TALENT 5 - Zorg- en evaluatiemap A - Thema 3

Page 1

5

Zorg en evaluatie


TALENT 5 - Handleiding Bij TALENT voor het 5e leerjaar horen volgende materialen: Voor de leerling: • Taalschrift A • Taalschrift B • Taalschrift C • Spellingschrift • Projectbundel - De Warmste Klas • Projectbundel - Loop naar de maan • Projectbundel - Daar zit muziek in • Werkwoordenblok Voor de leraar: • Handleiding A • Handleiding B • Handleiding C • Correctiesleutel Taalschrift A • Correctiesleutel Taalschrift B • Correctiesleutel Taalschrift C • Correctiesleutel Spellingschrift • Zorg- en evaluatiemap A • Zorg- en evaluatiemap B • Zorg- en evaluatiemap C • Map curriculumdifferentiatie Voor de klas: • Talentbib • Wandplaten • Cd- en dvd-box Digitale ondersteuning (zie ook www.talentvoortaal.be/digitaal) • Bingel Max • Bingel Plus • Bingel Start

Fotokopieerapparaten zijn algemeen verspreid en vele mensen maken er haast onnadenkend gebruik van voor allerlei doeleinden. Jammer genoeg ontstaan boeken niet met hetzelfde gemak als kopieën. Boeken samenstellen kost veel inzet, tijd en geld. De vergoeding van de auteurs en van iedereen die bij het maken en verhandelen van boeken betrokken is, komt voort uit de verkoop van die boeken. In België beschermt de auteurswet de rechten van die mensen. Wanneer u van boeken of van gedeelten eruit zonder toestemming kopieën maakt, buiten de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen, ontneemt u hun dus een stuk van die vergoeding. Daarom vragen auteurs en uitgevers u beschermde teksten niet zonder schriftelijke toestemming te kopiëren buiten de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen. Verdere informatie over kopieerrechten en de wetgeving met betrekking tot reproductie vindt u op www.reprobel.be. Ook voor het digitale lesmateriaal gelden deze voorwaarden. De licentie die toegang verleent tot dat materiaal is persoonlijk. Bij vermoeden van misbruik kan die gedeactiveerd worden. © Uitgeverij VAN IN, Wommelgem, 2018 De uitgever heeft ernaar gestreefd de relevante auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Wie desondanks meent zekere rechten te kunnen doen gelden, wordt verzocht zich tot de uitgever te wenden.

Eerste druk 2018 Art. 580265 / 2


THEMA

3

Dat is gemeen(d)



Inhoud thema 3 Portfolio - Dat is gemeen(d) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

2

DIFFERENTIATIEBLOK LES 16 H1 Taal: begrijpend lezen fictie

7

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

LES 16 H2 Taal: begrijpend lezen non-fictie

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

LES 16 H3 Spelling: vrije klinker ie als i geschreven

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

LES 16 H4 Spelling: vrije klinker oo als au geschreven LES 16 H5 Taal: afleidingen

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

21

. . . . . . .

24

. . . . . . . . . . . .

27

. . . . . . . . . . . . . . . .

30

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

33

LES 16 H8 Spelling: woorden uitgesproken met s geschreven als c LES 16 H9 Taal: bijvoeglijke naamwoorden

LES 16 H10 Taal: alfabetisch rangschikken en woordenschat uit het thema

. . . . .

38

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

43

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

48

LES 16 H11 Spelling: werkwoorden in de verleden tijd LES 16 Taak zelfstandig werk A Taal: basisniveau LES 16 Taak zelfstandig werk B Taal: plusniveau

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

53

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

57

Taak zelfstandig werk C Taal: integratieoefeningen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63

EVALUATIEBLOK LES 17 Taal: begrijpend lezen fictie

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

LES 17 Taal: begrijpend lezen non-fictie LES 17 Spelling: controledictee

69

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

77

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

83

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

93

LES 17 Spelling: kortetermijndictee

LES 17 Spelling: remediëringsbladen: zie zorg- en evaluatiemodule LES 17 Spelling: integratiebladen: zie zorg- en evaluatiemodule Hulptips

16 19

LES 16 H7 Spelling: woorden met doffe klinker in achtervoegsel ig(e)

LES V

12

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

LES 16 H6 Spelling: woorden met doffe klinker in achtervoegsel (e)lijk(e)

LES 16 Taaltaak

. . . . . . . . . . . . . . .

. . . . . . . . . . . . . . . . . . .

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

xx

L5 - Thema 3 - inhoud

1


2

L5 - Thema 3 - portfolio

spelling

schrijven

spreken

schrijven

lezen

taaldenken

spelling

*HT = hulptip, zie p. x

Les 10

Les 9

Les 8

Les 6

Les 5

spreken

lezen

Je kunt goede vragen opstellen.

spreken

Les 4

Je kunt de vragen over de bedoeling van de hoofdpersonages oplossen.

lezen

Les 3

H7 H8

Je kunt woorden met een c geschreven als s correct schrijven (bv. cent).

H6

H5

Je kunt woorden met ig(e) correct schrijven.

Je kunt woorden met (e)ijk(e) correct schrijven.

Je kunt een goed verslag schrijven.

Je kunt actief luisteren en zelf spreken evenwichtig afwisselen.

Je spreekt duidelijk en niet te snel.

Je kunt goede vragen stellen.

Je kunt een goed verslag schrijven.

Je kunt de hoofdgedachte in een schema opnemen.

Je kunt de hoofdgedachte uit de teksten halen.

Je kunt samenstellingen en afleidingen van elkaar onderscheiden.

Je kunt afleidingen maken met voor- en/of achtervoegsels.

Je kunt afleidingen herkennen.

H4

Je kunt woorden met au uitgesproken als oo juist schrijven (bv. restaurant).

H1

H

H3

Onvoldoende beheerst

Je kunt woorden met ie uitgesproken als i correct schrijven (bv. fabrikant).

Je kunt argumenten vinden om een stelling te beamen of tegen te spreken.

Je kunt de identiteitskaart (hoofdgedachte) voor jouw tekst invullen.

Je kunt de vragen over het hoofdpersonage oplossen.

Je las spontaan een of meerdere boeken gedurende het thema.

lezen

Algemeen

Doel

Domein

Nr.

Les

Doelen Nederlands

Naam:

39

39

39

37

35

39

39

1

HT*

Portfolio - Dat is gemeen(d)


L5 - Thema 3 - portfolio

3

Je kunt woorden opzoeken in het woordenboek door gebruik te maken van de alfabetische volgorde.

taaldenken

Je voelde je aangesproken door het onderwerp van het thema.

Je leefde je in de standpunten van anderen in.

Je werkte goed samen in groep of met een partner.

Je was bereid je medeleerlingen te helpen.

Je was bereid hulp te aanvaarden.

Je schatte je vaardigheden goed in.

Je besefte dat wat we hier en nu doen, gevolgen heeft voor later en voor anderen elders op de wereld.

Je ervoer dat waarden en normen kunnen verschillen naargelang de context en de levensbeschouwelijke traditie.

Je voelde empathie voor kinderen/mensen die in een oorlogssituatie leven en moeten vluchten.

Je leidde de gevoelens van de dichter af uit een gedicht. Je verwoordde je eigen gevoelens bij een gedicht.

Algemeen

Algemeen

Algemeen Les 3, 4, 8, 9

Algemeen

Algemeen

Algemeen

Algemeen Les 8

Algemeen Les 9

Les 3

Les 15

Leergebiedoverschrijdende doelen

Je kunt de woorden uit het thema verklaren en gebruiken.

taaldenken

Les 15

Je kunt werkwoorden in de verleden tijd juist schrijven.

Je beleefde plezier aan het luisteren en spreken.

luisteren

spelling

Je kunt het gevoel bij het gedicht omzetten in een kleur.

Je kunt zaken vergelijken met het gebruik van bijvoeglijke naamwoorden.

Je kunt bijvoeglijke naamwoorden toevoegen of gebruiken.

muzisch taalgebruik

taaldenken

Je kunt bijvoeglijke naamwoorden herkennen.

Les 14

Les 12

Les 11

H10

H11

22

39



Zorg- en evaluatiemodule: differentiatieblok



les 16 - H1

Differentiatieblok Domein: Onderwerp: Lesduur:

lezen begrijpend lezen fictie 25 minuten

Samenhang

Materialen

In deze les oefenen de leerlingen de vragen die in de lessen begrijpend lezen (fictie) aan bod kwamen.

Folio >> herhalingsblad 1

Lesdoelen Hoofddoel van de les Op basis van op hun leeftijd afgestemde tekst: hoofdgedachte en bedoeling hoofdpersonage afleiden, afloop voorspellen, vergelijkingen en relaties (oorzaak-gevolg) afleiden. Andere doelen >> Vragen stellen om informatie in te winnen: kritische vragen en controlevragen stellen, doorvragen. >> Betekenis van woorden afleiden uit de tekst.

Voorbereiding Kopieer de tekst van het herhalingsblad.

Tips voor co-teaching Terwijl de ene leraar een groep leerlingen verlengde instructie aanbiedt, begeleidt de andere leraar de leerlingen die werken aan de taaltaken.

Lesgang Verlengde instructie onder begeleiding van de leraar 1 De leerlingen lezen de tekst hardop. Lees zelf ook een stukje voor. Als je de tekst correct en expressief verklankt, wordt de betekenis duidelijker.

herhalingsblad 1

2 Laat elk tekstdeeltje samenvatten door een leerling. 3 Vraag of elk tekstdeel duidelijk was. Woorden die de leerlingen niet begrijpen, proberen ze aan elkaar uit te leggen. Ze achterhalen de betekenis op basis van de context.

L5 - Thema 3 - differentiatieblok - H1

7


4 Bespreek de personages die in het verhaal voorkomen. Wie is het hoofdpersonage? Waarom is dat zo? Wie zijn de andere personages? Wat doen ze? 5 De leerlingen maken oefeningen 1 tot en met 6. Stuur bij en begeleid waar nodig. Zo kun je de leerlingen de zin laten markeren waarin ze denken het antwoord te vinden. 6 Bespreek taalweter ‘Wat is een oorzaak? En een gevolg?’

8

L5 - Thema 3 - differentiatieblok - H1


Naam:

Datum:

Nr.

Toen mijn vader een struik werd

5

10

15

20

Net toen ik bijna in slaap viel, hoorde ik voetstappen. Er kraakten takjes. De deur van het schuurtje piepte. Ik kroop dieper weg en hield me stijf alsof ik ook een plank was, een plank met schoenen aan. Iemand scheen met een zaklantaarn op de vloer. Door een kier zag ik twee soldatenlaarzen. Ik wist niet of dat soort laarzen bij de enen of bij de anderen hoorde. Mijn hele lijf begon opeens te trillen, ik kon het niet helpen. Vanbinnen riepen mijn hersens tegen mijn vel en mijn spieren en mijn zenuwen dat ze normaal moesten doen, maar die luisterden niet. Mijn benen schokten. “Wie is daar?” siste de man in de soldatenlaarzen. Ik kon aan zijn stem horen dat hij ook bang was. Ik zei zachtjes: “Niemand.” “Ik ben ook niemand”, fluisterde de man, terwijl hij met zijn zaklantaarn in mijn richting scheen. “Waar kom je vandaan?” “Van nergens”, fluisterde ik terug. “Mag ik wel binnenkomen?” “Niemand mag binnenkomen.” “O goed”, hoorde ik hem zeggen. “Dan mag ik dus binnenkomen.” Hij scheen op mijn schoenen en bukte om te zien wat voor mens eraan vast zat. De spinnenwebben lichtten op. Er woonden geen spinnen meer in. “Och, een meisje”, zei hij vriendelijk. Ik trilde al niet meer. “Ben je hier helemaal alleen? Ben je je vader en moeder kwijt? Kom maar tevoorschijn, hoor. Ik doe je niets.”

“Ben jij ook op de vlucht?” vroeg hij. “Ik ga naar mijn moeder in het buitenland”, zei ik. “Maar ik ben de mensen kwijtgeraakt die me zouden brengen.” 25 “Ik moet ook naar de grens”, zei hij. “Ik word gezocht, omdat ik heb gefaald in moed, beleid en trouw.” Ik vroeg hoe dat kwam. “Ik ben commandant”, zei hij. “En toen het nog geen oorlogstijd was, leek het of ik dat goed kon. Maar toen het oorlog werd, bleek ik er helemaal niets van te kunnen.” 30 “Wat hebt u dan verkeerd gedaan?” vroeg ik. “Ik kon niet commanderen”, zei hij. “Toen ik moest roepen: “Open het vuur!”, toen zei ik: “Misschien moeten we nu proberen te schieten, als het niet te gevaarlijk is en als jullie er geen moeite mee hebben. Dat hoorden mijn manschappen niet, want ik zei het te zacht, en die zijn toen in het wilde weg gaan schieten. Daar kwam natuurlijk ellende van en dat was 35 mijn schuld.”

Joke van Leeuwen schreef en tekende prachtboeken als Deesje, Het verhaal van Bobbel die in een bakfiets woonde en rijk wilde worden en Iep! Haar teksten en illustraties zijn met vele prijzen bekroond.

Joke van Leeuwen Toen mijn vader een struik werd

Voordat Toda’s vader een struik wordt, is hij banketbakker. Iedere dag staat hij voor dag en dauw op om wel twintig soorten gebakjes te maken en drie soorten taart. Tot op een dag alles verandert. In het zuiden breken gevechten uit en Toda’s vader moet erheen om het land te verdedigen. Gelukkig heeft hij het handboek Wat Elke Soldaat Moet Weten. Hierin staat precies hoe hij zich met takjes en bladeren kan verkleden als struik, zodat de vijand hem niet herkent. Toda blijft met haar oma achter in de stad, maar ook daar is het niet langer veilig. Ze wordt naar haar moeder gestuurd, die in het buurland woont. De reis ernaartoe is vol avonturen en gevaar. Maar Toda geeft niet op. Ze moet haar moeder vinden!

Meer lezen? Toen mijn vader een struik werd, Joke van Leeuwen, Talentbib 5

5

L5 - Thema 3 - differentiatieblok - H1

9


Naam:

1

Datum:

Nr.

Beantwoord de vragen.   a Wie is het hoofdpersonage in ‘Toen mijn vader een struik werd’? b Hoe heet het hoofdpersonage? oma Toda commandant

2

“Ik kroop dieper weg en hield me stijf alsof ik ook een plank was, een plank met schoenen aan.” a Waarom doet de ik-figuur dat? De ik-figuur moet zich dun maken om tussen de planken te geraken. De ik-figuur en de commandant spelen een spelletje. De ik-figuur wil niet dat de commandant haar vindt. b Hoe voelt de ik-figuur zich op dat moment? bang vrolijk verdrietig c Leg je antwoord duidelijk uit in een zin.

3

Waarom beslist de commandant “Oh goed... dan mag ik dus binnenkomen?”

4

Waarom is de commandant geen goede commandant in de oorlog?

