3
Handleiding 71124_TALENT 3_HANDLEIDING 3A_ 580263-1.indd 1
22/01/18 14:39
TALENT 3 - Handleiding Bij TALENT voor het 3e leerjaar horen volgende materialen: Voor de leerling: • Leesboek • Taalschrift A • Taalschrift B • Taalschrift C • Spellingschrift • Projectbundel - Beelden • Projectbundel - Echt gebeurd? • Projectbundel - Wonderwater Voor de leraar: • Handleiding A • Handleiding B • Handleiding C • Correctiesleutel Taalschrift A • Correctiesleutel Taalschrift B • Correctiesleutel Taalschrift C • Correctiesleutel Spellingschrift • Zorg- en evaluatiemap A • Zorg- en evaluatiemap B • Zorg- en evaluatiemap C Voor de klas: • Talentbib • Wandplaten • Cd- en dvd-box Digitale ondersteuning (zie ook www.talentvoortaal.be/digitaal) • Bingel Max • Bingel Plus • Bingel Start
Fotokopieerapparaten zijn algemeen verspreid en vele mensen maken er haast onnadenkend gebruik van voor allerlei doeleinden. Jammer genoeg ontstaan boeken niet met hetzelfde gemak als kopieën. Boeken samenstellen kost veel inzet, tijd en geld. De vergoeding van de auteurs en van iedereen die bij het maken en verhandelen van boeken betrokken is, komt voort uit de verkoop van die boeken. In België beschermt de auteurswet de rechten van die mensen. Wanneer u van boeken of van gedeelten eruit zonder toestemming kopieën maakt, buiten de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen, ontneemt u hun dus een stuk van die vergoeding. Daarom vragen auteurs en uitgevers u beschermde teksten niet zonder schriftelijke toestemming te kopiëren buiten de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen. Verdere informatie over kopieerrechten en de wetgeving met betrekking tot reproductie vindt u op www.reprobel.be. Ook voor het digitale lesmateriaal gelden deze voorwaarden. De licentie die toegang verleent tot dat materiaal is persoonlijk. Bij vermoeden van misbruik kan die gedeactiveerd worden. © Uitgeverij VAN IN, Wommelgem, 2018 De uitgever heeft ernaar gestreefd de relevante auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Wie desondanks meent zekere rechten te kunnen doen gelden, wordt verzocht zich tot de uitgever te wenden.
Eerste druk 2018 Art. 580263 / 1
71124_TALENT 3_HANDLEIDING 3A_ 580263-1.indd 2
22/01/18 14:39
THEMA
3
Als ik heel rijk was ...
569376 Talent3 HDL A.indb 309
30/01/18 12:42
569376 Talent3 HDL A.indb 310
30/01/18 12:42
Inhoud Themaplanner - Als ik heel rijk was
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
312
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
322
LES 1
Kennismakingsactiviteit
LES 2
Taal: Als Tibbe heel rijk was
LES 3
Taal: Vrij lezen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 328
LES 4
Taal: Ruilen?
LES 5
Taal: Word schandalig rijk!
LES 6
Spelling: Woorden net als ei, rij, saus en kous
LES 7
Taal: Een mooie, lange, witte slang . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 360
LES 8
Taal: Kortverhalen ‘Een goed doel’, ‘Op blote voeten in een hut’ en
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
‘Mijn droomjob’
LES 9
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
330 344 353
371
Taal: Vrij lezen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 379
LES 10 Taal: Geheim op zolder LES 11 Taal: De eerlijke vinder
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
383
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
397
LES 12 Spelling: Woorden net als duw, wrat, avond, motor en Kestmis
. . . . . . . . . .
407
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
418
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
431
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
437
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
440
LES 13 Taal: Hoog, hoger, hoogst LES 14 Taal: Taalspel ‘alliteraties’ LES 15 Taal: Een eerlijke dief! LES 16 Taal: Vrij lezen
LES 17 Spelling: Woorden net als zich, vissen en apen LES 18 Taal: Kostbare woorden
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
442
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
452
LES 19 Differentiatieblok (zorg- en evaluatiemodule) LES 20 Evaluatieblok (zorg- en evaluatiemodule)
569376 Talent3 HDL A.indb 311
325
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
461
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
463
30/01/18 12:42
25’
25’
25’
Les 2: Als Tibbe heel rijk was Domein: lezen
Les 3: Vrij lezen Domein: lezen
Lesduur
Les 1: Kennismakingsactiviteit Domeinen: spreken, luisteren, lezen
Les/domeinen
569376 Talent3 HDL A.indb 312
De leerlingen lezen vrij in een boek naar keuze en voeren een algemene opdracht uit.
De leerlingen lezen een fragment uit een jeugdboek, geschreven op diverse leestechnische niveaus.
De leerlingen ontdekken aan de hand van de ontdekplaat diverse talige elementen rond het thema ‘Als ik heel rijk was ... ’ .
Inhouden
> Laat de leerlingen eventueel leesboeken meebrengen van thuis. > Je kunt zelf boeken over het thema in de bib lenen en aanbieden in de klas. > De A-lezers gebruiken ook het verhaal uit les 2 van het leesboek.
> Deel de leerlingen vooraf in: niveau A (moeilijke lezers), niveau B (gemiddelde lezers) niveau C (snelle lezers).
> Bekijk vooraf de ontdekplaat. > Voorzie twee praatkaartjes per leerling. > Als je met tablets of computers werkt, werken de leerlingen per twee. > Als je klassikaal werkt, projecteer dan de ontdekplaat.
Voorbereiding
Diversen > een boek naar keuze
Folio > leesboek p. 37-38 (A-lezers)
Folio > leesboek p. 37-41 > boek Als Tibbe heel rijk was, Do Van Ranst (Talentbib 3)
Diversen > praatkaartjes > tablets, computer of digibord > facultatief: dobbelstenen > facultatief: wekker of timer > facultatief: hoofdtelefoons
Digitaal > ontdekplaat > bordboek
Materialen
Themaplanner - Als ik heel rijk was ...
312
30/01/18 12:42
313
569376 Talent3 HDL A.indb 313
30/01/18 12:42
75’
75’
Les 5: Word schandalig rijk! Domeinen: schrijven, luisteren, spreken
Lesduur
Les 4: Ruilen? Domeinen: lezen, luisteren, spreken
Les/domeinen
De leerlingen schrijven een kort verhaal naar analogie van een voorbeeld. De items die in hun verhaal aan bod komen moeten ze eerst winnen met een loterijspel.
De leerlingen vinden informatie in voor hen bestemde informatieve teksten.
Inhouden
> Voorzie drie praatkaartjes per leerling. > Voorzie een dobbelsteen per groep. > Bekijk het spelbord al even op voorhand (bronnenblad 2) en lees de spelregels (lesfase 3). > Bekijk zelf al eens de verschillende goede doelen uit deze les. > Voorzie een aantal tablets voor de leerlingen die oefening 5 maken.
> Voorzie post-its of kleine papiertjes en drie praatkaartjes per leerling. > Haal ’s morgens de brooddozen van de leerlingen op. > Voorzie een populair ruilobject (bv. stickers, knikkers).
Voorbereiding
Diversen > kladpapier > woordenboek > praatkaartjes > dobbelstenen > tablets of computer
Folio > taalschrift p. 71-74 > bronnenbladen 1-2 > bronnenblad 3
Digitaal > bordboek > dvd
Diversen > praatkaartjes > post-its of kleine papiertjes > brooddozen van de leerlingen > facultatief: woordenboek
Folio > taalschrift p. 63-70 > bronnenblad 1 > boek Da’s geen geld!, Inge Bergh (Talentbib 3)
Digitaal > bordboek
Materialen
314
569376 Talent3 HDL A.indb 314
30/01/18 12:42
25’
25’
25’
Les 8: Kortverhalen ‘Een goed doel’, ‘Op blote voeten in een hut’ en ‘Mijn droomjob’ Domein: lezen
Les 9: Vrij lezen Domein: lezen
75’ (3 x 25’)
Les 6: Woorden net als ei, rij, saus en kous Domein: spelling
Les 7: Een mooie, lange, witte slang Domein: taaldenken
Lesduur
Les/domeinen
De leerlingen lezen vrij in een boek naar keuze en voeren een algemene opdracht uit.
De leerlingen lezen een kortverhaal, geschreven op eigen niveau, en vertellen de inhoud aan elkaar.
De leerlingen oefenen het bijvoeglijk naamwoord.
De leerlingen leren woorden met tweeklanken ei/ij en au/ou schrijven.
Inhouden
> Laat de leerlingen eventueel leesboeken meebrengen van thuis. > Je kunt zelf boeken over het thema in de bib lenen en aanbieden in de klas. > De A-lezers gebruiken ook het verhaal uit les 2 van het leesboek.
> Maak op basis van de resultaten van les 2 een indeling voor deze les in A-, B- en C-lezers.
> Kopieer de beschrijving van de slang (kopieerblad 1) per duo. Knip het blad in de helft. Voorzie voor de helft van de duo’s de A-tekst, voor de andere helft de B-tekst. > Facultatief: kopieer het levende memoryspel (kopieerblad 2) en knip de kaartjes uit.
> Kopieer de dicteekaartjes: (kopieerblad 1): voor de ene helft van de leerlingen dictee 1 en voor de andere helft van de leerlingen dictee 2. > Voorzie voor zwakke leerlingen het dicteekaartje als kopieerkaart.
Voorbereiding
Diversen > een boek naar keuze
Folio > leesboek p. 37-38 (A-lezers)
Folio > leesboek p. 42-47
Diversen > kladpapier
Folio > taalschrift p. 75-77 > kopieerblad 1 > facultatief: kopieerblad 2
Digitaal > bordboek
Diversen > schrijflei
Folio > spellingschrift p. 27-29 > kopieerblad 1 > wandplaat: ei-plaat > wandplaat: au-strip
Digitaal > bordboek > cd
Materialen
315
569376 Talent3 HDL A.indb 315
30/01/18 12:42
75’
75’
Les 11: De eerlijke vinder Domeinen: schrijven, spreken, luisteren
Lesduur
Les 10: : Geheim op zolder Domeinen: lezen, luisteren, spreken
Les/domeinen
De leerlingen vullen verhalen aan met behulp van een filmpje waarin kinderen iets kostbaars vinden.
De leerlingen ontdekken de (hoofd) personages en chronologie van het boek Geheim op zolder. Aan de hand van het boek ontdekken ze het verschil tussen fictie en non-fictie.
Inhouden
> Kopieer het spel ‘Mag ik dit houden?’ (kopieerblad 1) per vier leerlingen. Knip de kaartjes op voorhand uit. > Voorzie drie praatkaartjes per leerling.
> Kopieer de tekeningen bij het verhaal (kopieerblad 1) per acht leerlingen > Kopieer het lottospel (kopieerblad 2) recto verso per vier leerlingen en knip de kaartjes uit. > Kopieer de kernwoorden (kopieerblad 3) per vier leerlingen.
Voorbereiding
Diversen > praatkaartjes
Folio > taalschrift p. 85-89 > kopieerblad 1 > boek Geheim op zolder, Do Van Ranst (Talentbib 3)
Digitaal > bordboek > dvd
Diversen > praatkaartjes > facultatief: een eurobiljet en een zaklamp
Folio > taalschrift p. 78-84 > boek Geheim op zolder, Do Van Ranst (Talentbib 3) > kopieerbladen 1-3
Digitaal > bordboek > dvd
Materialen
316
569376 Talent3 HDL A.indb 316
30/01/18 12:42
Lesduur
75’ (3 x 25’)
25’
25’
Les/domeinen
Les 12: Woorden net als duw, wrat, avond, motor en Kerstmis Domein: spelling
Les 13: Hoog, hoger, hoogst Domein: taaldenken
Les 14: Taalspel ’alliteraties’ Domeinen: spreken, schrijven, luisteren De leerlingen bedenken en schrijven alliteraties.
De leerlingen oefenen spelenderwijs de trappen van vergelijking.
De leerlingen leren woorden schrijven met > vrije klinker u in woorden met uw; > wr; > een hoofdletter voor namen van feestdagen; > ond en or.
Inhouden
> Beluister vooraf de luistertekst via de bordles (of de cd) of lees de tekst via bronnenblad 1. > Voorzie een zak met speelgoedmunten of iets gelijkaardigs om uit te delen aan de groep die de langste zin maakt.
> Kopieer de trappenkaarten (kopieerbladen 1-3) telkens voor een derde van de klas. > Knip de woordkaartjes van kopieerblad 4 uit. Stop ze in een klein zakje zodat je de woorden blind kunt trekken.
> Kopieer de dicteekaartjes: (kopieerblad 1): voor de ene helft van de leerlingen dictee 1 en voor de andere helft van de leerlingen dictee 2. > Voorzie voor zwakke leerlingen het dicteekaartje als kopieerkaart.
Voorbereiding
Diversen > kladpapier > etiketten > een zak met speelgoedmunten
Folio > taalschrift p. 93-94 > bronnenblad 1 > bronnenblad 2
Digitaal > bordboek > cd
Diversen > blokken (bv. lego of rekenblokjes)
Folio > taalschrift p. 90-92 > kopieerbladen 1-4
Digitaal > dvd
Diversen > schrijflei
Folio > spellingschrift p. 31-34 > kopieerblad 1 > wandplaat: hoofdletters
Digitaal > bordboek
Materialen
317
569376 Talent3 HDL A.indb 317
30/01/18 12:42
Les 18: Kostbare woorden Domein: taaldenken – betekenissen
25’
75’ (3 x 25’)
25’
Les 16: Vrij lezen Domein: lezen
Les 17: Woorden net als zich, vissen en apen Domein: spelling
25’
Lesduur
Les 15: Een eerlijke dief! Domein: lezen
Les/domeinen
De leerlingen gebruiken de tekstwoorden en school- en instructietaal uit het thema actief en consolideren die kennis. Ze reflecteren op de betekenis van woorden en hun verband. De onder- en bovenliggende begrippen worden hier ook herhaald.
De leerlingen leren woorden schrijven: > waarin de verenkelings- of verdubbelingsregel van kracht is; > met een korte klank (gedekte klinker) voor ch.
De leerlingen lezen vrij in een boek naar keuze en voeren een algemene opdracht uit.
De leerlingen lezen in groep een theatertekst. Elke lezer neemt een personage met een tekst die op zijn leestechnisch niveau is geschreven.
Inhouden
> Kopieer de woorden van thema 3 (kopieerblad 1) voor elke leerling. > Kopieer het spel Memory Plus (kopieerblad 2) per vier leerlingen en knip de woordkaartjes uit.
> Kopieer de dicteekaartjes (kopieerblad 1): voor de ene helft van de leerlingen dictee 1 en voor de andere helft van de leerlingen dictee 2. > Voorzie voor zwakke leerlingen het dicteekaartje als kopieerkaart.
> Laat de leerlingen eventueel leesboeken meebrengen van thuis. > Je kunt zelf boeken over het thema in de bib lenen en aanbieden in de klas. > De A-lezers gebruiken ook het verhaal uit les 2 van het leesboek.
> Denk vooraf na over welke A-, B- en C-lezers je samen in een groep zet.
Voorbereiding
Diversen > kladpapier > zandloper of timer
Folio > taalschrift p. 95-97 > kopieerbladen 1-2 > bronnenbladen 1-2
Digitaal > bordboek
Diversen > schrijflei
Folio > spellingschrift p. 35-38 > kopieerblad 1 > wandplaat: verenkelen en verdubbelen
Digitaal > bordboek
Diversen > een boek naar keuze
Folio > leesboek p. 37-38 (A-lezers)
Folio > leesboek p. 48-50
Materialen
318
569376 Talent3 HDL A.indb 318
30/01/18 12:42
100’
75’
Les 20: Evaluatieblok
Lesduur
Les 19: Differentiatieblok
Les/domeinen
Keuzeaanbod: > toets begrijpend lezen: fictie > toets begrijpend lezen: non-fictie > toets taaldenken - betekenissen > toets spelling kortetermijngeheugen > Controledictee 1 langetermijngeheugen
De leerlingen krijgen > herhalingskansen voor diverse doelen die in het thema aan bod kwamen > taken zelfstandig werk > een taaltaak
Inhouden
> Print de evaluaties af via de zorg- en evaluatiemodule in het lerarengedeelte van bingel.be.
> Vul het portfolio in via de zorg- en evaluatiemodule in het lerarengedeelte van bingel.be en maak op basis van het voorgestelde aanbod per leerling een planning.
Voorbereiding
Folio > zorg- en evaluatiemap
Digitaal > zorg- en evaluatiemodule
Folio > zorg- en evaluatiemap
Digitaal > zorg- en evaluatiemodule
Materialen
Tips voor co-teaching Les 4: Parallel onderwijzen Nadat het lesdoel is bepaald, wordt de klas in drie groepen verdeeld. De instructieonafhankelijke leerlingen gaan zelfstandig aan de slag met een partner. De leraar leidt de groep instructiegevoelige leerlingen en biedt ondersteuning waar nodig. De co-teacher gaat intensief met de instructieafhankelijke leerlingen aan de slag. De les wordt gezamenlijk afgerond met de brainstorm over het ruilen van de paperclip en het invullen van het evaluatiekader. Les 5: Parallel onderwijzen Nadat het lesdoel is bepaald, wordt de klas in twee groepen verdeeld. De instructieonafhankelijke leerlingen gaan zelfstandig aan de slag, samen met een instructiegevoelige partner. De leraar leidt die groep en biedt ondersteuning waar nodig, terwijl de co-teacher intensief aan de slag gaat met de instructieafhankelijke leerlingen. De les wordt gezamenlijk afgerond met de bespreking en het invullen van het evaluatiekader. Les 6: parallel onderwijzen Om de leertijd voor elke groep te maximaliseren is parallel onderwijzen aangewezen tijdens het lesblok ‘aanbreng’. De ene leraar neemt de groep instructieafhankelijke leerlingen in groep aan een aparte tafel, terwijl de andere leraar de instructie begeleidt voor de instructiegevoelige en de instructieonafhankelijke leerlingen. Les 7: Aangepast onderwijzen De ene leraar begeleidt de grote groep instructieonafhankelijke en instructiegevoelige leerlingen. De andere leraar begeleidt de instructieafhankelijke leerlingen in een kleine groep. Die leerlingen krijgen verlengde instructie en maken de oefeningen onder toezicht van de leraar. De les wordt gezamenlijk afgerond met het ‘levende memory’-spel en met het invullen van het evaluatiekader. Les 10: Parallel onderwijzen Nadat het lesdoel is bepaald, wordt de klas in drie groepen verdeeld. De instructieonafhankelijke leerlingen gaan zelfstandig aan de slag, al dan niet met een partner. De leraar leidt de groep instructiegevoelige leerlingen en biedt ondersteuning waar nodig. De co-teacher gaat intensief met de instructieafhankelijke leerlingen aan de slag. De les wordt gezamenlijk afgerond met het lottospel en het invullen van het evaluatiekader. Les 11: Parallel onderwijzen Nadat het lesdoel is bepaald, wordt de klas in drie groepen verdeeld. De instructieonafhankelijke leerlingen gaan zelfstandig aan de slag met een partner. De leraar leidt de groep instructiegevoelige leerlingen en biedt ondersteuning waar nodig. De co-teacher gaat intensief met de instructieafhankelijke leerlingen aan de slag. De les wordt gezamenlijk afgerond met het spel en het invullen van het evaluatiekader. Les 12: Parallel onderwijzen Om de leertijd voor elke groep te maximaliseren is parallel onderwijzen aangewezen tijdens het lesblok ‘aanbreng’. De ene leraar begeleidt de groep instructieafhankelijke leerlingen in groep aan een aparte tafel, terwijl de andere leraar de instructie begeleidt voor de instructiegevoelige en de instructieonafhankelijke leerlingen. Les 17: Parallel onderwijzen Om de leertijd voor elke groep te maximaliseren is parallel onderwijzen aangewezen tijdens het lesblok ‘aanbreng’. De ene leraar begeleidt de groep instructieafhankelijke leerlingen in groep aan een aparte tafel, terwijl de andere leraar de instructie begeleidt voor de instructiegevoelige en de instructieonafhankelijke leerlingen. Les 19: De ene leraar geeft les, de andere begeleidt Terwijl de ene leraar een groep leerlingen verlengde instructie aanbiedt, begeleidt de andere leraar de leerlingen die werken aan zelfstandig werk of aan de taaltaak.
319
569376 Talent3 HDL A.indb 319
30/01/18 12:42
320
569376 Talent3 HDL A.indb 320
30/01/18 12:42
Les 2 Les 3 Les 8 Les 9 Les 16 les 4
Twee leerlingen lezen samen een tekst. Ze doen dat door ieder om de beurt enkele (bv. vijf ) regels te lezen.
De leerlingen lezen tegelijkertijd met de leraar hardop.
Materiaal per leerling: pen of potlood; een aantal post-its of kleine papiertjes 1 De leerlingen zijn verdeeld in groepen. 2 Elke groep beschikt over een aantal post-its of kleine schrijfblaadjes. 3 De leraar stelt de vraag of geeft het onderwerp op. 4 De leraar bepaalt de duur van de opdracht. 5 De leerlingen noteren na het startsignaal zoveel mogelijk antwoorden of ideeën: één per papiertje. 6 De papiertjes worden, ofwel verspreid over de tafel en in de groep voorgelezen en besproken, ofwel op het bord gehangen en klassikaal voorgelezen en besproken.
koorlezen
gedachtenotities
les 2 les 8
les 1 les 7 les 10 les 18
duolezen
De leraar stelt een vraag of geeft een opdracht. De leerlingen denken eerst individueel na. De leerlingen overleggen per twee. De leerlingen proberen de twee meningen samen te brengen in één antwoord. De leraar wijst een aantal leerlingen aan die het antwoord geven.
1 2 3 4 5
denken-delen-doen
les 1 les 4 les 5 les 10 les 11
Materiaal: een aantal kaartjes, fiches, blokjes ... per leerling (= de praatkaartjes) 1 De leerlingen maken groepen van drie tot vijf groepsleden. 2 Elke leerling beschikt over een of maximaal twee praatkaartjes. 3 De leraar geeft het gespreksonderwerp op. 4 De leerlingen denken eerst individueel na. 5 De leraar geeft aan dat het groepsgesprek kan starten. 6 De leerling die het gesprek start, legt zijn praatkaartje in het midden van de tafel. De leerling die daarop inpikt, doet hetzelfde. Pas als alle praatkaartjes in het midden van de tafel liggen en iedereen dus even vaak aan bod is gekomen, eindigt het gesprek of worden de kaartjes opnieuw verdeeld voor een volgende ronde.
praatkaartjes
Gebruikte coöperatieve werkvormen in het thema
321
569376 Talent3 HDL A.indb 321
30/01/18 12:42
De leerlingen lezen in groep samen een tekst, waarbij elke leerling een rol voor zijn rekening neemt.
theaterlezen
les 15
les 6 les 12 les 17
Materiaal per leerling: dicteekaartjes 1 Leerling 1 dicteert het eerste woord van zijn kaartje, leerling 2 schrijft op. 2 Leerling 2 dicteert het eerste woord van zijn kaartje, leerling 1 schrijft op. 3 Zo gaan ze verder tot de beide dictees geschreven zijn. 4 De leerlingen wisselen de kaartjes uit en verbeteren hun dictee. 5 Ze bespreken de fouten die ze maakten en leggen de spellingstrategie(ën) aan elkaar uit.
partnerdictee
les 5 les 11
les 6 les 12 les 17
De leerlingen zijn verdeeld in groepen van vier personen. Elk groepslid krijgt een nummer van 1 tot en met 4. De leraar geeft klassikaal de opdracht. De groepen overleggen en gaan aan de slag. De leraar zegt een willekeurig nummer. Het groepslid met dat nummer staat recht en gaat naar een ander team. Hij of zij brengt verslag uit van de bevindingen van de vorige groep. De groep praat het nieuwe teamlid bij over hun bevindingen tijdens de vorige ronde. Er wordt verder gewerkt en overlegd. De leraar noemt een ander nummer. De leerlingen met dat nummer staan recht en gaan naar een andere groep. (Opgelet: Ze mogen niet aansluiten bij groepsleden waarmee ze tijdens de vorige sessie samenzaten.) Er wordt opnieuw informatie uitgewisseld in de nieuwe groepen. Na drie rondes zijn er nieuwe groepen gevormd. De activiteit kan eventueel in de oorspronkelijke groep worden afgesloten of er kan een klassikaal verwerkingsmoment plaatsvinden.
De leerlingen bekijken samen de topwoorden en bespreken ze. Terwijl ze dat doen, leggen ze om de beurt aan elkaar uit hoe het woord geschreven wordt. Daarbij modellen ze de gebruikte spellingstrategie(ën).
11 12
7 8 9 10
1 2 3 4 5 6
uitwisselen en delen
één gaat, drie blijven
Gebruikte coöperatieve werkvormen in het thema
Thema 3 - les 1
Kennismakingsactiviteit Domeinen: Onderwerp: Lesduur:
spreken, luisteren, lezen de ontdekplaat 25 minuten
Samenhang
Materialen
Deze les maakt de leerlingen enthousiast om aan het thema te beginnen. Op de ontdekplaat ontdekken ze wat later uitgebreid aan bod komt. > Wat doen rijke mensen met hun geld? > Wat zijn goede doelen? > Is iedereen rijk ? > Wat betekent schatrijk zijn? > Betekent rijk zijn alleen ‘veel geld hebben’? > Ze maken kennis met de jeudauteur van het thema: Do Van Ranst.
Digitaal > ontdekplaat > bordboek
Lesdoelen Hoofddoel van de les Bereid zijn om te luisteren en te spreken en er plezier aan te beleven.
Diversen > twee praatkaartjes per leerling > facultatief: – dobbelstenen – een wekker of timer – per duo een hoofdtelefoon > tablets, computer of digibord
Andere doelen > In informatieve teksten de gewenste informatie vinden, de chronologie herkennen, vergelijkingen herkennen, relaties ontdekken. > De gewenste informatie opzoeken in verschillende bronnen. Met eigen woorden een gelezen, beluisterd of bekeken verhaal zonder steun van illustraties navertellen. Leergebiedoverschrijdend/persoonsgebonden doelen Nieuwsgierig zijn naar het nieuwe en bereidheid tonen om het te ontdekken en erover te lezen.
Voorbereiding Bekijk vooraf de ontdekplaat. Op die manier kun je inspelen op de vragen en interesses van de leerlingen. Je kunt de les klassikaal geven aan de hand van het digibord, maar de spreek- en luisterkansen van de leerlingen worden aanzienlijk vergroot als ze per twee aan de slag kunnen op een tablet of computer. Voorzie twee praatkaartjes per leerling voor de coöperatieve werkvorm ‘praatkaartjes’.
322
L3 - Thema 3 - les 1 - lesgang
569376 Talent3 HDL A.indb 322
30/01/18 12:42
Coöperatieve werkvormen in deze les > praatkaartjes > denken-delen-doen
Lesgang Oriënteren en plannen 1 Het thema bepalen Sta stil bij de titel van het thema: ‘Als ik heel rijk was...’ Wat is het belangrijkste woord uit die zin? Veel leerlingen zullen het woord ‘rijk’ aanbrengen, maar laat hen ook nadenken over het woord ‘als’. Dat woord betekent dat ze vooral ook gaan doen alsof, gaan nadenken over iets dat niet echt is of nog niet gebeurd is. Een aantal leerlingen zeggen nu snel een woord, zin of plaats waaraan ze denken bij het woord rijk. Jullie verkennen zo dadelijk per twee het thema ‘Als ik heel rijk was ...’ . Duid op de ontdekplaat aan wat je interessant vindt. Daarvoor krijg je vijftien minuten. Voor je begint, wil ik dat je hierover nadenkt: 1 Wat wil je te weten komen over het thema: ‘Als ik heel rijk was ...’? Schrijf de vraag op het bord en laat enkele leerlingen antwoorden. Ben je straks klaar met de ontdekplaat? Bespreek dan met je partner wat je wilde te weten komen over het thema en wat je, na de ontdekplaat, al te weten gekomen bent. Daarna bespreken jullie drie andere vragen – ik schrijf ze ook op het bord: 2 Wat kwam je te weten dat nieuw voor je is? 3 Wat sprak jou het meest aan? 4 Wat vond je niet zo interessant? Waarom niet?
ontdekplaat tablets, computer of digibord
TIP! Als je de les klassikaal geeft, laat de leerlingen dan om beurten iets aanklikken. Om een spelelement toe te voegen verdeel je de klas in groepen. Elke groep heeft een dobbelsteen. De groep die het hoogste cijfer gooit, kiest waarop geklikt wordt. De groepsleden moeten het daarover eens zijn.
Hoofddoel uitvoeren en verwerken 2 Het thema ontdekken Coöperatief leren: praatkaartjes Jullie vijftien minuten ontdektijd gaan nu in. Elke leerling heeft twee praatkaartjes. Als de partners hetzelfde willen aanklikken, is er geen kaartje nodig. Raken ze het niet eens, dan gebruiken ze om beurten een keuzekaartje. De leerlingen werken samen. Zo kan één leerling de mop beluisteren en ze navertellen aan de andere leerling of leest één leerling het raadsel voor en geeft de andere het antwoord. Ze lezen om beurten een stukje tekst.
ontdekplaat twee praatkaartjes per leerling
TIP! Voorzie een wekker of timer om de ontdektijd aan te geven.
L3 - Thema 3 - les 1 - lesgang
569376 Talent3 HDL A.indb 323
323
30/01/18 12:42
3 De ontdekplaat bespreken Coöperatief leren: denken-delen-doen Na de ontdektijd beantwoorden de duo’s de vragen op het bord. Ben je te weten gekomen wat je wilde weten? De leerlingen denken kort na over de antwoorden en overleggen per twee. Ze proberen de twee meningen samen te brengen in één antwoord.
Controleren en reflecteren 3 De bordvragen beantwoorden Enkele duo’s beantwoorden de vragen op het bord. Ze moeten daarbij ook de mening van hun partner kunnen verwoorden. Welke duo’s weten nu iets meer dan wat ze wilden weten?
Redicodis/viersporenbeleid Instructieonafhankelijke leerlingen > krijgen opdrachten die inspelen op hun interesses. Laat hen bijvoorbeeld een mop inoefenen om aan de klas te vertellen of laat hen proefjes bestuderen om aan een klasgenoot uit te leggen. > krijgen vragen waarvoor ze gericht naar het antwoord moeten zoeken, bv. Hoeveel kost het duurste huis ter wereld?, Wat is kaviaar? ... Instructiegevoelige leerlingen > werken samen met sterke lezers. De sterke lezer leest de tekst hardop. Instructieafhankelijke leerlingen > werken in miniklas onder begeleiding. > krijgen suggesties om bepaalde items aan te klikken zodat ze de moeilijkere teksten vermijden.
324
L3 - Thema 3 - les 1 - lesgang
569376 Talent3 HDL A.indb 324
30/01/18 12:42
Thema 3 - les 2
Als Tibbe heel rijk was Domein: Onderwerp: Lesduur:
lezen een boekfragment op eigen leesniveau lezen 25 minuten
Samenhang
Materialen
Er is voor elke groep (A, B of C) een verhaalfragment op eigen leesniveau uit hetzelfde boek: Als Tibbe heel rijk was van Do Van Ranst. Deel 1 (het begin van het boek) – niveau einde tweede leerjaar Deel 2 – niveau midden derde leerjaar Deel 3 – niveau einde derde leerjaar Het boek is beschikbaar op basisniveau in de Talentbib en op de drie leesniveaus op bingel.be.
Folio > leesboek p. 37-41 > boek Als Tibbe heel rijk was, Do Van Ranst (Talentbib 3)
Lesdoelen Hoofddoel van de les Plezier beleven aan lezen. Leergebiedoverschrijdende/persoonsgebonden doelen > Een realistisch zelfbeeld opbouwen. > Positief omgaan met eigen mogelijkheden en beperkingen.
