accent
Spelling
Stappenboek 6 Filip Casier Coรถrdinatie Jan Seys Pieter Van Biervliet
Met medewerking van Maarten Dumoulin Myriam Monstrey Herlinde Roose Stijn Storme Annelore Tanghe Peter Willems
Tijd voor Taal accent
Woordpakket 1
H 1
Vul de letters aan zodat je een woord uit de woordpakketten bekomt. Schrijf de woorden volledig op in je oefenschrift. ■
n
■ ■ ■
■ ■ ■ ■ ■
i i
■ ■
r
n n
■ ■
t
n ■ ■ ■ ■ ■
■
■ ■ ■ ■ ■
■ ■ ■ ■ ■
i
■ ■
■ ■
■ ■ ■ ■
■ ■ ■ ■
t
e
s
i
■ ■ ■ ■
■ ■ ■ ■ ■
■ ■ ■ ■
n
■ ■ ■ ■ ■ ■
■
s
2
Noteer alle woorden uit de woordpakketten die met een hoofdletter beginnen in je oefenschrift.
3
Noteer alle meervouden en verkleinwoorden uit de woordpakketten en schrijf ook het grondwoord op. meervoud
grondwoord
verkleinwoord
grondwoord
4
Noteer alle woorden uit de woordpakketten waarin een c voorkomt en rubriceer ze naar cola (als k uitgesproken) of naar cent (als s uitgesproken).
5
Rangschik de woorden alfabetisch en schrijf ze in je oefenschrift. 1 radio – fabrikant – diploma – handtekening – akkoord – januari 2 onmiddellijk – politie – station – ontdekken – televisie – professor – theater
2
Tijd voor Taal accent
Woordpakket 1
V 1
Schrijf in je oefenschrift de woorden in het meervoud. Je kunt gebruikmaken van het groene boekje. fabrikant televisie kapitein controle café
station dinosaurus professor commissaris radio
2
Zoek nog vijf woorden net als Sint-Niklaas.
3
Rangschik de woorden alfabetisch en noteer ze in die volgorde in je oefenschrift. 1 camera’s – centrum – cent – concert – controleren – corner 2 politieagent – precies – praktijk – pannenkoeken – pallet – Parijs
4
Zoek in de woordpakketten zes woorden waarin de medeklinker verdubbeld wordt (om de klank kort te houden). Schrijf ze in je oefenschrift en kleur de korte klank telkens in het groen.
5
Maak een zo lang mogelijke woordketting met de woorden uit de woordpakketten. Elk woord mag maar eenmaal voorkomen. Je slang moet uit minstens zes woorden bestaan! 3
Tijd voor Taal accent
Woordpakket 2
H Schrijf de woorden los van elkaar.
e
1
2
ie em d i p
ite ideaall
ratuurindia
bio g log ischa ialoo merikaanpositiefd
Vorm met de lettergroepen woorden uit het woordpakket. nie
pi o
te
nis ni
rie mi vi
in di
3
du
4
mum a maf
fi
ni tuur a
mi
Oeps! De klinkers zijn uit de woorden verdwenen! Schrijf de woorden uit het woordpakket volledig en correct op. Op elke stip hoort een klinker. m • n • st • r • • l•t•r•t••r m•n••t••r m•n•m•m
4
mi
b • • l • g • sch d • t • ct • v • • nd • v • d • •m•r•k••n
Zoek bij de tekeningen het woord uit het woordpakket dat erbij past.
• nd • • • n
Tijd voor Taal accent
Woordpakket 2
V 1
Schrijf alle zelfstandige naamwoorden uit het woordpakket op.
2
Vervang het wolkje, zodat je een woord uit het woordpakket bekomt. iatuur imum
isterie vita e
Doe hetzelfde met het sterretje. op ie dia dianen
m imum dividu vitam e
Waardoor moet je het wolkje en het sterretje vervangen?
3
Zoek vijf woorden net als fabrikant en radio die niet in het woordpakket staan.
4
Vul de zinnen op passende wijze aan met een van de volgende woorden. minister – individuele – biologie – Amerikanen – vitaminepreparaten – literaire 1 Ik zou later graag
studeren en dan nog het liefst plantkunde.
2 Een topsporter neemt regelmatig 3 De eerste
staat aan het hoofd van de federale regering.
4 De boeken van Harry Potter zijn 5 De
. kunstwerkjes.
zijn verlekkerd op hamburgers.
6 Sommige blinden hebben een hond als
begeleider.