5

Stel dat je het woord commanderen niet kent, dan kun je de betekenis uit de tekst afleiden. Welke zin helpt je daarbij? Maar toen het oorlog werd, bleek ik er helemaal niets van te kunnen. Toen moest ik zeggen: “Open het vuur!” Wat hebt u dan verkeerd gedaan?

10

L5 - Thema 3 - differentiatieblok - H1


Naam:

6

Datum:

Nr.

Vul de tabel aan. Antwoord met een zin uit de tekst. Gebruik de taalweter als je de opdracht moeilijk vindt. Oorzaak

Gevolg

Door een kier zag ik twee soldatenlaarzen.

Ik zei het te zacht.

Ik trilde niet meer.

Wat is een oorzaak? En een gevolg?

Heb je het weer niet begrepen?

Een gevolg heeft altijd een oorzaak. En een oorzaak heeft altijd een gevolg. De oorzaak komt altijd eerst, daarna pas het gevolg. U hebt het niet goed uitgelegd, juffrouw!   gevolg Bv.  oorzaak ontzettend veel regen  overstromingen slechte oogst  hongersnood boeiende juf   geïnteresseerde leerlingen

L5 - Thema 3 - differentiatieblok - H1

11


les 16 - H2

Differentiatieblok Domein: Onderwerp: Lesduur:

lezen begrijpend lezen non-fictie 25 minuten

Samenhang

Materialen

In deze les oefenen de leerlingen de vragen die in de lessen begrijpend lezen (non-fictie) aan bod kwamen.

Folio >> herhalingsblad 2

Lesdoelen

Diversen >> woordenboeken >> facultatief: atlas

Hoofddoel van de les In voor hen bestemde informatieve teksten gewenste informatie afleiden, hoofdgedachte afleiden. Andere doelen >> In voor hen bestemde informatieve teksten informatie vergelijken met eigen waarden en normen, reactie geven. >> Informatie selecteren in voor hen bestemde argumentatieve teksten: tegenargumenten vinden. Schriftelijk antwoorden op vragen over verwerkte inhouden (informatie weergeven aan de hand van schema’s, informatie samenvatten).

Voorbereiding Kopieer voor elke leerling het herhalingsblad.

Tips voor co-teaching Terwijl de ene leraar een groep leerlingen verlengde instructie aanbiedt, begeleidt de andere leraar de leerlingen die werken aan de taaltaken.

Lesgang Verlengde instructie onder begeleiding van de leraar 1 De leerlingen lezen de tekst hardop. Lees zelf een stukje voor. Als je de tekst correct en expressief verklankt, wordt de betekenis duidelijker. 2 Laat elk tekstdeeltje samenvatten door een leerling.

12

L5 - Thema 3 - differentiatieblok - H2

herhalingsblad 2


3 Vraag of elk tekstdeel duidelijk was. De leerlingen zoeken de woorden die ze niet begrijpen op in een woordenboek. (bv. regio, rukwind, sanitaire voorzieningen, cycloon). Ze noteren de woorden met hun betekenis bij oefening 1.

woordenboek

4 Bespreek de personages die in het verhaal voorkomen. Wie is het hoofdpersonage? Waarom is dat zo? Wie zijn de andere personages? Wat doen ze? De leerlingen vullen de naam en het land in op de identiteitskaart bij oefening 2. Zoek het land Myanmar samen op in een atlas.

atlas

5 Bespreek de hoofdgedachte uit de tekst. De leerlingen vullen de identiteitskaart van oefening 2 verder aan. 6 Maak oefening 3 samen. Doe hardop denkend voor: Ik denk dat Than Than Aye zich opgelucht voelt omdat ze de cycloon overleefd heeft en omdat haar schoolboeken niet stuk zijn. De leerlingen zoeken een ander passend gevoel en twee bijbehorende argumenten. Help bij wie dat niet goed lukt. 7 De leerlingen maken oefening 4. Bespreek na enkele minuten de mogelijke antwoorden. Help bij wie dat niet goed lukt.

L5 - Thema 3 - differentiatieblok - H2

13


Naam:

Datum:

Nr.

Klimaatvluchtelingen

5

10

15

Voor de ramp Than Than Aye, tien jaar, leeft met haar ouders, twee oudere zusjes en een klein broertje in het dorp Kha Ye Myaing in de streek Rakhaing. Dat is een van de regio’s in Myanmar (Birma) die het zwaarst wordt getroffen door rukwinden en overstromingen. Jarenlang was er geen elektriciteit, maar ze hadden wel toegang tot stromend water en sanitaire voorzieningen. Ze waren beschermd tegen regen, koude en vochtigheid. De familie van Than Than Aye was toen al heel arm. Het geld dat haar ouders verdienden was net voldoende om hun gezin eten te geven. Alle kinderen van haar familie gingen naar school. Na de ramp Dan maakte Than Than Aye de verschrikkingen van een cycloon mee. Ze vertelt: “Er stond een harde en woeste wind. Ik zag de huizen van mijn vrienden instorten en ook een deel van ons huis werd vernield. Een muur werd volledig weggerukt.” Het gezin van Than Than Aye is in hun huis gebleven. Maar ze hebben nog helemaal niets kunnen herstellen omdat ze er de middelen niet voor hebben. Ze gebruiken dekzeilen om Than Than Aye en haar broertjes en zusjes te beschermen tegen de onophoudelijke regen. “Ik ben mijn schooluniformen kwijt: de wind heeft ze weggeblazen. Gelukkig zijn mijn boeken niet beschadigd. De waterpomp en het toilet zijn stuk, dus nu moet ik ver lopen om water te halen. We gaan naar het toilet in open lucht omdat we geen andere keuze hebben.”

Bron: www.unicef.be

1

Markeer moeilijke woorden in de tekst. Zoek de betekenis op in een woordenboek.

14

L5 - Thema 3 - differentiatieblok - H2


Naam:

2

Nr.

Vul de identiteitskaart van het hoofdpersonage aan. BELGIE identiteitskaart

3

Datum:

BELGIQUE carte d ’ identité

BELGIEN

BELGIUM

personalausweis

identity card

Hoe voelt Than Than Aye zich na de cycloon? Geef twee argumenten.

4

Kun jij je voorstellen wat het hoofdpersonage meemaakte? Hoe voel je je daarbij?

L5 - Thema 3 - differentiatieblok - H2

15


les 16 - H3

Differentiatieblok Domein: Onderwerp: Lesduur:

spelling vrije klinker ie als i geschreven 25 minuten

Samenhang

Materialen

In deze les herhalen de leerlingen die het nodig hebben les 5 over de spelling van vrije klinker ie als i.

Folio >> herhalingsblad 3

Lesdoelen Hoofddoel van de les Woorden met vrije klinker ie als i geschreven correct schrijven.

Voorbereiding Kopieer voor elke leerling het herhalingsblad.

Lesgang Verlengde instructie onder begeleiding van de leraar 1 Laat de eerste zin van oefening 1 hardop lezen. Sta stil bij het woord organiseert: je hoort ie, maar schrijft i. Verwijs naar de spellingweter en breng het net als-woord fabrikant aan. Contrasteer met griezeltocht: je hoort ie en schrijft ie. Verduidelijk dat je woorden met ie als i geschreven moet onthouden. 2 Laat de woorden met ie als i in de andere zinnen van oefening 1 zoeken en markeren. Overloop die woorden voor de leerlingen ze opschrijven. Bespreek welke dierennaam gevormd wordt met de beginletters van die woorden. 3 Vul de eerste zin van oefening 2 aan in groep. De overige zinnen werken de leerlingen af in duo’s. 4 Maak oefening 3 in groep. Bespreek de volgorde van de zinnen en laat daarna zin per zin opschrijven. Ze dicteren om de beurt een zin aan elkaar. 5 Laat zoveel mogelijk woorden opsommen waarbij je een ie hoort maar een i schrijft.

16

L5 - Thema 3 - differentiatieblok - H3

herhalingsblad 3


Naam:

Datum:

Nr.

Woorden met ie als i geschreven

In sommige woorden hoor je ie maar schrijf je i. Die woorden moet je onthouden.

Woorden met ie als i schrijf je net als fabrikant. spellingweter 18

1

Markeer de woorden waar je ie hoort maar i schrijft. Schrijf ze op. Vul de beginletters onderaan in. 1 Elk jaar organiseert onze leiding een griezeltocht. 2 Drie kilometer verder is een grote dierenwinkel. 3 In de krant staat een artikel over die verschrikkelijke brand. 4 De president kwam aan in een zilverwitte auto. 5 Het was een goed idee om onmiddellijk te stoppen.

Welk dier zit hier verstopt?

2

1

2

3

4

5

Vul de woorden aan met i of ie. Vul ook de juiste woorden in aan het einde van de zin. Kies uit:  f  nale – geb  den – hel  kopter – fam  l  foto – r  v  r Schrijf de zinnen daarna volledig over. 1

dereen wilde eens mee met de

.

2 De jongen met zijn g

taar ging door naar de

.

3 Er leven nog veel ol

fanten in die

.

mand herkende de man op de

.

4 N 5 De kap

tein peddelde tien k

lometer op de

.

L5 - Thema 3 - differentiatieblok - H3

17


Naam:

3

Datum:

Schrijf de zinnen over in de juiste volgorde. Hij nodigde ook zijn familie en vrienden uit. Een kapitein kreeg een groot kapitaal. Hij at heel wat hapjes en daarna zeker nog tien pralines. Dus organiseerde hij een buffet voor de bemanningsleden. Een van die vrienden, een fabrikant van chocolade, vond het buffet overheerlijk.

18

L5 - Thema 3 - differentiatieblok - H3

Nr.


les 16 - H4

Differentiatieblok Domein: Onderwerp: Lesduur:

spelling vrije klinker oo als au geschreven 25 minuten

Samenhang

Materialen

In deze les herhalen de leerlingen die het nodig hebben les 5 over de spelling van vrije klinker oo als au.

Folio >> herhalingsblad 4

Lesdoelen Hoofddoel van de les Woorden met vrije klinker oo als au geschreven correct schrijven.

Voorbereiding Kopieer voor elke leerling het herhalingsblad.

Lesgang Verlengde instructie onder begeleiding van de leraar 1 Overloop oefening 1 met de groep. Bespreek de woorden die tevoorschijn komen als de leerlingen elke x weglaten. Laat de woorden opschrijven.

herhalingsblad 4

2 Laat de spellingmoeilijkheid van de woorden van oefening 1 verwoorden en verwijs naar de spellingweter. 3 Bespreek de samengestelde woorden in de zinnen bij oefening 2 met de groep. Laat de woorden opschrijven. 4 Laat oefening 3 in duo’s maken. Ze schrijven een korte dialoog tussen een man en een chauffeur. 5 Bespreek de dialogen die ze opgeschreven hebben bij oefening 3 met de groep. Sta even stil bij andere spellingmoeilijkheden en laat telkens modellen.

L5 - Thema 3 - differentiatieblok - H4

19


Naam:

Datum:

Nr.

Woorden met au of ou

ls een woord in het au-lied of de au-strip komt, dan schrijf je het met een au. A Als je een woord niet in het au-lied hoort of op de au-strip ziet of niet van buiten hebt geleerd, dan schrijf je het met ou.

Let op! Er zijn nog au-woorden. Die woorden leer je later.

Woorden met au schrijf je net als saus. Woorden met ou schrijf je net als kous.

Luister en zing het au-lied! spellingweter 12

1

2

Zoek de woorden met de vetgedrukte letters door elke x weg te laten. Schrijf de woorden op. 1 xxxchxxxauxxxxxffxxeuxxxr

de

2 rxxxexxxsxxxtxxxxauxxxrxaxxnxxxt

het

3 brxxoxxxkkxxenxxxxxchxauxxffxxxeuxr

de

4 xxxrxexsxxxxxtxauxxxrxaxnxxxtje

het

Maak samenstellingen en schrijf de woorden over.  1 Mijn tante werkt in een (vis + restaurant).  2 Onze buurman is (bus + chauffeur).  3 Zag je al eens een (brug + restaurant)?  4 Een (vrachtwagen + chauffeur) stopt vaak aan een (weg + restaurant).

3

Verzin een leuk gesprek. Een man vraagt aan een chauffeur om hem naar een restaurant te brengen. Wat zeggen ze? man: chauffeur: man: chauffeur:

20

L5 - Thema 3 - differentiatieblok - H4


les 16 - H5

Differentiatieblok Domein: Onderwerp: Lesduur:

taaldenken afleidingen 25 minuten

Samenhang

Materialen

In deze les herhalen leerlingen die het nodig hebben les 6 over afleidingen.

Folio >> herhalingsbladen 5a-5b

Lesdoelen Hoofddoel van de les Reflecteren op de structuur van afleidingen: het grondwoord, het voor- en achtervoegsel. Andere doelen Termen gebruiken: afleiding, grondwoord, voorvoegsel, achtervoegsel.

Voorbereiding Kopieer, verknip en lamineer per duo herhalingsbladen 5a-5b. Zo kun je de kaartjes meerdere jaren gebruiken.

Lesgang Verlengde instructie onder begeleiding van de leraar 1 Lees samen met de leerlingen taalweter ‘Wat is een afleiding?’ uit les 6 en bedenk samen enkele nieuwe voorbeelden. 2 De leerlingen hebben alle kaartjes voor zich liggen en spelen een wedstrijd. Maak per twee zoveel mogelijk woorden met de kaartjes. Noteer ze in de tabel. Je mag alle kaartjes meerdere keren gebruiken. Je krijgt acht minuten.

herhalingsblad 5a herhalingsblad 5b

3 Twee duo’s verbeteren elkaars werkblad en tellen het aantal juiste woorden. Twijfelgevallen bespreken ze met het duo dat de oefening maakte. Raken ze er niet uit, dan roepen ze jouw hulp in. Bespreek enkele afleidingen met de hele klas. Je krijgt nu vijf minuten om je woordenlijst aan te vullen met zoveel mogelijk zelfgevonden woorden. Je mag een woordenboek gebruiken. 4 Ga na welk groepje uiteindelijk de meeste (juiste) afleidingen vond.

L5 - Thema 3 - differentiatieblok - H5

21


Naam:

Datum:

Nr.

Afleidingen H5a

22

be-

on-

ver-

ge-

her-

oer-

aarts-

ont-

-(e)lijk

-(er)ig

-(l)ing

-loos

-heid

-en

-er

nat

hoop

lopen

eer

rust

werk

lelijk

bang

dom

schuld

open

roer

kind

last

aard

bos

geven

koning

deel

natuur

L5 - Thema 3 - differentiatieblok - H5a


Naam: Voorvoegsel H5b

Datum: Achtervoegsel

Nr.

Voor- en achtervoegsel

1

1

1

2

2

2

3

3

3

4

4

4

5

5

5

6

6

6

7

7

7

8

8

8

9

9

9

10

10

10

11

11

11

12

12

12

13

13

13

14

14

14

15

15

15

16

16

16

17

17

17

18

18

18

19

19

19

20

20

20

L5 - Thema 3 - differentiatieblok - H5b

23


les 16 - H6

Differentiatieblok Domein: Onderwerp: Lesduur:

spelling woorden met doffe klinker in achtervoegsel (e)lijk(e) 25 minuten

Samenhang

Materialen

In deze les herhalen de leerlingen die het nodig hebben les 10 over woorden met achtervoegsel (e)lijk(e).