Voorbereiding Bekijk de resultaten van de eerste les van deze week. Maak op basis daarvan een indeling voor deze les volgens leesniveau: A (moeilijke lezers), B (gemiddelde lezers) en C (snelle lezers).
Woordenschat Tekstwoorden bij deel 1 > kwispelen > de leiband > opsommen
Coöperatieve werkvormen in deze les > duolezen > koorlezen
L3 - Thema 3 - les 2 - lesgang
569376 Talent3 HDL A.indb 325
325
30/01/18 12:42
Leergebiedoverschrijdende/persoonsgebonden ontwikkeling Geef de groep moeilijke lezers veel bevestiging bij het lezen. Geef positieve opmerkingen over hun vooruitgang en hun werkhouding.
Lesgang Oriënteren en plannen 1 Op het lesdoel focussen Verdeel de klasgroep in drie groepen. Zet de A-lezers, de B-lezers en de C-lezers samen in groep. Laat de leerlingen hun leesboek openslaan op p. 37-41 Verduidelijk het lesdoel: Je leest een verhaal. Na het lezen vertel je met je eigen woorden het verhaal aan de anderen. Het is belangrijk dat je de tekst aandachtig leest, zodat je goed begrijpt wat er gebeurt en waarom het gebeurt.
leesboek p. 37
Hoofddoel uitvoeren en verwerken 2 Een verhaalfragment lezen Coöperatief leren: koorlezen (A) en duolezen (A/B/C) Verduidelijk eerst de werkwijze voor groep B en groep C: Lees eerst je teksten in stilte. Groep B leest deel 1 en deel 2. Ben je snel klaar, dan mag je ook deel 3 lezen. Groep C leest deel 1, deel 2 en deel 3. Nadat je de teksten in stilte hebt gelezen, lees je met een partner in duolezen je tekst expressief voor. Groep A leest onder jouw begeleiding. Lees eerst het verhaal hardop voor. Vervolgens doe je aan ‘koorlezen’, het verhaal hardop lezen samen met de leerlingen. Tot slot mag ook groep A duolezen.
TIP! Voorzie een opdracht voor zeer snelle lezers. Bijvoorbeeld: bedenk vijf vragen over het verhaal of schets een strip bij het verhaal dat je net las.
Controleren en reflecteren 3 Op het verhaal en het leesproces reflecteren Reflecteer met de leerlingen op de verschillende verhalen: > Wat vond je van het verhaal? > Wat vond je leuk en minder leuk? > Wat sprak je aan in het verhaal? Welk personage sprak je aan? > Hoe zou het verhaal verder gaan? Evalueer ook het leesproces: > Wat ging goed? Wat verliep moeilijk? > Hoe verliep het duolezen? > Hoe verliep het expressief lezen? > Waarop moet je nog oefenen?
326
TIP! Laat enkele lezers uit groep A in het kort vertellen waarover het verhaal gaat om na te gaan of ze de tekst begrepen hebben. Ze vullen elkaar aan.
L3 - Thema 3 - les 2 - lesgang
569376 Talent3 HDL A.indb 326
30/01/18 12:42
4 Nieuwsgierig maken naar het vervolg Promoot het boek uit de Talentbib. Zeg de leerlingen dat het papieren boek in de klasbib staat, maar dat ze het ook digitaal kunnen lezen en beluisteren via bingel.be.
het boek Als Tibbe heel rijk was, Do Van Ranst (Talentbib 3)
Laat enkele lezers vertellen wat ze gelezen hebben. Laat hen ook hun verwachtingen uiten: > Welke sport zou Tibbe gaan doen? > Waarom denk je dat? > Hoe zou het verhaal verder gaan? Maak de leerlingen zo nieuwsgierig naar het boek. Alleen door het te lezen, komen ze te weten hoe het afloopt.
Na de les Laat voor de volgende les lezen een boek van thuis of een boek uit de bibliotheek meebrengen.
L3 - Thema 3 - les 2 - lesgang
569376 Talent3 HDL A.indb 327
327
30/01/18 12:42
Thema 3 - les 3
Vrij lezen Domein: Onderwerp: Lesduur:
lezen vrij lezen in een boek naar keuze 25 minuten
Lesdoelen
Materialen
Hoofddoel van de les Plezier beleven aan lezen.
Folio > leesboek p. 37-38 (A-lezers)
Andere doelen Bereid zijn spontaan voor hen bestemde boeken en andere informatiebronnen te raadplegen.
Diversen > een boek naar keuze
Leergebiedoverschrijdend/persoonsgebonden doel Plezier beleven en voldoening ervaren.
Voorbereiding Laat een boek van thuis of een boek uit de bibliotheek meebrengen. Je kunt zelf boeken over het thema in de bib lenen en aanbieden in de klas. De A-lezers gebruiken ook het verhaal uit les 2 van het leesboek.
CoĂśperatieve werkvormen in deze les > koorlezen
Leergebiedoverschrijdende/persoonsgebonden ontwikkeling Help leerlingen die niet graag lezen een boek op maat te vinden. Bied hen verschillende tekstsoorten aan, zoals strips, informatieve boeken en fictieboeken in alle soorten genres. Peil naar hun interesses en geef aarzelende lezers extra kansen om te vertellen wat ze gelezen hebben.
Lesgang OriĂŤnteren en plannen 1 Op het lesdoel focussen Verduidelijk wat je in deze les beoogt: > Iedereen leest een boek naar keuze. Dat mag een verhaal zijn, een informatief boek, een strip, een tijdschrift ... > Leerlingen die graag digitaal lezen kunnen bv. kiezen voor een boek uit de Talentbib of uit de BiB-BoXen. Die boeken zijn erg compact en je kunt ze binnen de voorziene tijd helemaal uitlezen.
328
L3 - Thema 3 - les 3 - lesgang
569376 Talent3 HDL A.indb 328
30/01/18 12:42
> Sta de leerlingen toe om samen in een informatief boek te lezen. Ze kunnen dan zaken aan elkaar verduidelijken. De leerlingen die daarvoor kiezen geef je het best een aparte plaats in de klas, zodat ze de ‘stillezers’ zo weinig mogelijk storen. > Maak duidelijke leesafspraken. Waar mogen de leerlingen zitten? Wat doen ze als hun boek uit is? Geef de leerlingen vooraf een algemene opdracht die ze moeten uitvoeren tegen het einde van de leestijd: > Las je in een fictieboek? Vertel dan wie je favoriete en wie je minst favoriete personage is en waarom. > Las je in een non-fictieboek? Vertel dan wat je favoriete foto of prent is en waarom. Leerlingen die hun boek uit hebben, geef je een bijzondere opdracht: > Las je in een fictieboek? Lees dan je favoriete fragment van maximaal vijftien regels voor. Wees expressief! > Las je in een non-fictieboek? Kies een prent uit je boek en vertel erover.
TIP! Zet de algemene opdrachten op kaartjes en laat de leerlingen een opdracht trekken. TIP! Stimuleer leerlingen om een boek uit te lezen door leuke opdrachten te verzinnen die ze pas mogen uitvoeren als hun boek uit is.
Hoofddoel uitvoeren en verwerken 2 Vrij lezen Coöperatief leren: koorlezen (A) Laat de leerlingen van de B- en de C-groep lezen in een boek dat ze zelf hebben gekozen. Begeleid ondertussen de A-groep. Grijp terug naar het verhaal van les 2. Lees de tekst nogmaals in koor. Laat daarna ook de A-groep vrij lezen in een boek naar keuze.
Controleren en reflecteren 3 Op het lezen reflecteren Laat de leerlingen reflecteren op het lezen en het leesproces: > Wat heb je gelezen? > Hoeveel heb je gelezen? > Heb je zin om verder te lezen in het boek? > Wat ben je te weten gekomen?
een boek naar keuze leesboek p. 37-38 TIP! Lees zelf in een boek (modelling) of begeleid een zwakke lezer bij het lezen, bv. door te duolezen met de leerling, samen een informatief boek te lezen of extra duiding te geven.
4 Aan de hand van de algemene opdracht controleren Kom terug op de algemene opdracht die je meegaf voor het lezen. Kies uit twee opties: > Pik er enkele leerlingen uit die hun algemene opdracht uitvoeren voor de hele klasgroep. > Stel groepjes samen met groepsleden die al dan niet dezelfde opdracht kregen. De groepsleden voeren dan voor elkaar de algemene opdracht uit. Zo krijgt iedereen de kans zijn of haar algemene opdracht uit te voeren.
Pre-instructie voor de volgende les Laat de leerlingen vooraf de tekst van het taalschrift lezen.
L3 - Thema 3 - les 3 - lesgang
569376 Talent3 HDL A.indb 329
329
30/01/18 12:42
Thema 3 - les 4
Ruilen? Domeinen: Onderwerp: Lesduur:
lezen, luisteren, spreken vragen beantwoorden over een informatieve tekst 75 minuten
Samenhang
Materialen
De leerlingen kwamen in de ontdekplaat heel wat te weten over geld en rijkdom. In deze les breiden ze die kennis verder uit en ontdekken ze in informatieve teksten hoe geld is ontstaan. De leerlingen gebruiken de informatie uit die teksten verder in les 5. Ze beantwoorden dan quizvragen rond geld en rijkdom om voor één les schandalig rijk te worden en daar een verhaal over te schrijven.
Digitaal > bordboek
Lesdoelen
Diversen > post-its of kleine papiertjes > brooddozen van de leerlingen > gegeerde ruilobjecten > praatkaartjes > facultatief: woordenboek
Hoofddoel van de les In voor hen bestemde informatieve teksten: gewenste informatie vinden. Andere doelen Betekenis van woorden opzoeken. > Verslag uitbrengen over een gelezen boek: logische opbouw gebruiken. > Verbaal en non-verbaal op elkaar inspelen. Informatie selecteren uit voor hen bestemde informatieve boodschappen uit (multi)mediale bronnen: gevraagde of gewenste informatie reconstrueren en persoonlijke meningen formuleren.
Folio > taalschrift p. 63-70 > bronnenblad 1 > boek Da’s geen geld!, Inge Bergh (Talentbib 3)
Strategieën Volgende leesstrategieën hanteren onder aansturing van de leraar of met behulp van een stappenplan: > Voor het lezen: het leesdoel bepalen en voorspellingen doen over de tekst aan de hand van de titel, illustraties, kopjes ... > Tijdens het lezen: herlees- en woordbetekenisstrategieën inzetten, in functie van het begrijpen van woorden, zinnen, taalgebruik ... > Na het lezen: de tekst samenvatten (hoofdgedachte, belangrijke gebeurtenissen). Leergebiedoverschrijdend/persoonsgebonden doel Nieuwsgierig zijn naar het nieuwe en bereidheid tonen om het te ontdekken en erover te leren.
330
L3 - Thema 3 - les 4 - lesgang
569376 Talent3 HDL A.indb 330
30/01/18 12:42
Voorbereiding Haal ’s morgens zonder uitleg alle brooddozen van de leerlingen op. Misschien is er rond deze lesperiode een bepaald ruilartikel populair op school, zoals stickers of knikkers. Zorg ervoor dat het gegeerde ruilobject aanwezig is om in de les te gebruiken.
Woordenschat Tekstwoorden > het werktuig > kostbaar > zeldzaam
Coöperatieve werkvormen in deze les > gedachtenotities > praatkaartjes > denken-delen-doen
Leergebiedoverschrijdende/persoonsgebonden ontwikkeling In deze les ontdekken de leerlingen dat er niet altijd geld was om mee te betalen. Je leert hen een aantal evidenties in vraag te stellen en je wakkert hun nieuwsgierigheid naar de geschiedenis van het geld aan.
Brug naar andere leergebieden > Muzische vorming: Laat de leerlingen zelf bankbiljetten maken, van verschillende formaten en op verschillende papiersoorten. Ze ontwerpen een logo, een watermerk en een beveiliging tegen kopiëren. Ze kunnen ook munten uit klei maken. > Wereldoriëntatie: Organiseer een ruilbeurs. Laat leerlingen van thuis spullen meebrengen die ze niet meer nodig hebben. Ze ruilen de spullen of ze bieden diensten aan in ruil voor de spullen. Leg na de ruilbeurs de link met onze wegwerpmaatschappij. Je kunt begrippen als recyclage, tweedehandswinkels, ruilbeurzen en de kringloopwinkel aan bod laten komen. > Tussendoortje: Speel ‘Ik ben rijk en ik bezit ...’ het hele thema door. De leerlingen zitten in groepjes van vier. Eén leerling zegt: “Ik ben rijk en ik bezit ... een zwembad” (of een ander voorbeeld). De volgende leerling herhaalt wat de eerste leerling zei en vult aan met een nieuw item: “Ik ben rijk en ik bezit... een zwembad en een villa” (of een ander voorbeeld). Het spel gaat door tot een leerling een fout maakt in de opsomming. Hij of zij ligt dan uit het spel. De rest van de leerlingen kan doorgaan.
L3 - Thema 3 - les 4 - lesgang
569376 Talent3 HDL A.indb 331
331
30/01/18 12:42
Lesgang Oriënteren en plannen 1 Brooddozen ruilen Leg de brooddozen van de leerlingen zonder iets te zeggen op je bureau. Kijk in de brooddozen. Hmm, wat ga ik vanmiddag eten? Laat de leerlingen reageren. Al deze brooddozen zijn nu van mij. Willen jullie ze graag terug, dan zullen jullie iets in ruil moeten doen. Laat de leerlingen verzinnen waartegen ze hun brooddoos kunnen ruilen. Kom met de leerlingen tot het ruilen van voorwerpen of diensten, bv. een balpen of de papiermand leegmaken in ruil voor de brooddoos. 2 Het begrip ruilen bespreken Laat de leerlingen vertellen wat zij zoal ruilen, bv. stickers of kaarten. 3 Op het lesdoel focussen Vroeger ruilden mensen ook. Willen jullie weten waar geld vandaan komt? Of geld altijd al heeft bestaan? In deze les maken we een sprong in de tijd. Hoe kon je vroeger toch betalen zonder geld? En hebben wij altijd al met de euro betaald? Laat een leerling het lesdoel in de taalschrift voorlezen. 4 Het boekomslag bespreken Laat het omslag van het boek zien: > Wat is de titel van het boek? > Door wie is het geschreven? > Waarover zou het boek kunnen gaan? 5 Brainstormen over de tussentitels Coöperatief leren: gedachtenotities Verdeel de klas in groepen van vier. Laat een leerling de eerste tussentitel lezen. De leerlingen brainstormen over de mogelijke inhoud van dat hoofdstuk. Ze noteren hun voorspelling met een drietal kernwoorden op een papiertje. De groepjes hangen hun voorspelling per tussentitel op het bord. Herhaal de opdracht voor de andere tussentitels.
de brooddozen van de leerlingen
gegeerde ruilobjecten
leesstrategie 1: Waarom ga ik deze tekst lezen?
taalschrift p. 63 boek Da’s geen geld!, Inge Bergh (Talentbib 3) leesstrategie 2: Ik voorspel de inhoud (op basis van het vluchtig doorkijken van de tekst).
leesstrategie 3: Wat weet ik al? post-its of kleine papiertjes
6 De voorspellingen bespreken Een leerling leest de voorspellende briefjes voor. De klasgroep reageert op de voorspellingen.
Hoofddoel uitvoeren en verwerken 7 De tekst lezen De leerlingen lezen in stilte deel 1 van de tekst (oefening 1) en markeren drie woorden die ze moeilijk vinden.
332
taalschrift p. 63
L3 - Thema 3 - les 4 - lesgang
569376 Talent3 HDL A.indb 332
30/01/18 12:42
8 Moeilijke woorden uit het verhaal verklaren Verklaar met de leerlingen de moeilijke woorden. Ga eerst aan de hand van de taalweter die in thema 1 aan bod kwam (‘Ik begrijp een woord niet’. Hoe los ik dat op?) na hoe je een woord kunt verklaren. Werk een voorbeeld uit voor de woorden uit het eerste deel van de tekst (het werktuig, de buit, het jachtgebied) zodat de leerlingen een leidraad hebben voor de volgende tekstdelen. 9 De vragen bij deel 1 van de tekst oplossen Coöperatief leren: denken-delen-doen Verdeel de klas in duo’s. De leerlingen maken oefening 2 tot en met 8 bij deel 1 van de tekst samen met hun partner. Bespreek tussentijds de antwoorden op de vragen om na te gaan of iedereen goed gestart is. 10 De vragen bij deel 2, 3 en 4 van de tekst oplossen Coöperatief leren: denken-delen-doen De duo’s lezen de volgende tekstdelen en maken oefening 10 tot en met 22. 11 De hoofdstukken samenvatten Laat enkele leerlingen de hoofdstukken in eigen woorden hardop samenvatten. Vorm met die kerngedachten beknopt de geschiedenis van het ontstaan van het geld. Koppel terug naar de voorspellingen die de leerlingen maakten aan de hand van de tussentitels. Klopten de voorspellingen met de tekst? 12 Brainstormen over ‘Een paperclip ruilen voor een huis’ Coöperatief leren: praatkaartjes Wist je dat iemand ooit een paperclip heeft geruild voor een huis? Laat een leerling het eerste deel van de tekst op het bord hardop lezen: Het begon allemaal met een paperclip... Hoe zou Kyle een paperclip voor een huis kunnen ruilen? Hoe denk jij dat dat in zijn werk ging? Laat de leerlingen overleggen in groepjes van vier met de praatkaartjes. 13 Luisteren naar het vervolg van het verhaal Lees het vervolg van het verhaal voor. Laat de leerlingen reageren.
leesstrategie 6: Wat doe ik als ik het niet meer snap? (herlezen, trager lezen, opzoeken, vragen ...) taalschrift p. 24 een woordenboek
taalschrift p. 64-65 leesstrategie 4: Ik stel vragen over de tekst (vanuit het doel). taalschrift p. 66-69
leesstrategie 7: Ik vat samen. (Heb ik mijn doel bereikt? Kan ik de verkregen informatie gebruiken?)
bronnenblad 1
praatkaartjes bronnenblad 1
Controleren en reflecteren 14 Het zelfevaluatiekader invullen Laat het zelfevaluatiekader invullen. Bespreek na.
taalschrift p. 70 TIP! Met behulp van de Bingel Raket kun je het digitale portfolio automatisch laten invullen op basis van de zelfevaluatie van de leerlingen.
L3 - Thema 3 - les 4 - lesgang
569376 Talent3 HDL A.indb 333
333
30/01/18 12:42
Redicodis/viersporenbeleid Instructieonafhankelijke leerlingen > lossen de vragen op met een partner. > lezen alle teksten. > lossen alle vragen op. > gaan zelfstandig aan de slag nadat het lesdoel duidelijk is. > verbeteren zelfstandig met de correctiesleutel. Instructiegevoelige leerlingen > werken tijdens de leesopdracht in duo’s. > lezen deel 1, 2 en 3 van de tekst en lossen de bijbehorende vragen op. > proberen ook de moeilijkere vragen op te lossen. > kunnen eventueel deel 4 van de tekst lezen en de bijbehorende vragen oplossen. > overlopen na elke tekst de juiste antwoorden met de leraar. Instructieafhankelijke leerlingen > lezen de teksten vooraf thuis. > lezen deel 1 en 2 van de tekst en lossen de bijhorende vragen op. > werken in miniklas onder begeleiding. > lossen enkel de basisvragen op. > kunnen eventueel deel 3 van de tekst lezen. > beluisteren de teksten in de klas (voorgelezen door de leraar).
Na de les Vul het portfolio in bij elke leerling. Je kunt je daarvoor baseren op de observaties tijdens de les, de zelfevaluatie van de leerling en op de antwoorden van de leerling op de vragen in het taalschrift. Met behulp van de Bingel Raket kun je het digitale portfolio automatisch laten invullen op basis van de zelfevaluatie van de leerlingen.
334
L3 - Thema 3 - les 4 - lesgang
569376 Talent3 HDL A.indb 334
30/01/18 12:42
les 4
Ruilen? Ik kan vragen beantwoorden over een tekst die ik heb gelezen.
1
Lees deel 1 van de tekst. We gaan met Muntje op reis door de tijd. Samen ontdekken we dingen over vroeger. Eerst gaan we op bezoek bij de eerste mensen: de oermensen.
5
10
15
W
Mijn vraag voor jou is: Deden oermensen ook boodschappen?
Winkels bestonden niet in de oertijd. Mensen hadden ook amper spullen: het enige wat ze nodig hadden, waren eten, kleren en werktuigen, dat was het. Ze vonden alles in de natuur: mensen gingen jagen en plukken. Wat men ving of plukte, at men op. Van dierenhuiden werden kleren gemaakt. En van stenen en beenderen werktuigen. Mannen, vrouwen en kinderen leefden samen in stammen. Mannen en jongens gingen jagen. Meisjes en vrouwen gingen met de buit aan de slag. Het leven was simpel. Maar ook erg hard. De stammen bleven nooit lang op eenzelfde plaats. Wanneer het eten opraakte, trok men verder. Soms kwam men een andere stam tegen. Dan werd er gevochten om het jachtgebied. Net zolang tot er nog maar ĂŠĂŠn stam overbleef. Die had dan weer genoeg eten voor een tijdje. Geld bestond nog niet. Wat je nodig had, daar moest je zelf voor zorgen. Lukte dat niet, dan leed je honger of kou. Zo ging dat toen.
de oertijd
tijd waarin de oermens leefde
het werktuig
stuk gereedschap of voorwerp dat je gebruikt om iets te doen of te maken
de stam
groep mensen die bij elkaar horen en samenleven
de buit
wat je veroverd hebt
het jachtgebied
deel van het land waar een stam jaagt
Thema 3 - les 4
63
L3 - Thema 3 - les 4 - correctiesleutel
569376 Talent3 HDL A.indb 335
335
30/01/18 12:42
2
Oermensen vonden alles wat ze nodig hadden in de natuur. Kleur in de tekst: hoe ze aan vlees kwamen. hoe ze aan kleren kwamen. waarvan ze werktuigen maakten. hoe ze aan groenten en fruit kwamen.
3
Wat halen wij vandaag uit de natuur? Geef drie voorbeelden. 1 2
Verschillende antwoorden zijn juist. Kijk na of de voorbeelden ook echt uit de natuur komen.
3
4
Oermensen leefden in stammen. Verschillende mannen, vrouwen en hun kinderen leefden samen in een grot. a Schrijf een taak op van de meisjes en van de jongens in de stam.
Kijk na of er een antwoord op de vraag wordt gegeven.
Taak van de meisjes: Ze gingen met de buit aan de slag. Taak van de jongens: Ze gingen jagen. b Leef jij thuis in een stam?
c Hoe kom jij aan eten, werktuigen of kleren?
d Wat maak je soms zelf?
64
336
Thema 3 - les 4
L3 - Thema 3 - les 4 - correctiesleutel
569376 Talent3 HDL A.indb 336
30/01/18 12:42
5
Kruis aan waarmee oermensen betaalden. Ze betaalden met zelfgemaakt geld. Ze betaalden met mooie stenen. ✗ Er was geen geld: ze zochten wat ze nodig hadden. Er was geen geld: ze gingen eten ruilen.
6
Vertel in één zin waarover de tekst gaat. De tekst vertelt hoe mensen in de oertijd aan voedsel en kleren kwamen.
7
8
Kijk na of er een antwoord op de vraag wordt gegeven.
Zou jij graag in de oertijd leven? Waarom (niet)?
Kijk na bij deze oefening of de redenering aansluit bij de tekst.
Kijk naar de tekening. Deden oermensen ook boodschappen? Antwoord in één zin.
Thema 3 - les 4
65
L3 - Thema 3 - les 4 - correctiesleutel
569376 Talent3 HDL A.indb 337
337
30/01/18 12:42
9
Lees deel 2 van de tekst. We reizen een beetje verder in de tijd. De mensen gingen in dorpen wonen en ook meer samenwerken. Ze hadden nog geen geld, maar ze ruilden wel dingen. In die tijd waren bloembollen van tulpen heel veel waard ... Wist je dat bloembollen heel veel waard waren? Een heel bijzondere bloembol was bijna evenveel waard als een huis.
5
Mijn vraag voor jou is: jouw huis voor mijn bloembol, een goede ruil?
Ruilen ging niet altijd even makkelijk. Hoe bepaalde je wat iets waard was? Een koe bijvoorbeeld. Die kan jou tijdens haar leven nog jaren melk geven. En daarna nog heel veel vlees. Ruil je jouw koe dan voor enkele zakken bloem? Daar kun je natuurlijk veel broden en taarten mee bakken. Maar op is op. Dan zit je daar zonder bloem, terwijl de koe die vroeger van jou was nog steeds melk geeft aan je buurman. Of je had een mooie pot gemaakt en je had honger. Maar de bakker had geen pot nodig, dus kreeg je ook geen brood. Dan had je een probleem.
10 Vertel in ĂŠĂŠn woord waar de tekst over gaat. ruilen
11 a Kleur in de tekst: welk eten een koe ons geeft. Zoek twee antwoorden.
Kijk na of er een antwoord op de vraag wordt gegeven.
wat je met bloem kunt maken. b Waarom is het niet slim om een koe te ruilen voor enkele zakken bloem? Als de bloem op is, dan is ze op. Een koe blijft lang melk geven en later kun je haar ook nog gebruiken voor het vlees. Je kunt er dus langer iets mee doen.
c Als jij een koe had, waarvoor zou je die dan ruilen? Bespreek met je partner.
66
338
Thema 3 - les 4
L3 - Thema 3 - les 4 - correctiesleutel
569376 Talent3 HDL A.indb 338
30/01/18 12:42
12 Er was nog geen geld. Waaraan kon je zien dat mensen arm of rijk waren? Bv. Rijke mensen hadden veel dieren, ze hadden bedienden, dure spullen, mooie kleren ...
13 Lees deel 3 van de tekst. We reizen weer verder in de tijd. Van dat ruilen kwam veel ruzie. Daarom vonden de mensen geld uit.
5
10
15
W
Mijn vraag voor jou is: Betalen? Heb je een weegschaal bij?
Eerst betaalden mensen met schelpen, maar al snel gingen ze over op metaal. Een stuk metaal is sterker dan een schelp. Het is duurzaam. Je kunt het bovendien smelten en omvormen tot muntjes of klompjes. Daar kun je dan mee betalen. Maar van metaal is er veel. Het is dus niet veel waard. Dingen worden pas kostbaar wanneer ze zeldzaam zijn en veel mensen ze willen bezitten. Denk maar aan de bloembollen vroeger! Edelmetalen zoals zilver en goud zijn zeldzaam. Ze zijn kostbaar en dus waardevol. Dus smolt men zilver en goud om tot muntjes. De waarde van het muntje werd berekend volgens het gewicht van het muntje en de prijs van het goud of zilver op dat moment. Daarom zie je op oude schilderijen mensen vaak geld wegen voor ze iets kopen.
het metaal
harde, blinkende stof, bv. goud, ijzer of lood (hiermee maken mensen bv. munten of bestek)
het klompje
brokje, stukje
kostbaar
iets dat heel veel waard is of heel veel kost iets dat voor jou erg belangrijk is, bv. je knuffel
zeldzaam
iets dat je weinig ziet of vindt
14 Waarom kon je beter met metaal betalen dan met schelpen? Kruis aan. Metaal is mooier dan schelpen. ✗ Schelpen gaan snel stuk. Metaal gaat moeilijk stuk. Schelpen passen niet zo goed in je zak.
Thema 3 - les 4
67
L3 - Thema 3 - les 4 - correctiesleutel
569376 Talent3 HDL A.indb 339
339
30/01/18 12:42
15 a Metaal is niet kostbaar. Goud is wel kostbaar. Hoe komt dat? Vul aan. Van metaal is er veel
: je vindt het overal.
Van goud is er weinig
: het is zeldzaam.
b Wat is kostbaar voor jou? Bespreek met je partner.
16 a We wegen geen geld meer, maar in de winkel gebruiken ze nog wel een weegschaal. Wat weeg je in de winkel? Geef twee voorbeelden. 1
bv. vleeswaren bij de slager
2
bv. groenten en fruit in de supermarkt
Verschillende antwoorden zijn juist. Kijk na of het product ook echt gewogen wordt in de winkel.
b Waarom had je vroeger een weegschaal nodig om te betalen? Kruis aan. ✗ Mensen wisten hoeveel de muntjes waard waren door ze te wegen. Eigenlijk was dat niet nodig, maar mensen vonden het leuk om een weegschaal te gebruiken. Zo wisten de mensen of ze al die muntjes wel konden dragen.
17 Lees deel 4 van de tekst.
Mijn vraag voor jou is: Waarmee betalen jouw buren?
Onze reis gaat verder. We zijn in de tijd van jouw oma en opa. In bijna alle landen betalen ze nu met geld. Dat geld wordt intussen ook wel van papier of gewoon metaal gemaakt. Een weegschaal hebben we niet meer nodig. Maar wat nu? Elk land heeft een ander soort geld bedacht!
5
10
Gekke vraag? Niet echt. Nog niet zo lang geleden betaalden alle landen in Europa met hun eigen munt. Telkens je naar een buurland reisde, moest je geld omwisselen in de bank. Dat was erg lastig. In België betaalde je met de Belgische frank. Wilde je even de grens over om te gaan winkelen in Nederland? Dan had je guldens nodig. Bezocht je een kerstmarkt in Duitsland, dan moest je voor marken zorgen. Voor elk land had je een andere munt nodig. Handig was dat niet. Daarom besloot men in 1992 om voor één Europese munt te zorgen. Die zou eigenlijk eerst ‘ecu’ gaan heten. Maar de Duitsers spreken dat uit als ‘ekoe’. Dat vonden ze maar een belachelijke naam. Dus moest men iets anders verzinnen. Het werd de ‘euro’. Niet alle landen in de wereld hebben dezelfde munten. In Amerika betaal je bijvoorbeeld met dollars en in Engeland met de pond. Da’s geen geld! | Inge Bergh
Da’s geen geld!
In de oertijd waren er geen winkels, er was geen geld, je kon niks kopen. Vandaag hebben we banken, rekeningen en betaalkaarten. Wie heeft het geld dan uitgevonden?
Da’s geen geld! Inge Bergh | Veerle Hildebrandt
Meer lezen? Da’s geen geld!, Inge Bergh, Talentbib 3
Geld is iets geks: metalen schijfjes en papiertjes en daar kun je van alles mee kopen. Dat was niet altijd zo. Het begon heel lang geleden, toen mensen spullen gingen ruilen. Weet je dat het eerste ‘geld’ soms zout was? Of schelpen en tulpenbollen? Niet altijd handig … En toen verschenen de eerste muntjes … Ontdek ze in dit boek!
Haal meer uit dit boek! Ga snel naar bingel.be.
NF-cover-200x200.indd 13,15
68
340
3
25/10/17 16:41
Thema 3 - les 4
L3 - Thema 3 - les 4 - correctiesleutel
569376 Talent3 HDL A.indb 340
30/01/18 12:42
18 a Vul de tekst aan. Nog niet zo lang geleden hadden alle landen in Europa een eigen munt. Als je naar een ander land ging, moest je geld omwisselen
in de bank.
b Waarvoor gaan jij of je ouders al eens naar de bank? Bespreek met je partner.
19 a Welke munten hadden deze landen vóór de euro? Verbind het land met de juiste munt. 1
België
mark
2
Nederland
frank
3
Duitsland
gulden
b Waarom is het handig dat landen dezelfde munt gebruiken? Bespreek met je partner.
