.

jullie / een beetje stiller / Kunnen / zijn / ?

Kunnen jullie een beetje stiller zijn?

een beetje stiller / Wij / zullen / zijn / .

Wij zullen een beetje stiller zijn.

buitenzetten / uw vuilnisbakken / u / Kan / ?

Kan u uw vuilnisbakken buitenzetten?

zal / mijn vuilnisbakken / Ik / buitenzetten / .

Ik zal mijn vuilnisbakken buitenzetten.

jullie / het licht / uitdoen / Kunnen / ?

Kunnen jullie het licht uitdoen?

het licht / Wij / zullen / uitdoen /.

Wij zullen het licht uitdoen.

KORTE WOORDEN Leg een blad op de blauwe kolom. Vul een kort woord in. Kies uit de woorden bovenaan. Kijk en controleer. Oei! Bah! Oké. Hallo! Wablieft? Waw!

Correct

... Wat een mooi hemd!

Waw!

... Zeg het nog eens.

Wablieft?

Ga je mee? ... Ik ga graag mee.

Oké.

... Het regent en ik heb geen paraplu.

Oei!

... Deze vis is niet lekker.

Bah!

... Spreek ik met Hassan?

Hallo!

Kan jij helpen? ... Ik kom morgen langs.

Oké.

... De melk is vies.

Bah!

... Jij spreekt al goed Nederlands.

Waw!

... De tram rijdt niet.

Oei!

... U spreekt met de school.

Hallo!

... Ik hoor u niet goed.

Wablieft?

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

51


IK OEFEN EXTRA

3

NOG EEN KLACHT Dit is een woordzoeker. In de woordzoeker staan 15 woorden. Het zijn woorden over het appartementsgebouw. Zoek de woorden. Hoeveel woorden vind jij? Kijk dan naar het gele vak. Dat zijn de woorden in de woordzoeker. GANG / LIFT / FIETS / VOORDEUR / GARAGE / SLEUTEL / CAMERA / POETSEN / SLUITEN / UITDOEN / LICHT / BUURMAN / BUURVROUW / VUIL / KINDERWAGEN

52

C

C

F

S

F

N

H

T

F

V

H

R

V

O

F

I

E

T

S

U

I

T

D

O

E

N

P

T

B

U

U

R

V

R

O

U

W

Y

U

B

V

U

Q

U

Z

X

G

Y

W

A

H

E

Q

L

J

U

V

O

O

R

D

E

U

R

W

W

L

C

A

M

E

R

A

U

X

F

Q

V

W

T

B

P

O

E

T

S

E

N

C

G

B

F

K

I

N

D

E

R

W

A

G

E

N

K

S

L

U

I

T

E

N

L

M

L

I

F

T

G

A

R

A

G

E

S

L

I

C

H

T

G

T

S

V

U

I

L

U

X

V

J

D

P

A

X

I

S

L

E

U

T

E

L

Y

U

J

N

U

B

B

C

B

U

U

R

M

A

N

K

G

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10


DRAAIKAARTJES

niet luid

niet binnen

niet aan

niet schoongemaakt

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

53




54

Jullie maken veel lawaai. Kunnen jullie een beetje stiller zijn? Wij zullen stiller zijn.

De voordeur staat open. Kan u de voordeur sluiten?

Wablieft? Ik versta u niet.

De televisie staat te luid. Kunnen jullie de televisie stiller zetten? Ik zal de televisie stiller zetten.

Het licht is aan. Kan u het licht uitdoen? Ik zal het licht uitdoen.

De vuilniszak staat binnen. Kan u de vuilniszak buitenzetten? Ik zal de vuilniszak buitenzetten.

de buur, de buren

De gang is vuil. Kan u de gang schoonmaken? Ik zal de gang schoonmaken.

buiten

stil

vuil

uit

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.