Folio >> herhalingsblad 6 >> wandplaat: rustige en heerlijke woorden

Lesdoelen Hoofddoel van de les Woorden die eindigen op (e)lijk(e) correct schrijven.

Voorbereiding Kopieer voor elke leerling het herhalingsblad. Hang de wandplaat op.

Lesgang Verlengde instructie onder begeleiding van de leraar 1 Bied deze zinnen aan en laat telkens corrigeren door toevoeging van (e)lijk(e) bij de juiste woorden. >> Het staat letter in de tekst. (letterlijk) >> We hebben tijd een andere leraar. (tijdelijk) >> Ze arresteerde de vermoed dader. (vermoedelijke)

TIP! Laat de aangepaste woorden opschrijven (letterlijk, tijdelijk, vermoedelijke).

2 Bespreek de spellingweter over woorden op (e)lijk(e) en laat de leerlingen nog een aantal voorbeelden zoeken. Verwijs naar de wandplaat.

herhalingsblad 6 wandplaat: rustige en heerlijke woorden

3 Start oefening 1 met de groep en laat in duo’s verder werken. 4 Laat bij oefening 2 de zinnen hardop lezen en bespreek met de groep de woorden die aangevuld moeten worden. Laat de zinnen opschrijven. 5 Bespreek de keuzewoorden bij oefening 3 met de groep en sta stil bij de woorden met verdubbeling van de medeklinker: misselijk en ogenblikkelijk. Laat opmerken dat de lange klank in namelijk verenkeld wordt. Laat de zinnen in duo’s aanvullen.

24

L5 - Thema 3 - differentiatieblok - H6


Naam:

Datum:

Woorden met (e)lijk(e)

In sommige woorden hoor je een doffe e, maar schrijf je (e)lijk(e): heerlijk, moeilijk, duidelijke ... Je noemt ze heerlijk(e) woorden.

Woorden met (e)lijk(e) schrijf je net als heerlijk(e).

Nr.

heerlijke woorden

spellingweter 6

1

Zoek de juiste woorden.  a Vul het juiste woord aan met lijk(e). 1

waanzin aanzien

een

2

bedrieg bedreig

de

reclame

3

temperatuur avontuur

de

kampen

4

ongeloof bijgeloof

het

verhaal

5

uiter spuiter

de

bedrag

kenmerken

b Vul het juiste woord aan met elijk(e). 6

bruis huis

de

sfeer

7

begrijp misgrijp

de

taal

8

juffrouw vertrouw

een

9

vermoed vermoeid

de

afstand

10

print prins

het

paleis

gesprek

L5 - Thema 3 - differentiatieblok - H6

25


Naam:

2

Datum:

Vul het woord aan met lijk(e). Schrijf de zinnen over. afgeven.

1 Hij komt het pakje persoon

2 Die geur is erg hinder

.

3 De teek is een onoog

klein diertje.

4 Mijn vader eet graag meester

5 Het staat letter

3

ham.

in de tekst.

Vul de tekst aan. Kies uit: misselijk – ogenblikkelijk – landelijke – uiteindelijk – namelijk – ongelooflijk Papa riep dat we We waren

naar de auto moesten gaan. al later dan gepland. wegen en door al de bochten

De gps stuurde ons langs .

voelde ik me “

dat we nog op tijd zijn”, zei papa toen we aankwamen.

26

L5 - Thema 3 - differentiatieblok - H6

Nr.


les 16 - H7

Differentiatieblok Domein: Onderwerp: Lesduur:

spelling woorden met doffe klinker in achtervoegsel ig(e) 25 minuten

Samenhang

Materialen

In deze les herhalen de leerlingen die het nodig hebben les 10 over woorden met achtervoegsel ig(e).

Folio >> herhalingsblad 7 >> wandplaat: rustige en heerlijke woorden

Lesdoelen Hoofddoel van de les Woorden die eindigen op ig(e) correct schrijven.

Voorbereiding Kopieer voor elke leerling het herhalingsblad. Hang de wandplaat op.

Lesgang Verlengde instructie onder begeleiding van de leraar 1 Bied deze woorden aan en laat bij elk woord rijmwoorden zoeken: machtig (prachtig, kinderachtig, krachtig ...) en aardig (waardig, eigenaardig, vaardig ...). 2 Laat de aanpak voor het schrijven van woorden die eindigen op ig(e) modellen: je hoort een doffe e, maar je schrijft ig(e). Bespreek dat het om de rustige woorden gaat. Verwijs naar de wandplaat. 3 Maak oefening 1 samen. Bespreek ook andere spellingmoeilijkheden: bijvoorbeeld het verenkelen en verdubbelen in de twee laatste woorden.

TIP! Laat elke leerling een rijmwoord opschrijven. Bespreek in groep.

wandplaat: rustige en heerlijke woorden herhalingsblad 7

4 Bespreek de eerste zin van oefening 2 samen. Laat de oefening verder afwerken in duo’s. 5 Laat de zinnen bij oefening 3 hardop lezen en aanvullen. Overloop de tekst volledig en laat de woorden daarna individueel in de tekst schrijven.

L5 - Thema 3 - differentiatieblok - H7

27


Naam:

Datum:

Nr.

Woorden met ig(e)

In sommige woorden hoor je een doffe e, maar schrijf je ig(e): rustig, bezig, machtige ... Je noemt ze rustig(e) woorden.

Woorden met ig(e) schrijf je net als rustig(e).

rustige woorden

spellingweter 5

1

28

Zoek de juiste woorden en vul aan met ig of ige.  1

pracht bracht

een

2

klevend levend

het

verhaal

3

trekpaard merkwaard

een

toeval

4

bloeddorst bloedworst

de

5

geweld gemeld

het

feest

6

thuiskomst toekomst

de

leraar

7

verstand verband

het

besluit

8

langwerp wegwerp

een

tafelkleed

9

voordeel oordeel

de

10

doofpot noodlot

het

L5 - Thema 3 - differentiatieblok - H7

schilderij

haai

prijs einde


Naam:

2

Datum:

Vul de woorden aan met ig(e). Schrijf de zinnen over. 1 De cijfers staan in willekeur

volgorde.

2 Mijn moeder ziet er beter uit met een jeugd

3 Ze moeten onze auto eens grond

4 De president van Amerika is een macht

5 Je moet die dorst

3

Nr.

kapsel.

nazien.

man.

planten veel water geven.

Vul de tekst aan. Kies uit: willekeurige – aandachtig – vrijwilliger – voorzichtig – nieuwsgierig Ik zoek een

om een kaart te trekken. kaart.

“Dag mevrouw, trek maar een

terug tussen de andere kaarten.

Bekijk de kaart en steek ze Ik schud de kaarten en toon u welke kaart u getrokken heeft. Maakt het u Kijk dan de volgende keer heel

? en misschien merkt u wel hoe het

gaat.”

L5 - Thema 3 - differentiatieblok - H7

29


les 16 - H8

Differentiatieblok Domein: Onderwerp: Lesduur:

spelling woorden uitgesproken met s geschreven als c 25 minuten

Samenhang

Materialen

In deze les herhalen de leerlingen die het nodig hebben les 10 over woorden uitgesproken met s geschreven als c.

Folio >> herhalingsblad 8

Lesdoelen Hoofddoel van de les Woorden uitgesproken met s geschreven als c correct schrijven.

Voorbereiding Kopieer voor elke leerling het herhalingsblad.

Lesgang Verlengde instructie onder begeleiding van de leraar 1 Maak oefening 1 samen. Bij elk keuzewoord is op de plaats van de stip een s hoorbaar. Per woordpaar moeten de leerlingen een woord aanvullen met s en een woord met c. De woorden met c schrijven ze nog eens op.

herhalingsblad 8

2 Verwijs naar de spellingweter en wijs goed op de hoorbare s. (Er zijn ook woorden met c waarbij je geen s hoort.) De woorden met s als c moeten leerlingen onthouden. 3 Zoek samen de keuzewoorden bij oefening 2. Laat de oefening verder afwerken in duo’s. 4 Laat oefening 3 individueel maken. Bespreek met de groep. 5 Laat om de beurt een woord met s als c geschreven aanbieden.

30

L5 - Thema 3 - differentiatieblok - H8

TIP! Laat de aangeboden woorden door alle leerlingen opschrijven.


Naam:

Datum:

Nr.

Woorden uitgesproken met s geschreven als c

In sommige woorden hoor je s maar schrijf je c. Die woorden moet je onthouden.

Woorden met s als c schrijf je net als cent.

spellingweter 19

1

Vul aan met een woord waarbij je s hoort maar c schrijft.  1

de.ember .eptember

de maand

2

.itroen .inaasappel

de zure

3

.ikkel .irkel

de grote

4

pro.es po.ter

het eerlijke

5

.inema .igaret

de oude

6

de.imaal fee.tmaal

7

re.ept re.ten

8

aan.teker o.eaan

9

.entrale .tralen

10

winkel.traat winkel.entrum

een

getal

een lekker de grote een

plaats

het leuke

L5 - Thema 3 - differentiatieblok - H8

31


Naam:

2

Datum:

a Maak woorden met de aangeboden letters. 1 becrdeme

2 fijcer

3 entrcmu

4 icnema

5 trnoeci

b Schrijf de zinnen over. Vervang c in elke zin door een woord uit 2a. 1 In het c van de stad is een mooi park. 2 Het is lang geleden dat ik naar de c geweest ben. 3 De kortste dag van het jaar valt in c. 4 Met een beetje c is water toch een lekker drankje. 5 Het eerste c op een ei geeft aan hoe de kip geleefd heeft.

3

Vul aan met het juiste woord. Kies uit: eurocent – centiliter – centimeter – cent 1 100

is een liter.

2 100

is een euro.

3 100

is een meter.

4 Heeft

32

L5 - Thema 3 - differentiatieblok - H8

misschien iets met 100 te maken?

Nr.


les 16 - H9

Differentiatieblok Domein: Onderwerp: Lesduur:

taaldenken bijvoeglijke naamwoorden 25 minuten

Samenhang

Materialen

In deze les herhalen leerlingen die het nodig hebben les 11 over bijvoeglijke naamwoorden en de trappen van vergelijking.

Folio >> herhalingsblad 9

Lesdoelen Hoofddoel van de les Reflecteren op de taalverrijkende functie van bijvoeglijke naamwoorden. Andere doelen >> Reflecteren op de vorm van bijvoeglijke naamwoorden. >> Aangeven dat woorden samen met andere woorden kunnen voorkomen, namelijk een lidwoord, een zelfstandig naamwoord, een bijvoeglijk naamwoord en een werkwoord. >> Termen gebruiken: bijvoeglijk naamwoord.

Voorbereiding Kopieer voor elke leerling het herhalingsblad.

Lesgang Verlengde instructie onder begeleiding van de leraar 1 Lees samen met de leerlingen de taalweter ‘Wat is een bijvoeglijk naamwoord?’

herhalingsblad 9

2 Noteer tien bijvoeglijke naamwoorden op het bord: klein, waar, lieve, moedig, beste, bang, vervallen, minder, fantastisch, slecht. 3 Geef een opdracht bij de tien bijvoeglijke naamwoorden: >> Bedenk een paar zinnen met deze bijvoeglijke naamwoorden, zowel zinnen waarin het bijvoeglijk naamwoord ‘los’ staat als zinnen waarin het bij een zelfstandig naamwoord staat. >> Lees een of twee van je voorbeeldzinnen voor aan je buur. Die zegt om welke bijvoeglijke naamwoorden het gaat. >> Wie vond er een leuke zin? Laat maar horen!

L5 - Thema 3 - differentiatieblok - H9

33


Noteer enkele zinnen van de leerlingen op het bord en duid met een pijltje de plaats van het bijvoeglijk naamwoord aan ten opzichte van het zelfstandig naamwoord. Bv. Ik stuurde een brief aan zijn lieve ouders. Mijn papa is lief. 4 Laat de leerlingen de oefeningen oplossen: >> Vul bij oefening 1 de bijvoeglijke naamwoorden in de reclames in. Verbeter klassikaal. >> Zoek bij oefening 5 de vijf foute bijvoeglijke naamwoorden en verbeter ze. Werk per twee. >> Vul bij oefening 3 de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord aan. Gebruik de taalweter ‘Wat zijn trappen van vergelijking?’ Verbeter klassikaal.

34

L5 - Thema 3 - differentiatieblok - H9


Naam:

Datum:

Nr.

Bijvoeglijke naamwoorden  Wat is een bijvoeglijk naamwoord? Een bijvoeglijk naamwoord vertelt hoe iets of iemand is.

Dan is 'bijvoeglijk' zelf een bijvoeglijk naamwoord!

Waar vind ik een bijvoeglijk naamwoord? Meestal staat een bijvoeglijk naamwoord voor een zelfstandig naamwoord. Het past zich aan dit zelfstandig naamwoord aan. Bv.  een nieuw bankstel een groot geluk

een nieuwe iPad  een grote deugniet

Soms staat het bijvoeglijk naamwoord ook los. Dan zegt het hoe het onderwerp is. Bv.  Vandaag ben ik zo vrolijk.

1

Vul aan met een bijvoeglijk naamwoord.

‘Klaar voor de vliegen vang je alleen zomer ooit?’

met de beste lijm!

L5 - Thema 3 - differentiatieblok - H9

35


Naam:

2

Datum:

Nr.

Markeer vijf foute bijvoeglijke naamwoorden. Schrijf ze in de linkerkolom en vervang ze door de juiste in de rechterkolom.

Er was eens een meisje dat Roodkapje heette, omdat ze altijd een lelijk, blauw mutsje op haar hoofd droeg. Op een dag riep haar moeder Roodkapje bij zich. Ze gaf haar een mandje met een fles wijn, koekjes, appels en een stinkende peperkoek. “Grootmoeder is een beetje gezond”, zei ze. “Wil jij dit mandje naar haar brengen?” Natuurlijk wilde Roodkapje dat doen. “Maar wel op het pad blijven, hoor!” zei haar moeder. “Ja, mama, dat beloof ik.” En daar ging Roodkapje, op weg naar haar boze grootmoeder. Onderweg kwam Roodkapje een wolf tegen. “Dag meisje”, zei de wolf. “Dag wolf”, zei Roodkapje. “Waar ga je heen?” vroeg de wolf. “Ik ben op weg naar grootmoeder met een mandje vol lekkers.”

Fout

36

L5 - Thema 3 - differentiatieblok - H9

Juist


Naam:

3

Datum:

Nr.

Vul de zinnen aan met de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord.

Wat zijn trappen van vergelijking?

Ik wil de beste zijn! En ik nog beter!