20 Heb jij al eens met een andere munt dan de euro betaald? Waar was dat? Bespreek met je partner.
21 Beantwoord de vraag van Muntje. Kruis alle juiste antwoorden aan. Nu heb ik nog één vraag voor jou: Wat kun je kopen met een briefje van twintig euro?
een smartphone ✗ een gezelschapsspel ✗ een zakje snoep
22 Stel: er bestaan geen munten of briefjes meer. Met welk betaalmiddel uit de teksten ga je betalen? Waarom? Ik kies dit betaalmiddel: omdat:
Thema 3 - les 4
69
L3 - Thema 3 - les 4 - correctiesleutel
569376 Talent3 HDL A.indb 341
341
30/01/18 12:42
23 Hoe verliep de les voor jou? Ik geef deze tekst Ik kon de vragen over een informatieve tekst oplossen. Ik kon kort en in eigen woorden vertellen waarover de tekst gaat. Ik kon uitleggen wat een woord betekent door de tekst of een woordenboek te gebruiken. Ik kon goed met mijn partner overleggen.
70
342
Thema 3 - les 4
L3 - Thema 3 - les 4 - correctiesleutel
569376 Talent3 HDL A.indb 342
30/01/18 12:42
Het begon allemaal met een paperclip ... Deel 1: Kyle McDonald plaatst een simpel berichtje op het internet: “Hiernaast zie je een afbeelding van een paperclip. Hij is rood. Op dit moment ligt deze paperclip op mijn bureau naast mijn computer. Ik wil deze paperclip ruilen voor iets groters of beters, misschien een pen, een lepel of misschien zelfs een boot. Als je met me wil ruilen, zal ik je komen bezoeken. Waar je ook woont. Het is mijn plan, om door voortdurend te ruilen een huis te krijgen. Of een eiland. Of een huis op een eiland.” Met die oproep start Kyle zijn project. Lees het vervolg voor: Bij zijn eerste ruil krijgt hij voor de paperclip een pen in de vorm van een groene vis. Die pen ruilt hij dan voor een antieke deurknop. De deurknop ruilt hij voor een tweedehands buitenfornuis. Dat fornuis ruilt hij voor een generator – dat is een machine die elektriciteit maakt. De generator ruilt hij voor een lichtgevend reclamebord. Het reclamebord verruilt hij voor een sneeuwscooter. Daarna gaat het snel. De sneeuwscooter ruilt hij voor een gratis weekendje weg. Die korte trip ruilt hij voor een tweedehands vrachtwagen en die ruilt hij voor een platencontract. Als je een platencontract hebt, mag je in een studio een liedje gaan zingen. Daar wordt het opgenomen en daarna echt op de radio gespeeld. Het platencontract ruilt hij voor een jaar gratis huur van een appartement met maar één kamer. Dat appartement ruilt hij voor een ontmoeting met een beroemde zanger. Die ontmoeting ruilt hij voor iets heel geks ... een lichtgevende sneeuwbol van een bekende popgroep. Kyle zet al zijn wissels via de computer online en de meeste mensen denken dat hij bij zijn laatste wissel een grote vergissing heeft gemaakt. Maar wat zij niet weten, en wat Kyle wél weet, is dat er een grote verzamelaar van sneeuwbollen in Hollywood woont. Die man wil de sneeuwbol heel graag hebben. Hij geeft Kyle, in ruil voor de sneeuwbol, een rolletje als acteur in een echte film! En dat kan hij dan eindelijk ruilen voor een huis!
Naar: www.omdenken.nl
L3 - Thema 3 - les 4 - bronnenblad 1
569376 Talent3 HDL A.indb 343
343
30/01/18 12:43
Thema 3 - les 5
Word schandalig rijk! Domeinen: Onderwerp: Lesduur:
schrijven, luisteren, spreken een verhaal schrijven naar analogie van een voorbeeld 75 minuten
Samenhang
Materialen
Via de ontdekplaat bekeken de leerlingen het leven van een aantal van de rijkste mensen op aarde. Ze ontdekten ook de keerzijde van die verhalen: armoede, goede doelen die mensen in armoede proberen te ondersteunen ... In les 4 namen we het ontstaan van het geld onder de loep en haalden de leerlingen heel wat kennis uit informatieve teksten. Die kennis wordt ingezet om in deze les schandalig rijk te worden. De leerlingen schrijven een fictief verslag van hun dagverloop waarbij ze kiezen waaraan ze hun gewonnen fortuin wensen te besteden. De schrijftips die ze daarvoor gebruiken komen terug in les 11.
Digitaal > bordboek > dvd
Lesdoelen Hoofddoel van de les Korte, eenvoudige verhalen en gedichten schrijven naar analogie van voorbeelden.
Folio > taalschrift p. 71-74 > bronnenbladen 1-2 > bronnenblad 3 Diversen > kladpapier > woordenboek > praatkaartjes > dobbelstenen > tablets of computer
Andere doelen Eenvoudige instructies (met vier duidelijk te onderscheiden stappen) begrijpen en uitvoeren. > Eigen mening verwoorden in een kleine kring en grote kring en hun standpunt verduidelijken. > Anderen laten uitspreken. Bereid zijn na te denken over eigen schrijfgedrag. Strategieën Volgende schrijfstrategieën hanteren onder aansturing van de leraar of met behulp van een stappenplan: > Voor het schrijven: het schrijfdoel bepalen en woorden en ideeën over de inhoud van de schrijftaak verzamelen. > Tijdens het schrijven: hun gedachten onder woorden brengen in de vorm van woorden en zinnen. > Na het schrijven: het schrijfproduct reviseren qua opbouw en reflecteren op het schrijfproces en -product aan de hand van vastgelegde criteria. Leergebiedoverschrijdend/persoonsgebonden doel Doelgericht en efficiënt handelen door te reflecteren en waar nodig bij te sturen.
344
L3 - Thema 3 - les 5 - lesgang
569376 Talent3 HDL A.indb 344
30/01/18 12:43
Voorbereiding Voorzie drie praatkaartjes per leerling en een dobbelsteen per groepje. Overloop de spelregels van Trivial je rijk (lesfase 3) vooraf en bekijk het spelbord (bronnenblad 2). Voorzie een aantal tablets voor de leerlingen die oefening 5 maken. Welke goede doelen laat je hen onder de loep nemen? Neem eerst zelf een kijkje op de websites van die goede doelen. Indien je geen gebruik maakt van de bordles, download dan bronnenblad 3 uit de downloadbare bundel in het lerarengedeelte van bingel.be. Dat heb je nodig tijdens lesfase 11.
Woordenschat Tekstwoorden > schandalig > het vervoermiddel > het personeel > het goede doel
Coöperatieve werkvormen in deze les > één gaat, drie blijven > praatkaartjes
Leergebiedoverschrijdende/persoonsgebonden ontwikkeling De leerlingen sturen hun werk bij met een aantal schrijftips. Ook de tips van hun medeleerlingen nemen ze mee als ze hun verhaal herwerken.
Brug naar andere leergebieden In een les wereldoriëntatie kun je dieper ingaan op verschillende goede doelen. Bekijk de websites samen met de leerlingen en overloop waar de verschillende organisaties voor staan en hoe de leerlingen kunnen helpen. Je kunt met de leerlingen ook geld inzamelen voor een goed doel of een activiteit organiseren waarvan de opbrengst naar het goede doel gaat.
Lesgang Oriënteren en plannen 1 Filmpje bekijken Vertel de leerlingen dat je een verlanglijstje opstelde voor je verjaardag en toon de drie filmpjes. De leerlingen reageren aan de hand van deze vragen: > Wie koopt zulke dingen? > Zou jij ze willen kopen? Waarom (niet)? > Wat zou je met zoveel geld nog kunnen doen?
dvd
L3 - Thema 3 - les 5 - lesgang
569376 Talent3 HDL A.indb 345
345
30/01/18 12:43
2 Over verschillende aspecten van rijk zijn discussiëren Coöperatief leren: één gaat, drie blijven Verdeel de klas in groepjes van vier. Geef alle leerlingen een nummer. Na elke ronde schuift één nummer door naar de volgende groep. Bespreek op voorhand in welke richting dat doorschuiven gebeurt. De groepjes behandelen de volgende vragen. Eén leerling noteert de antwoorden . > Ronde 1: Maakt geld altijd gelukkig? Kun je alles oplossen met geld? Wat wel en wat niet? Noem tijdens de discussie het nummer van de leerlingen die tijdens deze ronde naar een andere groep doorschuiven om informatie uit te wisselen. > Ronde 2: Vind je het geld in de wereld eerlijk verdeeld? Waarom (niet)? Noem tijdens de discussie het nummer van de leerlingen die tijdens deze ronde naar een andere groep doorschuiven om informatie uit te wisselen. > Ronde 3: Hoe denk je dat de dag van een schandalig rijk iemand eruit ziet? Noem tijdens de discussie het nummer van de leerlingen die tijdens deze ronde naar een andere groep doorschuiven om informatie uit te wisselen. Laat van elke groep een leerling hardop vertellen wat er in hun groepjes is gezegd. 3 Trivial je rijk spelen Verdeel de klas in groepen van vier. Jullie kunnen nu zelf schatrijk worden door een spel te spelen waarbij je ‘schandalige prijzen’ kunt winnen. Het spelbord bestaat uit vijf gekleurde munten. Bij elke munt moet de groep een vraag van het bronnenblad goed beantwoorden. Als het antwoord juist is, gooit iemand van de groep met een dobbelsteen. Is het antwoord fout? Dan is de beurt voorbij. Het aantal gegooide ogen geeft aan welke prijs de groep in de wacht sleept. Onder de gekleurde munt staan de prijzen met het overeenkomstige nummer en een afbeelding. Alle leerlingen uit het groepje schrijven de gewonnen prijs op bij oefening 2. Overige spelregels: > Het spel wordt klassikaal gespeeld. > Elk groepje komt om de beurt aan bod. > De leerlingen van een groepje kiezen een gekleurde munt. > De groep overlegt eerst voor ze het goede antwoord geven. > Elk groepje krijgt slechts één vraag per keer en één kans om de vraag te beantwoorden. > Een groepje mag geen twee keer dezelfde munt kiezen. > Elk groepje wint slechts één loterijprijs per munt. > Het groepje dat als eerste een loterijprijs bij elke munt heeft, is de winnaar van het spel. Het spel gaat dan gewoon door met de overige groepen en is pas gedaan als elke groep de loterijprijzen bij elke munt heeft bemachtigd.
346
kladpapier TIP! Schrijf de vragen op het bord.
TIP! In deze groepen maken de leerlingen de schrijfopdracht. Hou daarmee rekening bij de samenstelling.
bronnenbladen 1-2
taalschrift p. 72
TIP! Om tijd te winnen kunnen de overgebleven groepen gewoon dobbelen voor hun prijs zonder een vraag te beantwoorden.
L3 - Thema 3 - les 5 - lesgang
569376 Talent3 HDL A.indb 346
30/01/18 12:43
4 Op het lesdoel focussen Hoe zou het zijn om schandalig rijk te zijn? Wat zouden jullie allemaal doen? Vandaag worden jullie één dag schandalig rijk en schrijven jullie daar in groep een verhaal over. Jullie vertellen wat er die dag misloopt en hoe jullie dat oplossen. Laat een leerling het lesdoel in het taalschrift hardop lezen.
schrijfstrategie 1: Ik denk waarover ik ga schrijven.
taalschrift p. 71
Hoofddoel uitvoeren en verwerken 5 Naar het verhaal luisteren Laat het verhaal bij oefening 1 in stilte lezen. Laat enkele sterke lezers het vervolgens hardop voorlezen. Bespreek welke verhaalelementen je in het verhaal terugvindt. Laat het probleem uit het verhaal benoemen (Rex niest op de schoenen van Messi) en de oplossing (we kopen nieuwe schoenen in Amerika). De leerlingen markeren de woorden die ze moeilijk vinden. Die woorden verklaar je met de leerlingen na het voorlezen 6 De informatie invullen Splits de groepen van de spelronde (oefening 2) op in duo’s. Om deze opdracht uit te kunnen voeren, moeten beide partners dezelfde items gewonnen hebben. Overloop de verschillende stappen die ze moeten doorlopen om tot het schrijfproduct te komen. De duo’s maken oefening 3. Ze beantwoorden de vragen. 7 Het verhaal schrijven Overloop de schrijftips. De duo’s gebruiken de antwoorden van oefening 2 en 3 om hun verhaal bij oefening 4 te schrijven. Ze werken verder met dezelfde partner. Ze overleggen samen over de inhoud en schrijven beiden het verhaal neer. 8 Het verhaal nalezen De leerlingen lezen nogmaals de schrijftips. Ze lezen hun verhaal na en kijken of ze de tips hebben toegepast. Hebben ze zich aan de tip gehouden? Dan kruisen ze die aan. 9 De verhalen voorlezen Verdeel de klas in groepen van vier, waarbij je de duo’s die samen schreven uit elkaar haalt. Elke leerling leest zijn verhaal voor. De andere leerlingen reageren op het verhaal. Elke leerling uit het groepje zegt iets dat hij of zij tof vond aan de tekst. 10 Goede doelen bekijken Snelle werkers kunnen met een tablet aan de slag om wat achtergrondinformatie te zoeken bij een aantal goede doelen. Zij maken oefening 5.
taalschrift p. 71
TIP! Zoek de woorden op in het woordenboek.
taalschrift p. 72
schrijfstrategie 1: Ik denk waarover ik ga schrijven.
taalschrift p. 72-73 schrijfstrategie 3: Ik schrijf. TIP! Laat de leerlingen het verhaal eerst op een kladpapier schrijven. taalschrift p. 73 schrijfstrategie 4: Ik lees mijn werk na. schrijfstrategie 5: Ik verbeter en verzorg mijn werk. TIP! Maak andere groepen dan bij de spelronde. Zo krijg je in een groep uiteenlopende verhalen, omdat de gewonnen items van elkaar verschillen.
tablets of computer taalschrift p. 74
L3 - Thema 3 - les 5 - lesgang
569376 Talent3 HDL A.indb 347
347
30/01/18 12:43
Controleren en reflecteren 11 Het dilemma ‘een schandalig rijke dag beleven of vijfduizend euro aan het goede doel schenken’ bespreken Coöperatief leren: praatkaartjes Laat een leerling de vraag op het bord hardop lezen: Je wint een prijs en mag kiezen tussen deze opties: > Je mag de schandalig rijke dag één keer in het echt beleven; > Je krijgt 5 000 euro om te spenderen aan een goed doel naar keuze. Overloop de goede doelen op het bord en maak duidelijk dat dat maar enkele voorbeelden zijn. Gebruik eventueel de achtergrondinformatie die de snelle werkers verzamelden in oefening 5. De leerlingen overleggen in groepjes welk van de twee opties ze kiezen en waarom. Als ze voor een goed doel kiezen, vertellen ze ook welk goed doel ze kiezen en waarom. (Dat mag ook een ander goed doel zijn dan de goede doelen die op het bord staan.) 12 Het zelfevaluatiekader invullen Laat het zelfevaluatiekader invullen. Bespreek na.
praatkaartjes
bronnenblad 3 taalschrift p. 74
taalschrift p. 74 TIP! Met behulp van de Bingel Raket kun je het digitale portfolio automatisch laten invullen op basis van de zelfevaluatie van de leerlingen.
Redicodis/viersporenbeleid Instructieonafhankelijke leerlingen > werken samen met instructiegevoelige leerlingen. > maken oefening 2, 3 en 4. > maken na het schrijven ook oefening 5. Instructiegevoelige leerlingen > werken samen met instructieonafhankelijke leerlingen. > maken oefening 2, 3 en 4. > snelle werkers maken na het schrijven ook oefening 5. Instructieafhankelijke leerlingen > werken samen met andere instructieafhankelijke leerlingen en worden sterk begeleid door de leraar. > maken oefening 2 zelfstandig. > maken in miniklas onder begeleiding oefening 3 en 4.
348
L3 - Thema 3 - les 5 - lesgang
569376 Talent3 HDL A.indb 348
30/01/18 12:43
les 5
Word schandalig rijk! Ik kan zelf een verhaal schrijven met de hulp van een voorbeeld.
1
Lees het verhaal.
Word schandalig rijk!
5
Ik zit in de keuken van mijn kasteel. Mijn panter, Rex, ligt aan mijn voeten. Hij is een beetje ziek. Vieze snottebellen hangen aan zijn zwarte neus. Af en toe voel ik dat hij ze afveegt aan mijn broek, maar dat vind ik niet erg. Lionel Messi, een wereldberoemde voetballer, komt de keuken binnen en neemt een flesje water uit de koelkast. Hij is een strenge sportleraar en hij leert me allerlei trucjes met de bal. 10
15
20
Samen wandelen we naar buiten. De helikopter staat midden in mijn tuin, tussen de wildwaterbaan en andere attracties van mijn pretpark. Net als we in de helikopter willen stappen, niest Rex heel hard op de nieuwe schoenen van Messi. Messi is niet erg blij. Om het goed te maken vliegen we samen naar Amerika om nieuwe schoenen te kopen.
Rex laten we maar thuis. Na lang zoeken vindt Messi eindelijk de schoenen die hij nodig heeft. Gelukkig is er nog tijd om wat te voetballen!
W
schandalig
erg, iets dat afgekeurd wordt, iets waarvoor je je moet schamen
de attractie
leuk ding om te doen in een pretpark
Thema 3 - les 5
71
L3 - Thema 3 - les 5 - correctiesleutel
569376 Talent3 HDL A.indb 349
349
30/01/18 12:43
2
Schrijf de prijzen op die jullie winnen met het spel Trivial je rijk.
woonplaats
vervoermiddel
personeel
huisdier
tuin
W
het vervoermiddel iets dat je van de ene naar de andere plaats brengt, bv. een auto, een bus, een trein of een vliegtuig het personeel mensen die voor een bedrijf of voor iemand werken
3
Stel jullie voor: jullie zijn schandalig rijk. Hoe ziet jullie dag eruit? Beantwoord de vragen met een goede zin. Jullie mogen de gekste dingen bedenken. a Hoe begint jullie dag?
b Wat gaat er mis?
c Hoe komt dat?
d Wat doen jullie om het op te lossen?
e Hoe eindigt jullie dag?
72
350
Thema 3 - les 5
L3 - Thema 3 - les 5 - correctiesleutel
569376 Talent3 HDL A.indb 350
30/01/18 12:43
4
a Lees het verhaal ‘Word schandalig rijk!’ nog een keer. b Schrijf met je partner een eigen verhaal. Gebruik in dat verhaal de antwoorden die jullie opschreven bij oefening 2 en 3. De schrijftips helpen jullie op weg.
tuin
vervoermiddel dat je van de ene naar de ere plaats brengt, bv. een auto, bus, een trein of een vliegtuig
personeel nsen die voor een bedrijf of r iemand werken
bedenken.
Schrijftips: Wij kleuren in ons verhaal: alle prijzen die we in de loterij gewonnen hebben. Wij schrijven ons verhaal met ‘wij’, maar zorgen ervoor dat niet elke zin met ‘wij’ begint. Wij gebruiken maar één keer het woord ‘en’ in een zin. Wij schrijven hoofdletters en leestekens. Ons verhaal heeft een einde: het probleem is opgelost.
Thema 3 - les 5
73
L3 - Thema 3 - les 5 - correctiesleutel
569376 Talent3 HDL A.indb 351
351
30/01/18 12:43
5
Sommige mensen zijn helaas ook schandalig arm. Surf naar de website van een goed doel. Je juf of meester helpt je op weg. Beantwoord de vragen. a Hoe heet het goede doel?
b In welke landen gaat het goede doel aan de slag?
W
het goede doel organisatie die de armoede in de wereld bestrijdt en die mensen of dieren in nood helpt met het geld of de spullen die jij geeft
c Welke problemen probeert het goede doel op te lossen? Hoe doet het dat?
d Hoe kun jij helpen?
6
Hoe verliep de les voor jou? Ik kon een verhaal schrijven met de hulp van een voorbeeld. Ik gebruikte de schrijftips om een goed verhaal te schrijven. Ik werkte goed samen met mijn partner.
74
352
Thema 3 - les 5
L3 - Thema 3 - les 5 - correctiesleutel
569376 Talent3 HDL A.indb 352
30/01/18 12:43
Quizvragen 1
Wat zijn oermensen? mensen die heel lang geleden leefden in de oertijd
2
Wat is een klompje goud? een stukje, een brokje goud
3
Leg uit wat zeldzaam betekent of geef een voorbeeld van iets dat zeldzaam is. Iets is zeldzaam als je het niet veel vindt, als er maar weinig van is, bijvoorbeeld diamant of goud.
4
Leg uit wat kostbaar betekent of geef een voorbeeld van iets dat kostbaar is. Iets is kostbaar als het veel waard is, bijvoorbeeld diamant of goud, of als het veel betekent voor iemand, bijvoorbeeld een ring die je van je overleden oma hebt gekregen.
5
Waarom hebben ze de euro niet ecu genoemd? omdat de Duitsers dat uitspraken als ‘ekoe’
6
In België betaal je met de euro. Is dat altijd zo geweest ? Nee, vroeger betaalden mensen in België met de frank.
7
In de oertijd leefden de mensen in stammen. Geef een jongenstaak binnen de stam. bijvoorbeeld jagen of gereedschap maken
8
In de oertijd leefden de mensen in stammen. Geef een meisjestaak binnen de stam. bijvoorbeeld voedsel verzamelen of kledij maken
9
In de oertijd werd kleding gemaakt van de huiden
10
Wat zijn werktuigen?
van dieren.
gereedschap
11
Wat halen wij uit de natuur om te eten? Geef twee voorbeelden. bijvoorbeeld bessen, appels of wortels
12
Werktuigen maakten mensen uit de oertijd van stenen
of van beenderen
van dieren.
13
In de oertijd was er geen geld en oermensen deden ook nog niet aan ruilhandel. Hoe kwamen ze dan aan eten en kleding? Ze zochten zelf eten en maakten hun kleren zelf.
14
Geef één reden waarom een koe handig is om te hebben. Ze geeft melk en vlees. L3 - Thema 3 - les 5 - bronnenblad 1
569376 Talent3 HDL A.indb 353
353
30/01/18 12:43
15
Welk van de twee is zeldzaam: goud of ijzer? goud
16
Noem een land waar je niet met de euro kunt betalen. bijvoorbeeld het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten, Turkije of Cuba
17
Noem een ander land dan België waar je ook met de euro kunt betalen. bijvoorbeeld Frankrijk of Duitsland
18
Noem iets om te eten dat heel erg duur is. (Denk aan de ontdekplaat!) bijvoorbeeld kaviaar, gouden popcorn of truffel
19
Wat is kaviaar? eitjes van een vis
20
Geef een voorbeeld van een goed doel.
21
Wat is ruilen? Je geeft een voorwerp aan iemand en krijgt er een ander voorwerp voor in de plaats.
22
Wat is het hoogste eurobiljet dat er bestaat? 500 euro
23
Wat is het laagste eurobiljet dat er bestaat? 5 euro
24
Noem iets dat meer dan 100 euro kost. bijvoorbeeld een auto of een nieuwe Playstation
25
Noem iets dat minder dan 20 euro kost. bijvoorbeeld een zakje snoep, een pizza of een pakje kaarten
26
Wat betekent schandalig rijk zijn? dat je echt héél rijk bent, zo rijk dat je eigenlijk te veel geld hebt
354
27
Wat betekent het spreekwoord Het geld groeit niet op mijn rug? x Dat je geld niet zomaar krijgt, dat je ervoor moet werken Dat er vroeger geld op je rug groeide, maar nu niet meer Dat je je portemonnee best op je rug bindt, zodat er geen dieven bij kunnen
28
Noem iets dat je kunt doen bij de bank.
29
Er werd ooit een huis geruild voor een bloembol: waar of niet waar?
waar
30
Er werd ooit een huis geruild voor een paperclip: waar of niet waar?
waar
L3 - Thema 3 - les 5 - bronnenblad 1
569376 Talent3 HDL A.indb 354
30/01/18 12:43
Trivial je rijk! WOONPLAATSEN 1 een villa aan het strand
2 een onbewoond eiland
3 een hotel
4 een schip
5 een kasteel
6 Kies zelf.
L3 - Thema 3 - les 5 - bronnenblad 2
569376 Talent3 HDL A.indb 355
355
30/01/18 12:43
VERVOERMIDDELEN
356
1 een limousine
2 een jacht
3 een sportwagen
4 een helikopter
5 een privĂŠjet
6 Kies zelf.
L3 - Thema 3 - les 5 - bronnenblad 2
569376 Talent3 HDL A.indb 356
30/01/18 12:43
DE TUIN 1 een dierentuin
2 een waterparadijs
3 een pretpark
4 een waterpark
5 een oerwoud
6 Kies zelf.
L3 - Thema 3 - les 5 - bronnenblad 2
569376 Talent3 HDL A.indb 357
357
30/01/18 12:43
PERSONEEL
358
1 Een beroemde kok maakt mijn eten.
2 Een beroemde sporter geeft mij sportles.
3 Een beroemde schrijver schrijft verhalen over mij.
4 Een beroemde acteur brengt mij overal naartoe.
5 Een beroemde zanger komt zingen op al mijn feestjes.
6 Kies zelf.
L3 - Thema 3 - les 5 - bronnenblad 2
569376 Talent3 HDL A.indb 358
30/01/18 12:43
HUISDIEREN 1 een chimpansee
2 een tijger
3 een flamingo
4 een panter
5 een haai
6 Kies zelf.
L3 - Thema 3 - les 5 - bronnenblad 2
569376 Talent3 HDL A.indb 359
359
30/01/18 12:44
Thema 3 - les 6
Woorden net als ei, rij, saus en kous Domein: Onderwerp: Lesduur:
spelling woorden met tweeklanken ei/ij of au/ou 1 week - 3 lesblokken van 25 minuten
Samenhang
Materialen
De leerlingen maakten al kennis met de tweeklanken au/ou en ei/ij. Die tweeklanken komen nu geïntegreerd aan bod, soms in combinatie met een aanvullende spellingmoeilijkheid.
Digitaal > bordboek > cd
Lesdoelen
Folio > spellingschrift p. 27-30 > kopieerblad 1 > wandplaat: ei-plaat > wandplaat: au-strip
Hoofddoel van de les > Woorden met au of ou correct schrijven. > Woorden met ei of ij correct schrijven. Andere doelen Rijmwoorden herkennen en bedenken. Het begrip rijm gebruiken.
Diversen > schrijflei
Leergebiedoverschrijdend/persoonsgebonden doel Specifieke strategieën inzetten om opdrachten, uitdagingen en problemen efficiënt aan te pakken.
Voorbereiding Kopieer de dicteekaartjes: (kopieerblad 1) voor de ene helft van de klas dictee 1, voor de andere helft dictee 2. Heel zwakke spellers gebruiken het dicteekaartje als kopieerkaart.
Coöperatieve werkvormen in deze les > uitwisselen en delen > partnerdictee
Leergebiedoverschrijdende/persoonsgebonden ontwikkeling Schenk aandacht aan het inzetten van strategieën om de spellingproblemen aan te pakken. Laat de strategieën ontdekken, verwoorden en toepassen.
360
L3 - Thema 3 - les 6 - lesgang
569376 Talent3 HDL A.indb 360
30/01/18 12:44
Lesgang Aanbreng (25 minuten) 1 Voorgaande spellingmoeilijkheden herhalen: woorddictee Herhaal enkele woorden uit de vorige spellingles aan de hand van een woorddictee. Laat de leerlingen de woorden op een schrijflei schrijven of mondeling spellen. Geef onmiddellijk feedback. > trekpaarden In de wei staan twee oude … > dierentuin Morgen ga ik met mijn tante en nonkel naar de … > Jammer … dat de school nu al uit is. > zomerdag Op een mooie … ga ik vaak fietsen met opa. > Vleermuizen … kunnen zestien jaar oud worden.
schrijflei
2 De moeilijkheid inductief ontdekken Los van de toppuzzel nummer 1 (saus), 2 (klein), 4 (fout) en 6 (konijn) op. Noteer elk woord in een kolom in de tabel onder de toppuzzel. Het zijn woorden met ei, ij, au of ou. Bespreek de spellingmoeilijkheid per woord. Werk inductief: laat de spellingmoeilijkheid ontdekken en verwoorden.
TIP! Teken 4 kolommen op het bord: ei/ij/au/ou.
3 Directe instructie Zing het ei-lied en bekijk de ei-plaat. Zing het au-lied en bekijk de au-strip.
cd wandplaat: de ei-plaat wandplaat: de au-strip
Bespreek de spellingweter en de strategie. Ei of ij? Denk aan de ei-woorden van het ei-lied of van de ei-plaat. Andere woorden schrijf je met ij. Au of ou? Denk aan de au-woorden van het au-lied of van de au-strip. Andere woorden schrijf je met ou.
spellingschrift p. 121
spellingschrift p. 27
Maak duidelijk dat er ook nog andere woorden bestaan met ‘ei’. Laat woorden zoeken. (afscheid, aardbei, keizer, paleis, prei, schoolreis ...) De meest frequent gebruikte woorden met au in het derde leerjaar komen aan bod in het au-lied. Indien de leerlingen nog andere woorden met au kennen, mogen ze die verwoorden. (rauw, augustus, wenkbrauw ...) Wijs erop dat de ei- en de au-woorden die de leerlingen moeten onthouden een deel kunnen zijn van een langer woord. Bespreek politieauto en zoek andere samenstellingen met ei of au. 4 De toegepaste strategieën herhalen Coöperatief leren: uitwisselen en delen De leerlingen vullen in partnerwerk de rest van de puzzel in hun spellingschrift in. Om de beurt reiken ze een woord aan en telkens modellen ze de strategie voor hun partner.
spellingschrift p. 27
5 Gedifferentieerd verwerken aan de hand van visueel dictee Laat oefening 1 oplossen.
spellingschrift p. 27
L3 - Thema 3 - les 6 - lesgang
569376 Talent3 HDL A.indb 361
361
30/01/18 12:44
Redicodis/viersporenbeleid Instructieonafhankelijke leerlingen > gaan onmiddellijk over tot zelfstandige verwerking van oefening 1. > maken met behulp van hun schrijflei een partnerdictee. Instructiegevoelige leerlingen > gaan onmiddellijk over tot zelfstandige verwerking. > maken met behulp van hun schrijflei een partnerdictee. > focussen zich op de woorden uit het ei-lied of au-lied. Instructieafhankelijke leerlingen > werken in miniklas onder begeleiding. > staan per woord stil bij de moeilijkheid en de aanpak. Modellen beurtelings. Verlengde instructie > Spreek het woord hardop uit. > Komt dit woord in het ei-lied of op de ei-plaat voor? Schrijf dan ei. Anders schrijf je ij. > Komt dit woord in het au-lied of in de au-strip voor? Schrijf dan au. Anders schrijf je ou.
Inoefening (25 minuten) 6 De leerstof kort herhalen Dicteer vier woorden met ei/ij/au/ou (bv. einde, paus, gelijk en ouders). De leerlingen spellen mondeling of schrijven op de schrijflei. Laat modellen hoe ze het probleem aanpakken.
TIP! Gebruik de zelf gevonden woorden uit oefening 1 schrijflei
7 Schriftelijk oefenen Laat de leerlingen oefening 2 tot en met 6 oplossen.
spellingschrift p. 28-29
Redicodis/viersporenbeleid Instructieonafhankelijke leerlingen > gaan onmiddellijk over tot zelfstandige verwerking, inclusief uitbreidingsoefeningen. Instructiegevoelige leerlingen > overlopen eerst met de leraar de oefeningen. > maken de basisoefeningen. Instructieafhankelijke leerlingen > werken in miniklas onder begeleiding. > modellen beurtelings de eerste opdracht van elke oefening. Oefening 2: > laat een leerling het aangevulde woord lezen en verwoorden uit welke grondwoorden de samenstelling bestaat. > bespreek samen of de grondwoorden in het het au-lied staan of niet.