5
Tijd voor Taal accent
Werkwoorden 1
H 1
Schrijf de persoonsvormen en het onderwerp van de zinnen op. Opeens hoorde ik een eigenaardig gekwetter. Ik opende opnieuw mijn ogen. Nog geen tien seconden later vlogen vier vleermuizen de hut binnen. (…) Waarschijnlijk vlogen ze daarom naar boven. Heel stil bleven ze daar zitten. Voorzichtig stapte ik uit de hangmat. Ik ging op mijn tenen staan. Ik strekte mijn arm zo ver mogelijk naar boven. Met het spuitbusje op nog geen meter afstand van de vier monsters gaf ik hen de volle lading. (Uit: Het meisje uit de jungle, Patrick Lagrou)
2
Schrijf de onderstreepte woorden over en noteer er het passende cijfer van het werkwoordschema bij. Meneer Stevens was (…) de enige van de familie met een baan. Hij werkte (…) in een tandpastafabriek. Hij stond (…) de hele dag aan een lopende band (…). Hij schroefde (…) de dopjes op de tubes tandpasta. Maar een tandpastadopjes-schroever wordt (…) nooit erg goed betaald (…). (Uit: Sjakie en de chocoladefabriek, Roald Dahl)
3
Vul de juiste vorm van het werkwoord in. (tegenwoordige tijd / voltooid deelwoord)
De herdershond (waken) over de veiligheid van de schapen. De lawinehond (redden) mensenlevens. De blindengeleidehond (begeleiden) zijn meester. De dag van de plattelandsdierenarts (verdelen) zich over consultaties in zijn praktijk, waar hij zich (bezighouden) met gezelschapsdieren, en de verplaatsingen naar de landbouwbedrijven, waar hij de dieren van de boerderij verzorgt. Spoedgevallen, moeilijke geboorten of routinebezoeken: hij (kijken) toe op de goede gezondheid van alle dieren. Hij (hebben) dan ook een druk programma. Tegenwoordig is elke boerderij een minilandbouwbedrijf (worden). De dierenarts (verzorgen) dan ook niet alleen de zieke dieren, hij (volgen) de hele kudde. Zijn wagen is speciaal (inrichten). (Uit: Wapiti 151/149)
6
Tijd voor Taal accent
Werkwoorden 1
V 1
Schrijf de persoonsvorm en het onderwerp op van de volgende zinnen. Op een morgen klonk het traditionele bezoekersgefluit. Enkele mannen van de Kakashiwe-teri kwamen met het goede nieuws dat het hele dorp werd uitgenodigd op een groot feest. Ik wreef in mijn handen toen ik het hoorde. Dit was de laatste grote scène die nog aan mijn videofilm ontbrak. Nog geen week later vertrokken we. Het volledige dorp had zijn hebben en houden ingepakt. Zoals alle andere vrouwen droeg Hiyomi een zware mand op haar rug. (…) Een feest gaf altijd aanleiding tot een intensieve ruil. In mijn eigen rugzak had ik naast persoonlijke spullen al het materiaal weggestopt dat ik nodig had om te fotograferen en te filmen. (Uit: Het meisje uit de jungle, Patrick Lagrou)
2
Schrijf het werkwoord correct op (tegenwoordige tijd / voltooid deelwoord) en schrijf er ook het passende cijfer van het werkwoordschema bij.
De witlipdolfijn: Hij (zijn) (…) een sociale soort en (leven) (…) vaak in scholen. Met zijn witte mond (lokken) (…) hij zijn lievelingsmaaltijd: pijlinktvissen. (schieten) (…) razendsnel voorbij aan meer dan 50 km/uur en De Dall-bruinvis: Hij (laten) (…) daarbij een spoor van schuim achter zich. (kunnen) (…) een half uur onder water blijven! Zijn huid is De gramper: Hij (doorklieven) (…) met littekens die werden (toebrengen) (…) door soortgenoten en pijlinktvissen waarop hij (jagen) (…). (houden) (…) van troebel water en (zwemmen) De Irrawady-dolfijn: Hij (…) ook vaak in rivieren. Hij (verplaatsen) (…) zich soms achterwaarts op zijn staart en (spetteren) (…) water op de mensen die hij (benaderen) (…). De narwal: Hij Bij de mannetjes Met dit zwaard
(worden) (…) ook de eenhoorn van de zee (noemen) (…). (groeien) (…) een van de tanden uit tot een gedraaide slagtand. (kunnen) (…) hij zijn soortgenoten uitdagen.
(hebben) (…) geen rugvin. Zijn afgeplatte lichaam De zuidelijke gladde dolfijn: Hij heeft H. Melville (inspireren) (…), de auteur van Moby Dick. (Uit: Wapiti 153)
7