Leuk is een bijvoeglijk naamwoord. Soms vind je iets leuker dan leuk. Om dat uit te drukken, gebruik je de trappen van vergelijking. Bv.  Dat is een leuke mop.     Ik ken een mop die nog leuker is.       Dit is echt de leukste mop ooit.

Lekker

Gezond

Ik vind frietjes best wel

.

Sporten is heel

Chocolade vind ik nog veel

.

Veel fruit eten is nog

Maar pannenkoeken zijn het

.

Wie op tijd gaat slapen, leeft het

. .

. Goed

Graag dat er

Ik vind het woensdagnamiddag geen school is.

geen enkele namiddag school is. Het

zou ik op reis gaan

Het zijn dat er

Het zou nog

veel op reis gaan.

Ik zou

zou zijn dat er elke

naar Australië. Maar mijn ouders reizen naar Afrika.

dag school is tot 13 u. en dan een namiddag sport, spel en beweging.

L5 - Thema 3 - differentiatieblok - H9

37


les 16 - H10

Differentiatieblok Domein: Onderwerp: Lesduur:

betekenissen (taaldenken) alfabetisch rangschikken en woordenschat uit het thema 25 minuten

Samenhang

Materialen

In deze les herhalen leerlingen die het nodig hebben de themawoordenschat en het alfabetisch rangschikken dat in les 15 aan bod kwam.

Folio >> herhalingsblad 10 >> kopieerblad 1 les 15

Lesdoelen Hoofddoel van de les Reflecteren op de betekenis van woorden en inzien dat ze met elkaar in verband staan: hetzelfde betekenen, het tegengestelde betekenen, onder eenzelfde bovenliggend begrip thuishoren. Andere doelen >> Reflecteren op betekenis van woordgroepen en zinnen zoals uitdrukkingen en vergelijkingen. >> Reflecteren op het gebruik van het alfabet om alfabetisch gerangschikte bronnen op adequate en functionele wijze te hanteren.

Voorbereiding Kopieer voor elke leerling het herhalingsblad en kopieerblad 1 van les 15.

Lesgang Verlengde instructie onder begeleiding van de leraar 1 Kijk naar de onderstreepte woorden van oefening 1. Het zijn werkwoorden. Als je een werkwoord opzoekt in het woordenboek, moet je kijken bij de infinitief. In de eerste zin zoek je dus niet bij geijverd, maar bij ijveren. Verwijs naar de taalweter ‘Opzoeken in het woordenboek’. 2 Bespreek bij oefening 2 oorzaak en gevolg met de taalweter ‘Wat is een oorzaak? En een gevolg?’ Laat de oefening oplossen en bespreek de antwoorden.

38

L5 - Thema 3 - differentiatieblok - H10

herhalingsblad 10


3 Voor ze oefening 3 oplossen, herlezen de leerlingen de betekenis van de keuzewoorden op het kopieerblad van les 15. Begeleid hen als het nodig is. Daarna maken ze de oefening zelfstandig. Bespreek de antwoorden kort.

kopieerblad 1 les 15

4 Herhaal bij oefening 4 wat een stelling, een argument en een tegenargument zijn. Zoek samen het tegenargument bij de eerste stelling. Laat de leerlingen zelf de andere tegenargumenten zoeken. Bespreek de antwoorden kort. 5 De leerlingen lossen oefening 5 op. Na de oefening zeggen ze wat zij de beste camouflage vonden. 6 Maak oefening 6 samen. Door wie zouden ze geïnterviewd willen worden en waarom? En wie zouden ze zelf willen interviewen en waarom?

L5 - Thema 3 - differentiatieblok - H10

39


Naam:

1

Datum:

Nr.

a Lees de zinnen. Als je de betekenis van de onderstreepte woorden wilt opzoeken in het woordenboek, onder welk woord zoek je dan? Schrijf het woord op. b Zoek de betekenis op in het woordenboek. Schrijf de betekenis onder de zin.  1 De leerlingen hebben geijverd voor een beter schoolplein.

2 Onze buurvrouw heeft het erg gewaardeerd dat wij haar een bosje bloemen brachten.

3 Het heeft mij erg bevreemd dat hij die vraag niet kon beantwoorden.

2

Lees de zinnen. Het zijn oorzaken en gevolgen. Vul de nummers van de zinnen in op de juiste plek in het schema.

Wat is een oorzaak? En een gevolg? Een gevolg heeft altijd een oorzaak. En een oorzaak heeft altijd een gevolg. De oorzaak komt altijd eerst, daarna pas het gevolg. Bv.

oorzaak ontzettend veel regen slechte oogst boeiende juf

gevolg  overstromingen  hongersnood   geïnteresseerde leerlingen

1 Ik ben bij het ontbijt onaardig tegen mijn broertje. 2 Ik kan niet slapen. 3 Ik ben moe en slechtgehumeurd als ik opsta. 4 Mijn moeder wordt boos op mij. Er zoemt een mug in mijn slaapkamer.

40

L5 - Thema 3 - differentiatieblok - H10

Heb je het weer niet begrepen?


Naam:

3

Datum:

Nr.

Vul aan. Kies uit: enthousiaste – humanitaire – regering – staven 1 Het Rode Kruis zorgt voor medicijnen en artsen in het oorlogsgebied. hulp.

Ze geven

te vormen.

2 Na de verkiezingen kost het vaak veel tijd om een nieuwe 3 Kunnen jullie die stelling

met argumenten?

4 Julia vindt turnen heel leuk: ze is een

4

turnster.

Lees de stellingen en de argumenten. Kleur: ROOD

de tegenargumenten.

Stelling 1:

Alle dierentuinen moeten dicht.

Door dieren in dierentuinen te houden voorkom je dat bedreigde soorten uitsterven. Het is zielig om dieren op te sluiten in een hok.

Stelling 2:

Frisdranken met veel suiker moeten verboden worden.

Door die frisdrank te drinken worden mensen dik. Iedereen moet zelf kunnen bepalen wat hij eet en drinkt.

Stelling 3:

De jacht op dieren moet in België verboden worden.

Zonder jacht blijven er te veel dieren leven die schade aanrichten. Dieren doden voor je plezier hoort niet.

L5 - Thema 3 - differentiatieblok - H10

41


Naam:

Datum:

Nr.

5

Op welke afbeeldingen zie je een voorbeeld van camouflage?

6

a Stel je voor: je bent de geïnterviewde. Door wie zou jij geïnterviewd willen worden? Leg uit waarom.

b Stel je voor: je bent de interviewer. Wie zou jij willen interviewen? Leg uit waarom.

42

L5 - Thema 3 - differentiatieblok - H10


les 16 - H11

Differentiatieblok Domein: Onderwerp: Lesduur:

spelling werkwoorden in de verleden tijd 25 minuten

Samenhang

Materialen

In deze les herhalen de leerlingen die het nodig hebben les 14 over werkwoorden in de verleden tijd (1).

Folio >> herhalingsblad 11

Lesdoelen Hoofddoel van de les Persoonsvormen in de verleden tijd correct vervoegen.

Voorbereiding Kopieer voor elke leerling het herhalingsblad.

Lesgang Verlengde instructie onder begeleiding van de leraar 1 Maak oefening 1 met de groep. >> Laat elk werkwoord onderstrepen. >> Bespreek per werkwoord of het al dan niet om een persoonsvorm gaat. >> Is het werkwoord geen persoonsvorm, dan noteren de leerlingen dat nummer in de rechterkolom. >> Is het werkwoord wel een persoonsvorm, laat dan opmerken dat het om een verleden tijd gaat. De corresponderende nummers noteren de leerlingen bij STAM + de(n), STAM + te(n) of bij klankverandering. >> Link de kolommen aan het rechterveld van het werkwoordschema.

herhalingsblad 11

2 Start oefening 2 met de groep: >> Laat de persoonsvorm zoeken en onderstrepen met een janeevraag. >> Laat het onderwerp zoeken en in het geel markeren met de vraag Wie of wat doet iets? >> Bespreek of het om een zin in de tegenwoordige of verleden tijd gaat. Is het een zin in de verleden tijd? Dan zetten de leerlingen een kruisje in het vakje na de zin. >> Laat verder werken in duo’s.

L5 - Thema 3 - differentiatieblok - H11

43


3 Bij oefening 3 ga je zo te werk: >> De leerlingen zoeken de stam van het werkwoord en schrijven die op. >> De leerlingen schrijven de zin in de verleden tijd. 4 Bij oefening 4 ga je zo te werk: >> Bespreek met de groep de werkwoorden met klankverandering. >> Laat elke zin opschrijven in de verleden tijd.

44

L5 - Thema 3 - differentiatieblok - H11


MAAR … jij/je na pv: STAM

2e persoon enkelvoud jij STAM + t

3e persoon enkelvoud hij / zij / het / … STAM + t

1e/2e/3e persoon meervoud wij / jullie / zij / … STAM + en

ik werk

ik speel

jij speelt speel jij jij werkt werk jij

zij werkt

hij speelt jullie werken

wij spelen

Verleden tijd (v.t.)

STAM + de(n) STAM + te(n)

zij werkten

ik speelde

Let op! Hoor je d/t achteraan? Luister naar de wij-vorm.

Schrijf wat je hoort.

Geen Klankverandering klankverandering

Twijfel je? Denk aan het werkwoord spelen of werken. Daar hoor je wat je moet schrijven.

1e persoon enkelvoud ik STAM

Tegenwoordige tijd (t.t.)

Zoek het onderwerp en de pv.

ja

Is het een pv?

d t

Datum: spellingweter 34

Bv. gespeeld, geplaatst

trilt trilt niet

Hoor je d/t achteraan? Verleng. OF Luister naar de laatste klank voor de -en van de infinitief.

Bv. de vergrote foto, de verbrande vinger, gelopen, de uitgeputte jongen …

Schrijf wat je hoort. Vergeet de spellingweters niet!

nee

Naam:  Nr.

L5 - Thema 3 - differentiatieblok - H11

45


Naam:

1

Datum:

Nr.

Onderstreep de werkwoorden in de zinnen. Schrijf de overeenstemmende nummers in de juiste kolom. 1

Die auto stond daar al de hele week.

2

Na een wilde achtervolging arresteerde de politie de vier verdachten.

3

SK Onbesuisd versloeg KV Doelgericht.

4 - 5 - 6

Ze winkelden te lang. Daardoor hadden ze de bus gemist.

7 Lize wachtte op een mailtje van haar leidster. 8 - 9

Keano zat naar de tenniswedstrijd te kijken.

10 Mama maakte het alleen maar erger. 11

Op het einde toverde hij nog een konijn uit zijn hoed.

12 Ze knipten de doeken in lange stroken. 13 Hij aanvaardde het aanbod niet. Is het een pv? ja

nee

Zoek het onderwerp en de pv.

Verleden tijd (v.t.) Geen klankverandering

Klankverandering

STAM + de(n) Schrijf wat je hoort. STAM + te(n)

46

L5 - Thema 3 - differentiatieblok - H11

Schrijf wat je hoort.


Naam:

2

Datum:

Nr.

Markeer het onderwerp in het geel en onderstreep de persoonsvorm. Als de persoonsvorm in de verleden tijd staat, zet je een kruisje. v.t. 1 Hij betaalde met zijn bankkaart. 2 Betaalt iedereen evenveel? 3 Vroeger antwoordden ze nooit op een mail. 4 Nu antwoorden ze heel vlug. 5 Bij mijn vriend lopen de kippen soms binnen. 6 De poetsvrouw liep daarnet nog in de gang. 7 De zus van Kasper sneed de pizza in acht stukken. 8 De vrouw snijdt het vel van de vis. 9 Mijn vader fietst elk weekend naar oma. 10 Vroeger fietsten we vaak naar het bos.

3

4

Schrijf de stam van de werkwoorden. Vul de zinnen aan met het werkwoord in de verleden tijd. lachen

De meester

er niet mee.

bewonderen

Waarom

vluchten

Mijn vriendin en haar familie

schreeuwen

Wie

bereiken

Ze

bloeden

Na die val

je hem? uit hun land. zo luid? gelukkig op tijd de overkant. hij hevig.

Vul de zinnen aan met het werkwoord in de verleden tijd. De werkwoorden veranderen van klank in de verleden tijd. rijden

1 Na de voorstelling

kiezen

2 Waarom

zwemmen

3 Sani en Raf

schrikken

4

ze naar huis. jullie die kleuren? om de beurt vijftig meter. de kinderen van het alarm?

L5 - Thema 3 - differentiatieblok - H11

47


les 16 - taaltaak

Differentiatieblok Domein: Onderwerp: Lesduur:

lezen taaltaak 50 minuten

Samenhang

Materialen

Leerlingen die de leerstof van het thema voldoende onder de knie hebben, maken zelfstandig een taak op verhoogd niveau.

Folio >> taaltaak

Lesdoelen

Diversen >> woordenboeken

Hoofddoel van de les In voor hen bestemde informatieve teksten gewenste informatie afleiden. In voor hen bestemde informatieve teksten informatie vergelijken met eigen waarden en normen, reactie geven. Leergebiedoverschrijdende/persoonsgebonden doelen Zelfredzaam zijn en zelfstandig functioneren in verschillende situaties.

Voorbereiding Kopieer voor elke leerling de taaltaak.

Lesgang Verlengde instructie onder begeleiding van de leraar 1 Overloop de taak met het oog op een zelfstandige verwerking door de leerlingen. Spreek af welke hulp de leerlingen kunnen inroepen als ze vastlopen: moeilijke woorden opzoeken in het woordenboek, met elkaar overleggen, uitleg vragen aan jou ... 2 De leerlingen verwerken de taak zelfstandig. 3 Ze verbeteren de taak met de correctiesleutel. 4 Hang de tekeningen met monumenten voor oorlogsdieren op in de klas. Voorzie tijd waarin de leerlingen elkaars tekeningen kunnen bewonderen.

48

L5 - Thema 3 - differentiatieblok - taaltaak

taaltaak woordenboeken


Naam:

Datum:

Nr.

DIEREN IN DE EERSTE WERELDOORLOG

De oorlog was niet alleen een vreselijke beproeving voor mensen, soldaten en burgers, maar ook voor vele dieren.