362
L3 - Thema 3 - les 6 - lesgang
569376 Talent3 HDL A.indb 362
30/01/18 12:44
Oefening 3: > laat de schrijfwijze van de samengestelde woorden modellen. > bespreek samen of de grondwoorden in het ei-lied staan of niet. Oefening 4: > laat de rijmverzen lezen en passend aanvullen. > bespreek het rijmwoord en laat opmerken dat de rijmende woorden niet altijd dezelfde tweeklank bevatten. Sta daarvoor stil bij de rijmende woorden ‘kou-blauw’ (ou vs. au) en bespreek ook ‘hout-koud’. Beide woorden bevatten de ou maar hebben een verschillende eindletter. Laat het verlengen modellen en geef extra aandacht aan de kolommen achter de schrijflijn. Oefening 5: > laat een leerling de zin hardop lezen en aanvullen met de passende woorden. > laat de schrijfwijze van de woorden modellen. Oefening 6: > laat goede zinnen vormen en correct opschrijven. > laat verwoorden waar hoofdletters en leestekens moeten geschreven worden. > laat de volgorde van de zinnen bepalen.
Signaal en integratie (25 minuten) 8 Signaaloefening Coöperatief leren: partnerdictee De leerlingen dicteren en schrijven om de beurt bij oefening 7.
spellingschrift p. 30 kopieerblad 1
Leerling 1 1 Stap snel in de auto. 2 Ik wil een konijn. 3 Het is koud buiten. 4 Ik neem vandaag de trein. 5 Is de saus te warm? 6 De houthakker likt aan het ijsje. 7 Eet de paus een ei? Overzicht van de gedicteerde woorden: Uit spellingles Losse woorden
auto, konijn, koud, trein, saus
Woorden in zin
paus, ei
Leestekens/ hoofdletters Totaal /10
Transfer
houthakker, ijsje Leestekens: een punt aan het einde van elke zin Hoofdletters: De en Eet
7
3 (met telkens 0,5 punt als beide hoofdletters/ punten correct geschreven zijn)
L3 - Thema 3 - les 6 - lesgang
569376 Talent3 HDL A.indb 363
363
30/01/18 12:44
Leerling 2 1 De meester heeft altijd gelijk. 2 Morgen vertrek ik op reis. 3 Is blauw een hoofdkleur? 4 Die vrouwen praten veel. 5 Dat is geen kleine taart. 6 Drinken mijn ouders wijn? 7 Die geit doet flauw. Overzicht van de gedicteerde woorden: Uit spellingles Losse woorden
reis, blauw, vrouwen, kleine
Woorden in zin
ouders, geit, flauw
Leestekens/ hoofdletters Totaal /10
Transfer gelijk wijn Leestekens: een punt aan het einde van elke zin Hoofdletters: Drinken en Die
7
3 (met telkens 0,5 punt als beide hoofdletters/ punten correct geschreven zijn)
Na het dictee wisselen de leerlingen de dicteekaartjes uit. Met gekleurde balpen verbeteren ze hun eigen dictee. Ze bespreken hun fouten en zoeken samen de juiste schrijfwijze. Daarbij geven ze elkaar uitleg. Bij twijfel roepen ze hulp in. Het correcte woord schrijven ze op de twee correctielijnen.
TIP! De puntenverdeling is facultatief. TIP! Laat de leerlingen elkaars werk verbeteren.
9 Integratieoefening Laat oefening 8 oplossen.
spellingschrift p. 30
Redicodis/viersporenbeleid Instructieonafhankelijke leerlingen Integratieoefening > lossen de oefening zelfstandig op. > vergelijken en bespreken de oplossingen in duo. Instructiegevoelige leerlingen Integratieoefening > lossen de oefening als partnerwerk op. > bespreken met hun partner om welke moeilijkheid het gaat en hoe ze die aanpakken. Instructieafhankelijke leerlingen Partnerdictee > Heel zwakke spellers gebruiken het dicteekaartje als kopieerkaart. Wie twijfelt, kan even spieken, het woord afdekken en opschrijven. > De leerlingen zetten een kruisje als ze het woord overgeschreven hebben. (compenserende maatregel) Integratieoefening > werken in miniklas onder begeleiding. > zoeken samen de verborgen woorden, verwoorden de aanpak van de moeilijkheid en verzinnen een zin die ze opschrijven.
364
L3 - Thema 3 - les 6 - lesgang
569376 Talent3 HDL A.indb 364
30/01/18 12:44
Na de les Duid in het portfolio aan of de leerling het lesdoel al dan niet bereikt heeft. Baseer je daarvoor op twee zaken: > Op de kolom ‘Ik twijfel’: die geeft aan hoe zeker een leerling zich voelt. Een leerling die aangeeft dat hij twijfelt, kan gebaat zijn met een verlengde instructie. > Op het aantal fouten dat de leerling maakte tegen de spellingmoeilijkheid: een leerling die twee fouten of meer maakte, kan gebaat zijn met een verlengde instructie. Zet de resultaten in de in de zorg- en evaluatiemodule in het lerarengedeelte van bingel.be om in het differentiatieblok herhalings- en integratieoefeningen op maat te krijgen.
Pre-instructie voor de volgende spellingweek In de volgende spellingweek komen woorden met uw, wr, ond, or en hoofdletters bij namen van feestdagen aan bod. Zoek samen enkele woorden met uw, wr, ond, or. Noteer ze op het bord. Zoek samen naar feestdagen op een kalender in de klas of op internet. Laat de hoofdletters ontdekken.
L3 - Thema 3 - les 6 - lesgang
569376 Talent3 HDL A.indb 365
365
30/01/18 12:44
les 6
Woorden net als ei, rij, saus en kous 1
Van links naar rechts 3 De politie heeft een ... zwaailicht. 6 Klein dier met zachte vacht en lange oren 7 In de vakantie ga ik op ... naar Spanje.
2 3
b
k l
a
e 4
Van boven naar beneden 1 Iets wat je over spaghetti giet 2 Niet groot maar ... 4 Niet juist maar ... 5 Niet het begin maar het ...
6
k
5
f o
n
u
e i
s a u
w
s
i j
n
i
s
n
t
d 7
r
e
Let op: voor de ij heb je twee vakjes nodig.
Woorden met ei of ij Woorden met au of ou
Spellingweter 22 Spellingweter 23 1
Bekijk de woorden in de linkerkolom. Fluister elk woord, dek het woord af en schrijf het woord in de zin. Gebruik de woorden in de linkerkolom om de oefening te verbeteren (zelfcorrectie).
Kijk goed. Bedek het woord en schrijf het in de zin. de saus
Wil je me de
blauw
Wolken zijn wit en toch kleuren we ze
klein
Klein
het konijn
Mama, mag ik een
de fout
“Een
het einde
Aan het
de reis
Ik zou heel graag op
bijten
Dolfje wil graag kippen
de vrouwen
Wonen de slimste
hij krijgt
Krijgt
de paus
De
de grootouders
Mijn
doorgeven, Liam?
saus
blauw
.
zijn is soms heel fijn. konijn
hebben?
maken mag�, zegt mijn juf altijd.
fout
van de film moest ik huilen.
einde
reis bijten vrouwen
. van de wereld in Amerika?
iedereen een stukje cake van de directeur? paus
is een belangrijke persoon.
grootouders
zijn niet zo rijk.
Thema 3 - les 6
366
Wijs erop dat de ei- en auwoorden die leerlingen moeten onthouden een deel kunnen zijn van een langer woord. Bespreek de samenstellingen in deze oefening.
gaan naar Zweden.
27
L3 - Thema 3 - les 6 - correctiesleutel
569376 Talent3 HDL A.indb 366
30/01/18 12:44
2
3
4
Vul aan met au of ou. Schrijf het woord over. de au tobus
autobus
de p au wenveren
stok ou d
stokoud
de klimt ou wen
klimtouwen
fl au wvallen
flauwvallen
de d au wdruppel
dauwdruppel
het p au sbezoek
pausbezoek
de poetsvr ou wen
poetsvrouwen
Schrijf onder elke tekening het samengestelde woord met ei of ij.
schapenwei(de)
konijnenhok
geitenmelk
treinspoor
waterijsje
vogelei
Zoek een woord met ei/ij of au/ou dat rijmt op het blauwe woord. 1 In de maand mei leggen alle vogels een
Ik twijfel. ei
.
blauw
.
2 Ik heb last van de kou. Mijn lippen zijn zelfs al
3 Reizen met de auto vind ik niet fijn. Ik reis liever met de
trein
.
4 Wij maken een vuur met papier en hout. Zo is het hier niet meer 28
pauwenveren
Thema 3 - les 6
koud
.
Fout? Verbeter.
Laat de leerlingen rijmen op het vetgedrukte woord. Deze oefening is gericht op controle. Stimuleer om elk woord grondig na te kijken. Bij twijfel zet de leerling een kruisje en zoekt hij het woord op of vraagt hij hulp aan een klasgenoot/leraar die de schrijfwijze verduidelijkt. Als een woord fout is geschreven, verbeteren de leerlingen in de verbeterkolom. Laat in partnerwerk verbeteren: de leerlingen lezen aan elkaar het woord voor en vergelijken.
L3 - Thema 3 - les 6 - correctiesleutel
569376 Talent3 HDL A.indb 367
367
30/01/18 12:44
5
Dit is een uitbreidingsoefening. Laat de leerlingen eventueel in duo werken. Elk woord mag slechts één keer gebruikt worden.
Schrijf het passende woord in de zin. Kies uit: fl
w – trein – r
ke – kei – tomatens s – reis – kleine – huurauto – buurvr wei – gl baan – geit
1 Je kunt op
w – zeilboot –
gaan met een trein / zeilboot / huurauto , een
reis
huurauto / zeilboot / trein of een zeilboot / huurauto / trein .
2 De die in de 3 Onze
rijke
4 Ik vind de
kleine
kei
ligt.
wei
glijbaan
6
struikelt over een
geit
heeft een zwembad met een
buurvrouw
. niet pikant maar eerder
tomatensaus
flauw
.
Laat eerst de zinnen correct opschrijven. Laat daarna de volgorde bepalen.
Maak zinnen met de woorden. Denk aan de hoofdletters en leestekens. Nummer de zinnen van 1 tot 4 zodat ze een verhaal vormen. mogen – altijd – lopen – mijn vijf geiten – in die w 2
Bv. Mijn vijf geiten mogen altijd in die wei lopen.
koop ik – een kasteel met een grote wei – als ik r 1
Bv. Als ik rijk ben, koop ik een kasteel met een grote wei.
zal ik – sp 4
tig genoeg – niet rijk worden
Bv. Spijtig genoeg zal ik niet rijk worden.
de wei – een grote bl 3
k ben
we
to – naast – staat
Bv. Naast de wei staat een grote blauwe auto.
Thema 3 - les 6
368
29
L3 - Thema 3 - les 6 - correctiesleutel
569376 Talent3 HDL A.indb 368
30/01/18 12:44
7
Ik twijfel.
Luister goed. Schrijf op wat je hoort. 1 2 3 4 5 6 7 Heb je een fout gemaakt? Schrijf het woord opnieuw.
8
Kleur twee woorden in elke koffer. Maak een zin met de twee woorden.
bv. Mijn ouders hebben een auto.
BKZVOUDERSLPAUTOZNZ OUDERSLPAUTOZNZ
Bv. Iemand bijten is stout.
SLIJBIJTENVRAUSTOUTPL BIJTENVRAUSTOUTPL
bv. Op reis zwem ik in een blauwe zee. / Aan die reis
AUBNREISOLBLAUWJULF REISOLBLAUWJULF
30
betaal ik mij blauw.
Thema 3 - les 6
L3 - Thema 3 - les 6 - correctiesleutel
569376 Talent3 HDL A.indb 369
369
30/01/18 12:44
Dicteekaartjes - overschrijfkaartjes Leerling 1
Leerling 2
1 2 woorden 3 4 5 zinnen
Stap snel in de auto. Ik wil een konijn. Het is koud buiten. Ik neem vandaag de trein. Is de saus te warm?
6 De houthakker likt aan het ijsje. 7 Eet de paus een ei?
Leerling 1 Stap snel in de auto. Ik wil een konijn. Het is koud buiten. Ik neem vandaag de trein. Is de saus te warm?
6 De houthakker likt aan het ijsje. 7 Eet de paus een ei?
Leerling 1 Stap snel in de auto. Ik wil een konijn. Het is koud buiten. Ik neem vandaag de trein. Is de saus te warm?
6 De houthakker likt aan het ijsje. 7 Eet de paus een ei?
Leerling 1
370
1 2 woorden 3 4 5 zinnen
De meester heeft altijd gelijk. Morgen vertrek ik op reis. Is blauw een hoofdkleur? Die vrouwen praten veel. Dat is geen kleine taart.
6 Drinken mijn ouders wijn? 7 Die geit doet flauw.
1 2 woorden 3 4 5 zinnen
De meester heeft altijd gelijk. Morgen vertrek ik op reis. Is blauw een hoofdkleur? Die vrouwen praten veel. Dat is geen kleine taart.
6 Drinken mijn ouders wijn? 7 Die geit doet flauw.
Leerling 2
1 2 woorden 3 4 5 zinnen
6 Drinken mijn ouders wijn? 7 Die geit doet flauw.
Leerling 2
1 2 woorden 3 4 5 zinnen
zinnen
De meester heeft altijd gelijk. Morgen vertrek ik op reis. Is blauw een hoofdkleur? Die vrouwen praten veel. Dat is geen kleine taart.
Leerling 2
1 2 woorden 3 4 5 zinnen
1 2 woorden 3 4 5
Stap snel in de auto. Ik wil een konijn. Het is koud buiten. Ik neem vandaag de trein. Is de saus te warm?
6 De houthakker likt aan het ijsje. 7 Eet de paus een ei?
1 2 woorden 3 4 5 zinnen
De meester heeft altijd gelijk. Morgen vertrek ik op reis. Is blauw een hoofdkleur? Die vrouwen praten veel. Dat is geen kleine taart.
6 Drinken mijn ouders wijn? 7 Die geit doet flauw.
L3 - Thema 3 - les 6 - kopieerblad 1
569376 Talent3 HDL A.indb 370
30/01/18 12:44
Thema 3 - les 7
Een mooie, lange, witte slang Domein: Onderwerp: Lesduur:
taaldenken het bijvoeglijk naamwoord 25 minuten
Samenhang
Materialen
De leerlingen kennen de term zelfstandig naamwoord al, maar de term bijvoeglijk naamwoord is nieuw. Ze kennen dat begrip onder de noemer ‘woorden die vertellen hoe iets of iemand is’. In deze les ervaren de leerlingen dat een bijvoeglijk naamwoord informatie geeft over een zelfstandig naamwoord.
Digitaal > bordboek
Lesdoelen Hoofddoel van de les Reflecteren op de taalverrijkende functie van bijvoeglijke naamwoorden.
Folio > taalschrift p. 75-77 > kopieerblad 1 > facultatief: kopieerblad 2 Diversen > kladpapier
Andere doelen Eenvoudige instructies (met vier duidelijk te onderscheiden stappen) begrijpen en uitvoeren. Aangeven dat woorden samen met andere woorden kunnen voorkomen, namelijk een lidwoord, een zelfstandig naamwoord, een bijvoeglijk naamwoord en een werkwoord. Leergebiedoverschrijdend/persoonsgebonden doel Onderzoeksvragen formuleren, naar een antwoord zoeken en bevindingen formuleren.
Voorbereiding Voorzie de beschrijving slang (kopieerblad 1) per duo. Knip het blad in de helft. Voorzie voor de helft van de duo’s de A-tekst, voor de andere helft de B-tekst. Facultatief: kopieer het levende memoryspel (kopieerblad 2) en knip de kaartjes uit.
Coöperatieve werkvormen in deze les > denken-delen-doen
Leergebiedoverschrijdende/persoongsgebonden ontwikkeling In deze les ervaren de leerlingen dat het bijvoeglijk naamwoord meer vertelt over ‘hoe’ iets of iemand is. Door de hoe-vraag te stellen en te beantwoorden, leren ze een tekst verrijken met bijvoeglijke naamwoorden.
L3 - Thema 3 - les 7 - lesgang
569376 Talent3 HDL A.indb 371
371
30/01/18 12:44
Lesgang Oriënteren en plannen 1 Naar het verhaal over de lottowinnaar luisteren Vertel de leerlingen het volgende verhaal: Gisteren zag ik op televisie een programma over een man die de lotto had gewonnen. Met het geld dat hij gewonnen had, maakte hij een reis naar een ver land: naar India! Daar zag hij allerlei dieren: een witte koe, een olifant, een leeuw ... Op de markt zag hij iets heel bijzonders. Op de grond zat een man in kleermakerszit die op een fluit speelde. Voor hem stond een mand waaruit heel traag een slang tevoorschijn kwam! Die leek wel te dansen op de muziek. Willen jullie weten hoe die slang eruit zag? 2 Op basis van een geschreven instructie de slang tekenen Coöperatief leren: denken-delen-doen Verdeel de klas in duo’s. Deel de tekeninstructies uit. Geef een aantal duo’s de A-tekst. De resterende duo’s krijgen de B-tekst. Zorg ervoor dat de leerlingen niet doorhebben dat er twee verschillende teksten zijn. De leerlingen tekenen de slang aan de hand van de beschrijving die ze kregen. 3 De tekenopdracht bespreken Toon de foto van de slang en vergelijk ze met de slang die de leerlingen tekenden. > Welke tekeningen lijken het meest op de echte slang? > Hoe komt dat denk je? (Er waren twee beschrijvingen van de slang.) Een leerling leest de A-tekst voor. Toon nu ook de B-tekst. Laat de leerlingen de verschillen zoeken en verwoorden: Hoe komt het dat je met de B-tekst een juistere slang kon tekenen? (Er staat meer informatie in de tekst.) 4 Het begrip ‘bijvoeglijk naamwoord’ bespreken Markeer met de leerlingen de woorden die extra informatie over de slang geven. Bespreek ook over welk woord ze die informatie geven. > Wat weet je over het slangenlijf? (Het is lang.) > Wat weet je over de ogen van de slang? (Ze zijn bruin.) > Welke soort woorden zijn ‘lichaam’, ‘ogen’ en ‘kleur’? (zelfstandige naamwoorden) Breng aan de hand van de gemarkeerde woorden het begrip ‘bijvoeglijk naamwoord’ aan. Laat een leerling de taalweter (‘Wat is een bijvoeglijk naamwoord?’) hardop lezen. Laat enkele leerlingen in eigen woorden de functie en plaats van een bijvoeglijk naamwoord herhalen. 5 Op het lesdoel focussen Laat een leerling het lesdoel in de taalschrift hardop voorlezen. Vertel de leerlingen dat ze op het einde van de les bijvoeglijke naamwoorden kunnen herkennen en bedenken.
372
kopieerblad 1
kladpapier
TIP! Je kunt beide beschrijvingen op het bord schrijven.
taalschrift p. 75
taalschrift p. 75
L3 - Thema 3 - les 7 - lesgang
569376 Talent3 HDL A.indb 372
30/01/18 12:44
Hoofddoel uitvoeren en verwerken 6 De oefeningen in het taalschrift maken De leerlingen maken oefening 1 tot en met 3 in het taalschrift.
taalschrift p. 75-77
Controleren en reflecteren 7 Het levende memoryspel spelen Stuur een leerling even de klas uit. Zorg ervoor dat de leerling jullie niet kan horen. De leerlingen in de klas vormen duo’s. Elk duo trekt een kaartje uit de zak met bijvoeglijke naamwoorden. Ze nemen elk een van de twee bijvoeglijke naamwoorden op het kaartje voor hun rekening. Laat de leerlingen nu door elkaar plaats nemen in de klas. De duo’s staan dus niet meer naast elkaar. Eén duopartner legt het kaartje met de tekst naar beneden op de bank voor zich, ter controle achteraf. Laat de buitenstaander weer binnen komen. Hij of zij duidt twee leerlingen aan. Die twee leerlingen zeggen hun bijvoeglijk naamwoord hardop. Zijn de bijvoeglijke naamwoorden elkaars tegengestelden? Bravo! Dan heeft de buitenstaander een levend memorypaar gevonden. Het duo moet dan gaan zitten. 8 Het zelfevaluatiekader invullen Laat het evaluatiekader invullen. Bespreek na.
kopieerblad 2 TIP! Je kunt de bijvoeglijke naamwoorden ook mondeling aan de leerlingen meedelen.
TIP! Je kunt het spel moeilijker maken door de leerlingen een zin te laten bedenken met het bijvoeglijk naamwoord. Speel het spel dan niet met de woorden, maar met de zinnen. taalschrift p. 77 TIP! Met behulp van de Bingel Raket kun je het digitale portfolio automatisch laten invullen op basis van de zelfevaluatie van de leerlingen.
Redicodis/viersporenbeleid Instructieonafhankelijke leerlingen > maken oefening 1a, 1b en 2 zelfstandig. > werken met een partner aan oefening 3 en 4. Instructiegevoelige leerlingen > werken met een andere instructiegevoelige leerling samen bij oefening 1b. > maken oefening 2 individueel. > kunnen ook oefening 3 maken. Instructieafhankelijke leerlingen > werken in miniklas onder begeleiding. > lezen eerst de taalweter en bedenken bijvoegelijke naamwoorden. > verwoorden hoe ze een bijvoeglijk naamwoord kunnen vinden. > lossen oefening 1b in miniklas op onder begeleiding. > lossen oefening 2 individueel op onder begeleiding.
L3 - Thema 3 - les 7 - lesgang
569376 Talent3 HDL A.indb 373
373
30/01/18 12:44
les 7
Een mooie, lange, witte slang Ik kan bijvoeglijke naamwoorden herkennen. Ik kan zelf bijvoeglijke naamwoorden bedenken bij zelfstandige naamwoorden.
e doel e die de armoede in de strijdt en die mensen of nood helpt met het geld en die jij geeft
Wat is een bijvoeglijk naamwoord? Een bijvoeglijk naamwoord vertelt hoe iets of iemand is. Bv. een dikke poes, een grote teen ...
1
Lees de tekst. Mika is een mooie slang. Hij heeft een groene huid met blauwe strepen. Hij heeft een lange tong en scherpe tanden. In zijn gele ogen zie je een schitterende glans. Hij is een harde bijter! a Teken de slang.
Thema 3 - les 7
374
75
L3 - Thema 3 - les 7 - correctiesleutel
569376 Talent3 HDL A.indb 374
30/01/18 12:44
b Bijvoeglijke naamwoorden zeggen hoe de zelfstandige naamwoorden zijn. Kijk naar het voorbeeld. Kleur in de zinnen: de zelfstandige naamwoorden. de bijvoeglijke naamwoorden. Mika is een mooie slang. Hij heeft een groene huid met blauwe strepen. Zijn lange tong is wel vijftien centimeter en hij heeft scherpe tanden. In zijn blauwe ogen zie je een groene glans. Laat hem niet in je buurt komen, want hij is een harde bijter!
2
Verzin een passend bijvoeglijk naamwoord bij elke zin. Kun je niets bedenken? Kies dan uit: gouden – heerlijke – zilveren – reuzegroot – supersnelle – tropisch – lederen – nieuwe Ik ben schandalig rijk! Dit kocht ik vandaag: Een bv. nieuwe, gouden, zilveren
boot.
Drie bv. nieuwe, gouden, zilveren
pennen.
Een bv. reuzegroot, tropisch
huis.
Een bv. reuzegroot, tropisch
eiland.
Twee bv. supersnelle Twintig kilo bv. heerlijke Drie paar bv. zilveren, nieuwe Een bv. lederen, gouden
76
Hier kunnen meerdere antwoorden goed zijn. De leerlingen mogen zelf een bijvoeglijk naamwoord bedenken of gebruiken een woord uit het kader.
auto’s. kreeft. sportschoenen. portemonnee.
Thema 3 - les 7
L3 - Thema 3 - les 7 - correctiesleutel
569376 Talent3 HDL A.indb 375
375
30/01/18 12:44
3
De leerlingen schrijven zinnen die passen bij hun lievelingsdier. Kijk na of er steeds minstens één bijvoeglijk naamwoord in elke zin staat.
Denk na over jouw lievelingsdier. a Beschrijf je lievelingsdier in drie zinnen. Gebruik daarbij bijvoeglijke naamwoorden.
b Lees je zinnen voor aan je partner. Je partner tekent jouw dier. Daarna leest je partner zijn zinnen voor en teken jij het dier van jouw partner.
4
Hoe verliep de les voor jou? Ik kon de bijvoeglijke naamwoorden herkennen in een tekst. Ik kon zelf zinnen maken waarin minstens één bijvoeglijk naamwoord staat. Ik werkte goed samen met mijn partner.
Thema 3 - les 7
376
77
L3 - Thema 3 - les 7 - correctiesleutel
569376 Talent3 HDL A.indb 376
30/01/18 12:44
Beschrijving slang A
De slang heeft een lichaam zonder poten. Op het lichaam van de slang staan vlekken. Ze heeft een hoofd met twee ogen en een mond. Ze heeft geen neus, maar gewoon gaatjes.
B
De slang heeft een lang lichaam met een dikke buik en een dunne staart. De slang heeft een witte kleur. Ze heeft grote, gele vlekken op haar lichaam. Ze heeft bruine ogen die aan de zijkant van haar smalle kop staan. Ze heeft geen grote neus. Het zijn gewoon twee kleine gaatjes.
A
De slang heeft een lichaam zonder poten. Op het lichaam van de slang staan vlekken. Ze heeft een hoofd met twee ogen en een mond. Ze heeft geen neus, maar gewoon gaatjes.
B
De slang heeft een lang lichaam met een dikke buik en een dunne staart. De slang heeft een witte kleur. Ze heeft grote, gele vlekken op haar lichaam. Ze heeft bruine ogen die aan de zijkant van haar smalle kop staan. Ze heeft geen grote neus. Het zijn gewoon twee kleine gaatjes.
A
De slang heeft een lichaam zonder poten. Op het lichaam van de slang staan vlekken. Ze heeft een hoofd met twee ogen en een mond. Ze heeft geen neus, maar gewoon gaatjes.
B
De slang heeft een lang lichaam met een dikke buik en een dunne staart. De slang heeft een witte kleur. Ze heeft grote, gele vlekken op haar lichaam. Ze heeft bruine ogen die aan de zijkant van haar smalle kop staan. Ze heeft geen grote neus. Het zijn gewoon twee kleine gaatjes.
L3 - Thema 3 - les 7 - kopieerblad 1
569376 Talent3 HDL A.indb 377
377
30/01/18 12:44
Het levende memoryspel
378
dik dun
klein groot
oud jong
mooi lelijk
smal breed
lang kort
laag hoog
braaf stout
warm koud
leeg vol
vroeg laat
scheef recht
sterk zwak
stil luid
duur goedkoop
veilig gevaarlijk
zuur zoet
lief gemeen
zwart wit
gemakkelijk moeilijk
juist fout
vrolijk droevig
eerlijk oneerlijk
zacht hard
vuil schoon
L3 - Thema 3 - les 7 - kopieerblad 2
569376 Talent3 HDL A.indb 378
30/01/18 12:44
Thema 3 - les 8
Kortverhalen ‘Een goed doel’, ‘Op blote voeten in een hut’ en ‘Mijn droomjob’ Domein: Onderwerp: Lesduur:
lezen een kortverhaal lezen 25 minuten
Samenhang
Materialen
Er is voor elke groep (A, B of C) een verschillend kortverhaal op eigen leesniveau: > ‘Een goed doel’ is geschreven op niveau einde tweede leerjaar. > ‘Op blote voeten in een hut’ is geschreven op niveau midden derde leerjaar. > ‘Mijn droomjob’ is geschreven op niveau einde derde leerjaar.
Folio > leesboek p. 42-47
Lesdoelen Hoofddoel van de les Teksten lezen met het juiste dynamische en melodische accent. Andere doelen Plezier beleven aan lezen. Leergebiedoverschrijdend/persoonsgebonden doel Plezier beleven en voldoening ervaren.
Voorbereiding Bekijk de resultaten van de voorbije leeslessen. Maak op basis daarvan een indeling voor deze les in A-, B- en C-lezers.
Coöperatieve werkvormen in deze les > duolezen > koorlezen
Leergebiedoverschrijdende/persoonsgebonden ontwikkeling Geef veel bevestiging aan zwakkere lezers, zodat hun basisvertrouwen groeit. Laat de lezers elkaar in de groepen positief bevestigen (met een compliment of een applausje).
L3 - Thema 3 - les 8 - lesgang
569376 Talent3 HDL A.indb 379
379
30/01/18 12:44
Lesgang OriĂŤnteren en plannen 1 Op het lesdoel focussen Verdeel de klasgroep in drie groepen: laat de A-lezers, de B-lezers en de C-lezers samen in een groep zitten.
leesboek p. 42 en 44
Laat de A- en B-lezers hun leesboek nemen op p. 42 en de C-lezers op p. 44 Verduidelijk het lesdoel: Je leest een verhaal. Na het lezen vertel je het verhaal in eigen woorden aan de anderen. Het is belangrijk dat je de tekst aandachtig leest, zodat je goed begrijpt wat er gebeurt en waarom het gebeurt.
Hoofddoel uitvoeren en verwerken 2 Het kortverhaal lezen CoĂśperatief leren: koorlezen (A) en duolezen (A/B/C) Verduidelijk eerst de werkwijze voor de B- en de C-lezers: > De B-groep leest eerst in stilte deel 1. Daarna duolezen ze deel 2 (met een wissel om de vijf regels) en, tot slot, in stilte deel 2. > De C-groep leest eerst in stilte deel 2. Daarna duolezen ze deel 3 (met een wissel om de vijf regels), en tot slot in stilte deel 3. De A-groep leest onder jouw begeleiding: > Lees eerst het verhaal van p. 42-43 hardop voor. > Vervolgens lees je het verhaal hardop in koor met de leerlingen. > Ten slotte mogen ook de A-lezers duolezen: om de vijf regels wisselt de lezer.
leesboek p. 42-47 TIP! Als ze klaar zijn met de twee teksten, mogen de B- en C-lezers ook de andere tekst nog lezen. Eerst individueel, daarna in duo. TIP! Voorzie een opdracht voor snelle lezers, bv. bedenk vijf vragen over het verhaal of schets een stripverhaal bij het verhaal.
Controleren en reflecteren 3 De lesopdracht uitvoeren Laat een A-, een B- en een C-lezer samenzitten. Ze vertellen elkaar waarover hun laatst gelezen verhaal ging. 4 Op het verhaal en het leesproces reflecteren Reflecteer met de leerlingen op de verschillende kortverhalen: > Hoe vond je het laatste verhaal dat je las? > Zou je het verhaal (of de verhalen) die je nog niet las, willen lezen? Evalueer ook het leesproces: > Wat ging goed? Wat verliep moeilijk? > Hoe verliep het duolezen? > Waarop moet je nog oefenen?
TIP! Laat enkele A-lezers in het kort vertellen waarover het verhaal gaat om na te gaan of ze de tekst begrepen hebben. Ze vullen elkaar daarbij aan.
Na de les Laat voor de volgende les lezen een boek van thuis of een boek uit de bibliotheek meebrengen.
380
L3 - Thema 3 - les 8 - lesgang
569376 Talent3 HDL A.indb 380
30/01/18 12:44
Thema 3 - les 9
Vrij lezen Domein: Onderwerp: Lesduur:
lezen vrij lezen in een boek naar keuze 25 minuten
Lesdoelen
Materialen
Hoofddoel van de les Plezier beleven aan lezen.
Folio > leesboek p. 37-38 (A-lezers)
Andere doelen Bereid zijn spontaan voor hen bestemde boeken en andere informatiebronnen te raadplegen.
Diversen > een boek naar keuze
Leergebiedoverschrijdend/persoonsgebonden doel Plezier beleven en voldoening ervaren.
Voorbereiding Laat een boek van thuis of een boek uit de bibliotheek meebrengen. Je kunt zelf boeken over het thema in de bib lenen en aanbieden in de klas. De A-lezers gebruiken ook het verhaal uit les 2 van het leesboek.
CoĂśperatieve werkvormen in deze les > koorlezen
Leergebiedoverschrijdende/persoonsgebonden ontwikkeling Help leerlingen die niet graag lezen een boek op maat te vinden. Bied hen verschillende tekstsoorten aan, zoals strips, informatieve boeken en fictieboeken in alle soorten genres. Peil naar hun interesses en geef aarzelende lezers extra kansen om te vertellen wat ze gelezen hebben.
Lesgang OriĂŤnteren en plannen 1 Op het lesdoel focussen Verduidelijk wat je in deze les beoogt: > Iedereen leest een boek naar keuze. Dat mag een verhaal zijn, een informatief boek, een strip, een tijdschrift ... > Leerlingen die graag digitaal lezen kunnen bv. kiezen voor een boek uit de Talentbib of uit de BiB-BoXen. Die boeken zijn erg compact en je kunt ze binnen de voorziene tijd helemaal uitlezen.
L3 - Thema 3 - les 9 - lesgang
569376 Talent3 HDL A.indb 381
381
30/01/18 12:44
> Je kunt de leerlingen toestaan om samen in een informatief boek te lezen. Ze kunnen dan zaken aan elkaar verduidelijken. De leerlingen die daarvoor kiezen geef je het best een aparte plaats in de klas, zodat ze de ‘stillezers’ zo weinig mogelijk storen. > Maak duidelijke leesafspraken. Waar mogen de leerlingen zitten? Wat doen ze als hun boek uit is? Geef de leerlingen vooraf een algemene opdracht die ze moeten uitvoeren tegen het einde van de leestijd: > Las je in een fictieboek? Was er iets in het boek dat je zelf al hebt meegemaakt? Wat was bij jou hetzelfde en wat was anders? > Las je in een non-fictieboek? Vertel dan een weetje dat je leerde uit het boek.
TIP! Zet de algemene opdrachten op kaartjes en laat de leerlingen een opdracht trekken.
Leerlingen die hun boek uit hebben, geef je een bijzondere opdracht: > Las je in een fictieboek? Ontwerp dan je eigen boekenlegger (vraag materialen aan de leraar). De boekenlegger moet passen bij het boek of verhaal. > Las je in een non-fictieboek? Zoek een moeilijk woord in je boek. Vraag aan anderen of ze weten wat het betekent. Leg het eventueel uit.
TIP! Stimuleer leerlingen om een boek uit te lezen door leuke opdrachten te verzinnen die ze pas mogen uitvoeren als hun boek uit is.
Hoofddoel uitvoeren en verwerken 2 Vrij lezen Coöperatief leren: koorlezen (A) Laat de leerlingen van de B- en de C-groep lezen in een boek dat ze zelf hebben gekozen. Begeleid ondertussen de A-groep. Grijp terug naar het verhaal van les 2. Lees de tekst nogmaals in koor. Laat daarna ook de A-groep vrij lezen in een boek naar keuze.
Controleren en reflecteren 3 Op het lezen reflecteren Laat de leerlingen reflecteren op het lezen en het leesproces: > Wat heb je gelezen? > Hoeveel heb je gelezen? > Heb je zin om verder te lezen in het boek? > Wat ben je te weten gekomen?
een boek naar keuze leesboek p. 37-38 TIP! Lees zelf in een boek (modelling) of begeleid een zwakke lezer bij het lezen, bijvoorbeeld door te duolezen met de leerling, samen een informatief boek te lezen of extra duiding te geven.
4 Aan de hand van de algemene opdracht controleren Kom terug op de algemene opdracht die je meegaf voor het lezen. Kies uit twee opties: > Pik er enkele leerlingen uit die hun algemene opdracht uitvoeren voor de hele klasgroep. > Stel groepjes samen met groepsleden die al dan niet dezelfde opdracht kregen. De groepsleden voeren dan voor elkaar de algemene opdracht uit. Zo krijgt iedereen de kans zijn of haar algemene opdracht uit te voeren.
382
L3 - Thema 3 - les 9 - lesgang
569376 Talent3 HDL A.indb 382
30/01/18 12:44
Thema 3 - les 10
Geheim op zolder Domeinen: Onderwerp: Lesduur:
lezen, luisteren, spreken de verhaallijn van een fictietekst weergeven en de elementen ervan in de juiste volgorde plaatsen 75 minuten
Samenhang
Materialen
Op de ontdekplaat en in les 4 ontdekten de leerlingen dat er niet altijd met geld betaald werd, maar dat het fenomeen rijkdom al vrij gauw ontstond. In les 5 waren de leerlingen voor één dag schandalig rijk. Ze schreven er een verhaal over. In het fictieverhaal in deze les vindt iemand een grote som geld, die uiteindelijk niets waard blijkt te zijn. Deze les gaat dieper in op wat rijkdom inhoudt en stelt de vraag of je iets dat je vindt wel mag bijhouden. In les 11 wordt dit thema verder uitgediept. De leerlingen schrijven dan een verhaal waarin ze de juiste keuze moeten maken.
Digitaal > bordboek > dvd
Lesdoelen Hoofddoel van de les Op basis van op hun leeftijd afgestemde teksten: relaties tussen hoofdpersonage en nevenpersonages onderscheiden, chronologie, fictie en non-fictie onderscheiden.
Folio > taalschrift p. 78-84 > boek Geheim op zolder, Do Van Ranst (Talentbib 3) > kopieerbladen 1-3 Diversen > praatkaartjes > facultatief: een eurobiljet en een zaklamp
Andere doelen Eenvoudige instructies (met vier duidelijk te onderscheiden stappen) begrijpen en uitvoeren. > De betekenis van woorden afleiden uit de tekst. > Voor hen bestemde eenvoudige schriftelijke instructies begrijpen en uitvoeren. Bereid zijn de eigen gevoelens en verlangens op een persoonlijke manier uit te drukken. Strategie Volgende leesstrategieën hanteren onder aansturing van de leraar of met behulp van een stappenplan: > Voor het lezen: voorspellingen doen over de tekst aan de hand van de titel en illustraties. > Tijdens het lezen: herlees- en woordbetekenisstrategieën inzetten, in functie van het begrijpen van woorden, zinnen, taalgebruik ... Leergebiedoverschrijdend/persoonsgebonden doel Samenwerken met anderen en zo bijdragen aan het realiseren van een gemeenschappelijk doel.
L3 - Thema 3 - les 10 - lesgang
569376 Talent3 HDL A.indb 383
383
30/01/18 12:44
Voorbereiding Kopieer de tekeningen bij het verhaal (kopieerblad 1) per acht leerlingen. Kopieer de kernwoorden (kopieerblad 2) per vier leerlingen. Kopieer het lottospel (kopieerblad 3) recto verso per vier leerlingen. Knip de kaartjes uit.
Woordenschat Tekstwoorden > de scooter > de fooi > het huishouden > het biljet
School- en instructietaal > de volgorde
Coöperatieve werkvormen in deze les > denken-delen-doen > praatkaartjes
Leergebiedoverschrijdende/persoonsgebonden ontwikkeling De leerlingen leren samenwerken door de coöperatieve werkvorm denken-delen-doen. Ze moeten eerst overleggen en dan samen tot één antwoord komen. Ze leren luisteren naar elkaar en houden rekening met elkaars mening om zo het gemeenschappelijke doel te realiseren.
Lesgang Oriënteren en plannen 1 Op basis van de titel de verhaallijn voorspellen Toon het boekomslag van Geheim op zolder. > Wat vind je terug op de cover van het boek? (titel, auteur, uitgeverij, een prent) > Wat is de titel van het boek? > Wat kan ons meer vertellen over het verhaal in dit boek? (de titel, de prent, de korte inhoud op de achterflap)
boek Geheim op zolder, Do Van Ranst (Talentbib 3) leesstrategie 2: Ik voorspel de inhoud.
Laat een leerling de achterflaptekst voorlezen: > Waarover denk jij dat het boek zal gaan? 2 Met auteur Do Van Ranst kennismaken > Wie schreef het boek? > Wie maakte de tekeningen? > Heeft iemand al eens een boek gelezen van Do Van Ranst? Verwijs naar het verhaal van les 2, Als Tibbe heel rijk was. Enkele leerlingen maakten misschien al kennis met de auteur via de ontdekplaat. Bekijk het interview met Do van Ranst.
384
TIP! Bekijk het interview eventueel voor het stellingenspel.
L3 - Thema 3 - les 10 - lesgang
569376 Talent3 HDL A.indb 384
30/01/18 12:44
3 Op basis van tekeningen de verhaallijn voorspellen De leerlingen werken in groepjes van vier. Geef elke groep de prenten die bij het boek horen. Laat de leerlingen ze uitknippen.
Bekijk met je groepje de prenten. Vertel wat je ziet op elke prent. Bedenk hoe het verhaal zou kunnen gaan aan de hand van de prenten en leg de prenten in de juiste volgorde.
kopieerblad 1 leesstrategie 2: Ik voorspel de inhoud.
Laat elk groepje kort aan het woord en luister naar hun verhaallijn. 4 Leesdoel en lesdoel bepalen Laat een leerling de schuingedrukte inleiding bij het verhaal in het taalschrift hardop lezen: Welk geheim zou Lonne vinden? Laat enkele leerlingen antwoorden. Hoe kunnen we dan te weten komen wat ze vindt? (door het verhaal en eventueel het boek te lezen)
taalschrift p. 78
leesstrategie 1: Waarom ga ik deze tekst lezen?
Laat het lesdoel voorlezen: “Ik kan na het lezen van het verhaal vertellen wat het geheim van het hoofdpersonage is en waarom ze dat voor de andere personages verbergt.”
Hoofddoel uitvoeren en verwerken 5 Deel 1 van het verhaal lezen De leerlingen lezen deel 1 van het verhaal in stilte. Ze markeren vijf woorden die ze niet begrijpen en zelf niet kunnen verklaren. 6 Op basis van de context moeilijke woorden verklaren Verklaar met de leerlingen de moeilijke woorden vanuit de context. Bied de woorden biljet, fooi en huishouden aan en verklaar stapsgewijs aan de hand van deze vragen, hier uitgewerkt voor het voorbeeld biljet: > Zoek de zin waarin het woord ‘biljet’ voorkomt. (Lonne houdt op zolder een biljet tegen het flauwe licht.) > Wat zou Lonne op zolder tegen het licht kunnen houden? > Wat heeft ze gevonden? Zoek meer in het begin van de tekst. (Lonne vond briefjes in de omslag. In de tekst staat dat Lonne nog nooit zoveel geld heeft gevonden.) > Hoe heb je de betekenis van het woord gevonden? (door het tekstfragment opnieuw te lezen)
taalschrift p. 78
leesstrategie 6: Wat doe ik als ik het niet meer snap?
TIP! Bekijk met de leerlingen een echt eurobiljet. Hou het tegen het licht (gebruikt bv. een zaklamp) en zoek naar beveiligingskenmerken. Wat zie je?
7 De personages en de verhaalinhoud bespreken en vergelijken met de voorspellingen > Wie zijn de personages uit het verhaal? (Lonne, opa, mama, Tobias, Céline, oma) > Wie is het hoofdpersonage van het verhaal? (Lonne) > Waarom denk je dat? (Je volgt Lonne in het verhaal, zowel wat ze denkt als wat ze doet.) Vergelijk de voorspellingen die de leerlingen maakten met de effectieve verhaalinhoud: > Waarover gaat het verhaal eigenlijk? > Kan dit een waargebeurd verhaal zijn? (ja) Waarom (niet)?
leesstrategie 4: Ik stel vragen over de tekst (vanuit het doel).
L3 - Thema 3 - les 10 - lesgang
569376 Talent3 HDL A.indb 385
385
30/01/18 12:44
> Is dit verhaal dan echt gebeurd? Waarom (niet)? (meestal staat het op het boek als het een waargebeurd verhaal is) > Deden jullie zelf al eens een bijzondere vondst? Wat gebeurde er toen? Laat enkele leerlingen antwoorden. 8 Vragen in het taalschrift oplossen Coรถperatief leren: denken-delen-doen De leerlingen maken per twee de oefening 2 tot en met 4 bij deel 1, oefening 6 tot en met 8 bij deel 2 en oefening 10 tot en met 13 bij deel 3 in het taalschrift. 9 Vervolgverhaal vertellen en eigen ervaringen verwoorden > Wat vond je van het verhaal? De leerlingen kleuren het passende aantal sterren in het taalschrift. > Hoe gaat het verhaal verder, denk je? De leerlingen die deel 3 gelezen hebben, vertellen kort het vervolg dat zij bedachten. 10 Het lottospel spelen Coรถperatief leren: praatkaartjes Maak groepjes van vier leerlingen. Geef elke groep de kaartjes van kopieerblad 3 met de muntstukken naar boven. De groepen leggen de kaartjes verspreid op tafel en lezen samen de lottoprijzen hardop voor. Om de beurt kiezen ze een kaartje. Ze vertellen aan de groep waarom ze die lottoprijs kiezen. Ze leggen de lottoprijs met het muntstuk naar boven voor zich neer.
taalschrift p. 78-83
taalschrift p. 84
TIP! Laat ook enkele leerlingen die deel 3 niet lazen, kort vertellen hoe het verhaal verder kan gaan.
kopieerblad 3 praatkaartjes
Er zijn ook nog andere prijzen te winnen. De leerlingen draaien hun kaartje om en lezen in stilte de tekst op hun kaartje. Ze lezen om de beurt zowel de voor- als de achterkant van hun kaartje voor aan de groep. Ze vertellen welke prijs ze het liefst willen en waarom. De klas kan eventueel nog kort reageren of aanvullen. 11 Kernwoorden rangschikken Geef na het lottospel elk groepje kopieerblad 2. De leerlingen knippen de vier woordkaarten uit. Ze rangschikken de vier kernwoorden na overleg in volgorde van belangrijkheid: helemaal links leggen ze het woord dat zij het belangrijkst vinden, helemaal rechts het woord dat ze het minst belangrijk vinden.
kopieerblad 2
Elk groepje hangt zijn rangschikking op het bord, maar zonder toelichting. Laat de klas nog niet reageren. Maak na afloop met alle leerlingen een top 4 van de kernwoorden op het bord. Nu mogen ze verwoorden waarom ze bepaalde woorden belangrijker vinden dan andere: > Is het gemakkelijk om samen een top 4 te maken? Hoe komt dat? (nee, want iedereen heeft een andere mening en wat voor de ene persoon heel belangrijk is, kan voor iemand anders minder belangrijk zijn)
386
L3 - Thema 3 - les 10 - lesgang
569376 Talent3 HDL A.indb 386
30/01/18 12:44
Controleren en reflecteren 12 Het zelfevaluatiekader invullen Laat het zelfevaluatiekader invullen. Bespreek na.
taalschrift p. 84 TIP! Met behulp van de Bingel Raket kun je het digitale portfolio automatisch laten invullen op basis van de zelfevaluatie van de leerlingen.
Redicodis/viersporenbeleid Instructieonafhankelijke leerlingen > gaan aan de slag nadat het lesdoel werd bepaald. > werken individueel of met een partner. > maken oefening 1 tot en met 8. > lezen deel 3 en maken aanvullend oefening 10 tot en met 13. Instructiegevoelige leerlingen > gaan aan de slag nadat de woordenschat besproken is. > duiden belangrijke delen aan in de tekst. > lezen deel 1 en 2 en maken oefening 1 tot en met 8. > lezen deel 3 en maken eventueel oefening 10 tot en met 13. Instructieafhankelijke leerlingen > werken in miniklas onder begeleiding. > lezen in koor met de leraar deel 1 en deel 2 van het verhaal. > maken oefening 2 tot en met 8 in miniklas onder begeleiding.
L3 - Thema 3 - les 10 - lesgang
569376 Talent3 HDL A.indb 387
387
30/01/18 12:44
les 10
Geheim op zolder Ik kan na het lezen van het verhaal vertellen wat het geheim van het hoofdpersonage is en waarom ze het voor de andere personages verbergt.
1
Lees deel 1 van het verhaal. Lonne speelt verstoppertje met haar broertje Tobias. Ze zoekt hem op zolder. Daar ziet ze de oude spullen van oma staan. Oma is gestorven en Lonne mist oma. Ze kijkt in de laden van oma’s nachtkastje. Daar vindt ze een groot geheim. Welk geheim dat is, lees je zelf.
5
10
15
20
W
78
388
Met de bibber in de vingers peutert Lonne de omslag open. Het voelt alsof ze iets doet wat niet mag. Het voelt spannend. Maar dit is toch gewoon een kastje op zolder bij haar thuis? Wat kan het kwaad? Lonnes adem stokt. Haar hart gaat wild tekeer. In de omslag zit vreemd geld. Het zijn misschien wel vijftig briefjes van vijftig. Evenveel van honderd. Wel tien van duizend! Zo veel geld zag Lonne nog nooit bij elkaar. “Komen eten, Lonne!” roept opa van beneden. Van het schrikken laat Lonne het geld vallen. Snel raapt ze alles bij elkaar. Ze stopt het terug in het kastje. Die avond zit iedereen televisie te kijken. Lonne gaat stilletjes naar boven. De film is spannend. Opa sliep al na vijf minuten. Op de tippen van haar tenen, als een dief, beklimt Lonne de zoldertrap. Ze moet erom lachen. In haar hoofd draagt ze een juten zak met gestolen goud en zilver op haar rug. Ze denkt: was Céline maar hier. Het scheelde weinig of ze bleef vanavond slapen. Maar er kwam wat tussen. Het liefst zou ze dit moment met haar beste vriendin delen. Lonne houdt op zolder een biljet tegen het flauwe licht. Beelden schieten door haar hoofd: mama in een huis vol nieuwe meubels. Zij en Tobias met elk een nieuwe fiets. Opa de scooter die hij al zolang wil. Het huis opgeknapt. Nieuwe kleren, schoenen waarvan de zolen oplichten in het donker!
je adem stokt
je adem even inhouden omdat je schrikt
de juten zak
zak van sterke stof
het biljet
briefje om mee te betalen
beelden schieten door je hoofd
plots aan vanalles denken, het lijkt alsof er zich een film in je hoofd afspeelt
de scooter
motorfiets
Thema 3 - les 10
L3 - Thema 3 - les 10 - correctiesleutel
569376 Talent3 HDL A.indb 388
30/01/18 12:44
2
De titel van het boek is Geheim op zolder. a Wat is het geheim op zolder eigenlijk?
Het antwoord van de leerlingen moet uit de tekst komen. Het geheim kan zowel de geldvondst op zolder zijn als het feit dat Lonne de vondst verzwijgt voor haar moeder.
Het geheim op zolder is dat er geld in de lade van oma’s nachtkastje ligt en dat Lonne niet vertelt dat ze geld gevonden heeft.
b Waarom vertelt Lonne dat geheim niet aan mama of papa? Lonne wil het geld voor zichzelf houden. Lonne gaat een verrassingsfeestje geven voor mama en papa. ✗ Lonne denkt dat ze iets fout deed. Ze voelt zich een dief.
3
Kruis juist of fout aan. Verbeter de zinnen die fout zijn.
juist
1 Lonne vindt geld onder het bed van oma.
fout ✗
Lonne vindt geld in het nachtkastje van oma.
2 Lonne heeft nog nooit zoveel geld in haar handen gehad.
✗
✗
3 Wanneer iedereen een spel speelt, gaat Lonne terug naar de zolder. Wanneer iedereen televisie kijkt, gaat Lonne terug naar de zolder.
4 Lonne wil het moment op zolder delen met haar beste vriendin Céline.
4
✗
Wat zou jij met het geld doen als je Lonne was?
Thema 3 - les 10
79
L3 - Thema 3 - les 10 - correctiesleutel
569376 Talent3 HDL A.indb 389
389
30/01/18 12:44
9
Lees deel 3 van het verhaal.
5
10
15
30
“Spelletjes!” roept opa, na de lunch. “Ga je niet dutten dan?” knipoogt mama naar hem. “Mooi niet”, zegt opa. Hij kijkt in de kast en somt spelletjes op: “Mens-erger-je-niet, schaken, Monopoly, Vier op ‘n rij, Cluedo.” “Cluedo!” gilt Tobias. “Daar begrijp jij niks van”, plaagt Lonne. Maar het is wel een beetje zo. Toch spelen ze het spel. “Wie heeft het gedaan, wie heeft het gedaan?” zegt opa de hele tijd. Tobias vindt het supergrappig. Lonne denkt weer aan oma. Ze zou zeuren: “Opa, doe nu normaal. Hou op. We weten het inmiddels wel.” Dat soort dingen. Zo ging het vroeger altijd. Elke zaterdag was het spelletjesdag. Twee weken na oma’s dood beloofde opa dat spelletjesdag nooit verloren zou gaan. Dat vond Lonne fijn. Het voelde eerst wel nog raar, zo zonder oma. Maar al snel raakte ze eraan gewend. Opa doet altijd zijn best om te doen alsof oma er toch bij is. Dan proost hij op haar. Of hij deelt speelkaarten ook aan haar uit. Soms vindt Lonne het een beetje triest. Maar opa vindt het best. Na enkele spelletjes gaat opa wat op de bank liggen. Tobias laat Kwiek, de hond, uit. Lonne kan het niet laten om naar de zolder te 20 trekken. Ze haalt de biljetten uit het kastje. Geld van Briek, denkt ze. Ze sluit haar ogen. In haar hoofd ziet ze oma Brieks kasten stoffen. Hij zit te studeren aan zijn bureau. Hij kan er zijn gedachten niet bij houden. Zijn blik gaat 25 steeds naar oma. Als alles gepoetst is, opent Briek een lade. Hij haalt er wat geld uit en zegt: “Voor jou, Eleonora.” En hij knipoogt. Oma bloost een beetje en stopt het geld in haar zak. “Voor nieuwe schoenen”, lacht ze. “Met zolen die oplichten.” “Lonne!” Mama staat aan de zoldertrap. “Wat spook jij uit?” Lonne holt naar beneden. Mama staat op de gang. “Ik zocht kleren om me te verkleden”, jokt Lonne. “Die ga je daar niet vinden, Lon”, zegt mama. Ze klinkt een beetje boos.
35
40
Geheim op zolder | Do van Ranst
Haal meer uit dit boek! Ga snel naar bingel.be.
CVR_TALENT_LJ3_4,4mm.indd 7
390
jokken liegen
In bed denkt Lonne erover na. Mama weet vast van het geld. Het is geheim geld omdat het van een jongeman komt die verliefd was op oma. Opa weet er ook van. Hij wil van het geld niet weten. Opa was altijd dolgelukkig met oma. Over het geld werd nooit gesproken. Dat wou opa het liefst: dat het geld nooit bestond. Dan bestond de liefde tussen die Briek en oma ook niet. Lonne schudt met haar hoofd. “Hou op, trien”, fluistert ze tegen zichzelf. “Je kijkt te veel liefdesfilms!” Na een poosje slaapt ze eindelijk in. Lonne doet een ontdekking op zolder. De ontdekking blijkt heel wat met de liefde te maken te hebben. Een verboden liefde! Was oma verliefd op Briek Kopermans? En wat vindt opa daar dan van? Opa denkt alleen maar aan spelletjes. Daar is hij dol op! Gelukkig heeft Lonne Céline. Aan haar kan ze alles aan vertellen.
82
W
Geheim op zolder Do van Ranst | Jan Lieffering
Meer lezen? Geheim op zolder, Do Van Ranst, Talentbib 3
3
26/10/17 12:52
Thema 3 - les 10
L3 - Thema 3 - les 10 - correctiesleutel
569376 Talent3 HDL A.indb 390
30/01/18 12:44
10 Zet in de juiste volgorde. Nummer van 1 tot 4. 4
Lonne gaat slapen.
2
Lonne kan het niet laten om naar zolder te trekken.
1
Iedereen speelt spelletjes.
3
Mama vraagt wat Lonne op zolder uitspookt.
r-je-niet, schaken,
gt opa de hele tijd.
p. We weten het 11 Zoek in deel 3 van het verhaal. Kleur in de tekst: de naam van oma.
n zou gaan. al snel raakte ze s. Dan proost hij een beetje triest. op de bank liggen.
de zolder te et kastje.
ziet ze oma Brieks aan zijn bureau. Hij den. Zijn blik gaat
en lade. Hij haalt Eleonora.� En hij en stopt het geld
W
jokken liegen
m geld omdat het ij wil van het geld t gesproken. Dat en die Briek en
twee dingen die opa doet om te doen alsof oma er nog steeds bij is. wat Lonne vertelt wanneer mama haar betrapt op zolder. Ze jokt een beetje.
12 Wat hoort bij elkaar? Verbind. haalt de biljetten uit het kastje.
1
Opa
2
Lonne
gaat wat op de bank liggen.
3
Tobias
zit te studeren aan zijn bureau.
4
Oma
laat Kwiek de hond uit.
5
Briek
stoft Brieks kasten.
Hier is niets fout, omdat het een creatieve schrijfopdracht is.
13 Lonne voelt zich een dief. Ze vindt het ook niet fijn om de waarheid te verzwijgen voor mama. Wat kan ze doen? Schrijf hoe het verhaal volgens jou verdergaat.
e kijkt te veel
anst,
Thema 3 - les 10
83
L3 - Thema 3 - les 10 - correctiesleutel
569376 Talent3 HDL A.indb 391
391
30/01/18 12:44
14 Hoe verliep de les voor jou? Ik geef deze tekst Ik kon de gebeurtenissen in een verhaal in de juiste volgorde zetten. Ik kon met eigen woorden een verhaal navertellen. Ik kon vertellen over mijn gevoelens en gedachten. Ik werkte goed samen met mijn partner.
84
392
Thema 3 - les 10
L3 - Thema 3 - les 10 - correctiesleutel
569376 Talent3 HDL A.indb 392
30/01/18 12:44
L3 - Thema 3 - les 10 - kopieerblad 1
569376 Talent3 HDL A.indb 393
393
30/01/18 12:44
Kernwoorden
geld geluk liefde gezondheid 394
L3 - Thema 3 - les 10 - kopieerblad 2
569376 Talent3 HDL A.indb 394
30/01/18 12:44
Het lottospel
Een splinternieuwe auto
1 000 euro
De laatste nieuwe Playstation met vier spelletjes Een speelgoedbon van 1 000 euro
Een hele grote televisie
Een nieuwe slaapkamer
L3 - Thema 3 - les 10 - kopieerblad 3
569376 Talent3 HDL A.indb 395
395
30/01/18 12:44
Je blijft gezond en wordt honderd jaar. Je bent je hele leven lang gelukkig. Je maakt een leuke reis met je hele familie. Je maakt een uitstap naar de dierentuin met al je vrienden. Je zusjes of broertjes blijven hun hele leven gezond.
Je vindt de liefde van je leven.
396
L3 - Thema 3 - les 10 - kopieerblad 3
569376 Talent3 HDL A.indb 396
30/01/18 12:44
Thema 3 - les 11
De eerlijke vinder Domeinen: Onderwerp: Lesduur:
schrijven, spreken, luisteren een verhaal aanvullen 75 minuten
Samenhang
Materialen
In les 4 ontdekten de leerlingen dat er vroeger nog niet met geld werd betaald, maar dat rijkdom wel al bestond. In les 5 fantaseerden ze over schandalig rijk zijn voor één dag. In les 10 lazen de leerlingen het verhaal van Lonne en haar fantasieën over schatrijk zijn na de geheime geldvondst op zolder, tot ze zich schuldig begint te voelen. In deze les staat de ethische discussie rond de eerlijke vinder opnieuw centraal. Aan de hand van een filmpje waarin kinderen een portefeuille vinden, bepalen de leerlingen wat zij zouden doen met het gevonden geld. De ervaringen worden gebundeld tot een vervolg op het verhaal van de gevonden portefeuille. De schrijftips die ze in deze les toepassen, kwamen ook al in les 5 aan bod.
Digitaal > bordboek > dvd
Lesdoelen
Folio > taalschrift p. 85-89 > kopieerblad 1 > boek Geheim op zolder, Do Van Ranst (Talentbib 3) Diversen > praatkaartjes
Hoofddoel van de les Verhalen, gedichten en raadsels aanvullen. Andere doelen Mondeling aangeboden informatie van de klasgenoot letterlijk opschrijven. > Eigen mening verwoorden in een kleine kring en grote kring en hun standpunt verduidelijken. > Zich voldoende kritisch en weerbaar opstellen bij het luisteren en spreken. Eenvoudige instructies (met vier duidelijk te onderscheiden stappen) begrijpen en uitvoeren. Strategie Volgende schrijfstrategieën hanteren onder aansturing van de leraar of met behulp van een stappenplan: > Voor het schrijven: het schrijfdoel bepalen. > Tijdens het schrijven: hun gedachten onder woorden brengen in de vorm van woorden, zinnen en teksten. > Na het schrijven: de tekst in een definitieve vorm schrijven en reflecteren op het schrijfproces en schrijfproduct aan de hand van vastgelegde criteria. Leergebiedoverschrijdend/persoonsgebonden doel Een persoonlijk geweten ontwikkelen en gewetensvol en verantwoord handelen.
L3 - Thema 3 - les 11 - lesgang
569376 Talent3 HDL A.indb 397
397
30/01/18 12:44
Voorbereiding Kopieer het spel ‘Mag ik dit houden?’ (kopieerblad 1) per vier leerlingen. Knip de kaartjes op voorhand uit. Voorzie drie praatkaartjes per leerling.
Woordenschat Tekstwoorden > de schop > de portefeuille
School- en instructietaal > het vervolg
Coöperatieve werkvormen in deze les > praatkaartjes > één gaat, drie blijven
Leergebiedoverschrijdende/persoonsgebonden ontwikkeling Je vindt iets dat niet van jou is. Mag je dat houden? In het filmpje komen daarover verschillende meningen aan bod. De leerlingen toetsen hun mening af aan die van de anderen en stellen de vraag wat in dit geval verantwoord gedrag is. Welke actie is de beste? Wat is gewetensvol handelen?
Brug naar andere leergebieden Speel als tussendoortje het spel ‘Ik ben rijk en ik heb ...’ dat in les 4 werd aangebracht.