Cher Ami, de oorlogspostduif Postduiven speelden een belangrijke rol in de Eerste Wereldoorlog. Elk leger gebruikte duiven om berichten te versturen. Zo werden 5 er tijdens de Eerste Wereldoorlog meer dan 100 000 duiven gebruikt, waarvan ongeveer 95 000 duiven hun boodschap hebben bezorgd. De duiven werden vanuit hun hok 10 meegenomen op verplaatsing. Daar werd een kleine boodschap op een papiertje geschreven, in een kokertje gestopt en aan een pootje van de duif vastgemaakt. De duiven werden losgelaten, vlogen terug naar huis en brachten zo de boodschappen over. De duiven klaarden de klus vaak onder 15 gevaarlijke omstandigheden tijdens beschietingen en bombardementen. De duiven werden in mandjes overal mee naartoe genomen: tot in de voorste loopgraven, op patrouillediensten, naar zee, in onderzeeboten, in tanks en zelfs in vliegtuigen. De boodschappen brachten nieuws of vroegen om hulp. Een van de beroemdste duiven was Cher Ami: zij werd in 1918 tijdens een belangrijke slag met een vraag om hulp weggestuurd. Onderweg werd Cher 20 Ami onder vuur genomen. Gewond aan de borst, blind aan één oog en met een poot die nog met één pees vasthing, vloog het dappere dier veertig km ver. Vijfentwintig minuten later leverde ze het bericht af en kon er hulp gestuurd worden. Op die manier redde Cher Ami tweehonderd Amerikaanse soldaten van de dood. Ze werd overgebracht naar Amerika en kreeg een houten pootje. Ondanks de goede zorgen, stierf Cher Ami in 1919 toch aan de verwondingen. 25

Paarden en muilezels

Aan het begin van de oorlog werden paarden en hun ruiter ingezet in de gevechten, maar ze bleken als snel niet opgewassen te zijn tegen kanonnen en mitrailleurs. Ook stierven er vele paarden door kou, honger, uitputting en het eten van met mosterdgas vergiftigd gras. Vanaf dan werden paarden en muilezels vooral gebruikt voor het vervoer van kanonnen, voorraad of 30 gewonde soldaten. Honden Honden werden voor het vervoer van kleinere wapens en voorraad gebruikt. Maar honden zochten ook naar gewonden, ze brachten boodschappen over, sloegen 35 alarm, bewaakten munitievoorraden en vingen ratten in de loopgraven. Een van de bekendste honden was Rin Tin Tin. Rin Tin Tin was een Duitse herdershond geboren in Frankrijk op 10 september 1918. Hij geraakte gewond op het slagveld maar een Amerikaanse soldaat verzorgde hem en nam hem 40 later mee naar Amerika. Hij leerde de hond allerlei trucjes die door filmmakers werden opgemerkt. En zo speelde Rin Tin Tin uiteindelijk mee in films.

L5 - Thema 3 - differentiatieblok - taaltaak

49


Naam:

Datum:

Nr.

Een andere heel bekende hond was sergeant Stubby. Hij werd geboren in 1916 of 1917 in Amerika. John Robert Conroy vond hem en smokkelde hem mee naar Europa 45 toen hij naar het oorlogsfront werd gestuurd. Hij bleef ongeveer achttien maanden in de loopgraven waar hij alarm sloeg bij een gifgasaanval, gewonden zocht en waarschuwde voor artillerieaanvallen omdat zijn gehoor beter was dan dat van de mens. Na de oorlog keerde hij 50 terug naar Amerika. Hij stierf op 16 maart 1926.

Naar: Klein in de Groote Oorlog, provincie Vlaams-Brabant

1

Kleur in de tekst: BLAUW GROEN ORANJE GEEL

waarvoor de duiven gebruikt werden. hoe de duiven gebruikt werden. wat het grootste gevaar was voor de duiven. de naam van de beroemde duif.

Vul het schema verder aan. Duiven in de oorlog Waarvoor:

Hoe: meegenomen. Er werd een

De duiven werden in in een

gestopt dat vastgemaakt werd aan een

pootje van de duif. De duif werd losgelaten en ze vloog terug naar Gevaar: en bombardementen. Beroemde duif:

50

L5 - Thema 3 - differentiatieblok - taaltaak

.


Naam:

2

Datum:

Nr.

Kleur in de tekst: BLAUW GROEN ORANJE

waarvoor paarden eerst gebruikt werden. waarvoor paarden later gebruikt werden. wat de gevaren waren voor de paarden.

Vul het schema verder aan. Paarden in de oorlog Waarvoor eerst:

Waarvoor later: 1 2 3 Gevaren: 1

4

2

5

3

3

Kleur in de tekst: BLAUW GEEL

waarvoor honden gebruikt werden. de namen van beroemde honden.

Vul het schema verder aan. Honden in de oorlog Waarvoor:

Beroemde honden:

1

1

2

2

3 4 5 6

L5 - Thema 3 - differentiatieblok - taaltaak

51


Naam:

4

Datum:

a In Brussel werd een oorlogsmonument opgericht ter nagedachtenis van de gesneuvelde postduiven. Ontwerp een monument voor een van de oorlogsdieren uit de tekst.

b Onder het standbeeld is een herdenkingsplaat aangebracht. Daarop staat: ‘Au pigeon soldat. Aan de oorlogsduif.’ Bedenk voor jouw standbeeld een herdenkingsplaat.

52

Nr.

Gekozen dier:

Mijn tekst voor de herdenkingsplaat:

L5 - Thema 3 - differentiatieblok - taaltaak


les 16 - taak A

Differentiatieblok Domein: Onderwerp: Lesduur:

lezen taak zelfstandig werk A: basisniveau 25 minuten

Samenhang

Materialen

Leerlingen die de leerstof van het thema voldoende onder de knie hebben, maken zelfstandig een taak op basisniveau.

Folio >> taak A

Lesdoelen

Diversen >> computer met internetverbinding >> woordenboeken

Hoofddoel van de les In voor hen bestemde informatieve teksten gewenste informatie afleiden. Andere doelen In voor hen bestemde informatieve teksten informatie vergelijken met eigen waarden en normen, reactie geven.

Voorbereiding Kopieer taak A voor elke leerling.

Lesgang Verlengde instructie onder begeleiding van de leraar 1 Overloop de taak met het oog op een zelfstandige verwerking door de leerlingen. Lopen de leerlingen vast? Dan vragen ze eerst hulp aan een andere leerling, dan pas aan jou.

Als de leerlingen voor de oefeningen 2 en 5c www.vlaamswoordenboek.be gebruiken, moeten ze even zoeken naar de juiste betekenis. Immers: ook de voorbeeldzinnen verschijnen bij de zoekresultaten. Voor oefening 5b gebruiken ze een gewoon woordenboek. In oefening 4 moeten ze de recepten aandachtig lezen en met elkaar vergelijken.

taak A

computer met internetverbinding woordenboeken

2 Laat de taak zelfstandig verwerken. 3 Laat de taak verbeteren met de correctiesleutel. 4 Voorzie op het einde tijd om de resultaten van oefening 5d te bespreken. De leerlingen kunnen die oefening per twee oplossen.

L5 - Thema 3 - differentiatieblok - taak A

53


Naam:

1

Datum:

Nr.

Lees de twee wafelrecepten: het oorlogsrecept en het recept van vandaag.

Naar: Klein in de Groote Oorlog

Naar: http://belgischewafels.blogspot.be

2

a Het recept voor oorlogswafels is heel oud. Hoe weet je dat? b Je moet de aardappelen koken tot ze mals zijn en ze door een fijne zeef steken. Zoek de betekenis van het woord zeef op via www.vlaamswoordenboek.be.

54

L5 - Thema 3 - differentiatieblok - taak A


Naam:

3

Datum:

Vergelijk de ingrediënten van de twee recepten met elkaar en vul de tabel aan. Ingrediënten die in beide recepten voorkomen

4

Nr.

Ingrediënten die alleen in het oorlogsrecept voorkomen

Ingrediënten die alleen in het recept van vandaag voorkomen

Tijdens de oorlog waren sommige ingrediënten niet te verkrijgen. Mensen moesten dus andere dingen zoeken. Vergelijk de ingrediëntenlijsten opnieuw en vul de zinnen aan. Tijdens de oorlog was er een tekort aan bloem. De mensen gebruikten daarom . Als ze tijdens de oorlog spek bakten, hielden ze het spekvet bij. .

Dat werd in het recept gebruikt als vervanging voor

5

a Tijdens de oorlog maakte men zelf bier en bierpap. Lees de tekst en het recept.

Bier, al was het ‘oorlogsbier’, was niet gerantsoeneerd. Het werd zelfs thuis gefabriceerd en bijgefabriceerd. Zo werd bierpap een veel klaargemaakt oorlogsrecept. Bierpap werd gegeten als volwaardige maaltijd, maar het was ook een volks feestgerecht dat geserveerd werd bij doop- en gildefeesten, bij teerfeesten of op oudjaar. Als het biervat bijna leeg was, werd het laatste bier gebruikt om bierpap te maken.

Bron: www.eerstewereldoorlogmeetjesland.be

L5 - Thema 3 - differentiatieblok - taak A

55


Naam:

Datum:

Nr.

b Wat betekent gerantsoeneerd? Zoek het op in een woordenboek. Op welk woord zocht je in het woordenboek?

Betekenis:

c Het woord teerfeest staat niet in je gewone woordenboek. Het is een oud Vlaams woord. Je kunt het wel vinden op www.vlaamswoordenboek.be. Schrijf de betekenis op.

d Zou jij van de bierpap willen proeven? Waarom (niet)? Noteer twee argumenten.

56

L5 - Thema 3 - differentiatieblok - taak A


les 16 - taak B

Differentiatieblok Domein: Onderwerp: Lesduur:

lezen taak zelfstandig werk B: plusniveau 25 minuten

Samenhang

Materialen

Leerlingen die de leerstof van het thema voldoende onder de knie hebben, maken zelfstandig een taak op een hoger niveau.

Folio >> taak B

Lesdoelen

Diversen >> woordenboeken

Hoofddoel van de les In voor hen bestemde informatieve teksten gewenste informatie afleiden. Andere doelen In voor hen bestemde informatieve teksten informatie vergelijken met eigen waarden en normen, reactie geven. Informatie selecteren in voor hen bestemde argumentatieve teksten: tegenargumenten vinden. Leergebiedoverschrijdende/persoonsgebonden doelen Zelfredzaam zijn en zelfstandig functioneren in verschillende situaties.

Voorbereiding Kopieer taak B voor elke leerling.

Lesgang Verlengde instructie onder begeleiding van de leraar 1 Overloop de taak met het oog op een zelfstandige verwerking door de leerlingen. Spreek af welke hulp de leerlingen kunnen inroepen als ze vastlopen: moeilijke woorden opzoeken in het woordenboek, met elkaar overleggen, uitleg vragen aan jou ...

taak B woordenboeken

2 Laat de taak zelfstandig verwerken. 3 Laat de taak verbeteren met de correctiesleutel. 4 Voorzie op het einde tijd om de verschillende meningen over de boeken te vergelijken.

L5 - Thema 3 - differentiatieblok - taak B

57


Naam:

Datum:

Nr.

Lezen over de Eerste Wereldoorlog­  1

Hier zie je enkele boeken over de Eerste Wereldoorlog. Bekijk de covers en lees de bijbehorende flaptekst. Beantwoord daarna de vragen. Ule. Ik was veertien in 1914 Marc de Bel, Van Halewyck, 2013 In dit boek wordt het verhaal van Ule verteld. Zij is veertien jaar en wordt bij het uitbreken van de oorlog in 1914 naar een meisjeskolonie in Frankrijk gestuurd. Ule loopt weg uit de kolonie en onderneemt een lange tocht naar huis. Een tocht vol gevaar, liefde en vriendschap.

Hoofdpersonage:

Soort verhaal:

Fragment: http://www.boek.be/boek/ule Het meisje en de soldaat Aline Sax, De Eenhoorn, 2013 Een blind meisje woont met haar mama en tante in een herberg. Haar papa is aan het front. Het meisje houdt ervan om buiten op een bankje te zitten. Op een dag snuift het meisje een onbekende geur naast zich op. Er blijkt een Afrikaanse soldaat op het bankje te zitten. Hij is erg ongelukkig in dit koude land en mist zijn vrouw en zoontje. Elke dag dat hij niet aan het front is, komt hij naar het bankje. Hij vertelt het meisje over zijn land, zij vertelt over haar papa. Op een dag is de soldaat er niet. Het meisje is in paniek. Ze gaat naar hem op zoek ... Een warm verhaal over de vriendschap tussen een meisje en een soldaat. Om de beurt beschrijven de soldaat en het meisje hun ervaringen.

58

L5 - Thema 3 - differentiatieblok - taak B

Hoofdpersonage:

Soort verhaal:


Naam:

Datum:

Hoofdpersonage:

Niet welkom Detty Verreydt, Clavis, 2013 1914. De ‘Groote Oorlog’ is begonnen. Rik woont bij opa en oma, want papa is drie maanden geleden naar het front vertrokken. Zou de oorlog ook komen waar Rik woont? Opa denkt van niet, maar ze zien wel elke dag mensen op de vlucht voorbijkomen. En dan beslissen ze om ook te vertrekken. Ze vinden onderdak op de boerderij van tante Paulien. Alleen opa gaat niet mee. Hij past op het huis. Maar de oorlog komt steeds dichterbij. In Nederland is er geen oorlog. Dan maar naar Nederland vluchten, voor enkele dagen, tot de situatie gestabiliseerd is. Maar ze zijn natuurlijk niet de enige vluchtelingen. Het wordt een spannende tijd. Als ze naar huis terugkeren, is de Duitse bezetter overal. Het leven is erg veranderd. Eten koop je voortaan met zegeltjes en er komt een Duitse sergeant bij hen in huis wonen. Ook dat is wennen. Koerier in de nacht Ad van Gils, Callenbach, 2001 Camille, 12 jaar oud, woont samen met zijn moeder en twee oudere broers in Belgisch Brabant, in het jaar 1914. De Eerste Wereldoorlog is uitgebroken en de grenzen tussen Nederland en België zijn gesloten. Veel Belgen zijn gevlucht naar Zuid-Nederland. Ook anderen trekken de grens over, tussen de versperringen door. Deze dappere koeriers brengen het nieuws over de oorlog mee en ook berichten over de families die zijn achtergebleven.

Nr.

Soort verhaal:

Hoofdpersonage:

Soort verhaal:

L5 - Thema 3 - differentiatieblok - taak B

59


Naam:

Datum:

De verdwenen bedelarmband Ellen Tijsinger, Compaan Uitgevers, 2011 Charlotte woont met haar ouders en broertjes Felix en Tom in een groot oud huis, dat al generaties lang van hun familie is. Haar moeder groeide er op en zelfs haar overgrootmoeder Louise heeft er gewoond. Alles in de grote woonkeuken herinnert aan de tijd dat haar overgrootmoeder er woonde. Charlottes ouders veranderden niets in de keuken, want daar vertelde overgrootmoeder Louise verhalen van vroeger, spannende verhalen over de Eerste Wereldoorlog, toen ze als klein meisje uit België naar Nederland vluchtte, en over de Tweede Wereldoorlog toen joodse kinderen bij haar onderdoken. Maar ze kende ook veel gekke en grappige verhalen, want in het huis is veel gebeurd. Soms lijkt het of Charlotte de muren hoort praten en alsof de stem van haar overgrootmoeder fluistert in de bladeren van de appelboom. Charlottes moeder vertelt alle verhalen door aan Charlotte en haar broertjes, want zo blijven herinneringen leven. Maar Charlotte voelt dat er geheimen zijn waar niemand over praat en die haar moeder soms verdrietig maken. Wat weet oma Rebecca die bij hen woont? En waarom is die verdwenen bedelarmband zo belangrijk voor haar moeder? Lukt het Charlotte om het geheim te ontrafelen?

2

Kleur: GROEN GEEL

3

60

de titel van elk boek. de auteur van elk boek.