Lesgang Oriënteren en plannen 1 Over het boek Geheim op zolder van Do Van Ranst vertellen Verwijs naar het verhaal Geheim op zolder. Herhaal kort wat er gebeurde in het verhaal: > Hoe voelde Lonne zich toen ze het geld pas gevonden had? (heel blij) > Was ze een tijdje later nog steeds blij met de geldvondst? (Nee, ze voelde zich ook schuldig.) > Waarom voelde ze zich zo? (Ze had het gevoel dat ze iets deed wat niet mocht. Het geld was niet van haar.) 2 Startfragment filmpje De eerlijke vinder bekijken Toon het startfragment van het filmpje. In dit filmpje vinden enkele kinderen ook iets dat niet van hen is. We zien hoe zij reageren
398
boek Geheim op zolder, Do Van Ranst (Talentbib 3)
dvd
L3 - Thema 3 - les 11 - lesgang
569376 Talent3 HDL A.indb 398
30/01/18 12:44
3 De vraag ‘Wat doe ik als ik geld vind dat niet van mij is?’ bespreken Coöperatief leren: praatkaartjes Zowel Lonne als de kinderen uit het filmpje vinden iets dat niet van hen is. Laat de vragen op het bord hardop voorlezen: > Wat zou jij doen als je geld vindt dat niet van jou is? > Aan wie zou je erover vertellen? > Wat zou je met het geld doen? > Wat gaan de kinderen uit het filmpje doen, denk je?
praatkaartjes
Maak groepen van vier en laat de vragen bespreken. Laat uit elk groepje een leerling vertellen wat er in het groepje gezegd werd. 4 Vervolg van het filmpje bekijken Toon het vervolgfragment van het filmpje. We zien nu wat de kinderen met de portefeuille doen. 5 De vraag ‘Mag ik het geld houden?’ bespreken Coöperatief leren: praatkaartjes De leerlingen zitten in groepen van vier. De groepen praten over deze vragen: > Wat zou jij doen? Hoe zou jij dat probleem oplossen? > Wanneer mag je iets dat je vindt voor jezelf houden? > Wat kun je doen als je niet weet wie de eigenaar is?
dvd
praatkaartjes
Laat uit elk groepje een leerling vertellen wat er in het groepje gezegd werd. 6 Op het lesdoel focussen Stel nu dat jij plots een grote som geld vindt? Wat zou jij dan doen met dat geld? Zoek je de eigenaar of hou je het voor jezelf ? Samen met je partner bedenk je een vervolg op een verhaal waarin jullie iets kostbaars vinden. Je schrijft het op zodat je het na afloop kunt voorlezen aan de klasgroep. Laat het lesdoel in het taalschrift hardop lezen.
schrijfstrategie 1: Ik denk na waarover ik ga schrijven.
taalschrift p. 85
Hoofddoel uitvoeren en verwerken 7 Het verhaal lezen Laat het startfragment van het verhaal lezen. Met een markeerstift duiden de leerlingen de woorden aan die ze niet begrijpen. Verklaar moeilijke woorden samen met de leerlingen. 8 De eigen verhaallijn uitwerken Overloop met de leerlingen het stappenplan. De leerlingen maken stap 1 en stap 2 in hun taalschrift met een partner. In het verhaal vullen ze op de stippellijn de naam in van hun partner waarmee ze het avontuur beleven.
taalschrift p. 85 TIP! Laat de woorden opzoeken in het woordenboek. taalschrift p. 86-89
L3 - Thema 3 - les 11 - lesgang
569376 Talent3 HDL A.indb 399
399
30/01/18 12:44
9 De verhalen vertellen Leerlingen die klaar zijn zoeken een duo dat ook klaar is. Een leerling van het ene duo werkt samen met een leerling van het andere duo. Ze voeren stap 3 en 4 uit en vertellen om beurten hun verhaal. Dat doen ze met de antwoorden die ze bij stap 1 en 2 noteerden. De leerlingen geven elkaar feedback. Ze geven zowel een pluspunt als een werkpunt. Het werkpunt noteren ze in het kader. Ze houden er rekening mee in stap 5. 10 Vervolg op het verhaal schrijven De leerlingen maken stap 5 en 6 individueel. Elke duopartner schrijft zelfstandig het verzonnen verhaal op. Bespreek met de leerlingen wat ze zullen opschrijven. Overloop de vragen en de schrijftips in het taalschrift.
taalschrift p. 86-88
taalschrift p. 88-89 TIP! Laat een leerling de tips in het taalschrift voorlezen. Na het schrijven van het verhaal kruisen de leerlingen de schrijftips aan. schrijfstrategie 3: Ik schrijf. schrijfstrategie 4: Ik lees mijn werk na.
Controleren en reflecteren 11 ‘Mag ik dit houden?’-spel spelen De leerlingen werken in groepen van vier. Ze verspreiden de kaartjes over de tafel, met de lege kant naar boven. Ze draaien om de beurt twee kaartjes om. Zijn het twee dezelfde kaartjes, dan mogen ze die bijhouden. Ze beantwoorden dan de twee vragen die op het bord staan: > Mag je dit bijhouden als je het zomaar ergens vindt? > Als je het niet mag bijhouden, wat doe je er dan wel mee? De groepsleden reageren en verwoorden hun mening. 12 Het zelfevaluatiekader invullen Laat het zelfevaluatiekader invullen. Bespreek na.
kopieerblad 1
taalschrift p. 89 TIP! Met behulp van de Bingel Raket kun je het digitale portfolio automatisch laten invullen op basis van de zelfevaluatie van de leerlingen.
Redicodis/viersporenbeleid Instructieonafhankelijke leerlingen > voeren stap 1, 2, 3, 4, 5 en 6 uit. > verbeteren zelf het verhaal aan de hand van de schrijftips. Instructiegevoelige leerlingen > voeren stap 1, 2, 3, 4 en 5 uit. > kunnen eventueel ook stap 6 uitvoeren. Instructieafhankelijke leerlingen > voeren stap 1, 2, 3 en 4 uit. > werken onder begeleiding van de leraar stap 5 uit.
400
L3 - Thema 3 - les 11 - lesgang
569376 Talent3 HDL A.indb 400
30/01/18 12:44
les 11
De eerlijke vinder Ik kan het vervolg van een verhaal bedenken. Ik kan het vervolg van een verhaal juist en verzorgd opschrijven.
1
Lees het verhaal.
De eerlijke vinder Het is een mooie winterdag, de zon schijnt en er is niemand te zien in het bos. (naam van je partner)
Samen met
5
10
15
wandel ik door het bos. Een roodborstje rommelt wat tussen de takjes op de grond, op zoek naar een worm die zich nog niet heeft verstopt voor het koude weer. Maar daar zijn we natuurlijk niet voor gekomen. Wij gaan een kamp bouwen! In het midden van het bos vinden we de perfecte plek voor ons kamp. Ik neem de schop en begin een kuil te graven. We maken een ondergronds kamp, zodat niemand ons ziet! Eerst gaan we takken zoeken om onze kuil goed te verstoppen. Wat ligt daar bij die boom? Het lijkt wel een deken of een plastic zak. Nieuwsgierig wandel ik erheen. Het is gewoon een jas. (naam van je partner),
Ik roep: “ 20
W
ik heb een jas gevonden!� Samen doorzoeken we de jas. In de linkerzak zit een portefeuille. We doen de portefeuille open en kunnen onze ogen niet geloven ...
het roodborstje
klein vogeltje met een rode borst
de schop
gereedschap waarmee je kunt graven of scheppen
ondergronds
onder de grond
de portefeuille
mapje waarin je bankbiljetten en je identiteitskaart bewaart
Thema 3 - les 11
85
L3 - Thema 3 - les 11 - correctiesleutel
569376 Talent3 HDL A.indb 401
401
30/01/18 12:44
2
Verzin samen met je partner een vervolg. Volg het stappenplan. STAP 1:
Beantwoord de vragen met een goede zin. W
Wat zit er in de portefeuille?
het vervolg volgende deel de eigenaar persoon van wie iets is
Wat zit er in de portefeuille waardoor jullie weten wie de eigenaar is?
Van wie is de portefeuille? Schrijf niet alleen de naam op, maar vertel ook wie die persoon is.
Waarom liet die persoon zijn jas liggen?
Wat doen jullie met de portefeuille? Kruis aan. We brengen de portefeuille terug naar de eigenaar. We houden de portefeuille en de jas bij. Er gebeurt nog iets anders.
86
402
Thema 3 - les 11
L3 - Thema 3 - les 11 - correctiesleutel
569376 Talent3 HDL A.indb 402
30/01/18 12:44
STAP 2: Jullie hebben gekozen hoe het verhaal afloopt. Vul nu enkel het kader met jullie einde verder aan. W
het vervolg volgende deel
We brengen de portefeuille terug naar de eigenaar. Hoe vinden jullie de eigenaar?
EINDE
1
de eigenaar persoon van wie iets is Hoe gaan jullie ernaartoe?
Wat doet of zegt de eigenaar als hij of zij de portefeuille terugkrijgt?
wie de eigenaar is?
EINDE
We houden de portefeuille en de jas bij. Hoe gaan jullie de buit verdelen?
2
Wat gaan jullie met de buit doen?
Hoe voelen jullie je daarbij?
Er gebeurt nog iets anders. Schrijf hier op hoe het verhaal afloopt.
EINDE
3
Thema 3 - les 11
87
L3 - Thema 3 - les 11 - correctiesleutel
569376 Talent3 HDL A.indb 403
403
30/01/18 12:44
STAP 3: Maak met de antwoorden uit stap 1 en 2 een echt verhaal. Oefen het verhaal door het aan je partner te vertellen. STAP 4: Zit samen met een andere groep. Vertel elkaar jullie verzonnen verhaal. – Luister naar elkaars verhaal. – Vertel de andere groep wat je goed vindt aan hun verhaal. – Geef de andere groep ook één werkpunt: wat kan nog beter? – Noteer het werkpunt dat jullie krijgen in het kader. Zo vergeten jullie het zeker niet.
Werkpunt:
STAP 5: Schrijf nu het verhaal op. Zo kun je het later nog eens lezen. Maak gebruik van: – de antwoorden uit stap 1, – de schrijftips, – het werkpuntje dat je kreeg. Schrijftips: Ik schrijf hoofdletters en leestekens. Ik gebruik maar één keer het woord ‘en’ in een zin. Mijn verhaal heeft een einde: het probleem is opgelost! Ik heb de zinnen uit elk kader van stap 1 en 2 gebruikt.
88
404
Thema 3 - les 11
L3 - Thema 3 - les 11 - correctiesleutel
569376 Talent3 HDL A.indb 404
30/01/18 12:44
STAP 6: Maak een tekening voor de voorkaft van het boek. In dat boek staat jullie verzonnen verhaal.
erhaal.
en jullie het zeker
ftips:
chrijf hoofdletters en stekens. ebruik maar één keer woord ‘en’ in een zin. n verhaal heeft een de: het probleem is gelost! eb de zinnen uit elk er van stap 1 en 2 bruikt.
3
Hoe verliep de les voor jou? Ik kon een vervolg voor het verhaal bedenken. Ik kon het vervolg juist en verzorgd opschrijven. Ik gaf een pluspunt en een werkpunt bij het verhaal van een andere groep. Ik werkte goed samen met mijn partner.
Thema 3 - les 11
89
L3 - Thema 3 - les 11 - correctiesleutel
569376 Talent3 HDL A.indb 405
405
30/01/18 12:44
Mag ik dit houden?
406
portefeuille met naamkaartje en telefoonnummer
portefeuille met naamkaartje en telefoonnummer
portemonnee met alleen geld
portemonnee met alleen geld
horloge
horloge
ring
ring
pennenzak
pennenzak
gsm
gsm
een zakje snoep
een zakje snoep
fotoalbum
fotoalbum
appel
appel
briefje van 5 euro
briefje van 5 euro
briefje van 200 euro
briefje van 200 euro
handtas
handtas
L3 - Thema 3 - les 11 - kopieerblad 1
569376 Talent3 HDL A.indb 406
30/01/18 12:45
Thema 3 - les 12
Woorden net als duw, wrat, avond, motor en Kerstmis Domein: Onderwerpen:
Lesduur:
spelling > vrije klinker u in woorden met uw > woorden met wr > woorden met een hoofdletter voor namen van feestdagen > woorden op ond en or 1 week - 3 lesblokken van 25 minuten
Samenhang
Materialen
De leerlingen maakten al kennis met de hoor-, de regel- en de onthoudstrategie. De spellingmoeilijkheden uit deze lessen pak je ook met die strategieĂŤn aan. Zo schrijf je de lange u in woorden of woorddelen die eindigen op uw altijd enkel (hoorstrategie). Woorden met wr, ond of or zijn voorbeelden van woorden die we moeten onthouden (onthoudstrategie). Feestdagen schrijven we met een hoofdletter (regelstrategie).
Digitaal > bordboek
Lesdoelen
Folio > spellingschrift p. 31-34 > kopieerblad 1 > wandplaat: hoofdletters Diversen > schrijflei
Hoofddoel van de les > Woorden met uw correct schrijven. > Woorden met wr correct schrijven. > Namen van feestdagen correct schrijven. > Woorden op ond en or correct schrijven. Andere doelen Reflecteren op het gebruik van het alfabet om alfabetisch gerangschikte bronnen op adequate en functionele wijze te hanteren. Leergebiedoverschrijdend/persoonsgebonden doel Een realistisch zelfbeeld opbouwen: positief omgaan met eigen mogelijkheden en beperkingen
Voorbereiding Kopieer de dicteekaartjes (kopieerblad 1): voor de ene helft van de klas dictee 1, voor de andere helft dictee 2. Heel zwakke spellers gebruiken het dicteekaartje als kopieerkaart.
CoĂśperatieve werkvormen in deze les > uitwisselen en delen > partnerdictee
L3 - Thema 3 - les 12 - lesgang
569376 Talent3 HDL A.indb 407
407
30/01/18 12:45
Leergebiedoverschrijdende/persoonsgebonden ontwikkeling Laat de leerlingen tijdens deze les extra aandacht hebben voor de moeilijkheden die ze ondervinden bij de verschillende spellingproblemen die aan bod komen. Laat de leerlingen die ook verwoorden (klassikaal of tegen hun buur).
Lesgang Aanbreng (25 minuten) 1 Voorgaande spellingmoeilijkheden herhalen: woorddictee Herhaal enkele woorden uit de vorige les aan de hand van een woorddictee. Laat de leerlingen de woorden op een schrijflei schrijven of mondeling spellen. Geef onmiddellijk feedback. > ouders Hoe heten de ... van prinses Elisabeth? > zeil Het ... van die boot is stuk. > kauwgom “... is slecht voor de tanden�, zegt mijn tandarts. > koud Het water van het meer is te ... om in te zwemmen. > bijten Je mag niet ... Dolfje! 2 De moeilijkheid inductief ontdekken Laat de toptekst lezen en laat ontdekken waar het in deze les over gaat. Werk inductief: bespreek de vetgedrukte woorden wat betreft betekenis, uitspraak en spellingmoeilijkheid. 3 Directe instructie Maak gebruik van de kolommen en de versleepbare woorden uit de toptekst. Rubriceer de woorden volgens spellingmoeilijkheid en bespreek de spellingweter. De les bevat verschillende spellingmoeilijkheden: Woorden met wr > Laat de uitspraak en de schrijfwijze van de woorden wroeten en wriemelen modellen. > Concludeer: je zegt vr, maar je schrijft wr, net als wrat.. > Leerlingen moeten deze woorden onthouden.
schrijflei
spellingschrift p. 31
TIP! Maak vier kolommen op het bord en rubriceer de woorden. spellingschrift
Hoofdletters bij feestdagen > Laat de schrijfwijze van de woorden Pasen en Pinksteren modellen. > Concludeer: feestdagen schrijf je met een hoofdletter. > Leerlingen leren de regel.
408
L3 - Thema 3 - les 12 - lesgang
569376 Talent3 HDL A.indb 408
30/01/18 12:45
Woorden op or of ond > Laat de schrijfwijze van de woorden ‘avond’ en ‘motorboot’ modellen. > Concludeer: sommige woorden worden met een doffe e uitgesproken maar met or en ond geschreven, net als avond en motor. > Leerlingen moeten deze woorden onthouden. Vrije klinker u in woorden met uw > Laat de schrijfwijze van de woorden ‘duwt’, ‘ruw’ en ‘sluw’ modellen. > Concludeer: een lange u voor een w schrijf je altijd enkel. > Leerlingen leren de regel: woorden met uw schrijf je net als duw. Dieper ingaan op woorden met uw Laat de titels van de 3 kolommen lezen: > lange u voor een w > lange u, enkel geschreven > lange u, uu geschreven Laat de woorden (dure, buur, schaduw, duwen, buren, stuur) slepen naar de juiste kolom. Laat de leerlingen luisteren naar de u en kijken naar de schrijfwijze. Concludeer: > kolom 1: een lange u voor een w schrijf je altijd enkel. > kolom 2: verenkelingsregel > kolom 3: je schrijft uu zoals je het hoort.
TIP! Teken drie kolommen op het bord en rubriceer.
4 De toegepaste strategieën herhalen Laat de spellingweter voorlezen. Ga op zoek naar andere woorden met de spellingmoeilijkheid: > woorden met uw (schaduw, schuw) > woorden met wr (wrat, wreed) > woorden met ond of or (morgenavond, presentator, factor) > namen van feesten (Kerstmis, Allerheiligen)
spellingschrift xx, xx en xx
5 Gedifferentieerd verwerken aan de hand van visueel dictee Laat de leerlingen oefening 1 oplossen.
spellingschrift p. 31
Redicodis/viersporenbeleid Instructieonafhankelijke en instructiegevoelige leerlingen > gaan onmiddellijk over tot zelfstandige verwerking van oefening 1. > zoeken zelf woorden met de moeilijkheid. > maken met behulp van hun schrijflei een partnerdictee. Instructieafhankelijke leerlingen > maken de oefening in miniklas onder begeleiding. > staan per woord stil bij de moeilijkheid en geven bij elk woord de specifieke moeilijkheid een kleur. > modellen beurtelings de aanpak.
L3 - Thema 3 - les 12 - lesgang
569376 Talent3 HDL A.indb 409
409
30/01/18 12:45
Inoefening (25 minuten) 6 De leerstof kort herhalen Dicteer vijf woorden met ond/or, uw, wr en een feestdag (bv. avond, horror, duwt, wrevel, Pasen). De leerlingen spellen mondeling of schrijven op de schrijflei. Wat schreven de leerlingen? Laat modellen hoe ze het probleem aanpakten.
schrijflei TIP! Gebruik de zelf gevonden woorden uit oefening 1.
7 Schriftelijk oefenen Laat de leerlingen oefening 2 tot en met 6 oplossen.
spellingschrift p. 32-33
Redicodis/viersporenbeleid Instructieonafhankelijke leerlingen > gaan onmiddellijk over tot zelfstandige verwerking, inclusief uitbreidingsopdrachten. Instructiegevoelige leerlingen > overlopen eerst met de leraar de oefeningen. > maken de basisoefeningen. Instructieafhankelijke leerlingen > maken de oefeningen in miniklas onder begeleiding. > modellen beurtelings de eerste opdracht van elke oefening. Oefening 2: > laat telkens de schrijfwijze modellen. Oefening 3: > laat de woorden eerst hardop lezen. > laat telkens een andere leerling het volgende woord aanbieden. Oefening 4: > bekijk samen het voorbeeld en laat de leerlingen opmerken dat het om een woord gaat dat samengesteld wordt met twee woorden uit de omschrijving. > laat zoeken naar de andere samengestelde woorden en laat die opschrijven. Oefening 5: > laat de leerlingen samen de woorden zoeken en bespreek elke spellingmoeilijkheid voordat de leerlingen die opschrijven. > schenk aandacht aan hoofdletters en leestekens. Oefening 6: > laat beurtelings lezen. > laat de schrijfwijze van het in te vullen woord modellen. > stimuleer om het woord goed te bekijken en dan op te schrijven zonder terug te blikken.
410
L3 - Thema 3 - les 12 - lesgang
569376 Talent3 HDL A.indb 410
30/01/18 12:45
Signaal en integratie (25 minuten) 8 Signaaloefening Coรถperatief leren: partnerdictee De leerlingen dicteren en schrijven om de beurt bij oefening 7.
spellingschrift p. 34 kopieerblad 1
Leerling 1 1 Die zenuw in mijn been doet heel veel pijn. 2 Allerheiligen vieren we op 1 november. 3 Ga jij dansen op dinsdagavond? 4 Juf Marthe en Femke gaan huwen. 5 Opa heeft een motorboot. 6 Met Pasen duw ik het ei stuk. 7 Jij kunt heel hard wroeten en wriemelen. Overzicht van de gedicteerde woorden: Uit spellingles Losse woorden Woorden in zin
zenuw, Allerheiligen, huwen, motorboot
dinsdagavond
Pasen, duw, wroeten, wriemelen
Leestekens/ hoofdletters Totaal /10
Transfer
Leestekens: een punt aan het einde van elke zin Hoofdletters (aan het begin van de zin): Met en Jij 8
2 (met telkens 0,5 punt als beide hoofdletters/ punten correct geschreven zijn)
Leerling 2 1 Een vos is zeer sluw. 2 Ik heb een wrat op mijn voet. 3 Ik vind het Suikerfeest een leuk feest. 4 Vangt een zwaluw veel insecten? 5 Kerstmis vieren we op 25 december.
TIP! De puntenverdeling is facultatief
6 Vanavond kijkt papa naar een horrorfilm. 7 Het wrak maakt een schaduw op het strand. Overzicht van de gedicteerde woorden: Uit spellingles Losse woorden Woorden in zin
sluw, wrat, Suikerfeest, zwaluw, Kerstmis Vanavond, wrak, schaduw
Leestekens/ hoofdletters Totaal /10
Transfer
horrorfilm Leestekens: een punt aan het einde van elke zin Hoofdletters (aan het begin van de zin): Vanavond en Het
8
2 (met telkens 0,5 punt als beide hoofdletters/ punten correct geschreven zijn)
L3 - Thema 3 - les 12 - lesgang
569376 Talent3 HDL A.indb 411
411
30/01/18 12:45
Na het dictee wisselen de leerlingen de dicteekaartjes uit. Met gekleurde balpen verbeteren ze hun eigen dictee. Ze bespreken hun fouten en zoeken samen de juiste schrijfwijze. Daarbij geven ze elkaar uitleg. Bij twijfel roepen ze hulp in. Het correcte woord schrijven ze op de twee correctielijnen.
TIP! Laat de leerlingen elkaars werk verbeteren.
9 Integratieoefening Laat de leerlingen oefening 8 oplossen.
spellingschrift p. 34
Redicodis/viersporenbeleid Instructieonafhankelijke leerlingen Integratieoefening > lossen de oefening zelfstandig op. > vergelijken en bespreken de oplossingen in duo. Instructiegevoelige leerlingen Integratieoefening > lossen de oefening als partnerwerk op. > bespreken met hun partner mogelijke moeilijkheden en hoe ze die aanpakken. Instructieafhankelijke leerlingen Partnerdictee > Heel zwakke spellers gebruiken het dicteekaartje als kopieerkaart. Wie twijfelt, kan even spieken, het woord afdekken en opschrijven. De leerlingen zetten een kruisje als ze het woord overgeschreven hebben. (compenserende maatregel) Integratieoefening > maken de integratieoefening in groep. > verzinnen samen geschenkjes en uitstappen, modellen mogelijke moeilijkheden in hun antwoord en schrijven de zinnen op.
Pre-instructie voor de volgende spellingweek In de volgende spellingweek herhaal je de verenkelings- en verdubbelingsregel. Ook woorden met een korte klank in een open lettergreep voor ch komen in die les aan bod. Laat de leerlingen enkele woorden met verenkeling en verdubbeling noteren op een schrijflei of kladpapier. Laat de korte of lange klanken kleuren met groen of rood.
412
L3 - Thema 3 - les 12 - lesgang
569376 Talent3 HDL A.indb 412
30/01/18 12:45
les 12
Woorden net als duw, wrat, avond, motor en Kerstmis Het is een avond tussen Pasen en Pinksteren. Pim duwt zijn hand ruw in zijn broekzak. Hij begint erin te wroeten en wriemelen en pakt er een paar munten uit. Met een sluw gezicht legt hij ze op de bank. “Nu kan ik een motorboot kopen”, lacht hij. “Want nu heb ik net als papa en mama geld op de bank.”
Woorden met uw Woorden met wr Woorden met ond of or Hoofdletter bij namen van feestdagen
Spellingweter 21 Spellingweter 26 Spellingweter 27 Spellingweter 38 1
Bekijk de woorden in de linkerkolom. Fluister elk woord, dek het woord af en schrijf het woord in de zin. Gebruik de woorden in de linkerkolom om de oefening te verbeteren (zelfcorrectie).
Kijk goed. Bedek het woord en schrijf het in de zin. Pasen
Eet jij alleen paaseitjes met
Pinksteren
Valt
Pinksteren
de avond
Elke
avond
hij duwt
Juf, Lander
ruw
Die steen is niet glad maar
wroeten
Als ik niet kan slapen, begin ik te
wriemelen
De mieren
sluw
De vos is een
de motorboot
Papa, mag ik de
de zwaluw
Eén
het Suikerfeest
Tijdens het
altijd op een zondag? vertelt mama een verhaaltje in mijn bed. mij.
duwt
.
ruw
wriemelen
zwaluw
?
Pasen
wroeten
.
in het mierennest. dier.
sluw motorboot
besturen?
maakt de lente niet. Suikerfeest
eten we gebak.
Thema 3 - les 12
31
L3 - Thema 3 - les 12 - correctiesleutel
569376 Talent3 HDL A.indb 413
413
30/01/18 12:45
2
Schrijf de woorden in de juiste kolom. Kerstmis – vanavond – Driekoningen – horror – duwen – wringen – wrak – zenuw
3
net als uw
net als wrat
net als avond/motor
net als Pasen
duwen
wringen
vanavond
Kerstmis
zenuw
wrak
horror
Driekoningen
Rangschik de woorden alfabetisch. motorboot
4
huwen
zomeravond
1
Allerzielen
2
huwen
4
wrat
5
zomeravond
Een bal waar je met je voet tegen trapt is een
voetbal
zomeravond
Ik twijfel. . .
2 Een boot met een motor is een
motorboot
.
3 De kant waar er schaduw is, is de
schaduwkant
.
4 Op de eerste dag van het jaar vier je
414
3
Vul een samengesteld woord in. Kijk naar het voorbeeld.
1 Een avond in de zomer is een
32
Allerzielen
Thema 3 - les 12
Nieuwjaar
.
wrat motorboot
Fout? Verbeter.
Laat telkens de spellingmoeilijkheid verwoorden alvorens het woord in de juiste kolom te plaatsen.
Verwijs naar het alfabet dat in de klas ophangt. Denk aan de volgorde waarin de hoofdletters hangen.
Bespreek het voorbeeld en laat de leerlingen ontdekken dat ze goed naar de verklarende zin moeten kijken om de samenstelling te vinden. Deze oefening is gericht op controle. Stimuleer om elk woord grondig na te kijken. Bij twijfel zet de leerling een kruisje en zoekt hij het woord op of vraagt hij hulp aan een klasgenoot/de leraar die de schrijfwijze verduidelijkt. Als een woord fout geschreven is, dan verbeteren de leerlingen in de verbeterkolom. Laat in partnerwerk verbeteren: de leerlingen lezen aan elkaar het woord voor en vergelijken.
L3 - Thema 3 - les 12 - correctiesleutel
569376 Talent3 HDL A.indb 414
30/01/18 12:45
5
Laat leerlingen die de woorden niet vinden, in duo’s verder zoeken. Wijs zeker op de hoofdletters en leestekens die moeten worden geschreven.
Tijdens het schilderen heeft de schilder met verf gemorst. Schrijf de zin over zonder verfvlekken. 1 Zijn
llerheiligen,
asen en
oederdag feestdagen?
Zijn Allerheiligen, Pasen en Moederdag feestdagen?
2
lke maandagav
vliegt er een zwal
over de mot
boot.
Elke maandagavond vliegt er een zwaluw over de motorboot.
3 Amber ligt in haar bed te
iemelen en te
oeten.
Amber ligt in haar bed te wriemelen en te wroeten.
4 Fatma heeft zen en want ze gaat h en. Fatma heeft zenuwen want ze gaat huwen.
5 Na een flinke d
staat de bank in de schad
.
Na een flinke duw staat de bank in de schaduw.
6
Vul de tekst aan. Kies uit: aderdag –
ak – mot boot – vrijdagav
– schad
evel – st dam – d Dit jaar wilden we een
vieren.
motorboot
We vertrokken
op
Vaderdag
vrijdagavond
naar een meer.
Toen we daar aankwamen, zagen we dat onze boot een
was dat in de
wrak schaduw
van veel grotere boten lag.
We maakten de boot los en gaven hem een stevige
duw
.
Papa wilde met de boot varen, maar dat lukte niet. Dat zorgde voor
wrevel
Nog erger was dat we naar een
tussen papa en mama. stuwdam
dreven.
Gelukkig trok een andere boot ons naar de haven! Thema 3 - les 12
33
L3 - Thema 3 - les 12 - correctiesleutel
569376 Talent3 HDL A.indb 415
415
30/01/18 12:45
7
Luister goed. Schrijf op wat je hoort.
Ik twijfel.
1 2 3 4 5 6 7 Heb je een fout gemaakt? Schrijf het woord opnieuw.
8
34
416
Pim droomt van dure cadeaus en leuke uitstappen. Wat zou jou gelukkig maken? Bedenk een geschenk en een uitstapje. Schrijf minstens drie goede zinnen. Lees je zinnen voor aan je buur.
Bespreek de geschenken en uitstapjes waar Pim van droomt. Ze bieden inspiratie bij het schrijven.
Thema 3 - les 12
L3 - Thema 3 - les 12 - correctiesleutel
569376 Talent3 HDL A.indb 416
30/01/18 12:45
Dicteekaartjes - overschrijfkaartjes Leerling 1
Leerling 2
1 Die zenuw in mijn been doet heel veel pijn. 2 Allerheiligen vieren we op 1 november. woorden 3 Ga jij dansen op dinsdagavond? 4 Juf Marthe en Femke gaan huwen. 5 Opa heeft een motorboot.
1 Een vos is zeer sluw. 2 Ik heb een wrat op mijn voet. 3 Ik vind het Suikerfeest een leuk woorden feest. 4 Vangt een zwaluw veel insecten? 5 Kerstmis vieren we op 25 december.
zinnen
6 Met Pasen duw ik het ei stuk. 7 Jij kunt heel hard wroeten en wriemelen.
zinnen
6 Vanavond kijkt papa naar een horrorfilm. 7 Het wrak maakt een schaduw op het strand.
Leerling 1
Leerling 2
1 Die zenuw in mijn been doet heel veel pijn. 2 Allerheiligen vieren we op 1 november. woorden 3 Ga jij dansen op dinsdagavond? 4 Juf Marthe en Femke gaan huwen. 5 Opa heeft een motorboot.
1 Een vos is zeer sluw. 2 Ik heb een wrat op mijn voet. 3 Ik vind het Suikerfeest een leuk woorden feest. 4 Vangt een zwaluw veel insecten? 5 Kerstmis vieren we op 25 december.
zinnen
6 Met Pasen duw ik het ei stuk. 7 Jij kunt heel hard wroeten en wriemelen.
zinnen
6 Vanavond kijkt papa naar een horrorfilm. 7 Het wrak maakt een schaduw op het strand.
Leerling 1
Leerling 2
1 Die zenuw in mijn been doet heel veel pijn. 2 Allerheiligen vieren we op 1 november. woorden 3 Ga jij dansen op dinsdagavond? 4 Juf Marthe en Femke gaan huwen. 5 Opa heeft een motorboot.
1 Een vos is zeer sluw. 2 Ik heb een wrat op mijn voet. 3 Ik vind het Suikerfeest een leuk woorden feest. 4 Vangt een zwaluw veel insecten? 5 Kerstmis vieren we op 25 december.
zinnen
6 Met Pasen duw ik het ei stuk. 7 Jij kunt heel hard wroeten en wriemelen.
zinnen
6 Vanavond kijkt papa naar een horrorfilm. 7 Het wrak maakt een schaduw op het strand.
L3 - Thema 3 - les 12 - kopieerblad 1
569376 Talent3 HDL A.indb 417
417
30/01/18 12:45
Thema 3 - les 13
Hoog, hoger, hoogst Domein: Onderwerp: Lesduur:
taaldenken de trappen van vergelijking 25 minuten
Samenhang
Materialen
De leerlingen hebben in les 7 al het begrip bijvoeglijk naamwoord geleerd. In deze les leren ze wat trappen van vergelijking zijn.
Digitaal > bordboek > dvd
Lesdoelen Hoofddoel van de les Reflecteren op de taalverrijkende functie van bijvoeglijke naamwoorden. Andere doelen > Reflecteren op de vorm van bijvoeglijke naamwoorden. > Reflecteren op de taal en taalvariëteiten.