Vul voor elk boek het hoofdpersonage in.

L5 - Thema 3 - differentiatieblok - taak B

Nr.

Hoofdpersonage:

Soort verhaal:


Naam:

4

Datum:

Nr.

Vul voor elk boek het soort verhaal in. Kies uit: familieverhaal – liefdesverhaal – verhaal over vriendschap – spionageverhaal detectiveverhaal – avonturenverhaal Let op: Je mag elke soort maar één keer gebruiken.

5

Verklaar aan de hand van de flaptekst in enkele zinnen de titel van elk boek. Ule. Ik was veertien in 1914 Het meisje en de soldaat Niet welkom Koerier in de nacht De verdwenen bedelarmband

L5 - Thema 3 - differentiatieblok - taak B

61


Naam:

6

Datum:

a Maak een top 5 van de boeken. Het boek dat je zeker wilt lezen, krijgt een 1, het boek dat je zeker niet wilt lezen, een 5. b Leg uit waarom je het boek dat je 5 gaf, zeker niet wilt lezen. Geef twee argumenten.

62

Nr.

L5 - Thema 3 - differentiatieblok - taak B


les 16 - taak C

Differentiatieblok Domein: Onderwerp: Lesduur:

spelling taak zelfstandig werk C 25 minuten

Samenhang

Materialen

Leerlingen die de leerstof van het thema voldoende onder de knie hebben, maken zelfstandig een integratietaak over alle reeds behandelde spellingleerstof.

Folio >> taak C

Lesdoelen Hoofddoel van de les Aangeleerde spellingregels van het Standaardnederlands gebruiken bij schriftelijke communicatie.

Voorbereiding Kopieer taak C voor elke leerling.

Lesgang Verlengde instructie onder begeleiding van de leraar 1 Overloop de taak met het oog op een zelfstandige verwerking door de leerlingen. Spreek af waar en hoe leerlingen die vastlopen bij de taak hulp kunnen inroepen.

taak C

2 Laat zelfstandig de taak verwerken. 3 Voorzie op het einde tijd zodat leerlingen hun tekeningen kunnen laten zien of hun gedicht kunnen voordragen.

L5 - Thema 3 - differentiatieblok - taak C

63


Naam:

1

Datum:

Nr.

Vul de woorden aan met oo of au. Vul daarna de zinnen aan met het juiste woord. Kies uit:  rest  rant – f  teuil – b  reiland –   teur –   rworm – st  mmachine – ch  ffeur– ongew  n 1 Op zee zoeken ze olie op een

. is een raar insect.

2 Een

.

3 Morgen gaan mama en papa op van dit boek schrijft prachtig.

4 De

.

5 Deze combinatie is wat van de taxi?

6 Roep jij de

.

7 De trein werkte vroeger met een

.

8 In het salon hebben wij een grote

2

a Schrijf de juiste afleiding met ig(e) of (e)lijk(e). Vul de zinnen aan met het juiste woord. burger

jeugd

kerk

open

levend

1 Mijn oma ziet er nog

uit. over haar ziekte.

2 Sofie praat 3 Ik ga morgen naar de 4 Volgende week volgt het

trouw van mijn nonkel op het stadhuis. huwelijk. inbeelden hoe jij je voelt.

5 Ik kan me

b Schrijf de juiste afleiding met ig(e) of (e)lijk(e). Maak nadien een zin met elk woord.

64

ongeloof

willekeur

persoon

regelmaat

toekomst

L5 - Thema 3 - differentiatieblok - taak C


Naam:

Datum:

Nr.

1 2 3 4 5

3

Zoek de woorden als fabrikant in de zin en noteer ze. 1 In de turnles deden we een leuke activiteit. 2 Er staat een grote salontafel vol papieren in de living. 3 De antieke televisie staat bijna nooit aan. 4 Wat een mooi uniform hebben die piloten. 5 Dit boek telt veel pagina’s. 6 Van harte gefeliciteerd! Dat verdient een applaus. 7 De voetballers eten in de kantine liever pannenkoeken dan boterhammen.

4

a Maak een samenstelling. Voeg telkens een woord met de beginletter c toe. 1 telefoon 2 euro 3 winkel 4 midden 5 eind b Zoek samenstellingen met deze woorden.

1

cinema

2 centrale

3

citroen

4

officier

5 provincie

L5 - Thema 3 - differentiatieblok - taak C

65


Naam:

5

Datum:

Vul de puzzel aan met de juiste werkwoordsvorm in de verleden tijd. Als je de letters onderaan invult, krijg je een zin. 1 (reizen)

Ik

2 (landen)

Het vliegtuig

3 (ontdekken)

Mama

4 (beleven)

Wij

5 (vertoeven)

Ik

6 (rusten)

Ik

7 (zwemmen)

We

8 (verbranden)

Mijn rug

9 (worden)

Ik

10 (ontmoeten)

Ik

11 (missen)

Mama

12 (kennen)

Ik

13 (vertrekken)

Papa

14 (laden)

Hij

1

66

Nr.

2

naar Frankrijk.

2

te laat. een mooi strand.

4

17

3

veel avonturen.

11

veel in de zon.

15

ook goed uit.

12

ook vaak.

1

van de zon.

14

zo rood als een kreeft. nieuwe vrienden.

6

ons thuisland een beetje.

13

geen heimwee.

9

de auto in.

10

3

met veel tegenzin.

7

4

5

L5 - Thema 3 - differentiatieblok - taak C

6

7

8

9

10

11

J 12

13

14

! 15

16

17


Zorg- en evaluatiemodule: toetsen evaluatieblok



les 17

Evaluatieblok Domein: Onderwerp: Lesduur:

lezen begrijpend lezen fictie 25 minuten

Lesdoelen

Materialen

Getoetste doelen >> Op basis van op hun leeftijd afgestemde teksten: hoofdgedachte, bedoeling hoofdpersoon afleiden, afloop voorspellen, vergelijkingen afleiden, relaties (oorzaakgevolg). >> Betekenis van woorden afleiden uit de tekst.

Folio >> toetsblad 1

Voorbereiding Kopieer voor elke leerling toetsblad 1. Je vindt de toets in een aanpasbaar Wordbestand in de zorg- en evaluatiemodule.

Instructies voor verbetering door de leraar Algemeen Schrijffouten worden niet als fout gerekend. Vraagspecifiek Vraag 1: Een juist antwoord levert 1 punt op. Het antwoord mag maar moet niet ‘blind’ bevatten.

/1

Vraag 2: Elk juist antwoord levert een half punt op.

/1

Vraag 3a: Elk juist antwoord levert een half punt op.

/0,5

Vraag 3b: Het gevoel toelichten in een goede zin levert een half punt op.

/0,5

Vraag 4a: Elk juist antwoord levert een half punt op.

/0,5

Vraag 4b: Elk juist antwoord levert een half punt op.

/0,5

Vraag 5: Elk juist antwoord levert een punt op.

/3

Vraag 6: De juiste verklaring levert een punt op.

/1

Vraag 7: Enkel schrijven dat ze blind is (niets ziet) levert een half punt op.

/1

Vraag 8: In een goede zin de kleurkeuze verwoorden levert een punt op.

/1 /10

L5 - Thema 3 - evaluatieblok - begrijpend lezen fictie

69


Naam:

Datum:

Nr.

Het meisje en de soldaat

Samenvatting Een blind meisje raakt op een bankje in gesprek met een Afrikaanse soldaat. Ze praten over zijn familie en zij vertelt over haar vader aan het front, want het boek speelt zich af tijdens de Eerste Wereldoorlog. Als de soldaat plots niet meer komt opdagen, gaat het meisje naar hem op zoek. Ze wil hem het brood geven dat ze voor hem heeft 5 gebakken. Maar dat valt niet mee als je blind bent en het is oorlog.

10

15

20

25

30

35

Fragment Het meisje De zon schijnt. De warmte van haar stralen wordt nog versterkt door het vensterglas. Het meisje zit aan tafel. Ze draait haar hoofd, laat de warmte in haar gezicht trekken en glimlacht. Het wordt weer lente. Ze houdt van de geur van de lente. De soldaten in het dorp zullen weer vriendelijker worden, net als vorige lente. Misschien worden ze wel zo vriendelijk dat ze de oorlog beëindigen. Dan komt haar papa terug. Het m­eisje luistert naar de geluiden in het huis. Het lawaai van de gasten klinkt als één luid kluwen, maar ze ontrafelt de klanken een voor een. Het geroezemoes. Gelach en geroep dat er bovenuit stijgt. Het schrapen van stoelpoten. Het tegen elkaar tinkelen van glazen en het rammelen van bestek op borden. Het is zwaar werk voor mama. Nu papa er niet is, moet zij in haar eentje de herberg draaiende houden. De soldaten kunnen erg onbeleefd zijn. Gelukkig helpt tantemie haar. Van tantemie zijn de soldaten wel bang. Ze kan luid roepen en als ze nee zegt, is het nee. Dan kruist ze haar armen voor haar borst en durft niemand haar nog tegen te spreken. Het meisje schuift haar stoel naar achter en staat op. Ze wil niet binnen blijven met dit mooie weer. Door de keukendeur loopt ze naar buiten. Zelfs het hout van de deur is al opgewarmd door de lentezon. De weg voor de herberg is een zandweg die de velden in loopt. Hun huis is het laatste huis van het dorp. Een vreemde plek voor een herberg, zeiden de mensen vroeger, maar grootvader luisterde niet naar hen en nu, veertig jaar later, is het de drukste herberg van het dorp. Het meisje steekt de weg over. Met vaste pas loopt ze naar het houten bankje dat recht tegenover de herberg staat. Het is haar bankje. Hier kan ze uren zitten. Ze luistert naar de geluiden uit de velden en naar die uit de herberg. Je komt heel wat te weten als je luistert naar de geluiden uit een herberg. Als de mensen gedronken hebben, vertellen ze dingen die ze anders nooit zouden zeggen. En niemand let op een meisje op een bank aan de overkant van de weg. Zeventien stappen. Het meisje strekt haar handen en inderdaad, daar is het bankje. Ze gaat helemaal tegen de leuning zitten. En dan merkt ze het. Er zit nog iemand op het bankje. Een soldaat. Hij ruikt naar zweet en modder en bloed. Zoals alle soldaten. Maar daaronder, heel diep, nog amper merkbaar, ruikt ze een andere geur. Een geur die ze niet kent. Ze snuift diep. Een warme geur zoals van gebrande noten. Maar noten die ze nog nooit geroken heeft. Hij zegt niets. En zij zegt ook niets. Ze draait haar gezicht naar de zon en voelt dat de soldaat naast haar hetzelfde doet.

Bron: Het meisje en de soldaat. Aline Sax

70

L5 - Thema 3 - evaluatieblok - begrijpend lezen fictie


Naam:

Datum:

Nr.

1

Wie is het hoofdpersonage in dit verhaal?

/1

2

Het meisje hoort in de herberg heel wat geluiden door elkaar. Som er twee op.

/1

1 2

3

a Hoe voelt het meisje zich in dit fragment? Omcirkel 1 passend gevoel. angstig

verdrietig

eenzaam

nieuwsgierig

teleurgesteld

blij

verloren

enthousiast hopeloos

b Leg in een goede zin uit hoe je weet dat het meisje zich zo voelt.

4

/0,5

a De betekenis van het woord tinkelen kun je afleiden uit de tekst. Kies de juiste beschrijving.

/0,5

/0,5

Het is het geluid dat de vogels maken in de bossen. Het is het geluid dat de borden maken wanneer ze tegen elkaar komen. Het is het geluid dat de glazen maken wanneer ze tegen elkaar komen. b ‘Het lawaai van de gasten klinkt als één luid kluwen’. Volgens het woordenboek betekent kluwen: ‘touw, draad, wol dat tot een bol is opgewonden’. Wat is de betekenis van kluwen in deze zin? Kruis het juiste antwoord aan. /0,5 Het geluid is zo zacht als wol. De geluiden lopen door elkaar net zoals de draden in een bol touw. De auteur heeft zich vergist van woord en had bijvoorbeeld ‘kabaal’ moeten gebruiken.

L5 - Thema 3 - evaluatieblok - begrijpend lezen fictie

71


Naam: 5

Datum:

Nr.

Oorzaak en gevolg. Vul de tabel verder aan.

/3

Oorzaak

Gevolg

Misschien worden ze wel zo vriendelijk dat ze de oorlog beëindigen.

De mensen vertellen dingen die ze nooit zouden zeggen.

Van tantemie zijn de soldaten wel bang.

6

In de tekst staat ‘Hun huis is het laatste huis van het dorp. Een vreemde plek voor een herberg, zeiden de mensen vroeger, maar grootvader luisterde niet naar hen en nu, veertig jaar later, is het de drukste herberg van het dorp.’ Waarom vinden de mensen dit een vreemde plek voor een herberg? Kruis de juiste verklaring aan. /1 De kans is groter dat er vreemde mensen naar de herberg komen als die het eerste huis van het dorp is. De mensen zijn een herberg in het midden van het dorp gewoon. Daar komen meer mensen. De herberg is niet gezellig genoeg.

7

’Het meisje strekt haar handen en inderdaad, daar is het bankje.’ Waarom strekt het meisje haar handen?

/1

8

Welke kleur zou jij aan dit verhaal geven? Schrijf in een goede zin waarom je die kleur kiest.

72

L5 - Thema 3 - evaluatieblok - begrijpend lezen fictie

/1


Naam:

Datum:

Ik denk dat ik voor mijn toets /10 zal behalen. Ik vind dat voor mij: zeer goed. gewoon goed. een minder goed resultaat.

Nr.

Ik heb mijn toets nagekeken.

Dit wil ik over de toets vertellen: Ik vind de toets moeilijk/gemakkelijk. Ik begrijp vraag niet.

Je behaalde /10 op je toets. Ik vind dat voor jou: zeer goed. gewoon goed. een minder goed resultaat.

Ik geef je de volgende tips: Zoek het antwoord altijd op in de tekst. Lees de vragen volledig en met aandacht. Wees volledig. Geef alle info die je vindt.

L5 - Thema 3 - evaluatieblok - begrijpend lezen fictie

73


les 17

Evaluatieblok Domein: Onderwerp: Lesduur:

lezen begrijpend lezen non-fictie 50 minuten

Lesdoelen

Materialen

Getoetste doelen >> In voor hen bestemde informatieve teksten gewenste informatie afleiden, hoofdgedachte afleiden, relaties (oorzaak – gevolg). >> Schriftelijk antwoorden op vragen over verwerkte inhouden (informatie weergeven aan de hand van schema’s, informatie samenvatten). >> In voor hen bestemde informatieve teksten informatie vergelijken met eigen waarden en normen, reactie geven. >> Informatie selecteren in voor hen bestemde argumentatieve teksten: tegenargumenten vinden.

Folio >> toetsblad 1

Voorbereiding Kopieer voor elke leerling toetsblad 1. Je vindt de toets in een aanpasbaar Wordbestand in de zorg- en evaluatiemodule.

Instructies voor verbetering door de leraar Algemeen Schrijffouten worden niet als foutief gerekend. Vraagspecifiek Vraag 1: Elk juist antwoord levert een half punt op.

/2

Vraag 2: Elke gelijkenis of verschil levert een half punt op.

/2

Vraag 3a: De leerlingen mogen twee argumenten pro, twee argumenten contra of één argument pro en één argument contra geven. Elk argument levert 1 punt op.

/2

Vraag 4: Elk correct ingevulde oorzaak of gevolg levert 1 punt op.

/3

Vraag 5: Het zinsdeel ‘in een gezonde, veilige en beschermende omgeving’ levert 1 punt op.

/1 /10

76

L5 - Thema 3 - evaluatieblok - begrijpend lezen non-fictie


Naam:

Datum:

Nr.

Kindvriendelijke scholen

5

10

15

20

25

30

35

40

In vele landen werkt UNICEF samen met andere organisaties en met de lokale overheid om de scholen kindvriendelijker te maken. Maar wat is een kindvriendelijke school? Een kindvriendelijke school heeft goed opgeleide leraren die goede lessen geven in een gezonde, veilige en beschermende omgeving. Dat lijkt voor ons heel normaal: onze leraren hebben gestudeerd en over de lessen die ze geven wordt heel hard nagedacht. Onze lokalen hebben verwarming, we hebben veilige speelplaatsen en iedereen wordt gelijk behandeld. Maar dat is niet in alle landen zo. Mahazouna zit in het vierde leerjaar in Burundi, een land in Afrika. Zijn klas is gemaakt uit hout en stro. Wanneer het heel hard regent, gaat het dak soms stuk en wordt alles in de klas nat. Daarom neemt Mahazouna voor alle zekerheid ’s avonds al zijn spullen mee naar huis. In de klas staan banken om aan te werken. Het gebeurt wel eens dat een bank breekt omdat ze oud is. Er is geen ruimte om te sporten en er zijn ook geen toestellen of sportgerief. Mahazouna vertelt: “Ik hou van onze leraar! Hij kan goed lesgeven, maar hij kan niet naar iedereen luisteren, we zitten dit schooljaar immers met vijfenzestig leerlingen in de klas.” Vroeger had de school van Mahazouna geen toiletten. Ondertussen hebben enkele ouders toiletten gebouwd. En ook toiletten voor jongens en meisjes apart. Maar er zijn er nog steeds te weinig waardoor er tijdens de speeltijd lange wachtrijen staan en vele kinderen niet naar het toilet kunnen gaan. Mahazouna vertelt verder: “Elke middag wandel ik vijfenveertig minuten om thuis te gaan eten. Daardoor heb ik soms geen zin meer om naar school terug te keren in de namiddag. Op school hebben we geen refter of eetzaal. Dit schooljaar hebben we geleerd om zowel in de klas als op school solidair te zijn met de anderen. Onze leraar heeft ons ook geleerd om conflicten en meningsverschillen op te lossen zonder geweld te gebruiken. Maar sommige leraren slaan hun leerlingen als ze bijvoorbeeld een domme fout maken. Moeten ze zelf ook niet eens leren om problemen zonder geweld op te lossen?” Mahazouna en zijn vrienden leren op school over hygiëne en gezondheid: ze leren dingen die tijdens hun hele leven nog van pas komen en die ze ook verder kunnen aanleren aan hun familie. Zo heeft de school bijvoorbeeld een waterpomp, waardoor ze hun handen met zeep kunnen wassen.

Naar: www.unicef.be

L5 - Thema 3 - evaluatieblok - begrijpend lezen non-fictie

77


Naam:

1

2

Datum:

Vul de identiteitskaart in.

/2

BELGIE

BELGIQUE

BELGIEN

BELGIUM

identiteitskaart

carte d ’ identité

personalausweis

identity card

Vul de tabel aan. Geef twee gelijkenissen en twee verschillen tussen jouw klas en de klas uit Burundi. Gelijkenissen

78

Nr.

Verschillen

1

1

2

2

L5 - Thema 3 - evaluatieblok - begrijpend lezen non-fictie

/2


Naam:

3

Datum:

Nr.

Geef twee argumenten waarom je (niet) graag naar de school van Mahazouna zou gaan.

/2

4

Oorzaak en gevolg. Vul de tabel verder aan.

/3

Oorzaak Er zijn te weinig toiletten.

Gevolg

Elke middag wandelt Mahazouna vijfenveertig minuten om thuis te gaan eten.

De kinderen kunnen hun handen met zeep wassen.

5

Kruis aan.

/1

Een kindvriendelijke school is een school met goed opgeleide leraren die goede lessen geven in een gezonde, veilige en beschermende omgeving

L5 - Thema 3 - evaluatieblok - begrijpend lezen non-fictie

79


Naam:

Datum:

Ik denk dat ik voor mijn toets /10 zal behalen. Ik vind dat voor mij: zeer goed. gewoon goed. een minder goed resultaat.

Nr.

Ik heb mijn toets nagekeken.

Dit wil ik over de toets vertellen: Ik vind de toets moeilijk/gemakkelijk. Ik begrijp vraag niet.

Je behaalde /10 op je toets. Ik vind dat voor jou: zeer goed. gewoon goed. een minder goed resultaat.

Ik geef je de volgende tips: Zoek het antwoord altijd op in de tekst. Lees de vragen volledig en met aandacht. Wees volledig. Geef alle info die je vindt.

80

L5 - Thema 3 - evaluatieblok - begrijpend lezen non-fictie


les 17

Evaluatieblok spelling: dictee Domein: Onderwerp: Lesduur:

spelling kortetermijndictee thema 3 25 minuten

Samenhang

Materialen

Dit dictee gaat over de inhouden van de spellinglessen van thema 3: >> Vrije klinker oo als au geschreven + vrije klinker ie als i geschreven als fabrikant (les 5). >> Doffe klinker in achtervoegsel ig/ige + doffe klinker in achtervoegsel (e)lijk/(e)lijke + woorden uitgesproken met s geschreven als c (les 10). >> Werkwoorden in v.t. (les 14).

Folio >> toetsbladen 1 en 2

Hoofddoel van de toets (1 doel) >> Woorden met een vrije klinker oo als au geschreven (bv. restaurant) correct schrijven. >> Woorden met een vrije klinker ie als i geschreven (bv. fabrikant) correct schrijven. >> Woorden die eindigen op ig correct schrijven. >> Woorden die eindigen op lijk correct schrijven. >> Woorden uitgesproken met s geschreven als c (bv. circus) correct schrijven. >> Persoonsvormen in de verleden tijd correct vervoegen.

Voorbereiding >> Kopieer voor elke leerling toetsblad 1. >> Kopieer voor heel zwakke spellers toetsblad 2 met het zorgdictee (dispenserende maatregel).

Kortetermijndictee (25 minuten) 1 Woorden Dicteer de zin. Herhaal het woord dat de leerlingen moeten opschrijven. De leerlingen herhalen het woord hardop en schrijven het op in de zin. 1 2 3 4 5 6 7 8 9

Wij hebben een goede skileraar. Wil jij onze vrijwilliger zijn? Mijn favoriete maand is februari. De tafel staat mooi horizontaal. De schade was toch aanzienlijk. Vind jij nog een telefooncel? Ik maak het schriftelijke werk. Wat een vuiligheid in deze stad! Kreeg jij gisteren een cadeau?

L5 - Thema 3 - evaluatieblok - spelling: dictee

83


10 Voor een paspoort moet je naar de burgerlijke stand. 11 Oefen grondig voor deze toets! 12 Hoeveel cent kost dit snoepje? 13 Mijn persoonlijke mening vertellen vind ik moeilijk. 14 Mama werd gisteren vijfendertig jaar. 15 Ik oefen regelmatig voor Frans. Correctie dictee - woorden Deze vraag staat op 15 punten. Elk vetgedrukt woord staat voor één punt. Uit spellingles

Transfer

Woorden

skileraar, vrijwilliger, schriftelijke, grondig, regelmatig

februari, horizontaal, aanzienlijk, telefooncel, vuiligheid, Kreeg, burgerlijke, cent, persoonlijke, werd

Totaal /15

/5

/10

2 Zinnen Lees de zin (niet de leestekens, die moeten de leerlingen zelf identificeren). Lees de zin nogmaals, maar traag en in zinsdelen. De leerlingen schrijven ondertussen de zin op. Als het nodig is, kun je de zin nogmaals traag dicteren. 1 De chauffeur tankte aanvankelijk te weinig benzine. 2 Wenste ik je proficiat met je mooie cijfer? 3 De piraten roofden bloeddorstig de noordelijke oceaan leeg. 4 De organisatie liep niet vlot. 5 Precies op tien december was er koninklijk bezoek in het winkelcentrum. 6 Met een ongelooflijk geraas is de helikopter in een paar minuten bij het restaurant geland. Correctie dictee - zinnen Deze vraag staat op 30 punten. >> Voor elk fout geschreven vetgedrukt woord verliest de leerling 1 punt. >> Voor elke hoofdletter die vergeten werd, verliest de leerling 0,5 punt. >> Voor elk leesteken dat vergeten werd, verliest de leerling 0,5 punt. In zinsverband

Uit spellingles

Transfer

chauffeur, aanvankelijk, benzine, proficiat, cijfer, piraten, oceaan, organisatie, Precies, december, koninklijk, winkelcentrum, helikopter, restaurant, ongelooflijk, minuten

tankte, Wenste, roofden, bloeddorstig, noordelijke, liep, was, geland

Hoofdletters

De, Wenste, De, De, Precies, Met

Leestekens

5 x punt en 1 x vraagteken op het einde van de zin

Totaal /30

/16

/14

Correctie zorgdictee - woorden en zinnen Deze vraag staat op 24 punten. Voor elk fout geschreven vetgedrukt woord verliest de leerling 1 punt.

84

L5 - Thema 3 - evaluatieblok - spelling: dictee

TIP! Heel zwakke spellers kun je laten werken met het zorgdictee. Bij het zorgdictee worden de transferwoorden als kopieerwoorden aangeboden en worden geen leestekens beoordeeld (dispenserende maatregel). Verduidelijk voor deze leerlingen de werkwijze van een visueel dictee: lezen – bedekken – schrijven – controleren. De woorden die ze niet op die manier kunnen schrijven, zijn woorden die ze al schreven in de spellinglessen.


Naam:

Datum:

Nr.

Dictee thema 3 kortetermijndictee Woorden

/15

1 Wij hebben een goede 2 Wil jij onze

. zijn?

3 Mijn favoriete maand is

.

4 De tafel staat mooi

.

5 De schade was toch 6 Vind jij nog een 7 Ik maak het 8 Wat een 9

. ? werk. in deze stad! jij gisteren een cadeau?

10 Voor een paspoort moet je naar de 11 Oefen 12 Hoeveel 13 Mijn 14 Mama 15 Ik oefen

stand. voor deze toets! kost dit snoepje? mening vertellen vind ik moeilijk. gisteren vijfendertig jaar. voor Frans.

L5 - Thema 3 - evaluatieblok - kortetermijndictee

85


Naam:

Datum:

Zinnen

/30

1

2

3

4

5

6

Ik denk dat ik voor mijn toets behalen. Ik vind dat voor mij: zeer goed. goed. niet goed.

/35 zal

Dit wil ik over de toets vertellen:

Je behaalde /35 op je toets. Ik vind dat voor jou: zeer goed. goed. niet goed.

Ik geef je de volgende tips:

86

L5 - Thema 3 - evaluatieblok - kortetermijndictee

Nr.


Naam:

Datum:

Zorgdictee thema 3

Nr.

Woorden

1

Wij hebben een goede

2

Wil jij onze

februari

3

Mijn favoriete maand is

horizontaal

4

De tafel staat mooi

aanzienlijk

5

De schade was toch

telefooncel

6

Vind jij nog een

7

Ik maak het

vuiligheid

8

Wat een

9

. zijn? . . . ? werk. in deze stad! jij gisteren een cadeau?

burgerlijke

10 Voor een paspoort moet je naar de

11 Oefen

cent

12 Hoeveel

persoonlijke 13 Mijn

14 Mama

15 Ik oefen

stand. voor deze toets! kost dit snoepje? mening vertellen vind ik moeilijk. gisteren vijfendertig jaar. voor Frans.

L5 - Thema 3 - evaluatieblok - zorgdictee

89


Naam:

Datum:

Nr.

Zinnen 1 De

te weinig . ik je

2

met je mooie

? bloeddorstig - noordelijke de

3 De leeg. niet vlot.

4 De op tien

5

er

bezoek in het

.

geraas is de

6 Met een

in een paar

bij het

Ik denk dat ik voor mijn toets behalen. Ik vind dat voor mij: zeer goed. goed. niet goed.

.

/24 zal

Dit wil ik over de toets vertellen:

Je behaalde /24 op je toets. Ik vind dat voor jou: zeer goed. goed. niet goed.

Ik geef je de volgende tips:

90

L5 - Thema 3 - evaluatieblok - zorgdictee


les 17

Evaluatieblok controledictee Domein: Onderwerp: Lesduur:

spelling controledictee 1 (thema 1-3) 25 minuten

Samenhang

Materialen

Dit dictee gaat over de inhouden van de spellinglessen van thema 1, 2 en 3.

Folio >> toetsbladen 1 en 2

Hoofddoel van de toets (1 doel) >> Woorden die eindigen op ig correct schrijven. >> Woorden die eindigen op lijk correct schrijven. >> Woorden met een vrije klinker in open lettergrepen correct schrijven. >> Woorden met een verdubbeling van de medeklinker correct schrijven. >> Hoofdletters gebruiken en erover reflecteren bij aardrijkskundige namen. >> Woorden met g of ch correct schrijven. >> Woorden met gt of cht correct schrijven. >> Woorden de eindigen op d of t en b of p correct schrijven. >> Persoonsvormen in de tegenwoordige tijd correct vervoegen. >> Werkwoordsvormen die geen persoonsvorm zijn correct schrijven. >> Afkortingen correct schrijven. >> Woorden met ei en ij correct schrijven. >> Woorden met au en ou correct schrijven. >> Vreemde woorden met a correct schrijven. >> Woorden met een vrije klinker oo als au geschreven (bv. restaurant) correct schrijven. >> Woorden met een vrije klinker ie als i geschreven (bv. fabrikant) correct schrijven. >> Persoonsvormen in de verleden tijd correct vervoegen. >> Woorden met s als c correct schrijven.

Voorbereiding >> Kopieer voor elke leerling toetsblad 1. >> Kopieer voor heel zwakke spellers toetsblad 2 met het zorgdictee (dispenserende maatregel).