Folio > taalschrift p. 90-92 > kopieerbladen 1-4 Diversen > blokken (bv. lego of rekenblokjes)
Leergebiedoverschrijdend/persoonsgebonden doel Alleen en met anderen kritisch reflecteren op ervaringen en bevindingen en daaruit leren.
Voorbereiding Kopieer de trappenkaart: > kopieerblad 1 voor een derde van de klas, > kopieerblad 2 voor een derde van de klas, > kopieerblad 3 voor een derde van de klas. Kopieer de woordkaartjes (kopieerblad 4) één keer en knip de woorden uit. Stop ze in een klein zakje zodat je woorden blind kunt trekken.
Lesgang Oriënteren en plannen 1 Blokken in hoge torens stapelen Laat drie leerlingen vooraan een toren bouwen met de blokken. Ze krijgen dertig seconden om de toren zo hoog mogelijk te maken. Laat benoemen: Wie voerde de opdracht snel, sneller, het snelst uit?
418
blokken
L3 - Thema 3 - les 13 - lesgang
569376 Talent3 HDL A.indb 418
30/01/18 12:45
2 Record munten stapelen bespreken Toon het filmpje. Vertel de leerlingen dat er een wereldrecord muntjes stapelen is. Dat record is 51 muntjes in dertig seconden tijd, met één hand op de rug. Laat de leerlingen deze woorden geven aan de stapels: hoog, hoger, hoogst. Plaats die woorden bij de juiste stapel. 3 Het begrip trappen van vergelijking verwoorden Laat de taalweter (‘Wat zijn trappen van vergelijking?’) hardop voorlezen. Waarom en wanneer gebruiken we trappen van vergelijking? (bij een wedstrijd, bij de rapportuitreiking, om dingen te vergelijken, om een complimentje te geven ...) Laat het begrip met voorbeelden uitleggen. 4 Op het lesdoel focussen Op het einde van de les kunnen jullie trappen van vergelijking herkennen en zelf verzinnen.
bronnenblad 1 TIP! Je kunt in een andere les de leerlingen het record proberen te laten verbreken. Je kunt dat ook doen met blokjes in plaats van met munten. taalschrift p. 90
taalschrift p. 90
Hoofddoel uitvoeren en verwerken 5 Opdrachten uitvoeren De leerlingen werken in groepjes van drie en voeren zo snel mogelijk deze opdrachten uit: > Ga van groot naar grootst staan. Begin bij de kleinste leerling. (groot, groter, grootst) > Ga van klein naar kleinst staan. (klein, kleiner, kleinst) > Ga van oud naar jong staan. (jong, jonger, jongst) Controleer en laat steeds een groepje de rangschikking verwoorden aan de hand van de trappen van vergelijking die tussen haakjes staan. 6 Het trappenspel spelen De leerlingen werken verder in groepen van drie. Elke groepslid krijgt een ander kopieerblad. Dat is hun trappenkaart voor het spel. Op elke trappenkaart staan vijf verschillende trappen van vergelijking waarvan één trap steeds is ingevuld. Op de trekkaartjes staan de ontbrekende trappen.
kopieerbladen 1-3
kopieerblad 4
Trek een kaartje uit de zak en lees het voor. De leerlingen die al een woord uit deze reeks hebben, schrijven het woord op de juiste plaats in de rij. Wie als eerste twee rijen gevuld heeft, is de winnaar van zijn groep. De andere groepsleden kijken na of de trappen op de juiste plaats staan. 7 Oefeningen maken De leerlingen maken oefening 1, 2, 3 en 4 in het taalschrift.
taalschrift p. 90-92
L3 - Thema 3 - les 13 - lesgang
569376 Talent3 HDL A.indb 419
419
30/01/18 12:45
Controleren en reflecteren 8 Het zelfevaluatiekader invullen Laat het zelfevaluatiekader invullen. Bespreek het.
taalschrift TIP! Met behulp van de Bingel Raket kun je het digitale portfolio automatisch laten invullen op basis van de zelfevaluatie van de leerlingen.
Redicodis/viersporenbeleid Instructieonafhankelijke leerlingen > werken tijdens de groepsopdracht samen met instructiegevoelige en instructieonafhankelijke leerlingen. > maken oefening 1 tot en met 4. > werken zelfstandig na de groepsopdracht. Instructiegevoelige leerlingen > werken tijdens de groepsopdracht samen met instructieonafhankelijke en instructieafhankelijke leerlingen. > maken oefening 1 tot en met 3. > proberen ook oefening 4 op te lossen. Instructieafhankelijke leerlingen > werken tijdens de groepsopdracht samen met instructieonafhankelijke en instructiegevoelige leerlingen. > maken oefening 1 in miniklas onder begeleiding. > lossen oefeningen 2 en 3 zo zelfstandig mogelijk op.
420
L3 - Thema 3 - les 13 - lesgang
569376 Talent3 HDL A.indb 420
30/01/18 12:45
les 13
Hoog, hoger, hoogst Ik kan trappen van vergelijking herkennen en zelf verzinnen.
Wat zijn trappen van vergelijking?
Ik wil de beste zijn!
Leuk is een bijvoeglijk naamwoord. Soms vind je iets leuker dan leuk. Om dat uit te drukken, gebruik je de trappen van vergelijking.
En ik nog beter!
Bv. Dat is een leuke mop. Ik ken een mop die nog leuker is. Dit is echt de leukste mop ooit.
1
Maak zelf tekeningen bij de trappen van vergelijking. a Werk de tekening af. Zorg dat je tekening bij de tekst past. Mijn ijsje is groot.
Mijn ijsje is groter.
Mijn ijsje is het grootst.
b Teken. Dat monster is ... ... lelijk
90
... lelijker
... lelijkst
Controleer of er in de tekeningen telkens een stukje meer overdreven wordt.
Thema 3 - les 13
L3 - Thema 3 - les 13 - correctiesleutel
569376 Talent3 HDL A.indb 421
421
30/01/18 12:45
2
Ik ben toch sneller .
Ik ben snel.
Mijn baard is lang en wit
3
Controleer of de drie woorden die de leerlingen invullen de trappen van vergelijking van hetzelfde grondwoord zijn.
Vul de zinnen aan met de juiste trap van vergelijking. Dan ben ik zeker . het snelst
Mijn baard is langer en
.
witter
.
Mijn baard is het langst en witst.
Kleur in de tekst: de trappen van vergelijking. Er waren eens drie trollen: Flor, Knorzel en Grommel. Ze zaten in hun hol, het hol was klein en koud. Flor was gelukkig nog kleiner dan het hol, maar de twee andere trollen waren het kleinst. Ze rilden in de grot, alleen buiten was het kouder. Elke zomer wandelden ze naar de bergen, want in de winter was het daar het koudst. Aan de neus van Flor hing een vieze snottebel. De wratten op de tenen van Knorzel waren nog veel viezer. Maar het viest? Dat waren de grote paddenstoelen onder de armen van Grommel en de gele prut die uit zijn oren kwam.
Thema 3 - les 13
422
91
L3 - Thema 3 - les 13 - correctiesleutel
569376 Talent3 HDL A.indb 422
30/01/18 12:45
4
Verzin zelf de trappen van vergelijking. 1 Ik ben
5
.
2 Mijn
is
.
3 Mijn
is het
.
Hoe verliep de les voor jou? Ik kon de trappen van vergelijking herkennen. Ik kon van een bijvoeglijk naamwoord de andere trappen van vergelijking opnoemen.
92
Thema 3 - les 13
L3 - Thema 3 - les 13 - correctiesleutel
569376 Talent3 HDL A.indb 423
423
30/01/18 12:45
Trappenkaart 1 kleinst
licht
oudst
lelijkst
lang
424
L3 - Thema 3 - les 13 - kopieerblad 1
569376 Talent3 HDL A.indb 424
30/01/18 12:45
Trappenkaart 1 kleinst kleiner klein
lichtst lichter licht
oudst ouder oud
lelijkst lelijker lelijk
langst langer lang
L3 - Thema 3 - les 13 - kopieerblad 1 - correctiesleutel
569376 Talent3 HDL A.indb 425
425
30/01/18 12:45
Trappenkaart 2 donkerst
lief
jongst
kortst
mooi
426
L3 - Thema 3 - les 13 - kopieerblad 2
569376 Talent3 HDL A.indb 426
30/01/18 12:45
Trappenkaart 2 donkerst donkerder donker
liefst liever lief
jongst jonger jong
kortst korter kort
mooist mooier mooi
L3 - Thema 2 - les 13 - kopieerblad 2 - correctiesleutel
569376 Talent3 HDL A.indb 427
427
30/01/18 12:45
Trappenkaart 3 leukst
zuur
blondst
dunst
nieuw
428
L3 - Thema 3 - les 13 - kopieerblad 3
569376 Talent3 HDL A.indb 428
30/01/18 12:45
Trappenkaart 3 leukst leuker leuk
zuurst zuurder zuur
blondst blonder blond
dunst dunner dun
nieuwst nieuwer nieuw
L3 - Thema 3 - les 13 - kopieerblad 3 - correctiesleutel
569376 Talent3 HDL A.indb 429
429
30/01/18 12:45
Woordkaartjes
430
klein
kleiner
lichter
lichtst
oud
ouder
lelijk
lelijker
langer
langst
donker
donkerder
liever
liefst
jong
jonger
kort
korter
leuk
leuker
zuurder
mooier
mooist
zuurst
blond
blonder
dun
dunner
nieuwer
nieuwst
L3 - Thema 3 - les 13 - kopieerblad 4
569376 Talent3 HDL A.indb 430
30/01/18 12:45
Thema 3 - les 14
Taalspel ‘alliteraties’ Domeinen: Onderwerp: Lesduur:
spreken, schrijven, luisteren alliteraties bedenken en schrijven 25 minuten
Lesdoelen
Materialen
Hoofddoel van de les Bereid zijn om te spreken en te luisteren en zich in te leven in de boodschap.
Digitaal > bordboek > cd
Andere doelen Plezier beleven en bereid zijn te lezen en te schrijven.
Folio > taalschrift p. 93-94 > bronnenblad 1 > bronnenblad 2
De leerlingen kunnen geconcentreerd luisteren naar een gesproken tekst (verteld of voorgelezen) en die mondeling, schriftelijk, beeldend of dramatisch weergeven. Leergebiedoverschrijdend/persoonsgebonden doel Creatief denken en daarbij nieuwe paden durven te bewandelen.
Diversen > kladpapier > etiketten > een zak met speelgoedmunten
Voorbereiding Beluister vooraf de luistertekst via de bordles (of de cd) of lees de tekst via bronnenblad 1. Voorzie een zak met speelgoedmunten of iets gelijkaardigs om uit te delen aan de groep die de langste zin maakt. Indien je geen gebruik maakt van de bordles, download dan bronnenblad 2 uit de downloadbare bundel in het lerarengedeelte van bingel.be. Dat heb je nodig tijdens lesfase 1.
Coöperatieve werkvormen in deze les > denken-delen-doen
Leergebiedoverschrijdende/persoonsgebonden ontwikkeling Help de leerlingen bij het verzinnen van de piratennamen om verder te denken dan uiterlijke kenmerken. Laat hen dieper nadenken over kenmerken of eigenschappen bij personen die je niet meteen ziet of die niet meteen opvallen.
L3 - Thema 3 - les 14 - lesgang
569376 Talent3 HDL A.indb 431
431
30/01/18 12:45
Lesgang Oriënteren en plannen 1 De tekening van het piratenschip bespreken Toon de tekening via de bordles. Wat zie je op deze tekening? Enkele leerlingen verwoorden wat ze zien. > Waaraan zie je dat dit piraten zijn? > Wat dragen piraten? > Wat hebben piraten met het thema ‘rijk’ te maken? 2 Het geluidsfragment beluisteren Geef de leerlingen vooraf een luisterdoel: Wat valt je op aan de namen van de piraten? De leerlingen beluisteren het geluidsfragment dat bij de tekening hoort.
bronnenblad 2
cd bronnenblad 1
3 Het geluidsfragment en de wedstrijdvoorwaarden bespreken Bespreek het geluidsfragment met deze vragen: > Hoe heten de piraten op dit schip? (Woeste Wendy, Zip Zeilmaker, Sander Stuurman en Vurige Vicky) > Waarom zouden ze zo heten? > Wat valt je op aan hun namen? > Mogen jullie meedoen aan deze wedstrijd? > Waarom niet? (Alleen piraten mogen meedoen.) > Hoe kunnen we piraten worden? (door een piratennaam te verzinnen) > Mag je die naam zomaar kiezen? (nee) > Hoe moet je die naam dan maken? (Je moet je voornaam nemen en er een woord voor- of achterzetten dat iets zegt over hoe je bent en dat dezelfde beginletter heeft als je voornaam.)
Hoofddoel uitvoeren en verwerken 4 Een piratennaam verzinnen Coöperatief leren: denken-delen-doen Verdeel de klas in duo’s. Overloop samen met de leerlingen het stappenplan bij oefening 1 en laat hen zo een piratennaam verzinnen. De leerlingen schrijven hun piratennaam op een etiket en kleven dat op hun T-shirt. 5 Een piratennaam voor de juf of meester verzinnen De leerlingen die snel klaar zijn, kunnen een piratennaam voor jou verzinnen. Ze noteren die op een kladpapier. De origineelste piratennaam komt op een etiket op jouw T-shirt.
432
taalschrift p. 93
etiketten
kladpapier
L3 - Thema 3 - les 14 - lesgang
569376 Talent3 HDL A.indb 432
30/01/18 12:45
6 Een lange alliteratie maken Verdeel de klas in groepen van 3 of 4 leerlingen. Nu we een echte piratennaam hebben, kunnen we meedoen aan de wedstrijd van Woeste Wendy. Laat de leerlingen de opdracht herhalen die bij de wedstrijd hoort. De groepen werken eerst op een kladpapier en nadien schrijven ze de nette versie over in hun taalschrift. Voor elk woord uit de zin tekenen de leerlingen een munt in de schatkist. Groepen die klaar zijn, maken oefening 3 en 4. 7 De allitererende zinnen voorstellen Elke groep leest zijn zin hardop voor. Iedereen telt het aantal woorden mee en gaat na of de zin aan de wedstrijdvoorwaarden voldoet.
TIP! Maak homogene groepen zodat je de leerlingen gelijktijdig kunt helpen.
kladpapier taalschrift p. 94
TIP! Groepen die moeilijk starten geef je een begin, bv. Zeven zotten ... of Rijke Rudy ...
Controleren en reflecteren 8 Geldstukken uitreiken De groep die de zin met de meeste woorden maakte, krijgt de zak met geldstukken. 9 Het zelfevaluatiekader invullen Laat het zelfevaluatiekader invullen. Bespreek na.
een zak met speelgoedmunten taalschrift p. 94 TIP! Met behulp van de Bingel Raket kun je het digitale portfolio automatisch laten invullen op basis van de zelfevaluatie van de leerlingen.
L3 - Thema 3 - les 14 - lesgang
569376 Talent3 HDL A.indb 433
433
30/01/18 12:45
les 14
Zotte zeerovers Ik kan een zin maken waarvan alle woorden met dezelfde letter beginnen.
1
Verzin je eigen piratennaam volgens het stappenplan. STAP 1: Schrijf je naam op de tweede lijn onder de kist. STAP 2: Kleur: de eerste letter van je naam STAP 3: Zoek een bijvoeglijk naamwoord dat met die letter begint. Het bijvoeglijk naamwoord vertelt wat voor piraat jij bent. STAP 4: Schrijf dat bijvoeglijk naamwoord voor je naam.
STAP 5: Schrijf je piratennaam op een etiket en kleef dat op je T-shirt.
2
Jullie verzonnen lange zinnen voor Woeste Wendy. Schrijf de langste zin van jouw groep op. Teken daarna voor elk woord uit die lange zin een muntstuk in de schatkist.
Thema 3 - les 14
434
93
L3 - Thema 3 - les 14 - correctiesleutel
569376 Talent3 HDL A.indb 434
30/01/18 12:45
3
Maak de zinnen zo lang mogelijk. Let op: Alle woorden moeten met dezelfde letter beginnen. 1 Vier vieze
2 Grote giraffen
4
Lees de zin van Sander Stuurman snel en zonder fouten. Kun je het ook drie keer na elkaar? Doe daarna hetzelfde met de zin van Woeste Wendy en Zip Zeilmaker.
Zes zure zuurtjes zonder zout. Lange Lars lakt lelijke latten lilapaars.
Krijgen kwakende kikkers kwekkende kinderen?
5
Hoe verliep de les voor jou? Ik verzon een leuke piratennaam. Ik kon zinnen maken waarvan alle woorden met dezelfde letter beginnen.
94
Thema 3 - les 14
L3 - Thema 3 - les 14 - correctiesleutel
569376 Talent3 HDL A.indb 435
435
30/01/18 12:45
Luistertekst: ‘Piratenwedstrijd Woeste Wendy’ Ahoy allemaal! Mijn naam is Woeste Wendy. Ja, je hoort het goed! Ook vrouwen kunnen kapitein zijn van een piratenschip. Op mijn schip krijgt iedereen een echte piratennaam. Een echte piratennaam bestaat uit twee delen: één deel is altijd je echte naam en het andere deel heeft te maken met je uiterlijk, met je karakter of met je taken op het schip. Zo hebben we Zip Zeilmaker, Sander Stuurman en Vurige Vicky, en dat zijn nog maar enkele van mijn piraten. Elke maand houden wij een wedstrijd op ons schip. Dan verzinnen we een hele lange zin. De piraat die de zin met de meeste woorden maakt, wint een zak met muntstukken. Makkelijk, zeg je? Ook als ik je zeg dat elk woord uit die zin met dezelfde letter moet beginnen? Ik win elke keer! Luister maar: “Lange Lars lakt lelijke latten lilapaars.” Zes woorden! Ik ben geweldig! Kun jij het beter? Geef jezelf eerst een leuke piratennaam, want zonder piratennaam mag je niet meedoen! Daarna zoek je een lange zin. De piraat met de langste zin wint de zak met muntstukken!
436
L3 - Thema 3 - les 14 - bronnenblad 1
569376 Talent3 HDL A.indb 436
30/01/18 12:45
Thema 3 - les 15
Een eerlijke dief! Domein: Onderwerp: Lesduur:
lezen een verhaal in de vorm van een theatertekst lezen 25 minuten
Samenhang
Materialen
In het tweede leerjaar hebben de leerlingen al meerdere theaterteksten gelezen. Ze zijn dus vertrouwd met de werkwijze en hebben al rond expressie bij het lezen gewerkt. In deze theatertekst zijn de verschillende rollen uitgeschreven volgens leestechnische moeilijkheid: > A-groep: rol van agent > B-groep: rol van inbreker > C-groep: rol van dief
Folio > leesboek p. 48-50
De tekst is geschreven met visuele prosodie. De vormgeving van de letters maakt duidelijk hoe je de woorden hardop dient te lezen.
Lesdoelen Hoofddoel van de les Uitdrukking geven aan bepaalde gevoelens of stemmingen van personages in een tekst. Andere doelen > Correct en vlot langere zinnen lezen met woordgroepen die kunnen doorlopen over de regels heen. > Belangrijke woorden of woordgroepen in een zin herkennen en klemtonen juist leggen. > Expressiefactoren als stemsterkte en toonhoogte in functie van de inhoud aanwenden. > Teksten lezen met het juiste dynamische en melodische accent. > Teksten lezen in het juiste tempo en zonder spellinguitspraak. Leergebiedoverschrijdende/persoonsgebonden doelen > Een realistisch zelfbeeld opbouwen. > Positief omgaan met eigen mogelijkheden en beperkingen.
Voorbereiding Denk vooraf na over welke A-, B- en C-lezers je samen in een groep zet. Oefen op voorhand het expressief lezen van de tekst volgens de aangegeven prosodie.
L3 - Thema 3 - les 15 - lesgang
569376 Talent3 HDL A.indb 437
437
30/01/18 12:45
Woordenschat Tekstwoorden > lauw > eigen schuld, dikke bult
Coöperatieve werkvormen in deze les > theaterlezen
Leergebiedoverschrijdende/persoonsgebonden ontwikkeling In deze les lezen de leerlingen samen, ieder met zijn capaciteiten. Beklemtoon dat het ‘samen lezen’ belangrijk is en dat de leerlingen met elkaars mogelijkheden en beperkingen moeten omgaan. Elkaar helpen is waardevoller dan kritiek uiten.
Lesgang Oriënteren en plannen 1 Op het lesdoel focussen Laat de leerlingen hun leesboek op p. 48 voor zich nemen. Verduidelijk het lesdoel: We lezen opnieuw een theatertekst. Jullie krijgen ieder een rol toegewezen en lezen die rol expressief voor in groep.
leesboek p. 48
Laat enkele leerlingen de werkwijze van theaterlezen demonstreren.
Hoofddoel uitvoeren en verwerken 2 Naar het expressief voorlezen van de leraar luisteren Lees eerst de tekst in de gemaakte rolverdeling voor. Gebruik veel expressie en verschillende stemmen bij het lezen (modellen van het expressief lezen). Laat de leerlingen vervolgens zelf enkele zinnen uit het verhaal lezen. Stimuleer hen om zo expressief mogelijk te lezen. Laat meerdere leerlingen dezelfde zin lezen met expressie. Zo kunnen ze leren van elkaar. 3 Theaterlezen Coöperatief leren: theaterlezen De tekst heeft drie rollen. De A-lezer neemt de rol van de agent op zich, de B-lezer de rol van de inbreker en de C-lezer de rol van de dief. De C-lezer leest ook de bindteksten. Laat de verschillende groepen vervolgens samen, met expressie, de theatertekst hardop lezen. Ga rond en stimuleer de leerlingen in hun expressief lezen. Ze kunnen de tekst meermaals lezen, inoefenen en elkaar tips geven. Je kunt de tekst ook in een nieuwe rolverdeling laten lezen. Houd er rekening mee dat de nieuwe rol mogelijk uitdagender is voor de A-lezers en de B-lezers.
438
leesboek p. 48-50
leesboek p. 48-50
TIP! Laat bij een tweede of derde lezing uitbeelden wat er wordt voorgelezen.
L3 - Thema 3 - les 15 - lesgang
569376 Talent3 HDL A.indb 438
30/01/18 12:45
Controleren en reflecteren 4 Met een demonstratie controleren Geef een groep de opdracht zo expressief mogelijk voor te lezen.
TIP! Laat voor elk thema een andere groep aan bod komen. Zo hebben alle leerlingen een voorleesbeurt doorheen het schooljaar.
5 Het verhaal en het leesproces evalueren Evalueer met de leerlingen het verhaal: > Wat vind je van het verhaal? > Wat vind je leuk? > Welke rol vind je grappig? > In welk personage herken jij je het meest?
TIP! Laat het verhaal uitbeelden, zonder het te lezen.
Evalueer ook het leesproces: > Wat ging goed? Wat verliep moeilijk? > Hoe verliep het samen lezen? > Hoe verliep het expressief lezen? > Waarop moet je nog oefenen?
Na de les Laat voor de volgende les lezen een boek van thuis of een boek uit de bibliotheek meebrengen.
L3 - Thema 3 - les 15 - lesgang
569376 Talent3 HDL A.indb 439
439
30/01/18 12:45
Thema 3 - les 16
Vrij lezen Domein: Onderwerp: Lesduur:
lezen vrij lezen in een boek naar keuze 25 minuten
Lesdoelen
Materialen
Hoofddoel van de les Plezier beleven aan lezen.
Folio > leesboek p. 37-38 (A-lezers)
Ander doel Bereid zijn spontaan voor hen bestemde boeken en andere informatiebronnen te raadplegen.
Diversen > een boek naar keuze
Leergebiedoverschrijdend/persoonsgebonden doel Plezier beleven en voldoening ervaren.
Voorbereiding Laat een boek van thuis of een boek uit de bibliotheek meebrengen. Je kunt zelf boeken over het thema in de bib lenen en aanbieden in de klas. De A-lezers gebruiken ook het verhaal uit les 2 van het leesboek.
CoĂśperatieve werkvormen in deze les > koorlezen
Leergebieoverschrijdende/persoonsgebonden ontwikkeling Help leerlingen die niet graag lezen een boek op maat te vinden. Bied hen verschillende tekstsoorten aan, zoals strips, informatieve boeken en fictieboeken in alle soorten genres. Peil naar hun interesses en geef aarzelende lezers extra kansen om te vertellen wat ze gelezen hebben.
Lesgang OriĂŤnteren en plannen 1 Op het lesdoel focussen Verduidelijk wat je in deze les beoogt: > Iedereen leest een boek naar keuze. Dat mag een verhaal zijn, een informatief boek, een strip, een tijdschrift ... > Leerlingen die graag digitaal lezen kunnen bv. kiezen voor een boek uit de Talentbib of uit de BiB-BoXen. Die boeken zijn erg compact en je kunt ze binnen de voorziene tijd helemaal uitlezen.
440
L3 - Thema 3 - les 16 - lesgang
569376 Talent3 HDL A.indb 440
30/01/18 12:45
> Sta de leerlingen toe om samen in een informatief boek te lezen. Ze kunnen dan zaken aan elkaar verduidelijken. De leerlingen die daarvoor kiezen geef je het best een aparte plaats in de klas, zodat ze de ‘stillezers’ zo weinig mogelijk storen. > Maak duidelijke leesafspraken. Waar mogen de leerlingen zitten? Wat doen ze als hun boek uit is? Geef de leerlingen vooraf een algemene opdracht die ze moeten uitvoeren tegen het einde van de leestijd: > Las je in een fictieboek? Beschrijf dan je hoofdpersonage: man of vrouw, vrolijk of somber, haarkleur en haardracht ... > Las je in een non-fictieboek? Vertel dan een weetje dat je leerde uit het boek.
TIP! Zet de algemene opdrachten op kaartjes en laat de leerlingen een opdracht trekken.
Leerlingen die hun boek uit hebben, geef je een bijzondere opdracht: > Las je in een fictieboek? Beschrijf dan een personage van het boek of toon een tekening van het personage. De andere leerlingen zeggen om wie het gaat. > Las je in een non-fictieboek? Stel jezelf dan een vraag over het onderwerp van het boek vóór je erin begint te lezen. De andere leerlingen antwoorden. Nadat je het boek hebt uitgelezen, controleer je of het antwoord dat ze gaven, correct was.
TIP! Stimuleer leerlingen om een boek uit te lezen door leuke opdrachten te verzinnen die ze pas mogen uitvoeren als hun boek uit is.
Hoofddoel uitvoeren en verwerken 2 Vrij lezen Coöperatief leren: koorlezen (A) Laat de leerlingen van de B- en de C-groep lezen in een boek dat ze zelf hebben gekozen. Begeleid ondertussen de A-groep. Grijp terug naar het verhaal van les 2. Lees de tekst nogmaals in koor. Laat daarna ook de A-groep vrij lezen in een boek naar keuze.
Controleren en reflecteren 3 Op het lezen reflecteren Laat de leerlingen reflecteren op het lezen en het leesproces: > Wat heb je gelezen? > Hoeveel heb je gelezen? > Heb je zin om verder te lezen in het boek? > Wat ben je te weten gekomen?
een boek naar keuze leesboek p. 37-38 TIP! Lees zelf in een boek (modelling) of begeleid een zwakke lezer bij het lezen, bijvoorbeeld door te duolezen met de leerling, samen een informatief boek te lezen of extra duiding te geven.
4 Met een algemene opdracht controleren Kom terug op de algemene opdracht die je meegaf voor het lezen. Kies uit twee opties: > Pik er enkele leerlingen uit die hun algemene opdracht uitvoeren voor de hele klasgroep. > Stel groepjes samen met groepsleden die al dan niet dezelfde opdracht kregen. De groepsleden voeren dan voor elkaar de algemene opdracht uit. Zo krijgt iedereen de kans zijn of haar algemene opdracht uit te voeren.
L3 - Thema 3 - les 16 - lesgang
569376 Talent3 HDL A.indb 441
441
30/01/18 12:45
Thema 3 - les 17
Woorden net als zich, vissen en apen Domein: Onderwerpen: Lesduur:
spelling > woorden met verenkeling of verdubbeling > woorden met een korte klank (gedekte klinker) voor ch 1 week – 3 lesblokken van 25 minuten
Samenhang
Materialen
De leerlingen kennen de verdubbelings- en verenkelingsregel. De regel voor woorden waarvan een klankgroep eindigt op een andere klank is eveneens gekend. Die regels worden opnieuw ingeoefend. Ook woorden met een korte klank in een open lettergreep voor ch komen in deze les aan bod.
Digitaal > bordboek
Lesdoelen Hoofddoel van de les > Woorden met een vrije klinker in open lettergrepen correct schrijven. > Woorden met een verdubbeling van de medeklinker correct schrijven. > Woorden met een korte klank in een open lettergreep voor ch correct schrijven.
Folio > spellingschrift p. 35-38 > kopieerblad 1 > wandplaat: verenkelen en verdubbelen Diversen > schrijflei
Leergebiedoverschrijdend/persoonsgebonden doel Op een constructieve manier met feedback omgaan.
Voorbereiding Kopieer de dicteekaartjes (kopieerblad 1): voor de ene helft van de klas dictee 1, voor de andere helft dictee 2. Heel zwakke spellers gebruiken het dicteekaartje als kopieerkaart.
CoĂśperatieve werkvormen in deze les > uitwisselen en delen > partnerdictee
Leergebiedoverschrijdende/persoonsgebonden ontwikkeling Tijdens deze les kun je als leraar extra aandacht schenken aan de verbetering bij oefening 4. Hierdoor kun je niet alleen feedback geven op de reeds geschreven woorden door de leerlingen, maar ook op de inschatting die ze maken over hun eigen werk.
Zeg hen niet enkel of het goed of minder goed is, maar zeg hen ook wat er goed of minder goed is. Zo leren ze op een constructieve manier met feedback van de leraar omgaan. Bij de instructieafhankelijke leerlingen kun je dit doorheen de hele spellingles doen.
442
L3 - Thema 3 - les 17 - lesgang
569376 Talent3 HDL A.indb 442
30/01/18 12:45
Lesgang Aanbreng (25 minuten) 1 Voorgaande spellingmoeilijkheden herhalen: woorddictee Herhaal enkele woorden uit de vorige les aan de hand van een woorddictee. Laat de woorden mondeling spellen of op een schrijflei schrijven. Geef onmiddellijk feedback. > Pasen Wij vieren ... altijd op zondag. > avond Elke ... eet ik yoghurt voor ik ga slapen. > zenuwen Jouw gewriemel werkt mij op de ... > wrat Ik heb een grote ... op mijn voet. > motor De ... van onze grasmachine is stuk. 2 De moeilijkheid inductief ontdekken Toon de topprent. De topprent bevat woorden waarin je verenkelt en verdubbelt. Ook woorden met een korte klank voor ch staan erin.
schrijflei
spellingschrift p. 35
3 Directe instructie Laat enkele woorden waarin je verenkelt (koning, kamer, rekenboek) en verdubbelt (flessen, koffer, kikker) opsommen. Laat de schrijfwijze modellen en noteer het woord op de bijhorende schrijflijn. Duid de klanken in de juiste kleur aan (groen bij korte klank en rood bij lange klank). Wijs de leerlingen erop dat ze de regel moeten onthouden om deze woorden juist te schrijven. Bespreek de spellingweter (‘Verdubbelen, verenkelen of gewoon schrijven?’) Bij de woorden lachen en kachel vraag je of die met g of ch geschreven worden en waarom. Concludeer: Meestal schrijf je g, soms ch. Die woorden moet je onthouden. Wijs er ook op dat je bij zulke woorden niet mag verdubbelen. Bespreek de spellingweter (‘Woorden met g of ch’). 4 De toegepaste strategieën herhalen Coöperatief leren: uitwisselen en delen De leerlingen verzinnen in duo enkele woorden met de spellingmoeilijkheden. Laat die woorden noteren op een schrijflei. Laat de leerlingen om de beurt de schrijfwijze modellen. 5 Gedifferentieerd verwerken aan de hand van visueel dictee Laat de leerlingen oefening 1 oplossen.
spellingschrift
schrijflei
spellingschrift p. 35
Redicodis/viersporenbeleid Instructieonafhankelijke en instructiegevoelige leerlingen > gaan over tot zelfstandige verwerking van oefening 1. > maken met behulp van hun schrijflei een partnerdictee. Instructieafhankelijke leerlingen > maken oefening 1 in miniklas onder begeleiding. > staan per woord stil bij de moeilijkheid en hoe je die aanpakt. Modellen beurtelings. L3 - Thema 3 - les 17 - lesgang
569376 Talent3 HDL A.indb 443
443
30/01/18 12:45
Verlengde instructie > Spreek het woord hardop uit. > Is het een woord met g of ch? Meestal schrijf je g. De woorden met ch moet je onthouden. Schrijf het woord op. > Spreek het woord hardop uit. > Is het een woord met een korte, lange of andere klank? > Verdeel in klankgroepen. Klappen kan je daarbij helpen. > Luister naar het einde van de klankgroep. Zeg de laatste klank hardop. > Hoor je een korte klank, dan schrijf je 1 klinker en 2 medeklinkers. > Hoor je een lange klank, dan schrijf je 1 klinker en 1 medeklinker. > Schrijf het woord op.
Aanbreng (25 minuten) 6 De leerstof kort herhalen Dicteer drie woorden: één met verenkeling, één met verdubbeling en één met korte klank voor ch (bv. gevaren, druppel en lichaam). De leerlingen spellen mondeling of schrijven op de schrijflei. Laat modellen hoe ze het probleem aanpakken.
TIP! Gebruik de zelf gevonden woorden uit oefening 1. schrijflei
7 Schriftelijk oefenen Laat de leerlingen oefening 2 tot en met 6 oplossen.
spellingschrift p. 36-37
Redicodis/viersporenbeleid Instructieonafhankelijke leerlingen > gaan onmiddellijk over tot zelfstandige verwerking, inclusief uitbreidingsoefeningen. Instructiegevoelige leerlingen > overlopen eerst de oefeningen met de leraar. > maken alleen de basisoefeningen. Instructieafhankelijke leerlingen > maken de oefeningen in miniklas onder begeleiding. > modellen beurtelings de eerste opdracht van elke oefening. Oefening 2: laat een leerling een rijmwoord verwoorden en de schrijfwijze modellen. Laat het woord opschrijven. Oefening 3: laat het bijhorende woord verwoorden en de schrijfwijze modellen door een leerling. Laat het woord opschrijven. Oefening 4: laat het meervoud van het woord verwoorden. Laat nadien de schrijfwijze modellen. Laat het woord opschrijven. Schenk aandacht aan de kolommen ‘Ik twijfel’ en ‘Fout? Verbeter. Oefening 5: laat de zin lezen. Laat vervolgens van de zin een vraagzin maken. Geef de tip dat het doe-woord (werkwoord) het eerste woord in de vraagzin moet zijn. Laat de zin opschrijven.
444
L3 - Thema 3 - les 17 - lesgang
569376 Talent3 HDL A.indb 444
30/01/18 12:45
Signaal en integratie (25 minuten) 8 Signaaloefening Coรถperatief leren: partnerdictee De leerlingen dicteren en schrijven om de beurt bij oefening 7.
spellingschrift p. 38 kopieerblad 1
Leerling 1 1 Neem je rekenboek op pagina 20. 2 Morgen komen mijn nichtjes op bezoek. 3 Maken jouw mama en papa soms ruzie? 4 Zijn er in Oostende veel bruggen? 5 De koning komt naar onze school. 6 Stop jij de jassen in de koffer? 7 Mijn lichaam moet vaak bewegen. Overzicht van de gedicteerde woorden: Uit spellingles
Transfer
Losse woorden
rekenboek, koning
nichtjes, ruzie, bruggen
Woorden in zin
koffer, lichaam, bewegen
jassen
Leestekens/ hoofdletters Totaal /10
Leestekens: een vraagteken aan het einde van de eerste zin, een punt aan het einde van de tweede. Hoofdletters: Stop en Mijn 5
5 (met telkens 0,5 punt als beide hoofdletters/ punten correct geschreven zijn)
TIP! De puntenverdeling is facultatief.
Leerling 2 1 Een rechthoek heeft vier rechte hoeken. 2 De fakkels geven veel licht. 3 De kachel is niet aan. 4 Jullie krijgen allemaal een lolly. 5 Herten zijn schuwe dieren. 6 Je laat de potloden vallen. 7 Zet jij de flessen in de kamer? Overzicht van de gedicteerde woorden: Uit spellingles
Transfer
Losse woorden
kachel, allemaal, fakkels
rechthoek, schuwe
Woorden in zin
flessen, kamer
potloden, vallen
Leestekens/ hoofdletters Totaal /10
Leestekens: een punt aan het einde van de eerst zin, een vraagteken aan het einde van de tweede. Hoofdletters: Je en Zet 5
5 (met telkens 0,5 punt als beide hoofdletters/ punten correct geschreven zijn)
Na het dictee wisselen de leerlingen de dicteekaartjes uit. Met gekleurde balpen verbeteren ze hun eigen dictee. Ze bespreken hun fouten en zoeken samen de juiste schrijfwijze. Daarbij geven ze elkaar uitleg. Bij twijfel roepen ze hulp in. Het correcte woord schrijven ze op de twee correctielijnen.
TIP! Laat de leerlingen elkaars werk verbeteren.
L3 - Thema 3 - les 17 - lesgang
569376 Talent3 HDL A.indb 445
445
30/01/18 12:45
9 Integratieoefening Laat de leerlingen oefening 8 oplossen.
spellingschrift p. 38
Redicodis/viersporenbeleid Instructieonafhankelijke leerlingen Integratieoefening > lossen de oefening zelfstandig op. > vergelijken en bespreken de oplossingen in duo. Instructiegevoelige leerlingen Integratieoefening > lossen de oefening als partnerwerk op. > bespreken met hun partner de moeilijkheid en hoe ze die aanpakken. Instructieafhankelijke leerlingen Partnerdictee > Heel zwakke spellers gebruiken het dicteekaartje als kopieerkaart. Wie twijfelt, kan even spieken, het woord afdekken en opschrijven. > Leerlingen zetten een kruisje als ze het woord overgeschreven hebben. (compenserende maatregel) Integratieoefening > werken in miniklas onder begeleiding. > modellen om de beurt de aanpak van de moeilijkheid.
Pre-instructie voor de volgende spellingweek In de volgende spellingles komen woorden op elen, eren en enen aan bod. Laat op zoek gaan naar woorden met die eindletters. Verzamel de woorden op het bord en laat de doffe e op het einde van de woorden ontdekken.
446
L3 - Thema 3 - les 17 - lesgang
569376 Talent3 HDL A.indb 446
30/01/18 12:45
les 17
Woorden net als zich, vissen en apen
Woorden met g of ch Verdubbelen, verenkelen of gewoon schrijven
Spellingweter 24 Spellingweter 34 1
Lees de woorden in de linkerkolom. Spreek elk woord in stilte uit, dek het woord af en schrijf het woord in de zin. Gebruik de woorden in de linkerkolom om de oefening te verbeteren (zelfcorrectie). Let op de hoofdletter bij het eerste woord van een zin.
Kijk goed. Bedek het woord en schrijf het in de zin. de koning
Is de
lachen
De kinderen
de kamer
In die
de flessen
Zet jij de
de koffer
Pak je
het rekenboek
Werkte Linde in haar
de kikker
Als ik een
de kachel
De
de gevaren
Een soldaat trotseert alle
allemaal
Morgen gaan we
het lichaam
Het menselijk
beginnen
Beginnen
ook bang in het donker?
koning
om een goede grap.
lachen
is de moord gepleegd met een kandelaar.
kamer
water in de kelder?
flessen
in want we gaan op reis.
koffer
rekenboek
?
kus, verandert die zeker in een prins.
kikker
brandt en geeft veel warmte.
kachel
gevaren allemaal
lichaam
. zwemmen.
telt 206 botten.
jullie nu ook al te zeuren?
Thema 3 - les 17
35
L3 - Thema 3 - les 17 - correctiesleutel
569376 Talent3 HDL A.indb 447
447
30/01/18 12:45
2
Bedenk een passend rijmwoord. Of bedenk er twee.
3
1 beller
bv. feller
bv. sneller
2 offer
bv. koffer
bv. toffer
3 lukken
bv. stukken
bv. drukken
4 woning
bv. koning
bv. beloning
De regen valt op de woorden. Zie jij wat er staat? Zet het juiste woord in de zin. Kies uit: li 1 Er is al weken geen 2 Die
aam – fa els – badk mer – dru el – ko er regen gevallen.
druppel
geven licht en warmte.
fakkels
3 Heeft die sportvrouw een heel gespierd 4 Wil jij de grootste
36
448
?
lichaam
van de zolder halen, want ik ga op reis.
koffer
5 Ik wil graag een bad nemen in de
4
Gebruik een online rijmwoordenboek als de leerlingen geen rijmwoord vinden. Sta stil bij de korte en lange klank op het einde van de klankgroep. Wijs erop dat de rijmwoorden op dezelfde manier gevormd worden als de opgegeven woorden.
badkamer
.
Ik twijfel.
Maak er meer van. 1 fles
Haal jij twee
2 voetbal
Thuis heb ik tien
3 hemellichaam
Welke
4 gevaar
In het bos zijn er
5 lach
Om die mop moest ik
6 rekenboek
Deel jij de
water?
flessen voetballen
zie je?
hemellichamen gevaren
rekenboeken
Thema 3 - les 17
.
lachen
. . uit?
Fout? Verbeter.
Heb oog voor het verenkelen en verdubbelen bij het vormen van meervouden. Deze oefening is gericht op controle. Stimuleer om elk woord grondig na te kijken. Bij twijfel zet de leerling een kruisje en zoekt hij het woord op of vraagt hij hulp aan een klasgenoot/de leraar die de schrijfwijze verduidelijkt. Als een woord fout geschreven is, verbeteren de leerlingen in de verbeterkolom. Laat in partnerwerk verbeteren: de leerlingen lezen aan elkaar het woord voor en vergelijken.
L3 - Thema 3 - les 17 - correctiesleutel
569376 Talent3 HDL A.indb 448
30/01/18 12:45
5
Laat eerst de vraagzin verwoorden voor je de leerlingen laat schrijven.
Maak van elke zin een vraag. Kijk goed. Bedek de zin. Schrijf de vraagzin op. Tip: Begin je zin met het werkwoord. 1 Papa gaat de badkamer verven. Gaat papa de badkamer verven? 2 Hij kiest voor gele muren. Kiest hij voor gele muren?
3 De poezen lopen tegen de ladder. Lopen de poezen tegen de ladder?
4 Nu ziet de hele vloer geel. Ziet de hele vloer nu geel?
5 Papa kan er niet om lachen. Kan papa er niet om lachen?
6
Laat deze oefening eventueel in duo maken.
Vul de tekst aan. Kies uit: veters – koning – kussen – dochter – bewegen – regels – gekke – lachen – bewakers – spelen – winnen – zeggen Morgen komt de
met zijn gezin in onze school op bezoek.
koning
We moeten ons dan aan heel
gekke
– Je mag de
van de koning
niet
dochter
met zijn zoon
spelen
zodat hij veel kan
de
winnen
.
met flauwe grappen.
lachen zeggen
tegen van de koning,
bewakers
zelfs niets als hun
.
bewegen
– Zijn kinderen moeten altijd
– Je mag niets
houden:
.
kussen
– Je moet tikkertje
– Je moet
regels
veters
los zijn. Thema 3 - les 17
37
L3 - Thema 3 - les 17 - correctiesleutel
569376 Talent3 HDL A.indb 449
449
30/01/18 12:45
7
Ik twijfel.
Luister goed. Schrijf op wat je hoort. 1 2 3 4 5 6 7 Heb je een fout gemaakt? Schrijf het woord opnieuw.
8
a Vul het kruiswoordraadsel in. Van links naar rechts 2 Tegengestelde van warm 3 Maand met de letters ‘ei’ 4 Tegengestelde van een man 7 Tegengestelde van lukken Van boven naar beneden 1 Vrouw van een koning 5 Tegengestelde van lachen 6 Een ander woord voor trouwen
1 2
k
Help de leerlingen zinnen te maken met de gevonden woorden. De leerlingen mogen een woord meermaals gebruiken.
k o
u
d
n 3
m
e
4
i
v
r
o
u
n
m
i n
w e
6
g 7
5
s
l
h u
w
n k
k
e
n
n
e n
b Maak drie zinnen. Gebruik in elke zin twee woorden uit het kruiswoordraadsel.
38
450
Thema 3 - les 17
L3 - Thema 3 - les 17 - correctiesleutel
569376 Talent3 HDL A.indb 450
30/01/18 12:45
Dicteekaartjes - overschrijfkaartjes Leerling 1
Leerling 2
1 Neem je rekenboek op pagina 20. 2 Morgen komen mijn nichtjes op bezoek. woorden 3 Maken jouw mama en papa soms ruzie? 4 Zijn er in Oostende veel bruggen? 5 De koning komt naar onze school.
1 Een rechthoek heeft vier rechte hoeken. 2 De fakkels geven veel licht. woorden 3 De kachel is niet aan. 4 Jullie krijgen allemaal een lolly. 5 Herten zijn schuwe dieren.
zinnen
6 Stop jij de jassen in de koffer? 7 Mijn lichaam moet vaak bewegen.
zinnen
6 Je laat de potloden vallen. 7 Zet jij de flessen in de kamer?
Leerling 1
Leerling 2
1 Neem je rekenboek op pagina 20. 2 Morgen komen mijn nichtjes op bezoek. woorden 3 Maken jouw mama en papa soms ruzie? 4 Zijn er in Oostende veel bruggen? 5 De koning komt naar onze school.
1 Een rechthoek heeft vier rechte hoeken. 2 De fakkels geven veel licht. woorden 3 De kachel is niet aan. 4 Jullie krijgen allemaal een lolly. 5 Herten zijn schuwe dieren.
zinnen
6 Stop jij de jassen in de koffer? 7 Mijn lichaam moet vaak bewegen.
zinnen
6 Je laat de potloden vallen. 7 Zet jij de flessen in de kamer?
Leerling 1
Leerling 2
1 Neem je rekenboek op pagina 20. 2 Morgen komen mijn nichtjes op bezoek. woorden 3 Maken jouw mama en papa soms ruzie? 4 Zijn er in Oostende veel bruggen? 5 De koning komt naar onze school.
1 Een rechthoek heeft vier rechte hoeken. 2 De fakkels geven veel licht. woorden 3 De kachel is niet aan. 4 Jullie krijgen allemaal een lolly. 5 Herten zijn schuwe dieren.
zinnen
6 Stop jij de jassen in de koffer? 7 Mijn lichaam moet vaak bewegen.
zinnen
6 Je laat de potloden vallen. 7 Zet jij de flessen in de kamer?
L3 - Thema 3 - les 17 - kopieerblad 1
569376 Talent3 HDL A.indb 451
451
30/01/18 12:45
Thema 3 - les 18
Kostbare woorden Domein: Onderwerp: Lesduur:
taaldenken – betekenissen > woordenschat uit het thema vastzetten > onderliggende en bovenliggende begrippen noemen 25 minuten
Samenhang
Materialen
In deze les wordt gewerkt met de tekst- en terloopswoorden en de school- en instructietaal uit het thema.
Digitaal > bordboek
Lesdoelen
Folio > taalschrift p. 95-97 > kopieerbladen 1-2 > bronnenbladen 1-2
Hoofddoel van de les Reflecteren op de betekenis van woorden en inzien dat ze met elkaar in verband staan: hetzelfde betekenen, onder eenzelfde bovenliggend begrip thuishoren. Andere doelen In concrete (luister)situaties reflecteren op de factoren van het communicatieproces.
Diversen > kladpapier > zandloper of timer
Leergebiedoverschrijdend/persoonsgebonden doel Bewust sociale rollen opnemen die zowel het individueel als het groepsbelang ten goede komen in diverse situaties en contexten: hulp vragen en leren aanvaarden
Voorbereiding Kopieer de woorden van thema 3 (kopieerblad 1) voor elke leerling. Met dat blad kunnen ze ‘spieken’ tijdens de les: leerlingen die vergeten zijn wat een woord ook alweer betekende, kunnen het nog even opzoeken. Kopieer de woordkaarten van Memory Plus (kopieerblad 2) per vier leerlingen. Knip de woordkaartjes uit. Indien je geen gebruik maakt van de bordles, download dan bronnenbladen 1-2 uit de downloadbare bundel in het lerarengedeelte van bingel.be. Die heb je nodig tijdens lesfase 1 en 2.
Lesgang Oriënteren en plannen 1 De begrippen kostbaar en/of zeldzaam aan afbeeldingen toewijzen Toon de afbeeldingen. Laat een leerling de woorden hardop lezen en in eigen woorden toelichten. De leerlingen noteren bij elke afbeelding of het kostbaar (cijfer 1), zeldzaam (cijfer 2) of kostbaar en zeldzaam (cijfers 1, 2) is. > De kroon op foto 1 is kostbaar in beide betekenissen van het woord en zeldzaam, want er is er maar één van.
452
bronnenblad 1 kopieerblad 1 kladpapier
L3 - Thema 3 - les 18 - lesgang
569376 Talent3 HDL A.indb 452
30/01/18 12:45
> De postzegel op foto 2 is niet kostbaar en niet zeldzaam. > De auto op foto 3 is kostbaar, maar niet erg zeldzaam. Is de auto kostbaar in beide betekenissen van het woord? Daarover is discussie mogelijk. > De panda op foto 4 is zeldzaam en kostbaar in beide betekenissen. > Laat de leerlingen een cijfer toekennen aan het onbeduidende plantje op foto 5. Laat de leerlingen eerst het antwoord geven zonder verdere toelichting over het plantje. Waarschijnlijk vinden ze het plantje niet kostbaar of zeldzaam. Vertel dan dat het plantje de bonte paardenstaart heet en bijna uitgestorven is in Vlaanderen. Laat de leerlingen hun antwoorden aanpassen als ze dat willen. Het plantje is niet kostbaar in de zin van ‘duur’. Het is wel zeldzaam. Is het ook kostbaar in de tweede betekenis? 2 Woorden onder één noemer verzamelen Leg uit dat de woorden in het eerste schema allemaal iets met elkaar te maken hebben: Dit zijn allemaal ... (dieren). Bij schema 2 is de bovenkant ingevuld: bloemen. Laat verschillende soorten bloemen noemen. Toon het volgende scherm en vraag de leerlingen wat de tekeningen gemeenschappelijk hebben. Het zijn allemaal ... (biljetten). Bij het laatste scherm vullen de leerlingen de zin van de rijke man aan: Mag ik u voorstellen aan het ... (personeel) van kasteel Aster.
bronnenblad 2
Hoofddoel uitvoeren en verwerken 3 Oefening 1 tot en met 6 maken De leerlingen maken oefening 1 tot en met 6 zelfstandig. Bij oefening 5 spelen de leerlingen in groepjes van vier het spel Memory Plus. Ze gebruiken daarbij de woordkaartjes van kopieerblad 2. 4 ‘Het verboden woord’ spelen Verdeel de klas in groepjes van vier. Laat van het eerste groepje één leerling naar voren komen. Fluister die leerling een woord uit de les in het oor (bijvoorbeeld: de leiband). De leerling heeft nu dertig seconden om uit te leggen welk woord het is, zonder het woord zelf (of een deel ervan) te gebruiken. Leiband is in dit geval dus het verboden woord. Lukt het om het woord te raden? Dan krijgt het groepje een punt. Lukt het niet? Dan krijgt het volgende groepje één kans om het woord te raden. Lukt dat, dan is het punt voor hen. Laat op die manier zoveel mogelijk leerlingen uit alle groepjes aan bod komen om een betekenisomschrijving te geven.
taalschrift p. 95-97 kopieerblad 2 TIP! Lamineer de woordkaartjes van het memoryspel. Je kunt ze volgend jaar opnieuw gebruiken. een zandloper of timer TIP! Laat de scores van de verschillende groepjes op het bord staan. Heb je een keer vijf minuten over, speel dan ‘Het verboden woord’ opnieuw.
Controleren en reflecteren 5 Het zelfevaluatiekader invullen Laat het zelfevaluatiekader invullen. Bespreek na.
taalschrift p. 97 TIP! Met behulp van de Bingel Raket kun je het digitale portfolio automatisch laten invullen op basis van de zelfevaluatie van de leerlingen.
L3 - Thema 3 - les 18 - lesgang
569376 Talent3 HDL A.indb 453
453
30/01/18 12:45
Redicodis/viersporenbeleid Instructieonafhankelijke leerlingen > gaan meteen aan de slag na het lezen van de taalweter. > maken oefening 1 tot en met 7. > verbeteren oefening 1 tot en met 6 met de correctiesleutel. Instructiegevoelige leerlingen > krijgen individueel of in groep uitleg bij oefening 1 tot en met 5. > maken oefening 1 tot en met 5 zelfstandig. > kunnen eventueel ook oefening 6 en 7 maken. Instructieafhankelijke leerlingen > maken oefening 1 tot en met 5 in miniklas onder begeleiding. > gebruiken kopieerblad 1 (overzicht woorden uit het thema) als ondersteuning.
454
L3 - Thema 3 - les 18 - lesgang
569376 Talent3 HDL A.indb 454
30/01/18 12:45
les 18
Kostbare woorden Ik kan woorden uit dit thema verklaren en ze gebruiken.
1
Vul het juiste woord in. Kies uit: de scooter – het huishouden – stofzuigen – werktuigen – schop 1 In de garage vond ik een hamer, een zaag en een schop
.
Dat zijn allemaal werktuigen
.
2 Papa gaat nog strijken, poetsen en stofzuigen
.
Hij doet het huishouden
.
3 Welk vervoermiddel kies jij? De fiets, de auto of de scooter
?
Wat zijn onderliggende en bovenliggende begrippen? Een bovenliggend begrip is een verzamelnaam voor verschillende voorwerpen samen. De verschillende voorwerpen worden onderliggende begrippen genoemd. Bv.
2
bovenliggend begrip
fruit
muziek
onderliggend begrip
appel, peer, kiwi, banaan ...
jazz, disco, reggae, hiphop ...
Schrijf het juiste woord onder de tekening. Kies uit: het biljet – kwispelen – de leiband – de scooter
het biljet
de scooter
kwispelen
de leiband
Thema 3 - les 18
95
L3 - Thema 3 - les 18 - correctiesleutel
569376 Talent3 HDL A.indb 455
455
30/01/18 12:45
3
Kijk naar de tekeningen. a Zet de tekeningen in de juiste volgorde. Nummer van 1 tot 3. 3
Ik stop het biljet in mijn portefeuille.
1
Alstublieft, hier is de rekening.
2
Ik betaal de rekening en haal een extra biljet uit mijn portefeuille. Dat is voor de serveerster.
de fooi
b Schrijf een van deze woorden onder de juiste tekening. de fooi – het huishouden – zeldzaam
4
Kruis aan wat je in je portefeuille stopt.
✗
5
✗
✗
Speel Memory Plus. Lees de spelregels voor je begint. Spelregels Memory Plus Spelers: Je speelt twee tegen twee. Doel van het spel: Probeer drie woordkaartjes te vinden die bij elkaar horen. Spelverloop: 1 Schud de kaarten. Leg ze met de witte kant naar boven op tafel. Je mag niet weten waar elk kaartje ligt. 2 Het eerste team draait drie kaartjes om: – Horen ze bij elkaar? Dan legt het team uit waarom ze bij elkaar horen. Daarna krijgt het team de drie woordkaartjes. Ze leggen ze in een stapeltje voor zich. Vervolgens mag het team nog eens. – Horen ze niet bij elkaar? Dan is het andere team aan de beurt. 3 Speel net zolang tot er geen omgekeerde kaartjes meer op tafel liggen.
96
456
Thema 3 - les 18
L3 - Thema 3 - les 18 - correctiesleutel
569376 Talent3 HDL A.indb 456
30/01/18 12:45
6
7
Verbind de werktuigen (links) en wat je ermee kunt doen (rechts). 1
de schop
brood snijden
2
de zaag
een gat in de muur maken
3
de boor
hout hakken
4
de hamer
5
de bijl
6
het mes
een gat graven
een spijker in de muur slaan
een plank korter maken
Lees de tekst. Bedenk een vervolg. Guido is een vervelend jongetje. Hij pest graag dieren. Zoals Bello, de hond van de buren. Bello zit achter het tuinhek. Guido houdt een stukje worst voor Bello’s neus. Bello kwispelt. Hij vindt worst lekker! Maar Guido geeft de worst niet aan Bello, hij eet hem zelf op. Daar moet hij hard om lachen. Maar dan
Eigen schuld, dikke bult!
8
Hoe verliep de les voor jou? Ik begreep de woorden en kon ze gebruiken. Ik kon een passend woord bij een tekening of in een zin schrijven.
Thema 3 - les 18
97
L3 - Thema 3 - les 18 - correctiesleutel
569376 Talent3 HDL A.indb 457
457
30/01/18 12:45
De woorden uit thema 3 W
het biljet
de fooi
geld dat je extra krijgt omdat je je werk goed gedaan hebt
het goede doel
organisatie die de armoede in de wereld bestrijdt en die mensen of dieren in nood helpt met het geld of de spullen die jij geeft
het huishouden
al het werk dat in huis moet gebeuren om het huis netjes te houden, bv. strijken, poetsen, stofzuigen, afwassen
kostbaar
iets dat heel veel waard is of heel veel kost; iets dat voor jou erg belangrijk is, bv. je knuffel
kwispelen
met de staart heen en weer bewegen
lauw
tussen warm en koud
de leiband
opsommen
na elkaar opnoemen
het personeel
mensen die voor een bedrijf of voor iemand werken
de portefeuille
mapje waarin je bankbiljetten en je identiteitskaart bewaart
de portemonnee
geldbuidel, een klein tasje waarin je munten bewaart
schandalig de schop
erg; iets dat afgekeurd wordt; iets waarvoor je je moet schamen gereedschap waarmee je kunt graven of scheppen
de scooter
het vervoermiddel
458
iets dat je van de ene plaats naar de andere brengt, bv. een auto, een bus, een trein of een vliegtuig
L3 - Thema 3 - les 18 - kopieerblad 1
569376 Talent3 HDL A.indb 458
30/01/18 12:45
W
het vervolg
volgende deel
de volgorde
manier waarop dingen op elkaar volgen; wat er eerst gebeurt, wat daarna komt ...
het werktuig
stuk gereedschap of voorwerp dat je gebruikt om iets te doen of te maken
zeldzaam
iets dat je weinig ziet of vindt
Zegswijzen eigen schuld, dikke bult
het is je eigen fout
L3 - Thema 3 - les 18 - kopieerblad 1
569376 Talent3 HDL A.indb 459
459
30/01/18 12:45
Memory plus
460
het werktuig
de schop
de boor
het vervoermiddel
de scooter
de fiets
dingen om geld in te bewaren
de portefeuille
de portemonnee
het geld
de munt
het biljet
het personeel
de schoonmaker
de ober
L3 - Thema 3 - les 18 - kopieerblad 2
569376 Talent3 HDL A.indb 460
30/01/18 12:45
Thema 3 - les 19
Differentiatieblok Onderwerp: Lesduur:
differentiatieblok 100 minuten
Samenhang
Materialen
Leerlingen die bepaalde leerstof uit het thema onvoldoende beheersen, krijgen verlengde instructie en herhalingsoefeningen. Leerlingen die de leerstof voldoende beheersen, krijgen taken zelfstandig werk en/of een taaltaak.
Digitaal > zorg- en evaluatiemodule Folio > zorg- en evaluatiemap
Voorbereiding Zet de resultaten van de ingevulde leerlingportfolio’s in de zorg- en evaluatiemodule in het lerarengedeelte van bingel.be. Op basis daarvan stelt de zorg- en evaluatiemodule je een planning voor van het differentiatieblok. > Je ontvangt een overzicht van de leerlingen die een bepaalde inhoud onvoldoende beheersen, samen met een verlengde instructie en verwerkingsmaterialen, zodat je de groep kunt begeleiden bij de herhaling. > Je ontvangt voor elke leerling een voorstel over hoe hij het differentiatieblok invult: met een selectie uit de taken zelfstandig werk of met de taaltaak. > Je ontvangt bijkomend een voorstel voor passende bingeloefeningen. Op basis van die voorstellen kun je zelf het differentiatieblok plannen. Je kunt het differentiatieblok ook samenstellen uit de zorg- en evaluatiemap. Vul het papieren portfolio per leerling in en kopieer de nodige herhalingsbladen en taken voor zelfstandig werk/taaltaak voor elke leerling.
Inhoud van het differentiatieblok: Herhalingsopdrachten Lezen > Herhaling vlot en vloeiend lezen – 25 minuten > Herhaling begrijpend lezen van een fictietekst – 25 minuten > Herhaling begrijpend lezen van een non-fictietekst – 25 minuten Taaldenken > Herhaling bijvoeglijk naamwoord – 25 minuten > Herhaling trappen van vergelijking – 25 minuten Betekenissen > Herhaling woordenschat uit het thema – 25 minuten Spelling > Herhaling woorden met au en ou – 25 minuten > Herhaling woorden met ei en ij – 25 minuten > Herhaling hoofdletters bij feestdagen – 25 minuten > Herhaling woorden met ond en or – 25 minuten > Herhaling verdubbelen en verenkelen – 25 minuten > Herhaling woorden met wr – 25 minuten L3 - Thema 3 - les 19 - lesgang
569376 Talent3 HDL A.indb 461
461
30/01/18 12:45
Taak zelfstandig werken/Taaltaak > Taak zelfstandig werken A – 25 minuten – basisniveau: Maak een tekening aan de hand van een tekst. > Taak zelfstandig werken B – 25 minuten – plusniveau: Voorzie een gedicht van passende tekeningen en schrijf zelf twee strofes. > Taak zelfstandig werken C – 50 minuten – Integratieoefeningen spelling > Taaltaak – 50 minuten – De leerlingen schrijven een verhaal aan de hand van een spel dat ze spelen.
462
L3 - Thema 3 - les 19 - lesgang
569376 Talent3 HDL A.indb 462
30/01/18 12:45
Thema 3 - les 20
Evaluatieblok Onderwerp: Lesduur:
evaluatie 75 minuten
Samenhang
Materialen
Je kunt vrij plannen welke toetsen je afneemt binnen de beschikbare tijd. > Toets begrijpend lezen: fictie (25 minuten) > Toets begrijpend lezen: non-fictie (25 minuten) > Toets taaldenken - betekenissen (25 minuten) > Toets spelling - kortetermijngeheugen (25 minuten) > Controledictee 1 - langetermijngeheugen (50 minuten)
Digitaal > zorg- en evaluatiemodule Folio > zorg- en evaluatiemap
De duiding van elke toets vind je in de zorg- en evaluatiemodule in het lerarengedeelte van bingel.be of in de zorg- en evaluatiemap.
Voorbereiding De toetsen bij dit thema vind je in de zorg- en evaluatiemodule in het lerarengedeelte van bingel.be, als pdf en als een aanpasbaar Word-bestand, of je kunt ze kopiĂŤren uit de zorg- en evaluatiemap.
L3 - Thema 3 - les 20 - lesgang
569376 Talent3 HDL A.indb 463
463
30/01/18 12:45
580263 / 1
71124_TALENT 3_HANDLEIDING 3A_ 580263-1.indd 3
vanin.be
22/01/18 14:39