L5 - Thema 3 - evaluatieblok - controledictee

93


Langetermijndictee (25 minuten) 1 Woorden Dicteer de zin. Herhaal het woord dat de leerlingen moeten opschrijven. De leerlingen herhalen het woord hardop en schrijven het op in de zin. 1 Kun jij deze kwade man tegenhouden? 2 Ik ben moe. Nochtans heb ik acht uur geslapen. 3 Ken je iets van EHBO? 4 Deze koek smaakt afgrijselijk/afgrijslijk. 5 Wil jij de juf verwittigen? 6 Het voorstel botst op veel weerstand. 7 Kun je een steen doen drijven? 8 Papa stopt bij een wegrestaurant. 9 Laad de auto uit! 10 Hoe groot is de binnencirkel? 11 Er is een groot onderscheid tussen zoet en zuur. 12 De farao werd begraven in een piramide. 13 Wie krijgt er gelijk in dit proces? 14 Wij hebben een grote familie. 15 Hij raadt me dit menu aan. Correctie dictee en zorgdictee - woorden Deze vraag staat op 15 punten. Elk vetgedrukt woord staat voor 1 punt. Woorden

Uit spellingles

Transfer

tegenhouden, EHBO, afgrijselijk, onderscheid, farao, proces, familie

verwittigen, weerstand, drijven, wegrestaurant, binnencirkel, raadt

Hoofdletters Totaal /15

Nochtans, Laad /7

/8

2 Zinnen Lees de zin (niet de leestekens, die moeten de leerlingen zelf identificeren). Lees de zin nogmaals, maar traag en in zinsdelen. De leerlingen schrijven ondertussen de zin op. Als het nodig is, kun je de zin nogmaals traag dicteren. 1 De aardige medewerker antwoordt op mijn vraag over planeten. 2 De aartslelijke kapitein werd het slachtoffer van een misdaad. 3 Kunnen chauffeurs zonder benzine naar Duitsland rijden? 4 Die jeugdige professor beklimt een berg in Griekenland om een gebouw te onderzoeken. 5 Het gemeentelijk rampenplan wordt afgekondigd. 6 Red een dier uit het dierenasiel! Correctie dictee - zinnen Deze vraag staat op 30 punten. >> Voor elk fout geschreven woord in vetjes verliest de leerling 1 punt. >> Voor elke hoofdletter die vergeten werd, verliest de leerling 0,5 punt. >> Voor elk leesteken dat vergeten werd, verliest de leerling 0,5 punt.

94

L5 - Thema 3 - evaluatieblok - controledictee

TIP! Heel zwakke spellers kun je laten werken met het zorgdictee. Bij het zorgdictee worden de transferwoorden als kopieerwoorden aangeboden en worden geen leestekens beoordeeld (dispenserende maatregel). Verduidelijk voor deze leerlingen de werkwijze van een visueel dictee: lezen – bedekken – schrijven – controleren. De woorden die ze niet op die manier kunnen schrijven, zijn woorden die ze al schreven in de spellinglessen.


In zinsverband

Uit spellingles

Transfer

medewerker, aartslelijke, kapitein, misdaad, benzine, Duitsland, jeugdige, professor

aardige, antwoordt, planeten, werd, slachtoffer, kunnen, chauffeurs, rijden, beklimt, Griekenland, gebouw, gemeentelijk, wordt, afgekondigd, Red, dierenasiel

Hoofdletters

De, De, Kunnen, Die, Het, Red

Leestekens

4 x een punt, 1 x een vraagteken, 1 x een uitroepteken

Totaal /30

/8

/22

Correctie zorgdictee - woorden en zinnen De vraag over zinnen staat op 24 punten. Voor elk fout geschreven vetgedrukt woord verliest de leerling 1 punt.

Na de les Maak een foutenanalyse voor elke leerling in de zorg- en evaluatiemodule. De zorg- en evaluatiemodule biedt: >> een overzicht van de behaalde scores, gekoppeld aan percentielen en zones (leerlingvolgsysteem). >> een takenpakket per leerling om onvoldoende beheerste inhouden bij te werken (incl. verlengde instructie). Je kunt de foutenanalyse ook op papier maken (met het foutenrooster o p. XX). Op basis daarvan kun je een takenpakket per leerling samenstellen. Let op! In het rooster wordt verwezen naar de H-bladen uit de differentiatieblokken van de voorbije 3 thema’s. Het is dus mogelijk dat een leerling twee keer hetzelfde blad maakt. De zorg- en evaluatiemodule biedt voor de remediëring nieuw remediërend oefenmateriaal.

L5 - Thema 3 - evaluatieblok - controledictee

95


nr naam 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 Totaal

-(e)lijk(e)

-ig( e)

totaal op woorden in zin op zinnen op

Hoorfouten

Onthoud-fouten vreemde woorden met a

Score

oo als au

Controledictee 1 Regelfouten verenkelen

96 hoofdlettters

Foutenrooster

pv. in t.t. pv. in v.t. geen pv.

Werkwoorden

Leerjaar 5

Foutenrooster controledictee foutenrooster controledictee

L5 - Thema 3 - evaluatieblok - foutenrooster controledictee verdubbelen

gt/cht

d, t, b, p op het einde

afkortingen

s als c

ie als i

g/ch

au/ou

ei/ij


Naam:

Datum:

Nr.

Controledictee 1 controledictee Woorden

/15

1 Kun jij deze kwade man

? heb ik acht uur geslapen.

2 Ik ben moe.

?

3 Ken je iets van

.

4 Deze koek smaakt ?

5 Wil jij de juf

.

6 Het voorstel botst op veel ?

7 Kun je een steen doen .

8 Papa stopt bij een 9 10 Hoe groot is de 11 Er is een groot 12 De

de auto uit! ? tussen zoet en zuur. werd begraven in een piramide. ?

13 Wie krijgt er gelijk in dit .

14 Wij hebben een grote 15 Hij

me dit menu aan.

L5 - Thema 3 - evaluatieblok - controledictee

97


Naam:

Datum:

Zinnen

/30

1

2

3

4

5

6

Ik denk dat ik voor mijn toets behalen. Ik vind dat voor mij: zeer goed. goed. niet goed.

/45 zal

Dit wil ik over de toets vertellen:

Je behaalde /45 op je toets. Ik vind dat voor jou: zeer goed. goed. niet goed.

Ik geef je de volgende tips:

98

L5 - Thema 3 - evaluatieblok - controledictee

Nr.


Naam:

Datum:

Controlezorgdictee 1

Nr.

Woorden

1

Kun jij deze kwade man

2

Ik ben moe.

3

Ken je iets van

4

Deze koek smaakt

verwittigen

5

Wil jij de juf

weerstand

6

Het voorstel botst op veel

drijven

7

Kun je een steen doen

wegrestaurant

8

Papa stopt bij een

9 binnencirkel

10 Hoe groot is de

11 Er is een groot

12 De

13 Wie krijgt er gelijk in dit

14 Wij hebben een grote

15 Hij

? heb ik acht uur geslapen. ? . ? . ? . de auto uit! ? tussen zoet en zuur. werd begraven in een piramide. ? . me dit menu aan.

L5 - Thema 3 - evaluatieblok - controlezorgdictee

101


Naam:

Datum:

Nr.

Zinnen aardige - planeten op mijn vraag

1 De over

.

slachtoffer het

2 De van een

.

chauffeurs - rijden zonder

3

naar

? Griekenland - gebouw een berg in

4 Die om een

te onderzoeken.

gemeentelijk 5 Het

rampenplan

.

dierenasiel 6

102

een dier uit het

L5 - Thema 3 - evaluatieblok - controlezorgdictee

!


Naam:

Datum:

Ik denk dat ik voor mijn toets behalen. Ik vind dat voor mij: zeer goed. goed. niet goed.

/24 zal

Nr.

Dit wil ik over de toets vertellen:

Je behaalde /24 op je toets. Ik vind dat voor jou: zeer goed. goed. niet goed.

Ik geef je de volgende tips:

L5 - Thema 3 - evaluatieblok - controlezorgdictee

103


106


Hulptips



Je kunt individuele leerlingen schouderklopjes geven, hen aanmoedigen, naast hen gaan zitten (op dezelfde hoogte), hun problemen delen ...

Je roept de voorkennis rond een onderwerp op door bijvoorbeeld naar eigen ervaringen te vragen.

Je kunt via hoeken- en contractwerk leerlingen zelf hun leertraject laten uitstippelen.

Je kunt kiezen voor werkvormen met veel interactie.

Je kunt aparte opdrachten voorzien voor leerlingen die sneller klaar zijn.

Je kunt het succes in de kijker zetten.

Je kunt leerlingen extra tijd geven.

Je kunt activiteiten in kleinere kring doen om taalzwakkere leerlingen meer aan bod te laten komen.

2

3

4

5

6

7

8

9

Je kunt snellere leerlingen uitdagen om een gelezen tekst met een andere tekst te vergelijken (van structurerend naar beoordelend verwerkingsniveau).

Je kunt leerlingen zelf laten bepalen hoe lang hun verhaal zal zijn.

Je kunt de wereld van de taak inzichtelijker maken: de taak eerst laten beleven (= concrete hier-en-nuwereld) en dan laten verwoorden wat ze gedaan hebben (= daar-en-toen + abstracter perspectief ).

Je kunt op zoek gaan naar motiverende taken. Hoe maak je een taak motiverend? Vertrekken vanuit eigen ervaringen en interesses, de activiteit situeren in een zinvol kader, humor gebruiken, de fantasie van leerlingen prikkelen ...

Je kunt verschillende didactische werkvormen gebruiken om op de leerstijlen van de leerlingen in te spelen.

Je kunt de taalelementen/tekst aanpassen: alle leerlingen krijgen dezelfde leestaak, maar tragere lezers krijgen een iets kortere tekst dan snellere lezers.

Je kunt leerlingen eerst mondeling verslag laten uitbrengen voor ze aan hun schriftelijk verslag beginnen.

Je kunt de opdracht vereenvoudigen: de output aanpassen (bv. een tekening laten maken i.p.v. een talige neerslag eisen), minder output vragen ...

Je kunt het publiek aanpassen: je kunt de opdracht aanpassen zodat sterkere leerlingen de taak maken voor onbekende leeftijdgenoten en dat zwakkere leerlingen zich tot bekende leeftijdsgenoten mogen richten.

Je kunt het verwerkingsniveau aanpassen: een andere vraag of opdracht voorzien voor taalsterke/taalzwakke leerlingen.

11

12

13

14

15

16

17

18

19

20

Je kunt het doel van de taak nog een keer duidelijk maken, focussen op de relevante elementen.

Je kunt betekenisonderhandelingen voeren over de woordenschat in de taak. Dat doe je door te ‘onderhandelen’ over de betekenis van moeilijke woorden en door samen met de leerlingen te zoeken naar betere verwoordingen.

Je kunt visuele hulp bieden: de activiteit voordoen, voorwerpen tonen, de computer inzetten, foto’s/video's laten zien, naslagwerken ter beschikking stellen ...

Je kunt individuele gesprekjes aanknopen met leerlingen en inspelen op wat zij inbrengen en proberen te zeggen.

Je kunt bewuster omspringen met figuurlijk, moeilijk en abstract taalgebruik.

21

22

23

24

25

Ondersteuning

Je kunt schrijfproducten echt opsturen.

10

Betekenisvolle taken

Je kunt verschillende materialen aanbieden en de leerlingen inspraak geven bij het selecteren van het leesmateriaal. Dat vergroot motivatie en betrokkenheid.

1

Positief, veilig en rijk klimaat

Brede basiszorg

FASE 0

FASE 0

Hulptips TALENT

L5 - Thema 3 - hulptips TALENT

109


110

L5 - Thema 3 - hulptips TALENT

Hebben veel leerlingen een gelijkaardig probleem, dan kun je de taak stilleggen en met de leerlingen reflecteren over het probleem en de oplossingsstrategieën bepalen.

Je kunt op het einde van de taak het leerproces van een leerling doorlopen.

Je kunt sommige leerlingen extra oefeningen geven, anderen individuele ondersteuning.

Tutorlezen: je kunt een of twee lestijden per week een zwakkere lezer naast een betere lezer plaatsen. De betere lezer die fungeert als tutor kan een medeleerling of een leerling uit een hogere klas zijn.

27

28

29

30

Je kunt de instructies vergemakkelijken door ze op te delen in stapjes. Ook de opdrachten zelf kunnen opgesplitst worden in tussenopdrachten en subtaken.

Je kunt taalzwakkere leerlingen een verlengde instructie geven.

Je kunt een leestekst in stukken verdelen en na elk stuk vragen formuleren.

32

33

34

Je kunt nieuwe leerlingen de opdracht geheel of gedeeltelijk in de eigen taal laten oplossen.

Je kunt sommige leerlingen hulpmiddelen aanbieden zoals een woordenboek, zodat ze de taak zelfstandig kunnen uitvoeren.

Je kunt sommige leerlingen hun schriftelijke opdracht mondeling laten toelichten.

Taalzwakkere leerlingen kunnen gebruikmaken van spellinglijsten en regelkaarten.

Je kunt bij een boekbespreking een boek uit reeksen voor leerlingen die moeilijk lezen ter beschikking stellen of een filmbespreking toelaten.

Je kunt extra tijd geven voor dictee of een gatendictee geven, waarbij de leerling niet de hele zin maar enkel het woord uit het woordpakket moet invullen.

Je kunt een tekst/opdracht voorlezen in plaats van de leerling zelf te laten lezen.

36

37

38

39

40

41

42

Je kunt taken zo herwerken voor bepaalde leerlingen dat ze geen talige reactie vergen (bv. kruisje laten zetten, laten aanwijzen ...).

Je kunt de leerling vrijstellen van dictees die ver boven zijn niveau liggen en hem dictees geven die hij aankan. Spreek die bv. in op een actuele geluidsdrager en laat hem die met een koptelefoon tegelijk maken met de andere leerlingen.

Je kunt bij een schrijfopdracht de inhoud laten primeren op de vorm: spellingfouten en zinsbouw tellen niet mee.

Flexibele leerwegen: leerweg uitstippelen op maat van de leerling door bijvoorbeeld de leerling de taalles te laten volgen in een lager leerjaar.

43

44

45

46

Dispenserende maatregelen (De leerling vrijstellen van bepaalde activiteiten, vakonderdelen, vakken of doelen en die vervangen door evenwaardige activiteiten en doelen.)

Je kunt sommige leerlingen structureel meer tijd geven om aan schriftelijke opdrachten te werken.

35

Compenserende maatregelen (Hulpmiddelen aanbieden die het leren vergemakkelijken, waardoor de leerling de doelen wel kan bereiken.)

Pre-teaching: bij pre-teaching krijgen zwakkere leerlingen vóór de les al uitleg over de essentiële stukken leerstof. Op die manier krijgen ze twee keer de instructie.

31

Remediërende maatregelen (Door effectieve vormen van aangepaste instructie en specifieke oefening bepaalde vaardigheden op een hoger niveau brengen en zo de tekorten bij bepaalde leerlingen wegwerken. Je wilt de verschillen tussen de leerlingen zo klein mogelijk maken.)

Je kunt bewust met heterogene groepen werken, zodat sterkere leerlingen minder sterke leerlingen kunnen helpen.

26

FASE 2

FASE 2

FASE 1

FASE 1

FASE 0



580265 / 2

vanin.be


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.